Zoektocht naar Turken en Marokkanen met een lichamelijke handicap of functiebeperking in Utrecht
Door:Coja Koopmanschap Studentnr: 1076075 Utrecht, Juni 2005
Stichting JOSH!
Voorwoord Dit is het verslag van een zoektocht naar Allochtone jongeren met een lichamelijke handicap en/of functiebeperking. Ik heb deze zoektocht gedaan in het kader van mijn beroepsopleidende stage voor de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming aan de Hogeschool van Utrecht. Ik heb stage gelopen bij Jopla,dit is een jongeren platform voor jongeren met een handicap en/of functiebeperking. Ik was op zoek naar een stage waar ik veel nieuwe dingen kon leren. Jopla sloot hier goed bij aan omdat ik nog niet eerder gewerkt had met jongeren met een handicap bij een jongerenplatform. Tijdens het wederzijdse kennismakingsgesprek, werd mij duidelijk dat Jopla meer kleur wil in hun organisatie. Jopla wil graag meer allochtonen gehandicapten jongeren in hun organisatie. Op dat moment was nog niet duidelijk hoe we hiervoor gingen zorgen. Ik besloot om de uitdaging aan te nemen…. Ik heb veel gehad aan het contact met Nursel Günar, Maudi Bernardina ,Saskia Daru, Kees van Drunen, Jan Achterberg en Anne Marie van Hinsberg ik wil ze graag bedanken voor hun medewerking aan de zoektocht. Tijdens mijn stage ben ik ondersteund en begeleid door Ad Kop ik wil hem bij deze hiervoor bedanken. Veel leesplezier, Coja Koopmanschap
Coja Koopmanschap
1
Juni 2005
Stichting JOSH!
Inhoudsopgave
1. Inleiding Aanleiding en doel van de zoektocht
blz 3
2. Methode en strategie 2.1 Inleiding 2.2 Zoektocht 2.3 Literatuuronderzoek
blz 4 blz 5 blz 6
3. Deskresearch 3.1 Inleiding 3.2 Bestaande onderzoeken 3.3 Marokkanen en Turken in Utrecht 3.4 Marokkanen en Turken met een handicap en/of functiebeperking 3.5 Factoren die van invloed zijn 3.5.1 Cultuur, traditie en religie 3.5.2 Onderlinge verschillen 3.5.3 Vrienden en opleiding 3.6 Recente ontwikkelingen
blz blz blz blz blz blz
9 11 11 12 13 15
4. Fieldresearch 4.1 Inleiding 4.2 Andere organisaties 4.3 Jongeren zelf aan het woord 4.3.1 Onderzoeksgroep en respondenten 4.3.2 Onderzoeksinstrumenten 4.3.3 Interviewvragen 4.3.4 Uitkomsten uit de interviews
blz blz blz blz blz blz blz
16 17 22 22 23 23 27
5. Conclusies en aanbevelingen
blz 28
Literatuurlijst
blz 30
Coja Koopmanschap
2
blz 7 blz 7 blz 8
Juni 2005
Stichting JOSH!
1. Inleiding
Aanleiding en doel van de zoektocht Jopla is een actief platform van, voor en door jongeren met een handicap. Doelen zijn: Elkaar ontmoeten. Samen opkomen voor je belangen. Er voor zorgen dat jongeren met een lichamelijke handicap of een chronische ziekte een gelijkwaardige positie krijgen in de samenleving. Jong zijn op je eigen manier, je eigen keuze maken, het leven leiden waar je van droomt, handicap of niet. Jopla werkt voor jongeren tussen de 12 en 30 jaar oud. In projecten, via activiteiten, door een stem te laten horen namens jongeren met een handicap of ziekte. Jopla praat bijvoorbeeld mee in een groot aantal overlegorganen, zoals de Chronisch Zieken en Gehandicaptenraad Nederland (CG-Raad). Jopla is een zelforganisatie. De leden van Jopla maken de dienst uit. Zij kiezen het bestuur. Dat bestuur bepaalt wat er moet gebeuren. De bureaumedewerkers van Jopla helpen bij die besluitvorming en voeren de plannen uit. Samen met een groot aantal vrijwilligers. Daarbij werkt Jopla intensief samen met de organisatie van slechthorende jongeren SHJO, in de stichting Josh. Op dit moment heeft Jopla nauwelijks allochtone jongeren met een handicap of functiebeperking in hun bestand. Dit is de aanleiding voor deze zoektocht, Jopla wil namelijk ook graag de belangen kunnen behartigen van allochtone jongeren met een handicap en/of functiebeperking. Ik ben als stagaire bij Jopla gevraagd te onderzoeken hoe Jopla ook de belangen kan behartigen van allochtonen jongeren met een lichamelijke handicap en/of functiebeperking. Al snel werd duidelijk dat het verstandig was het onderzoek af te bakenen. Er werd besloten eerst te onderzoeken of Jopla de belangen van Turkse en Marokkaanse jongeren met een lichamelijke handicap en/of functiebeperking in Utrecht kan behartigen. De onderzoeksvraag werd: Hoe kan Jopla de belangen behartigen van Turkse en Marokkaanse jongeren met een lichamelijke handicap en/of functiebeperking in Utrecht.
Coja Koopmanschap
3
Juni 2005
Stichting JOSH!
2. Methode en strategie 2.1 Inleiding In het begin van het onderzoek was de insteek om onderzoek te doen naar allochtonen met een handicap en/of functiebeperking in Utrecht, dit bleek een te grote groep voor mij alleen om in de tijd die ik had voor het onderzoek te onderzoeken. Daarom heb ik ervoor gekozen me alleen te richten op de groep Turkse en Marokkaanse jongeren in Utrecht met een handicap en/ of functiebeperking.In het Deskresearch heb ik me nog wel gericht op allochtonen in het algemeen en over heel Nederland. Bij het sorteren van de gegevens heb ik specifiek gekeken naar Turkse en Marokkaanse jongeren in Utrecht met een handicap en/ of functiebeperking.In het theoretisch kader besteed ik ook aandacht aan andere groepen dit om verschillen duidelijk te maken en omdat jopla uiteindleijk ook hun belnagen wil behartigen. Toen ik de onderzoeksvraag veranderd heb heb ik me ook in het deskresearch meer op Marokkanen en Turken toegespitst. Door deze verandering heb ik het draaiboek en stappenplan moeten aanpassen, tijdens het fieldresearch bleek dat de groep Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking erg lastig te vinden is. Hierdoor heb ik vaak het draaiboek aan moeten passen en uiteindelijk vooral contact gehad met organisaties. Draaiboek: Stap1 Deskresearch Ik ga op zoek naar informatie en naar vergelijkbare onderzoeken. Stap 2 Sorteren van de gegevens Ik sorteer verdeel de gegevens die ik gevonden heb bij het deskresearch in relevante en niet-relevante onderwerpen. Stap 3 Deelvragen opstellen voor het fieldresearch Ik onderzoek waar de onderzoekseenheden (Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking in Utrecht) zich bevinden. Stap 4 Draaiboek maken Stap 5 Contact zoeken met de onderzoekseenheden Ik ga op zoek naar de onderzoekseenheden en bij hen achterhalen of ze bekend zijn met Jopla. Stap 6 Antwoord geven op de onderzoeksvraag Ik schrijf een conclusie en geef aanbevelingen.
Coja Koopmanschap
4
Juni 2005
Stichting JOSH! 2.2 Deskresearch Ik ben gestart met uitgebreid deskresearch over allochtonen met een handicap en/of functiebeperking. Ik heb me ingelezen in publicaties en onderzoeken op het gebied van allochtonen en met name op het gebied van de thematiek van allochtone jongeren en allochtone met een handicap en/of functiebeperking. Op landelijk niveau houden bijvoorbeeld het ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid en het Sociaal cultureel planbureau zich hier actief mee bezig; ze publiceren regelmatig onderzoeken, over het algemeen kwantitatief van aard. Zij maken onder meer gebruik van de scholierenonderzoeken van het NIBUD, waar ook ik veel informatie over jongeren uithaalde. Daarbij is er veel literatuur voorhanden over allochtone doelgroepen, met name over Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse en Molukse jongeren. Ik las veel over achtergronden van migrantengroepen, leefstijlen, positie in de Nederlandse samenleving, gezinssituatie, opvoeding en waarden en normen. In een aantal publicaties is een specifieke groep als onderzoeksgroep genomen, bijvoorbeeld jongeren of gehandicapten. Dit waren voor mij waardevolle en interessante bijdragen om me een beeld te vormen van de diversiteit aan ideeën die in de samenleving en in migrantengroepen bestaan. Op basis van de literatuur maakte ik een theoretisch kader, dat als leidraad diende voor de vragenlijsten en de analyse van de verzamelde onderzoeksgegevens. Tenslotte bezocht ik een aantal bijeenkomsten waar jongeren, waaronder Turkse en Marokkaanse jongeren hun stem lieten horen over uiteenlopende onderwerpen met betrekking tot het hebben van een handicap en/of functiebeperking. De toekomst van het werk en zorg was een onderwerp van gesprek, altijd goed voor een stevige discussie. Ik dacht na over factoren die van invloed zijn op de beeldvorming van jongeren, zoals gezinssituatie, school, vrienden, familie, culturele achtergrond en waarden en normen en zette ze op een rijtje. Door voortschrijdend inzicht kreeg ik een vastomlijnd beeld van de dingen die ik in de literatuur miste of summier beschreven vind. Er is weinig literatuur over Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking en hun toekomstbeelden, ideeën en achtergronden. Tijdens het literatuuronderzoek maak ik in eerste instantie nog geen afbakeningen in leeftijd en locatie. In het begin van mijn literatuuronderzoek richt ik me op jongeren met een handicap en/of functiebeperking en Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking. Voor de literatuur verkenning heb ik vooral gerbuik gemaakt van het internet als medium.Ook ben ik langs gegaan bij verschillende bibliotheken onder andere die van de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad.
Coja Koopmanschap
5
Juni 2005
Stichting JOSH! 2.3 Fieldresearch Valkuilen waar ik op gelet heb bij het maken van de vragenlijst en in contacten met andere organisaties zijn: Mensen zeggen vanuit hun cultuur op gesloten vragen uit beleefdheid “ja” Vragen kunnen verkeerd geïnterpreteerd worden Er wordt door turken en Marokkanen meestal geen onderscheidt gemaakt tussen een lichamelijke en een geestelijke handicap. Ik heb bewust gekozen voor een open vragenlijst die ik persoonlijk afgenomen heb. Dit omdat ik dan vragen uit kon leggen,kon letten op lichaamshouding en toon, ik kan doorvragen. Waar ik op moest letten was dat mensen uit beleefdheid andere antwoorden kunnen geven, dat mijn houding en manier van praten mensen kan beïnvloeden en het kost veel tijd en energie. Het opsturen van de vragenlijst heb ik niet gedaan omdat de respondenten vragen verkeerd kunnen begrijpen, het kan zo zijn dat de respondenten geen goed Nederlands kunnen, niet kunnen lezen en ik kan dan niet op op lichaamshouding en toon letten. Het voordeel van deze methode is dat het minder tijd kost, dit vond ik echter niet opwegen tegen de nadelen. De vragenlijst telefonisch afnemen heb ik niet gedaan omdat het kan zijn dat respondenten mij niet kunnen horen, slecht Nederlands kunnen, respondenten kunnen de vragen verkeerd begrijpen. Voordeel van het telefonisch afnemen van het interview is dat je wel kunt letten op de toon, de methode kost echter ook veel tijd en energie en weegt daardoor voor mij niet op tegen het persoonlijk afnemen van het interview. De vragenlijst over de mail versturen heb ik niet gedaan omdat ik dan niet kan letten op lichaamshouding en toon, de respondenten vragen verkeerd kunnen begrijpen. Voordeel van het mailen van de vragen is dat het minder tijd kost het risico op verkeerd begrijpen van de vragen was voor mij te groot daarom heb ik niet voor deze vorm gekozen.
Coja Koopmanschap
6
Juni 2005
Stichting JOSH!
3. Deskresearch 3.1 Inleiding In dit theoretische kader zal ik eerst in paragraaf 3.2 uiteenzetten wat er bekend is uit onderzoeken over Marokkanen en Turken in Utrecht, vervolgens in paragraaf 3.3 kijk ik naar Turken en Marokkanen met een handicap en/of functiebeperking bijvoorbeeld in de zorg. Dan zal ik in paragraaf 3.4 me toespitsten op factoren die van invloed zijn. Zo zal ik vanuit de literatuur aangeven wat de wensen en behoeften zijn van de eerste generatie allochtonen en autochtonen, de ouders van de jongeren en hoe zij omgaan met onder andere de zorg. Tevens komen factoren zoals vrienden, traditie, religie en cultuur naar voren. Vervolgens kom ik in paragraaf 3.5 bij de jongeren zelf, Marokkaanse en Turkse jongeren. Zij komen in een aantal studies aan het woord over hun toekomstbeelden, wensen en verwachtingen.
3.2 Bestaande onderzoeken Uit onderzoeken die ik bestudeerd heb kwamen onderstaande punten aan de orde die van belang zijn voor de zoektocht. Er is al veel onderzoek gedaan naarallochtonen met een handicap en/of functiebperking en hulpverlening. Uit de onderzoeken die ik gelezen heb komt allemaal naar voren dat het zorg aanbod niet aansluit bij de behoeftes van allochtonen met een handicap en/of functiebperking. Er wordt weinig met dit gegeven gedaan. Sinds vorig jaar is Stade in samenwerking met het Multicultureel instituur Utrecht met een project gestart wat er op gericht is om het zorgaanbod beter aan te laten sluiten bij Turken en Marokkanen in Utrecht. Belemmeringen bij allochtonen met een handicap en/of functiebperking die het gebruik van gespecialiseerde zorg in de weg kunnen staan, zijn: communicatieproblemen, cultuurverschillen, onbekendheid met het aanbod en andere behoeften en gewoonten.In onbekendheid met het aanbod en communicatieproblemen verwacht ik dat Jopla en SHJO oplossingen kunnen bieden. De communicatie en cultuurverschillen zijn een aandachtspunt geweest tijdens mijn zoektocht vooral toen ik interviews af ging nemen is het namelijk erg belangrijk dat de gegevens betrouwbaar zijn en ik niet de gegevens zelf verkeerd inteperteer. Daarom heb ik het boek interviewen in multicultureel Nederland van H. Houtkoop gekocht. Deze heb ik doorgelezen en gebruikt als ondersteuning bij de zoektocht. Turkse en Marrokaanse Utrechters gaan minder vaak uit dan de autochtone Utrechters. Dit is lastig bij het lokaliseren van de onderzoekseenheden, daarom heb ik uitgezocht welke buurthuizen er zijn in Utrecht en wat hun doelstellingen zijn. Ik heb geen gebruik kunnen maken van hun kennis en contacten. Tegenwoordig wordt er meestal gesproken over Interculturalisatie in plaats van een minderhedenbeleid. Een belangrijk verschil tussen interculturalisatie en minderhedenbeleid is dat het interculturalisatiebeleid is gericht op interactie tussen de subculturen en niet, zoals het minderhedenbeleid op het bestrijden van achterstand. Het doel van Jopla en SHJO is om de jongeren te betrekken in hun werkzaamheden en activiteiten. Dit sluit erg goed aan bij interculturalisatie.
Coja Koopmanschap
7
Juni 2005
Stichting JOSH! 3.3 Marokkanen en Turken in Utrecht Utrecht telt 82 duizend Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebperking, waarvan 64 duizend uit een niet-westers land komen. Bijna een kwart van de totale bevolking in Utrecht zijn Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebperking die uit een niet-westers land komen. In totaal zijn er 237 verschillende etniciteiten en 146 nationaliteiten in de stad vertegenwoordigd. De Marokkanen vormen met 22.609 personen (9%) de grootste groep Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebperking in de stad, gevolgd door de Turken (11.939, 4 %) en de Surinamers (6.954, 3%). De nieuwe migrantengroepen, waaronder mensen uit Irak, de voormalige Sovjet-Unie en Afghanistan , zijn nog klein in omvang. Het is de verwachting dat het aantal Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebperking de komende jaren verder zal toenemen van ongeveer 82 duizend anno 2003 tot 100 duizend in 2010 en 107 duizend in 2015. Utrechters van Turkse en Marokkaanse afkomst hebben over het algemeen meer problemen met hun psychische en lichamelijke gezondheid dan de autochtone inwoners van de stad. Dit geldt voor vrijwel alle leeftijdcategorieën. Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebperking gaan vaker naar de huisarts. De consulten duren echter korter dan die van autochtonen. Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebperking kregen tevens minder voorlichting van hun huisarts, krijgen vaker medicijnen voorgeschreven en worden minder door verwezen. Van gespecialiseerde zorg (bijvoorbeeld tandarts, kraamzorg en gehandicaptenzorg) maken allochtone Utrechters minder gebruik dan hun autochtone stadsgenoten. Belemmeringen die het gebruik van gespecialiseerde zorg in de weg kunnen staan, zijn: communicatieproblemen, cultuurverschillen, onbekendheid met het aanbod, en andere behoeften en gewoonten.
Coja Koopmanschap
8
Juni 2005
Stichting JOSH! 3.4 Marokkanen en Turken met een handicap en/of functiebeperking Migranten met een handicap of chronische ziekte van Turkse of Marokkaanse herkomst kunnen zichzelf niet altijd redden in de Nederlandse samenleving. Emancipatie, participatie en integratie is een langdurig leerproces, dat pas op gang komt als in de primaire behoeften voorzien is en er voldoende kennis is over de Nederlandse samenleving. Het is belangrijk dat er voor hen praktische ondersteuning beschikbaar is, zodat deze kwetsbare groep niet tussen wal en schip valt. Hulp bij het invullen van formulieren en afspraken maken. Meegaan met een gesprek. Lotgenotencontact bevordert emancipatie. Het leidt vaak tot een grotere acceptatie van handicap of ziekte. Het biedt openingen voor het vinden van oplossingen voor praktische problemen. Lotgenotencontact tussen migranten en autochtone mensen neemt veel misverstanden weg en vergroot wederzijdse kennis en begrip. Patiënten/gehandicaptenorganisaties en zelforganisaties van migranten kunnen hier samen aan werken door netwerken te bouwen en uitwisseling te organiseren. Er is een groep migranten met een handicap of een chronische ziekte die behoefte heeft aan praktische ondersteuning bij het verkrijgen van de zorg die zij nodig hebben. Deze praktische ondersteuning in het vinden en bereiken van de juiste instanties ontbreekt nu vaak, omdat dienstverlening gebaseerd is op geëmancipeerde cliënten. Taal en communicatie zijn het probleem. Er is vaak onvoldoende tijd en aandacht om de taalbarrière te slechten. Veel problemen ontstaan omdat de dienstverlening is afgestemd op het gemiddelde kennisniveau. Er is geen tijd voor uitzonderingen. De acceptatie van een handicap of chronische ziekte is binnen bepaalde groepen migranten gering. Dit belemmert het stellen van vragen en het zoeken naar oplossingen. De Nederlandse samenleving vergt in toenemende mate van mensen eigen regie en zelfsturing. Migranten van de eerste generatie hebben deze houding vanuit de eigen leefsituatie niet altijd meegekregen en kunnen daardoor minder zelfbewust handelen. Kennis van ziekte, gezondheid en organisatie van de gezondheidszorg is soms zo gering, dat een probleem wel wordt ervaren, maar een gerichte vraag naar zorg of dienstverlening niet gesteld kan worden. Veel problemen die migranten met een handicap of chronische ziekte tegen komen zijn identiek aan problemen van autochtone gehandicapten. Deze problemen worden niet veroorzaakt doordat de klant ‘migrant is’, maar worden wel als zodanig ervaren. Dé migrant met een handicap of chronische ziekte bestaat niet. Dienstverlening op maat betekent diensten leveren die passen bij de mogelijkheden en het kennisniveau van de cliënt. Dit kan alleen als de vraag het uitgangspunt is en niet het aanbod. Kennis over, interesse in en tijd voor de klant zijn noodzakelijk om zo te kunnen werken. Werk aan het ontwikkelen van werkwijzen waarin de klant centraal staat in plaats van het protocol. Interculturalisatie vraagt een andere houding van zorg- en dienstverlenende organisaties. Een wijziging in werkwijze, kennis en vaardigheden die uitmonden in zorg op maat. Vertegenwoordiging van migranten in besturen, directies en op de werkvloer is hiervoor noodzakelijk. Migranten met een handicap of chronische ziekte worden beter bereikt door ze op te zoeken. Een meer outreachende werkwijze van dienstverlenende organisaties kan er toe leiden dat minder mensen in een maatschappelijk isolement terecht komen. Dienstverleners kunnen hun klanten actiever benaderen. Migranten met een handicap of chronische ziekte zijn doorgaans niet bekend met bestaande belangenorganisaties en voelen zich vaak niet door hen vertegenwoordigd. Soms voelen zij zich niet thuis binnen de cultuur van bestaande organisaties.
Coja Koopmanschap
9
Juni 2005
Stichting JOSH! Zelforganisaties van migranten van Turkse en Marokkaanse herkomst geven in hun activiteiten weinig prioriteit aan gezondheid, ziekte en gezondheidszorg. De prioriteiten liggen bij andere onderwerpen, zoals onderwijs, werk en cultuur. De collectieve belangen van migranten met een handicap of chronische ziekte zijn niet wezenlijk anders dan die van autochtone gehandicapten. Er zijn wel culturele en kennis verschillen. Veel migranten hebben vragen op het gebied van gezondheid,ziekte en gezondheidszorg. Het is echter niet de noemer waarop allochtonen zichzelf organiseren. Het is wenselijk dat de aandacht voor gezondheid, ziekte en gezondheidszorg bij zelforganisaties van mensen van Turkse en Marokkaanse herkomst stijgt. Dit kan doordat zij er meer informatie over krijgen en kennis maken met elkaar, ervaringen en informatie tussen migrantenorganisaties en belangenorganisaties van gehandicapten en chronisch zieken.
Coja Koopmanschap
10
Juni 2005
Stichting JOSH!
3.5 Factoren die van invloed zijn 3.5.1 Cultuur, traditie en religie De culturele achtergrond van de respondenten is van invloed op de perspectieven die ze hebben en de waarden die ze hoog achten. Mensen identificeren zich als behorend of niet-behorend tot een bepaalde collectiviteit. Instrumenten hierbij zijn bepaalde culturele codes als kleding, gedrag, en bredere aspecten als gebruiken, religie, representaties en taal. Wanneer je kenmerken van culturen gaat benoemen, mis je details en de manier waarop elke persoon dit zelf invult. Paradoxen bestaan bij de gratie van culturen; dynamiek, verandering en individuele interpretaties zijn aan de orde van de dag. Toch volgt hier een poging om een aantal belangrijke kenmerken uiteen te zetten. De grote allochtone groepen in Nederland, dat zijn de Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en Molukkers, zijn bekenden in Nederland. In dit theoretisch kader ga ik alleen in op de groep Marokkanen en Turken omdat die centraal staan in dit onderzoek. Bij Turken, Marokkanen speelt de islam een belangrijke rol. De koran, de imams en de fatwa geven richtlijnen voor sociaal gedrag en goede levenswijzen. Traditie, religie en cultuur zijn onderling onlosmakelijk verbonden. Die verwevenheid maakt dat soms niet meer te achterhalen is waar bepaalde ideeën en gewoonten oorspronkelijk vandaan komen en zo kunnen religieuze argumenten gebruikt worden voor sociale ontwikkelingen. Een relevant en belangrijk kenmerk van traditionele islamitische culturen is bijvoorbeeld dat meisjes als maagd het huwelijk ingaan, hun eer is de eer van de familie. Dit betekent in veel gevallen dat meisjes tijdens de opvoeding zich niet gemakkelijk kunnen bewegen in publieke sferen en geen vriendjes mogen hebben, want de sociale controle is groot en Allah’s oog alziend. In de privé-sfeer worden meisjes meer betrokken bij het gezin, het huishouden en andere zorgtaken dan jongens. Ook de zorgfunctie voor ouders is kenmerkend voor deze groep: kinderen, zowel zonen als dochters, willen later als vanzelfsprekend voor hun ouders zorgen in plaats van deze zorgtaak uit te besteden zoals bijvoorbeeld Nederlandse kinderen doen. Wat betreft partnerkeuze willen (of moeten) Turkse en Marokkaanse jongeren later liefst met een partner uit dezelfde etnische groep trouwen. De familie en gemeenschap heeft een belangrijke stem hierin en de meeste jongeren voelen een grote sociale druk vanuit deze hoek. Huwelijk en partnerkeuze zijn traditioneel een familieaangelegenheid. De Turkse vrouwen bijvoorbeeld die I. Andriessen in haar onderzoek naar toekomstbeelden en sociale representaties heeft benaderd, zullen later met een Turkse man trouwen, en verwachten van hun toekomstige Turkse partner geen geëmancipeerde houding, ondanks hun eigen wens om zorgtaken en betaalde arbeid gelijk te verdelen binnen het gezin. Deze Turkse vrouwen vinden uiteindelijk dat een gelijke verdeling van taken ondergeschikt is aan de waarde van de relatie die je met iemand hebt. Zij vinden het belangrijker dat hun toekomstige man begrijpt in welke positie de Turkse vrouw zich bevindt en dat zij hun culturele waarden, gebruiken en tradities kunnen delen met hun partner. Deze houding geldt voor meer vrouwen die binnen hun eigen cultuur moeten trouwen en totaal andere denkbeelden hebben over de taakverdeling dan de mannen in die cultuur.
Coja Koopmanschap
11
Juni 2005
Stichting JOSH!
3.5.2 Onderlinge verschillen Bij Turken en Marokkanen bestaat 70 procent van de huishoudens uit ouders met kinderen, hetgeen veel meer is dan bij andere groepen. Tevens blijkt uit de literatuur dat alleenstaand moederschap nauwelijks voorkomt in Turkse en Marokkaanse gezinnen. Marokkaanse meisjes in deze leeftijdsgroep zijn bijna allen thuiswonend, 8 procent woont alleen, al dan niet met kinderen, maar over het algemeen zijn de nietthuiswonenden getrouwd. Van de Turkse meisjes in deze leeftijdsgroep woont ook de meerderheid thuis, 30 procent is getrouwd en 27 procent hiervan heeft een of meer kinderen. Turkse en Marokkaanse jongeren krijgen hun eerste kind op jongere leeftijd dan Nederlandse jongeren en ook geldt nog steeds dat Turkse en Marokkaanse gezinnen groter in omvang zijn dan Nederlandse en Surinaamse. Maar dit is aan het veranderen. Bij Nederlanders neemt de vruchtbaarheid toe en tegelijkertijd stijgt het aantal kleinere Turkse en Marokkaanse gezinnen in Nederland. Nederlandse, Surinaams-creoolse en Antilliaanse meisjes worden door hun ouders gestimuleerd om hun school af te maken, te experimenteren met sociale relaties, nog geen vaste partner te kiezen en het moederschap uit te stellen. Marokkaanse, Turkse en Hindostaanse-Surinaamse meisjes worden daarentegen meer betrokken bij het huishouden en hebben vaak slechts een beperkte vrijheid buitenshuis. Dit met het oog op de centrale waarde van maagdelijkheid en eerbaarheid die in de islamitische cultuur bestaat. Over het algemeen steunen alle ouders hun dochters om naar school te gaan en te studeren: dit levert kennis, diploma’s en voor veel meisjes meer bewegingsvrijheid op. Het is opvallend dat enerzijds de participatie van vrouwen in het hoger onderwijs en op de arbeidsmarkt is gestegen en hiermee ook hun zelfstandigheid binnen hun gezin/huishouden is toegenomen en dat anderzijds cultureel bepaalde waarden zoals beperkte vrijheid van meisjes in de publieke sfeer en grotere betrokkenheid bij het huishouden bij Marokkaanse, Turkse en Hindostaansese meisjes nog steeds belangrijk zijn tijdens de opvoeding. Het perspectief waarmee Turkse en Marokkaanse arbeiders oorspronkelijk naar Nederland kwamen, was er een van terugkeer naar het land van herkomst als er voldoende geld was verdiend. Gaandeweg is dit perspectief veranderd; hun gezinnen zijn overgekomen, kinderen zijn hier geboren en de binding met Nederland is sterker geworden. Van de Turkse, Marokkaanse en ook Surinaamse mensen wil tegenwoordig tussen de 10 en 20 procent terug naar het land van herkomst en ziet ook de mogelijkheid hiertoe. Meer dan 20 procent wil wel terugkeren, maar ziet geen mogelijkheid daartoe.
Coja Koopmanschap
12
Juni 2005
Stichting JOSH!
3.5.3 Vrienden en opleiding Op dit moment wonen er in Nederland bijna 5 miljoen jongeren tot 24 jaar. 14 procent hiervan heeft een niet-Nederlandse culturele achtergrond. In steden is in de leeftijdscategorie tot 14 jaar 40 procent van de jongeren allochtoon, in de leeftijdscategorie tot 26 jaar is 25 procent van de jongeren allochtoon. Tijdens de adolescentie beginnen vrienden en leeftijdgenoten een grotere socialiserende invloed uit te oefenen op elkaar en tevens blijkt dat ze in die leeftijdscategorie een sterkere behoefte krijgen om zich te conformeren aan hun leeftijdgenoten. Dit manifesteert zich in verschillende levensdomeinen; waar het advies van ouders belangrijk is voor schoolkeuze en carrière planning en er een sterke congruentie bestaat tussen de waarden van ouders en jongeren op politiek, religieus en moreel gebied, zijn de meningen van vrienden en leeftijdgenoten van belang op het gebied van vrije tijd, kleding en muziek. De mate waarin vrienden elkaar beïnvloeden staat niet op zichzelf, maar hangt samen met de emotionele autonomie van de individuele jongeren en met externe factoren, zoals de opvoedingsstijl van hun ouders en de familiestructuur. Er is onderzoek gedaan naar de mate van peerpressure onder Nederlandse, Surinaamse en Marokkaanse jongeren tussen de 13 en 18 jaar. Hieruit blijkt dat Nederlandse jongeren in meerdere mate emotioneel autonoom zijn en in mindere mate druk binnen vriendschap ervaren dan bijvoorbeeld Marokkaanse jongeren, die in een collectieverre cultuur opgroeien, een lagere mate van emotionele autonomie hebben en om die reden een hogere druk kunnen ervaren binnen vriendschapsrelaties. Surinaamse jongeren scoren op beide variabelen tussen Nederlandse en Marokkaanse jongeren in. Wat betreft toekomstbeelden over verdeling zorgtaken en betaalde arbeid zullen vrienden elkaar met name beïnvloeden op het gebied van bijvoorbeeld waarde van bijbanen en relaties. Uit de statistieken blijkt dat Turken het meest vrienden maken binnen hun eigen groep, terwijl Antillianen van de migrantengroepen het meest met andere culturen omgaan. Er is ook een verschil tussen jongens en meisjes en hun beleving en invulling van vriendschappen. Algemeen gezegd definiëren vriendinnen hun vriendschappen in termen van intimiteit en openhartigheid en hebben ze meer een vertrouwelijke praat-vriendschap, terwijl vrienden meer de nadruk leggen op samen dingen doen. Het feit dat vrienden tijdens de adolescentie een grote invloed op elkaar kunnen hebben is interessant voor de manier waarop jongeren tot hun toekomstbeelden komen. Relaties en ideale toekomstplaatjes bijvoorbeeld zijn veelbesproken onderwerpen onder vrienden. De voorbeelden die zij van huis uit meekrijgen kunnen zij spiegelen aan de meningen van hun vrienden. Het opleidingsniveau van de allochtone bevolking in Nederland is gemiddeld lager dan dat van de autochtone bevolking. Daarbij zijn allochtone vrouwen nog weer iets lager opgeleid dan allochtone mannen. De jongere generatie allochtonen heeft duidelijk een hoger opleidingsniveau dan haar ouders. Uit onderzoek blijkt dat juist ook veel meisjes tegenwoordig hoger opgeleid zijn en zodoende zijn “ingelopen” op jongens. Een kanttekening hierbij is dat er geen substantiële doorbreking is van wat als typisch “vrouwelijke” en “mannelijke” schoolloopbanen wordt gezien.
Coja Koopmanschap
13
Juni 2005
Stichting JOSH!
De belangstelling van meisjes gaat met name uit naar medische en verzorgende opleidingen, pedagogisch en sociaal onderwijs. In de technische sectoren zijn meisjes nog steeds zwak vertegenwoordigd, ondanks het feit dat het aantal vrouwelijke studenten in de traditionele mannelijke studierichtingen zoals economie, wiskunde en management en de technische en agrarische sector, in de afgelopen vijftien jaar is toegenomen. Het aandeel van mannen in de traditionele vrouwenopleidingen (gezondheidszorg, sociaalagogische en pedagogische sector) neemt nauwelijks toe. Op dit moment is verzorging een verplicht vak in de basisvorming op de middelbare school. Het onderwijsbeleid poogt een meervoudig toekomstperspectief aan te reiken aan jongeren: mannen en vrouwen zullen werken, zorgen en maatschappelijk participeren. Jongeren die op een lager opleidingsniveau zitten, hebben over het algemeen traditionelere ideeën ten aanzien van emancipatie dan jongeren die een hoger opleidingsniveau hebben. Ook wordt de link met leeftijd gelegd: hoe jonger, hoe traditioneler. Je kunt veronderstellen dat allochtone jongeren die op het vwo zitten progressievere ideeën hebben over de taakverdeling tussen partners dan allochtonen die op een lagere opleiding zitten. Ook zal de tweede generatie, die over het algemeen hogere opleidingen geniet dan de eerste generatie en veelal geboren is in Nederland, minder traditionele idee.n hebben dan haar ouders. Aan de andere kant is de voorbeeldfunctie en goedkeuring van ouders nog steeds belangrijk voor het maken van keuzen. Sommige jonge vrouwen stellen hun ambitieuze plannen bij wanneer zij teleurstellende werkervaringen hebben of wanneer er bijvoorbeeld een loopbaanbeleid ontbreekt. De realisatie van verwachtingen van jonge vrouwen hangt volgens Ten Berge voor een groot deel af van de ondersteunende voorzieningen in de samenleving en van de duidelijkheid van het beleid. Het is belangrijk dat jongeren kennis hebben van deze voorzieningen, omdat dit mee kan wegen in de formulering van hun toekomstbeelden. Over het algemeen hebben de meeste meisjes de positieve overtuiging dat de wereld voor hen openligt en er talloze mogelijkheden zijn om hun ideeën te verwezenlijken. De meeste jongens daarentegen zijn conservatiever en denken traditioneler over taak- en rolverdeling tussen de seksen. Zij hebben een weerstand tegen de huidige veranderingen op het gebied van zorg- en arbeidsverdeling.
Coja Koopmanschap
14
Juni 2005
Stichting JOSH! 3.6 Recente ontwikkelingen Er worden veel projecten opgezet specifiek voor moslims, bijv. een eigen thuiszorg (zie ook hieronder). Het is goed dat er aan deze groep aandacht wordt besteed en tegemoet wordt gekomen aan hun wensen, het gevaar is dat je losse eilandjes krijgt. Eerst beginnen met “je eigen groep” die je begrijpt en zich goed in kan leven daar is niks mis mee als dit leidt tot minder interculturalistie dan is het geen goede zaak.
Amsterdam Thuiszorg krijgt concurrentie van een islamitische variant. Het islamitisch thuiszorgbureau UenZo krijgt zoveel aanvragen uit Amsterdam, dat het er binnenkort minimaal één vestiging wil openen. Onder meer in Osdorp wordt nu gezocht naar een kantoor. UenZo begon zijn diensten vorig jaar in Rotterdam. Initiatiefnemer is een moslim die spastisch is en jarenlange ervaring heeft met zorginstellingen. Die ervaringen waren niet al te best, voornamelijk vanwege de culturele verschillen. Zo wil een hulpbehoevende moslim alleen gewassen worden door iemand van het eigen geslacht, iets waarmee de algemene thuiszorg niet altijd rekening houdt. Ook zijn de thuiszorgmedewerkers doordrongen van de Nederlandse normen en waarden, zegt medeoprichter Souleyman Azaaj van UenZo. Weinig aandacht is er bij voorbeeld voor het islamitische gebruik zelf voor zieke familieleden te zorgen. De Universiteit Utrecht kwam tot dezelfde conclusie. Uit onderzoek bleek dat zeventig procent van de hulpbehoevende moslims in Nederland niet of nauwelijks de juiste zorg krijgt. Oorzaken zijn de taalbarrière, de cultuurverschillen en de onbekendheid met het Nederlandse zorgsysteem. Inmiddels heeft het commerciële UenZo - met Turkse, Marokkaanse, Somalische, Surinaamse en Pakistaanse hulpverleners in dienst - tegen de vijftig cliënten, ook uit Amsterdam. Azaaj rekent de komende tijd op tientallen nieuwe klanten. Voorlopig zijn het mensen die alleen gebruik maken van het persoonsgebonden budget, die dus zelf hun thuiszorg kunnen inkopen. UenZo hoopt voor later op een uitbreiding met het AWBZ-keurmerk, waardoor contracten kunnen worden gesloten met de zorgverzekeraars. Eric Baars van Amsterdam Thuiszorg weet in elk geval van één islamitisch bureau dat het in Amsterdam niet heeft gered. Amsterdam Thuiszorg staat open voor een eventuele samenwerking met UenZo, maar heeft niet het idee dat het de moslims nu niet bedient. Het heeft veel islamitische cliënten en heeft dito medewerkers in dienst. Bovendien, als een moslim-klant een moslim-hulpverlener inhuurt, is dat niet automatisch een garantie voor succes, zegt Baars: ''Een jonge Marokkaanse hulpverlener die een oude Marokkaanse klant moet aanspreken, bij voorbeeld op het zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, dat werkt niet.'' Voor Haci Karacaer, directeur van de Turks-islamitische organisatie Milli Görüs, hoeft een islamitisch thuiszorgbureau niet zo. Concurrentie is mooi. ''Maar het lijkt wel mode, van alles een islamitische versie maken.'' (Bron: Uit het Parool door Mijntje Klipp)
Coja Koopmanschap
15
Juni 2005
Stichting JOSH!
4. Fieldresearch 4.1 Inleiding Een logische volgende stap was om een aantal Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking eens nader te spreken over hun toekomstbeeld en kwaliteit van leven. Een kwalitatieve steekproef was hiervoor het meest geschikt. Achterliggende motivaties, keuzemogelijkheden, culturele achtergrond, traditie en waarden zouden onderwerp van gesprek zijn en ik voerde een kwalitatieve analyse op de persoonlijke verhalen uit. Via literatuurstudie is er al het een en ander bekende over Turkse en Marokkaanse jongeren en ook over Turken en Marokkanen met een handicap en/of functiebeperking in Utrecht. Deze kennis is meegenomen in het theoretisch kader en mede op basis van deze inzichten zijn de vragen voor de open interviews geformuleerd. Deze zoektocht onderscheidt zich van voorgaande doordat ingaat op Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking en het kan hiermee een goede aanvulling op bestaande kennis en beleid zijn. Instanties zoals het SCP en het ministerie van SZW doen grootschalig kwantitatief onderzoek naar maatschappelijk relevante onderwerpen zoals dit. Jopla heeft op dit moment niet de insteek en de middelen om een dergelijk grootschalig onderzoek ten aanzien van dit onderwerp uit te voeren. Stappenplan voor Fieldresearch: 1 Kenmerken van onderzoekseenheden beschrijven. 2 Kenmerken van de omgeving beschrijven. 3 Organisaties zoeken met raakvlakken en contact leggen met deze organisaties. 4 Locaties beschrijven. 5 Interview schrijven n.a.v van de onderzoeksvraag en de kenmerken van de onderzoekseenheden. 6 Draaiboek maken voor het afnemen van de interviews. 7 Interviews afnemen.
Coja Koopmanschap
16
Juni 2005
Stichting JOSH! 4.2
Andere organisaties
In mijn zoektocht naar Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking heb ik veel contacten gehad met andere organisaties. Ik ben langs geweest bij verschillende moskeeën in Utrecht, zij gaven aan niet geïnteresseerd te zijn in Jopla of geen contact te hebben met Turkse of Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking. Ik heb contact gehad met verschillend buurtcentra in Utrecht zij gaven aan geen contact te hebben met Turkse of Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking. Ik heb contact gehad met verschillende migrantenorganisaties, zij gaven aan dat er aparte organisaties zijn voor gehandicapten en dat ik met hen contact op kon nemen. Ook heb ik contact gehad met een studentenvereniging voor migranten, zij gaven aan geen aparte aandacht aan migranten met een handicap en/of functiebeperking te besteden. Tijdens mijn zoektocht heb ik veel gehad aan de contacten met het migrantenplatform gehandicapten, het Patiënten Consumenten Platform en Stap Twee. Het project waar ik erg veel aan gehad heb en ook gesproken heb met verschillende betrokkenen is : Gekleurde belangenbehartiging. Zij laten een nalatenschap achter waarin zij Jopla vragen om hun werk voort te zetten. Hieronder staat een deel van hun nalatenschap:
Nalatenschap project Gekleurde Belangenbehartiging voor de erfgenamen: • Zorg- en dienstverleners • Belangenorganisaties van gehandicapten en chronisch zieken • Migrantenorganisaties • Zorgverzekeraars • Provincie en gemeenten • en alle anderen die zich inzetten voor migranten met een functiebeperking of chronische ziekte Geachte erfgenamen, In 2003 en 2004 hebben medewerkers en bestuur van het project Gekleurde Belangenbehartiging gewerkt aan het behartigen van de belangen van migranten met een handicap of een chronische ziekte. Het ging concreet om mensen van Turkse en Marokkaanse herkomst. Wij hebben in de praktijk gezien wat het betekent om een handicap te hebben én migrant te zijn. Wij hebben de kracht en onmacht gevoeld van mensen die hiermee moeten leven. Dit testament laat zien dat Gekleurde Belangenbehartiging noodzakelijk is om iedereen in Nederland een kans te geven op volwaardige deelname aan de samenleving. Dat is toch wat we willen? Het project Gekleurde Belangenbehartiging heeft ons veel geleerd. Kennis die we aan u willen overdragen in de hoop, nee de verwachting, dat u hier iets mee doet. Het is kennis op drie terreinen: - het belang van emancipatie en ontwikkeling - het belang van dienstverlening op maat. - het belang van collectieve belangenbehartiging Dit testament bevat de kennis van twee jaar Gekleurde Belangenbehartiging en suggesties aan u om uw organisatie en zorg- en dienstverlening meer open te stellen voor allochtone klanten. Dit geven wij u mee. Utrecht, 3 februari 2005 Project Gekleurde Belangenbehartiging, Multicultureel Instituut Utrecht (MIU) Stichting Provinciaal Platform Migranten met een Functiebeperking (SPMMF) Provinciaal Gehandicaptenplatform Utrecht (PGU) Provinciaal Patiënten/Consumenten Platform Utrecht (PP/CP Utrecht)
Coja Koopmanschap
17
Juni 2005
Stichting JOSH! Suggesties Migranten met een handicap of chronische ziekte van Turkse of Marokkaanse herkomst kunnen zichzelf niet altijd redden in de Nederlandse samenleving. Emancipatie, participatie en integratie is een langdurig leerproces, dat pas op gang komt als in de primaire behoeften voorzien is en er voldoende kennis is over de Nederlandse samenleving. Het is belangrijk dat er voor hen praktische ondersteuning beschikbaar is, zodat deze kwetsbare groep niet tussen wal en schip valt. Hulp bij het invullen van formulieren en afspraken maken. Meegaan met een gesprek. Lotgenotencontact bevordert emancipatie. Het leidt vaak tot een grotere acceptatie van handicap of ziekte. Het biedt openingen voor het vinden van oplossingen voor praktische problemen. Lotgenotencontact tussen migranten en autochtone mensen neemt veel misverstanden weg en vergroot wederzijdse kennis en begrip. Patiënten/gehandicaptenorganisaties en zelforganisaties van migranten kunnen hier samen aan werken door netwerken te bouwen en uitwisseling te organiseren.
Dé migrant met een handicap of chronische ziekte bestaat niet. Dienstverlening op maat betekent diensten leveren die passen bij de mogelijkheden en het kennisniveau van de cliënt. Dit kan alleen als de vraag het uitgangspunt is en niet het aanbod. Kennis over, interesse in en tijd voor de klant zijn noodzakelijk om zo te kunnen werken. Werk aan het ontwikkelen van werkwijzen waarin de klant centraal staat in plaats van het protocol. Interculturalisatie vraagt een andere houding van zorg- en dienstverlenende organisaties. Een wijziging in werkwijze, kennis en vaardigheden die uitmonden in zorg op maat. Vertegenwoordiging van migranten in besturen, directies en op de werkvloer is hiervoor noodzakelijk. Blijf nagaan of ook de allochtone klanten het gevoel hebben dat uw organisatie er voor hen is. Migranten met een handicap of chronische ziekte worden beter bereikt door ze op te zoeken. Een meer outreachende werkwijze van dienstverlenende organisaties kan er toe leiden dat minder mensen in een maatschappelijk isolement terecht komen. Dienstverleners kunnen hun klanten actiever benaderen.
Het signaleren van problemen van migranten met een handicap of chronische ziekte met dienstverlening werkt. Het leidt tot betere kwaliteit van en toegang tot zorg. Blijf onderzoek doen naar ervaringen van migranten met een handicap of chronische ziekte met dienstverlening in zorg en welzijn. Zorg er bijvoorbeeld voor dat migranten geraadpleegd kunnen worden via cliëntenpanels. Interculturalisatie van belangenorganisaties van gehandicapten en chronisch zieken is noodzakelijk om collectieve belangen van migranten op een goede manier te behartigen. Interculturaliseren betekent: • interesse tonen in en open staan voor andere culturen (houding) • actief bouwen aan netwerken met allochtone organisaties (voeding) • structureel tijd en geld reserveren in beleids- en werkplannen (proces) • concrete activiteiten uitvoeren (resultaat) Interculturalisatie vergt overtuiging en een andere inzet van tijd en geld. Veel migranten hebben vragen op het gebied van gezondheid, ziekte en gezondheidszorg. De aandacht hiervoor binnen allochtone zelforganisaties is gering. Het is ook niet de noemer waarop allochtonen zichzelf organiseren. Het is wenselijk dat de aandacht voor gezondheid, ziekte en gezondheidszorg bij zelforganisaties van mensen van Turkse en Marokkaanse herkomst stijgt. Dit kan door te bouwen aan netwerken en door het uitwisselen van kennis, ervaringen en informatie tussen migrantenorganisaties en belangenorganisaties van gehandicapten en chronisch zieken.
Ook heb ik een gepsrek gehad bij de vrijwilligerscentrale amsterdam met het allochtone brainstorm team, ik heb erg veel gehad aan dit gesprek en tips gebruikt in mijn zoektocht. Op de volgende bladzijde staan de notulen van dit gepsrek die uitgewerkt zijn door Saskia Daru van de vrijwilligerscentrale amsterdam.
Coja Koopmanschap
18
Juni 2005
Stichting JOSH!
Gespreksverslag allochtoon brainstorm team “Hoe bereiken we allochtone jongeren met een handicap?” Aanwezig: Coja Koopmanschap, Stichting Josh! Saskia Daru, Vrijwilligerscentrale Amsterdam (verslag) Maudi Bernardina,allochtone brainstorm teams, St. NAAMI Plaats van het gesprek: Vrijwilligerscentrale Amsterdam
Coja leidt het gesprek in: Stichting Josh! Is een landelijke organisatie voor jongeren met een lichamelijke handicap. Op dit moment bereiken ze te veel alleen witte Hollandse jongeren. Stichting Josh is geen belangenorganisatie maar een vrijwilligersorganisatie. Jongeren bepalen zelf de activiteiten. Ze zouden het liefst alle jongeren met een handicap vertegenwoordigen en verwelkomen, maar dat is nu nog niet zo. Coja heeft al onderzoek gedaan naar Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap. Haar ervaring is dat het erg moeilijk is in contact met hen te komen. Haar vraag aan Maudi is: Hoe leg je contact met gehandicapte jongeren met een andere etnisch/culturele achtergrond? Maudi: Mensen met een handicap krijgen vaak al hulp bij vrijetijdsbesteding, of krijgen een vorm van begeleiding, dat zou een plek kunnen zijn waar je contact kunt leggen. Coja: Er is een onderzoek geweest dat “Gekleurd Belangenbehartiging” heet. Dat wees uit dat met name Turkse en Marokkaanse gehandicapten door mantelzorgers uit de eigen groep worden begeleid. De normale instellingen zien deze jongeren niet of nauwelijks. Ik heb geen scholen geprobeerd, want we zijn juist geïnteresseerd in de niet langer leerplichtigen, jongeren van 18-25 jaar. Maudi: Welk doel hebben jullie precies met het werven van allochtone gehandicapte jongeren? Coja: Onze organisaties wil belangen behartigen en emancipatie bevorderen. Dat kan alleen als we weten wat deze jongeren er zelf van vinden. Maudi: Wat zijn jullie communicatiemiddelen? Kun je die eventueel aanpassen om meer zichtbaar en aantrekkelijker te zijn? Coja: Ik heb veel genetwerkt, ben bij veel organisaties langsgegaan. Ik heb verder veel over dit onderwerp gelezen. We hebben een eigen website, een eigen blad, dat elk kwartaal verschijnt. Dat blad komt natuurlijk alleen bij leden terecht. De folders worden via via verspreid. En we voeren regelmatig aktie voor de toegankelijkheid van bijvoorbeeld uitgaansgelegenheden. Dat is ook een vorm van communicatie. Maudi: Wat kost het lidmaatschap? Coja: Dat is niet veel, slechts 10 euro per jaar. Dat bedrag is er omdat je anders spookleden krijgt. Mensen die zich aanmelden, en maar lid blijven, terwijl ze eigenlijk geen interesse meer hebben. Maudi: Toch kan dat een hindernis zijn. Wat voor activiteiten organiseren jullie, en zijn die ook echt open voor mensen uit een andere cultuur? Coja: We organiseren eens per jaar een vrijwilligersdag waar de vrijwilligers vertellen wat ze willen. Voor het onderlinge contact organiseren we regelmatig een weekend, vaak met een creatieve inhoud. Dit jaar werken we mee aan het 25-jarig regeringsjubileum. Het doel van alle activiteiten is emancipatie en integratie van gehandicapte jongeren. Maudi: Hoe veel leden hebben jullie? Coja: We hebben 100 á 200 leden, verdeeld over SHJO en JOPLA, de twee organisaties waar Josh de administratie en ondersteuning doet. We zijn erg veel bezig met ledenwerving op dit moment en we merken dat die 10 euro inderdaad voor sommigen
Coja Koopmanschap
19
Juni 2005
Stichting JOSH! een drempel is. We hebben een vaste groep leden en vrijwilligers die ouder wordt en er wordt niet veel tijd in vernieuwing gestopt. Wel weer 30 nieuwe leden. Er zijn nu nog maar drie medewerkers. Dat merk je in de activiteiten vooral voor werving. De veranderingen in wet- en regelgeving heeft grote invloed op ons via onze leden: de korting op de WAJONG uitkering heeft bijvoorbeeld veel invloed. We weten dat we nieuwe leden willen vinden. We hebben geen idee van hoe veel allochtone leden we willen hebben in de toekomst. Onze inkomsten zijn onzeker, want die zijn met name afhankelijk van projectsubsidies. De inkomsten van onze leden zin niet genoeg voor het organiseren van een ledendag, laat staan het betalen van medewerkers. Maudi: Hebben jullie een idee hoe je het werven van allochtone jongeren gaat aanpakken? Ik denk dat het feit dat jullie landelijk werken het jullie niet makkelijker maakt. Het lijkt me belangrijk om de bestaande leden in te zetten bij de werving. Misschien werkt het nog beter om een regio te kiezen waarin je als eerste actief wilt worden. De groep die jullie willen bereiken is nu nog behoorlijk ongrijpbaar. Daar ben ik niet verbaasd over. Schaamte speelt daarbij een rol, maar ook dat er opvang is door de eigen familie. Coja: We hebben de indruk dat de familie er soms ook niet zo achter staat dat jongeren leren voor zichzelf te zorgen. Ze vinden dat dat een taak voor hen is. Maudi: Je zou kunnen overwegen om een onderscheid te maken tussen groepn met verschillende achtergronden: er zijn nogal wat verschillen tussen Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse en andere culturen. Kijk in ieder geval uit dat je ze geen “lesje” gaat geven over hoe ze voor hun kinderen horen te zorgen. Wees niet te opdringerig, besteed tijd aan het creëren van veiligheid. Let ook op je communicatie: geef korte verhalen aan over mensen die praten uit zichzelf; zorg dat je website een menselijk gezicht heeft. Zorg dat die gezichten ook gevarieerd zijn, ook jongeren met een andere achtergrond. Je kunt dus eerst kijken welke leden actief zijn in een bepaalde regio, dan kun je kijken naar het soort activiteiten: sluit dat aan bij allochtone jongeren? Als het mogelijk is kun je jongeren met een andere culturele achtergrond inzetten om te praten met de potentiële doelgroep. Het lijkt me het overwegen waard om je toch ook te richten op die jongere doelgroep die nog op school zit. Die is tenminste nog zichtbaar en bereikbaar. Je kunt op scholen een presentatie geven. Je zou kunnen denken aan een speciale ontmoetingsruimte of café waar jongeren eerst nog heel ongedwongen kunnen kennis maken. Een ideetje is het organiseren van een soort ‘kroegentocht’ waarbij elke keer een andere groep wordt uitgenodigd bij elke keer een ander ontmoetingscentrum. Coja: We doen vaak weekends omdat mensen dan voor wat langere tijd reizen. Anders zijn ze zo lang onderweg voor zo’n korte tijd. Plus: het is duur en onhandig om te reizen, dus we hebben liever dat ze voor acht uur vergaderen twee keer reizen dan voor twee keer vier uur twee keer. Ik heb ook al wel eens aan leden gevraagd of ze dat bezwaarlijk vinden, maar daar heb ik nog niets op gehoord. Ik weet niet of gemengde groepen en sowieso het overnachten een probleem is voor allochtone jongeren. Maudi: Een dagactiviteit lukt misschien wel. Maar een weekend lijkt me inderdaad heel moeilijk. Je zo ook een deel kunnen doen voor dagbezoekers en een deel voor mensen die het hele weekend blijven. Coja: We hebben altijd ADL hulp. Tot nog toe hebben we geen rekening gehouden met mannen en vrouwen. Maudi: Tsja, dat zou ook een probleem kunnen zijn. Maar daar kun je rekening mee houden. Het gaat ook om hoe je je presenteert. Als je bijvoorbeeld altijd aangeeft dat je ook halal en vegetarische maaltijden kunt bestellen, dan geeft dat een andere indruk. Of dat je mannelijke én vrouwelijke ADL hulp kunt bieden. Zoiets kun je ook in je nieuwsbrief uitstralen. Zelfs als er nog geen mensen zijn die perse halal voedsel willen kun je het toch al vermelden. Als ze er eenmaal zijn ben je eigenlijk al te laat. Coja: Het probleem is dat de meeste werving mondeling moet: je moet naar mensen toe. Dat kost enorm veel tijd. Nu gaat het nog net, maar op een bepaald moment is de tijd op.
Coja Koopmanschap
20
Juni 2005
Stichting JOSH! Maudi: Daarom is het ook zo belangrijk dat je het opneemt in het beleid en dat je echt doelstellingen formuleert. Het is in ieder geval een kwestie van een lange adem. Je hebt het over het algemeen over groepen die niet weten wat ze waar kunnen vinden in Nederland. Diversiteit moet je ook in de thema’s die je kiest aanbrengen. En je moet kiezen voor specifieke groepen. Kijken naar waar groepen zitten: welke culturele groep is het grootst in bijvoorbeeld Utrecht, of Rotterdam en je op die groep richten. Je moet een idee krijgen waar die groepen zich mee bezig houden. Coja: We willen het liefst direct met jongeren in contact komen, niet met ouders of zo… Maudi: Wil je bij die jongeren komen, dan moet je toch via ouders, broers en zusjes werken. Via de school een link leggen. Het best laat je dat over aan vrijwilligers uit een andere cultuur, dat hoeven zelf geen gehandicapte jongeren te zijn. Bijvoorbeeld: Je zou een Turkse jongen over de stichting kunnen laten vertellen bij een Turkse organisatie. Kijk waar je jongeren zonder handicap vindt die je zouden willen helpen. Saskia gaf nog wat aanvullende ideeën: Zorg dat je contact legt met organisaties voor volwassen gehandicapten, zij kunnen eventueel doorverwijzen. Leg contact via ouders, via scholen, via migrantenorganisaties, via leeftijdsgenoten, via studentenorganisaties en via jongerenwerk, via opvoedondersteuningscentra. Denk aan Maroc.nl, FunX radio en dergelijke. Formuleer nog eens heel precies in een paar regels: Wat wil je aanbieden en wat wil je vragen? Je zou een betaald project kunnen proberen op te starten met het Migranten Platform Gehandicapten dat we hier in Amsterdam hebben. Ondertussen moet je een goede presentatie hebben (o.a. op de website) en opvang voor mogelijk geïnteresseerden. Wie vindt het leuk om met deze kwetsbare jongeren contact te maken en te houden. Coja: Juist omdat Antillianen vaak worden gezien als probleemgroep zijn er een hoop initiatieven die op hen gericht zijn, misschien maakt dat het bereiken van de jongeren of hun ouders wel makkelijker. Maudi: Jouw organisatie moet in ieder geval contact leggen met zelforganisaties. Zorg dat je presentaties ook snel en visueel zijn. Het is sowieso een goed idee om op scholen meer info te geven over wat een handicap betekent, door jongeren zelf. Je zou kunnen kijken of je een rol kan spelen bij het invullen van de WMO, met name op het gebied van de communicatie met jongeren. We sluiten de vergadering. Het verslag wordt door Saskia gemaakt en verstuurd aan Coja, Maudi, en de andere leden van het allochtone brainstorm team. Saskia stuurt de adressen van Aysel Disbudak van het Migranten Platform Gehandicapten en Abdulwahid van Bommel aan Coja.
Coja Koopmanschap
21
Juni 2005
Stichting JOSH!
4.3 Jongeren zelf aan het woord 4.3.1 Onderzoeksgroep en respondenten De opzet was om 20 jongeren te interviewen, evenredig verdeeld jongens en meisjes. Op die manier kon ik een beeld krijgen van wat er aan toekomstbeelden, kansen, knelpunten en eventuele verschillen in opvatting bestaan bij zowel meisjes als jongens. Het onderzoek is een steekproef. Een consequentie hiervan is dat de resultaten niet te generaliseren zijn naar de groep die de respondent vertegenwoordigt. De uitkomsten van het onderzoek zouden evenwel beschouwd kunnen worden als indicaties voor de denkbeelden die leven bij Turkse en Marokkaanse jongeren met een lichamelijke handicap en/of functiebeperking in Utrecht in het algemeen. De respondenten heb ik geworven via contacten met andere organisaties en persoonlijke contacten. De interviews werden thuis afgenomen. De persoonlijke motivaties en keuzemogelijkheden die zij voor zichzelf en hun toekomst zien, geven inzicht in de wensen, de problematiek en de achtergronden die spelen bij Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking. Uitgebreide kennis omtrent wensen en leefstijlen van de diverse allochtone groepen is van grootbelang bij het ontwerpen van activiteiten voor deze groepen door Jopla en een manier om ze te kunnen betrekken bij Jopla. Deze benadering is nodig in een samenleving die bestaat uit een diversiteit aan groepen die op grond van sekse, leeftijd, etnische en sociaal-economische achtergrond, seksuele voorkeur, culturele en religieuze binding te onderscheiden zijn. Helaas bleek tijdens de zoektocht dat het erg lastig is om de jongeren te bereiken. De onderzoekseenheden zijn Turkse en Marokkaanse jongeren met een lichamelijke handicap of functiebeperking. Leeftijd: 18 t/m 29 Locatie: Utrecht Geslacht: M & V
Coja Koopmanschap
22
Juni 2005
Stichting JOSH! 4.3.2 Onderzoeksinstrumenten In de periode November 2004 tot april 2005 hield ik twee open interviews aan de hand van een openvragenlijst. Het waren ontspannen, interessante en leuke gesprekken die om en nabij een uur per gesprek duurden. De gesprekken vonden thuis bij de respondenten plaats. Het open karakter van de interviews zorgde ervoor dat het gesprek niet erg strikt gestuurd werd en hierdoor kon ik per persoon dieper ingaan op ieders persoonlijke ideeën en beleving. Aan de hand van de vragenlijst ging ik inhoudelijk in op de huidige thuissituatie, problemen waar ze tegenaan liepen met hun beperkingen, ideeën en wensen voor de toekomst, Zo kreeg ik inzicht in de samenhangende factoren die van invloed zijn op het vormen van de toekomstbeelden ten aanzien van zorgtaken en betaalde arbeid. Ik nam de interviews op memorecorder op en werkte ze vervolgens uit. 4.3.3 Interviewvragen 1.
Geslacht: o Man o Vrouw
2.
Wat is uw geboortedatum? ……-……-19…..
3.
Geboorteplaats:* …………………………………………………………………………………………
*jaar van aankomst in Nederland: ………………… 4.
Taal die thuis gesproken wordt: …………………………………………………………………………………………
5.
Burgelijke staat: o Alleenstaand o Gehuwd o Gescheiden o Samenwonend
6.
Aantal kinderen: …………………………………………………………………………………………
7.
Woonvorm: o Zelfstandig o Bij ouders o Bij familie o Beschermde woonvorm o Anders nl……………………………………………………………………………
8.
Wat is uw hoogst voltooide opleiding? o Lager onderwijs o Lager beroepsonderwijs o Mavo/Lbo o Mbo o Havo/Vwo o Hbo o Universitiet o Anders nl……………………………………………………………………………
9.
Wat is uw dagelijkse bezigheid/ beroep? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………
Coja Koopmanschap
23
Juni 2005
Stichting JOSH! 10. Bent u tevreden met uw dagelijkse bezigheden/beroep? o Ja o Nee Waarom wel/niet? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………… 11. Gaat u hier zelf verandering in brengen o Ja o Nee Waarom wel/niet? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……… 12. Wat zijn uw beperkingen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……… 13. Waar loopt u tegen aan in het dagelijks leven met betrekking tot uw handicap? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……… 14. Zou u hier graag verandering in willen brengen? o Ja o Nee Waarom wel/niet? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 15. Gaat u hier zelf verandering in brengen o Ja o Nee Waarom wel/niet? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 16. Bent u bekend met Jopla? o Ja o Nee Zo, ja wat is Jopla ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Zo,nee. Uitleg wat Jopla inhoudt. 17. Denk je dat Jopla iets voor jou kan betekenen?? o Ja o Nee Waarom wel/niet? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Coja Koopmanschap
24
Juni 2005
Stichting JOSH! 18. Zou je lid willen worden van Jopla? o Ja o Nee Waarom wel/niet? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 19. Heeft u nog vragen/suggesties of opmerkingen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 20. Kent u Marokkaanse of Turkse Nederlandse jongeren met een handicap of chronische ziekte die mee zouden willen werken aan dit onderzoek? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Coja Koopmanschap
25
Juni 2005
Stichting JOSH!
Vragen na Proefronde Hoe vond je dit interview? o Heel goed o Goed o Voldoende o Niet goed Wat vond je goed aan dit interview? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Wat vond je minder goed aan dit interview? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Wat vind je van de opbouw van de vragen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Heb je nog suggesties ter verbetering van het interview? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe vond je dat dit interview werd afgenomen? o Heel goed o Goed o Voldoende o Niet goed Wat vond je goed aan de manier waarop dit interview werd afgenomen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Wat vond je minder goed aan de manier waarop dit interview werd afgenomen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Heb je nog suggesties om de manier van interviewen te verbeteren? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………
Coja Koopmanschap
26
Juni 2005
Stichting JOSH! 4.3.4 Uitkomsten uit de interviews Uiteindelijk heb ik slechts twee respondenten gevonden die niet aan de eisen voldeden het bleek te moeilijk om de jongeren te bereiken. Ik heb wel veel contacten gelegd met verschillende organisaties en merkte dat dit steeds beter ging. Respondenten bereiken gaat het beste via netwerken dat kost meer tijd en duurt langer dan de tijd die ik kon besteden. Bij beide respondenten heb ik ook de vragen na de proefronde afgenomen aan de hand van die uitkomsten heb ik de vragenlijst voor het inteview iets aangepast. Respondenten: 1 vrouw van 30 1 man van 31 De respondenten zijn beide geboren in Nederland. Hun ouders komen uit Turkije. Bij beide respondenten wordt er in het ouderlijk huid Turks gesproken. Beide respondenten zijn alleenstaand en hebben geen kinderen. Een van de respondenten woont bij familie de andere woont zelfstandig. Een van de respondeten heeft als hoogst voltooide opleiding de mavo de andere HBO. Een van de respondenten werkt als Managementassistente de andere geeft aan veel ideen te hebben en nieuwe dingen te bedenkenen. Beide respondenten zijn tevreden met hun huidige bezigheid/beroep. Beperkingen Een van de respondenten is blind de andere is spastisch. bekend met Jopla? Een respondent had wel eens gehoord van Jopla maar wist niet wat het precies inhield, de andere respondent was niet bekend met Jopla. Kent u Marokkaanse of Turkse Nederlandse jongeren met een handicap of chronische ziekte? Respondent: “Eerlijk gezegd ken ik er niet zoveel, ik heb vooral Nederlandse vrienden, mijn sociale groep is blank.” Verschil tussen Turkse mensen jongeren met een handicap en Nederlandse jongeren met een handicap? Respondent:”Ja, er is veel meer mantelzorg. Familiebanden zijn sterker, ook merk ik dat er vaak sprake is van schaamte.” Toen ik nog op school zat werden er mensen teruggestuurd, of ze haalde een vrouw uit het buitenland. Doordat ze thuis bleven of weggingen heb ik nu ook geen contact meer met die mensen. Ik denk dat die groep wel ondersteuning nodig heeft. Tips Beide respondenten gaven aan dat je via de moskee, radio, tv of de stadstv misschien in contact zou kunnen komen met Turkse of Marokkaanse jongeren met een handicap. Jopla Een van de respondenten gaf aan lid te willen worden van Jopla en te willen helpen om meer Turkse of Marokkaanse jongeren met een handicap te betrekken bij Jopla.
Coja Koopmanschap
27
Juni 2005
Stichting JOSH!
5. Conclusies en aanbevelingen Tijdens het fieldresearch werd duidelijk dat Turkse en Marokkaanse jongeren erg moeilijk te bereiken. De manier om ze wel te bereiken bleek netwerken en via via contacten.
Om contacten op te doen heb je veel tijd nodig, het jaar wat ik aan deze zoektocht kon besteden bleek te kort. Iemand apart aanstellen om deze contacten te leggen en te onderouden lijkt mij een goed idee. Je zou hiervoor een vrijwilliger in kunnen schakelen om de kosten laag te houden, het is wel belangrijk dat dit voor langere tijd hetzelfde contact blijft. Een van de respondenten gaf tijdens het interview aan Jopla te willen ondersteun om meer Turkse of Marokkaanse jongeren met een handicap te betrekken bij Jopla. De activiteiten van Jopla toegankelijk maken voor moslims en hier bekendheid aan geven. Bijvoorbeeld door zowel mannelijke als vrouwelijke adl’ers te hebben. Door te zorgen dat het eten helal is, of de mogelijkheid er is om helal te eten. En door ervoor te zorgen dat je ook deel kan nemen aan activiteiten als je niet blijft slapen. Verder onderzoek doen heeft voor Jopla alleen naar mijn mening niet veel zin, er is al veel onderzoek gedaan en dit kost meestal veel geld en tijd en er worden weinig mensen bereikt. Dit is niet de manier om Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking te bereiken en betrekken bij Jopla. Contacten leggen via de ouders van Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking. (dit is een advies van het allochtone brainstormteam) Tijdens het werven voor leden op scholen ook aandacht besteden aan Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking door de folder ook voor hen aantrekkelijk te maken. Hen apart aan te spreken en aan te geven dat de activiteiten ook voor hen toegankelijk zijn. Een advertentie zetten in Turkse en Marokkaanse kranten. Een link naar de Jopla site en/of advertentie zetten op sites waar veel Turken en Marokkanen komen, bijvoorbeeld www.multicultureelplein.nl, www.vada.nl, www.maroc.nl, http://jong.iot.nu/jong/, http://www.maghreb.nl
Omdat je met een campagne een probleem aanpakt door het inzetten van verschillende middelen op diverse momenten, is het een zwaar en duur instrument. Dit geldt versterkt voor campagnes voor Turkse en Marokkaanse jongeren met een handicap en/of functiebeperking, omdat het hier meestal om relatief kleine doelgroepen gaat. Die bovendien ook nog moeilijkerte bereiken zijn met de middelen die normaliter worden ingezet. Een oplossing zou kunnen zijn om het project door meerdere organisaties te dragen. Zo wordt het draagvlak voor de campagne verbreed, kunnen kennis en kosten gedeeld worden en draagt iedere organisatie op haar manier bij aan het bereiken van doelstelling en doelgroepen.
Coja Koopmanschap
28
Juni 2005
Stichting JOSH! Het is erg arbeidsintensief om Turkse en Marokkaanse jongeren te bereiken. Het beste is outreachend te werk te gaan. Om dit betaalbaarder te maken zou ik aanraden om samen te gaan werken met een andere orginastie of organisaties. Een goede optie hiervoor lijkt mij het migranten platform gehandicapten. Zie onderstaande mail die ik van ze ontevangen heb:
Migranten platform gehandicapten Beste mensen, Graag wil ik de aandacht voor het volgende: In 2004 hebben we een start gemaakt met de ‘inkoop’ van interculturele diensten van MPG aan zorgaanbieders en prospect inkopers. Dit leverde veel veranderingen op in de organisatie en de werkwijze van MPG. Het product hiervan is de introductie van nieuwe diensten en producten. Met deze omwenteling heeft het MPG een manier van werken gecreëerd die zich laat kenmerken als ambitieus en opzienbarend. Het MPG is momenteel bezig met het ontwikkelen van vernieuwende producten en diensten. Dit willen we dan onder de aandacht brengen van onze samenwerkingspartners en inkopers. Het is de bedoeling dat we in de toekomst op lokatie van deze klanten (zorgaanbieders) onze dienstverlening zullen aanbieden en verrichten. Een van de nieuwe producten is het spreekuur op locatie van de inkoper. Op dit moment zijn wij aan het inventariseren hoe groot de vraag er is naar dit spreekuur op lokatie voor allochtone cliënten of eerstelijns hulpverleners. Gespecialiseerde diensten Een aantal gespecialiseerde producten en nieuwe diensten zijn tot stand gekomen. De nadruk is komen te liggen op de zorgaanbieders die de migranten zorgvragers aandragen voor bemiddeling, advisering en begeleiding. Daarbij heeft het MPG zich gespecialiseerd in individueel casemanagment, voorlichting, zorgtolk, interculturele trainingen en beleidsadvies. Bestuur, directie en het MPG team wensen de toekomstige partners een vruchtbare en goede samenwerking toe voor de komende jaren. Aysel Disbudak
Coja Koopmanschap
29
Juni 2005
Stichting JOSH!
Literatuurlijst Andriessen, I. In de meeste weelde ligt de meeste zorg. 2000. Distelbrink, M. Opvoeding in Surinaams-creoolse gezinnen in Nederland. Van Gorkum, 1998. Gekleurde belangenbehartiging Ervaringen van Marokkaanse en Turkse migranten met een functiebeperking of chronische ziekte in de zorg. Weesp, 2003 Gemeente Utrecht Een mix aan Utrechters, Allochtonen in Utrecht Utrecht, 2003 Gemeentelijke geneeskundige en gezondheidsdienst Utrecht Volksgezonheidsmonitor Utrecht, Themarapport allochtonen 19-65 Utrecht, 2003 Gemeentelijke geneeskundige en gezondheidsdienst Utrecht Volksgezonheidsmonitor Utrecht,Themarapport jeugd Utrecht, 2003 Goossens, N. Werken en zorgen in de 21e eeuw. Gouda: BART, 2000. Godelieve van Hugte & Renée Smulders ‘Zolang ik leef kan ik ook nog beter worden’ Nederlands centrum buitenlanders, Utrecht, 1997 Hoffman, Edwin Interculturele gespreksvoering Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2002 IJsselmuiden, S. De onzichtbare spagaat. Lover 28, no. 2, 2001. ITS. Nieuwe etnische groepen in Nederland. 2000. Lothringen, C. van, Phalat, K. & Entzinger, H. Islam in de multiculturele samenleving. Utrecht: Universiteit Utrecht, 2000. Martens, E.P. Minderheden in beeld. Rotterdam: ISEO, 1999.
Coja Koopmanschap
30
Juni 2005
Stichting JOSH! Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Emancipatie is uit, kiezen is in. Jongeren en emancipatie. Den Haag: ministerie van SZW, 1999. Multicultureel instituut Utrecht Databank interculturalisatieprojecten en –initiatieven Utrecht, 2003 NIBUD / Sociaal en Cultureel Planbureau. Scholierenonderzoek. Den Haag: SCP, 1999. Overbeek, G. Adolescente vriendschapsrelaties in een multiculturele samenleving. 1999. Patiënten Consumenten Platform Zuid-Holland Noord Pilotproject Allochtonen en Zorgvisie Leiderdorp, 2000 Platform allochtonen met een handicap(dit platform is nu niet meer landelijk actief) Platform allochtonen met een handicap in regio Rotterdam Rotterdam, 2000 Sittrop, B. Kent u ons nog? Utrecht: LIZE, 2000. Sociaal en Cultureel Planbureau. Sociale atlas van de vrouw deel 3: allochtone vrouwen. Rijswijk: SCP, 1995. Sociaal en Cultureel Planbureau. Variatie in participatie. Achtergronden arbeidsdeelname allochtone/autochtone vrouwen. Rijswijk: SCP, 1999. Sociaal en Cultureel Planbureau. Monitor Jeugd. Den Haag: SCP, 2001.
Coja Koopmanschap
31
Juni 2005