Dierbaar Een vergelijkend onderzoek naar de omgang met huisdieren bij Turken en Nederlanders.
Masterscriptie Sociologie Cornélie Bakker Studentnummer 0372757 Studiejaar 2009-2010 Eerste begeleider: Tweede begeleider:
Dr. Bart van Heerikhuizen Dr. Olav Velthuis
2
Voorwoord ‘Voor u ligt mijn masterscriptie.’ Wat vind ik het fijn om deze zin eindelijk op te kunnen schrijven. En dit dankzij de hulp en het vertrouwen van een aantal mensen die ik dan ook wil bedanken. Allereerst wil ik mijn beide begeleiders Bart van Heerikhuizen en Olav Velthuis bedanken. Bart omdat hij de rol als begeleider zowel flexibel als met vastberadenheid en met begrip heeft vervuld. En Olav omdat hij me ervan overtuigde vast te houden aan dit onderwerp als afstudeerscriptie. Mijn ouders wil ik bedanken omdat het niet moeilijk is om te achterhalen waar ik mijn liefde voor dieren vandaan heb. Suus, bedankt voor het meelezen én meeleven. En natuurlijk mijn vriend Vincent, die maar bleef roepen dat ik het kon en altijd klaar stond met raad en daad. Bedankt lieverd, op naar de Orteliussstraat! Een prettige bijkomstigheid bij het schrijven van deze scriptie was dat ik in het kader van mijn onderzoek heel wat honden heb geaaid, spinnende katten op schoot heb gehad en tropische vissen heb bewonderd. En zo ken ik nu een kat die gek is op Turkse kaas en weet ik alles van de liefde tussen een waakhond en zijn baas. Daarvoor dank ik dan ook alle respondenten die hun medewerking hebben verleend.
Cornélie Bakker September 2010
3
4
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Inhoudsopgave
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Inleiding
1.2
Onderwerp van de scriptie
10
1.3
De probleemstelling
12
1.4
Waarom interessant als scriptie?
12
1.5
Weergave en verantwoording van de gevolgde werkwijze
12
1.6
Leeswijzer
13
Hoofdstuk 2 2.1
9
Geschiedenis en theoretisch kader
Een korte geschiedenis van de relatie tussen mens en
15
huisdier 2.2
Dierenbescherming en dierenexploitatie in Nederland
16
2.3
Huisdieren in Nederland
18
2.4
De Turkse bevolking in Nederland
20
2.5
Eerder onderzoek naar culturele verschillen in huisdierbezit
21
2.6
Theoretisch kader
22
2.6.1
Het civilisatieproces en uitdijende cirkels van identificatie
23
2.6.2
Religie en cultuur
25
2.6.3
Individualisering
26
2.7
Onderzoeksvragen
28
2.8
Samenvatting hoofdstuk 2
29
Hoofdstuk 3 3.1
Empirisch onderzoek
De selectie van de respondenten en de afbakening van de onderzoekspopulatie
5
31
6
3.2
Validiteit van het onderzoek
32
3.3
Opbouw interview
33
3.4
Onderzoeksresultaten
34
3.4.1
De populatie
34
3.4.2
Redenen voor huisdierbezit
34
3.5
Gevoelens
38
3.6
Overige gezinsleden en familie
42
3.7
Verzorging
43
3.8
Dierenartsbezoek
45
3.9
Huisdieren binnen de Turkse cultuur en de rol van religie
46
3.10
Samenvatting hoofdstuk 3
49
Hoofdstuk 4 Conclusie 4.1
Interpretatie van de resultaten
51
4.2
Beantwoording van de probleemstelling en de
56
onderzoeksvragen 4.3
In hoeverre zijn de onderzoeksresultaten generaliseerbaar
58
naar andere gevallen dan de onderzochte? 4.4
Eerder onderzoek
59
4.5
Tot slot
59
61
Literatuurlijst Bijlagen A
Vragenlijst
65
B
Volledig overzicht respondenten
67
C
Sfeerverslagen respondenten
68
D
Een dag mee met de dierenambulance
71
7
8
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Inleiding
Op een middag in maart staat mijn buurvrouw van een paar huizen verder voor de deur. Ze vraagt of wij in het bezit zijn van een gestreepte kater. Nadat ik bevestigend antwoord haalt ze diep adem en biecht dan op dat haar poes zodanig gepest wordt door onze kleine, speelse kater dat ze nu niet meer naar buiten durft. Daarom heeft de dierenarts antidepressiva voorgeschreven. Voor de poes welteverstaan en niet voor haar.
De relatie tussen mens en dier, en in het bijzonder huisdieren, heeft mij altijd al gefascineerd. En ik vond dit voorval, naast vervelend voor de poes, ook frappant omdat het kennelijk in Nederland in bepaalde kringen niet ongewoon is om je huisdier antidepressiva te geven. Ik wist dit niet en het voorval wekte mijn belangstelling voor dit onderwerp.
De verstandhouding tussen mens en dier is een interessante. Mens en dier zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden maar de relatie kenmerkt zich door ambivalentie. Aan de ene kant worden sommige dieren ingezet als productie- en consumptiemiddel en aan de andere kant worden dieren door mensen gekoesterd en geknuffeld als huisdier. Maar waaróm hebben mensen eigenlijk huisdieren?
De Amsterdamse sociologe Joanne Swabe die een proefschrift wijdde aan de mens-dier relatie geeft meerdere redenen waarom mensen al sinds lange tijd dieren domesticeren. Zo hadden honden en katten van oudsher een functie in en om het huis. Honden dienden als bewaker of werkhond en katten hadden, met hun natuurlijke instinct om ongedierte, zoals muizen, te doden, een niet onbelangrijke taak in veel huishoudens en bedrijven. Nog een reden voor mensen om bepaalde dieren als huisdier te gaan houden is dat die dieren zich aan kunnen passen aan een menselijke leefomgeving en ze zijn, min of meer, in staat om een band aan te gaan met mensen. De dieren die als huisdier worden gehouden zijn over het algemeen hanteerbaar en vanwege hun bouw en formaat zijn ze niet bedreigend voor mensen. En juist vanwege hun uiterlijk zijn ze aantrekkelijk als huisdier (Swabe 1997:138-139).
9
Kortom, ik wil mijn scriptie wijden aan de relatie tussen mens en dier. Want hoewel sociologie de wetenschap is die bestudeert hoe mensen samenleven, mogen we niet vergeten dat we van oudsher onlosmakelijk verbonden zijn met andere diersoorten.
1.2.
Onderwerp van de scriptie
De historica Amanda Kluveld stelt dat de waarde die mensen toekennen aan hun huisdieren en de manier waarop er met dieren in het algemeen wordt omgegaan verschilt, en wordt bepaald door de samenleving, de tijd, het land en de cultuur waarin men leeft. (Kluveld 2008: 78).
Zo werd in Egypte duizend jaar voor Christus de kat beschouwd als een heilig dier en stonden er zware straffen op het mishandelen van katten. Ook de Romeinen waren bekend met het fenomeen huisdier getuige de sporen die zijn gevonden van grafstenen voor de overleden huisdieren (Podberscek et al. 2000). In Nederland was in de 18e en begin 19e eeuw het zogenaamde katknuppelen een populair volksvermaak. Bij dit spel werd een kat opgesloten in een houten ton en men probeerde met knuppels de ton kapot te slaan. Het hoogtepunt van het spel was als de kat blazend, krijsend en in doodsangst uit de ton vloog. Anno 2010 zou het katknuppelen stuiten op algehele afschuw en weerstand. Toch vindt het katknuppelen in Noord Holland tijdens volksfeesten nog steeds plaats maar dan in aangepaste vorm, zonder levende kat, want een politieverordening in de 19e eeuw zorgde ervoor dat dit spel met levende katten verboden werd. 1 Culturele verschillen zorgen er dus voor dat er verschillend wordt gedacht over welke dieren recht hebben op een goed bestaan, welke moeten worden vermeden of getreiterd. Maar ook welke dieren geschikt worden geacht om als huisdier te houden en hoe er in het algemeen met huisdieren wordt omgegaan.
1
http://www.margreetlenstra.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=11:katknuppelen&catid=2 :nhd&Itemid=20
10
In Nederland wordt in 56% van de huishoudens één of meerdere gezelschapsdieren gehouden. Vooral gezinnen met kinderen hebben relatief vaak huisdieren.2 Endenburg en Klumpers (2008) deden onderzoek naar huisdierbezit onder niet westerse allochtonen in Nederland. Uit dit onderzoek blijkt dat niet westerse allochtonen minder vaak in het bezit zijn van een huisdier dan autochtone Nederlanders.
Etniciteit
Percentage
Nederlanders
56 %
Surinamers
38 %
Antillianen
31 %
Turken
20 %
Marokkanen
20 %
Tabel I. Aantal huishoudens in bezit van een huisdier in Nederland uitgesplitst naar etniciteit.
(Endenburg & Klumpers, cijfers: MCA Communicatie, 2008).
Er is een groot en opvallend verschil tussen autochtone en allochtone Nederlanders wat betreft het percentage dat een huisdier bezit. Vooral Turken en Marokkanen hebben minder vaak een huisdier. Maar zegt het feit dat zij minder vaak een huisdier hebben ook dat zij anders over huisdieren denken? Ik richt me in deze scriptie dan ook op allochtone inwoners die wel een huisdier hebben. Want ik wil weten of hun denkbeelden en opvattingen over huisdieren overeen komen met die van Nederlanders of dat hier verschillen in zijn te vinden? Aangezien de Turkse bevolking op dit moment de grootste groep niet westerse immigranten in Nederland vormt gaat mijn aandacht dan ook naar de vraag hoe Nederlanders en inwoners van Turkse afkomst3 anno 2010 in Nederland omgaan met hun huisdieren. Waarom hebben ze huisdieren, welke keuzes liggen daaraan ten grondslag, wat voor gevoelens koesteren ze voor het dier en hoeveel tijd en geld besteden ze aan de verzorging van hun dier?
2
http://www.tns-nipo.com/pages/nieuws-pers-vnipo.asp?file=persvannipo%5Chuisdier08.htm Met Turks worden alle inwoners bedoeld die in Turkije geboren zijn en/of waarvan (een van de) ouders geboren zijn in Turkije. In deze scriptie hanteer ik dan ook deze definitie.
3
11
1.3
De probleemstelling
Welke verschillen zijn er waar te nemen tussen Nederlanders en Turken in hun omgang met huisdieren en hoe zijn deze te verklaren?
1.4
Waarom interessant als scriptie?
Wilterdink & Van Heerikhuizen omschrijven sociologie als “de wetenschap van de manieren waarop mensen samenleven” (Wilterdink & Van Heerikhuizen 1993:15). Maar mensen leven dus ook samen met huisdieren, en de manier waarop mensen omgaan met hun huisdieren zegt ook iets over de samenleving. Binnen de sociologie is de verstandhouding tussen mens en dier, in al haar facetten, een onderbelicht onderwerp. Kluveld zegt: “Je zou verwachten dat de sociale wetenschappen geïnteresseerd zouden zijn in de relatie tussen mensen en dieren, maar dat blijkt in beperkte mate zo”(Kluveld 2008:22). De sociologe Joanne Swabe die zich wel bezighoudt met mens-dier verhoudingen zegt hierover: “ Als je sociologische teksten leest, zou je nooit kunnen vermoeden dat de samenleving zowel uit menselijke als niet-menselijke wezens bestaat” (Swabe 1997). In deze scriptie wil ik dus wel dieper ingaan op de relatie tussen menselijke en niet menselijke wezens. Omdat die relatie meer over menselijke wezens zegt dan we wellicht beseffen.
1.5
Weergave en verantwoording van de gevolgde werkwijze
Als je een vergelijking tussen twee groepen wilt maken dan heb je bepaalde ideeën en verwachtingen over de te vinden resultaten. Of zoals Van Heerikhuizen en Wilterdink zeggen:“Geen enkel onderzoek is volledig theorieloos; er liggen altijd bepaalde, impliciete of expliciete, veronderstellingen en vermoedens aan ten grondslag” (Van Heerikhuizen en Wilterdink 1993:420).
Daarom besteed ik, voorafgaande aan de onderzoeksresultaten, aandacht aan de theorie die aanleiding geeft voor verdere onderzoeksvragen. Het empirisch onderzoek bestaat uit semi-gestructureerde interviews met tien Nederlandse huisdierbezitters en tien Turkse huisdierbezitters, allen woonachtig in Amsterdam.
12
Het onderzoek heeft dus een vergelijkend karakter om de mogelijke verschillen of juist overeenkomsten te vinden. Of zoals Van Heerikhuizen en Wilterdink het formuleren in Samenlevingen: “Vergelijken is inherent aan de sociologische werkwijze” (Wilterdink & Van Heerikhuizen 1993: 89). Er is gekozen voor een semi-gestructureerd interview, de onderzoeker heeft zo een grotere vrijheid om binnen het interview in te spelen op bepaalde antwoorden en om nieuwe vragen te stellen die niet waren opgenomen in het interview.4 De interviews vonden plaats bij de mensen thuis; op deze manier kon ik ook kennismaken met de onderwerpen van gesprek: de huisdieren. De vragen die in het interview naar voren komen hebben betrekking op redenen die mensen hebben om een huisdier te hebben, de gevoelens die zij voor het dier hebben, de mate van tijd en geld die zij investeren in het huisdier.4 Ook zijn er in het interview vragen opgenomen over het geloof, de leeftijd en het beroep van de respondent.
1.6
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 zal ik ingaan op de geschiedenis van de relatie tussen mensen en huisdieren en die in Nederland in het bijzonder. Ook zal ik hier een beeld van de Turkse bevolking in Nederland schetsen en besteed ik aandacht aan eerder onderzoek omtrent dit onderwerp. Ook wordt in dit hoofdstuk de theorie besproken. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de onderzoeksvragen. In hoofdstuk 3 volgt de weergave van de empirische resultaten. Tot slot zal ik in hoofdstuk 4 afsluiten met een conclusie waarin ik de resultaten interpreteer en de probleemstelling en de onderzoeksvragen zal beantwoorden. Ook zal ik dan terugkijken naar de resultaten en de plaats die de resultaten innemen in het eerder gedane onderzoek naar dit onderwerp.
4
Zie bijlage A voor de volledige vragenlijst
13
14
Hoofdstuk 2
2.1
Geschiedenis en theoretisch kader
Een korte geschiedenis van de relatie tussen mens en huisdier
De eerste sporen van een mogelijk affectieve band tussen mens en dier zijn ruim 12.000 jaar oud. In 1977 werd in Israël een graftombe ontdekt met daarin de resten van een ouder persoon wiens hand met opzet was gelegd op de resten van een puppy. Dit zou kunnen wijzen op het bestaan van een affectieve band tussen mens en dier (Davis 1987:145).
Er wordt vaak verondersteld dat het houden van een huisdier alleen was weggelegd voor de elite. Door materiële overvloed kon men zich een huisdier veroorloven en dit verzorgen. Het dier werd dus ook, bewust of onbewust, gebruikt als statussymbool. Zo had de aristocratie in Europa in de middeleeuwen al ‘toy dogs’, die een net zo aristocratisch leven leidden als hun bazen. Toch waren het niet alleen de welgestelde mensen die een huisdier hadden, ook de boeren en lagere sociale klassen hadden vaak een huisdier. Bij hen stond alleen vaak de praktische waarde van het huisdier voorop, maar dit betekende niet dat er geen affectieve band tussen mens en dier kon zijn (Serpell 1986: 38).
In de loop van de 16e eeuw begon het houden van een huisdier door te dringen tot de middenklasse en werd het hebben van huisdieren steeds gebruikelijker. Tegen het einde van de 18e eeuw, toen in West-Europa de industrialisatie en de verstedelijking begon, begon ook de beeldvorming rondom huisdieren langzaam te veranderen. Omdat men letterlijk en figuurlijk steeds meer afstand nam van het platteland en het leven zich in grote steden begon te concentreren raakte men ook het contact met het dier in utilitaire zin kwijt en mede daarom kon men een meer affectieve band met ze opbouwen (Swabe 1997: 143).
Ritvo (1987) veronderstelt dat het houden van huisdieren als een algemeen verschijnsel pas begon toen mensen een grotere controle over de natuurverschijnselen hadden gekregen. Het waren de wetenschappelijke, technologische en economische ontwikkelingen van de late 18e eeuw en de 19e eeuw die de natuur minder bedreigend en beter beheersbaar maakten. Mensen waren niet langer verwikkeld in een dagelijkse strijd met de elementen om te overleven. Dieren werden meer en meer gehouden om hun
15
affectieve waarde. En juist omdat door industrialisatie en de daarmee gepaard gaande urbanisatie de scheiding tussen natuur en mens steeds verder toenam, hield men door middel van het houden van huisdieren toch nog een contact met de natuur.
Omdat de rol van de mens overheersender en bepalender werd over wat als voorheen onbeheersbare krachten werd beschouwd, kwam er ook een beweging op gang die zich juist ging bekommeren om het lot van dieren. De Britse filosoof en jurist Jeremy Bentham (17481832) was één van de eerste voorvechters voor dierenrechten. Hij vond dat het vermogen om pijn te ervaren, en niet het vermogen om logisch te kunnen redeneren de maatstaf moest zijn voor hoe we andere wezens moeten behandelen. Hij vond: “Het gaat niet om de vraag of dieren kunnen praten, maar of ze kunnen lijden” (Kluveld 2009: 63).
Nederland is samen met Engeland in economisch opzicht altijd het meest afhankelijk geweest van dieren. Het aantal gedomesticeerde dieren gedurende de achttiende eeuw en mogelijk al daarvoor, was nergens groter dan in beide landen. In ons land en in Engeland werd ook het meeste vlees gegeten (Kluveld 2009:18). In Nederland nam het huisdierbezit na de Tweede Wereldoorlog sterk toe. Door de toegenomen welvaart konden steeds meer mensen zich een huisdier veroorloven en kwam er een industrie op gang die huisdieren en hun eigenaren in hun behoeften voorziet. Huisdieren zijn in Nederland een vanzelfsprekend verschijnsel (Swabe 1997: 146).
2.2
Dierenbescherming en dierenexploitatie in Nederland
In 1864 werd in Nederland de 's Gravenhaagsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren opgericht. De eerste doelstellingen van de vereniging waren onder andere het afschaffen van trekhonden, het verbeteren van de leef- en werkomstandigheden van paarden en betere slachtvoorschriften zoals verplichte verdoving. In 1877 kwam er een landelijke vereniging. De naam werd veranderd in Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren. In 1886 werd het mishandelen van dieren officieel een misdrijf volgens de wet en kregen dieren dus een vorm van wettelijke bescherming. Rond 1920 was de Dierenbescherming zo gegroeid dat er vast personeel kon worden aangesteld. Vooral na de Tweede Wereldoorlog zette de groei hard door en werden veel mensen lid. In de jaren
16
zeventig van de vorige eeuw groeide het ledenaantal naar 100.000. Anno 2010 is het aantal leden verdubbeld naar 200.000.
In 2002 werd in Nederland de Partij voor de Dieren opgericht. Nederland is het enige land ter wereld met een politieke partij die zich primair bezighoudt met dierenwelzijn. In de beginselverklaring van de Partij voor de Dieren staat omschreven hoe de mens door zijn eigen ontwikkeling in staat is om de natuur te overheersen en juist daarom moeten dieren ook beschermd moeten worden. Zo staat er: “Dieren worden nog te vaak slechts als object beschouwd dat altijd ondergeschikt is aan de belangen van de mens”.5 Swabe (1997:137) legt uit dat in de 20e eeuw de exploitatie van dieren die voor de voedselproductie worden gebruikt enorm is toegenomen terwijl mensen zich tegelijkertijd meer zijn gaan identificeren met de kleinere en meer knuffelbare dieren die dan ook als huisdier worden gehouden. Deze ambivalentie wordt duidelijk in een artikel uit de Volkskrant van 13 april 2010. Nederland komt dit jaar voor in de top tien van de zwarte lijst van Stichting Dierenhulp Venezuela. Deze stichting publiceert elk jaar een lijst met landen waar dierenleed op grote schaal voorkomt. De voornaamste redenen voor de zesde positie van Nederland zijn de illegale jacht, het afschieten van zwijnen op de Veluwe, de wijze van transport van slachtvee, de omstandigheden in de bio-industrie en het afmaken van een half miljoen dieren die voor dierproeven waren gefokt. Turkije de zevende plek in op de lijst. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Griekenland Spanje Nederlandse Antillen China Venezuela Nederland Turkije Roemenië Portugal Mexico
Top tien van landen waar dierenleed op grote schaal voorkomt. (http://www.dierenhulp.nl ).
5
http://www.partijvoordedieren.nl/departij/beginselverklaring
17
2.3
Huisdieren in Nederland
Terwijl sommige dieren in Nederland dus worden geëxploiteerd en misbruikt, worden andere dieren juist als huisdier gehouden. Hieronder volgt een overzicht van het aantal huisdieren in Nederland.
Diersoort/groep
Aantal (miljoen)
Katten
3.3
Honden
1.8
Konijnen
0.98
Knaagdieren
0.80
Zang en siervogels
3.4
Postduiven
1.15
Reptielen en amfibieën
0.25
Aquariumvissen
8.2
Vijvervissen
10.8
Totaal
30.7 miljoen
Tabel II. Aantal huisdieren in Nederland. (Forum Welzijn Gezelschapsdieren, 2006)
Net zoals Swabe wijst de hoogleraar Dier en Maatschappij Elsbeth Stassen (2006) op de veranderende houding ten opzichte van de functie van het huisdier in Nederland. De utilitaire en praktische rol van huisdieren is vooral in de laatste vijftig jaar meer en meer op de achtergrond geraakt. Veevers (1983) spreekt over de functies die het huisdier kan vervullen voor de eigenaren. Het dier kan een surrogaatfunctie hebben; het huisdier wordt dan gezien als vervanging of als aanvulling voor menselijk contact. Zo vindt tachtig procent van de Nederlanders met een gezelschapsdier dat hun huisdier onderdeel is van het gezin (Endenburg, 2005). En Bustad (1980) wijst op de fysieke en psychische voordelen die het hebben van een huisdier met zich meebrengen voor ouderen en de gunstige effecten van het hebben van een huisdier bij kinderen. Veevers onderscheidt de rol die dieren kunnen spelen als sociale katalysatoren of als ijsbrekers tussen mensen. Zoals de contacten die worden gelegd bij het uitlaten van de hond of de therapeutische waarde die het contact met dieren kan hebben bij bijvoorbeeld getraumatiseerde oorlogsveteranen of autistische kinderen. Veevers noemt ook de projectieve functie die het dier kan hebben; het dier is dan
18
een weerspiegeling van de eigen persoonlijkheid of uitdrukking van een bepaalde levensstijl zoals de ‘toy dogs’ van de Britse aristocratie van weleer.
Paul & Serpell (1993) onderscheiden nog een rol die huisdieren en hun bazen kunnen vervullen. Zij kunnen fungeren als animal ambassadors: als ambassadeur van dieren. Uit het onderzoek van Paul & Serpell blijkt dat mensen die zijn opgegroeid met huisdieren meer begaan zijn met de natuur en de leefwereld van dieren en dat zij meer belang hechten aan dierenwelzijn in het algemeen en aan het hebben van een huisdier en op deze manier een voorbeeld naar anderen toe kunnen zijn.
De voornamelijk utilitaire en praktische rol die huisdieren ooit vervulden is dus meer en meer op de achtergrond geraakt en de mogelijkheden op het gebied van medische zorg en verzorging zijn ook toegenomen. Zo rijden in Nederland dierenambulances rond die gewonde en zieke dieren eerste hulp bieden.6 In het dierenziekenhuis van de Universiteit Utrecht kunnen sinds begin van 2010 dieren met kanker worden bestraald. Ook huisvest het dierenziekenhuis de eerste psychiatrische polikliniek voor huisdieren. Dieren met gedragsproblemen kunnen hier samen met hun eigenaar terecht voor advies en therapie. En zo is het dus ook mogelijk om huisdieren met gedragsproblemen antidepressiva voor te schrijven. Ook op het gebied van voeding zijn de keuzes groot, de schappen in supermarkten en dierenwinkels liggen vol met speciaal voedsel voor huisdieren. TNS Nipo publiceerde in 2008 cijfers waaruit beek dat Nederlandse huisdierbezitters gemiddeld € 25,00 per maand uitgeven aan voedsel en andere benodigdheden voor hun dieren. Ook onderzochten zij welk bedrag honden- en kattenbezitters bereid zijn om uit te geven om het leven van hun huisdier medisch te redden. Er zijn tamelijk veel bezitters (14%) die willen uitgeven wat nodig is, zonder maximum. Ruim een vijfde (22%) laat het bedrag afhangen van zaken als levenskwaliteit van het huisdier en de eigen financiële situatie. Onder bezitters van honden en katten die een bedrag noemen ligt het maximum gemiddeld op € 787. 7
6
7
Zie bijlage B voor het verslag van een dag meerijden op de dierenambulance. http://www.tns-nipo.com/pages/nieuws-pers-vnipo.asp?file=persvannipo%5Chuisdier08.html
19
2.4
De Turkse bevolking in Nederland
Omdat ik in deze scriptie een vergelijking maak tussen de Nederlandse huisdierbezitters en de Turkse huisdierbezitters, is het goed om een beeld te schetsen van de Turkse populatie in Nederland. De Turkse bevolking vormt op dit moment de grootste groep niet westerse immigranten in Nederland. Volgens het Centraal bureau voor Statistiek wonen er in Nederland op dit moment 368.000 mensen van Turkse afkomst waarvan ongeveer 37. 000 in Amsterdam (CBS, 2009). De immigratie van Turken naar Nederland kwam op gang toen de Nederlandse regering in 1964 een wervingsovereenkomst sloot met Turkije. Op deze manier konden goedkope arbeidskrachten naar Nederland worden gehaald. De meeste Turkse migranten die naar Nederland kwamen waren afkomstig van het platteland van Turkije uit gebieden waar de armoede en de werkloosheid het grootst was (Prins 1996). In het begin werd aangenomen dat de arbeidsmigratie tijdelijk was en dat, na gedane arbeid, de migranten weer terug zouden keren naar hun land van herkomst. Maar veel migranten kozen voor een bestaan in Nederland en begonnen hun gezinnen over te laten komen naar Nederland. De traditionele Turkse (plattelands)cultuur heeft zijn eigen gewoontes en tradities die niet eenvoudig te doorbreken zijn. Zo is het gebruikelijk dat alle familieleden bij elkaar wonen en in deze zogenaamde extended family voelen de gezinsleden sterke verplichtingen ten opzichte van elkaar. Emotionele en materiële kwesties worden het liefst binnen de familie, zonder inmenging van buitenaf, opgelost. Binnen het gezin heersen er ook nog hiërarchische verhoudingen, de man is het hoofd van de familie en de vrouw zorgt voor de kinderen en het huishouden. Vaker dan in Nederlandse huishoudens is de man de enige broodwinner in het gezin( Yerden 2000). In Turkije zelf zijn de tegenstellingen tussen rijk en arm, traditioneel en modern, platteland en grote stad ook duidelijker dan in Nederland. In grote steden gedraagt men zich westers en in het oosten en op het platteland is men nog vaak zeer religieus en traditioneel (Prins 1996). Ongeveer 95% van de Turkse bevolking in Nederland beschouwt zichzelf als moslim. 8 De eerste generatie Turken in Nederland bestaat uit mensen die in Turkije geboren zijn en naar Nederland zijn geïmmigreerd. De tweede generatie Turken zijn
8
http://www.forum.nl/pdf/factbook-islam-nl.pdf
20
inwoners die in Nederland geboren zijn en van wie één of beide ouders in Turkije geboren zijn. 2.5
Eerder onderzoek naar culturele verschillen in huisdierbezit
Endenburg en Klumpers (2008) hebben onderzoek gedaan naar huisdierbezit onder de vier grootste groepen niet westerse allochtonen in Nederland. Door middel van straatinterviews hebben zij gevraagd of mensen behorend tot de doelgroep in het bezit waren van een huisdier. Van de 500 ondervraagden bezaten er 41 een huisdier. Een vogel of vis waren de meest voorkomende huisdieren gevolgd door honden en katten. Er werd ook gevraagd naar de reden voor het huisdierbezit. Als voornaamste reden noemden de respondenten gezelschap. Op de tweede plaats werd genoemd dat het leuk en interessant is om een huisdier te hebben en als derde reden werd esthetiek genoemd. De meeste respondenten (41.1%) zien het dier als gezelschapsdier. 32.8% geeft aan het dier als gezinslid te beschouwen. De respondenten met vogels en vissen zien het dier voornamelijk als decoratie (Endenburg & Klumpers 2008: 54-56). Nederlanders bezoeken meestal de dierenarts in verband met vaccinatie van het dier en bij ziekte, terwijl voor niet westerse allochtonen een ziek dier de voornaamste reden is om een dierenarts te raadplegen. Ook vinden allochtonen de dierenarts duur, dit is echter geen reden om niet naar de dierenarts te gaan met een ziek dier.
Wolch et al. (2001) deden onderzoek onder Afro-Amerikaanse vrouwen in Los Angeles. Wolch et al. laten in deze studie duidelijk zien dat de basis voor verschillende opvattingen over dieren gevonden kan worden in de cultureel-historische achtergrond van de etnische groep. Deze opvattingen kunnen betrekking hebben op de vraag welke dieren als eerbaar worden gezien en welke dus met respect moeten worden behandeld en welke als eetbaar worden gezien. Het eten van bepaalde dieren kan staan voor een bepaalde trots op de eigen cultuur. Zo staat het eten van bepaalde dieren en ander ‘afvalvlees’ die blanke Amerikanen niet willen eten voor de overlevingskracht en de ontberingen die de Afro-Amerikanen hebben moeten doorstaan. Afro-Amerikaanse vrouwen zijn doorgaans opgegroeid met een utilitair beeld van huisdieren en zijn gewend dat huisdieren een dienende en praktische rol vervullen.
21
Brown (2002) deed een onderzoek naar huisdierbezit en gehechtheid aan het huisdier onder 133 studenten van een opleiding Diergeneeskunde in de Verenigde Staten. Brown concludeerde dat blanke studenten vaker in het bezit zijn van een huisdier dan AfroAmerikaanse studenten. En niet alleen hebben blanke studenten meer huisdieren, ook blijkt er een significant verschil te zijn in de mate van gehechtheid aan het dier. Blanke studenten scoren hoger dan Afro- Amerikaanse studenten op gehechtheid. Zo vroeg Brown of de dieren bij de studenten op bed mochten slapen. Bij 70% van de blanke studenten sliep het dier op bed, 53% van de Afro-Amerikaanse studenten had er geen bezwaar tegen als het dier bij hen op bed sliep. Een mogelijke verklaring volgens Brown is de slechtere financiële situatie van Afro-Amerikanen en bijkomende huisvestingsproblemen die het houden van een huisdier bemoeilijken. Een andere verklaring zoekt Brown in het verleden van de Afro-Amerikaanse bevolking, in het verleden werden zij door de rassenscheiding in Amerika veelal geweerd uit publieke plaatsen zoals parken en recreatiegebieden, dat kon een reden zijn om geen dier te nemen omdat men er nergens mee naar toe kon. Ook de overlevering van generatie op generatie van verhalen uit Afrika over donkere en kwade krachten van die bepaalde dieren worden toegekend zou van invloed kunnen zijn op een gereserveerdere houding ten opzichte van huisdieren. Brown geeft overigens in het artikel geen nadere toelichting waarom ze het onderzoek verrichtte onder studenten Diergeneeskunde, van wie je dus al een zekere interesse en affectie voor dieren kan verwachten, en hoe dit de onderzoeksresultaten mogelijk beïnvloed heeft.
2.6
Theoretisch kader
Het is duidelijk dat de manier waarop er met dieren wordt omgegaan wordt bepaald door de samenleving, de tijd, het land en de cultuur waarin men leeft. Nederlanders en Turken verschillen van elkaar wat betreft het percentage dat een huisdier heeft. Er zijn verschillen tussen de Nederlandse cultuur en de Turkse cultuur aan te wijzen die wellicht ook leiden tot een verschil in de omgang met huisdieren. Maar waarom zou dat zo kunnen zijn en hoe zou je dat vanuit een sociologische invalshoek kunnen verklaren?
22
2.6.1 Het civilisatieproces en uitdijende cirkels van identificatie
Norbert Elias beschrijft in zijn boek Het civilisatieproces: sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen hoe op de lange termijn de omgangsvormen in West Europa zijn veranderd en hoe het beschavingsproces is verlopen. Hij omschrijft hoe door de monopolisering van politiek geweld de angst van voortdurende oorlogsdreiging en gevaar is afgenomen. Elias maakt de vergelijking van het lopen op de verlaten, ongeplaveide wegen van vroegere samenlevingen waarin men constant op zijn hoede moest zijn voor het gevaar van een beroving en men te allen tijde in staat moest zijn om zijn eigen leven fysiek te verdedigen. In onze westerse samenleving heeft de dreiging van berovingen en moord plaatsgemaakt voor geplaveide wegen waar regels en normen over hoe men zich dient te gedragen meer vastomlijnd zijn. Het individu moet, om zich te kunnen handhaven, deze regels eigen maken en zich hier aan houden. Dit vraagt een voortdurende zelfcontrole van het individu (Elias 1939: 584-589). Dit is een verschuiving van “Fremdzwang” naar “Selbstzwang”; externe dwangen gaat men internaliseren waardoor het drift -en gevoelsleven van mensen door duurzame zelfcontrole steeds gelijkmatiger wordt. Mensen worden ook steeds afhankelijker van elkaar omdat er sprake is van een toenemende arbeidsdeling. Een meer zakelijke samenwerking tussen mensen wordt hierdoor mogelijk maar ook noodzakelijk. Die toenemende interdependentie vereist ook weer een beheersing van driften en impulsen (Ibid., p. 599).
Het civilisatieproces is een onbedoeld proces is. Het is nooit met opzet door mensen zo bedacht en uitgevoerd. Zo schrijft Elias: “ Dat alles kan beslist niet teruggevoerd worden op een rationeel idee, dat ooit eeuwen geleden eens door individuele mensen is bedacht en dat vervolgens bij de opeenvolgende generaties werd ingeplant als doel van hun handelen en wensen; maar deze transformatie is toch ook meer dan alleen maar een aantal chaotische en structuurloze veranderingen” (Ibid., p. 580).
Elias liet zien hoe mensen in de loop van de tijd zich meer met elkaar zijn gaan identificeren en hoe de samenleving meer en meer ontgrenst: Mensen krijgen steeds meer, en op steeds uitgebreider terrein, met elkaar te maken. Bram de Swaan (1993) spreekt in dit opzicht over identificatie in uitdijende kring. Hij omschrijft identificatie als: “Een cognitief en affectief proces; de waargenomen overeenkomsten en verschillen zijn aanleiding tot emotionele
23
betrokkenheid en distantiering en omgekeerd” (De Swaan 1993: 7). Dus juist omdat mensen zich tot een bepaalde groep rekenen, zien zij andere mensen die niet tot hun groep behoren als heel anders; hoe sterker je je met een groep identificeert, des te sterker distantieer je je van andere groepen.
De Swaan beschrijft hoe mensen tot ongeveer 10. 000 jaar geleden in kleine en traditionele gemeenschappen leefden waarin men voornamelijk contact had met de eigen naasten en bloedverwanten. Deze contacten breidden zich in de loop der tijd geleidelijk uit naar kleine gemeenschappen waarin men ook contacten kreeg andere mensen zoals bijvoorbeeld buren en dorpsgenoten, dit wordt het zogenaamde ‘nabuurschap’ genoemd. Door de industrialisering en daarmee gepaard gaande verstedelijking zo’n 200 jaar geleden en door de vorming van natiestaten konden de gevoelens van identificatie van mensen zich over nog grotere groepen en oppervlakten uitbreiden. Kon men zich vroeger alleen identificeren met mensen die zich letterlijk in de fysieke nabijheid bevonden, nu breidden gevoelens van identificatie zich ook uit naar anderen die men niet persoonlijk kende en ook nooit allemaal persoonlijk zou kunnen ontmoeten, zoals ‘landgenoten’ of stadgenoten’ (De Swaan 1993: 813).
Elias en de Swaan hebben het over processen van identificatie en beschaving die zich tussen mensen voltrekken maar hoe zit dit met huisdieren? Volgens Swabe zijn in de 20e eeuw de denkbeelden over dieren die voor productiedoeleinden worden gebruikt economischer en zakelijker geworden terwijl de identificatie met kleinere dieren juist is toegenomen. Men distantieert zich dus van bepaalde dieren terwijl men zich juist sterker gaat identificeren met een andere groep dieren. Omdat de gevoelens van identificatie uitdijen wil men huisdieren gaan beschaven en worden huisdieren in Nederland steeds vaker vanuit een menselijk perspectief bekeken. Stassen (2008) stelt dat mensen zich meer af vragen hoe het dier zich voelt en schrijft men huisdieren menselijke behoeften toe. Ook de Partij voor de Dieren, die zich sterk maakt voor rechten voor dieren, is volgens de filosoof Coen Simon, zoals hij zei in het NRC Handelsblad van 13 april 2008, een voorbeeld van hoe de mens het onderscheid tussen mens en dier op zowel juridisch als emotioneel vlak wil opheffen. Dit houdt helemaal niet in dat dit altijd het beste is voor het dier. Het willen antropomorfiseren van een dier, het willen vermenselijken, kan voor een dier juiste schadelijke gevolgen hebben.
24
Elias heeft ons laten zien dat het civilisatieproces een onbedoeld proces is dat niet volgens een vooropgesteld plan is verlopen en zich niet binnen elke samenleving op dezelfde manier en gelijktijdig hoeft te voltrekken. Ditzelfde geldt misschien ook voor de identificatie met huisdieren. Zoals Stassen en Simon ons laten zien identificeren Nederlanders zich steeds sterker met huisdieren. Dit blijkt ook uit de mogelijkheden op het gebied van verzorging en medische zorg. Ik ben benieuwd in hoeverre dit ook geldt voor de Turkse huisdierbezitters. Dus ik wil weten of er verschil is tussen Turken en Nederlanders in de mate waarop zij zich identificeren met huisdieren.
2.6.2 Religie en cultuur Dagevos (2005) wijst op de verschillen tussen westerse culturen en de Turkse cultuur. In westerse culturen hebben parochiale gezagsverhoudingen plaatsgemaakt voor individualisering en secularisering terwijl in de Turkse cultuur traditie en religie nog een grote invloed uitoefenen op het individu. Volgens Inglehart (1997) hebben religieuze normen een functie. De eerbied die de Islam verwacht van kinderen voor hun ouders is bedoeld om het gezin bij elkaar te houden en op de eerste plaats te zetten. Arabist Hans Jansen ziet de rolverdeling binnen het gezin meer als een sociale dan een religieuze kwestie maar hij onderstreept de invloed van religie op de Turkse cultuur (Jansen 2008).
Lawrence (1995: 75) benadrukt dat religieuze denkbeelden van invloed zijn op de houding van mensen ten opzichte van dieren. Religieuze leiders kunnen de opvattingen en denkbeelden van mensen over dieren beïnvloeden. Zo eten moslims geen varkensvlees omdat dit staat voorgeschreven in de koran. Ook zien veel moslims honden als onrein en vinden ze dat ze uitsluitend moeten worden gebruikt als waakhond. In Iran bepaalde grootayatollah Naser Makarem Shirazi onlangs dat er geen honden als huisdier mogen worden gehouden. Alleen waakhonden en herdershonden zijn nog toegestaan. De ayatollah ziet vriendschap met een hond als een blinde imitatie van het westen en zo zegt hij: “Er zijn veel mensen in het westen die meer van hun honden houden, dan van hun vrouw en kinderen." Iraniërs die betrapt worden riskeren voortaan een boete of zelfs een celstraf. 9
9
http://www.telegraaf.nl/buitenland/7017747/__Fatwa_tegen_honden_in_Iran__.html?sn=binnenland,buitenl and
25
Jansen wijst op het feit dat er in de islamitische wereld behandeling van dieren te zien is die in het Westen niet door de beugel zou kunnen (Jansen 2008: 169).
In Nederland neemt de invloed van de kerk op individuen steeds verder af. In Nederland, zo betoogt Pels in zijn boek Opium voor het volk, wordt één collectieve God steeds meer vervangen door een meer persoonlijke zoektocht naar zingeving en persoonlijke authenticiteit. Ook religie of het zoeken naar ‘iets’ wordt dus steeds meer een individuele onderneming (Pels 2008). Van de Turkse bevolking in Nederland beschouwt 95 procent zichzelf als moslim en religie kan dus van invloed zijn op denkbeelden rondom dieren. Ik wil dan ook weten of religieuze invloeden een rol spelen bij Turken ten opzichte van hun houding naar huisdieren.
2.6.3 Individualisering
De Amsterdamse sociologen Duyvendak en Hurenkamp (2004) wijzen op het feit dat in Nederland traditionele bindingen, zoals familie en kerk, steeds minder invloed hebben op het individu en hoe individualisering staat voor een toenemende onafhankelijkheid van deze traditionele instituties. De afgelopen veertig jaar daalde het aantal mensen dat in God gelooft van 47 naar 24 procent (Pels 2008: 9-10). Maar, zo benadrukken Duyvendak en Hurenkamp, tegelijkertijd willen mensen nog steeds ergens bij horen maar is er meer dan vroeger vrijheid en ruimte om te kiezen waarbij. Individualisering wil dus niet zeggen dat iedereen alleen maar voor zichzelf leeft. Mensen kiezen nu voor nieuwe verbanden die evenzo waardevol voor hen kunnen zijn. Duyvendak en Hurenkamp beschrijven hoe onder brede lagen van de Nederlandse bevolking een moderniseringsproces heeft plaatsgevonden die opvattingen over gedrag en levenswijze minder standaard en uniform maakt en dus veel ruimte laat aan het individu om een eigen levensstijl te creëren. De Britse socioloog Anthony Giddens heeft het ook over de keuzes waar een individu zichzelf voor geplaatst ziet. Mensen moeten zelf hun leven in elkaar zetten en zij moeten uit een grote diversiteit aan mogelijkheden kiezen. Ofwel: “Modernity opens up the project of the self.” (Giddens, 1991: 3). De Duitse socioloog Beck spreekt in dit geval van de homo optionis: Leven, dood, geslacht, identiteit, religie, huwelijk, ouderschap en sociale verbanden; het worden volgens Beck allemaal keuzes in plaats van vanzelfsprekendheden (Beck 2002: 5). Beck schetst een
26
somber beeld van dit proces; naarmate de modernisering vordert moet een individu nu steeds meer zelf antwoorden vinden op kwesties die vroeger al voor hem ingevuld waren. Beck (2002) heeft het in het kader van individualisering dan ook over de biografie van mensen die er nu anders uitziet dan vroeger. Vroeger lag iemands levensloop al voor een groot deel vast, en de biografie werd dus al voor een groot deel voor hen ingevuld. Tegenwoordig kan een individu zelf meer invulling geven aan zijn eigen biografie, sterker nog, het wordt verwacht. Beck noemt dit dan ook de ‘do it yourself’ biografie.
In een samenleving waarin veel dingen facultatief worden en traditionele bindingen zoals familie en kerk afnemen en waarin mensen zelf keuzes moeten en kunnen maken, zou je wellicht eerder huisdieren verwachten omdat er meer ruimte ontstaat voor dieren. In een meer traditionele cultuur waarin familie en religie een grote rol spelen kiezen mensen misschien niet voor een huisdier of eerder op grond van praktische redenen voor een huisdier. Zou het daarom vanzelfsprekender zijn voor Nederlanders om een huisdier te hebben dan voor Turken?
27
2.7
Onderzoeksvragen
Uit de centrale probleemstelling die luidt:
Welke verschillen zijn er waar te nemen tussen Nederlanders en Turken in hun omgang met huisdieren en hoe zijn deze te verklaren?
vloeien de volgende onderzoeksvragen voort:
1.
Is het voor Nederlanders vanzelfsprekender dan voor Turken om een huisdier te hebben?
2.
Is er verschil tussen Turken en Nederlanders in de mate waarop zij zich identificeren met huisdieren?
3.
Spelen religieuze invloeden een rol bij Turken ten opzichte van hun houding naar huisdieren?
4.
Spelen affectieve redenen een rol bij het nemen van een huisdier bij Turken en Nederlanders?
5.
Spelen utilitaire redenen een rol bij het nemen van een huisdier bij Turken en Nederlanders?
6.
Hoeveel tijd en geld geven Nederlanders en Turken uit aan de verzorging van huisdieren?
7.
Beschouwen Nederlanders en Turken het huisdier als onderdeel van het gezin of zijn hier verschillen in waar te nemen?
28
2.8
Samenvatting hoofdstuk 2
In dit hoofdstuk zijn meerde onderwerpen besproken. Door te kijken naar de geschiedenis tussen mens en dier en in het bijzonder die van huisdieren in Nederland werd een beter beeld gekregen hiervan. Ook werd de ambivalente verstandhouding van de mens met dieren benadrukt door te wijzen op de tweeledige positie die Nederland inneemt; aan de ene kant is Nederland een land met veel huisdieren waar veel mogelijkheden voor zijn op het gebied van medische zorg en verzorging. Aan de andere kant is Nederland een land dat wordt genoemd in de top 10 van de meest dieronvriendelijke landen te wereld. Nederland staat op de zesde plek, gevolgd door Turkije op de zevende plek. Ook werd er aandacht besteed aan specifieke kenmerken van de Turkse bevolking hier in Nederland en is er gekeken naar eerder onderzoek omtrent culturele verschillen en huisdieren. Het theoretische gedeelte geeft het kader weer waar naar aanleiding daarvan de probleemstelling nader is uitgewerkt in onderzoeksvragen. Verschillen die mogelijk te verklaren zijn aan de hand van verschillen in religie, cultuur en de mate van individualisering. Naar aanleiding daarvan heb ik vragen geformuleerd die ik in het komende hoofdstuk nader zal onderzoeken.
29
30
Hoofdstuk 3
Empirisch onderzoek
Dit hoofdstuk is gewijd aan het empirisch gedeelte van mijn scriptie. Om mijn probleemstelling en de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden heb ik interviews gehouden met zowel Nederlandse als Turkse als huisdierbezitters in Amsterdam. De interviews waren semi-gestructureerd van opzet. De gesprekken vonden plaats bij de mensen thuis. Ik nam de gesprekken, met toestemming van de respondenten op, en typte ze uit. Daarnaast maakte ik een van elk gesprek een verslag voor mezelf.
De vragen hebben betrekking op de reden waarom mensen een huisdier hebben, de gevoelens die men voor het dier heeft, de band met het dier en de tijd en geld die men aan het dier besteedt op het gebied van verzorging. Het merendeel van de ondervraagde respondenten is in het bezit van een kat of hond. Een paar respondenten hebben andere huisdieren zoals tropische vissen, konijnen, een papegaai en een valkparkiet.
3.1
De selectie van de respondenten en de afbakening van de onderzoekspopulatie
De werving van de respondenten vond plaats in mijn eigen stadsdeel de Pijp in Amsterdam. Van de totale bevolking in de Pijp is 57% autochtoon, 19% is westers allochtoon en 24% is niet westers allochtoon.10 Wel hield ik de mogelijkheid open, dat ik eventueel ook in andere stadsdelen zou moeten werven als de werving van respondenten tegen zou vallen. Door middel van het aanspreken van mensen binnen mijn eigen netwerk heb ik de Nederlandse respondenten gevonden. Ik kwam er al snel achter dat mijn streven om ook Turkse huisdierbezitters te interviewen, problemen opleverde. Het bleek erg lastig om in contact te komen met huisdierbezitters van Turkse afkomst. Dit had ik van te voren wel al verwacht, want zoals al vermeld, lag mijn keuze voor het onderwerp ook deels besloten in het feit dat Turken, en allochtonen in het algemeen, minder vaak in het bezit zijn van een huisdier. Ik had vier mensen gevonden die bereid waren om mee te werken via mijn eigen netwerk. Het verwachte sneeuwbaleffect bleef uit en daarom moest ik zelf een nog actievere, en langdurige, wervingscampagne beginnen.
10
Dienst Onderzoek en Statistiek Amsterdam
31
Ik begon met het rondvragen bij Turkse winkels en bij verschillende Turkse ondernemers. Ik vroeg of ik daar een briefje met een oproep mocht achterlaten zodat mensen mij konden benaderen. Ik heb mensen benaderd bij de dierenafdeling in de supermarkt en ook sprak ik mensen op straat aan, bijvoorbeeld op de Albert Cuyp Markt en de Dappermarkt in Amsterdam. Tevens liet ik berichten en oproepen achter op verschillende Turkse internetfora, en schreef ik twee Turkse studentenverenigingen aan met de vraag of zij misschien een ingang tot de doelgroep wisten. En op een middag heb ik 350 oproepen in brievenbussen met een enigszins Turkse achternaam erop verspreid.
Uiteindelijk hadden mijn zoekacties resultaat en vond ik een respondent via mijn oproep in de supermarkt en twee respondenten reageerden op mijn oproep op een forum. Mijn eerste respondent bracht mij in contact met vriendinnen en kennissen die ook mee wilde werken aan mijn onderzoek. Hier was dus wel sprake van een sneeuwbaleffect. Deze respondenten waren allen afkomstig uit Amsterdam maar mijn aanvankelijke doelstelling om de respondenten in één wijk te werven bleek dus praktisch niet haalbaar.
3.2
Validiteit van het onderzoek
En ik stuitte op een ander fenomeen, want de Turkse mensen die hadden gereageerd en mee wilden werken en ook nog eens in het bezit waren van een huisdier, waren wel mensen die in de eerste plaats het Nederlands zo goed machtig waren dat ze mee wilden en konden doen. De groep Turkse respondenten bestond grotendeels uit mensen tussen de 20 en 30 jaar oud. Eén respondent was 42. De groep met Turkse respondenten bestond dus uit een relatief jong en goed geïntegreerd gezelschap. Toen ik op zoek was naar respondenten reageerde een Turkse eigenaar van een winkel weliswaar welwillend op mijn verzoek tot medewerking maar hij wees me ook op het feit dat het vinden van respondenten moeilijk zou zijn want, zo zei hij: “ Als mensen al een huisdier bezitten en er niet zo goed mee omgaan, dan gaan ze jou dat toch niet vertellen?” En daarin had hij natuurlijk gelijk. Mensen die toezegden tot medewerking vonden het leuk om te praten over hun huisdier. Zo selecteerden de respondenten, zowel de Nederlandse als de Turkse, in zeker opzicht zichzelf.
32
Dit onderzoek is kwalitatief van aard, de opzet was om met mensen in gesprek te komen. Het gaat vooral om wat de respondenten vinden, wat hun gedachten meningen en gevoelens zijn. De interne validiteit van kwalitatief onderzoek is dan ook groot. Ik pretendeer niet dat dit een volledig generaliseerbaar onderzoek is, daar is het aantal geïnterviewde respondenten te klein voor. Maar omdat mijn onderzoek een klein aantal respondenten bedroeg, ben ik wel in staat geweest om met die mensen uitgebreid in gesprek te gaan wat zich vertaald heeft in de verzamelde data en de kwaliteit van de interviews.
3.3
Opbouw interview
Bij een semi-gestructureerd interview beantwoorden alle respondenten dezelfde vragen. Er is wel een grotere vrijheid om binnen het interview in te spelen op bepaalde antwoorden en om nieuwe vragen te stellen die niet waren opgenomen in de vragenlijst. Het eerste gedeelte van het interview bevat vragen over waarom men een huisdier bezit en in het bijzonder waarom juist dat dier. Het tweede gedeelte van het interview gaat dieper in op de gevoelens die men voor het dier heeft. Ook worden vragen gesteld over de verzorging van het dier en de daarmee gepaard gaande kosten. Er wordt ook dieper ingegaan op eventueel bezoek aan de dierenarts en over de mening over de kwaliteit van de gezondheidszorg voor dieren in Nederland. De rol van huisdieren binnen de Turkse cultuur komt bij de interviews met de Turkse respondenten ook aan bod. Ook worden er vragen gesteld over de religie van de respondenten, hun opleiding, beroep en leeftijd.
33
3.4
Onderzoeksresultaten
3.4.1 De populatie
Turken
Nederlanders
Man
4
Man
4
Vrouw
6
Vrouw
6
Totaal
10
totaal
10
Tabel III Verhouding man-vrouw
De leeftijd van de Nederlandse respondenten lag tussen de 24 en 65 jaar. De gemiddelde leeftijd was 38.7 jaar. Zij zijn woonachtig in Amsterdam, in de stadsdelen Oud-Zuid, de Pijp en Oost. De leeftijd van de Turkse respondenten lag tussen de 21 en 42 jaar. De gemiddelde leeftijd was 27.4 jaar. Negen van de tien respondenten woonden in Amsterdam, in de stadsdelen de Pijp, Noord en Oost. Een respondent was net verhuisd van de Pijp naar Purmerend.11
3.4.2 Redenen voor huisdierbezit
Waarom hebben de respondenten huisdieren? Er zijn immers verschillende beweegredenen om een huisdier te nemen. Bulut is een Turkse jongeman van 28, hij woont samen met zijn Turkse vrouw en twee kinderen in een knusse eengezinswoning in Amsterdam-Oost. Bulut geeft aan dat hij een hond heeft om op het huis te passen als het gezin weg is. Maar naast dat nut, ziet hij het dier vooral als maatje en als lid van het gezin. Zo komt de hond in huis en slaapt het dier het liefst op het bed van Bulut. De utilitaire rol van het dier is dus wel belangrijk maar affectieve redenen zijn nog belangrijker. Zo zegt Bulut: “Ik heb de hond als bewaking van het huis, maar verder ben ik ook gewoon helemaal gek op hem en hij op mij en mijn gezin, ik hou ontzettend veel van Tommie.” (Bulut[T], 28, over hond Tommie) 12
11 12
Zie bijlage D voor volledig overzicht respondenten [T] staat voor Turkse afkomst
34
Salih, is een Turkse jongeman die samen met zijn vrouw op het Dapperplein in Amsterdam Oost woont. Hij heeft tropische vissen en geeft aan zijn vissen voornamelijk als hobby te beschouwen:
“Ik vind het leuk om wat om handen te hebben en dit zijn makkelijke beestjes, ik kweek guppies en vaak geef ik die weer aan vrienden en familie cadeau”. (Salih [T], 24, eigenaar van tropische vissen)
Salih ziet zijn dieren als leuke hobby en de dieren hebben dus een sociale functie maar ze spelen ook een verbindende rol: Salih geeft de gekweekte guppies weer cadeau aan vrienden en familie en hij doet er op deze manier mensen een plezier mee en laat ze kennis maken met deze dieren. Salih en zijn kleine diertjes zijn zoals Paul & Serpell noemen animal ambassedors. 13
Ik maakte ook kennis met Ozgur, een 24 jarige Turkse vrouw die in de beveiliging werkzaam is. Sinds twee jaar is ze getrouwd met haar Turkse echtgenoot. Ze hebben samen een poes, een mooie grijze raskat. Ozgur vertelt:
“Ik mocht vroeger geen huisdier, mijn ouders vonden dat niet goed, ze hadden allemaal bezwaren zoals dat een dier niet in huis hoorde en zo. Nu ik eenmaal zelfstandig ben maak ik dat zelf wel uit, dit klinkt niet aardig naar mijn ouders toe maar zo bedoel ik dat niet hoor, ik bepaal alleen zelf nu wat ik doe. En nu ik Pishmo eenmaal heb zijn we zo blij met hem, hij is leuk en lief en hij kruipt lekker bij je op schoot en zo”. (Ozgur[T], 24, over poes Pishmo)
Ozgur geeft dus aan dat zij duidelijk zelf een keuze heeft gemaakt voor een huisdier. Haar ouders vonden het niet goed en dat respecteerde ze maar nu ze eenmaal uit huis is kiezen Ozgur en haar man dus bewust voor een huisdier. Het huisdier is hier een teken van emancipatie van de jongere generatie Turken die zelf hun keuzes maken en ruimte maken voor huisdieren in hun leven. Deze ervaring deelden meer Turkse respondenten en het werd duidelijk dat zich hier een verschil begon af te tekenen tussen de Nederlandse en de Turkse respondenten. De Nederlandse respondenten gaven vaak aan te zijn opgegroeid 13
Zie voor het verslag van het bezoek aan Salih bijlage C.
35
met een huisdier en het haast als vanzelfsprekend te ervaren dat een huisdier onderdeel uitmaakt van hun leven. Zo vertelt Vanessa:
“Ik heb vroeger bij mijn ouders altijd konijnen gehad en toen ik na jarenlang op kamers te hebben gewoond, een huis kreeg dat groot genoeg was heb ik er meteen twee aangeschaft. Het is zo gezellig met ze, je hebt iets om voor te zorgen en om tegen te praten en ik moet altijd erg om ze lachen.” (Vanessa [N], 35, over konijnen Bella en Molly)
Sten is een 24 jarige jongeman, hij woont samen met zijn twee katten in de Pijp en hij werkt als instructeur bij de Luchtverkeersleiding.
“Wij hadden vroeger altijd katten thuis totdat mijn vader opeens allergisch werd en de beesten naar mijn tante moesten. Ik heb me toen voorgenomen dat zodra ik uit huis was een kat te nemen en zo kwamen Beunes en Badmat, die laatste naam is trouwens een uit de hand gelopen grapje, ik verzon hem samen met vriendjes. Het leuke aan katten vind ik dat ze lekker hun eigen gang gaan maar ze zijn ook aanhankelijk, en de combinatie van luiheid en activiteit maakt het tot een veelzijdig dier.” (Sten[N], 24, over poezen Beunes en Badmat)
En ook Simone heeft goede herinneringen aan de huisdieren die zijn vroeger thuis hadden:
“Ik kan me een leven zonder huisdieren niet voorstellen, mijn ouders hadden altijd beesten in huis, echt van alles kwam aanlopen. Dat heb ik gewoon meegekregen die tik, ik weet nog dat ik rond mijn 16e opeens allergieverschijnselen kreeg, ik heb jarenlang met tranende ogen en niesbuien rondgelopen maar de katten bleven. Ik vind dat mijn dochters ook moeten leren om voor een dier te zorgen. Eén is in ieder geval net zo gek op dieren als ik, die vindt zelfs de wormen in de tuin lief.” (Simone[N], 34, eigenaar van poes Floortje)
Hoe dieren een belangrijke surrogaat rol kunnen spelen bij oudere mensen vertelt Theo. Theo is 65 en woont samen met zijn vrouw in Amsterdam-Oost. Hun kinderen zijn volwassen en al lang het huis uit. Theo en zijn vrouw hebben een zwerfkat in huis
36
genomen die ze met veel liefde en geduld langzaamaan hebben opgelapt. Ze hadden eerst ook nog een parkietje maar die werd constant door de kat beloerd en daar werd zijn vrouw, en de vogel waarschijnlijk ook, erg zenuwachtig van. Nu woont de vogel bij één van hun zonen. Theo vertelt:
“Voor ons, oudere mensen is het goed om een dier te hebben, het houdt je bezig hè? En je hebt iets om samen over te praten, nee, het is gezellig hoor, zo’n beessie in huis, het is net je kind hè?” We hebben altijd beesten gehad, ook omdat het goed is voor kinderen om er mee op te groeien’’. (Theo[N],65, over poes Dixie) 14
Theo geeft ook een mening weer die veel Nederlandse respondenten deelden; namelijk dat het goed is voor kinderen om met dieren op te groeien. Dieren worden dus gezien als een welkome en waardevolle aanvulling op het gezinsleven. Soms vertegenwoordigt het huisdier meer en is het een belangrijke invulling in het leven van mensen. Zo hebben Theo en zijn vrouw altijd al dieren gehad maar nu de kinderen het huis uit zijn hebben ze nog iets om voor te zorgen, het dier zorgt voor gezelligheid en het dier geeft gesprekstof.
Brinkgreve en van Stolk (1997) interviewden voor hun boek Van huis uit mensen die vertelden over hun opvoeding en het culturele en sociale kapitaal wat zij van hun ouders hadden meegekregen. Brinkgreve en Van Stolk spraken ook met allochtone families. Uit deze interviews bleek dat er vaak een spanningsveld ontstaat tussen de eigen culturele waarden die de ouders hun kinderen mee willen geven en de nieuwe waarden die de kinderen meekrijgen uit de Nederlandse cultuur. Vaak ontstaan er mengvormen van de beide culturen en worden er compromissen gesloten. Derya, een Turkse studente Sociaal Pedagogische dienstverlening, is hier een goed voorbeeld van. Ze woont nog thuis en zij vertelt dat zij en haar broers heel graag een huisdier wilden. Haar moeder, die niet wilde worden geïnterviewd, wilde absoluut geen kat of hond in huis. Die vond ze vies en ze had geen zin ‘om de hele dag hun haren en zo op te ruimen’. Daarom waren ze tot een compromis gekomen. In het onderstaande fragment vertelt Derya hoe ze tot de aanschaf van de valkparkiet kwamen:
14
[N] staat voor Nederlandse afkomst
37
“We kwamen hem tegen tijdens een bezoek aan een dierenasiel, hij was erg actief en hij was liedjes aan het zingen, mijn moeder was meteen verkocht. We besloten hem als huisdier te nemen.” Nu is de hele familie weg van hem, mijn moeder vooral want die is de hele dag thuis met hem.” (Derya [T], 24, over valkparkiet Rustu)
De Turkse en Nederlandse respondenten hebben allemaal een huisdier omdat het leuk en gezellig is, je iets hebt om voor te zorgen en je er veel liefde voor terugkrijgt. En alhoewel Turken en Nederlanders dus grotendeels hetzelfde denken over de redenen om een huisdier te bezitten is er een verschil te zien in het feit dat Nederlanders vaak zijn opgegroeid met een huisdier en die gewoonte voortzetten. Voor Turkse huisdierbezitters daarentegen is het hebben van een huisdier minder vanzelfsprekend. Zij geven aan niet te zijn opgegroeid met een huisdier. Huisdieren horen dus al langer thuis in de biografie van Nederlanders mensen en nog niet in die van Turken.
3.5
Gevoelens
De gevoelens die de eigenaren van de huisdieren voor het dier hebben werden in een aantal vragen aan de orde gesteld. Zo vroeg ik naar de plek van het dier in het gezin; werd het dier gezien als een gezinslid en/of als vriend?
Het dier wordt door zowel de Turkse als Nederlandse respondenten in 8 van de tien gevallen als kind en als vriend gezien. Twee Nederlandse respondenten zeiden het dier niet als kind te zien omdat het geen mens is, maar het wel als onderdeel van het gezin te beschouwen met alle bijbehorende verplichtingen van dien. Ook Salih zag zijn vissen niet als onderdeel van het gezin. De respondenten gaven door hun antwoorden een goede kijk op de bijzondere plek die het dier in hun leven inneemt. Zo maakt Ozgur, de eigenaresse van kat Pishmo, in het begin van het interview al meteen duidelijk hoe ze haar kat ziet:
“Ik zie hem als mijn zoontje, je raakt er onwijs aan gehecht.” (Ozgur[T], 24, over poes Pishmo).
38
Ook het antwoord van Burçu K. , een 21 jarige Turkse studente, zegt veel over hoe zij haar kat beschouwt:
“Ik noem mijn kat Oglum, dat is zoon in het Turks.” (Burçu K .[T,] 21, over poes Pasha)
Filiz is een hartelijke en praatgrage Turkse vrouw van 42, ze woont samen met haar man en twee kinderen in De Pijp.15 Filiz heeft sinds een jaar een hondje, een chiwawa. Filiz vertelt dat ze de hond heeft aangeschaft omdat haar kinderen groot zijn en haar niet meer zo nodig hebben. Filiz is sinds een jaar gestopt met werken. Uit onderstaand fragment blijkt hoe de hond een surrogaatrol vervult en hoe Filiz haar als een kind behandelt:
“Charlie is echt m’n kind, omdat ik haar al sinds ze een pup was heb, en ze is afhankelijk van mij. Ik heb haar alles geleerd, ik troost haar als ze bang is, ze slaapt bij mij in bed. Als je dag en nacht samen bent dan wordt het een soort kindje van je.” (Filiz[T], 42, over chiwawa Charlie)
De Turkse Burçu O. woont samen met haar echtgenoot in de Amsterdamse Pijp. Ze hebben ook een chiwawa. Burçu is in verwachting van haar eerste kindje en zij zegt:
“Wij maken wel eens grapjes mijn man en ik, we vragen ons wel eens af of we net zoveel van ons kind zullen houden als van de hond!” (Burçu O.[T], 26, over chiwawa Toetie)
Ook Theo en zijn vrouw zijn zo gesteld op hun kat dat zij de kat het liefste overal mee naar toe nemen:
“De kat gaat mee op bezoek als we naar mijn zoon gaan. Hij heeft ook een kat en die twee zijn maatjes. Als mijn zoon op vakantie gaat komt hun kat hier logeren, dat vinden ze heel gezellig.” (Theo[N], 65, over poes Dixie)
15
Zie voor een verslag van het bezoek aan Filiz bijlage C.
39
Deze eigenaren maken dus geen verschil tussen mensen en hun huisdier. Het dier vervult een belangrijke rol en de gevoelens voor het dier zijn erg sterk. Het dier maakt onderdeel uit van de extended family. Ze schrijven de dieren ook menselijk emoties en eigenschappen toe. Zo is de hond van Filiz vaak overstuur en moet ‘getroost worden’ en is de kat van Burcu K . ‘kieskeurig qua eten’. Van de Turkse respondenten gaven acht aan de verjaardag van hun dier nooit te vieren, twee gaven aan de verjaardag van hun dier wel te vieren. Het dier krijgt die dag dan wat extra lekkers te eten. Zeven van de Nederlandse respondenten vierden nooit de verjaardag, twee respondenten wel en een respondent was er na de geboorte van haar kind, mee opgehouden. De Turkse Filiz gaf aan de verjaardag van haar hond te vieren:
“O ja hoor als ze jarig is dan vieren we het uitgebreid, mijn dochter hoorde laatst dat je een speciale hondentaart kan laten maken, dat lijkt me zo leuk, dus dan hebben we taart voor haar en taart voor onszelf!” (Filiz[T], 42, over chiwawa Charlie)
De eigenaren vieren dierendag niet, alleen Filiz gaf aan dierendag ook echt te vieren. De affectieve gevoelens die de eigenaren voor de dieren koesteren bleek ook uit het feit dat alle eigenaren, behalve Salih, foto’s van de huisdieren bezaten, in bijvoorbeeld de portemonnee, op de computer, in albums of ingelijst. Zo hadden Theo en zijn vrouw albums vol met familiefoto’s. Veel foto’s waren van de poezen, konijnen en vogeltjes die ze door de jaren heen hadden gehad. Van alle dieren wisten ze nog precies de naam, karaktertrekken en anekdotes. Hoe dieren echt bij het leven van mensen worden betrokken en deel kunnen uitmaken van de familiegeschiedenis vertelde ook Esther, een 38- jarige stewardess:
“Mijn moeder is drie jaar geleden overleden, mijn oudste hond logeerde vaak bij haar, die twee waren gek op elkaar. Ze verwende hem ook ontzettend. Mijn moeder bakte veel taarten en hij mocht dan altijd de beslagkom leeglikken. Zelf maak ik af en toe eens een taart maar nog altijd komt de hond hard aangerend als hij het geluid van de deegklopper hoort en ik ben hier altijd weer ontdaan en ontroerd van. Hij herinnert zich mijn moeder dan ook nog denk ik, terwijl ik weet dat hij waarschijnlijk alleen maar aan een lekker hapje denkt.”. (Esther[N], 38, eigenaar van een papegaai, twee honden en een kat)
40
De Nederlandse en de Turkse respondenten praten ook allemaal tegen hun dieren. Dit wordt als prettig ervaren en gezellig. Zo vertelde, en demonstreerde Simone, de eigenaar van Floortje dat het dier onmiddellijk terug begon te ‘praten’. Ook luisterden de dieren naar verschillende koosnaampjes, de vissen uitgezonderd. Karin begon met het opnoemen van alle koosnaampjes die zij en haar vriend voor hun kat Hobbes hadden, zij waren erg creatief in het verzinnen van koosnamen:
“ Ik noem hem Hobsma, Tijgertje, Hobseman, Hobbes Poeksema, Hobsekater, Hobbesje.” ( Karin[N], 33, over poes Hobbes)
Bulut zijn speciale band met zijn hond werd ook nog eens duidelijk door zijn antwoord:
“Ik praat tegen hem ja, met een hele hoge stem, dit is mijn speciale stem voor hem, hij herkent die stem volgens mij uit duizenden.” (Bulut[T], 28, over hond Tommie)
Uit de bovenstaande fragmenten wordt duidelijk hoeveel een huisdier kan betekenen voor de eigenaren en hoe ver sommige zowel Turkse als Nederlandse eigenaren gaan in hun liefde voor het dier. Een sterke identificatie met dieren, en het toeschrijven van menselijke behoeften was dus bij zowel de Turkse als de Nederlandse huisdierbezitters terug te vinden. Uit liefde voor de dieren worden de dieren soms in een rol gestopt die ze helemaal niet kunnen en willen vervullen. Zo kun je je afvragen of de hond van Filiz een verjaardagstaart op prijs stelt en of een kat het leuk vind om mee op bezoek te gaan. Frank Dales, directeur van de Dierenbescherming Nederland, wist dan ook op het feit dat deze uitdijende gevoelens van identificatie niet altijd per se het beste zijn voor het dier. Hij zegt: “Mensen gaan dieren steeds meer als mensen behandelen, dieren worden aangekleed, voor de tv gezet, moeten mee eten aan tafel. Mensen denken dat ze zo goed zijn voor hun dier, maar dat is niet zo, een dier is een dier en zo moet je hem ook behandelen. Het willen vermenselijken van een dier is ook een vorm van dierenmishandeling”. 16 Sommige eigenaren identificeren zich zo met hun dier dat zij moeite hebben met het onderscheiden van menselijke behoeften en die van dieren. Verder viel het op dat de reden een bepaald dier niet aan te schaffen ook te maken heeft met de eventuele kwaliteit van leven voor het 16
www. nmo.uitzendinggemist.nl
41
dier. Zo nam Salih bijvoorbeeld geen kat of hond in verband met ruimtegebrek en omdat hij geen tijd had om het dier uit te kunnen laten. Men wil dus niet ten koste van het dier zijn eigen verlangens en behoeften voorop zetten.
3.6
Overige gezinsleden en familie
Bij alle respondenten staan de andere gezinsleden, indien van toepassing, achter het bezit van een huisdier. Nederlandse respondenten konden geen voorbeelden noemen van negatieve reacties. Huisdieren zijn in de Nederlandse samenleving al lang ‘ingeburgerd’. De Turkse respondenten gaven aan dat de gezinsleden wel achter een huisdier stonden maar dat ze bij andere familieleden of Turkse kennissen nogal eens stuiten op onbegrip. Het kan soms leiden tot spanningen en ruzie. Zo vertelt Filiz over haar Turkse zwager:
“Mijn zwager weigerde in het begin op bezoek te komen toen de hond er was. Later kwam hij wel binnen maar deed dan expres zijn oudste spijkerbroek aan en weigerde om mij te kussen want ik was in contact geweest met ‘dat dier’. Het heeft te maken met religie en achtergrond denk ik, hij is het niet gewend dat mensen ook honden kunnen houden voor de gezelligheid. Mijn familie komt uit Izmir, een grote stad in Turkije, en in grote steden in Turkije zie je wel vaker dat mensen huisdieren hebben. Op het platteland zijn ze vaak nog religieuzer en traditioneler en daar moeten ze er niet van hebben. Nou ja, hij moet er maar aan wennen hoor!” (Filiz[T], 42, eigenaar van Charlie)
Filiz en haar zwager zijn een voorbeeld van de verschillen binnen de Turkse cultuur. Filiz met haar chiwawa staat voor het moderne Turkije en haar hond heeft dus ook een projectieve functie want hij vertegenwoordigt haar moderne opvattingen. Haar zwager vertegenwoordigt met zijn bezwaren het meer traditionele Turkije. Ook Osman vertelt over zijn ouders en hun bezwaren tegen zijn hond:
“Mijn ouders zijn nog altijd onwennig als ze op bezoek komen maar inmiddels aaien ze de hond wel. In Turkije is het hebben van een huisdier niet zo gewoon, als je ze hebt dan is het puur voor de muizen of bewaking. Mijn oma in Turkije heeft een hond maar die komt eigenlijk nooit binnen.”
42
(Osman [T], 25, eigenaar van hond Roxy)
en ook de Turkse ouders van Dilek en Bulut moeten wennen aan de huisdieren:
“ Het leek mijn man leuk om een kat te hebben, en mij ook wel. We hebben er twee uit het asiel opgehaald, dan doe je goed werk vind ik. Mijn vader vind de katten een beetje eng, hij komt niet in de buurt in ieder geval. Mijn moeder moest ook eerst erg wennen aan ze maar ze is er nu ok mee, maar als we poezenoppas nodig hebben dan vraag ik een buurvrouw want mijn ouders doen dat liever niet.” (Dilek [T],30, eigenaar van poezen Tux en Tika)
“Mijn vader snapt niet dat de hond bij ons zoveel mag. Ik ben met hem naar puppycursus geweest, daar stond mijn vader echt van te kijken, dat er zoiets was, bedoel ik.” (Bulut[T], 28, over hond Tommie)
Vaak spelen de conflicten zich af tussen kinderen en hun ouders, dus tussen generaties. Het geeft aan dat denkbeelden kunnen veranderen en dat de jongere generatie Turken anders tegen huisdieren aan gaat kijken. Hieruit blijkt dat huisdieren bij Turken misschien wel voorzichtig bezig zijn met inburgeren. Zo vinden Dilek en haar man dat zij een goede daad stellen door poezen uit het asiel te halen terwijl haar ouders deze keuze niet begrijpen en er niet zo veel van moeten hebben.
3.7
Verzorging
Het onderstaande stuk gaat over de verzorging van de dieren. Gemiddeld kostte de verzorging van honden en katten de eigenaren 20 tot 25 euro per dier per maand. En er wordt in alle gevallen rekening gehouden met de voor- en afkeuren van het dier, en ook qua extraatjes zit het wel goed bij de meeste dieren. Burçu K. die al eerder vertelde dat haar kat kieskeurig was, weet precies de voorkeuren van haar kat: “Hij is zo verwend dat ie geen brokjes eet, hij eet alleen blikvoer en ik kook lever voor hem. En verder krijgt hij Turkse kaas daar is ie echt dol op.” (Burçu K. [T, ]21, over poes Pasha)
43
Theo vertelt over het dagelijkse ritueel met de kat:
“Als wij ’s ochtends en ’s avonds koffie drinken met iets lekkers dan krijgt de kat ook een snoepje, hij weet dat precies. Vroeger was het allemaal heel anders hè? De katten aten toen gewoon wat de pot schafte, dat moest ook wel want in ons gezin was het al moeilijk genoeg om iedereen te eten te geven.Tegenwoordig zouden katten raar opkijken als ze aardappels krijgen maar die van ons vonden het heerlijk.” (Theo [N], 65, over poes Dixie)
Theo geeft hier een voorbeeld van hoe er in Nederland de laatste vijftig jaar veel veranderd is. Zoals Swabe al aangaf nam na de Tweede wereldoorlog het huisdierbezit en de daarbij horende industrie die zich richt op de voeding, medische zorg en verzorging van huisdieren, een grote vlucht. De tijd van eten wat de pot schaft is voor zowel de dieren van de Nederlandse en Turkse respondenten voorbij. Alle eigenaren geven hun dieren speciaal daarvoor bestemd dierenvoer zoals kattenbrokjes, natvoer, konijnenvoer of voer voor de valkparkiet.
Alle eigenaren gaven aan geld uit te geven aan bijvoorbeeld speeltjes, en voor de honden kluiven. Luxe artikelen zoals kleding werd alleen door de Turkse eigenaresse van Charlie de chiwawa gekocht. Op de vraag waarom ze vond dat haar hond kleren moest dragen antwoordde Filiz dat het leuk stond én dat het een klein hondje is die het in de winter koud heeft als ze wordt uitgelaten. Filiz legt haar hond dus duidelijke menselijke behoeften op, zij identificeert zich zo sterk met haar dier dat zij gelooft dat een hond een jas nodig heeft in de winter.
De dieren hebben zich bij alle respondenten wel aan bepaalde regels te houden. Zo mogen veel dieren niet op bepaalde plekken in huis komen zoals de slaapkamer, het aanrecht of op tafel. De dieren worden gestraft door middel van toespreken, stem verheffen of het onthouden van favoriete eten of bezigheden van het dier. De valkparkiet Rustu bijvoorbeeld wordt “als hij vervelend is”, dat wil zeggen te luidruchtig is en te hard zingt, voor straf een tijdje met kooi en al in de gang gezet. De tijd die men besteedt aan het dier, aan de verzorging, aanhalen en knuffelen wisselt sterk maar dat heeft ook te maken met het soort huisdier en de tijd die men heeft. Zo moeten eigenaren van honden tijd vrij maken
44
om de hond uit te laten. Filiz gaf aan de hele dag eigenlijk wel met haar hond bezig te zijn terwijl Esther een hondenuitlaatdienst inschakelt als ze moet werken.
3.8
Dierenartsbezoek
Het is ook van belang om te kijken naar dierenartsbezoek. Om te achterhalen wat de redenen zijn van de respondenten om met hun dier naar de dierenarts te gaan en wat men van de kwaliteit van de zorg vindt. Zowel de Turkse als Nederlandse responderen gaven aan met hun dier(en) naar de dierenarts te gaan, voor eventuele inentingen en in geval van ziekte. Alleen de eigenaar van de vissen was nog nooit bij een dierenarts geweest. De Turkse Ozgur gaf aan dat ze één keer was geweest en het nu niet meer nodig vond. Maar anderen maken weer gebruik van de uitgebreide mogelijkheden die er worden geboden om dieren een optimale zorg te verlenen. Marjolein vertelt wat zij overheeft voor de gezondheid en het welbevinden van haar katten:
“Eén van mijn katten heeft last van overgewicht, zijn nieren functioneren niet goed en daarom is hij heel dik terwijl hij niet zoveel eet, ik moet van de dierenarts elke dag een half uur met hem spelen zoadat hij lichaamsbeweging krijgt, met zo’n ledlampje wat je op de muren projecteert. En verder neemt hij deel aan een speciaal dieetprogramma bij de dierenarts, ik moet elke maand met hem naar het speciale spreekuur voor dikke katten om hem te laten wegen en zijn dieet te bespreken.” (Marjolein[N], 35, eigenaar van katten Nelson en Murphy)
Simone heeft een voorbeeld van de verregaande (na)zorg voor dieren bij sommige dierenartsen:
“Onze andere kat is een jaar geleden overleden, we hebben hem na 12 jaar moeten laten inslapen. Je bent er kapot van, ik heb dagen achter elkaar alleen maar gehuild. Van de dierenarts kregen we een paar dagen nadat we hem hadden laten inslapen een handgeschreven kaartje waarin hij ons condoleerde en hij ons veel sterkte wenste met de verwerking van het verlies.” Mijn man moest hier om lachen, hij vond dat dit wel erg ver ging, maar ik vond het wel lief. Met onze nieuwe kat zit ik ook weer bij dezelfde dierenarts”. (Simone[N], 34, eigenaar van poes Floortje)
45
De respondenten waren allemaal te spreken over de gezondheidszorg voor dieren. Wel maakten alle respondenten, zowel Turkse als Nederlandse, de opmerking dat de dierenarts erg duur is. Maar dit was voor hen geen reden om niet te gaan bij ziekte of andere redenen. De Turkse Osman gaf aan de zorg voor dieren hier in Nederland wel eens ‘too much’ te vinden.
“Een dier is een dier maar soms worden ze hier wel erg als mensen behandeld, moet je eens in Turkije kijken hoe ze daar met dieren omgaan soms. “Turken gaan “normaler” met dieren om, een dier is meer een dier daar. In Turkije heb je ook zoveel straathonden en katten, en die worden gewoon opgepakt en afgemaakt hoor”. (Osman[T], 25, eigenaar van Roxy)
Osman vindt dat ze in Turkije ‘normaler’ met dieren omgingen. Wat hij onder normaal verstaat is weer bepaald door het beeld waar hij mee op is gegroeid. Want hoe dat beeld verschilt met die van anderen blijkt door deze uitspraak van Esther. Zij raakte niet uitgepraat over de omstandigheden waarin sommige dieren in andere landen leven en zet een ‘beschavingsoffensief’ in:
“Ik ben natuurlijk veel in het buitenland, en als je ziet hoe in sommige landen met dieren wordt omgegaan….Echt, alle clichés zijn waar, in China moet je uitkijken dat je geen hond op je bord krijgt en ik ken iemand die dacht een mooie bontjas gekocht te hebben, bleek het kattenvacht te zijn. En ook in landen dichterbij is het bar en boos hoor, denk maar aan Spanje of Griekenland en ook in Turkije zijn ze niet zo lief voor katten en honden. Ik neem in dat soort landen altijd kattenbrokjes mee en die geef ik dan aan zwerfpoezen om het hotel, ik heb collega’s via intranet opgeroepen om hetzelfde te doen”. (Esther[N], 38, eigenaar van een papegaai, twee honden en een kat)
3.9
Huisdieren binnen de Turkse cultuur en de rol van religie
Tijdens de interviews werd er door de Turkse respondenten al vaak verteld over de onwennige reacties van familie en vrienden op hun huisdieren. Ik vroeg hen dan ook nog expliciet waarom het volgens hen niet zo gewoon is voor Turken om een huisdier te hebben
46
en welke rol religie hierbij speelt. De Nederlandse respondenten gaven aan dat geloof geen rol van betekenis speelde in hun leven. De Turkse respondenten gaven aan moslim te zijn. Zo deden zij aan de Ramadan en aten ze geen varkensvlees. Alleen Filiz was niet gelovig.
Derya had, in de strijd om het wel of niet nemen van huisdier, wel eens aan haar moeder gevraagd, waar dan precies in de koran staat dat honden onrein waren:
“Ik vroeg, waar!, waar staat dat dan, wijs me dat eens aan dan?! Dat kon mijn moeder niet maar ze blijft ervan overtuigd dat honden onrein zijn en dat ze niet in huis mogen. Ik vind het onzin en volgens mij gebruikt ze het gewoon als excuus”. (Derya [T], 24, over valkparkiet Rustu)
Religie speelt hier wel een rol bij maar die rol moet je niet overschatten, iedereen interpreteert de regels weer anders en net zoals het uitkomt. Volgens sommige respondenten zit er helemaal geen grotere betekenis achter: “Het is binnen de Turkse cultuur nu eenmaal niet zo gewoon als in Nederland om huisdieren te houden.” Filiz geeft in het onderstaande fragment een voorbeeld van de projectieve rol die dieren kunnen hebben. Zo vertelt ze:
“Rijke mensen in Turkije hebben vaak wel een hond als statussymbool en dus in huis. Ook in de grote stad hebben mensen in Turkije vaak een andere zienswijze dan daarbuiten. Veel mensen vinden honden vies, in het Turks is hond een scheldwoord, ik noem haar dan ook nooit hond in het Turks, dat zou een belediging zijn.” (Filiz [T], 42, eigenaar van Charlie)
Mensen kunnen soms in conflict komen met cultureel bepaalde denkbeelden en hun eigen veranderende gevoelens en opvattingen over dieren, zo blijkt uit het verhaal van Osman: “Mijn oma en tante in Turkije hadden een kat in huis maar echt puur voor de muizen, die dieren kwamen ook nooit in huis en werden niet geknuffeld”. Wij hebben vroeger ook een tijdje een kat gehad, het beest is weggelopen, maar mijn ouders deden tegenover kennissen en familie of we het dier alleen tegen de muizen hadden. Stiekem werd hij ook wel geknuffeld maar dat wilden mijn ouders niet toegeven naar anderen toe want dat kon echt niet”. (Osman[T], 25, eigenaar van Roxy)
47
Op mijn vraag waarom zijn ouders zich een beetje schaamden om de kat te knuffelen, antwoordde hij dat het in de Turkse cultuur eigenlijk ‘niet kon’ om je druk te maken over een kat. En geld uitgeven aan verzorging hoorde helemaal niet, zo zei Osman: “Als je vijf euro te besteden heb dan behoor je dat aan je familie te spenderen, niet aan een dier.” Dit is een voorbeeld over hoe dieren niet gelijk gesteld kunnen worden met mensen volgens Turken en hoe er binnen de Turkse cultuur vaak geen ruimte is voor dieren omdat die ruimte bestemd is voor familieleden. Salih wees op het feit dat in de Turkse cultuur reinheid in het algemeen heel belangrijk is, zo moet een huis schoon zijn en vrij van bijvoorbeeld haren of stof. Het hebben van beesten in huis, vooral honden en katten, past dan ook niet in dit plaatje. Een vogel of vissen zijn een stuk schoner, en die zal je daarom eerder als huisdier aantreffen. Filiz zag eerder verschillen tussen mensen die in grote steden wonen en op het platteland. Zijzelf en haar familie waren afkomstig uit Izmir en volgens haar zijn mensen daar moderner en “meer westers” dan op het platteland.
48
3.10 Samenvatting hoofdstuk 3
Terugkijkend op de interviews heb ik bij de Turkse en Nederlandse respondenten geen grote verschillen kunnen vinden in hun gevoelens en opvattingen over hun huisdieren. De respondenten kwamen erg overeen in hun antwoorden. Een groot verschil tussen de beide groepen was dat Nederlanders vaak aangaven te zijn opgegroeid met een huisdier, terwijl de Turkse respondenten aangaven niet te zijn opgegroeid met een huisdier. De Turkse respondenten konden ook negatieve reacties noemen die zij vanuit hun Turkse netwerk hadden gekregen. Hieruit blijkt dat het hebben van een huisdier in de Turkse cultuur nog niet zo gebruikelijk is als in Nederland. Iets wat ook bleek uit de moeite die het kostte om Turkse respondenten te vinden. Een interessante vraag die beantwoordt dient te worden is waarom deze Turkse respondenten dan wel hebben gekozen voor een huisdier. In het volgende hoofdstuk zal ik dan ook de resultaten interpreteren en de probleemstelling en de onderzoeksvragen beantwoorden.
49
50
Hoofdstuk 4
Conclusie
Soms vangt hij een muis, Door zijn dapperheid en kunde Zo vang ik soms opeens een inzicht In een duister vraagstuk
(Gedicht over kat uit de 9e eeuw door onbekende monnik uit: Rudy Kousbroek, Medereizigers: 125)
In dit hoofdstuk interpreteer ik de resultaten en geef ik een antwoord op mijn probleemstelling zoals ik deze heb geformuleerd in de inleiding en op de onderzoeksvragen die in hoofdstuk 2 zijn besproken.
4.1
Interpretatie resultaten
Wat begon als een zoektocht naar eventuele verschillen tussen Nederlandse en Turkse huisdierbezitters leidde tot het vinden van veel overeenkomsten. De door mij gesproken Nederlandse en Turkse huisdierbezitters vertonen erg veel gelijkenissen als het gaat om de redenen die zij hebben om huisdieren te hebben. Ze koesteren allemaal affectieve gevoelens voor hun dieren en in de meeste gevallen wordt het huisdier als lid van het gezin gezien of als vriend. Het is ook mogelijk om de utilitaire functie van een dier te combineren met sterke affectieve gevoelens. Je kan zeggen dat de huisdieren voor de geïnterviewde eigenaren een emotioneel nut dienen. Men houdt van ze, verzorgt ze, wil het beste voor ze en vindt medische zorg vanzelfsprekend. Uit de interviews werd duidelijk welke belangrijke taak huisdieren kunnen vervullen. Zo zijn ze vaak een sociaal bindmiddel tussen mensen, geven mensen een doel, zorgen voor gezelligheid en gespreksstof en huisdieren en hun eigenaren kunnen dus dienen als ambassadeurs om andere mensen kennis te laten maken met dieren en de natuur. De huisdieren zijn voor de eigenaren altijd een aanvulling op de kwaliteit van leven of vormen zelfs een belangrijke invulling in het leven van de eigenaar.
Beck (2002) noemt in het kader van individualisering de veranderende rol van het huwelijk door de tijd heen. Dit was vroeger een vaak rationele overweging, die niet zozeer bedoeld
51
was om individuen gelukkig te maken maar die ook een garantie vormde voor financiële zekerheid en nageslacht. Het huwelijk was vaak geen keuze maar een overlevingsstrategie. Tegenwoordig kiezen mensen wel om affectieve redenen een partner en is het huwelijk al lang geen rationele afweging meer. Je zou kunnen zeggen dat ditzelfde geldt voor de band met huisdieren bij de Nederlandse en de Turkse respondenten. Was vroeger de relatie met huisdieren nog wel eens een verstandshuwelijk, tegenwoordig is het meer een huwelijk gebaseerd op affectieve, in plaats van hoofdzakelijk praktische redenen, met bijbehorende plichten ten opzichte van het dier.
Te veel liefde kan ook verstikkend werken en de identificatie met het dier gaat soms ver, dit geldt voor zowel de Turkse en Nederlandse huisdierbezitters. Zo kan je je afvragen of een hond een eigen verjaardagstaart op prijs stelt, kleertjes nodig heeft om warm te blijven of dat een kat gevoederd moet worden met dure hapjes. Maar de bedoelingen zijn goed en men doet het uit liefde voor de dieren. Dit zijn beschavingspogingen die het dier uit hun dierlijke rol halen en leiden tot een vermenselijking van het dier, wat weer wordt veroorzaakt door sterke affectieve gevoelens voor het dier. De uitdijende gevoelens van identificatie met het dier zie je ook terug in het feit dat mensen soms bewust niet voor een bepaald huisdier kiezen omdat ze vinden dat ze er te weinig tijd, ruimte of aandacht voor hebben en dat dit de kwaliteit van leven van het dier niet ten goede zou komen.
Zijn er dan helemaal geen verschillen gevonden tussen Turkse en Nederlandse huisdierbezitters? Toch wel, het was erg moeilijk om Turkse respondenten met een huisdier te vinden en dat geeft aan dat huisdieren nog niet zo zijn ingeburgerd als bij Nederlanders. De geïnterviewde Turkse huisdierbezitters mogen dan overeenkomsten vertonen met de Nederlanders wat betreft hun opvattingen en gevoelens over huisdieren, de weg die zij hebben afgelegd is wel anders dan die van de Nederlandse respondenten. Dit bleek des te meer uit de negatieve of onwennige reacties uit hun omgeving die de Turkse respondenten konden opnoemen.
Nederlanders vonden het vaak een vanzelfsprekendheid om hun leven te delen met een huisdier, zij zetten vaak voort wat ze van huis uit hadden meegekregen. En geen van de door mij geïnterviewde Nederlanders kon dan ook negatieve reacties uit hun omgeving benoemen. Of kon zich maar voorstellen dat er mensen principiële bezwaren zouden
52
hebben. Turkse huisdierbezitters daarentegen, gaven aan niet te zijn opgegroeid met dieren. Of te zijn opgegroeid met een ander, meer utilitair en meer traditioneel beeld van huisdieren. Deze denkbeelden bestaan in hun naaste omgeving en tonen aan dat er bij Turkse mensen nog vaak een andere beeldvorming bestaat rondom huisdieren. Zo waren er ouders, een onwennige zwager, tante, of een twijfelde moeder die over de streep moet worden getrokken om een huisdier aan te schaffen. De moeder van Derya wilde per se geen hond in huis want dat was onrein volgens haar en Osman vertelde dat het in de Turkse cultuur eigenlijk ‘niet kon’ om je druk te maken over een huisdier; als je nog vijf euro te besteden hebt dan geef je dit niet uit aan een huisdier maar aan je familie. Civilisatieprocessen en uitdijende gevoelens van identificatie naar dieren toe ontwikkelen zich dus per cultuur anders. En zo acht de Nederlandse Esther het noodzakelijk om in het buitenland een ‘beschavingsoffensief’ inzet door kattenbrokjes mee te nemen en die uit te delen aan zwerfkatten.
Osman is ook een mooi voorbeeld van hoe culturen, letterlijk en figuurlijk, kunnen gaan mengen. Hij woont samen met zijn Nederlandse vriendin en door haar is hij overgehaald tot de aanschaf van huisdieren. Nu is hij gek op zijn ze maar hij geeft tegelijkertijd aan de zorg voor dieren hier wel eens overdreven te vinden en noemt de omgang met dieren in Turkije ‘normaler’. Ze bestaan dus wel degelijk, de wat terughoudender en meer praktische denkbeelden van Turken over huisdieren. En het is dus zo dat Turken minder vaak een huisdier bezitten dan Nederlanders. Hoe kan je dan verklaren dat de Turkse respondenten die ik heb geïnterviewd wel een huisdier hebben?
De door mij geïnterviewde Turken waren jonge mensen, de gemiddelde leeftijd was 27,4 jaar. Als zij het hadden over negatieve reacties uit hun familie dan kwamen deze van oudere mensen die niet gewend waren aan een huisdier. Elke cultuur heeft zijn eigen normen en gebruiken. Brinkgreve en Van Stolk lieten al zien dat dit dilemma’s opwerpt bij mensen die opgroeien tussen twee culturen; je kan en moet kiezen tussen eigenheid en aanpassing, tussen meedoen of verwerpen en vaak ontstaan er, noodgedwongen of vrijwillig, mengvormen van beide culturen.
De jongere generatie Turken is opgegroeid in een individualistische samenleving als Nederland. En alhoewel familie en geloof nog wel een invloed uitoefenen op hun opvattingen zijn ze niet allesbepalend en vult hun biografie zich met Nederlandse en Turkse ideeën.
53
Daarin hebben deze mensen ruimte gecreëerd voor een huisdier omdat zij dat willen en kunnen doen. Turkse mensen uit de tweede of derde generatie kiezen wellicht ook voor een huisdier omdat ze zien welke rol huisdieren hier innemen. Hoe twee culturen hand in hand kunnen gaan laten Nabben et al. (2005) zien. Zij deden onderzoek naar identiteitbeleving onder Turkse en Marokkaanse jongeren in de leeftijd van 16 tot 30 jaar. Zij zeggen: “De meeste jongeren identificeren zich als moslim maar tegelijkertijd moet het belang van de islam in de cultuurbeleving en de identiteitsvorming van jonge Turken ook niet worden overschat. Omdat jongeren ook steeds meer meedoen met niet gerelateerde mosliminstituties, is de verwachting dat de moslimidentiteit steeds diffuser gaat worden (Nabben et al. 2005: 143).
Ann Swidler (1984) beschrijft cultuur dan ook als een gereedschapskist waarin verschillende “tools”, gereedschappen, zitten die mensen in kunnen zetten. Cultuur wordt volgens haar dus niet totaal van bovenaf opgelegd. Mensen die afkomstig zijn uit dezelfde cultuur beschikken wel over dezelfde ‘toolkit’ maar gebruiken de instrumenten hierin naar eigen inzicht en zo heeft het individu dus een grote mate van zelfstandigheid en eigen inzicht. En zo kunnen mensen die met twee culturen opgroeien uit twee gereedschapskisten kiezen.
Kluveld stelde dat de waarde die mensen toekennen aan hun huisdieren en de manier waarop er met dieren wordt omgegaan verschilt en wordt bepaald door de samenleving, de tijd, het land en de cultuur waarin men leeft. Cultuur is echter niet een vaststaand gegeven maar is aan verandering onderhevig. En opvattingen over wat als vies of onrein, aaibaar of eetbaar wordt beschouwt kunnen dus veranderen. Sunier (1996) wijst dan ook op het bezwaar om cultuur op te vatten als een onveranderlijke sociale erfenis die wordt overgedragen van generatie op generatie.
De geïnterviewde Turkse huisdierbezitters en hun huisdieren spelen dan ook een belangrijke rol als animal ambassadors : Turkse kennissen en familieleden maken door hen kennis met huisdieren. En zo aaien de ouders van Osman nu ook de hond als ze bij hun zoon op bezoek komen en trekt de zwager van Filiz niet meer zijn oude kleren aan als hij op bezoek komt. En de kinderen van de Turkse respondenten zullen ook op gaan groeien met een huisdier en dit dus weer van huis uit meekrijgen. Veevers sprak over de projectieve
54
functie die huisdieren kunnen hebben; hun eigenaren geven zo een symbolisch statement af. Voor alle Turkse respondenten geldt dat zij bedoeld of onbedoeld een teken van integratie en emancipatie afgeven door het hebben van een huisdier.
4.2
Beantwoording van de probleemstelling en de onderzoeksvragen
Aan het begin van mijn scriptie heb ik de onderstaande probleemstelling geformuleerd:
Welke verschillen zijn er waar te nemen tussen Nederlanders en Turken in hun omgang met huisdieren en hoe zijn deze te verklaren ?
Er zijn geen grote verschillen gevonden tussen de Nederlandse en de Turkse huisdierbezitters als je kijkt naar de gevoelens die zij hebben voor hun huisdier en de redenen die zij noemen om een huisdier te hebben en de mate van geld en tijd die zij aan het dier besteden. Er ligt wel een verschil in het feit dat Nederlanders vaak zijn opgegroeid met een huisdier en zij vinden het dan ook vaak vanzelfsprekend om die gewoonte door te zetten. Turkse huisdierbezitters zijn niet opgegroeid met een huisdier, en zij zijn degenen die bewust een keuze hebben gemaakt om wel een huisdier aan te schaffen. Ook konden de Turkse huisdierbezitters voorbeelden geven van negatieve of onwennige reacties vanuit hun Turkse omgeving op hun huisdier en gaven zij aan dat huisdieren in Turkije nog niet zo’n algemeen geaccepteerd verschijnsel zijn. Een verklaring voor het feit dat de Turkse huisdierbezitters zich evenveel identificeerden met hun huisdier als Nederlanders kan liggen in het feit dat deze Turkse respondenten zijn opgegroeid in de Nederlandse samenleving waar processen van identificatie met huisdieren zich al langer aan het voltrekken zijn en waar huisdieren een algemeen geaccepteerd verschijnsel zijn. De Turkse huisdierbezitters nemen deze denkbeelden over en kunnen een bewuste keuze maken voor een huisdier.
55
Beantwoording van de onderzoeksvragen
1.
Is het voor Nederlanders vanzelfsprekender om een huisdier te hebben?
Voor de Nederlanders was het hebben van een huisdier vaak een voortzetting van iets wat zij kenden en waarmee ze waren opgegroeid. De geïnterviewde Turken waren vaak de eersten in hun familie of kennissenkring die een huisdier bezaten. Voor Nederlanders is het hebben van een huisdier dus vanzelfsprekender dan voor Turken. De Turkse huisdierbezitters stuitten vaak op bezwaren of op onbegrip uit hun omgeving. Een verklaring hiervoor kan zijn dat in de Nederlandse cultuur traditionele bindingen zoals familie en geloof minder invloed hebben op mensen dan in de Turkse cultuur waar familie en geloof nog een prominentere rol spelen. Hierdoor is er meer ruimte naar dieren toe. Dit kan verklaren waarom de oudere generatie Turken nog vaak bezwaren hebben tegen huisdieren en waarom een jongere generatie, die opgroeit met Nederlandse en Turkse culturele invloeden, wel kiest voor een huisdier.
2.
Zijn er verschillen tussen Turken en Nederlanders te zien in de mate waarop zij zich identificeren met huisdieren?
Hoewel het proces van identificatie met huisdieren dus al langer aan de gang is voor Nederlanders dan voor Turken heb ik geen verschillen in de mate van identificatie tussen de Turkse en Nederlandse respondenten gevonden. Een sterke identificatie met huisdieren is onder de Turkse bevolking wel minder gebruikelijk dan in Nederland en dit houdt weer verband met het feit dat het hebben van een huisdier nog niet zo vanzelfsprekend is als bij Nederlanders.
3.
Spelen religieuze invloeden een rol bij Turken ten opzichte van hun houding naar huisdieren?
Negen van de tien Turkse respondenten gaven aan praktiserend moslim te zijn, ze aten geen varkensvlees en namen deel aan de Ramadan. Religieuze invloeden speelden echter geen rol in hun denkbeelden over huisdieren. Zo hadden vier van de Turkse respondenten een hond. Ze waren wel bekend met de bezwaren die Turken kunnen hebben vanuit religieus
56
oogpunt maar de invloed van religie mag ook niet overschat worden. Het is zoals een van de respondenten zei : “Met de koran kan je, net als met de bijbel, zo’n beetje alle kanten op, het is maar net hoe je het zelf interpreteert.
4. Spelen affectieve redenen een rol bij het hebben van een huisdier bij Turken en Nederlanders?
De Nederlandse en Turkse respondenten hebben allemaal een huisdier om affectieve redenen. Zelfs een dier dat wordt ingezet als waakhond wordt door zijn baas als gezinslid en als vriend gezien. Men koestert dus sterke affectieve gevoelens voor het dier. Het dier vervult vaak meerdere functies voor de respondenten. Ze dragen bij aan het welzijn van de respondenten en ze vormen een belangrijke aanvulling en soms invulling in het leven van de respondenten.
5.
Spelen utilitaire redenen een rol bij het hebben van een huisdier bij Turken en Nederlanders?
Een Turkse respondent noemde de waakfunctie van zijn hond inderdaad als reden voor het hebben van het dier maar hij gaf ook aan dat naast de nuttige rol van het beest, het dier vooral zag als maatje en als lid van het gezin. Meer traditionele en utilitaire opvattingen over huisdieren waren bij zowel de Nederlandse als de Turkse respondenten niet terug te vinden.
6.
Hoeveel tijd en geld zijn Nederlanders en Turken bereid om uit te geven aan de verzorging van huisdieren?
Gemiddeld geven Turken en Nederlanders 20 tot 25 euro per maand uit aan de verzorging van hun dier. Er zijn geen grote verschillen per groep gevonden. Ze vinden de kwaliteit van leven voor hun dier belangrijk en zijn bereid hier tijd en geld in te investeren. Het welzijn van het dier staat voorop en dat is ook een reden om niet tot de aanschaf van een bepaald dier over te gaan. Over de kwaliteit van de zorg voor dieren in Nederland zijn alle respondenten tevreden al vindt men het wel duur.
57
7.
Beschouwen Nederlanders en Turken het huisdier als onderdeel van het gezin of zijn hier verschillen in waar te nemen?
Het dier wordt door zowel de Turkse als Nederlandse respondenten in acht van de tien gevallen als kind gezien en als lid van het gezin behandeld. Twee Nederlandse respondenten zeiden het dier niet als vriend te zien omdat het geen mens is, maar het wel als lid van het gezin te beschouwen met bijbehorende verplichtingen van dien.
4.3
In hoeverre zijn de onderzoeksresultaten generaliseerbaar naar andere gevallen dan de onderzochte?
Ik moet nogmaals benadrukken dat dit onderzoek in zijn opzet klein en bescheiden van aard was. Zoals altijd met kwalitatief onderzoek zijn de resultaten nooit geheel generaliseerbaar en in dit geval waren de Turkse respondenten die ik heb gesproken een selectie van de oorspronkelijke doelgroep. De door mij geïnterviewde Turkse respondenten behoorden tot de tweede generatie Turken in Nederland en waren goed geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. Dit is geen geheel representatieve weergave van de werkelijkheid. Deze eigenschappen maakten het tegelijkertijd mogelijk om deel te nemen aan het onderzoek. Voor zowel de Turkse als de Nederlandse respondenten geldt dat zij hun medewerking verleenden aan het onderzoek omdat zij het onderwerp leuk vonden. Mensen die op een andere, minder prettige manier, met hun huisdieren omgaan zijn moeilijk te bereiken en zouden waarschijnlijk ook niet vrijwillig willen deelnemen.
Dit onderzoek richtte zich op mogelijke verschillen in de omgang met huisdieren naar aanleiding van etnische identiteit en cultuur. Achteraf was het ook interessant geweest om ook niet- huisdierbezitters te interviewen om zo achter hun redenen te komen om niet voor een huisdier te kiezen. En omdat denkbeelden over huisdieren kunnen veranderen is het daarom wellicht interessant om te blijven volgen hoe het huisdierbezit onder allochtonen zich verder ontwikkelt.
58
4.4
Eerder onderzoek
In hoofdstuk twee besprak ik eerder gedaan onderzoek over dit onderwerp. Terugkijkend kan ik concluderen dat de Turkse respondenten in mijn onderzoek hun huisdier vaker dan in het onderzoek van Endenburg en Klumpers als onderdeel van het gezin beschouwen. Verder gingen de Turkse respondenten in mijn onderzoek op één na allemaal naar de dierenarts voor de inentingen en bij ziekte van het dier. Bij Endenburg en Klumpers was dit minder vaak het geval. Een overeenkomst is dat men de dierenarts in Nederland duur vindt en dat het inderdaad moeilijk is om huisdierbezitters van allochtone komaf te vinden. Wolch et al. toonden ook aan dat denkbeelden over dieren historisch-cultureel bepaald zijn en gaven aan dat voor- en afkeuren voor bepaalde dieren een symbolische functie kunnen hebben. Brown toonde in haar onderzoek onder Amerikaanse studenten aan dat er verschillen zijn waar te nemen in gehechtheid aan het dier tussen blanke en AfroAmerikaanse studenten. Ik heb in mijn onderzoek geen sterke verschillen tussen Turkse en Nederlandse huisdierbezitters zelf gevonden, wel bleek uit mijn onderzoek dat het binnen de Turkse cultuur nog niet zo gewoon is om voor een huisdier sterke affectieve gevoelens
4.5
Tot slot
In deze scriptie heb ik geprobeerd om de complexiteit van de verstandhouding tussen mens en dier achter me te laten en heb me geconcentreerd op de verstandhouding tussen mensen en hun huisdieren. Het is een scriptie geworden die vooral gaat over de speciale band die mensen met hun huisdieren hebben. Maar nog interessanter vond ik de processen van verandering, emancipatie en integratie die verscholen lagen in de antwoorden van de Turkse respondenten. Mijn onderzoek toont aan dat denkbeelden over dieren cultureel bepaald zijn en dat opvattingen hardnekkig kunnen zijn, maar ook dat ideeën en opvattingen kunnen worden beïnvloed door in aanraking te komen met een andere cultuur en dat je de mate van integratie in een bepaalde cultuur dus ook kan aflezen aan de wijze waarop men de heersende denkbeelden over dieren overneemt.
59
60
Literatuurlijst
Beck, U. & Beck-Gernsheim, E. (2002) Individualization. London: Sage Publications Ltd.
Brinkgreve, C. & Van Stolk, B. (1997) Van huis uit. Amsterdam: Meulenhoff.
Brown S. (2003) ‘Ethnic variations in Pet Attachment among students at an American School of Vetinary Medicine’. Society and Animals, 10, pp. 249-266.
McCulloch, M.J. (1984) Pets in therapeutic programs for the aged. In R.K. anderson, B.L. Hart, & L.A. Hart, The pet Connection. Minneapolis: University of Minneapolis.
Dagevos, J. (2005) ‘Minderheden, armoede en sociaal-culturele intergratie’. In: Migrantenstudies. pp. 135-154.
De Volkskrant, 14 april 2010, p13.
Duyvendak, J.W. & Hurenkamp, M. (2004) Kiezen voor de Kudde, Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid. Amsterdam: Uitgeverij Van Gennip.
Elias, N. (2001) [1939] Het civilisatieproces. Sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen. Amsterdam: Boom.
Endenburg, N. & Klumpers, M. (2008) ‘Huisdieren, dierenartsen en de multiculturele samenleving’. In: Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 2, pp. 54-61.
Forum Welzijn Gezelschapsdieren. 2006. Gedeelde zorg: feiten en cijfers. Advies RDA, 2006.
Giddens, A. (1991) Modernity and Self-Identity, Self and Society in the late Modern Age. Cambridge: Polity Press.
Hoefnagels, J. & Kramer, S. (2008) ‘Prozac voor de Poes ’. NRC Handelsblad, 26 april 2008, p.18.
61
Inglehart, R. (1997) Modernization and Postmodernization, Cultural, Economic and Political change in 43 societies. Princeton: Princeton University Press.
Jansen, H.(2008) Islam voor varkens, apen, ezels en andere beesten. Amsterdam: Uitgeverij Van Praag.
Kluveld, A. (2009) Mens en Dier.Verbonden sinds de zesde dag; Een Cultuurgeschiedenis. Amsterdam/Antwerpen: De Arbeiderspers.
Kousbroek, R. (2009) Medereizigers, over de liefde tussen mensen en dieren. Amsterdam: Uitgeverij Augustus
Nabben, T. Yesilgo, B., Korf, D. (2006) Van Allah tot Prada, Identiteit, leefstijl en geloofsovertuiging van jonge Marokkanen en Turken. Amsterdam: Uitgeverij Ger Gruijs.
Paul, E.S. & Serpell, J.A. (1993) ‘Childhood pet keeping and human attitudes in young adulthood’. In: Animal Welfare pp. 321-337.
Pels, D. (2008) Opium voor het volk. Amsterdam: De Bezige Bij.
Podberscek, A.L., Paul, E.S. & Serpell, J.A. (2000) Companion Animals and Us: Exploring the Relationships between People and Pets. Cambridge: Cambridge University Press.
Prins, K. (1996) Van ‘Gastarbeider’ tot ‘Nederlander’. Adaptatie van Marokkanen en Turken in Nederland. Proefschrift Psychologische, Pedagogische en Sociologische wetenschappen. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
Ritvo, H. (1987) The Animal Estate: The Englisch and other creatures in the Victorian Age. Cambridge: Harvard University Press.
Ritvo, H. (1987) ‘The Emergence of modern Pet-Keeping’. Anthrozoos, pp. 158-165.
Simon, C. (2009) ‘Dieren zijn geen burgers, hooguit hamburgers’. NRC Handelsblad,
62
14 maart 2009, p. 4.
Stassen, E. (2006) Van Bruikbaar tot Dierbaar, over de relatie mens-dier. Universteit Wageningen.
Sunier, T. ( 1996) Islam in Beweging. Turkse jongeren en islamitische organisaties. Amsterdam: Het Spinhuis.
Swaan, de, A. (1993) Sociale identificatie in uitdijende kring, over emotionele betrokkenheid in sociogenetisch perspectief. Meilezing 1993. Universiteit Utrecht.
Swabe, Joanna. (1997) The Burden of Beasts. A Historical Sociological Study of Changing Human-Animal Relations and the Rise of the Vetinary Regime, Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
Swidler, Ann. (1986) ‘Culture in Action: Symbols and Strategies’. American Sociological Review 51: pp. 273-285.
Veevers, J.E. ( 1985) The social meaning of Pets: Alternative roles for Companion Animals. In: Sussman, M.B. Pets and the Family. New York: Hawarth Press pp.11-30.
Wilterdink, N & Van Heerikhuizen, B. (1993) Samenlevingen, een verkenning op het terrein van de sociologie, Groningen: Wolters-Noordhoff.
Wolch, J., Brownlow, A., & Lassiter, U. (2001) . Constructing the animal worlds of inner-city Los Angeles. In C. Philo & C. Wilbert, Animal paces, beastly places: New geographies of human-animal relations. pp. 71-97 London: Routledge.
Yerden, I. (2000) Zorgen over zorg. Traditie, verwantschapsrelaties, migratie en verzorging van Turkse ouderen in Nederland, Amsterdam: Het Spinhuis.
63
Internetbronnen
http://www.tns-nipo.com/pages/nieuws-persvnipo.asp?file=persvannipo%5Chuisdier08.htm (3-3-2010) htttp://www.partijvoordedieren.nl/departij/beginselverklaring (5-4-2010) http://www.forum.nl/pdf/factbook-islam-nl.pdf (12-4-2010) http://www.nmo.uitzendinggemist.nl ( 14-4-2010) http://www.dierenbescherming.nl/geschiedenis (19-4-2010) http://www.cbs.nl (14-5-2010) http://www.margreetlenstra.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=11:katk nuppelen&catid=2:nhd&Itemid=20 (3-8-2010) http://www.telegraaf.nl/buitenland/7017747/__Fatwa_tegen_honden_in_Iran__.html?sn=b innenland,buitenland (15-8-2010) http://www.dierenhulp.nl (30-08-2010)
Foto omslag http://www.prozus.nl/contents/nl/d17_02.html
64
Bijlage A Vragenlijst
1.
Wat voor huisdier(en) heeft u?
2.
Wat is de naam van het dier?
3.
Waarom heeft u gekozen voor dat huisdier?
4.
Waarom heeft u een huisdier?
5.
Staan alle gezinsleden achter het bezit van een huisdier?
Affectieve band 6.
Beschouwt u het dier als uw vriend?
7.
Beschouwt u het huisdier als lid van het gezin?
8.
Praat u tegen het dier?
9.
Heeft het dier koosnaampjes?
10.
Mag het huisdier overal komen in huis? Bijvoorbeeld in de slaapkamer?
11.
Hoeveel minuten per dag besteedt u met het aanhalen, knuffelen van het dier?
12.
Viert u de verjaardag/dierendag van uw dier?
13.
Heeft u foto’s van het dier in huis staan?
14.
Zijn er regels voor het dier?
15.
Straft u het dier wel eens? Zo ja, hoe?
16.
Zou u zich een leven zonder huisdier kunnen voorstellen?
Verzorging 17.
Wat eet het dier?
18.
Hoeveel geld besteedt u aan het huisdier eten en verzorging
19.
Koopt u overige producten voor het dier? Zoals speeltjes of kleren?
Dierenartsbezoek 20.
Gaat u met het dier naar de dierenarts? Zo ja, hoe vaak?
21.
Wat is de reden voor het bezoek aan de dierenarts?
65
22.
Wat vindt u van de medische zorg voor dieren in Nederland?
Persoonlijke gegevens 24.
Bent u gelovig? Zo ja, welke rol speelt religie in uw leven?
25.
Gezinssamenstelling
26.
Geboorteland moeder
27.
Geboorteland vader
28.
Beroep
66
Bijlage B Volledig overzicht respondenten
Turkse Respondenten
Leeftijd
Geslacht
Huisdieren
Opleidingsniveau
Beroep
1
25
Man
hond
Mbo
Medewerker internet
2
24
Vrouw
kat
Mbo
Beveiligingsmedewerker
3
42
Vrouw
hond
Hbo
Geen
4
24
Man
vissen
Lbo
Medewerker Dirk van der Broek
5
30
Vrouw
2 katten
Mbo
Vrijwilligster
6
30
Man
kat
Mbo
geen
7
24
Vrouw
valkparkiet
Hbo
Student
8
26
Vrouw
hond
Mbo
Ondernemer
9
28
Man
hond
Mbo
Ondernemer
10
21
Vrouw
kat
Mbo
Student
Huisdieren
Opleidingsniveau
Beroep
Nederlandse respondenten
Leeftijd
Geslacht
1
32
Vrouw
kat
WO
Arts
2
65
Man
kat
LBO
Gepensioneerd
3
35
Vrouw
2 konijnen
WO
Accountmanager
4
34
Vrouw
kat
HBO
Ondernemer
5
33
Vrouw
kat
WO
Freelancer
6
38
Vrouw
1 kat, 1
MBO
Stewardess
papegaai, 2 honden 7
24
Man
2 katten
HBO
Instructeur
8
41
Man
kat
MBO
Senior Site medewerker
9
37
Man
kat
HBO
Ondernemer
10
35
Vrouw
2 katten
HBO
Medewerker horeca
67
Bijlage C
Sfeerverslag interview (1) Amsterdam, Mei 2010
Via een kennis ben ik in contact gebracht met Salih, een 24 jarige Turkse jongeman die samen met zijn vrouw woont op het Dapperplein in Amsterdam. Volgens de kennis is hij in het bezit van vissen en zou hij het helemaal niet erg vinden om mij daar wat meer over te vertellen. Ik ga graag op het aanbod in. Ik verenig het nuttige met het aangename en loop voor het bezoek wat rond over de kleurrijke Dappermarkt. Ik spreek nog wat mensen aan met de vraag of zij misschien een huisdier bezitten maar het antwoord is steeds nee.
Op het afgesproken tijdstip sta ik voor de deur en word ik binnengelaten. En alhoewel ik eerder bij Turkse mensen over de vloer ben geweest in het kader van dit onderzoek, kan ik er niet aan wennen dat het hier eerder regel dan uitzondering is dat iedereen bij binnenkomst wordt verzocht zijn schoenen uit te trekken. Had ik daar vanochtend nou maar aan gedacht want nu sta ik, onder de belangstellende blik van Salih, mijn schoenen uit te doen en blijken mijn in de haast aangetrokken sokken duidelijk niet bij elkaar te horen. Nou ja, dan maar de sokken ook uit en blootsvoets voorwaarts.
Nadat ik eenmaal met wat te drinken op de bank zit in de nette en steriel uitziende huiskamer, en het doel en de reden van mijn komst heb uitgelegd, begin ik met mijn interview. Salih is een rustige en aardige man die levendig vertelt over zijn vissen. En al gauw word ik door het enthousiasme van Salih meegetrokken. Ik bekijk de kom met de vissen, en hoor verhalen waar ik geen weet van had. Ik bewonder de beestjes, en inderdaad, je kan bij zwangere vrouwtjes de ongeboren guppen in de buik zien zitten. En ik had geen idee dat het zulke prachtige, interessante diertjes waren, die reageren op mensen en precies lijken te weten wanneer het etenstijd is of wanneer de baas thuiskomt. Het zijn ook erge productieve beesten, om de zoveel weken zijn er weer nieuwe guppen te verwelkomen. Salih biedt me spontaan aan om er een paar mee te nemen De guppen zwemmen in een aparte kom, anders eten de ouders ze meedogenloos op, dat is ook de natuur. Even twijfel ik, wat zou het leuk en interessant zijn om thuis ook zo’n vissenpopulatie te hebben, en het staat nog leuk ook . Maar dan zie ik de snuit van mijn tien
68
maanden oude kater al voor me, en ik bedank voor het aanbod. Maar ik bedank Salih des te meer voor de interessante ontmoeting. Want het maakt niet zoveel uit wat voor dieren je hebt, als je wilt kan je altijd wat moois en waardevols er uit halen. De volgende keer moet ik alleen toch echt eens iets aan mij sokken gaan doen.
Sfeerverslag interview (2) Amsterdam Mei 2010
Ik heb een afspraak met Filiz, een Turkse vrouw van 42. Via via ben ik met haar in contact gekomen, zij is in het bezit van een hond en daarom heb ik haar gevraagd of ze haar medewerking wil verlenen aan mijn onderzoek.
Ze vindt dit geen probleem en zodoende sta ik op een zonnige maandagochtend bij haar voor de deur. Filiz blijkt een hartelijke en moderne vrouw te zijn, die meteen volop begint te kletsen. Ook het onderwerp van gesprek, de chiwawa Charlie, laat graag en veel van zich horen, en voor ik het weet wordt ik bedolven onder likken en nestelt Charlie zich prinsheerlijk bij mij op schoot. Ik dacht altijd dat honden jaloers waren maar in dit geval kijkt baasje Filiz enigszins jaloers toe want zo zegt ze: “Charlie is heel eenkennig en zit het liefste bij mij”. Gelukkig kan ik ons gesprek opnemen en kan Charlie nog even bij mij blijven zitten, want zo’n kleine chiwawa is best leuk eigenlijk! Het interview begint en verloopt in het begin nogal rommelig omdat er constant familieleden in en uit lopen waar dan in het Turks mee wordt gepraat. Gelukkig verdwijnt iedereen na een tijdje van het toneel en dan is de aandacht weer volop bij het onderwerp. Filiz vertel vol enthousiasme over haar “kind” want zo beschouwt ze de hond echt. Ze geeft aan dat ze blij is om wat voor te zorgen te hebben nu haar kinderen ouder worden en haar niet meer zo nodig hebben. Filiz is sinds een tijdje met werken gestopt, ze had een eigen drogisterij, en je kan wel zeggen dat Charlie haar nieuwe tijdverdrijf is. Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat is Filiz bezig met het hondje. Binnenkort is het hondje jarig en dan geeft ze een feestje met een speciale hondentaart. Filiz heeft een duidelijke mening over Turkse mensen die haar hond niet zien zitten, zoals haar zwager die in het begin weigerde om nog langer in huis te komen omdat ze een hond
69
had. Later, toen hij wel binnen kwam trok hij expres zijn oudste spijkerbroek aan. Filiz denkt dat dat verschil in mening komt door de verschillen binnen de Turkse cultuur. Zo legt ze uit dat er in grote steden in Turkije meer westers wordt gedacht en dat daar ook vaker een huisdier wordt gehouden. Turkse mensen vinden honden vaak vies omdat ze denken dat het zo in de koran staat. Filiz heeft hier wel eens ruzie met haar moeder over gehad want volgens Filiz is het onzin en zegt de Koran helemaal niets negatiefs over honden. Maar veel moslims interpreten de koran weer anders en honden worden dus vaak niet geaccepteerd. Een mooi voorbeeld hiervan is dat in het Turks het woord hond een scheldwoord is, en daarom noemt Filiz haar hondje dan ook nooit zo in het Turks. Turkse mensen zijn vaak heel schoon en netjes en daarom vinden ze honden en katten, en alles wat haren heeft, vies om in huis te houden. Na ongeveer drie kwartier zit het gesprek erop en moet ik Charlie van mijn schoot zetten, ik neem afscheid en ben blij voor Filiz dat de aandacht van Charlie nu weer helemaal op haar gericht is!
70
Bijlage D
Een dag mee met de Dierenambulance Amsterdam november 2009
Op een maandagochtend meld ik me bij het mooie pand van de dierenambulance in Amsterdam Oost. Ik mag, in het kader van mijn scriptieonderwerp, een dagje meerijden op de dierenambulance. Ik ben erg nieuwsgierig wat de dag mij brengen gaat. Ik word verwelkomd door een medewerker en ik word voorgesteld aan mijn twee collega’s van die dag met wie ik de ambulance zal bemannen. Elke dierenambulance rijdt met twee mensen; een chauffeur en een bijrijder die de eerste hulp verleent aan de dieren in de ambulance. Alle medewerkers zijn opgeleid tot en chauffeur en dierenhulpverlener. Vandaag ga ik mee met Anja 17, een leuke vlotte meid van in de twintig en Nico, een zo op het eerste gezicht wat norse en kettingrokende man van een jaar of 45 die mijn aanwezigheid die dag nog niet echt op prijs lijkt te stellen.
Ik krijg ook de geel/groene dierenambulance jas jas uitgereikt en al snel krijgen wij het eerste bericht van de meldkamer door. We moeten naar een mevrouw in Buitenveldert, haar hond is al een tijd erg ziek en ligt nu al een tijdje bewegingloos op de grond. Wij springen in de ambulance en voordat we vertrekken maakt Nico mij op niet mis te verstane wijze duidelijk dat ik nu wel mee mag rijden maar dat ik me verre moet houden van de dieren, dat is hun pakkie an. Ik hoop dat hij beter is in de omgang is met dieren.
Eenmaal in Buitenveldert aangekomen bellen we aan bij een flat en we gaan met de lift naar de 8e verdieping. Daar staat een ontredderde vrouw op ons te wachten. Ze smeekt ons snel binnen te komen om haar hond te helpen. Eenmaal binnen zie ik zelfs als leek in een oogopslag dat de hond dood is. En zo nors en wat sociaalonhandig als Nico op mij overkwam, zo tactvol en professioneel is hij nu. Hij onderzoekt de hond, staat dan op en legt een hand op de schouder van de vrouw. Als hij haar vertelt dat de hond is overleden, reageert de vrouw traag, ze lijkt wel in shock. Dan opeens zwaait de voordeur open en komt haar man binnengehold, hij is door zijn vrouw op zijn werk gebeld en heeft zich naar huis gespoed. Als de man de hond ziet liggen en zijn vrouw en ons ziet staan weet hij 17
De namen Nico en Anja zijn gefingeerd.
71
voldoende en hij barst in luide snikken uit. Het is net of zijn vrouw hierop heeft gewacht want ook nu begint zij te huilen. Ik sta er wat onhandig bij en heb ondertussen moeite om zelf mijn tranen te bedwingen. Anja en Nico zijn lief en geduldig maar ook professioneel, zij moeten weten wat de verdere gang van zaken is. De dierambulance kan de hond nu meenemen om in het eigen mortuarium in het pand in Amsterdam Oost te brengen. De baasjes kunnen dan rustig beslissen wat er dan met de hond gaat gebeuren. En er is nog een gevoelig onderwerp, want er moet wel betaald worden voor de voorrijkosten van die ochtend. Hiervoor dragen de medewerkers een speciaal pinapparaat bij zich. De kosten voor wat uiteindelijk wordt, het ophalen van een overleden huisdier, bedragen 45 euro. De man en de vrouw reageren verbazingwekkend goed op deze mededeling, de man trekt meteen zijn portemonnee en wil 90 euro pinnen “Voor al het goede werk dat jullie doen”. Dit keer moet ik echt mijn tranen inslikken.
En alhoewel Nico van te voren dus te kennen gaf dat ik alleen mocht kijken en niet aankomen, blijkt in dit geval mijn hulp al nodig. Want om én de hond en alle meegebrachte apparatuur mee te nemen ben ik ook nodig, en zo draag ik samen met Nico de hond de auto in. Na een korte rit zijn we terug en daar wordt de hond naar het mortuarium gebracht, daar liggen ook alle dieren die dood zijn gevonden langs de weg, bij voorbeeld katten. De dieren worden een aantal dagen bewaard zodat een eventuele baas zich kan komen melden. Na een aantal dagen worden ze weggebracht naar een destructiebedrijf.
De rest van de dag verloopt rustiger. Het valt mij op dat mensen ons voor allerlei zaken weten te vinden. Zo gaan we naar een café op de Wallen waar de eigenaar gebeld heeft voor een gewonde duif die daar voor de deur ligt, ook rijden we naar een kantoorpand op de Zuid-As waar medewerkers van een kantoor een gewonde vogel gevonden hebben die tegen de ramen is gevlogen. De medewerkers moeten wel lachen als ze ons met drie man sterk zien aan komen lopen voor de versufte merel. Deze vogels brengen we naar de vogelopvang in Amsterdam. Daar worden ze opgelapt en weer losgelaten als het mogelijk is, en zo niet dan mogen ze daar de rest van hun leven doorbrengen. Verder die dag brengen we een vrouw met haar kat naar de dierenarts en rijden we een jongen met zijn net geopereerde pitbull van de dierenarts naar huis. Want ook daar is de dierenambulance voor. Aan het eind van onze dienst worden we gebeld door een meneer in
72
Slotervaart, er ligt een gewonde egel bij hem voor de deur van zijn flat. De egel brengen we naar de egelopvang in Amstelveen en na deze laatste goede daad keren we terug. Wat mij opvalt die dag is dat wij als medewerkers van de dierenambulance met groot respect worden behandeld. Automobilisten geven ons voorrang, we krijgen veel opgestoken duimen en ook de mensen die gebruik maken van de diensten tonen hun dankbaarheid en betalen allemaal zonder mopperen de bedragen die gevraagd worden (mensen moeten alleen betalen als zij bellen voor hun eigen huisdier, bij overige dieren zonder eigenaar worden de kosten betaald door de Stichting Dierenambulance).
Wie zijn die vrijwilligers bij de dierenambulance? Er weren veel mensen zoals Nico; type, ruwe bolster, blanke pit en met een groot hart voor dieren. Vaak zijn het mensen die dit werk als levensinvulling zien. Die dag praatten de vrijwilligers vaak praten over hun liefde voor dieren, die soms groter is dan die voor mensen. Zonder morren werken ze nachtdiensten, met de kerstdagen of draaien ze dubbele diensten. Wat mij duidelijk is geworden is die dag is dat Amsterdam een stad is waar veel dierenliefhebbers wonen die dankbaar gebruik maken van de Dierenambulance. En dat je voor het werk bij de dierenambulance stevig in je schoenen moet staan, het werk is emotioneel en lichamelijk zwaar.
Aan het einde van de dag bellen de bazen van de overleden hond. Ze komen hem morgen ophalen om hem vervolgens te cremeren in het dierencrematorium Amsterdam.
73
74