Docentenhandleiding
Docenten handleiding
Inhoud: Inleiding Doelstellingen Methodiek Projectopzet Lesprogramma De lessen Bijlagen
pag. 2 pag. 3 pag. 4 pag. 5 pag. 6 pag. 8 pag. 14
1
Inleiding Gelijk=Gelijk? is een project van stadsdeel Oost, voorheen stadsdeel Zeeburg uit Amsterdam en wordt uitgevoerd door Diversion, bureau voor maatschappelijke innovatie. Sinds 2008 zet het stadsdeel zich met dit programma in op de preventie van discriminatie. Inmiddels hebben al meer dan 1300 leerlingen van 21 basisscholen hieraan deelgenomen. Het lesprogramma van Gelijk=Gelijk? heeft een praktische, speelse opzet: zware onderwerpen gerelateerd aan discriminatie worden vertaald naar de leefwereld van de kinderen. Daarnaast wordt binnen het project jong burgerschap en mondelinge taalvaardig= heid gestimuleerd en in de praktijk gebracht. Het lesprogramma is in 2010 uitgebreid geëvalueerd door onderzoeksbureau A.G. Advies en Stichting Voorbeeld. Naar aanleiding van dit onderzoek is het programma destijds aangepast. Daarnaast is de inzet op mondelinge taalvaardigheid aan het programma toegevoegd door middel van debattrainingen en een einddebat. In 2012 is deze vernieuwde opzet geëvalueerd door A.G. Advies en Klooster Onderzoek & Advies. Zij hebben onderzocht of, en in welke mate de leerlingen te maken hebben met (problemen op het terrein van) segregatie, vooroordelen en/of discriminatie. Vervolgens hebben zij de effecten van Gelijk=Gelijk? onderzocht. Dit hebben zij gedaan middels het afnemen van vragenlijsten onder deelnemende leerlingen voorafgaand aan het project en na afloop van het project. Ook hebben ze gebruik gemaakt van
participerende observatie. De evaluatie heeft veel informatie opgeleverd, een uitgebreid verslag is terug te vinden in het rapport: ‘Evaluatie Gelijk=Gelijk? 2012: Een vervolgonderzoek naar de effectiviteit’. Uit het rapport wordt de noodzaak van dit project bevestigd. Zo ervaart 41% van de leerlingen discriminatie en geeft bijna tweederde van de leerlingen, 62,7%, na afloop van het project aan minder vooroordelen te hebben. Uit de evaluatie komt ook naar voren dat het project op een aantal punten verbeterd kan worden zodat de doelstellingen beter behaald kunnen worden. Zodoende is het programma aangepast en versterkt. Het aangepaste programma Gelijk=Gelijk? bestaat uit een basisprogramma en een maatwerkprogramma waarin scholen onder meer de mogelijkheid wordt geboden om de thematiek verder uit te diepen. Het project wordt uitgevoerd door Diversion in samenwerking met het Nederlands Debat Instituut. Het debatinstituut is in 1998 opgericht met als doelstelling de debatcultuur in Nederland verder te ontwikkelen. Inmiddels is het instituut landelijk actief binnen alle geledingen van de samenleving en is zij onder andere gespecialiseerd in het geven van debattrainingen en houden van debattoernooien in het basisonderwijs via www.schooldebatteren.nl. Veel succes en plezier met de uitvoering van Gelijk=Gelijk? Het team van Gelijk=Gelijk?
2
Doelstellingen De doelstellingen van Gelijk=Gelijk? kunnen als volgt worden geformuleerd. Hoofddoelstelling Stimuleren van jong burgerschap en mondelinge taalvaardigheid. Subdoelstellingen De subdoelstellingen op het gebied van jong burgerschap zijn: Vergroten van democratisch burgerschap; Voorkomen en tegengaan van discriminatie, met specifieke aandacht voor discriminatie vanwege religie, culturele achtergrond en seksuele diversiteit; Vergroten van tolerantie en leren omgaan met verschillen; Voorkomen en tegengaan van polarisatie tussen verschillende bevolkingsgroepen; Vergoten van kennis ten aanzien van mogelijkheden tot het melden van discriminatie. De subdoelstellingen op het gebied van mondelinge taalvaardigheid zijn: Bespreekbaar maken van en leren praten over bestaande vooroordelen; Stimuleren van meningsvorming en bewustwording van de eigen en andermans mening; Versterken van communicatieve taalvaardigheden zoals naar elkaar luisteren en argumenteren; Stimuleren van respectvolle conflictoplossing wat bijdraagt aan een positief klassenklimaat.
Hoe worden de doelstellingen nagestreefd? In het project Gelijk=Gelijk? worden leerlingen bekend gemaakt met verschillende begrippen waaronder vooroordelen, meeloopgedrag, stereotypen en tolerantie. Het overkoepelende thema is discriminatie. Er is specifieke aandacht voor discriminatie naar aanleiding van religie, culturele achtergrond en seksuele diversiteit. Dit krijgt vorm door lessen die worden gegeven door drie peer educators met een joodse, homoseksuele en islamitische achtergrond. Zij maken persoonlijk kennis met de leerlingen door het spelen van spellen die vooroordelen aan het licht moeten brengen en het vertellen van persoonlijke verhalen. Doordat de peer educators samen voor de klas staan maken zij de leerlingen duidelijk dat zij ondanks hun verschillende achtergrond op een goede en leuke manier kunnen samenwerken en -leven. De leerlingen gaan met hun nieuw opgedane kennis aan de slag in de debattraining gegeven door docenten van het Nederlands Debat Instituut. In deze les gaan de leerlingen met elkaar in debat over stellingen gerelateerd aan de verschillende thema’s en aangrenzende problematieken. De vaardigheden die kinderen hierbij opdoen zijn onder andere (begrijpend) luisteren, redeneren, argumenteren, probleemoplossend denken, je verplaatsen in de ander en je bewust zijn van je eigen mening/houding. Deze vaardigheden vallen onder het stimuleren en vormgeven van jong burgerschap en sluiten aan bij referentieniveau 1F en 2F: mondelinge taalvaardigheid. Bovendien worden door te leren debatteren de kerndoelen van mondeling onderwijs (kerndoel 1,2 en 3) en mens en samenleving (kerndoel 36 en 38) behaald.
Een andere subdoelstelling van het project is om studenten en jongeren de mogelijkheid te geven om, als peer educator, een concrete bijdrage te leveren aan de verbetering van de leefbaarheid en verdraagzaamheid.
3
Methodiek In Gelijk=Gelijk? wordt gewerkt met de peer education methodiek en de didactiek van Nederlands Debat Instituut. In dit hoofdstuk vindt u een beschrijving van beide methodes. Peer education Peer education betekent letterlijk ‘leeftijdsgenotenonderwijs’. De term wordt vaak gebruikt om voorlichting van jongeren aan jongeren te beschrijven. Maar ook als het gaat om gezondheidsbevorderingsprojecten voor ouderen of allochtonen wordt gesproken over peer education. Peer education is een veel beproefde methodiek bij het overdragen van informatie, waarden en gedragingen. Mensen laten zich daarbij het makkelijkst beïnvloeden door mensen die dicht bij hen staan, zoals naasten, vrienden of kennissen. Een peer educator is een rolmodel dat gemakkelijk informatie en ervaringen kan vertalen naar de leefwereld van een bepaalde doelgroep en op die manier onderwerpen bespreekbaar maakt. Peer education wordt ingezet voor het overbrengen van kennis en ervaring. Doordat de ‘boodschapper’ aansluit bij de leefwereld van de jongeren en daardoor als betrouwbaar wordt gezien, zijn jongeren ook gevoeliger voor de ‘boodschap’ en daarmee de inhoud van de informatie. Het lukt peer educators daarom soms gemakkelijker dan ouders of docenten om voor een bepaald onderwerp interesse te wekken, om een schijnbaar gesloten groep open te breken en discussie los te maken, of om jongeren ertoe te bewegen zich in een bepaald thema te verdiepen. Ook lukt het peer educators vaak (beter) om kinderen en jongeren aan te moedigen om buiten de grenzen van hun normale leefwereld te kijken. Zij kunnen vaak verrassend goed gevoelige of controversiële onderwerpen met jongeren bespreken en de jongeren helpen zich in standpunten van anderen te verplaatsen. Peer education kan op deze manier een belangrijke rol spelen in de manier waarop jongeren met een
veranderende multiculturele samenleving omgaan en zo vooroordelen verminderen. Nederlands Debat Instituut Het oefenen met debatteren levert een waardevolle bijdrage aan de ontwikkeling van jonge mensen en het klimaat in de klas. Jongeren ontwikkelen belangrijke communicatieve vaardigheden (spreken, luisteren, reageren, argumenteren) en kritisch nadenken. Tevens bevordert het leren debatteren jong burgerschap; leerlingen maken kennis met één van de fundamenten van een goed functionerende democratie, namelijk hoe je een goed en gestructureerd debat voert. Dit zijn allen vaardigheden die nodig zijn voor goed burgerschap. Om dit te bewerkstelligen worden aan de debatten en debattrainingen van het Nederlands Debat Instituut drie elementen verbonden. Ten eerste bereiden de leerlingen zowel de voorals tegenstanderspositie voor een stelling voor waardoor zij beide kanten van de medaille moeten bekijken. Hierdoor wordt hun nieuwsgierigheid geprikkeld om hun aannames te onderzoeken en wordt hun inlevingsvermogen in andersmans standpunt gestimuleerd. Ten tweede is aan het debat een competitie-element verbonden wat zorgt voor extra motivatie bij de voorbereiding. Leerlingen die wellicht nog niet zo geraakt worden door het onderwerp, geven vaak wel om de eer, de winst en/of de prijzen waardoor zij zich toch zullen inzetten. Tot slot is respect een sleutelwoord in de trainingen en de toernooien. De leerlingen moeten namelijk niet elkaar maar een jury overtuigen. Dit vergroot de bespreekbaarheid; het zorgt voor een veilige sfeer waarin leerlingen niet persoonlijk worden aangevallen. De debattraining wordt verzorgd door speciaal door het Nederlands Debat Instituut getrainde debatdocenten. Aan de hand van verschillende spelregels en door middel van interactieve werkvormen leren kinderen hun standpunt te begrijpen en te verwoorden alsook tolerant te zijn tegenover afwijkende standpunten.
4
Projectopzet Naar aanleiding van de evaluatie van Gelijk=Gelijk? in schooljaar 2011-2012, is het lesprogramma doorontwikkeld. Hierbij zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd. Ten eerste is er een derde les door peer educators aan het programma toegevoegd. Het contact met de peer educators en met name het ‘uit de kast kom’-moment kwam namelijk als meest effectief naar voren. Een extra les biedt de peer educators meer ruimte voor kennismaking en verdieping met de leerlingen. Bovendien kan hierdoor niet alleen aandacht worden besteed aan ervaringen van gediscrimineerd zijn, maar ook aan gediscrimineerd hebben. Daarnaast zal er minder expliciet aandacht worden besteed aan het verschil tussen discriminatie en pesten. Uit de evaluatie bleek dat de leerlingen de nuance niet konden vatten; zij leken met name te onthouden dat discriminatie verboden is en pesten niet. Tot slot is door het verweven van debatelementen in de peer educator lessen, de aansluiting tussen beide verbeterd. De lessen Gelijk=Gelijk? bestaat uit zes lessen, waarvan een inleidende en afsluitende les door de reguliere docent, drie lessen door peer educators en een debattraining door het Nederlands Debat Instituut. De lessen duren 90 minuten. In de lessen worden instructie, interactieve spellen, individuele en klassikale opdrachten, persoonlijke verhalen, discussie en debat gecombineerd. Het project wordt afgesloten met een debattoernooi. Het lesmateriaal Er is voor alle leerlingen een lesboekje ontwikkeld dat onder meer als naslagwerk gebruikt kan worden: het project, de opdrachten, alle begrippen en informatie over meldpunten voor discriminatie staan hierin beschreven. Ook is het boekje zo vormgegeven dat het inhoudelijke informatie biedt over onder meer discriminatie, religie en seksuele diversiteit.
Daarnaast zijn er leskaarten ontwikkeld. Hiermee kunt u na afronding van de lessenreeks structureel aandacht geven aan de thematiek van discriminatie en tolerantie. Tot slot worden vijf debatnieuwsbrieven aangeboden. Hierin worden stellingen en debattips gegeven waarmee u zelfstandig een dialoog, discussie en/of debat in uw klas kunt starten. Ouderparticipatie In Gelijk=Gelijk? is aandacht voor het betrekken van ouders bij de lessen en het project. Door Diversion worden informatiefolders voor ouders aangeleverd en uitnodigingen voor het debattoernooi. U wordt gevraagd om deze aan de ouders mee te geven. Ten slotte wordt de mogelijkheid geboden om een bijeenkomst voor ouders te organiseren. In deze bijeenkomst worden ouders voorgelicht over het project en wordt met hen het gesprek aangegaan hoe zij thuis vorm kunnen geven aan de thematiek. Rol docent U wordt gevraagd de peer educators en de debatdocenten iedere les te ontvangen. Verder bent u aanwezig tijdens de gehele les. Het leukste is als u zelf ook mee doet aan de spellen. Op uitnodiging kunt u ook meedoen aan de discussies en debatten. Als volwassene is het makkelijk om de discussie te beïnvloeden. Het is belangrijk om dit te voorkomen. Samen met u kunnen we ervoor zorgen dat de meningsvorming van de leerlingen op een natuurlijke en ongedwongen wijze tot stand komt. Daarom vragen we u in eerste instantie zoveel mogelijk uw eigen mening voor u te houden. Verder helpt u bij orde houden in de klas en ondersteunt u indien nodig de peer educators en de debattrainers bij het lesgeven. Met uitzondering van les 1 en les 6 hoeft u inhoudelijk niets voor te bereiden, de peer educators en debatdocenten zorgen voor de lesinhoud. Daarnaast is het raadzaam de opdrachten uit het lesboekje goed door te nemen. Ten slotte wordt u gevraagd om per les voor de nodige materialen te zorgen. Uw rol en de benodigdheden worden in de handleiding per les beschreven.
5
Lesprogramma Basisprogramma • Les 1: Eigen leerkracht Hierin wordt het project en de belangrijkste begrippen uitgelegd. Er zijn geen peers of debatdocenten bij aanwezig. • Les 2: Peer educators Deze les staat in het teken van kennismaken en het creëren van een veilige sfeer. Daarnaast komen feiten, meningen en vooroordelen via het fotospel aan bod. • Les 3: Peer educators In deze les maken de peer educators hun achtergrond bekend en vertellen zij hun eigen verhaal over een situatie waarin je zijn gediscrimineerd. • Les 4: Peer educators Hierin worden situaties verteld waarin de peer educators hebben gediscrimineerd waarmee de oorzaken van discriminatie worden belicht. Ook wordt er een rollenspel gespeeld. • Les 5: Nederlands Debat Instituut In deze les gaan de leerlingen met elkaar in debat. • Les 6: Eigen leerkracht Er zijn geen peers of debatdocenten bij aanwezig. Deze les staan in het teken van voorbereiding op het debattoernooi, verdieping door middel van het behandelen van (een of meer) leskaarten en de verschillende meldpunten van discriminatie. • Afsluiting: Debattoernooi Gelijk=Gelijk? wordt afgesloten met een debattoernooi, geleid door het Nederlands Debat Instituut. In het toernooi strijden verschillende scholen tegen elkaar over stellingen gerelateerd aan de onderwerpen van Gelijk=Gelijk?. Per debatronde treden de leerlingen van een klas in de huid van voorstander, tegenstander of rechter. Een jury, bestaande uit vertegenwoordigers van de Gemeente Amsterdam, het Nederlands Debat Instituut en peer educators, bepaalt wie het debattoernooi wint. Daarnaast worden de docenten van de school samen met ouders, broers en zussen en andere belangstellenden
uitgenodigd om het debattoernooi bij te wonen en hun debaters bij te staan. NB: de reiskosten van en naar de battle zijn voor rekening van de school. Rol docent: de uitnodiging voor ouders tijdig meegeven aan de leerlingen (uitnodiging wordt door Diversion aangeleverd) en zorg dragen voor de aanwezigheid en begeleiding van de leerlingen.
Maatwerkprogramma Gastles/ werkbezoek Doel: kennismaking met een organisatie of instelling die zich bezig houdt met (het voorkomen van) discriminatie. Nodig: in geval van het werkbezoek zorgt de school voor het vervoer van de leerlingen, de reiskosten zijn voor rekening van de school. In geval van de gastles zal in een later stadium door Diversion worden gecommuniceerd wat de gastdocent eventueel nodig heeft tijdens de les. Rol docent: in geval van het werkbezoek zorgt u voor de begeleiding van de leerlingen. In geval van de gastles zal in een later stadium door Diversion worden gecommuniceerd waarmee de gastdocent kan worden ondersteund tijdens de les. In het maatwerkprogramma kan worden gekozen voor een gastles en/of werkbezoek. Docenten kunnen aangeven van welke instantie zij graag een gastles ontvangen en/of aan welke instantie zij graag een werkbezoek afleggen. Gedacht kan worden aan de politie, meldpunt discriminatie, het verzetsmuseum, het Anne Frankhuis, COC Amsterdam of het Joods Historisch Museum. De organisatie van de gastles en het werkbezoek ligt bij Diversion. Indien wordt gekozen voor een gastles en/of werkbezoek kan dit voorafgaand aan de start van het project worden doorgegeven aan Diversion.
Extra thema In de basis heeft het programma specifieke aandacht voor discriminatie vanwege religie, culturele achtergrond en seksuele diversiteit. Afhankelijk van de behoeften van de docenten alsook actuele situaties op school kunnen in het maatwerkprogramma hier thema’s aan worden toegevoegd. Indien hier behoefte aan is kan dit, voorafgaand aan de start van het project, worden doorgegeven aan Diversion. Ingeroosterde peer educators en debattrainers worden hiervan op de hoogte gebracht en geïnstrueerd zodat zij in hun lessen deze schoolspecifieke behoeften kunnen vervullen.
Trainingsmiddag Nederlands Debat Instituut voor docenten Ten slotte biedt het maatwerkprogramma u de mogelijkheid om een trainingsmiddag bij te wonen. De training wordt georganiseerd door het Nederlands Debat Instituut. U leert tijdens de training de methodiek van het debatinstituut toe te passen in uw eigen klaslokaal. Hierna kunt u met een speciaal ontwikkeld lespakket aan de slag. Voor meer informatie kijkt u op: www.debatinstiuut.nl. U kunt zich voor deze training opgeven bij Diversion.
Specifieke peer educators De school kan een voorkeur uitspreken voor de inzet van een bepaalde peer educator binnen het lesprogramma. In het basisprogramma geven een joodse, islamitische en homoseksuele peer educator een deel van de lessen; de overige lessen worden verzorgd door de docenten van het Nederlands Debat Instituut. Bij de start van het project kan worden aangegeven of er behoefte is aandacht te besteden aan ook andere aspecten van de identiteit van peer educators. Gedacht kan worden aan een peer educator met bijvoorbeeld een donkere huidskleur of een autochtone peer educator. Dit kan bij aanvang van het project worden doorgegeven aan Diversion.
7
De lessen Les 1. Docent 20 minuten NB: de twee woordclusters kunt u ook op twee verschillende momenten behandelen. Dan gaat het om twee lessen van 10 minuten. Onderwerp: Introductie Doel: 1. uitleg van het project 2. uitleg van begrippen met behulp van de woordenschatdidactiek Met woorden in de Weer1. Nodig: woordclusters (op het bord of A2 papier). De eerste les wordt gegeven door de docenten zelf. Tijdens deze voorbereidende les wordt het project en de theoretische begrippen uitgelegd.
Doel 1. Uitleg van het project U geeft een korte introductie op het project. Let op: Vertel de achtergrond van de peer educators nog niet. Dit komt pas tijdens de tweede les die de peer educators geven aan bod. Indien aan (een deel van) het maatwerkprogramma wordt deelgenomen kunt u deze onderdelen kort toelichten. Wanneer u hebt gekozen voor een gastles/ werkbezoek, legt u uit wat de leerlingen gaan doen en wie de gastles/ het werkbezoek verzorgd.
Doel 2. Uitleg van begrippen met behulp van de woordenschatdidactiek Met woorden in de Weer2. Eerste woordcluster: Stereotype
1 2
U zet onderstaand woordcluster op het bord of op een groot vel papier. U legt de woorden met de volgende betekenis= aspecten klassikaal uit: stereotype = uitvergroten van een eigenschap van iemand alsof dat het enige kenmerk is van die persoon en dit maken tot een vaststaand beeld, dat sterk overdreven is. Bijvoorbeeld: dikke mensen zijn lui. over één kam scheren = zeggen of denken dat iedereen hetzelfde is, geen onderscheid maken. Bijvoorbeeld: àlle Hollanders eten kaas. hokjesgeest = de neiging om medemensen in te delen in een bepaalde categorie/een hokje. Bijvoorbeeld: alle donkere mensen kunnen goed dansen. generaliseren = vanuit een bepaald geval of situaties conclusies trekken. Bijvoorbeeld: alle Marokkanen zijn crimineel. vooroordeel = oordeel dat je over iemand of iets hebt zonder diegene te kennen. Bijvoorbeeld: blonde vrouwen zijn dom. discriminatie = betekent letterlijk ‘het maken van onderscheid’, iemand voortrekken of achterstellen omdat diegene behoort tot een groep. Het gaat om gedrag. meeloopgedrag = het voorbeeld van anderen volgen, zonder dat je een eigen mening hebt. Bijvoorbeeld: iemand zonder reden pesten omdat je vriend of vriendin dat doet.
Verhallen en Van den Nulft Verhallen en Van den Nulft
8
U vertelt: Ik ben blond (of ‘was ooit blond’, ‘had/heb een bril’ of iets anders dat op u van toepassing is). Mensen hebben vaak een stereotype beeld van blonde (bebrilde etc.) mensen, ze hebben een beeld van iemand vanwege dat blonde haar (bril), dat echt niet altijd klopt. Een stereotype is een vaststaand beeld dat mensen van iemand hebben, dat sterk overdreven en vaak ook negatief is. Mensen vergroten één eigenschap van een persoon uit alsof dat het enige kenmerk is van die persoon. Aan dat stereotype worden vaak ook vooroordelen gekoppeld. Zo wordt vaak gezegd: 'blondjes zijn dom' (of ‘mensen met een bril zijn studiebollen’), dat vooroordeel scheert alle mensen over één kam. Daarbij lijkt of iedereen met dat kenmerk hetzelfde is. Dan ben je aan het generaliseren: alle blondjes zijn dom. Maar zo zijn er nog meer vooroordelen: dit is een oordeel dat je hebt over iemand die je niet kent. Stereotypen worden vaak gebruikt in moppen. Denk maar eens aan Belgen: die zijn in onze Nederlandse moppen vaak dom, net als blondjes. Maar als het niet meer om een grapje gaat en mensen zich door vooroordelen ook anders gaan gedragen, dan is het niet zo grappig meer. Zo kan het gevolg van vooroordelen discriminatie zijn. Dat betekent dat je iemand voortrekt of achterstelt omdat hij of zij behoort tot een groep. Bijvoorbeeld dat een meisje niet bij jullie op school mag komen omdat zij in een rolstoel zit. Vaak wordt er niet alleen gediscrimineerd door één persoon, maar wordt er geholpen door meelopers. Die meelopers nemen de vooroordelen over en gaan generaliseren, denken dat iedereen met hetzelfde uiterlijk hetzelfde is. Mensen die meeloopgedrag vertonen, volgen het voorbeeld van een ander, zonder dat ze hun eigen mening laten merken. Bijvoorbeeld omdat ze bang zijn om anders zelf gediscrimineerd te worden. U stelt de volgende vragen en gaat een gesprek aan met de kinderen: Welke vooroordelen ken je? Kun je een voorbeeld noemen van hokjesgeest of generaliseren? Kun je een situatie noemen waarin groepen mensen over één kam geschoren worden?
Tweede woordcluster: Tolerant en intolerant gedrag U zet onderstaand woordcluster op het bord of A2 papier. Voorbeelden van tolerant gedrag (zelf invullen met de kinderen)
Voorbeelden van intolerant gedrag (zelf invullen met de kinderen)
U legt de woorden uit met de volgende betekenisaspecten: • tolerant = als je tolerant bent, laat je de ander vrij om anders te denken of te doen dan jijzelf. De ander mag dan van jou zelf weten wat hij of zij zegt of doet. • intolerant = niet verdraagzaam, het tegenovergestelde van tolerant. U vertelt: Ik heb jullie net uitgelegd wat een vooroordeel is, namelijk een mening of oordeel over iemand die je niet kent. Als je vooroordelen hebt, heb je een mening over iets of iemand zonder die persoon echt te kennen. Soms gaan vooroordelen zo ver dat ze gebruikt worden om te discrimineren. Discriminatie is een voorbeeld van onverdraagzaam, intolerant gedrag. Niet zo leuk dus. Laten we daarom tolerant zijn. Tolerantie en verdraagzaamheid zijn positief en het tegenovergestelde van negatief intolerant gedrag zoals discriminatie of het buitensluiten van anderen. Tolerantie is een positief begrip: iedereen hoort erbij. Het betekent dat je het niet zo erg vindt als anderen anders zijn. Als mensen anders denken, doen of er anders uit zien, vind je ze evengoed wel aardig. Dus ook als ze anders zijn. Als je tolerant bent, hoort iedereen erbij en is iedereen gelijk. Iedereen mag meedoen. U vult met de kinderen de tabel/ het woordcluster aan. De leerlingen mogen voorbeelden bedenken van tolerant gedrag.
Afsluiting Vraag de leerlingen of ze zin hebben in het project. Wat verwachten ze ervan en wat denken ze te leren?
9
Vertel kort dat de volgende les drie jongeren les komen geven en dat de leerlingen kennis met hun kunnen maken, en dat ze het verschil zullen leren tussen een feit en een mening.
Doel 3. Oefenen met AUB-model Om de leerlingen voor te bereiden op het debattoernooi en hen te ondersteunen in het kunnen beargumenteren van meningen en standpunten, oefenen zij met het AUB-model (Argument, Uitleg, Bijvoorbeeld). Dit wordt gedaan door de leerlingen hun eerder genoemde meningen te laten onderbouwen.
Les 2. Peer educators 90 minuten Onderwerp: Veiligheid & Kennismaking Nodig: de lesboekjes, schrijfgerei en de foto’s die nodig zijn voor het fotospel; deze worden door Diversion aangeleverd bij de eerste les. Rol docent: zorgt voor naambordjes, helpt orde te houden in de klas, helpt bij groepjes vormen en de leerlingen begeleiden bij de opdrachten. Begrippen: Feit, Mening, Argument, Vooroordelen Doel 1. Kennismaken en creëren van een veilige sfeer Om het ijs te breken en een ontspannen sfeer te creëren, stellen de peer educators zichzelf voor. Daarnaast spelen jullie gezamenlijk het kennismakingsspel. Dit spel is bedoeld om elkaar te leren kennen en om bovendien verbindingen te leggen tussen de leerlingen onderling en tussen de leerlingen, de docent en de peer educators. Want hebben jullie niet heel veel dingen gemeen? Doel 2. Stimuleren van meningsvorming en bewustwording van de eigen en andermans mening; herkennen van verschillen tussen feiten en meningen Één van de doelen van Gelijk=Gelijk? is om leerlingen te stimuleren om hun eigen mening te vormen. Om dit te kunnen doen moeten zij wel weten wat een mening eigenlijk is. Door leerlingen te vragen zowel feiten als meningen te noemen, ontdekken zij het verschil. Door vervolgens de meningen van de leerlingen te bespreken, zien zij dat anderen een andere mening kunnen hebben dan zijzelf. Dit wordt gedaan door middel van het fotospel waarbij leerlingen worden gevraagd om feiten en meningen over de foto’s te geven.
Doel 4. Bespreekbaar maken van en bewust worden van vooroordelen Sommige meningen van leerlingen zijn gebaseerd op vooroordelen. Maar zijn zij zich hier wel van bewust? Om hiermee aan de slag te gaan wordt het tweede deel van het fotospel gespeeld. Hierbij moeten de leerlingen stellingen aan de foto’s koppelen. Waarop baseren zij hun koppeling? De leerlingen worden aan het denken gezet over de reden achter de koppeling die zij hebben gemaakt; zijn deze gebaseerd op feiten, meningen of vooroordelen? Hierbij wordt benadrukt dat je soms een beeld over iemand hebt zonder dat je de feiten kent. Immers, van een foto en iemands uiterlijk alleen kun je niet zeker weten of iemand bijvoorbeeld gelovig, homoseksueel, sportief en/of aardig is.
Les 3. Peer educators 90 minuten Onderwerp: Openheid & eigen ervaringen Nodig: voor ieder groepje een (kopie) van de feitenlijst voor het spelen van het vooroordelenspel, lesboekjes en schrijfgerei. Rol docent: zorgt voor naambordjes, helpt met groepjes maken en begeleidt de leerlingen bij het maken van de opdrachten. Begrippen: Vooroordelen en Discriminatie Doel 1. Terugblik vorige les en introductie De peer educators blikken terug op de vorige les en wat de leerlingen daarin hebben geleerd. Vervolgens bespreken zij de belangrijkste begrippen van deze les, namelijk vooroordelen en discriminatie (en pesten).
10
Doel 2. Vergroten van tolerantie en leren omgaan met verschillen In de eerste les hebben de peer educators hun achtergrond nog verborgen gehouden. Hierdoor hebben de leerlingen hen op neutrale basis kunnen leren kennen, zonder te denken in de vooroordelen die zij wellicht aan deze achtergronden verbinden. Wellicht hebben ze in de vorige les wel vooroordelen over deze achtergronden geuit, zonder te weten dat deze in feite ook op hen betrekking hebben. In deze les komen de peers door middel van het vooroordelenspel ‘uit de kast’. Hierdoor worden de leerlingen gewezen op hun aannames en confronteren de leerlingen zo met hun eigen vooroordelen. Want kloppen hun beelden van moslims, joden en homoseksuelen wel met hoe jullie zijn en er uitzien?
kunnen beargumenteren van meningen en standpunten, oefenen zij met het ASR-model (Aanwijzen, Samenvatten, Reageren). Dit wordt gedaan naar aanleiding van de verhalen van de peer educators.
Doel 3. Bevorderen van interetnisch contact Doordat de peers met zijn drieën voor de klas staan laten zij impliciet zien dat zij ondanks een verschillende achtergrond, die door sommigen als tegengesteld kan worden gezien, goed met elkaar kunt samenwerken en –leven. Door middel van het expliciet bespreken en benadrukken van overeenkomsten tussen hen en tussen hen en de leerlingen ontdekken de leerlingen dat mensen die op het eerste gezicht misschien heel verschillend lijken, uiteindelijk helemaal niet zo verschillend zijn.
Doel 2. Bespreken van oorzaken van vooroordelen en vergroten van tolerantie In de vorige ging het over gediscrimineerd zijn. Hierdoor hebben de leerlingen ontdekt wat de gevolgen zijn van discriminatie. Door vervolgens in te gaan op situaties waarin de peers of de leerlingen hèbben gediscrimineerd, worden oorzaken van discriminatie besproken en wordt het belang van wederkerigheid van tolerantie aangestipt. Dit betekent dat als jij niet gediscrimineerd wil worden, dat je ook een ander niet moet discrimineren.
Doel 4. Voorkomen en tegengaan van discriminatie, met specifieke aandacht voor discriminatie vanwege religie, culturele achtergrond en seksuele diversiteit Om discriminatie tegen te gaan, is het belangrijk dat het inlevingsvermogen van de leerlingen wordt aangesproken en dat zij inzien en écht voelen hoe het is om gediscrimineerd te worden. Als zij zich hiervan bewust zijn, zullen zij zelf namelijk minder snel discrimineren. Dit wordt gedaan door het vertellen van een eigen verhaal van de peer educators over een situatie waarin zij zijn gediscrimineerd.
Doel 3. Versterken van inlevingsvermogen Om tolerantie te bevorderen, is het belangrijk dat het inlevingsvermogen van de leerlingen wordt aangesproken. Hierdoor leren zij namelijk dat andere mensen anders kunnen zijn of kunnen denken dan zijzelf en ontdekken zij waarom dat zo is. Hierdoor worden zij gestimuleerd om verschillen te accepteren. Door middel van een rollenspel gaan de leerlingen hiermee aan de slag. In dit rollenspel worden vijf casussen over discriminatie binnen de school nagespeeld. De leerlingen nemen hierin de rollen aan van schooldirecteur, slachtoffer, ouder van het slachtoffer, dader en ouder van de dader.
Doel 5. Oefenen met ASR-model Om de leerlingen voor te bereiden op het debattoernooi en hen te ondersteunen in het
Les 4. Peer educators 90 minuten Onderwerp: Oorzaken & inleven Nodig: lesboekjes en schrijfgerei. Rol docent: zorgt voor naambordjes, helpt met groepjes maken en begeleidt de leerlingen bij het maken van de opdrachten. Doel 1. Terugblik vorige les Er wordt teruggeblikt op de vorige les en wat de leerlingen daarin hebben geleerd.
11
Les 5. Debattrainers 90 minuten Onderwerp: In debat Nodig: voor elke leerling twee kladblaadjes, de lesboekjes en schrijfgerei, geluid, beamer, scherm. Rol docent: zorgt voor naambordjes, helpt met groepjes maken en begeleidt de leerlingen bij het maken van de opdrachten. Doel 1. Introductie Het debattoernooi wordt toegelicht en de les wordt ingeleid. Doel 2. Leerlingen bekend maken met het debat De leerlingen worden bekend gemaakt met wat een debat is en waar je debatten tegenkomt. Daarnaast wordt ingegaan op de vraag hoe je een debat kan winnen. Doel 3. Versterken van communicatieve vaardigheden (luisteren, argumenteren, presenteren, reageren) Om de leerlingen voor te bereiden op het debattoernooi wordt er geoefend met de stellingen die hierin aan bod komen. De leerlingen bereiden hun argumenten in groepjes voor en gaan vervolgens aan de hand van een carrousel met elkaar in debat. In dit carrousel draaien de leerlingen van voorstanders, naar tegenstanders en naar jury.
Les 6. Docent 90 minuten Onderwerp: Oefenen & verdiepen Doel: 1. Oefenen debattoernooi 2. Bekend maken met meldpunt discriminatie 3. Verdiepen dmv leskaarten Nodig: AUB-model, ASR-model, lesboekjes, computers en eventueel leskaarten Doel 1. Oefenen debattoernooi U vraagt de leerlingen om per stelling drie voor- en drie tegenargumenten te verzinnen. Al de argumenten werken de leerlingen uit volgens het AUB-model. Zij
hoeven die niet uit hun hoofd te leren, het gaat erom dat ze ermee oefenen. Ze kunnen ook hulptroepen inschakelen om aan argumenten te komen, bijvoorbeeld met behulp van thuis, vrienden of vriendinnen. Doe met de klas alvast een proef-carrousel. Deel de klas op in drie groepen (voorstanders, tegenstanders, rechter). Speel het debat drie keer en laat na elk debat de groepen doordraaien. U bent de gespreksleider. Stel indien gewenst ook een paar leerlingen aan als jurylid, zij hoeven dan niet mee te doen. Carrouseldebat per debatronde (24 min): 1 min 1 min 6 min 2 min 5 min 3 min 5 min 1 min
Noemen debatstelling Stemmen rechters Debat voor- en tegenstanders Vragen rechters Debat voor- en tegenstanders Stemmen rechters + interview Jury-feedback Draaien
Uitleg: Het carrouseldebat is concept van het Nederlands Debat Instituut. Het is een groepsdebat waarbij de leerlingen worden opgesplitst in drie groepen. Hierbij is groep 1 voorstander, groep 2 tegenstander en groep 3 luistert en oordeelt over het debat. De voorstanders en tegenstanders hebben een opgelegd standpunt, zij spreken dus niet op basis van hun eigen mening. De laatste groep is de ‘rechtersgroep’, zij mogen hun eigen mening geven, zij zijn de rechters. Allereerst noemt de debatleider een stelling. Daarna mogen de rechters laten weten of zij voor- of tegen deze stelling zijn, zij stemmen met stemkaarten (rood is oneens; groen is eens). Daarna is het woord aan de voor- en tegenstanders om de rechters hun kant op te trekken door goede argumenten te geven. Zij geven argumenten over-en-weer. Daarna krijgen de rechters de mogelijkheid om vragen te stellen aan de debaters. Dit kunnen vragen ter verheldering en verduidelijking zijn, maar het mogen ook kritische vragen zijn. Daarna mogen de rechters opnieuw stemmen. Is er iemand van mening veranderd? Waarom? Tot
12
slot is er bij het debat een jury aanwezig die de kinderen tips en tops zal meegeven voor het volgende debat. In totaal worden er drie debatten over verschillende stellingen gevoerd. Na elk debat wisselen de groepen van rol (voor, tegen of rechter) door naar een Doordraaien carrousel
ander vak in te lopen. Dit heet het draaien van de carrousel. De bedoeling is dat de leerlingen leren argumenteren en reageren volgens de AUB en ASR-methode. Hulpvragen voor u als gespreksleider tijdens het debat: Wat is het probleem? Wat is de oorzaak van het probleem? Waarom is deze oplossing goed/slecht? Wat zijn andere voordelen/nadelen bij deze oplossing?
Panel/jury
Voorstanders
Tegenstanders
Rechters
Doel 2. Bekend maken met meldpunt discriminatie Achter in het lesboekje van de leerlingen is een overzicht te vinden van verschillende meldpunten voor discriminatie. Bespreek wat dit zijn. Dit zijn bureaus waar je o.a. terecht kunt als je discriminatie hebt meegemaakt. Zij kunnen je helpen en adviseren. Vraag de leerlingen om de opdracht uit het werkboekje te maken. Ze zoeken op internet naar een organisatie die zich bezighoudt met het tegengaan van discriminatie. Het is de bedoeling dat ze de website bezoeken en een aantal bevindingen opschrijven.
• discriminatie; • uit de kast; • vrijheid en democratie; • homohuwelijk; • gezinssamenstellingen; • gevolgen van pesten. U kunt ervoor kiezen om tijdens de laatste les een (of meerdere) van deze leskaarten te behandelen. De leskaarten vormen een aanvulling op het lesprogramma van Gelijk=Gelijk?. Ook kunt u deze kaarten na afloop van het project behandelen om structureel aandacht te besteden aan de thematiek. De instructie voor het gebruik is te vinden op de leskaarten zelf.
Doel 3. Verdiepen door middel van leskaarten Bij aanvang van het project zijn door Diversion 6 leskaarten aangeleverd. De thema’s van deze leskaarten zijn:
13
Bijlagen AUB-model STELLING ARGUMENT VOOR ARGUMENT UITLEG BIJVOORBEELD
STELLING ARGUMENT TEGEN ARGUMENT UITLEG BIJVOORBEELD
ASR-model AANWIJZEN (op wie of wat wil je reageren?) SAMENVATTEN REAGEREN
Juryformulier STELLING Voorstanders: Tegenstanders: Rechters:
PRESENTATIE
AANTEKENINGEN
1. Houding, stem en gebaren 2. Richt je op de jury 3. Debatteer in stijl: met moed, durf, eerlijkheid, respect
ARGUMENTATIE
AANTEKENINGEN
1. Argument, uitleg, voorbeeld 2. Weerlegging 3. Reageren op elkaar en luisteren naar elkaar
TEAMWORK
AANTEKENINGEN
1. Iedereen doet mee 2. Teamgenoten helpen elkaar 3. Teamgenoten zorgen voor sfeer
14
15
Colofon Gelijk=Gelijk? is een project van stadsdeel Oost en wordt uitgevoerd door Diversion en Nederlands Debat Instituut ontwikkeld door Diversion en Nederlands Debat Instituut projectidee en concept door stadsdeel Oost en Diversion tekst en redactie door Diversion en Nederlands Debat Instituut advies door Klooster Onderzoek & Advies coverfoto door Emilio Troncoso Larrain ontwerp door Glamcult Studio druk door Zwaan Printmedia bijlagen: bij het lesprogramma van Gelijk=Gelijk? horen een leerlingenboekje, docenten handleiding, peer educators handleiding en leskaarten Stadsdeel Oost T 020 253 5900 E
[email protected] W www.oost.amsterdam.nl Contactpersoon: Guido Kroon Diversion T 020 578 7997 E
[email protected] W www.diversion.nl Contactpersoon: Saskia Selen en Mandy Goes Nederlands Debat instuut T 035 6252050 E
[email protected] W www.debatinstituut.nl Contactpersoon: Else van Nieuwkerk