Oorspronkelijke stukken
Zorggebruik door Marokkanen en Turken vergeleken met autochtone Nederlanders: geen hogere zorgconsumptie en lagere geneesmiddelkosten h.m.smeets en c.c.ros Aan de gezondheidstoestand van allochtonen wordt de laatste jaren veel aandacht besteed. In onderzoeksresultaten lijken hun gezondheidskansen minder gunstig af te steken bij die van autochtonen.1 De discussie in onderzoek over de gezondheid van allochtonen is naar 2 hoofdlijnen te onderscheiden. Een deel van de publicaties tracht verschillen in morbiditeit tussen allochtonen en autochtonen aan te tonen. Klachten en diagnosen van een aantal ziekten blijken inderdaad vaker voor te komen en gezondheidsenquêtes bevestigen een veelal slechtere ervaren gezondheid.2-5 Erfelijke aanleg kan hierbij een oorzaak zijn, maar de meeste allochtonen verkeren bovendien in lagere sociale klassen in achterstandswijken, waar bepaalde ziekten zich eerder of vaker manifesteren door andere voedings- en leefwijzen of andere woon- en werkomstandigheden.6-10 Andere onderzoeken leggen de oorzaak van de verschillen in taal en cultuur. Huisartsen en allochtone patiënten zouden elkaar minder goed begrijpen, waardoor verschillen in frequentie, lengte en inhoud van consulten ontstaan. Verloopt de communicatie minder vlot, dan ontstaan meer herhaalcontacten, maar is er ook het risico van inadequaat verwijzen.11-16 Daarbij roept een andere ziektebeleving andere hulpverwachtingen op, die leiden tot ander hulpzoekgedrag, zoals de wens vaker geneesmiddelenvoorschriften te krijgen.17-20 Alle onderzoeken bevestigen in meer of minder mate een duidelijke achterstand in de gezondheidstoestand van allochtonen. Te verwachten zou zijn dat een slechte gezondheidstoestand ook leidt tot een veelvuldig gebruik van het zorgaanbod. Voor toetsing van deze hypothese hebben wij 2 groepen allochtonen, Marokkanen en Turken, uit het verzekerdenbestand van Anova (nu Agis) Zorgverzekeringen geselecteerd voor nader onderzoek naar zorgconsumptie. De vraagstelling van het onderzoek luidde: ‘In hoeverre verschillen Marokkaanse en Turkse ziekenfondsverzekerden in hun zorgconsumptie van autochtone verzekerden?’ methode Gegevens. Anova Zorgverzekeringen is een regionaal ziekenfonds dat zijn primaire werkgebied in de regio Amersfoort-Utrecht heeft. Alle zorgconsumptie wordt per ziekenfondsverzekerde vastgelegd. Betaling van tarieven voor verrichtingen, behandelingen en medicatieAgis Zorgverzekeringen, stafgroep Research & Development, Postbus 85.040, 3508 AA Utrecht. Hr.drs.H.M.Smeets, epidemioloog; mw.ir.C.C.Ros, gezondheidszorgonderzoeker. Correspondentieadres: hr.drs.H.M.Smeets (
[email protected]).
samenvatting Doel. Nagaan of de zorgconsumptie van Marokkaanse of Turkse ziekenfondsverzekerden verschilt van die van autochtone. Opzet. Retrospectief, transversaal. Methode. In de database van de zorgverzekeraar Anova (nu Agis) werd gekeken naar zorggebruik wat betreft geneesmiddelen, verwijzingen naar specialisten, ziekenhuisopnamen en fysiotherapie. De gegevens van 22.603 Marokkaanse en 15.190 Turkse verzekerden (‘allochtonen’) uit het bestand van 1999 werden vergeleken met een aselecte steekproef van 17.976 overige verzekerden en getoetst op verschillen na correctie voor verschillen in leeftijd en geslacht. Resultaten. Allochtonen ontvingen 50% minder fysiotherapie, terwijl het aantal ziekenhuisopnamen niet verschilde van de controlegroep. Het aantal verwijzingen naar de specialist en het aantal voorschriften waren voor Marokkanen hoger, maar het aantal gebruikers was gelijk aan dat in de controlegroep. Turken daarentegen vertoonden een gelijk aantal verwijzingen en minder voorschriften. De verschillen betroffen vooral langdurige fysiotherapie, alsmede verwijzingen naar internisten en gynaecologen. Verschillen in voorschriften waren terug te voeren op specifieke geneesmiddelengroepen. De kosten van de geneesmiddelen voor allochtonen waren per verzekerde lager. Conclusie. Allochtonen hadden geen hogere zorgconsumptie dan autochtonen en lagere kosten voor geneesmiddelen.
voorschriften vindt alleen plaats als declaraties elektronisch worden ingediend en na een geautomatiseerde controle aan het databestand zijn toegevoegd. De validiteit van de gegevens van de ruim 550.000 verzekerden is daarmee hoog en ze zijn alle te herleiden naar de zorgverlener. Zorgconsumptie werd in dit onderzoek gedefinieerd als de aanwezige gegevens betreffende medicijnen, verwijzingen naar specialist, fysiotherapiezittingen en ziekenhuisopnamen. Binnen de vergoeding van zorg via de Ziekenfondswet of aanvullende verzekering valt ook het gebruik van medische voorzieningen van Marokkanen en Turken in hun geboorteland. Selectie. Naast de declaratiegegevens werd een aantal kenmerken van de verzekerden vastgelegd, zoals leeftijd en geslacht en de verzekeringsgrondslag. Etniciteit wordt niet geregistreerd, maar wel de nationaliteit. De eerste generatie Marokkanen en Turken kon zodoende eenvoudig op nationaliteit worden geselecteerd. Uitgaande van familiebanden werden de namen gematcht met de overige verzekerden en visueel gecontroleerd op originaliteit van naam, om jongere generaties allochtonen te selecteren. Mogelijk was de lijst niet helemaal volledig, maar het uitsluiten van specifieke (genetische) subgroepen werd niet waarschijnlijk geacht. In 1999 Ned Tijdschr Geneeskd 2004 19 juni;148(25)
1243
50 45 40 percentage
35 30 25 20 15 10 5 0 0-19
20-39
40-59
⭓ 60 leeftijdsklasse
Samenstelling van de onderzoekspopulatie naar leeftijdsklasse; ( ): Marokkanen; ( ): Turken; ( ): controlegroep.
bevatte het bestand 22.603 Marokkaanse personen en 15.190 Turkse. Uit het bestand van de overige verzekerden werd een controlegroep samengesteld met een aselecte steekproef van 17.976 personen met de Nederlandse nationaliteit. Methode. Vergelijking tussen de groepen werd mogelijk na directe standaardisatie. De Marokkaanse en Turkse groepen waren anders van opbouw naar ouderen en kindertal dan de controlegroep (figuur). Voor de correctie voor leeftijd en geslacht werd het relatieve aandeel van de 8 leeftijds- en geslachtscategorieën in de onderzoeksgroepen gedeeld door die in de controlegroep. In de resultaten worden alleen gecorrigeerde consumptiecijfers gepresenteerd. Ongeveer 6% van de Marokkaanse en Turkse verzekerden declareerde in 1999 niet nader gespecificeerd zorggebruik in het geboorteland van gemiddeld 113 euro (250 gulden). Dit beschouwden wij als een verwaarloosbaar bedrag op de totale zorgconsumptie. In de analyse werden de verschillen tussen de controlegroep en de Marokkaanse en Turkse onderzoeksgroep getoetst door het 95%-BI van de gestandaardiseerde ratio’s te vergelijken. De spreiding in de zorgconsumptie werd hierbij beschouwd als een Poisson-verdeling. Als er geen overlap was tussen de 95%-BI’s van de groepen, werd een verschil beschouwd als statistisch significant.
resultaten Algemeen. Het overzicht van de zorgconsumptie weerspiegelt het totale gebruik van 4 zorgvoorzieningen door Marokkanen en Turken ten opzichte van de controlegroep, per 1000 verzekerden, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht (tabel 1). Tevens werd gekeken naar het aantal verzekerden dat van de zorg gebruikmaakte. Marokkanen hadden per verzekerde meer voorschriften (9,2) en meer verwijzingen (0,63) gekregen dan de controlegroep (8,5 respectievelijk 0,57). De Turkse groep daarentegen werd even vaak verwezen (0,53), maar had een beduidend lager aantal voorschriften (7,4). De 3 groepen verschilden bij ziekenhuisopnamen niet van elkaar, maar het aantal behandelingen fysiotherapie lag in de controlegroep ruim tweemaal zo hoog als in beide allochtonengroepen. Het tweede deel van de tabel laat zien dat het aantal Marokkaanse verzekerden dat van zorgvoorzieningen gebruikmaakte, niet afweek van dat in de controlegroep. Onder de Turkse verzekerden waren minder gebruikers van geneesmiddelen en minder opgenomen verzekerden, maar zij werden even vaak verwezen naar specialist en fysiotherapeut. Voorschriften. In een nadere beschouwing van de geneesmiddelen werden het aantal voorschriften en bijbehorende kosten ingedeeld naar geneesmiddelengroep (tabel 2). Hoewel het aantal voorschriften van Marokkanen hoger was, vielen de totale kosten per 1000 verzekerden lager uit dan in de controlegroep, bij een gelijk aantal gebruikers van geneesmiddelen. Voor Turken waren de totale kosten van voorschriften 10% lager. Voor de afzonderlijke geneesmiddelengroepen pakte het echter verschillend uit. Van enkele groepen werd door Marokkanen en Turken duidelijk meer geconsumeerd en lagen de kosten hoger, zoals bij maagmiddelen, dermatologische middelen en middelen voor aandoeningen van het skelet- en spierstelsel. Andere geneesmiddelen, zoals bloed-, hart- en vaaten hormoonpreparaten en middelen voor aandoeningen van het centrale zenuwstelsel scoorden qua aantal en kosten beduidend lager. In enkele groepen kregen Marokkanen in tegenstelling tot Turken meer voorschriften. In het algemeen laat het overzicht bij een gelijk aantal gebruikers zien dat het aantal voorschriften bij di-
tabel 1. Zorgconsumptie van Marokkanen, Turken en controlepersonen per 1000 verzekerden, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht, in 1999 aantal verstrekkingen
voorschriften verwijzingen naar specialist ziekenhuisopnamen fysiotherapiezittingen
aantal zorggebruikers
Marokkanen
Turken
controlepersonen
Marokkanen
Turken
controlepersonen
9 237 (+) 625 (+) 86* 1 199 (–)
7 408 (–) 532 78 1 336 (–)
8 462 568 91 2 716
739 377 90 154
707 (–) 323 64 (–) 141
740 342 83 160
(+): statistisch significant meer dan in de controlegroep. (–): statistisch significant minder dan in de controlegroep. *Het aantal opnamen was kleiner dan het aantal zorggebruikers door correcties op leeftijd en geslacht, aangezien er relatief weinig vrouwelijke en/of oudere allochtonen onder de verzekerden waren.
1244
Ned Tijdschr Geneeskd 2004 19 juni;148(25)
tabel 2. Gebruik en kosten van geneesmiddelen door Marokkanen, Turken en controlepersonen naar geneesmiddelengroep per 1000 verzekerden, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht, in 1999 geneesmiddelengroep-aanduiding
aantallen voorschriften
kosten (in euro’s)
Marokkanen
Turken
controlepersonen
Marokkanen
Turken
controlepersonen
maag-darmkanaal en metabolisme bloed en bloedvormende organen hart- en vaatstelsel dermatologica urogenitale stelsel en geslachtshormonen systemische hormoonpreparaten systemische antimicrobiële middelen oncolytica en immunosuppressiva skelet-spierstelsel centraal zenuwstelsel antiparasitaire middelen ademhalingsstelsel zintuigen diverse middelen zoals allergenen en diagnostica
2 031 (+) 261 (–) 540 (–) 1 227 (+) 470 140 (–) 545 (+) 23 (–) 829 (+) 1 766 (–) 18 932 (+) 409 (+)
1 172 (+) 255 621 799 (+) 363 (–) 109 (–) 457 27 736 (+) 1 831 (–) 20 719 (–) 251 (–)
1 016 421 1 300 723 507 193 428 38 582 2 072 15 830 292
83 928 (+) 2 303 (–) 17 984 (–) 10 651 (+) 9 995 (–) 3 476 (–) 11 215 (–) 2 945 (–) 11 987 (+) 23 586 (–) 625 (+) 26 891 (+) 4 750 (+)
49 956 (+) 3 016 (–) 14 684 (–) 12 956 (+) 21 244 (+) 2 431 (–) 7 845 (–) 6 566 (–) 14 630 (+) 38 820 (+) 206 (–) 15 554 (–) 3 472 (–)
42 900 5 100 43 814 6 290 12 492 7 754 12 579 8 665 10 170 34 244 267 26 095 3 863
44
50
46
254 (–)
1 799 (+)
337
totaal
9 237 (+)
7 408 (–)
8 462
210 591 (–)
193 178 (–)
214 568
(+): statistisch significant meer dan in de controlegroep. (–): statistisch significant minder dan in de controlegroep.
verse geneesmiddelengroepen hoger en bij andere lager was, en dat dit niet leidde tot hogere totale kosten dan in de controlegroep. Verwijzingen en opnamen. In de analyse van de verwijzingen naar specialisten en de opnamen in ziekenhuizen werden deze naar specialisme onderverdeeld (tabel 3). Bleek in tabel 1 het totale aantal verwijzingen van Marokkanen hoger dan die in de controlegroep, hier was dat aantal te herleiden op 2 specialismen. Alleen de gynaecoloog en de internist kregen meer Marokkanen verwezen, terwijl de cardioloog een lager aantal zag. In de overige specialismen was er geen verschil tussen de allochtone en de autochtone groepen. Ook het totale aantal opnamen kwam overeen, alleen werden bij het specialisme gynaecologie vaker Marokkanen opgenomen vergeleken met het aantal opnamen in de controlegroep. Het aantal opnamen van Turken verschilde niet van dat in de controlegroep. Gespecificeerd bleek de gynaecoloog ook meer verwijzingen te krijgen, in tegenstelling tot de chirurg en de oogarts, die minder kregen verwezen. Er waren minder opnamen voor chirurgie, maar alle andere specialismen tussen Turken en controlegroep kwamen overeen. Fysiotherapie. Zowel Marokkanen als Turken kregen minder behandelingen fysiotherapie dan verzekerden in de controlegroep (zie tabel 1). Het totale aantal verzekerden dat een behandeling onderging, verschilde echter niet, evenmin het aantal behandelde mannen en vrouwen (tabel 4). Specificatie naar lokalisatie van de aandoening gaf eenzelfde beeld: geen verschil tussen de behandelde aandoeningen. Bekeken naar de indeling wel of niet chronisch, bleken verzekerden uit de controlegroep echter statistisch significant vaker voor chronische aandoeningen te worden behandeld.
beschouwing In het algemeen kon een achterstand in de gezondheidstoestand van allochtonen niet bevestigd worden met een hogere zorgconsumptie. Weliswaar kregen Marokkanen meer (9%) geneesmiddelen voorgeschreven dan de controlegroep en Turken juist minder (12%) (zie tabel 1), maar het aantal verzekerden dat medicijnen gebruikte, kwam in alle groepen overeen. Meer voorschriften onder Marokkaanse gebruikers zou kuntabel 3. Verwijzingen van Marokkanen, Turken en controlegroep per 1000 verzekerden, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht, in 1999 specialisme
aantal verwijzingen Marokkanen
chirurgie oogheelkunde interne geneeskunde gynaecologie kno-heelkunde cardiologie orthopedie dermatologie neurologie longziekten kindergeneeskunde urologie gastro-enterologie overige* totaal
74 79 93 (+) 77 (+) 43 25 (–) 29 38 34 27 22 20 11 53 625 (+)
Turken 63 (–) 57 (–) 68 64 (+) 43 27 28 29 40 27 22 18 9 38 532
controlepersonen 82 77 60 48 41 39 37 37 35 20 18 16 12 46 568
(+): statistisch significant meer dan in de controlegroep. (–): statistisch significant minder dan in de controlegroep. *Reumatologie, plastische chirurgie, anesthesiologie, neurochirurgie, psychiatrie, cardiopulmonale chirurgie, allergologie, revalidatie, kaakchirurgie.
Ned Tijdschr Geneeskd 2004 19 juni;148(25)
1245
tabel 4. Aantallen personen die fysiotherapie kregen onder Marokkanen, Turken en controlepersonen per 1000 verzekerden, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht, in 1999 lokalisatie
aantallen personen Marokkanen 26 17 18 15
Turken 25 9 15 12
controlepersonen
wervelkolom (lumbaal) vaatlijden discusdegeneratie bursitis wervelkolom (lumbaal en sacraal) nektrauma chronisch niet-chronisch
20 17 17 16
15 16 20 (–) 140 (+)
14 21 19 (–) 161 (+)
15 14 34 128
totaal*
154
141
160
(+): statistisch significant meer dan in de controlegroep. (–): statistisch significant minder dan in de controlegroep. *Een aantal personen kreeg fysiotherapie voor meerdere klachten.
nen wijzen op meer voorkomende comorbiditeit met gebruik van meerdere soorten geneesmiddelen, maar deze verklaring strookt niet met het lager aantal voorschriften voor Turkse gebruikers. Gelet op de lagere kosten voor vrijwel alle soorten geneesmiddelen in beide allochtonengroepen, lijkt dit bij een gelijk aantal gebruikers veeleer te wijzen op in de regel goedkopere geneesmiddelen dan wel vaker afgeven van kleinere recepten. Marokkanen en Turken kregen voorts aanzienlijk minder vaak fysiotherapie, respectievelijk 56 en 51% minder dan in de controlegroep. Gezien het gelijke aantal verzekerden dat verwezen werd naar fysiotherapie, ligt een overeenkomstige conclusie voor de hand; de behandelingen werden eerder afgebroken. Korter behandelen kan samenhangen met het ontbreken van de benodigde aanvullende verzekering, die een kwart van de Marokkanen en Turken niet had afgesloten, tegen 10% van de controlegroep. Verwijzingen naar het ziekenhuis kwamen onder Marokkanen wel vaker (10%) voor, terwijl Turken geen verschil in het gebruik van tweedelijnsvoorzieningen lieten zien ten opzichte van de controlegroep. Per afzonderlijk specialisme lag het belangrijkste verschil in verwijzingen en opnamen bij de gynaecologie. Het hoger aantal gynaecologische verrichtingen brengt de voorkeur van allochtonen voor ziekenhuisbevallingen boven eerstelijnsverloskunde naar voren. Morbiditeit. In eerder onderzoek werd al gewezen op verschillen in morbiditeit, waaruit bleek dat Marokkanen en Turken vaker aan bepaalde aandoeningen lijden.1 Relateren wij deze morbiditeit aan onze bevindingen dan valt op dat meer klachten van maag-darm, bewegingsapparaat, longen en huid overeenkwamen met meer voorschriften en meer gebruikers van geneesmiddelen voor deze gebieden. We troffen daarbij echter niet meer verwijzingen aan naar respectievelijk gastro-enteroloog, orthopeed, longarts en dermatoloog. Het gerin1246
Ned Tijdschr Geneeskd 2004 19 juni;148(25)
ger aantal hart- en vaatziekten bij allochtonen correspondeerde wel met minder voorschriften en minder verwijzingen naar de cardioloog. Marokkanen waren ook vaker diabeet, wat op meer verwijzingen naar de internist kan wijzen, maar in strijd is met een geringer aantal verwijzingen naar de oogarts. Bij de gevonden discrepanties rijst de vraag of allochtone patiënten aanvullende diagnostiek en vervolgbehandelingen minder wenselijk vinden, of dat zij ingeschreven zijn bij huisartsen die in het algemeen minder verwijzen. Mogelijk leiden hier communicatieproblemen en andere hulpverwachtingen ertoe dat ‘onverklaarde klachten’ onbehandeld blijven. Adequate zorg. Onze bevindingen wijzen erop dat de huisarts Marokkanen en Turken vaker met goedkopere geneesmiddelen behandelt en minder vaak naar de specialist verwijst. Ook lijkt fysiotherapie geen aantrekkelijk alternatief. De interpretatie van de hulpvraag lijkt zodoende vaker uit te monden in het afgeven van een recept. Dit onderzoek beperkt zich evenwel tot het gebruik van de bij de verzekeraar geregistreerde zorg. Enerzijds komt daarmee niet alle verleende zorg in beeld. Het is goed mogelijk dat de druk van allochtonen op het spreekuur van huisarts en specialist hoog is. Anderzijds valt het gebruik van zelfzorgmiddelen of alternatieve geneeswijzen buiten de beschouwing, maar het is goed denkbaar dat juist allochtonen meer gebruikmaken van alternatieven. In hoeverre de gezondheidskansen van Marokkanen en Turken ook verminderd zijn door een ander consumptiepatroon is moeilijk te beoordelen. De bevindingen doen immers geen uitspraak over de adequaatheid van de zorg. Daartoe is een inhoudelijke beoordeling van de zorg noodzakelijk met behulp van diagnosen en behandelingseffectiviteit. In vervolgonderzoek zal hiertoe de behandeling van specifieke ziektebeelden naar leeftijd, geslacht en sociale situatie nader geanalyseerd moeten worden. S.Velders, econometrist, ontwikkelde de selectiemethode voor allochtonengroepen en prof.dr.A.Hoes, arts-epidemioloog, en dr.T.van Essen, huisarts, gaven commentaar op conceptversies van dit artikel. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
abstract Health care usage by Moroccans and Turks compared to the indigenous Dutch population: no higher consumption of health care and lower medication costs Objective. Examination of whether health care consumption of Moroccan or Turkish insured under the Dutch national health system varies from that of the indigenous Dutch population. Design. Retrospective, transverse. Method. Research was performed on the database of an insurance company concerning medication, referrals to a specialist, admissions to the hospital and use of physiotherapy. Data of 22,603 Moroccan and 15,190 Turkish persons from the records for 1999 were compared with a random sample of 17,976 other persons in the database and differences were tested after correction for differences in age and sex.
Results. Foreigners received 50% less physiotherapy, while hospital admissions did not differ from the control group. The number of referrals to a specialist and the number of prescriptions for Moroccans appeared to be higher, but the number of consumers appeared to be equal to the control group. Turks on the contrary showed an equal number of referrals, but fewer prescriptions. The differences concerned mostly long-term physiotherapy and also referrals to specialists in internal medicine and gynaecology. Differences in prescriptions were found for certain medication groups. Costs for medication for foreigners were lower per insured person. Conclusion. Foreigners did not have a higher consumption of health services than indigenous persons, whilst medication costs were lower.
8
9 10 11
12
13
14 1
2
3
4
5
6
7
literatuur Wersch SFM van, Uniken Venema HP, Schulpen TWJ. De gezondheidstoestand van allochtonen. In: Mackenbach JP, Verkleij H, redacteuren. VolksgezondheidsToekomstVerkenningen 1997, deelrapport II: gezondheidsverschillen. Bilthoven: RIVM; 1997. Weide MG, Foets M. Migranten en de huisarts: bevindingen uit twaalf onderzoeken in kaart gebracht. Tijdschr Soc Gezondheidszorg 1997;75:4-12. Middelkoop BJC, Ramsaransing GN, Sadhoeram SM. Suikerziekte onder Hindoestaanse Surinamers. Verontrustende ziekte- en sterftegegevens. Epidemiol Bul Grav 1996;31:5-11. Lamers LM, Reelinck NF. De omnibusenquête 1991 onder Marokkanen. Rotterdam: GGD Rotterdam, afdeling Epidemiologie; 1992. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De gezondheidsenquête Turkse ingezetenen in Nederland 1989/1990. ’s-Gravenhage: Sdu; 1991. Stronks K, Uniken Venema HP, Dahhan N, Gunning-Schepers LJ. Allochtoon, dus ongezond? Mogelijke verklaringen voor de samenhang tussen etniciteit en gezondheid geïntegreerd in een conceptueel model. Tijdschr Gezondheidsw 1999;77:33-40. Velden J van der. Sociale verschillen in morbiditeit en verrichtingen in de huisartspraktijk. Huisarts Wet 1998;41:165-72.
15
16
17
18 19
20
Dijkshoorn H, Diepenmaat ACM, Buster MCA, Uitenbroek D, Reijneveld SA. Sociaal-economische status als verklaring van verschillen in gezondheid tussen Marokkanen en Nederlanders. Tijdschr Gezondheidsw 2000;78:217-22. Dijkshoorn H, Voortman J. Overgewicht bij Turkse, Marokkaanse en autochtone vrouwen. Tijdschr Gezondheidsw 2003;81:10. Bergen A van. Zorggebruik onder allochtonen in Utrecht nader bekeken. Tijdschr Gezondheidsw 2003;81:6 Uniken Venema HP, Garretsen HFL, Maas PJ van der. Een enquête naar gezondheid en huisartsbezoek onder Turkse en Nederlandse inwoners van Rotterdam. Ned Tijdschr Geneeskd 1992;136:1065-8. Leeflang RLI. Zoeken naar gezondheid: hulpzoekgedrag van personen van Nederlandse en Turkse herkomst. Leiden: Leiden Institute of Development Studies and Consultancy Services; 1994. Gerits YC, Uitenbroek DG, Dijkshoorn H, Verhoeff AP. De communicatie tussen huisarts en Turkse en Marokkaanse patiënten nader bekeken. Tijdschr Gezondheidsw 2001;79:16-9. Dijkman P, Haan M de. Cultureel bepaalde ziektebeleving en geneeswijzen. Huisarts Wet 1999;42:205-10. Bruijnzeels MA, Hoop T de, Voorham AJJ. Migrantenvoorlichting in de huisartspraktijk in Rotterdam-Zuid. Rotterdam: GGD Rotterdam e.o.; 1998. Manna DD, Bootsma AH, Lamberts SWJ, Mackenbach JP. Samenhang tussen etniciteit en verwijsreden bij nieuwe patiënten op de polikliniek Inwendige Geneeskunde van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, 1997. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144:1785-9. Avezaat J, Smulders R. Huisartsenzorg: de multiculturele huisartsenpraktijk anno 1996. In: Haveman HBM, Uniken Venema P, redacteuren. Migranten en gezondheidszorg. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 1996. Weide MG, Foets M. Contacten van migranten in de Nederlandse huisartspraktijk. Huisarts Wet 1998;41:179-83. Uiters E, Devillé WL, Westert GP, Verheij RA, Foets M, Groenewegen PP. Etnische verschillen in zorggebruik. Tijdschr Gezondheidsw 2003;81:20. Poort EC, Spijker J, Dijkshoorn H, Reijneveld SA. Zelfredzaamheid en zorggebruik van de eerste generatie Turkse en Marokkaanse migrantenouderen. Tijdschr Gezondheidsw 2003;81:202-9. Aanvaard op 13 februari 2004
Casuïstische mededelingen
Een pijnlijke zwelling van de tong x.h.de vries, m.d.njoo en r.de bree Afwijkingen van het mondslijmvlies, ook wat de tong betreft, komen frequent voor. Meestal kan bij deze afwijkingen na klinisch onderzoek, eventueel gevolgd door een biopsie en histopathologisch onderzoek, gemakkelijk de diagnose gesteld worden. Soms kan een dergelijke afwijking een minder vaak voorkomend symptoom zijn van een aandoening waar men in eerste instantie niet aan denkt. VU Medisch Centrum, afd. Keel-, Neus- en Oorheelkunde en HoofdHalschirurgie, Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam. Hr.X.H.de Vries, assistent-geneeskundige; hr.dr.R.de Bree, kno-arts. Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Dermatologie, Amsterdam. Hr.M.D.Njoo, assistent-geneeskundige. Correspondentieadres: hr.X.H.de Vries.
Zie ook het artikel op bl. 1221.
samenvatting Een 45-jarige patiënt had een pijnlijk ulcus op de tong. De gebruikelijke diagnostiek, onder andere met een biopsie, leverde geen diagnose en sloot een maligniteit niet geheel uit. Uiteindelijk werd de diagnose gesteld nadat er gegeneraliseerde afwijkingen optraden, waarna gericht serologisch onderzoek de diagnose ‘syfilis’ bevestigde. Hierna werd de patiënt behandeld met benzylpenicilline en verdwenen de klachten. Gezien de sterke toename in incidentie van syfilis blijft overweging van dit ziektebeeld belangrijk bij ulceratieve of andere afwijkingen in de mondholte.
Ned Tijdschr Geneeskd 2004 19 juni;148(25)
1247