ftiiK$writ*r,sia,?l
Biblioths*:k
ministerie van verkeer en waterstaat
o., 72 () o RfJKSFATERSTAA f//e rvcsruj-Nerje{$
directie friesland notitie Alltf 91.42
van datum
bijlagen appendix onderwerp
],
: P. Noordstra : L9 decernber l-991 24 :1 : Verondiepingen in de vaargeul Lauwersoog Schiermonnikoog.
INLEIDING
De scheepvaartroute naar Schiermonnikoog loopt vanaf Lauwersoog via de Zoutkarnperlaag, via het Gat van Schiermonnikoog en via de Groote Sieqe. Op de overgang van het Gat van Schiermonnikoog in de Zoutkanperlaag kan gekozen worden voor een korte
route via de Glinder of via de noordetijk hiervan gelegen eigenlijke uitnonding, zie bijlagen l- en 3. Het ziet er naar uit, dat door natuurlijke veranderingen van het geulenpatroon in dit gebied, steeds vaker baggerwerk moet worden verricht teneinde een goed bevaarbare geul in stand te houden. De Glinder migreert steeds verder in zuid-oostelijke richting. Verder dreigt het Gat van Schiermonnikoog van de Zoutkamerlaag te worden afgesnoerd door de opbouw van een zandtong t-p.v. de uitnonding. Door de voormalige }teet- en Adviesdienst Delfzij1 is onderzoek verricht naar een alternatieve veerbootroute LauWersoog Schiermonnikoog t L en 2 l. Het verzanden van de toenmalige vaargeul Brakzand was hier de aanleiding toe. Door aanzanding en drempelvorming kunnen problenen ontstaan voor de scheepvaart van en naar Schiermonnikoog. In deze notitie wordt de rnonentane toestand rond de overgang van het Gat van Schiermonnikoog in de Zoutkanperlaag omschreven, omdat hier naar verwachting de problenen eerst zullen ontstaan. Voor een terugblik worden de nota's [ ]- en 2 I gebruikt. Als aanvulling bp deze nota's is uit vaklodingen een situatie van Lg87 uitgewerkt, zie bijlage L. De huidige situatie zaL zo goed rnogef ilf in beeld worden gebracht rnet detaillodingen, zie bijlage 2.
2
2
HISTORISCH UORFOLOGISCH ONDERZOEK
2.L Situatie vanaf !927 tot
l-983.
Het gat van Schiermonnikoog boog in L927 sterk in noordelijke richting af en de uitrnonding in de Zoutkanperlaag 1ag ruim 3 kilorneter noordelijker dan thans. De Zoutkanperlaag en het Gat van Schiernonnikoog liepen over enkele kilometers lengte nagenoeg parallel, met hier tussen in een rel'atief smalIe zandrug. Hierna is het Gat van Schiermonnikoog geleidelijk in zuidelijke richting verschoven, mede als gevolg van de vorming van platen tussen de geul en het eiland. Ten noorden van de hoofdgeul, tussen de geul en het eiland, zL3n in de loop van de tijd meerdere rrembryonalert ebscharen te herkennen. Deze ebscharen ontstaan, migreren en sterven na verloop van tijd weer af. In de periode vanaf omstreeks L949 is er altijd sprake van 66n of meerdere ttverlagingenrr in de zandrug (tussen Zoutkamperlaag en Gat van Schierrnonnikoog). Bekend is dat er reeds een rug tussen beide geulen aanwezig was in L89L. De zandrug is ter plaatse van de drempels in de gehele periode niet boven het, niveau NAP -3.30 n uitgekolngn. Vanaf zeker 1955 is er altijd een goed te bevaren geul geweest. De oriAntatie van deze geul was in deze periode nagenoeg oost-west, dus een voor de scheepvaart gunstige route. Vanaf L,TO is er tussen het Gat van Schiermonnikoog en tussen genaamd Roode Hoofd een rug ontstaan. Deze rug werd de plaat -ee in loop der tijd hoger en langer en door deze rgg werd a.h.w. de uitrnonding van het Gat van Schiermonnikoog in twee delen opgesplitst. De zuidelijke uitgang tussen de aldus gevormde- ianbrug en de plaat Roode Hoofd verplaatst zich vanaf dit monent in zuid-oostefilke richting. Deze geul wordt Glinder genoemd. Uit stroommetingen is gebleken, dat in de noordelijke g,eul de ebstroom overheerst, terwijl in de Glinder de vloedstroom overheerst.
2.2 Situatie t987. Door de vaklodingen van 1987 met behulp van het progranma CONLOD te verwerken (bijlage 1) kan een goed beeld worden verkregen van de ligging en de diepte van het gedeelte l{addenzee direct onder het eiland Schiermonnikoog. Vergelijking van de situatie van L987 met die van l-983 laat zien dat de zandrug tussen de Glinder en het Gat van Schiernonnikoog in omvang toeneemt.
2.3 Situatie
l-99L.
Op bijlage 2 ziln enkele fragrnenten opgenomen van het drem-
pelgebied aan het uiteinde van het Gat van Schiermonnikoog.
Met enige goede wi1 is op deze bijlage een tweetal drempels te Gat herkennen, te weten een drenpel op de overqang Glinder van Schiermonnikoog en een drempel op de overgang Zoutkamperlaag Gat van Schiermonnikoog. Verder is hier een onderdeel van het eb- en vloedscharenstelsel tussen het Gat van Schiermonnikoog en de Hooge Wal te herkennen. Hoogstwaarschijnlijk wordt een groot gedeelte van het ebvolume langs de Hooge $lal afgevoerd. Het kornbergingsgebied direct onder het eiland Schiermonnikoog wordt (tijdens vloed) voor een groot deel door de Hooge Wa1 gevoed. Een eerste indruk is, dat dit ten koste gaat van de hoeveelheid water die tijdens vloed door de Glinder gaat.
4
3 VERWACHTING BEVAARBAARHEID
VEERBOOTROUTE
3. 1- Scheepvaartroute.
route via de kortsluitgeul Glinder is de meest korte route in de veerbootroute Lauwersoog - Schiermonnikoog (route l-). De Glinder verplaatst zich in oostwaartse richting. Noordelijk hiervan kan de scheepvaart gebruik maken van het Gat van Schiernonnikoog (route 2). Deze route is ca. 4 km langer dan route l- (bijfage 3). De
3.2 Drempelvorming. Ter plaatse van de overgang van de Glinder in het Gat van Schierrnonnikoog is een drempel ontstaan met een hoogte (plaatselijk) van NAP -3.20 m. De drempel heeft een lengte van nagenoeg 2SO meter. Volgens gegevens van dienstkring Vtaddenzee veiplaatst de geul zich in zuid-oostelijke richting... Het migleren van de geulen in deze richting is ook duidelijk te heikennen in het Schuitengatgebied. De vloedstroom, die over een vrij breed front de binnendelta binnenkornt, is een belangrijke vLroorzaker van het verplaatsen van geulen. Er zar. een geuf in stand blijven zolang de geu1 voldoende eb- of vloeditroom krijgt te verwerken. Als de geul ongunstig komt te liggen t,o.v. de stroornrichting, dan treedt aanzanding van {e ge,ii op. De Glinder is een zogbnaamde vloedschaar' en dat wil ieggen- dat de vloedstroom oveiheerst. In het verleden is ook een-belangrijk deel van de ebstroom door deze geul afgevoerd. de clinder figt, gezien de ontwikkelingen dit laatste jaar, niet gunstig voor de ebstroom. Door de lange weg die door de vloedstroom moet worden afgelegd ontstaat aan het-uiteinde van de vloedschaar (huidige drenpelgebied) stroomvertanming met sedimentatie tot gevolg. ??ar fornt n6g bij, dat het cat van Schiermonnikoog zeer waarschijnlijk eeider gevuld wordt via een kortere route, d€ Hooge Wal... tei opzichte van het Gat van Schiermonnikoog loopt het getij hier zeer waarschijnlijk in fase achter. Ook in route 2 wordt een dreurpel opgebouwd op de overgang van het Gat van Schiermonnikoog in de ZoutkanperlaagDe drenpel ontstaat door het in noordelijke richting uitbreiden van de zandrug tussen de Glinder en het Gat van Schiermonnikoog. Door de Hooge Wal wordt momenteel een groot deel van de ebstroom afgevoerd. De ebstroom die nog over de drenpel woldt gevoerd i; hierdoor waarschijnlijk niet groot en krachtig 9enoeg om de drernpel voldoende laag te houden.
5
3.3 Afrnetingen geul veerbootroute. Van de vaargeulen Gat van Schierrnonnikoog, Glinder en Groote Siege maakt de veerdienst meerdere malen per dag gebruik. Bij het op diepte brengen van de geulen kunnen de veerboten dan ook als rnaatgevend worden gesteld. ilornenteel wordt de veerdienst onderhouden met de schepen trSimonszandrt en nBrakzandrt van rederij Wagenborg. Deze schepen hebben een diepgang van L.40 m. In de toekomst zuI1en schepen op deze route gaan varen waarmee rnomenteel de veerdi.enst naar hat eiland Alreland wordt onderhouden. Deze schepen hebben een diepgang van L.6o m' Vooi- net baggerwerk op korte terrnijn kan rekening worden gehouden met de diepgang van L.40 m. ioor Schiermonnitcoog- t
Als vuistregel voor de rninirnale diepte van de geul kan worden gehanteerd:
LaaglaagWaterSpring = NAP -1-.70 m l-.40 m diepgang stilligend schip diepgang varend schip (incl. squat) = l-.40 + O. ru * = L.65 n (squat afhankelijk van de vaarsnelheid O.25 a o.5o n) 0.25 m keelclearence ( ruimte onder schip) + L.40 + o.25 + LLWS + diepgang + squat + keelclearence = L.7O A.25 = 3.60 ut de geuldiepte moet dus rninimaal NAP -3.60 m zijn. In het Beheersplan Scheepvaart Waddenzee (L984) is voor de vaarroutes op basis van in de periode L975 t/m L980 uitgevoerde lodinfen de kleinst gemeten diepte aangegeven in dm ten opzichte van LLWS, zie bijlage 4. DL vaardiepte voor het Gat van Schiermonnikoog is 23 dn t.o.v. LLWS , dus de boderndiepte van de geul is L-7O + 2.3O = NAP -4.00 tn. De vaardiepte voor Glinder is g drn t.o.v. LLWS, dus een bodemligging van NAP -2.60 m. Deze maten zijn gebaseerd op een minst gepeitde diepte over 5 Jaren gemeten. De aangehtezen plaats en diepte moeten worden gezien als een momentopname.en 6r kan geen iarantie worden geqeven voor het te allen tijde handhaven van de bevaarbaarheid. tndien nodig wordt onderhoud aan de veerbootroutes verricht. Ook kan door het volgen van de niiuurlijfe ontwikkelingen van de geulen een zo goed mogelijke veerbootroute worden verkregen.
Voor een praktische maat voor de geuLdiepte kan de vuistreqel worden gehanteerd.
6
4
CONCLUSIE
Momenteel wordt langs de zuidelijke oever van het Gat van Schierrnonnikoog een zandrug opgebouwd. Deze zandrug buigt aan het einde van de geul, ter plaatse van de overgang naar de Zoutkanperlaag, om in noordelijke richting. Hierdoor kan een barriEre in de geul ontstaan die ongetwijfeld hinderlijk voor de scheepvaart is.
rn de huidige situatie kan nog redelijk goed gebruik worden gemaakt van de noordelijke route. Er vormt zich echter weI een drernpet door het troverstekentt van een zandrug juist op de scheiding van het Gat van Schierrnonnikoog en de Zoutkarnperlaag. Gezien de ervaringen die zijn opgedaan bij een vergelijkbare situatie, namelijk het Schuitengat, lijkt de toekomst hier weinig rooskleurig voor het zich handhaven van een voldoende brede en diepe geu1.
De drempel in de Glinder ligt over een vrij groot oppervlak hoger dan het NAP -3.50 m vlak. Door het migreren van de geul in zuid-oostelijke richting zal- op den duur niet meer een voor de scheepvaart voldoende diepe geul in stand blijven.
5
AANBEVELINGEN
Het op diepte brengen van de Glinder lijkt op korte termijn de beste oplossing om een voldoende diepe en brede geul voor de reguliere veerdienst te maken. Door periodiek baggerwerk zar. deze geul op diepte moeten worden gehouden. Een nadere rnorfologische studie zaL inzicht moeten q[even over rnogelijke alternatieven voor een betere vaarroute. Om de situatie rrin de vingers te krijgentt zal- als onderdeel van een projectstudie een monitoringsprogramma rnoeten worden opgezet. Een aanzet hiertoe zal- in het voorjaar van L992 door de afdeling aUW worden geleverd.
ook zaL aandacht moeten worden geschonken aan de Groote Siege. Door de dienstkring Waddenzee is aangegeven dat ook in deze geul steeds meer gebaggerd moet worden. In een projectvoorstel van ANI{ voor het jaar 1-992 zaL e.e.a. worden opgenomen, zie appendix L. Dit projectvoorstel behoeft nog een nadere invul1ing.
7
6
LITERATWR
ing. J.w.T.t{. VAN I{EEGEN en J.T. POSTMA De rnogelijkheid voor een alternatieve veerbootroute Lauwersoog Schiermonnikoog langs de westzijde van het Roode Hoofd. Meet- en Adviesdienst Delfzijl, directie Groningen. Nota 83-26, augustus L983. J.T. POSTMA Historisch rnorfologisch onderzoek alternatieve veerbootroute Lauwersoog Schiermonnikoog langs de west zijde van het Roode Hoofd. t{eet- en Adviesdienst Delfzijl, directie Groningen. Nota 84.o7, april l-984.
7 L 2 3 4
BIJLAGEN
Overzichtsloding
1987
Detaillodingen drempels 1991Situatie veerbootroute schaal 1 : Beheersplan scheepvaart Waddenzee
Appendix L Projectvoorstel
1-00.000
.-----
MONNIKT ;/ )v
'/
t5-
.l,:
,'i,
',
iL(
5\
-N LAUWERSOOG
\S
MARNEWAARD
+ TMAHORN
'x3ir]ri
.WIER
r/\
VEERBOOTROUTE LAUWERSOOG
-
-\ ProjecLcode
SCHIERNONNIKOOG
siLuoLie schaqL 1 : 100.000
RijkswoLensLoat-Dinectie Fnieslond aFd. A N
Rapport AN}'| W
din
A't
gl .42
rnvduFRr
Bijtoge 3 0389
KADERKOP
IUMERPLAAT
THI ER
hrr,*, U HOI.WERT)
II
T0EL tcl-tI.lNG BILAN6RIJKE VAARWE6EN ALLE OVERI6E BESTAANDE
I97(115)I
VAARWEG WAARVAN DF MINIMALE DIEPTE
VAARWE6EN
---_zI16)---
STdm (lNt)Etr LLWS L|GT BtJ GHw tS UE VAAfit)tt-trlE l 15 drn. vAARWFti wAARVAN {ltr MtNtMAtE DtEpIE 7dm BOVEN L LWS r IGT BtJ G f1 W tS DE VAART)tEplE 16 dm OE 6EGEVEN VAAROIEPTEN ZIJN 6EBASEERD OP L00tNGSKAARTEN UtT DE pERt0DE 1975 t/m 1980
Ivm voortdurende nofuurlijke veronderingen in het geulen- en plotenstelsel mog er.niet op worden gerekend dot de.op de koort oongegeven diepte nog oonwezig
F;II l',ii,,,,,i.,,.j,,,,,'l,,
is of in de toekomst oonwezig zql btijven -
1'1,,1 STAATS- c.q. BESCltERt"lD
-
NATUTJRMONTJMENT
SCHEEPVAART WADDENZEE BEHEERSPLAN 1 984 Rcpporl ANV/ 91.42 Ri
jkswaLerstooL-Directie FniesLond aFd. A N I'l din
A4
J
r
vd
Bijtoge 4
mocnr 0389 KAOERKOP
APPEr{DTX 1
t
Projectvoorstel verondiepingen in de veerbootroute Lauwersoog - Schier:monnikoog
Ondemerp
datum
:
1-6 december l-991-
opsteller
P. Noordstra
Project
Uitnonding Gat van Schiermonnikoog in
Zoutkamperlaag
Projectonschrijving: De veerbootroute naar het eiland Schiernonnikoog loopt vanaf Lauwersoog via de Zoutkamperlaag, via het Gat van Schiermonnikoogt en- via de Groote Siege. Hierbij wordt op de scheiding tussen de Zoutkamperlaag en het Gat van Sehiermonnikoog meestal gebruik gernaakt van een kortere route genaand Glinder. Het Gat van Schiermonnikoog heeft een oost-westelijl<e ori€ntatie. De Glinder heeft een noordoostelijke-zuidwestelijke ori€ntatie. Ter plaatse van de overgang van het Gat van Schiermonnikoog in de Zoutkamperlaag bevindt zich een drenpel. Eveneens zit er een drempel t.p.v. de overgang van de Glinder in het Gat van Schiernonnikoog. Deze drempels kunnen, bij lage waterstanden, stremning van de scheepvaart veroorzaken. In het verleden is door de Meet- en Adviesdienst te Delfzijt (MAD) een historisch/rnorflogisch onderzoek verricht een alternatieve veerbootroute Lauwersoog Schiermonnikoog. Door dit rapport als basis te gebruiken kan met behulp van lodingen van dil- gebied een inzicht worden verkregen van het gedrag van de geulen.
Projectgegevens
:
Beschikbare lodingsdata: 1 Het rapport MAD eindigt met de situatie van l-983. Onderzoeken of deze data beschikbaar is en eventueel verwerken
net CONLOD. 2 In Lg87 is de eerstvolgende greautomatiseerde vakloding verricht. Deze opname verwerken met CONLOD. 3 Eind L991 is vaklodingsblad L3l".1-2 opqenomen. Deze loding verwerken met CONLOD (eventueel met enkele detailOpnamen cornp1eteren) , zie bijtage l-.
Rapporten:
Nota 84.07 tr Historisch morfologisch onderzoek alternatieve veerbootroute Lauwersoog Schiermonnikoog langs de westzijde van het Roode Hoofdrl Aanwezig in werkarchief ANw, nr C 2576It g3-26 De mogelijkheid voor een alternatieve veerboot Nota langs de route Lauwersoog Schiermonnikoog rl Hoofd westzijde van het Roode Opvragen
bij directie
Groningen.
2
Baggerwerk: Gegevens baggerwerk liladdenzee.
vaarroute opvragen bij dienstkring
Metingen:
In Lgg2 een overzichtsloding maken van het omkaderde. gebied zie bijlage 2. Eventueel conbineren met vak- en kustlodingen. Uitvoering: ilgt lefrutp van CONLOD de huidige situatie in beeld brengen, aansluitend aan Nota 84.07 van de l{AD. In de loop van Lggz met behulp van de overzichtsloding, eventueel aangevuld rnet kustlodingen en detaillodingen, een overzicht maken van de situatie rond de overgang Gat van Schiernonnil
route voor de scheepvaart met de in stand is te houden rond de baggerinspanning minste overgang van het Gat van Schiermonnikoog in de Zoutkamperlaag. 2: Onderzoek verrichten naar de oorzaken van toenernend baggerwerk in de Groote Siege. 3: Met behulp van de eerstvolgende vakloding val het gehele kombergingsgebied de toestand van de geulen in beeld brengen teneinde veranderingen te signaleren. De eerstvolgende vakloding zaL worden verricht in 1994 ' zowel de binnen- a1s de buitendelta. Planning: ad L: Aan de hand van lodingskaarten is samen met de dienstkring geconcludeerd dat baggeren op de drempel in de Clindei op korte ternijn de neest geschikte optie is. onderbouwing van dit besluit in week 5l- en week (L992) middels een notitie ANW 9l-.42. gedrag van de geulen vanaf de Zoutkanperlaag tot Het ad 2z ae veersteiger schiermonnikoog in beeld brengen. aan Rapport een maand na het beschikbaar komen van de van de lodingen gereed. Start van het Project juli L992ad 3: Veranderingen in het konbergingsgebied signaleren. Bij de dienstkring Waddeneilanden is gesignaleerd dat aan het einde van de Groote siege een drempel ontstaat en dat in de loop der tijd neer baggerwerk moest worden verricht in de geul. Onderzoeken of de geul Gat van Schierrnonnikkoog in de loop der tijd nreer water afvoert tijdens eb dan de ,
1-
Groote Siege. Rapport een maand na het beschikbaar komen van de vaklodingen (L994) gereed.
3
Projectgroep: P. Noordstra G. Struiksrna
A. Aukema A. Huisman
ANw projectleider en advisering ANw verwerken en bewerken lodingen
ANW bewerken lodingen
en
tekenwerk ANw rneetvoorbereiding
Tijdsplanning:
schrijven overzetten lodingsdata op VAX bewerken lodingsdata tekenwerk
Rapportage 1-: advies
40 uren 5l- en
4 uren
Meetvoorbe-
reiding
maken
in
L992
: overzichtsloding nidden L992 volgens bijlage 2 aanvullende }odingen Groote Siege
meetvoorstel Rapportage
3: hiervoor een projectvoorstel maken in 1-993
l-
uren I uren 5l- en l-
4o
Rapportage 2z hiervoor nog een project-
voorstel
51 5l-
16 uren