Docenten Handleiding
Introductie In het kader van het project “Werk aan de Wereld” is een lessenserie ontwikkeld, gebaseerd op 4 lessen en een thema-dag. Bij het samenstellen van de lessen is uitgegaan van een lesduur van 60 minuten. We geven suggesties voor uitbreiding tot 90 minuten. Waarom werken aan de wereld? Leerlingen kijken MTV, luisteren naar internationale muziek, bezoeken diverse vakantielanden, hun leven wordt beïnvloed door internationale ontwikkelingen, ze worden beïnvloed door meningen over buitenlandse ontwikkelingen. Kortom diverse redenen om je als wereldburger te verdiepen in die wereld. Werken aan de wereld is meer dan weer geld storten op een rekening voor hongerende kinderen, weer machteloos kijken naar oorlogen en slachtoffers daarvan. Het is ook het ontdekken van de kracht van andere landen en ontdekken welke mogelijkheden leerlingen hebben om een bijdrage te leveren. Daarom steunt dit programma ook op twee pijlers: Kennis opdoen over ontwikkelingen in andere landen. We hebben voor dit jaar het thema armoede gekozen omdat het uitwerken van alle millenniumdoelen een te ruime opdracht zou zijn. Wel ontvangen jullie voor les 1 de millenniumdoelen en de resultaten tot nu toe. Lesprogramma: Les 1
Kennismaken met de Millenniumdoelen Bespreken aan de hand van citaten waarom we wereldburgers zijn
Les 2
Wat is armoede en wat gebeurt er met bestrijden van armoede
Les 3
Microkrediet als vorm van actieve hulp voor iedereen
Les 4
Verwerken van info door het maken van een product voor de thema-dag Thema-dag: Ochtend: deelnemen aan theatervoorstelling van de afdeling artiest en/of films (movies that matter). Middag: presentatie van de producten die gemaakt zijn in les 4, eventueel prijsuitreiking
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
1
Les 1 - Millenniumdoelen en Wereldburgerschap Doelen:
leerlingen kennen het programma “Werken aan de Wereld” Leerlingen weten wat wereldburgerschap is en waarom zij wereldburgers zijn
Methode:
Leerlingen maken kennis met uitspraken van BN’ers ontwikkelingsproblematiek en formuleren een eigen mening
en
politici
over
Wat gaan we doen? Voor de echte les start, wordt door de leerlingen een vragenlijst ingevuld. Deze vragenlijst wordt op internet ingevuld. Gegevens hierover volgen nog. Het waarom wordt hierna toegelicht: Het meten van het effect van de lessenseries en andere activiteiten in het kader van ‘Werken aan de Wereld’, is verplicht vanuit de subsidie die we ervoor gekregen hebben. De enquête is anoniem. Het studentnummer is alleen nodig om de voor- en nameting aan elkaar te kunnen koppelen, en niet om de naam van de student erbij te zoeken. De studenten moeten de enquête zo eerlijk mogelijk invullen, daarom vindt het aan het begin van de les plaats. Foute antwoorden bestaan niet, we willen alleen meten of en hoe de lessenserie effect heeft. 1. Uitvoering 0-meting van VSO/NCDO 2. Bespreken: wat is wereldburgerschap, waarom wereldburgers 3. Millenniumdoelen. Waarom en wat is het www.een.nl - http://www.een.nl/wat-zijn-dedoelen 4. Spelen spel “Millennium tycoon” www.millenniumtycoon.nl De handleiding van het spel is bijgevoegd. Nabespreken spel: hoe heb je het aangepakt en wie heeft het meest voldaan aan de doelen? 5. Filmpjes op www.stopdederdewereld.nl (korte fragmenten en een wat lagere film over kindersterfte en eerlijke handel 25 minuten elk) even zelf kijken of je de humor geschikt vindt voor je klassen.
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
2
WERELDBURGERSCHAP
Wereldburgerschap is beseffen dat je, terwijl je hier leeft, toch betrokken bent bij de wereld buiten de landsgrenzen; Je bent je ervan bewust dat de wereld niet ophoudt bij jouw directe gezichtsveld of bij de grenzen van je land. Je toont respect en empathie voor mensen uit andere delen van de wereld, of ze nu hier of daar wonen. Je reflecteert op je verbondenheid met wat er buiten de landsgrenzen gebeurt en op wat dat voor jou en anderen betekent.
Een wereldburger is er zich van bewust dat de wereld groter is dan de grenzen van zijn land. Een wereldburger beseft dat zijn leven hier verbonden is met het leven van mensen in andere landen. Een wereldburger heeft respect voor mensen uit andere delen van de wereld. Een wereldburger heeft begrip van de situatie van burgers uit andere, vaak armere landen en handelt daar ook naar. Een wereldburger vindt het belangrijk om veel te weten over de wereld om hem heen.
Je voorkomt binnensluiten (het opleggen van groepsnormen) en buitensluiten. Je bent bereid zelf stappen te nemen om samen te werken aan wederzijds respect, duurzaamheid, eerlijke verdeling van rijkdommen, rechtvaardigheid, vrede en veiligheid.
Opdracht 1 In de omschrijving van wereldburgerschap staan een aantal kenmerken die te maken hebben met houding en vaardigheden. Laat de leerlingen overdenken welke houding en vaardigheden zij zelf bezitten en wat ze van die Pilotversie Lessenserie van de Wereld 3 uitspraken vinden. Bespreek inWerk de groep.
Millenniumdoelen In 2000 werd de Millenniumverklaring - die de basis vormt voor de millenniumdoelen - unaniem door de VN-lidstaten aangenomen. Aan de totstandkoming van de Millenniumverklaring ging echter in de jaren ’90 een moeizaam proces vooraf van verhitte debatten, waarbij rijke en arme landen, multilaterale organisaties als VN, IMF, Wereldbank en OECD en talloze ngo’s betrokken waren. Veelal waren dit partijen en coalities met forse tegengestelde belangen. Ondanks al deze tegenstellingen lukte het in 2000 de toenmalige VN-secretaris-generaal Kofi Annan toch om alle partijen op één lijn te krijgen. In 2011 - met nog maar vier jaar te gaan voor einddoel 2015 – werden de eerste discussies over de toekomst van de millenniumdoelen gevoerd. Deze discussies over wat ook wel de post-2015 agenda wordt genoemd zullen de komende jaren in hevigheid toenemen. In september 2013 zal op een VN-top duidelijkheid moeten komen wat er met de doelen na 2015 gaat gebeuren. Dat dit geen gemakkelijke opgave zal worden staat nu al vast, gezien de moeizame totstandkoming van de doelen. Veel van de discussies die in de jaren ’90 zijn gevoerd zullen ook weer naar boven komen in de toekomstige debatten over de post-2015 agenda. Voor een beter begrip van deze discussies is het zinnig wat dieper in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van de doelen. Lees verder in 'De totstandkoming van de millenniumdoelen' (pdf) Bekendheid met de millenniumdoelen De bekendheid van de Nederlanders met de millenniumdoelen is één van de zaken die ieder jaar wordt gemeten in NCDO's IS-Barometer. Uit dit opinie onderzoek blijkt dat in mei 2010 bijna de helft (49 procent) van de Nederlanders aangeeft wel eens van de millenniumdoelen gehoord te hebben. Dat is een lichte stijging met 2009, toen lag dat percentage op 47 procent. In 2006 was dat percentage nog beduidend lager, namelijk 26 procent. De bekendheid neemt dus geleidelijk aan toe. Maar een kwart van de Nederlanders kan ook daadwerkelijk één of meerdere doelen correct noemen.
Bron: IS Barometer 2010
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
4
Vergelijking met andere landen De Europese Commissie doet via haar Eurobarometer regelmatig onderzoek naar de mening van Europeanen over tal van onderwerpen. De bekendheid met de millenniumdoelen is daar één van. Uit de Eurobarometer van 2009 blijkt dat de bekendheid van de millenniumdoelen met afstand het grootst is in Nederland (64 procent). De Zweden volgen op gepaste afstand met 45 procent. Het Europees gemiddelde ligt op 24 procent. De millenniumdoelen zijn het minst bekend in Cyprus (11 procent) en Bulgarije (12 procent).
Wat zijn de millenniumdoelen? Acht internationale afspraken In 2000 hebben regeringsleiders van 189 landen afgesproken om vóór 2015 de belangrijkste wereldproblemen aan te pakken. Er zijn acht concrete doelstellingen vastgelegd: de millenniumdoelen.
Millenniumdoel 1 - De armoede halveren en minder mensen honger Het percentage mensen dat in extreme armoede leeft, moet in 2015 ten minste voor de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990. Extreme armoede betekent dat iemand minder dan $1,25 per dag te besteden heeft. In 1990 leefden 1,8 miljard mensen in extreme armoede, oftewel 41,7 procent van de wereldbevolking.
Millenniumdoel 2 - Alle kinderen naar school In ontwikkelingslanden gaan miljoenen kinderen nog niet naar school. Vaak worden zij thuis gehouden om mee te helpen in het huishouden of om een bijdrage te leveren aan het gezinsinkomen. In millenniumdoel twee is vastgelegd dat in 2015 alle kinderen in alle landen basisonderwijs moeten volgen.
Millenniumdoel 3 - Mannen en vrouwen gelijkwaardig Het derde millenniumdoel gaat over de rechten van vrouwen. Mannen en vrouwen hebben formeel dezelfde rechten. Dit is vastgelegd in internationale mensenrechtenverdragen. In de praktijk blijkt dit echter niet voldoende om achterstelling van vrouwen tegen te gaan.
Millenniumdoel 4 - Minder kindersterfte Het percentage kinderen jonger dan vijf jaar dat in ontwikkelingslanden overlijdt moet in 2015 met tweederde zijn teruggebracht ten opzichte van 1990. In dat jaar stierven in de arme landen 13 miljoen kinderen.
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
5
Millenniumdoel 5 - Verbeteren van de gezondheid van moeders Jaarlijks overlijden meer dan een half miljoen vrouwen aan de gevolgen van hun zwangerschap. In de millenniumdoelen is vastgelegd dat moedersterfte in 2015 met driekwart moet zijn teruggebracht ten opzichte van 1990. Om dit te kunnen realiseren zijn reproductieve en seksuele rechten voor vrouwen essentieel.
Millenniumdoel 6 - Bestrijding van hiv/aids, malaria en andere dodelijke ziektes Sinds begin jaren '90 heeft aids miljoenen slachtoffers gemaakt, vooral in Afrika. Afgesproken is dat in 2015 de verspreiding van hiv/aids tot staan moet zijn gebracht. Ook moet in 2015 iedereen met hiv/aids hiervoor de juiste medicijnen kunnen krijgen.
Millenniumdoel 7 - Meer mensen in een duurzaam leefmilieu Armoedebestrijding gaat hand in hand met milieubescherming. Luchtvervuiling, ontbossing en uitputting van landbouwgrond zijn directe bedreigingen voor de levensomstandigheden en gezondheid van mensen. Een duurzaam milieubeleid is daarom van levensbelang.
Millenniumdoel 8 - Mondiaal samenwerkingsverband voor ontwikkeling Het achtste millenniumdoel gaat over de manier waarop de rijke landen ontwikkelingslanden kunnen helpen met het behalen van de andere millenniumdoelen. Bijvoorbeeld door meer ontwikkelingshulp te geven, schulden te verlichten en door het wegnemen van handelsbarrières. Hierdoor krijgen de arme landen meer mogelijkheden hun producten te exporteren naar de rijke landen.
Opdracht 2 Kijk op www.een.nl. Je docent heeft verteld over de millenniumdoelen. Ga naar atlas (http://www.millenniumdoelen.nl/atlas/atlas.php) en kijk wat er gebeurt als je de diverse millenniumdoelen aanklikt. Geeft per millenniumdoel aan voor welke landen dit dan van belang is. Wat zijn je conclusies?
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
6
Opdracht 3 Op dezelfde site zie je onder het kopje “celebrities” een aantal mensen die uitspraken doen. Kies 2 mensen uit met verschillende uitspraken en geef aan wat je van de uitspraak vindt. Hieronder zie je een aantal uitspraken die nu de discussie over ontwikkelingswerk domineren. Wellicht kunnen jullie een van die stellingen gebruiken Welke naam je het beestje ook geeft, ontwikkelingshulp of ontwikkelingssamenwerking, feit is dat wij er met ons allen per jaar ca. 4,5 miljard euro aan uitgeven. Ik vind dat in een tijd van crisis ontzettend veel geld en acht het zeer terecht dat de landen waar het geld uiteindelijk terecht komt ook best mogen ervaren wat het is om een crisis mee te maken. Wat ik nooit hoor en ook niet in kranten lees is het feit dat, naast de eigen uitgaven van de diverse EU landen, ook de EU zelf liefst 178 miljard per jaar uitgeeft aan allerlei activiteiten. Als we ons dat realiseren, is het dan vreemd dat de heer Wilders een drastische verlaging eist?
PVV-stemmers schatten uitgaven voor ontwikkelingshulp 20x te hoog Ontwikkelingssamenwerking: Wilders heeft een probleem Zijn achterban denkt namelijk dat 12,6 procent van het BNP wordt uitgegeven aan ontwikkelingshulp, terwijl dat maar 0,7 procent bedraagt.
Steun voor ontwikkelingssamenwerking Steunen jongeren goede doelen uit medeleven of uit eigen belang? Deze vraag onderzocht onderzoeksbureau Synovate in 2008 in opdracht van het magazine IS. Via een online vragenlijst konden middelbaar en hoogopgeleide jongeren tussen de 18 en 30 jaar hun mening geven over dit onderwerp. Het blijkt dat maar liefst 94% van de jongeren zich druk maakt over de ellende in derde wereld landen. In het magazine IS van NCDO (Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling) zijn de onderzoeksresultaten gepubliceerd. Zeven op de tien jongeren hebben wel eens geld gedoneerd aan ontwikkelingslanden en tweederde (67%) houdt zich op de hoogte over ontwikkelingslanden via tv-programma’s en door erover te lezen. Opvallend is dat meiden zich meer zorgen maken over de ellende en armoede en ze vaker Fair Trade-producten aanschaffen dan jongens. Op de vraag wat ze het liefst zouden doen als ze vrijwilligerswerk in een ontwikkelingsland konden doen, wil 54% van de meiden zich inzetten voor een weeshuis of in de gezondheidszorg (45%). Jongens brengen het liefst computerkennis over (43%). In dit onderzoek is ook gevraagd welke BN’er jongeren het meest associëren met ontwikkelingssamenwerking. Dat is zonder twijfel Marco Borsato (45%), maar ook Ali B en Katja Schuurman worden genoemd. Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld 7
Doutzen Kroes en meer BN’ers sturen kabinet brief over bezuinigen Doutzen Kroes, Peter R. De Vries, Herman Wijffels en andere bekende Nederlanders verenigen zich vandaag in een open brief met een oproep aan het kabinet om niet verder te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. ‘Ga niet de economische crisis te lijf door de steun aan de armsten af te knijpen. Daarmee schieten we in de eigen voet.’
Opdracht 4. Ga naar www.millenniumtycoon.nl. De bedoeling is dat je gaat werken met de millenniumdoelen. Je heb een groot budget van miljarden tot je beschikking, verdeeld over een aantal jaren. Per jaar kun je een bepaald bedrag uit geven. Je mag zelf een keuze maken hoeveel scholen je bv. per jaar gaat starten of hoeveel microkredieten je gaat uitgeven per jaar. Je bent wel gebonden aan een bepaald maximum. Je start met een groene balk bovenaan. Je zal zien dat de balk van de millenniumdoelen zal verkleuren. De kunst is dat je zowel voor je totaal als voor de afzonderlijke doelen niet in het rood komt. Het is goed om het spel eerst even uit te proberen en dan 15 minuten te spelen. Je schrijft op bespreekt met de groep welke strategie je gevolgd hebt om zo goed mogelijk te werken aan de millenniumdoelen. De docent bespreekt met jullie wat je van dit spel geleerd hebt in deze bijeenkomst.
Opdracht 5. Bekijk het filmpje stop de derdewereld - http://www.youtube.com/watch?v=znj5FhDq-UE Bespreek met de leerlingen wat zij opvallend vinden in het filmpje. Je kunt dit ook goed klassikaal doen
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
8
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
9
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
10
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
11
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
12
Les 2 - Armoede en ontwikkelingssamenwerking Doelen : leerling kent oorzaken en gevolgen van armoede
Theoretisch kader Inleiding: Wat is armoede Armoede is honger. Armoede is geen onderdak hebben. Armoede is ziek zijn en niet naar een dokter kunnen. Niet naar school kunnen en niet kunnen lezen. Geen werk hebben, bang zijn voor de toekomst, niet denken aan morgen. Armoede is een kind verliezen aan ziekte die door vies water wordt veroorzaakt. Armoede is machteloosheid, niemand die voor je opkomt, gebrek aan vrijheid. (www.povertynet.org) Een methode om armoede te meten is te kijken naar wat mensen verdienen en wat ze besteden (inkomen en consumptie). Kun je van je inkomen kopen wat nodig is? Elk land heeft wel een ‘bestaansminimum’. Dat is wat iedereen nodig heeft om aan de basisbehoeften te voldoen. Dat minimum wordt ook wel de armoedegrens genoemd. Die is niet overal hetzelfde. In Nederland ligt de armoedegrens vijf procent onder het niveau van een bijstandsuitkering. Het is genoeg om te wonen en eten, maar het is geen weelderig bestaan. Met hetzelfde bedrag zou je bv in Oeganda tot de rijken behoren. De absolute armoedegrens is een afgesproken bedrag: 1 dollar of 1 euro per dag. Dat noemen we leven in extreme armoede.
Hoe meet je armoede? Er zijn verschillende manieren om armoede te meten: 1. 2. 3. 4. 5.
De absolute armoedegrens Het BNP (Bruto Nationaal Product) De scheve inkomensverdeling De mate waarin mensen hun geld moeten uitgeven aan basisbehoeften De HDI (Human Development Index)
1. De absolute armoedegrens Of je wel of niet een normaal leven zonder honger kunt leiden, dáár trekt men de grens tussen arm en niet arm. Het woordenboek zegt het ook zo: "de armoedegrens is het minimale bedrag dat iemand als inkomen moet hebben om normaal te kunnen leven". Om de zaken in de wereld toch met elkaar te kunnen vergelijken heeft men ook een absoluut minimumbedrag afgesproken dat iemand moet verdienen om niet als arm te worden beschouwd. Die grens ligt op 1 dollar per dag, ongeveer evenveel als 1 euro. Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
13
Deze grens van 1 dollar of 1 euro noemen we de absolute armoedegrens. Hoe laag het prijspeil (=de samenhang tussen je inkomen én de hoogte van de prijzen in het land waar je woont) in een land ook is, nergens ter wereld kun je van minder dan 1 dollar of 1 euro per dag normaal rondkomen. Tussen de 1 op de 4 en 1 op de 5 mensen in de wereld leeft in absolute armoede. Zij leiden honger en moeten vaak een maaltijd overslaan. 2. Het BNP (Bruto Nationaal Product) De armoede is de afgelopen vijftig jaar wereldwijd teruggelopen. In 1949 leed 49% van de bevolking in ontwikkelingslanden aan ondervoeding. Nu is dat nog maar 18%. In 1961 kregen mensen in arme landen gemiddeld 1932 calorieën binnen. Daar kun je net van in leven blijven. Nu is dat opgelopen tot 2650 calorieën. Maar hoe sterk de welvaart ook is gestegen, de wereldbevolking steeg nog harder. In veel landen (met name in Afrika) is de afgelopen vijf jaar het aantal armen dan ook weer gestegen, zo is te lezen in een rapport van de FAO, de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties. De Wereldbank omschrijft armoede als honger, als gebrek aan onderdak, ziek zijn en niet naar een dokter kunnen, niet naar school kunnen en niet kunnen lezen en schrijven, geen baan hebben. Als je geen brood kunt kopen, lijd je honger. Als je geen huis kunt betalen, moet je op straat slapen. Als je geen medicijnen kunt betalen, word je niet beter. Als je geen schoolgeld kunt betalen, kunnen je kinderen niet naar school. Als je geen baan hebt, verdien je geen geld om iets te kunnen kopen. Al de dingen hierboven hebben met geld, met inkomen te maken. We hebben hierboven al gezegd dat de welvaart op de wereld de afgelopen vijftig jaar is toegenomen. Dat kunnen we meten door naar het BNP (Bruto Nationaal Product) van landen te kijken.
Stel je verdient 1500 euro per maand. Je buurman verdient 2000 euro per maand. Jullie gemiddelde inkomen per maand is dan 1500 + 2000 : 2 = 1750 euro. Op dezelfde manier is het BNP de optelsom van alle inkomens in een land gedeeld door alle inwoners. De afgelopen 50 jaar is het BNP, het gemiddelde inkomen gegroeid: de welvaart is toegenomen, zeggen we dan. Omstreeks 1800 hadden de westerse landen en de ontwikkelingslanden ongeveer evenveel inkomen. Nu 200 jaar later, hebben de westerse landen 13 maal meer inkomen dan de ontwikkelingslanden. De verschillen worden alleen maar groter, zoals de grafiek op de volgende pagina laat zien.
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
14
(de precieze cijfertjes zijn niet zo belangrijk, de lijnen laten duidelijk zien dat het BNP in het westen sterk stijgt, terwijl het BNP in de ontwikkelingslanden maar heel langzaam stijgt) 3. De scheve inkomensverdeling
De welvaart in de wereld (BNP per hoofd) is toegenomen. Tegelijkertijd is ook het aantal armen gegroeid. Rara, hoe kan dat?Het antwoord daarop ligt in de inkomensverdeling. Niet iedereen in een land verdient evenveel. Er zijn mensen die veel geld verdienen (bijvoorbeeld een chirurg, piloot of minister); er zijn ook mensen die minder verdienen (bijvoorbeeld een caissière, schoonmaker of thuishulp). Als iedereen precies evenveel verdient, dan zeggen we dat de inkomensverdeling eerlijk is (dat komt in de praktijk echter niet voor). Als er veel mensen zijn die flink minder of juist flink meer verdienen dan het gemiddelde BNP per hoofd van de bevolking, dan spreken we over een scheve inkomensverdeling. We kunnen dat toelichten aan de hand van de inkomensverdeling in Nederland en Brazilië. We verdelen de bevolking in 5 groepen van ieder 20%, op grond van hun inkomens. Groep 1 is de armste groep, groep 2 de op één na armste groep, groep 3 zit in het midden (niet echt arm en niet echt rijk), groep 4 is de op één na rijkste groep en groep 5 is de bovenlaag, de rijkste groep.
Nederland Brazilië 1 7%
2,5%
2 13%
5,5%
3 18%
11%
4 24%
18,5%
5 38%
62,
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
15
In Nederland zijn de verschillen niet zo groot: de onderste 20% (de 'armen') verdient 7% van het BNP. De bovenste 20% (de 'rijken') verdient 38% van het BNP. De 'rijken' verdienen ongeveer 5,5 keer zoveel als de 'armen'. In Brazilië is dat heel anders: daar verdient de onderste 20% (de 'armen') 2,5% van het BNP. De bovenste 20% (de 'rijken') verdient 62,5% van het BNP. De 'rijken' verdienen 25 keer zoveel als de 'armen'. Het BNP in Brazilië is toegenomen, maar de scheve inkomensverdeling is alleen maar gegroeid. Dat wil zeggen dat de de bovenste 20% (de 'rijken') veel meer zijn gaan verdienen, terwijl de 'armen' hun inkomsten veel minder zagen stijgen. Ook dat kunnen we het beste toelichten met een voorbeeld. Stel het is 1990. Je bent arm en je moet rondkomen van 1.000 euro per jaar. Je buurman verdient 10.000 euro per jaar. Jullie gemiddelde inkomen (BNP) is 5.500 euro per jaar (1.000 + 10.000 : 2 = 5.500). In 2000 is jouw inkomen gestegen tot 1.100 euro per jaar. Het inkomen van je buurman is gestegen tot 25.000 euro per jaar. Jullie gemiddelde inkomen (BNP) is gestegen tot 13.050 euro (1.100 + 25.000 = 26.100 : 2 = 13.050). De welvaart is toegenomen met meer dan 100% (van 5.500 naar 13.500), maar jij als arme profiteert daar veel minder van dan je rijke buurman, of met andere woorden: de scheve inkomensverdeling is in die tien jaar alleen maar gegroeid. Als de kosten van levensmiddelen, huur e.d. meer zijn gestegen dan je inkomen, dan ben je, ondanks de groei van het BNP, alleen maar armer geworden... 4. De mate waarin mensen hun geld moeten uitgeven aan basisbehoeften Een andere manier om naar armoede en rijkdom te kijken is door aan te geven hoeveel procent van hun inkomen mensen aan eten en andere basisbehoeften (dat wat nodig is om te kunnen overleven) moeten besteden. In India bijvoorbeeld wordt meer dan de helft van het budget aan eten uitgegeven. Aan alle basisbehoeften samen (voedsel, schoon water, onderdak, hygiëne, gezondheidszorg en onderwijs) zelfs meer dan 80 %. In Nederland is dit 56 %. Veel Indiërs hebben een budget dat lager is dan het gemiddelde BNP per hoofd van de bevolking. Vaak geven ze hun hele budget uit aan basisbehoeften of is het budget niet toereikend (en lijden ze honger). Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
16
Stel je eens voor wat je allemaal achterwege moet laten als 80 % van het Nederlandse gezinsbudget aan basisbehoeften uitgegeven zou moeten worden? Internetten, een mobiele telefoon, nieuwe computerspelletjes an zelfs nieuwe kleren kun je dan wel vergeten. 5. De HDI (Human Development Index) De meest gebruikte methode om armoede te meten is het BNP, maar dat zegt niets over het aantal armen in een land. De afdeling van de Verenigde Naties die zich met armoede bezighoudt (UNDP) heeft daarom een eigen meetlat ontworpen, de Human Development Index. Voor elk land worden drie dingen gemeten: 1. Hoeveel verdienen de inwoners gemiddeld? 2. Hoe oud worden de mensen gemiddeld? 3. Hoeveel mensen hebben op school leren lezen en schrijven? Deze gegevens worden met een wiskundige formule opgesteld. De UNDP stelt vervolgens een ranglijst op van landen ‘waar het leven goed is’ (aan de top van de lijst) of juist ‘waar het leven slecht is’ (onderaan de HDI lijst). Dat leidt soms tot verrassende verschillen met het BNP. De 10 hoogstgenoteerde landen
De tien laagstgeplaatste landen Van de twintig landen die het slechtst uit het rapport kwamen liggen er 19 in Afrika. De HDI toont onderaan grote overeenkomsten met de lijst van minst ontwikkelde landen. De tien landen onder aan de lijst van de UNDP waren:
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
1.
Mozambique
2.
Burundi
3.
Ethiopië
4.
Centraal-Afrikaanse Republiek
5.
Guinee-Bissau
6.
Tsjaad
7.
Mali
8.
Burkina Faso
9.
Niger
10.
Sierra Leon
17
Oorzaken van armoede Gevolgen van het kolonialisme Columbus had in 1492 enkele duidelijke redenen waarom hij de oceaan overstak en naar het gebied voer dat we nu Amerika noemen: "Ik ga om God en de koning te dienen, licht te brengen aan hen die in duisternis leven en voorts om rijk te worden, zoals iedereen dat graag wil." Na hem kwamen er vele duizenden westerlingen die er op uit waren om voor zichzelf en voor hun land veel rijkdom te vergaren. Het ene na het andere land in Afrika, Azië en Latijns-Amerika werd een kolonie van Engeland, Frankrijk, Portugal, Spanje, Italië en andere westerse landen. Ook Nederland had zijn koloniën: Nederlands-Indië (nu: Indonesië), Suriname (sinds 1975 onafhankelijk) en de Nederlandse Antillen. De moederlanden gebruikten hun koloniën vooral om er goedkoop grondstoffen vandaan te halen. De producten die van de grondstoffen gemaakt werden, werden weer verkocht aan de koloniën. Van ruwe katoen (grondstof), bijvoorbeeld uit Mali, werden lappen stof en kleding (eindproducten) gemaakt die weer aan de Malinezen verkocht werden. De prijzen die de Malinezen kregen voor de ruwe katoen waren laag, de prijzen die ze moesten betalen voor de lappen stof en kleding waren hoog. Van de handel werden de koloniën kortom niet rijker. De kolonisten gebruikten de koloniën alleen om er zelf geld mee te verdienen. Ze waren niet geïnteresseerd in de ontwikkeling van de koloniën zelf. De winsten gingen allemaal naar het moederland. Bijna alle derdewereldlanden zijn vroeger een kolonie van westers land geweest. Alleen Ethiopië is nooit een kolonie van een ander land geweest. De laatste 50 jaar zijn bijna alle koloniën zelfstandig geworden, maar nog elke dag hebben ze last van het koloniale verleden. In Afrika bijvoorbeeld zijn er grenzen tussen landen met een liniaal getrokken. Kijk maar eens naar de kaarsrechte grens tussen Mali en Mauritanië hieronder. Er werd geen rekening gehouden met bestaande grenzen die gevormd werden door rivieren, bergen en ... volken. De grenzen werden soms dwars door het woongebied van een volk getrokken. Families woonden soms ineens aan twee kanten van de grens. Andere volken -die van oudsher elkaars vijanden warenwoonden ineens samen in één land. In een land als Kenia wonen tientallen verschillende volken (vroeger zouden we zeggen: stammen) met allemaal hun eigen taal en hun eigen gewoontes die soms niet goed met elkaar konden opschieten (vergelijk dat maar eens met de onenigheid tussen Vlamingen en Walen in België). In het verleden heeft dat tot geldverslindende oorlogen geleid (en geld dat je uitgeeft aan wapens kun je niet uitgeven aan onderwijs of het scheppen van banen). In Latijns-Amerika hebben de kolonisten het grootgrondbezit ingevoerd. Op latifundia, enorme boederijen, werkten duizenden landloze boeren voor een grootgrondbezitter. Toen de landen in Latijns-Amerika onafhankelijk werden, bleef het grootgrondbezit bestaan. Miljoenen boeren hebben nog steeds geen of slechts een klein lapje grond en zijn veroordeeld tot armoede.
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
18
Technologische achterstand Tussen het moederland en de kolonie was er vroeger vaak een taakverdeling. De kolonie moest aan het moederland grond- en delfstoffen leveren. Het moederland zou wel voor de industrieproducten zorgen. Vaak was er zelfs een verbod om in de koloniën industrie te ontwikkelen. Toen de koloniën onafhankelijk werden, was er dus nauwelijks industrie. De meeste rijke landen hadden al een omvangrijke industrie. Het is dus erg moeilijk om met de sterke industrie van de rijke landen te concurreren. Toen de koloniën onafhankelijk werden, troffen ze vaak een bijna lege staatskas aan. En zonder geld is het moeilijk om industrie op te bouwen. Daar kwam nog bij dat veel mensen in de nieuwe staten laag opgeleid waren, terwijl je voor het opbouwen van industrieën geschoolde mensen nodig hebt. Veel derdewereldlanden hebben geen geld voor onderzoek naar technologische vernieuwingen. Bijna alle technologische vernieuwingen komen uit het rijke westen en zijn beschermd door octrooien. De technologische achterstand van arme landen wordt daardoor alleen maar groter. In de millenniumdoelstellingen is wel afgesproken dat de rijke landen hun kennis van nieuwe technologieën overdragen, maar hoeveel hiervan terecht komt? Handelsbarrières Als ontwikkelingslanden wel een eigen industrie hebben opgebouwd, dan zijn ze er nog niet. Ze kunnen hun producten vaak niet kwijt aan de rijke landen, omdat die tegen lagere kosten hun producten zelf maken. Of omdat de rijkere landen handelsbarrières oproepen; dat wil zeggen dat de rijke landen op de producten uit de arme landen hoge importheffingen leggen zodat die producten (te) duur worden. Als jij kunt kiezen voor een mp3-speler uit Europa die € 50,- kost of een even goede uit de Filippijnen die €; 65,- kost (eigenlijk € 40,- +€ 25,- importheffing) kies je toch ook voor die van € 50,-? De Filippijnen moet in dat geval haar mp3-spelers nog goedkoper produceren en dat kan alleen als ze de arbeiders nog minder betalen. En zo moeten de arbeiders in de Filippijnen werken voor een hongerloontje omdat wij in het westen door importheffingen hun producten zo duur maken. Natuurlijke omstandigheden Tot nu toe hebben we het hoofdzakelijk over externe oorzaken gehad. Maar er zijn natuurlijk ook oorzaken die te maken hebben met interne zaken, met zaken in de ontwikkelingslanden zelf. Allereerst willen we iets noemen waar veel arme landen weinig aan kunnen doen: de natuurlijke omstandigheden in een land. Heel veel grond bijvoorbeeld is ongeschikt voor de landbouw. Omdat de bodem onvruchtbaar is of omdat er in het gebied weinig regen valt en de aarde door de verzengende hitte verschroeit. Je zet ook geen fabriek neer in een gebied dat regelmatig overstroomt (zoals in het grootste deel van Bangladesh). En vaak is het gewoon pech, als je al je bezittingen verliest door een natuurramp (droogte, overstroming, vulkaanuitbarsting, aardbeving) en zo tot armoede wordt gedreven.
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
19
Menselijk handelen kan slechte natuurlijke omstandigheden nog eens verergeren. Als mensen roofbouw op de grond plegen (bijvoorbeeld door bomen te kappen die de grond vasthouden), kan de vruchtbare bovenlaag door erosie wegspoelen en dan wil er niets meer groeien. Hoge bevolkingsgroei Vroeger hielden sterfte- en geboortecijfer elkaar in evenwicht. Er gingen ongeveer evenveel mensen dood als er geboren werden. Sterfte- en geboortecijfer lagen allebei hoog. Door de verbetering van de gezondheidstoestand de afgelopen tweehonderd jaar daalde het sterftecijfer. Het geboortecijfer daalde in het westen echter ook door het beschikbaar komen van voorbehoedsmiddelen als het condoom en de pil. In veel arme landen daalde wel het sterftecijfer, maar niet het geboortecijfer, om verschillende redenen. Veel mensen gaan niet naar school, kunnen niet lezen en schrijven, en leren niet hoe ze voorbehoedsmiddelen moeten gebruiken. Of de voorbehoedsmiddelen zijn er wel, maar mensen gebruiken ze niet omdat ze te duur zijn of omdat ze dat van hun godsdienst niet mogen. Doordat het sterftecijfer wel daalt en het geboortecijfer niet of veel minder, hebben veel landen te maken met een hoge bevolkingsgroei. In een land als India bijvoorbeeld wonen meer dan 1 miljard mensen en er komen elk jaar tien miljoen mensen bij. Zelfs als de regering erin slaagt om nieuwe banen te scheppen, blijft de armoede bestaan omdat er meer mensen bijkomen dan banen. Slecht bestuur Veel landen hebben te lijden onder slechte of corrupte bestuurders. Sommigen zijn aan de macht gekomen door een staatsgreep, anderen zijn via verkiezingen aan de macht gekomen, maar blijken eenmaal aan de macht er vooral op uit te zijn om hun eigen bankrekeningen te spekken. Natuurlijk zijn er ook goede bestuurders in ontwikkelingslanden, maar helaas komt corruptie nog te vaak voor. Te veel geld verdwijnt op geheime bankrekeningen dat dan niet besteed kan worden aan de bouw van scholen, wegen en fabrieken. Onvoldoende investeringen in onderwijs, werk enz. Armoede blijft ook in stand door ... armoede. Als je geen geld hebt, kun je te weinig voedsel kopen, waardoor je gezondheid slecht wordt, waardoor je minder productief bent, waardoor je weer weinig geld hebt enz. enz. Zoiets noemen we een vicieuze cirkel die moeilijk te doorbreken is. Hetzelfde geldt voor een heel land. Als er geen geld is om te investeren in onderwijs of werk, dan blijven mensen aangewezen op ongeschoold en slecht betaald werk en krijgt een land via de belastingen ook niet veel geld terug. Het kenmerk van zo'n vicieuze cirkel is dat het moeilijk is om daaruit te breken. Bron: www.cmo.nl
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
20
Opdracht 1: Bekijk een fragment (15 tot 20 minuten) van een van de afleveringen van Bloed, zweet en luxeproblemen. http://www.uitzendinggemist.nl/programmas/8280-bloed-zweet-en-luxeproblemen Centrale kijkvraag: welke oorzaken en gevolgen van armoede herken je? Klassikale nabespreking. WWW.RANKABRAND.NL Hieronder een voorbeeld van het overzicht van de H&M over Arbeidsomstandigheden etc.
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
21
Leerlingen gaan hun uitkomsten vergeleken en beantwoorden de volgende vragen. Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot.
Vragen: Wie van jullie draagt/gebruikt de ‘eerlijkste’ spullen? Vind je het belangrijk dat een winkel/merk aandacht besteed aan eerlijke handel en arbeidsomstandigheden? Leg uit waarom? Ben je bereid meer te betalen voor een product als blijkt dat het gaat om eerlijke handel? Je weet nu hoe ‘eerlijk’ of ‘oneerlijk’ de producten zijn die je draagt/gebruikt . Is dit voor jou reden om iets te veranderen in jouw aankoopgedrag? Klassikale terugkoppeling is wenselijk.
Opdracht 2 Hoe wordt hulp geboden? Bekijk het volgende filmpje op Youtube: http://www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=VGWz1o1ulao Dit is een filmpje over het initiatief “Je krijgt wat je geeft”. Duur filmpje 1.06. Het belang van ontwikkelingssamenwerking wordt benadrukt, dat het goed is voor de economie etc. Lees daarna het volgende artikel Bezuinigen op Derde Wereld schaadt Nederland. Via pc of laptop: http://tinyurl.com/6qz8f4l QR-code: http://2tag.nl/N573571. Bedenk twee argumenten waarom Nederland meer zou moeten investeren in ontwikkelingssamenwerking. 2. Bedenk twee argumenten waarom Nederland minder zou moeten investeren in ontwikkelingssamenwerking. 3. Welke vormen van ontwikkelingssamenwerking ken je? Welke vorm is volgens jou het meest effectief? Vraag 1 en 2 nabespreken via Lagerhuisdiscussie. Zie voor argumenten voor en tegen bijlage Ander Nieuws bij deze docentenhandleiding. Ook voor geschiedenis en soorten ontwikkelingssamenwerking
Opdracht 3 Zelf in actie! De eerste stap in ontwikkelingssamenwerking is de aandacht vestigen op de problematiek. Maak groepjes van 4 á 5 personen en bedenk een creatieve manier om de aandacht te vestigen op de armoedeproblematiek in de wereld. Denk hierbij aan een rap, gedicht, filmpje, foto’s etc. Laat leerlingen hun eindproduct presenteren of tentoonstellen.
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
22
Les 3 - Microkrediet In de vorige les is aandacht besteed aan armoede en ontwikkelingssamenwerking. Een vorm van ontwikkelingssamenwerking die de laatste jaren heel effectief is gebleken is het verstrekken van microkredieten. Microkrediet: zo werkt het In Habbo heb je credits nodig. In Catan heb je grondstoffen nodig. Toen je vroeger ging knikkeren, had je knikkers nodig. Zonder credits ben je nergens in een game. Zonder geld kun je geen bedrijf opbouwen. Daarom kunnen arme mensen in ontwikkelingslanden een kleine lening krijgen. Met dat geld kunnen ze hun eigen bedrijf beginnen. Als het bedrijf goed loopt, kunnen ze de lening terugbetalen. Zo’n kleine lening noem je een microkrediet. Voor het microkrediet hoeven ze geen onderpand te geven. Een onderpand is iets van waarde dat de bank kan houden als de lener de lening niet terugbetaalt. Toch betalen bijna alle leners hun microkrediet netjes terug. Met hun eigen bedrijf verdienen de meeste mensen genoeg. Een voorbeeld van microkrediet. Adiza woont met haar gezin in Ghana. Ze heeft bij een bank een microkrediet gekregen. Met het geld kocht ze een koe. De koe geeft 4 tot 10 liter melk per dag. Ervan uitgaande dat de koe 730 liter melk per jaar geeft en Adiza 0,25 cent per liter krijgt, hoeveel levert de verkoop van melk Adiza per jaar op? Voor de koe heeft Adiza een bedrag van €955.50 betaald. Na hoeveel jaar zal Adiza de koe hebben terugverdiend? Bekijk het volgende filmpje om een duidelijker beeld te krijgen van wat microkrediet precies inhoudt. http://www.youtube.com/watch?v=Msg1RRTvXB4&feature=player_embedded Filmpje van de organisatie ‘microkrediet voor moeders’. Voor- en nadelen van microkrediet Eventuele aanvulling voor docent: http://nos.nl/audio/206473-het-oog-wat-zijn-de-nadelen-van-microkrediet.html Geluidsfragment waarin de nadelen van microkrediet aan de orde worden gesteld.
Zie het artikel over vóór- en nadelen van microkrediet http://www.xead.nl/de-voordelen-ennadelen-van-microkrediet op de volgende pagina
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
23
De voordelen Dankzij de kleine ondernemingen kunnen de mensen zelf voorzien in hun eigen onderhoud en in dat van hun familie. Ze zijn daardoor minder afhankelijk van giften. Hogere inkomens Microkrediet-klanten hebben hogere inkomens dan niet-klanten. Zo meldt de Boliviaanse microkredietbank CRECER een inkomensstijging van tweederde van haar klanten, nadat zij deelnamen aan een microfinancieringsprogramma. Bovendien stegen de spaartegoeden van deze klanten met bijna 70 procent. En de grote Indiase microfinancier SHARE rapporteert dat de economische positie van driekwart van haar klanten aanzienlijk verbeterde. In plaats van onregelmatig dagwerk halen zij hun inkomen nu uit verschillende vormen van bedrijvigheid. Daarmee verschaffen zij ook werkgelegenheid aan hun familieleden. Gezondheidszorg Niet alleen het inkomen van microkredietklanten verbetert. Uit een studie van ICCO en Cordaid in Kenia, Ethiopie, en de Filippijnen blijkt, dat klanten niet alleen hogere inkomens hebben, maar ook betere toegang krijgen tot gezondheidszorg. Bovendien gaan hun kinderen vaker naar school. Talloze andere studies bevestigen dat beeld. Microkrediet is goed voor de leerprestaties van kinderen en voor de gezondheid van zowel vrouwen als kinderen. Bovendien kunnen ondernemende mannen en vrouwen als landbouwers, ambachtslieden en marktkooplui een bijdrage leveren aan de groei van de plaatselijke economie.
De nadelen Critici noemen twee belangrijke nadelen van microfinanciering. Slecht bereik In de eerste plaats wijzen zij op het feit dat microkrediet slechts de groep mensen bereikt die toch al economisch productief zijn. Microfinanciering is gebaseerd op de gedachte dat armen willen en kunnen ondernemen. Volgens Thomas Dichter, een Amerikaanse antropoloog en ontwikkelingswerker, blijkt een groot deel van de armen geen succesvolle ondernemer te zijn. Klanten die binnen twee jaar stoppen met het afsluiten van leningen, behoren vrijwel altijd tot de allerarmste categorie. Succesvolle klanten, dus klanten die langdurig blijven lenen, zijn vaak beter opgeleid en hebben veel meer ondernemingservaring. Een recente studie van het Nederlands Platform in Mozambique concludeert bovendien dat microkrediet het veel beter doet in steden dan op het platteland, aangezien in de steden de infrastructuur beter ontwikkeld is en de marktkansen groter zijn. Oftewel, microkrediet bereikt vooral de 'upper poor' en de urban poor'. Thomas Dicter meent dat deze 'niet zo armen' het ook wel redden zonder microkrediet, namelijk door te lenen bij vrienden en familie (informeel krediet). En de allerarmsten die een microlening nemen, komen volgens hem juist van de regen in de drup, omdat ze het geld voornamelijk gebruiken voor consumptie.
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
24
Denk hierbij aan schoolgeld, ziekenhuisrekeningen e.d. Op deze manier bouwen ze een steeds grotere schuldenlast op. Geen economische groei Het tweede nadeel van microfinanciering dat vaak genoemd wordt, is dat microfinanciering niet zichtbaar bijdraagt aan de economische groei van een land. Het grootste deel van de microleningen wordt gebruikt voor kleine bedrijfjes, met hoogstens een paar werkplaatsen voor familie. Voor de economische opbouw van een land is echter meer nodig. Daarvoor moet de productie en de export groeien. Helaas groeit slechts een zeer klein deel van de bedrijfjes uit tot een grotere onderneming. Een van de belangrijkste oorzaken hiervan is het feit dat 'doorstartende' ondernemers moeilijk aan kapitaal kunnen komen. Voor MFI's zijn ze te groot en bij commerciële banken komen ze niet door de screening. Maar dat is niet de enige oorzaak. 'De meeste mensen missen de vaardigheid, de visie, de creativiteit en het doorzettingsvermogen voor echt ondernemerschap', zo zegt Aneel Karnani, een Amerikaans hoogleraar management. In het Westen verkiest zo'n 90 procent van de werknemers de zekerheid van een vaste baan boven het vrije ondernemerschap. In ontwikkelingslanden is dat waarschijnlijk niet anders.
Zelf aan de slag Vorm dezelfde groepen als de vorige les. Bekijk het volgende filmpje http://www.youtube.com/watch?v=1u7vNEarst4 Ga vervolgens naar de site www.cordeals.nl Ga naar de site http://www.cordaidmicrokrediet.nl/ Kies in overleg met je groep twee projecten die jullie zouden willen ondersteunen. Geef ook kort aan waarom je juist voor deze projecten hebt gekozen. Bedenk een eigen cordeal. Op welke manier willen jullie het geld voor deze leningen bij elkaar krijgen? Het idee moet uitvoerbaar zijn, maar hoeft niet uitgevoerd te worden. Maak een promotiefilm, poster oid waarin je jullie idee bekend maakt. Presenteer jullie idee aan de rest van de groep.
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
25
Les 4 – Product voor de Thema Dag Leerlingen hebben gedurende de lessen aan een aantal producten gewerkt. Als afsluiting gaan ze nu een krant of site maken. Ze kunnen een keuze maken voor een artikel tegen snijden in het budget van ontwikkelingssamenwerking of voor snijden in het budget. Er moet wel geschreven worden op basis van argumenten. Leerlingen werken in groepen. Iedere groep maakt een artikel vóór- en een artikel tegen het snijden in het budget. Daarnaast Maken/zoeken zij een cartoon die bij hun onderwerp past Maken een rap/gedicht over dit onderwerp Een foto op de voorpagina, zelf gemaakt of gezocht die bij het onderwerp past. Om hun gedachten te ondersteunen
HANDEN AF VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING? JA! Kom voor je mening uit! Maak een krantenpagina , verspreid het op school en zet het op internet Maak een site aan om je mening aan iedereen duidelijk te maken ARGUMENTEN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING In 2010 geeft de Nederlandse regering 0,81% van het BNP uit aan ontwikkelingssamenwerking, in 2012 0,70%. Méér mag er niet af volgens de internationale afspraken, die ook Nederland heeft ondertekend. Ontwikkelingssamenwerking is ingewikkeld en er gaat wel eens wat mis, maar het kent ook vele successen: gezondheidszorg en onderwijs zijn in veel landen sterk verbeterd. Het heeft honger en gevaarlijke ziekten als kinderverlamming helpen terugdringen. En door ontwikkelingssamenwerking is het bestuur in veel landen verbeterd en wordt corruptie bestreden. MENSENPLICHTEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING In de Universele Verklaring van de Verantwoordelijkheden en van de Plichten van de Mens* staan plichten die te maken hebben met ontwikkelingssamenwerking. Enkele voorbeelden: Rijke landen moeten armere landen helpen zodat ook daar steeds meer mensen rond kunnen komen van wat ze verdienen. Landen hebben de verplichting om wetenschappelijke en technische kennis over te dragen aan landen die daarover niet beschikken. Denk aan irrigatietechnieken in de landbouw, aan gezondheidszorg of ict en communicatietechnieken. Het is de taak van iedereen mensen met een handicap alle hulp te geven die ze door hun beperking nodig hebben. Dat kan een operatie zijn die de handicap (deels) opheft of de verstrekking van hulpmiddelen zoals een looprek of schoenen met steunzolen. Dankzij die hulp kunnen mensen met een handicap even gemakkelijk naar school en even gemakkelijk werk vinden als mensen zonder een handicap. Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
26
We moeten ervoor zorgen dat iedereen de basisschool kan doorlopen en een opleiding kan volgen die het beste past bij zijn talenten. * De tekst van de verklaring, omgezet in eenvoudige taal, vind je op: http://www.cmo.nl/ andernieuws, in de 4e editie: extra info voor leerlingen. Paul Hoebink, bijzonder hoogleraar ontwikkelingssamenwerking aan de Radboud Universiteit van Nijmegen, zegt er dit over: "Er kan wel gezegd worden dat er bezuinigd moet worden, maar Nederland heeft zich te houden aan de afspraken en verdragen die in het verleden zijn afgesloten. Nederland kan alleen 4 miljard bezuinigen als het besluit om uit de Europese Unie te stappen, de Wereldbank te verlaten en uit alle belangrijke organisaties van de Verenigde Naties te gaan. Pas in 2015 en 2016 loopt een aantal subsidieregelingen af en kan Nederland er voor kiezen om deze niet te verlengen."
HANDEN AF VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING? NEE! Kom voor je mening uit! Maak een krant, verspreid het op school en zet het op internet Maak site aan om je mening aan iedereen duidelijk te maken ARGUMENTEN TEGEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING In 2010 geeft de Nederlandse regering 0,81% van het BNP uit aan ontwikkelingssamenwerking, in 2012 0,70%. Er kan nog méér af. Nederland moet de internationale afspraken opzeggen. We hebben het geld dat naar ontwikkelingssamenwerking gaat zelf hard nodig om onze eigen economische problemen aan te pakken. Ontwikkelingssamenwerking mag dan af en toe succes hebben, er gaat ook veel mis. Zo is de armoede, vooral in Afrika, er nauwelijks minder door geworden. Hulp aan landen in het Zuiden maakt die landen afhankelijk van hulpverleners. De corruptie-index (Transparency International) laat zien dat ontwikkelingslanden oververtegenwoordigd zijn onder de meest corrupte landen. Dat vergroot de kans dat ontwikkelingsgeld in de zakken van corrupte bestuurders verdwijnt. Dan is er nog de beroemde ‘strijkstok’: veel geld bedoeld voor hulp gaat op aan kosten van hulporganisaties en aan salarissen van hulpverleners en komt niet terecht bij de mensen voor wie het bedoeld is. Economische ontwikkeling is de beste manier om armoede te bestrijden. Laat de ‘vrije markt’ zijn werk doen en arme landen zijn in staat hun eigen problemen op te lossen. Kijk bv. naar China en India. Ondoordachte overdracht van technologie verstoort de bestaande cultuur en ontregelt hele samenlevingen. Als Nederland besluit om minder dan 0,7% van het BNP aan ontwikkelingshulp te besteden, dan hebben de Europese Unie en de Verenigde Naties geen poot om op te staan. De EU en de VN beschikken namelijk niet over sancties. Het zal een moeilijke opgave worden, maar Nederland kan ook proberen om andere landen in de Europese Unie te overtuigen dat ontwikkelingssamenwerking moet worden afgeschaft.
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
27
Bijlagen 1. Anders nieuws, werkbladen voor leerlingen met achtergrondinformatie over ontwikkelingssamenwerking 2. Link naar site van Tegenlicht waarin kritische kanttekeningen worden geplaatst bij ontwikkelingssamenwerking
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
28
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
29
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
30
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
31
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
32
http://tegenlicht.vpro.nl/dossiers/gevecht-tegen-de-armoede.html
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
33
Pilotversie Lessenserie Werk van de Wereld
34