Maxim De Wachter
Definities basisbegrippen Publiekrecht 1. Verkiezingen (élections): Een verkiezing is een verrichting waarbij de gerechtigde personen hun vertegenwoordigers in een orgaan aanduiden. In België kent men vijf soorten van rechtstreekse verkiezingen van politieke vertegenwoordigers. a. De verkiezingen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers b. De verkiezingen van de gemeenschaps-‐ en gewestparlementen c. De verkiezingen van het Europees parlement d. De Provincieraadsverkiezingen e. De Gemeenteraadsverkiezingen 2. Faciliteitengemeente (communes à facilités): Een faciliteitengemeente is een gemeente gelegen in een eentalig taalgebied waarvan de inwoners het recht hebben om, in de gevallen die de wet bepaalt, in hun relaties met de overheid en het gerecht een andere taal te gebruiken dan deze van het eentalig taalgebied. 3. Taalgebied (région linquistique): De grondwettelijke onderverdeling van het Belgisch grondgebied in een tweetalig gebied Brussel-‐Hoofdstad en een Nederlands, een Frans en een Duits taalgebied bepaalt welke taal bij voorrang moet worden gebruikt in de aangelegenheden waarin het taalgebruik kan worden geregeld. 4. Territorialiteitsbeginsel (principe de territorialité): Het territorialiteitsbeginsel in het grondwettelijk principe dat de voorrang van de streektaal van een eentalig gebied of de tweetaligheid van het tweetalig gebied garandeert. Het territorialiteitsbeginsel heeft tot gevolg dat de bestuurstaal wordt bepaald door het gebied waar een bestuurshandeling of de mededeling ervan plaatsvindt. 5. Federalisme (fédéralisme): Federalisme is een staatsvorm waarbij in de schoot van eenzelfde staat soevereine bevoegdheden worden verdeeld tussen het centrale gezag en de deelstaten met het doel de deelstaten een ruime autonomie te verlenen door ze staatsmachten toe te vertrouwen, die zij in de regel kunnen uitvoeren vrij van iedere hiërarchische ban met het centrum 6. Gemeenschap -‐ Gewest (communauté -‐ région): In de Belgische staatsordening worden de centrale bevoegdheden door drie instanties uitgeoefend: a. De federale staat b. De Gemeenschappen (Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschap) c. De gewesten (Vlaamse, Waalse en Brussel-‐Hoofdstedelijk Gewest) 7. Exceptie van onwettigheid (exception d’illégalité): De exceptie van onwettigheid is de grondwettelijke verplichting voor elke rechter, ook voor de administratieve rechtscolleges, om de besluiten en verordeningen van alle administratieve overheden (administratieve rechtshandelingen) buiten toepassing te laten, wanneer zij niet overeenstemmen met een hogere rechtsnorm 8. Grondwettelijk Hof (Cour constitutionelle): Het Grondwettelijk Hof is een rechtscollege dat bevoegd is om formele wetten te toetsen aan de door of krachtens de grondwet vastgestelde bevoegdheidsverdelende regels, titel II van de grondwet en art. 170, 172 en 191 GW. 9. Motivering (motivation): De motivering is de weergave van de feitelijke en de juridische redenen waarop een administratieve rechtshandeling of een rechterlijke uitspraak is gesteund
Basisbegrippen publiekrecht academiejaar 2014-‐2015
Maxim De Wachter
10. Ombudsman (médiateur): De ombudsman is een onafhankelijke instelling met de hoofdzakelijke taak klachten over het onbehoorlijk functioneren van de overheid te onderzoeken en vervolgens trachten de standpunten van de overheid en de klager te verzoenen. Daarnaast kan hij algemene aanbevelingen formuleren over het functioneren van de overheid. 11. Raad van State (conseil d’Etat): De Raad van State is een rechtscollege sui generis, bestaande uit enerzijds een afdeling bestuursrechtspraak die optreedt als hoogste administratief rechtscollege en anderzijds een afdeling wetgeving die advies geeft aan de regeringen en parlementen 12. Rechtsstaat (Etat de droit): De rechtsstaat is de staat waarin de gezagsdragers gehouden zijn door het objectieve -‐ democratisch tot stand gekomen -‐ recht waarvan zij de toepassing verzekeren, waarin de bevoegdheid van de gezagsdragers beperkt wordt door de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers en waarbij de rechtsregels afdwingbaar zijn voor een onafhankelijke rechtbank 13. Koning (le roi): De koning is het staatshoofd dat in ons land op grond van erfopvolging wordt aangesteld. De koning is eveneens het hoofd van de federale uitvoerende macht en een deel van de federale wetgevende macht 14. De scheiding der machten (séparation des pouvoirs): De scheiding der machten is een ongeschreven grondwettelijke regel, volgens dewelke de macht verdeeld is tussen de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht en elke macht gecontroleerd wordt door een tegenmacht. 15. Europese Unie (Union européenne): De Europese Unie is een economische en politieke internationale organisatie sui generis met rechtspersoonlijkheid, bestaande uit 28 Europese staten, die haar rechtsgrond vindt in het verdrag met betrekking tot de werking van de Europese Unie en in het verdrag met betrekking tot de Europese Unie, en die over die bevoegdheden beschikt die de lidstaten haar toekennen met als doelstelling het creëren van een steeds hechtere unie tussen de verschillende Europese volkeren. 16. Richtlijn (directive): Een richtlijn is een wetgevende handeling van de Europese Unie die verbindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, maar waarbij aan de nationale instanties de bevoegdheid wordt gelaten vorm en middelen te kiezen. 17. Grondwet (constitution): a. In de formele zin: De grondwet in de formele zin is het geheel van rechtsregels waarvan de goedkeuring aan strakkere regels is gebonden dan wat voor de wetten geldt en waarvoor een specifieke wijzigingsprocedure moet worden gevolgd. b. In de materiële zin: De grondwet in de materiële zin is het geheel van fundamentele rechtsregels die de werking en de organisatie van de gezagsinstanties en de verhouding tussen deze gezagsinstanties en de rechtsonderhorigen bepalen, of de grenzen bepalen waarbinnen beide tot ontwikkeling kunnen komen. 18. Smeerkaasarrest (arrêt Le Ski): Dit arrest van het Hof van Cassatie van 27 mei 1971 stelt dat ‘Wanneer er een conflict bestaat tussen een internrechtelijke norm en een internationaalrechtelijke norm die rechtstreekse gevolgen heeft in de interne rechtsorde, de door het verdrag bepaalde regel moet voorgaan’ en dat ‘deze voorrang volgt uit de aard zelf van het bij het verdrag bepaald internationaal recht.’
Basisbegrippen publiekrecht academiejaar 2014-‐2015
Maxim De Wachter
19. Administratieve rechtshandeling (acte administratif): De administratieve rechtshandeling is een eenzijdige uitvoerbare rechtshandeling die wordt verricht door een administratief orgaan a. Administratieve overheid: Instellingen/lichamen die niet onder de rechterlijke/wetgevende macht ressorteren en die door een openbare macht zijn opgericht om te voorzien in een openbare dienst/openbaar nut met de bevoegdheid om beslissingen te stellen die uitwerking hebben t.a.v. derden 20. Bijzondere wet (loi spéciale): Een bijzondere wet is een federale wet die moet worden aangenomen met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen in elke taalgroep van zowel de Kamer van Volksvertegenwoordigers als van de Senaat, op voorwaarde dat de meerderheid van elke taalgroep aanwezig is en het totaal van de ja-‐stemmen twee derde van de uitgebrachte stemmen bereikt. 21. Decreet -‐ ordonnantie (décret -‐ ordonnance): Een decreet is een juridische norm met kracht van wet die wordt aangenomen door de wetgevende macht van de Vlaamse, de Franse of de Duitstalige gemeenschap, van het Vlaamse of het Waalse Gewest of van de Franse Gemeenschapscommissie. Juridische normen met kracht van wet, aangenomen door de wetgevende macht van het Brussels-‐Hoofdstedelijk Gewest of door de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, worden ordonnanties genoemd. 22. Koninklijk Besluit (arrêté royal): Een Koninklijk Besluit is een rechtshandeling waarbij de Koning, ter uitvoering van de Grondwet of de wet, een algemene bestuurlijke maatregel of een individuele overheidshandeling stelt. 23. Ministeriële omzendbrief (circulaire ministérielle): Een ministeriële omzendbrief is een brief die richtlijnen bevat en die door een minister wordt verstuurd aan die organen en instellingen waarover hij rechtstreeks of onrechtstreeks hiërarchisch gezag of administratief toezicht uitoefent. 24. Verordening (Ordonnance -‐ règlement): Een verordening (ordonnance) is een geschreven rechtsregel met een abstract, algemeen en onpersoonlijk karakter die voor de duur van zijn geldigheid op een onbepaald aantal gevallen van toepassing is (dus een wet is in de materiële zin van het woord), maar die geen wet is in de formele zin van het woord, noch een daarmee gelijkwaardige of hogere rechtsnorm. Een verordening (règlement) is ook een norm van de Europese Unie met een algemene strekking, die verbindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk is in elke lidstaat. 25. Waleffe-‐arrest (arrêt Waleffe): Het Waleffe-‐arrest is een arrest van het Hof van Cassatie van 20 april 1950 waarin het Hof stelde dat wanneer de betekenis onduidelijk is de rechter er redelijkerwijze van moet uitgaan dat de wetgever niet de bedoeling kan hebben gehad de Grondwet te schenden en de rechter de wet daarom zo veel mogelijk in overeenstemming met de Grondwet moet interpreteren. 26. Wet (loi): Een wet in formele zin is iedere handeling die door de federale wetgevende macht of door de wetgevende macht van de gemeenschappen of gewesten wordt goedgekeurd. Een wet in de materiële zin bevat rechtsregels met een abstract, algemeen en onpersoonlijk karakter, die voor de duur van hun gelding op een onbepaald aantal gevallen van toepassing zijn. 27. Algemeen rechtsbeginsel (Principe général du droit): Een algemeen rechtsbeginsel is een rechtsregel die door de rechter direct of indirect wordt afgeleid uit principes die
Basisbegrippen publiekrecht academiejaar 2014-‐2015
Maxim De Wachter
aan de gehele rechtsorde ten grondslag liggen en die om die reden als fundamenteel worden beschouwd. 28. Grondwettelijke gewoonte (coutume constitutionelle): Een gewoonrechtelijke grondwettelijke regel is een grondwettelijke rechtsregel die naar voren treedt ingevolge een ononderbroken en overeenstemmende reeks van rechtshandelingen die door de gestelde machten zijn verricht in de overtuiging dat deze handelingen voor rechtmatig en grondwettelijk moeten worden gehouden. 29. Grondrechten (droits fondamentaux): Grondrechten, fundamentele rechten en vrijheden of nog mensenrechten zijn een geheel aan subjectieve rechten die tot doel hebben de voorwaarden te creëren en te garanderen opdat personen op vrije en menswaardige manier kunnen functioneren. Zij worden als essentieel beschouwd in ee rechtsstaat en binden dus ook de democratisch verkozen meerderheid. 30. Begroting (budget): Een begroting is een raming van de inkomsten en de uitgaven van een overheidsorgaan voor een toekomstige periode die een verplichting inhoudt om de geraamde ontvangsten in te vorderen en een machtiging om de geraamde uitgaven aan te gaan en te betalen. 31. Belasting (impôt): Een belasting is een verplichte geldelijke bijdrage aan de overheid, zonder een rechtstreeks aanwijsbare tegenprestatie vanwege die overheid. 32. Coöptatie (cooptation): Coöptatie is de aanduiding van personen voor een bepaalde functie door personen die een dergelijke functie reeds bekleden. 33. Parlement (parlement): Het parlement is het hoogst verkozen beraadslagen orgaan van een democratische rechtsstaat, bestaande uit verkozen vertegenwoordigers van het volk dat een essentiële rol speel in de totstandkoming van wetgevende akten en in zijn totaliteit of in zijn onderdelen controle uitoefent op de uitvoerende macht. 34. Preconstituante -‐ constituante (préconstituante -‐ constituante): a. Preconstituante: De preconstituante is het orgaan, samengesteld uit de drie takken van de federale wetgevende macht, dat over de bevoegdheid beschikt om door middel van drie afzonderlijke verklaringen tot herziening van de Grondwet de procedure tot herziening van de Grondwet te laten aanvangen, waardoor een ander orgaan de bevoegdheid verkrijgt om de herziening van de Grondwet door te voeren. b. Constituante: De constituante is het orgaan, samengesteld uit de drie takken van de federale wetgevende macht, dat over de bevoegdheid beschikt om de Grondwetsbepalingen die door de preconstituante werden aangeduid te wijzigen 35. Referendum -‐ Volksraadpleging (référendum -‐ consulation populaire): Een referendum is een vorm van directe democratie waarbij de burgers zich uitspreken via een stemming over een genomen of voorgenomen overheidsbeslissing en het resultaat van die stemming is bindend voor de overheid. Bij een volksraadpleging is het resultaat van de stemming niet bindend voor de overheid. 36. Residuaire bevoegdheid -‐ Toegewezen bevoegdheid (compétence résiduelle -‐ compétence attribuée): Een toegewezen bevoegdheid is de bevoegdheid om die aangelegenheden te regelen die de Grondwet of een krachtens de Grondwet genomen wet uitdrukkelijk toewijst, hetzij aan een van de drie machten, met name de wetgevende, de uitvoerende of de rechterlijke macht, hetzij aan de gemeenschappen, gewesten of de federale staat.
Basisbegrippen publiekrecht academiejaar 2014-‐2015
Maxim De Wachter
Een residuaire bevoegdheid is de bevoegdheid om alle aangelegenheden te regelen die de Grondwet of krachtens de Grondwet genomen wet niet uitdrukkelijk heeft toegewezen. 37. Verdrag (traité): Een verdrag is een internationale overeenkomst die door twee of meer volkenrechtelijke subjecten wordt gesloten met het oog op de regeling van hun onderlinge verhoudingen en eventueel dat van hun respectievelijke rechtsonderhorigen en wordt beheerst door het volkenrecht. 38. Bekendmaking (publication): De bekendmaking is de handeling van de uitvoerende macht waarbij een materiële wet ter kennis wordt gebracht van de burger op de door de wet bepaalde wijze, opdat deze ten aanzien van hem verplichtend kan zijn 39. Bekrachtiging (sanction): De bekrachtiging is het laatste stadium van de wetgevende procedure waarbij de koning of de gemeenschaps-‐ of gewestregering, als tak van de wetgevende macht, zich akkoord verklaart met de door het federale parlement respectievelijke gemeenschaps-‐ of gewestparlement, aangenomen voorstel of ontwerp van wet, decreet of ordonnantie. 40. Legislatuur (législature): De legislatuur is de duur waarvoor een wetgevende vergadering is verkozen 41. Taalgroep (groupe linguistique): Een taalgroep is de groep leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Brussels-‐Hoofdstedelijk parlement of de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die op basis van de Grondwet, de Bijzondere Wet Hervorming Instellingen of de Bijzondere Wet Brusselse Instellingen tot een bepaalde taalaanhorigheid behoren. 42. Zitting (séance): De zitting is het jaarlijks tijdperk waarbinnen een verkozen orgaan zijn vergaderingen houdt. 43. Afkondiging (promulgation): De afkondiging is de eerste daad van de uitvoering van een wet, decreet of ordonnantie waarbij de uitvoerende macht de authenticiteit en het bestaan van die wet, dat decreet of die ordonnantie bevestigt. 44. Ambtenaar (functionnaire): De term ambtenaar in de brede zin van het woord is iedere burger die aan de uitoefening van de openbare macht deelneemt. In beperkte zin is de ambtenaar de persoon die statutair, en meestal in vast dienstverband werkzaam is in de overheidsdienst. 45. Contraseign (contraseign): Contraseign is de voorafgaandelijke ondertekening van een akte van de koning door een minister en eventueel een federale staatsecretaris. 46. Deconcentratie -‐ Decentralisatie (déconcentration -‐ décentralisation): a. Deconcentratie: Deconcentratie is de bestuurlijke organisatievorm waarbij door een overheid bevoegdheden gedelegeerd worden aan ondergeschikte organen, die aan het hiërarchisch gezag van die overheid onderworpen zijn. b. Decentralisatie: Decentralisatie is een bestuurlijke organisatievorm waarbij aan de gedecentraliseerde overheden bevoegdheden worden toegewezen, waarvan de uitoefening aan het administratief toezicht van de toezichthoudende overheid is onderworpen. 47. Genaderecht (grâce): Het genaderecht is het recht dat de koning bezit om de straffen die door definiet geworden rechterlijke beslissingen zijn uitgesproeken door middel van een koninklijk besluit kwijt te schelden of te verminderen. De genademaatregel kan individueel of collectief zijn, doet de fout of de straf zelf niet verdwijnen, het betreft enkel de uitvoering van de straf.
Basisbegrippen publiekrecht academiejaar 2014-‐2015
Maxim De Wachter
48. Regering (gouvernement): De regering is het centrale orgaan van de uitvoerende macht. Er bestaat een regering op het niveau van de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten en bestaat uit ministers (en eventueel staatssecretarissen) die worden aangeduid door de koning of door de gemeenschaps-‐ en gewestparlementen. 49. Administratief toezicht (tutelle administrative): Het administratief toezicht is het geheel aan middelen waarover de toezichthoudende overheid beschikt om de territoriaal en functioneel gedecentraliseerde overheden te verplichten, hetzij om rechtsregels na te leven (legaliteitscontrole), hetzij om het algemeen belang de eerbiedigen (opportuniteitscontrole). 50. Gemeente (commune): De gemeente is een politieke instelling die overeenkomstig art. 44 Gw. bevoegd is voor de aangelegenheden van gemeentelijk belang voor de verwezenlijking waarvan ze alle initiatieven kan nemen. Daarnaast oefenen de gemeenten ook de bevoegdheden uit die hen door of krachten een wet, decreet of ordonnantie zijn toevertrouwd. België kent 589 gemeenten. 51. Lopende zaken (affaires courantes): Lopende zaken zijn de bevoegdheden waarover de regering als uitvoerende macht kan blijven uitoefenen als ze handelt in een toestand waarin geen volwaardige parlementaire controle meer mogelijk is. De theorie van de lopende zaken wordt beschouwd als een grondwettelijke gewoonte. 52. Provincie (province): België is onderverdeeld in tien provincies. De provincie is enerzijds een zelfstandige politieke instelling met eigen bevoegdheden die belast is met het beheer van de provinciale belangen. De provincie wordt anderzijds door de federale overheid en de overheden van de gemeenschappen en de gewesten belast met het uitvoeren van taken van algemeen bestuur. 53. Arrest (arrêt): Een arrest is een beslissing van een van de hogere Belgische rechtscolleges, met name: a. de hoven van beroep b. de arbeidshoven c. het militair gerechtshof d. de hoven van assisen e. het Hof van Cassatie f. het Grondwettelijk Hof g. de Raad van State Ook de beslissingen van: h. het Hof van justitie van de Europese gemeenschappen i. Het gerecht van eerste aanleg j. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens k. Het Benelux Gerechtshof Worden arresten genoemd. 54. Discretionaire bevoegdheid -‐ Marginale toetsing (pouvoir discrétionaire -‐ pouvoir marginal d’appréciation du juge): a. Discretionaire bevoegdheid: De discretionaire bevoegdheid is de vrijheid die aan een overheid wordt toegekend om zelf te beslissen via welke middelen het wettelijk gestelde doel best kan worden bereikt b. Marginale toetsing: De marginale toetsing is het onderzoek door de rechter -‐ die de wettelijkheid van een overheidsbeslissing moet nagaan -‐ of de
Basisbegrippen publiekrecht academiejaar 2014-‐2015
Maxim De Wachter
belangenafweging, die werd gemaakt door de overheid die over een discretionaire bevoegdheid beschikt, niet kennelijk onredelijk is. 55. Hof van Cassatie (cour de cassation): Het Hof van Cassatie is het hoogste rechtscollege van de rechterlijke macht. Het Hof heeft de bevoegdheid om de in laatste aanleg gewezen vonnissen en arresten te verbreken wegens een schending van de wet, of substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereisten. Op die manier waarborgt het Hof de eenheid in de rechtspraak. 56. Openbaar Ministerie (ministère public): Het Openbaar Ministerie is het korps van magistraten bij de rechtbanken en hoven dat hoofdzakelijk is belast met het vorderen van de toepassing van de strafwet tijdens een strafproces. Het is in dat kader verantwoordelijk voor de opsporing en de vervolging van misdrijven. Daarnaast heeft het OM ook nog enkele taken in burgerlijke zaken. 57. Rechtscollege (juridiction, tribunal): Een rechtscollege is een overheidsorgaan dat beslissingen kan nemen die gezag van gewijsde hebben. 58. Vonnis (jugement): Een vonnis is een uitspraak van een lager rechtscollege. De uitspraak van: a. De rechtbanken van eerste aanleg b. De vredegerechten c. De arbeidsrechtbanken d. De rechtbanken van koophandel e. De militaire rechtbanken f. De politierechtbank g. De arrondissementsrechtbank Zijn vonnissen. 59. Amnestie (amnistie): Amnestie is een beslissing van de federale wetgevende macht die met terugwerkende kracht bepaald, voorheen strafbare handelingen hun strafbaar karakter ontneemt. 60. Dwangsom (astreinte): De dwangsom is een bijkomende veroordeling tot betaling van een geldsom die door de rechter, op verzoek van een procespartij, kan worden opgelegd om druk uit te oefenen opdat de veroordeelde de tegen hem uitgesproken hoofveroordeling tijdig zou uitvoeren. 61. Eerherstel (réhabilitation): Het eerherstel is een rechterlijke beslissing waardoor voor de toekomst aan de strafrechtelijke gevolgen van een veroordeling tot een criminele, correctionele of politiestraf, na de uitvoering van de straf of na een genademaatregel, een einde wordt gesteld. 62. Gezag van gewijsde -‐ Kracht van gewijsde (autorité de chose jugée -‐ force de chose jugée): a. Gezag van gewijsde: Het gezag van gewijsde in de rechtskracht van een gerechtelijke beslissing die nog in vraag kan gesteld worden door de bij wet voorziende rechtsmiddelen (verzet en hoger beroep) b. Kracht van gewijsde: Kracht van gewijsde is de rechtskracht van een gerechtelijke beslissing die niet meer kan worden bestreden door de gewone rechtsmiddelen (verzet of hoger beroep) en evenmin door de buitengewone rechtsmiddelen dat van rechtswege een schorsende werking heeft, zodat de beslissing van de rechter kan worden uitgevoerd. 63. Misdrijf (infraction -‐ délit): Een misdrijf is een handeling die strafbaar is gesteld bij wet.
Basisbegrippen publiekrecht academiejaar 2014-‐2015
Maxim De Wachter
64. Constitutieve autonomie (autonomie constitutive): De constitutieve autonomie is de bevoegdheid voor de deelstaten van een federale staat om de inrichting en de werking van hun eigen organen te bepalen. 65. Impliciete bevoegdheden (pouvoirs implicites): Impliciete bevoegdheden zijn bijkomende (waarvoor een gemeenschap of gewest normaliter niet bevoegd is) en voorwaardelijke (de toepassing ervan moet noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van die overheid) maar binnen deze context volwaardige bevoegdheden (de impliciete bevoegdheden brengen een geoorloofde aantasting van de bevoegdheden van andere deelgebieden of van de federale overheid met zich mee), die niet als dusdanig door de wet aan een bepaald bestuursniveau zijn toegewezen. 66. Alarmbelprocedure (procédure de la sonnette d’alarme): De alarmbelprocedure is een regeling waardoor -‐ op verzoek van minstens ¾ van de leden van een taalgroep in de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat of het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en vóór de eindstemming in de plenaire vergadering -‐ de behandeling van een ontwerp of voorstel van wet of ordonnantie binnen de eigen parlementaire vergadering kan worden opgeschort, om zodoende te voorkomen dat een bepaald ontwerp of voorstel van wet of ordonnantie de betrekking tussen de gemeenschappen ernstig in het gedrang zou kunnen brengen. 67. Belangenconflict (conflit d’intérêts): Belangenconflicten zijn conflicten waarbij de belangen van de federale overheid, van een gemeenschap of van een gewest ernstig worden geschaad door het doen of laten van een andere component van de staat. Een belangenconflict kan ontstaan door initiatieven van de wetgevende of van de uitvoerende macht of door het ontbreken van initiatieven, alsmede door het niet-‐ naleven van de voorgeschreven overlegprocedures. 68. Brussel (Bruxelles): a. Brussel is de hoofdstad van België, de zetel van de Europese commissies en van de commissie van het Europees Parlement, en de hoofdstad van de Vlaamse Gemeenschap. b. Het tweetalig gebied Brussel-‐Hoofdstad is het enige tweetalige taalgebied, bestaande uit de stad Brussel en 18 gemeenten. c. Het Brussel Hoofdstedelijk Gewest is het gewest waarvan de bevoegdheid en de werking van de instellingen worden geregeld in de Bijzondere Wet Brusselse Instellingen en waarvan het grondgebied overeenstemt met het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-‐Hoofdstad, de Brusselse agglomeratie en het administratief arrondissement Brussel-‐Hoofdstad. 69. Administratief beroep (recours administratif): Het administratief beroep is een beroep dat wordt ingesteld bij een orgaan van het actief bestuur en dat ertoe strekt een beslissing van dat orgaan zelf, of van een hiërarchisch ondergeschikt orgaa, van een onder toezicht staand orgaan of van een andere administratieve overheid te doen intrekken, te vernietigen, te wijzigen, of dat, indien geen dergelijke beslissing werd genomen, beoogt alsnog een beslissing te bewerkstelligen. 70. Flandria-‐arrest (arrêt Flandria): In het Flandria-‐arrest van 5 november 1920 van het Hof van Cassatie heeft het Hof de tot dan toe algemeen aanvaarde stelling dat de overheid niet aansprakelijk kon worden gesteld voor daden en besluiten genomen in het kader van het algemeen belang, doorbroken.
Basisbegrippen publiekrecht academiejaar 2014-‐2015
Maxim De Wachter
71. Prejudiciële vraag (question préjudicielle): Een prejudiciële vraag is een vraag met betrekking tot een juridisch twistpunt in een rechtszaak, gesteld door een rechtscollege dat niet bevoegd is om dit juridisch twistpunt te beslechten, aan een ander rechtscollege, dat wel over die bevoegdheid beschikt, vooraleer het deze rechtszaak ten gronde beslecht.
Basisbegrippen publiekrecht academiejaar 2014-‐2015