deelrapport
Gezond blijven
Ouderen
Regionale Volksgezondheid
Toekomstverkenning Zeeland 2012
Inhoud Kernboodschappen
3
Inleiding
5
Gezondheid en gedrag
7
Ziekte en Gezondheid Leefstijl; gezond gewicht en gezond gedrag De omgeving
10 13
De sociale omgeving
13
De fysieke leefomgeving
17
Maatschappelijke participatie en zorg
20
Maatschappelijke participatie
20
Individuele voorzieningen
21
Zorg
23
Extra aandacht voor... kwetsbare ouderen
27
Samen aan de slag
29
Literatuur
31
Gegevensbronnen
33
Lijst met afkortingen
33
J.M.J. van Schaik, GGD Zeeland K.G.C. Weterings, GGD Zeeland Goes, mei 2012 2
7
Kernboodschappen Zeeland: de meest vergrijsde provincie van Nederland De vergrijzing van de samenleving is in volle gang. Zeeland is de meest vergrijsde provincie van Nederland. Dit terwijl ook hier de babyboomers met pensioen gaan, waardoor de verhouding tussen volwassenen en ouderen nog verder zal verschuiven. Dit houdt simpelweg in dat een steeds kleiner wordende beroepsbevolking voor een steeds grotere groep ouderen moet zorgen. Daarnaast worden de mensen steeds ouder. Helaas is dit niet altijd in goede gezondheid, want ook het aantal jaar dat mensen in een minder goede gezondheid leven, stijgt. Breng ouderen nog meer in beweging Bewegen heeft bij ouderen een positieve invloed op allerlei terreinen zoals lichamelijke gezondheid, psychisch welbevinden, overgewicht, vallen en zelfredzaamheid. Investeren in bewegen loont daarom zeer de moeite. Hoewel Zeeuwse ouderen iets meer zijn gaan bewegen in vergelijking met 2007, beweegt een groot deel nog onvoldoende. Zo voldoet bijvoorbeeld de helft van de 75-plussers niet aan de beweegnorm. Om ouderen meer in beweging te krijgen, is het van belang niet alleen op leefstijlinterventies in te zetten, maar ook op het inrichten van wijken, het behoud van een goed voorzieningenniveau in de wijk en het creëren van voldoende sportmogelijkheden. Zet in op een gezonde wijk voor ouderen Als mensen ouder worden, worden in veel gevallen zowel de fysieke als de sociale omgeving kleiner. De leefwereld van de mensen verengt steeds meer naar wijk of buurtniveau. Het is voor iedereen, maar zeker ook voor ouderen belangrijk dat deze omgeving in hun behoefte kan voorzien, vooral voor de zelfredzaamheid en participatie van deze ouderen. Zorg daarom voor een ‘age-friendly’ omgeving. Maar investeer ook in de wijk als ondersteunende sociale omgeving, waarin buurtbewoners een belangrijke signaleringsfunctie kunnen vervullen en el-
Benut de zilveren kracht Veel ouderen doen vrijwilligerswerk en geven mantelzorg. Maak gebruik van de ouderen die nog graag een actieve, maatschappelijke rol willen vervullen. Zij vormen een steeds groter wordende groep die nog vaak in een goede gezondheid verkeert. We noemen deze groep niet voor de niets de zilveren kracht. 3
kaar ondersteunen en helpen wanneer de behoefte aan ondersteuning zich manifesteert. Behoud van zorg
Let op: in de toekomst ouderen kwetsbare iet alleen Om zorgkosten te kunnen n t e redden h drukken, is inzicht in de achtergrond van een zorg- en/of ondersteuningsvraag van belang. Creëer hiervoor een laagdrempelige voorziening waarin de eerstelijn en andere (zorg)voorzieningen nauw samenwerken. Ouderen kunnen hier terecht om de wenselijke/nodige ondersteuning aan te vragen. Blijf ook investeren in de ondersteuning van mantelzorgers. Zij zijn van onschatbare waarde. Zorg dus dat ze hun zorg kunnen blijven leveren. Investeer tot slot in innovatie, bijvoorbeeld ICT ondersteuning. Innovatie in de zorg is nodig omdat de Zeeuws zorgsector door de vergrijzing en krimp van de bevolking steeds meer onder druk komt te staan. Let op: Kwetsbare ouderen redden het niet alleen Kwetsbare ouderen vormen een belangrijke risicogroep. Kwetsbaarheid is een disbalans tussen draagkracht en draaglast. Kwetsbare ouderen hebben vaak een slechtere gezondheid en meer zorg en ondersteuning nodig en maken ook meer gebruik van wmo- en welzijnsvoorzieningen dan niet kwetsbare ouderen. Vroegtijdige signalering van kwetsbare ouderen en vervolgens investering in zorg en ondersteuning dichtbij huis zijn van belang. Door de zorgvraag te verhelderen kan de juiste zorg en ondersteuning geboden worden. Verder is ondersteuning van het sociale netwerk van kwetsbare ouderen wenselijk.
Inleiding We worden steeds ouder. De gemiddelde levensverwachting van mannen in Nederland is in de afgelopen zestig jaar met 8,5 jaar gestegen en die van vrouwen met 10,1 jaar. In 2008 lag de gemiddelde levensverwachting bij geboorte op 78,3 jaar voor mannen en 82,3 jaar voor vrouwen. Mede hierdoor stijgt het aantal 65-plussers in ons land. Zeeland heeft het hoogste percentage 65plussers van Nederland. Meer informatie? > Zie deelrapport Demografische en sociaaleconomische gegevens van Zeeland.
Gelukkig gaat het met de meeste ouderen goed. Hoewel de helft van de zelfstandig wonende 65-plussers één of meer chronische ziekten heeft, ervaart twee derde van deze ouderen geen lichamelijke beperkingen en voelt de helft zich gezond. Gezondheid heeft bij ouderen een andere betekenis dan bij jongeren. Bij gezond ouder worden, gaat het niet alleen om het voorkómen en uitstellen van ziekten en sterfte. Het gaat om het voorkómen en terugdringen van beperkingen in het functioneren. En om het bevorderen van zelfredzaamheid, participatie en een goede kwaliteit van leven (Zantinge et al., 2011). Artikel 5a van de Wet Publieke Gezondheid (Wpg) Sinds 1 juli 2010 is de Wpg uitgebreid met een artikel voor ouderen (artikel 5a). In dit artikel is een belangrijke rol voor de gemeenten weggelegd. De voormalige minister van VWS verwoordt dit als volgt: ‘Gemeenten staan dichter bij de burger dan ministeries. Daarom kunnen gemeenten vaak ook beter maatwerk leveren. Gemeenten kijken ook breder dan zorg en ondersteuning en zorgen dat de omgeving toegankelijk is en dat er geschikte woningen zijn voor mensen met beperkingen. Zoals de huisartsenpraktijk de poortwachter is tot de zorg voor mensen die ziek zijn, zo zie ik de gemeente als de poortwachter voor de ondersteuning die mensen nodig hebben om te participeren. Het spreekt voor zich dat een oudere niet per se in de ene of de andere categorie valt maar dat het belangrijk is een brug te slaan tussen de gemeente en de zorgverlening, tussen preventie en curatie.’ (Zantinge et al., 2011)
Dit deelrapport kan als uitgangspunt dienen bij de verdere invulling van artikel 5a van de Wpg en de noodzakelijke koppeling met andere beleidsterreinen. Het rapport beperkt zich in hoofdzaak tot de groep zelfstandig wonende ouderen. De preventieve gezondheidszorg voor ouderen, zoals 4
beschreven in de Wpg, richt zich namelijk in eerste instantie niet op de groep ouderen die in instellingen wonen. De levensloopbenadering In dit rapport bezien we de Zeeuwse oudere aan de hand van de levensloopbenadering. Voor ouderen bestaat deze uit de derde (55/65-75/80 jaar) en vierde levensfase (75/80+). De derde levensfase wordt ook wel gekarakteriseerd als actieve ouderdom. Kenmerkend voor de vierde levensfase is achteruitlopende gezondheid en grotere hulpbehoevendheid. De levensloopbenadering gaat uit van de verantwoordelijkheid van iedere individuele burger om de eigen levensloop en de gewenste kwaliteit van het leven te plannen en te sturen. Daarbij hoort een sociale omgeving die ondersteuning biedt. Levensloopbeleid gaat uit van individueel maatwerk. Toch is het natuurlijk wel mogelijk om te formuleren welke ‘ingrediënten’ (in termen van voorzieningen en infrastructuur) (potentieel kwetsbare) burgers hiervoor nodig hebben (Willems et al., 2006). Deze ‘ingrediënten’ zijn te vinden op micro-, meso- en macroniveau. Op microniveau gaat het om het individu, de gezondheidstoestand en het gedrag van ouderen. Het mesoniveau betreft de directe omgeving en macroniveau de maatschappelijke factoren. In het rapport is voornamelijk gebruik gemaakt van cijfers uit de Ouderenmonitor die de GGD Zeeland in 2007 en 2010 in alle Zeeuwse gemeenten heeft uitgevoerd (Weterings, 2011). Leeswijzer Het rapport is ingedeeld aan de hand van bovengenoemde niveaus. Hoofdstuk 1 behandelt het individu op het gebied van gezondheid en gedrag. Hoofdstuk 2 gaat in op de omgeving, zowel fysiek als sociaal en hoofdstuk 3 behandelt maatschappelijke participatie van de ouderen en de zorg geleverd aan ouderen. Het laatste hoofdstuk gaat in op de kwetsbare ouderen en het rapport wordt afgesloten met een korte slotbeschouwing.
Gezondheid en gedrag Naarmate men ouder wordt neemt de kans op het krijgen van een chronische ziekte toe. Toch functioneren veel zieke ouderen nog goed. Gedrag is van grote invloed op de gezondheid, het welzijn en functioneren van ouderen en ook op oudere leeftijd heeft het aanpassen van de leefstijl nog zin. In dit hoofdstuk gaan we in op de gezondheid en leefstijl van de Zeeuwse ouderen. Ziekte en Gezondheid Nederlanders leven steeds langer. Tegelijkertijd zijn er steeds meer mensen met één of meer ziekten. Toch wil dit niet zeggen dat mensen zich ongezond of beperkt voelen. Een groot deel van de mensen met een chronische aandoening voelt zich namelijk gezond. Dit onderscheid is vooral bij ouderen van belang. Bij hen is het belangrijk de gevolgen van ziekten te beperken en een goede kwaliteit van leven te behouden, óndanks een ziekte (Zantinge et al., 2011).
maken hebben met het gebruik van hulpmiddelen, zoals rollators en hoorhulpmiddelen en operatief ingrijpen, zoals gewrichtsvervangende- en staaroperaties. Ook een betere diagnostiek en behandeling van ziekten kunnen ertoe bijdragen dat gevolgen van een chronische aandoening beperkt blijven. Eén op de drie Zeeuwse ouderen heeft een matig tot hoog risico op een angststoornis of depressie De grootste bedreiging voor de volksgezondheid op basis van de ziektelast wordt gevormd door psychische aandoeningen zoals angst en depressie (Hoeymans et al, 2010). Deze stoornissen komen ook bij ouderen vaak voor. De problematiek blijft bij veel ouderen echter onopgemerkt en daardoor onbehandeld. Van de Zeeuwse ouderen heeft 30% een matig risico en 4% een hoog risico op een angststoornis of depressie. Onder 75-plussers komt dit meer voor dan onder 65 tot en met 74-jarigen. Bijna één op de tien ouderen gebruikt medicijnen voor angst, depressie, spanning of stress. De psychische gezondheid is in de Ouderenmonitor van GGD Zeeland nagevraagd aan de hand van vijf vragen over gevoelens: zenuwachtig, in de put, kalm en rustig, somber of neerslachtig en gelukkig. Aan de hand van de antwoorden kan bepaald worden in hoeverre iemand zich psychisch gezond
Figuur 1. Ervaren gezondheid en beperkingen bij ouderen met en zonder chronische aandoeningen (Bron: Ouderenmonitor Zeeland 2010, GGD Zeeland). goede ervaren gezondheid
niet beperkt in bezigheden
100% 80% 60% 40% 20% 0%
geen chronische aandoeningen
Driekwart van de Zeeuwse ouderen heeft één of meer chronische aandoeningen Hoge bloeddruk (34%), gewrichtsslijtage (28%) en suikerziekte (14%) komen het meest voor. Hoewel driekwart een aandoening heeft, ervaart bijna tweederde van deze groep de gezondheid als goed. Daarnaast voelt 59% zich niet beperkt door de lichamelijke gezondheid (zie figuur 1).
één of meer chronische aandoeningen
voelt. Deze vragenset is een landelijk gebruikt instrument (de RAND Mental Health Inventory) (Schoemaker & Hoeymans, 2010) . Het grootste deel van de ouderen in Zeeland heeft een goede psychische gezondheid (83%) (figuur 2). Dit percentage daalt wel met de leeftijd: van 65 tot en met 74-jarigen is 86% psychisch gezond, terwijl dit onder 75-plussers 78% is. Vergeleken met 2007 is het percentage dat zich psychisch gezond voelt licht gestegen van 81% naar 83%.
Dat mensen die een ziekte hebben niet beperkt zijn, kan te Figuur 2. Percentage ouderen per leeftijdsgroep dat zich psychisch gezond voelt in 2007 en 2010 (Bron: Ouderenmonitor Zeeland 2010, GGD Zeeland).
5
% psychische gezond
2007
2010
100% 80% 60% 40% 20% 0%
65-74 jaar
75-plus
Zeeuws pareltje
1
Zichtbare schakel in Terneuzen Zichtbare schakel is een programma van ZonMW. Het programma heeft een looptijd van vier jaar (2009-1012) en wordt eind 2012 afgerond. Voor het laatste projectjaar is aan de gemeente Terneuzen een subsidie toegekend om de verbinding tussen welzijn en wijkverpleging door de opzet van zorg- welzijnteams in de kern Axel te optimaliseren. Dit om bij kwetsbare ouderen in Axel de zelfredzaamheid te vergroten door op een welzijn-nieuwe-stijl manier te ondersteunen. Activiteiten die worden georganiseerd zijn een scholing voor wijkverpleegkundigen en welzijnswerkers om op een eenzelfde nieuwe manier de vraag van de oudere van de juiste zorg en ondersteuning te voorziening, een laagdrempelige bereikbare voorziening van het zorg- welzijnteam en communicatieve activiteiten om de bekendheid met het team in de kern te optimaliseren. Bij gebleken succes wordt gekeken of ook andere gemeenten in Zeeland van de ontwikkelde scholing gebruik willen maken (www.zonmw.nl/nl/programmas/programma-detail/zichtbare-schakel-de-wijkverpleegkundigevoor-een-gezonde-buurt/)
Aantal Zeeuwse ouderen met dementie zal tot 2030 met 74% toenemen In de periode 1985-2007 is het aantal mensen met dementie sterk toegenomen. De toename is het grootst onder de vrouwen (Zantinge et al., 2011) . Als gevolg van de snelle vergrijzing zal het aantal mensen met dementie in Nederland naar verwachting stijgen tot meer dan een half miljoen patiënten in 2050 (Alzheimer Nederland, 2010). Op basis van demografische prognoses stijgt het aantal mensen met dementie (geregistreerd bij huisartsen en in verpleeghuizen) in Zeeland van 2.360 in 2007 tot 4.100 in 2030 (toename van 74%) (gegevens VTV 2010, bewerkt door RIVM en GGD). Ongeveer 70% van de mensen met dementie woont nog thuis en wordt verzorgd door mantelzorgers (Alzheimer Nederland, 2010). In de toekomst zal de druk op mantelzorgers toenemen.
Bijna de helft van de 75-plussers heeft hulp nodig bij het huishouden Ondersteuning bij zelfredzaamheid helpt om de gevolgen van ziekten en beperkingen te verminderen. Bovendien is het een manier om zorggebruik uit te stellen of te voorkomen. Steeds meer interventies richten zich hierop zoals het project ’zichtbare schakel in Terneuzen’ (zie Zeeuws pareltje 1). In de Ouderenmonitor is gevraagd naar tien activiteiten die iets zeggen over de zelfredzaamheid, zoals het zelf aankleden, wassen en traplopen. Ruim één op de zeven ouderen kan één of meer van deze activiteiten alleen met grote moeite of alleen met de hulp van een ander. Onder de 75-plussers is dit een kwart. Zelfredzaamheid heeft ook te maken met het kunnen doen van huishoudelijke werkzaamheden zoals koken, boodschappen doen, huis schoonmaken, bedden opmaken etc. Van alle 65-plussers heeft 28% hulp nodig bij één of meer van deze activiteiten. Onder 75-plussers is dit bijna de helft (zie figuur 3).
Kortom: driekwart van de ouderen heeft één of meer chronische aandoeningen. Hiervan ervaart twee derde de eigen gezondheid als goed. Een derde van de ouderen in Zeeland heeft een matig tot hoog risico op een angststoornis of depressie. Het aantal mensen met dementie zal de komende jaren toenemen. De helft van de 75-plussers heeft hulp nodig bij huishoudelijke activiteiten. Verhogen van de zelfredzaamheid van ouderen wordt steeds belangrijker. Projecten zoals ‘Zichtbare schakel in Terneuzen’ zetten hier op in.
Figuur 3. Ouderen die grote moeite met of hulp nodig hebben bij ADL-activiteiten (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen zoals aankleden, wassen en traplopen) en die hulp nodig hebben bij huishoudelijke activiteiten, per leeftijdsgroep (Bron: Ouderenmonitor Zeeland 2010, GGD Zeeland). 65-74 jaar
75-plus
100% 80% 60% 40% 20% 0%
6
hulp nodig bij ADL-activiteiten
hulp nodig bij huishoudelijke activiteiten
Leefstijl; gezond gewicht en gezond gedrag Ook op oudere leeftijd heeft leefstijlverandering nog zin. Het levert namelijk ook voor ouderen nog gezondheidswinst op. Zo is bekend dat aanpassing in bewegen, voeding, alcoholgebruik en roken de kans op sterfte aan verschillende aandoeningen verkleint. Ook kan leefstijlverandering de kwaliteit van leven verbeteren, al is moeilijk te zeggen hoe substantieel dit is (Zantinge et al., 2011). Meer ouderen in Zeeland voldoen aan de beweegnorm Bewegen is ook voor ouderen belangrijk voor het behouden van de gezondheid en voor het beperken van de gevolgen van ziekten. Regelmatig bewegen verkleint het risico op chronische aandoeningen zoals diabetes, coronaire hartziekten, depressie en dementie. Beweging kan bovendien achteruitgang in het functioneren, zelfredzaamheid en participatie in de maatschappij voorkomen. Om te voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen voor mensen van 55 jaar of ouder, moeten ouderen minimaal vijf dagen in de week ten minste een half uur matig intensief lichamelijk actief zijn, bijvoorbeeld door rustig te wandelen of fietsen (Zantinge et al., 2011).
gemiddelde (58%) (CBS, 2009). Mannen bewegen meer dan vrouwen en 65-74-jarigen bewegen meer dan 75-plussers. Van de Zeeuwse 75-plussers beweegt ruim de helft te weinig. Ten opzichte van 2007 is het aantal ouderen dat voldoet aan de norm licht gestegen, van 61% naar 63%. Ook sporten iets meer ouderen: in 2007 sportte 21% minimaal één maal per week, in 2010 is dit 23%. De gemeenten in Zeeland organiseren uiteenlopende activiteiten om ouderen in beweging te krijgen en te houden. Een bewezen effectief project is ‘Elke stap telt’ (zie Zeeuws pareltje 2). Bijna zes op de tien ouderen in Zeeland kampt met overgewicht Bewegen heeft ook een gunstige invloed op het gewicht. 58% van de Zeeuwse 65-plussers heeft overgewicht (vergelijkbaar met landelijk, (CBS, 2009)). Dit is gebaseerd op de Body Mass Index (BMI): het gewicht gedeeld door de lengte in het kwadraat. Iemand heeft overgewicht bij een BMI van 25 of meer. Bij een BMI van 30 of meer spreken we van obesitas (14% van de ouderen). Deze richtlijnen zijn echter met name van toepassing op volwassenen tot zeventig jaar. Na
Figuur 4. Bewegen en sporten bij ouderen in 2007 en 2010 (Bron: Ouderenmonitor Zeeland, GGD Zeeland 2010).
80%
2007
2010
60% 40% 20% 0%
voldoet aan norm bewegen
Bijna twee derde (63%) van de Zeeuwse ouderen voldoet aan deze norm (zie figuur 4). Dit is meer dan het landelijk
Zeeuws pareltje
2
Elke stap telt Regelmatig bewegen helpt om ‘gezond oud' te worden. Veel ouderen bewegen te weinig. De Zeeuwse Stichtingen Welzijn, Gemeenten en Sport Zeeland werken samen om hier iets aan te doen. Een veelbelovend, in België ontwikkeld en bewezen project , "Elke stap telt" is naar Zeeland gehaald. Door middel van dit project gaan 55-plussers ‘stappen'. Zowel de niet-actieve senioren, de minder actieve senioren als de sportieve senioren kunnen mee doen. Het initiatief voor ‘Elke stap telt' komt van de Zeeuwse Vereniging Welzijn Ouderen en wordt ondersteund door SportZeeland. Het wandelproject zal in 11 Zeeuwse gemeenten worden uitgevoerd. In elke gemeente is een coördinator actief, waar deelnemers terecht kunnen voor informatie en zich aan kunnen melden (www.sportzeeland.nl).
7
sport wekelijks
die leeftijd is de BMI niet eenvoudig te interpreteren, vanwege verandering van lichaamslengte, lichaamssamenstelling en vetverdeling over het lichaam (Visscher et al., 2010). Bijna de helft van de ouderen eet onvoldoende fruit Gezonde voeding vermindert de kans op chronische ziekten zoals hart- en vaatziekten, kanker, diabetes en osteoporose. Ook voor ouderen levert een gezond voedingspatroon gezondheidswinst op. Speciaal bij ouderen is ondervoeding een aandachtspunt, vooral bij ouderen in instellingen. Ondervoeding bij ouderen kan ontstaan door een verminderde eetlust en dorstgevoel, een verminderde opname door het lichaam (bijvoorbeeld door overmatig medicijngebruik) en veranderde sociale omstandigheden (Zantinge et al., 2011). De richtlijnen voor gezonde voeding voor ouderen wijken niet af van die voor volwassenen met uitzondering van vitamine D. Ouderen wordt een extra inname hiervan aanbevolen. Over het voedingspatroon van de Zeeuwse ouderen zijn alleen cijfers bekend uit de Ouderenmonitor uit 2007. Hieruit blijkt dat zeven op de tien ouderen te weinig groente eet (minder dan de aanbevolen 200 gram per dag). Ook voldoet bijna de helft (45%) niet aan de norm van twee stuks fruit per dag (De Bruijne et al., 2008).
65 tot en met 74-jarigen roken en drinken meer dan de 75-plussers Ouderen die op hun 65e jaar stoppen met roken, winnen daarmee nog 1,9 gezonde levensjaren en overlijden gemiddeld 1,5 jaar later (Zantinge et al., 2011). Van de Zeeuwse ouderen rookt 11% (zie figuur 5). Dit is iets lager dan landelijk (15%) en vergelijkbaar met 2007 (CBS, 2009). Het zijn vooral de mannen die roken. Ook wordt meer gerookt in de jongere leeftijdsgroep (64 tot en met 74-jarigen). Dit komt omdat met het toenemen van de leeftijd meer ouderen stoppen met roken dan beginnen. Daarnaast speelt ook vroegtijdige sterfte onder rokers een rol. Figuur 5. Roken en overmatig alcoholgebruik bij ouderen per leeftijdsgroep (Bron: Ouderenmonitor Zeeland 2010, GGD Zeeland). 20%
65-74 jaar
75-plus
15% 10% 5% 0%
rookt
De richtlijn van de Gezondheidsraad uit 2006 adviseert volwassen mannen niet meer dan twee glazen alcohol per dag te drinken en vrouwen niet meer dan één glas per dag (Gezondheidsraad, 2006). Er bestaat echter geen veilige ondergrens. De vaak genoemde gunstige effecten van matig alcoholgebruik gelden maar voor een klein aantal aandoeningen en een kleine groep mensen (Kuunders & van Laar, 2010). Voor ouderen bestaan geen aparte richtlijnen. Wel is bekend dat oudere mensen alcohol slechter verdragen dan jongere volwassenen. Overmatig alcoholgebruik vergroot het risico op het krijgen van ruim zestig chronische of acute aandoeningen. Ook kan overmatig alcoholgebruik de kans op een val vergroten en in combinatie met medicijnen een risico zijn. Landelijk is tussen 2000 en 2009 het aantal ouderen van 55 jaar en ouder met drankproblemen in de verslavingszorg gestegen van ruim 3.600 naar bijna 8.000 (Wisselink et al., 2010). Deze stijging kan niet alleen worden toegeschreven aan de vergrijzing. Driekwart van de Zeeuwse ouderen drinkt wel eens alcohol. 8% is een overmatige drinker, dat wil zeggen meer dan drie glazen per dag voor mannen en meer dan twee glazen per dag voor vrouwen. In de jongere leeftijdsgroep (65 tot en met 74-jarigen) is het overmatig alcoholgebruik hoger (11%) vergeleken met de 75-plussers (4%) (zie figuur 5). Mannen drinken vaker overmatig dan vrouwen. Naast ‘overmatig’ alcoholgebruik wordt soms ook gesproken over ‘zware’ drinkers.
8
overmatig alcoholgebruik
Kortom: Bijna twee derde van de ouderen beweegt regelmatig. Ouderen zijn, vergeleken met 2007, meer gaan bewegen. Maar nog bijna zes op de tien ouderen heeft overgewicht en ook de helft eet onvoldoende fruit. De jongere ouderen (65 tot en met 74 jaar) roken en drinken meer dan de 75plussers. Bijna één op de twaalf Zeeuwse ouderen drinkt overmatig. Ook op latere leeftijd kan een gezonde leefstijl nog gezondheidswinst opleveren, dus stimuleren van een gezonde leeftijd loont! Ook bij de oudere doelgroep.
De omgeving Het belang van de sociale en fysieke leefomgeving wordt groter naarmate mensen ouder worden. Voor de eerste ondersteuning en zorg zijn mensen steeds meer aangewezen op het netwerk van familie en vrienden. En doordat ouder worden meestal met psychische en/of fysieke problemen gepaard gaat, wordt de leefomgeving van deze oudere steeds kleiner. Daarom worden voorzieningen in de buurt steeds belangrijker. Maar ook de inrichting van de omgeving is belangrijk, bijvoorbeeld om valongevallen te voorkomen, het gevoel van onveiligheid te verminderen of om ouderen te stimuleren om naar buiten te gaan en te bewegen. In dit hoofdstuk bespreken we de sociale en fysieke omgeving van de Zeeuwse ouderen. Bij sociale omgeving komen onderwerpen als het sociale netwerk, eenzaamheid en het gevoel van onveiligheid aan bod. De fysieke omgeving gaat in op valongevallen en de inrichting van de wijk.
De sociale omgeving De sociale omgeving beïnvloedt de gezondheid op verschillende manieren. Het kan positief werken als de omgeving sociale steun oplevert. Maar de sociale omgeving kan ook een negatieve invloed hebben. Bijvoorbeeld vanwege de stress die het overlijden van een geliefde met zich meebrengt of vanwege zorgen om dierbaren. Ook mishandeling en geweld zijn voorbeelden van de negatieve effecten die de sociale omgeving kan hebben (Zantinge et al., 2011). Netwerk als bron van steun en informele zorg Hoe groter het sociale netwerk is, hoe meer sociale steun mensen ontvangen uit de omgeving. Een groot netwerk kan dus, door de steun die het oplevert, de gezondheid van ouderen bevorderen. Verder verkleint een groot netwerk de kans op eenzaamheid (Dykstra & Fokkema, 2007; Broese van Groenou & Van Tilburg, 2007). Naast de grootte van het netwerk is ook de frequentie van het contact met sociale relaties van invloed op de gezondheid van ouderen (Croezen, 2010). Ook blijkt uit onderzoek dat contacten met mensen uit de buurt meer invloed op de gezondheid hebben dan contacten met familie en vrienden. Naarmate mensen ouder worden, neemt de grootte van het netwerk af (Zantinge et al., 2011). 9
Netwerken van ouderen kunnen op verschillende manieren beschreven worden. Dit kan door naar de grootte te kijken, maar ook naar het type netwerk. Dit laatste is in de Ouderenmonitor gedaan. De netwerktypen zijn ingedeeld aan de hand van de nabijheid van naaste familie (met name kinderen en broers of zussen), frequentie van contact met familie, vrienden en buren en betrokkenheid bij de gemeenschap (kerkbezoek, groepsbijeenkomsten). Deze indeling levert vijf typen netwerk. Het type netwerk zegt iets over de mate waarin informele hulp voor handen is in het geval de oudere hulpbehoevend wordt (zie kader) (Van der Meer, 2006). Ouderen met een lokaal familieafhankelijke of lokaal geïntegreerde netwerk hebben meer kans op informele hulp (dus een groter ‘zorgpotentieel’) dan met het lokaal gereserveerd en privacy gerichte netwerk. Tegelijkertijd zijn lokaal familieafhankelijke netwerken kwetsbaar doordat het zorgende familielid overbelast kan raken. Het lokaal geïntegreerde netwerktype is juist wat robuuster doordat de informele hulp verdeeld is over meerdere netwerkleden. De op de wijdere samenleving gerichte netwerken hebben ook meer informele hulp voorhanden. Echter, de kans dat deze hulp langdurig van aard is, is kleiner. Lokaal gereserveerd en privacy gerichte netwerken hebben een kleiner zorgpotentieel en doen een groter beroep op professionele zorg. Het privacygerichte netwerktype is het meest kwetsbaar. Het lokaal geïntegreerde netwerktype komt in Zeeland het meest voor (35%), het netwerk gericht op de wijdere samenleving het minst (10%) (zie figuur 6). Ouderen in een privacy gericht netwerk (13%) hebben van alle netwerken het vaakst chronische aandoeningen, lichamelijke beperkingen, een slechtere psychische gezondheid, ervaren meer eenzaamheid en maken het meest gebruik van professionele zorg. Er zijn weinig veranderingen in de netwerktypen te zien sinds 2007. Het aandeel ‘lokaal familieafhankelijk netwerktype’ is enigszins gedaald (van 22% naar 19%). 57% van de 65-plussers gaat weleens naar groepsbijeenkomsten, en 43% naar kerkelijke bijeenkomsten. 75-plussers gaan minder vaak naar groepsbijeenkomsten dan 65 tot en met 74-jarigen, maar vaker naar kerkelijke bijeenkomsten. Onder 75-plussers is één op de tien ouderen zeer (ernstig) eenzaam Er is sprake van eenzaamheid als sprake is van een verschil tussen de gewenste en de werkelijke sociale relaties. Hierbij kan het gaan om het aantal sociale relaties maar ook om de kwaliteit van die relaties. Langdurige eenzaamheid heeft directe gevolgen voor de kwaliteit van leven; het heeft een negatieve invloed op de gezondheid. Hoewel ouderen in theorie een grotere kans hebben om eenzaam te worden dan jongere mensen (doordat hun netwerkgrootte afneemt), is dit in de praktijk niet het geval. Dit heeft waarschijnlijk te maken met verwachtingen en wensen over sociale contacten die worden bijgesteld naarmate men ouder wordt. Wel is het zo dat binnen de groep ouderen het aantal eenzame ouderen toeneemt met de leeftijd (Zantinge et al., 2011). Zie tekstblok 3 voor het voorbeeldproject Denken en doen.
Figuur 6: De vijf netwerktypen van Zeeuwse ouderen (Bron: Ouderenmonitor Zeeland 2010, GGD Zeeland). privacy gericht 13%
lokaal familie afhankelijk 19%
actief betrokken in de gemeenschap, bij de kerk en vrijwilligersorganisaties. De zorg in tijden van hulpbehoevendheid wordt verdeeld onder de netwerkleden. Professionele hulp wordt pas als laatste redmiddel ingeschakeld. “Wij kennen elkaar allemaal in deze buurt en zorgen voor elkaar. Er komt al-
gericht op wijdere samenleving 10%
tijd wel iemand kijken hoe het met mij gaat.” Lokaal gereserveerd netwerk: 22% Dit netwerk kenmerkt zich door onregelmatig contact met één of meer familieleden die niet al te ver weg wonen. In noodgevallen vertrouwt men op de buren. De betrokkenheid bij de plaatselijke gemeenschap is gering. Voor jezelf kunnen zorgen is belangrijk; men probeert het vooral zelf te redden. “Ik hou ervan op mezelf te zijn, maar ik weet dat de buren er zijn als ik ze
lokaal gereserveerd 22%
nodig heb.”
lokaal geïntegreerd 35%
Netwerk gericht op de wijdere samenleving: 10% Deze ouderen hebben een actieve relatie met familie (meestal kinderen) die op enige afstand wonen. Ze hebben goede relaties met vrienden en buren. Ze zijn sociaal actief en betrokken in en buiten de gemeenschap. In noodgevallen is er hulp (vrienden staan paraat tot de familie er is), maar er is minder kans
Beschrijving van de netwerktypen (figuur 6):
op langdurige zorg. Ze maken eerder en meer gebruik van professionele hulp.
Lokaal familieafhankelijk netwerk: 19%
“Hoewel mijn familie ver weg woont, heb ik gelukkig goede vrienden in de
Dit netwerk is vooral gericht op vlakbijwonende (of inwonende) directe ver-
buurt die me zo nodig zullen helpen.”
wanten, meestal kinderen. Daarnaast is er weinig contact met vrienden of buren. Er is een geringe betrokkenheid bij het gemeenschapsleven. Hulp
Privacy gerichte netwerk: 13%
wordt vooral van familie ontvangen. Vaak is dit een centrale persoon, meestal
Deze netwerken hebben vaak geen familie in de buurt en er is minimaal con-
de dochter.
tact met de buren. Soms zijn er enkele (oppervlakkige) vrienden in de buurt.
“Ik heb gelukkig familie in de buurt. Zij zullen zo nodig voor mij zorgen.”
Betrokkenheid in de gemeenschap (vrijwilligerswerk, kerk of andere activiteiten) is praktisch nul. In geval van hulpbehoevendheid maken ze relatief veel
3
Lokaal geïntegreerd netwerk: 35%
gebruik van formele hulp omdat er bijna geen informele hulp voorhanden is.
Ouderen met dit netwerk hebben nauw contact met familieleden die dichtbij
“Ik heb niet veel contact met de mensen in de buurt maar ik ben misschien al-
wonen en met buren en vrienden die in de buurt wonen. Deze ouderen zijn
tijd al te onafhankelijk/op me zelf geweest.”
Denken en doen Dit project besteedt aandacht aan zowel eenzaamheid als fysieke inactiviteit van 55-plussers. Het project wordt georganiseerd vanuit de Nederlandse Bridge Bond en is gericht op het vormen van sociale netwerken (www.bridge.nl). Het brigden is hierbij geen doel, maar een middel om mensen aan elkaar te binden en zodoende de sociale samenhang onder ouderen te bewerkstelligen. De ontstane netwerken worden vervolgens gebruikt om beweegactiviteiten bij deelnemers te stimuleren. Uit onderzoek van Nivel lijkt Denken en Doen effect te hebben op het bewegen van ouderen. Voor bestrijden van eenzaamheid zijn nog geen empirische gegevens bekend (Leemrijse et al., 2010).
ving binnen de groep eenzamen: het aantal matig eenzamen is iets gestegen, terwijl het aantal (zeer) ernstig eenzamen iets is gedaald: van 10% naar 8% (zie figuur 7).
Figuur 7. Eenzaamheid bij ouderen in 2007 en 2010 (Bron: Ouderenmonitor Zeeland 2010, GGD Zeeland). 100%
80%
zeer ernstig eenzaam
60%
ernstig eenzaam matig eenzaam
40%
Van de Zeeuwse 65-plussers is bijna de helft eenzaam, 39% matig eenzaam en 8% ernstig tot zeer ernstig eenzaam. Onder 75-plussers is één op de tien ouderen (zeer) ernstig eenzaam. Het totaal aantal eenzame ouderen is niet veranderd ten opzichte van 2007. Wel is er een kleine verschui-
niet eenzaam 20%
0% 10
2007
2010
Eenzaamheid hangt samen met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zo hebben eenzame ouderen in Zeeland meer chronische aandoeningen, een slechtere ervaren gezondheid, meer lichamelijke beperkingen, en een slechtere psychische gezondheid. Ook gebruiken ze vaker medicijnen tegen depressie, angst of stress. Verminderen van eenzaamheid kan dus ook op andere terreinen gezondheidswinst opleveren. Zie Zeeuws pareltje 4 voor een Zeeuws voorbeeld van kerken die oog hebben voor eenzamen.
Zeeuws pareltje
4
Kerk en Wmo Een drietal kerken in Zaamslag biedt wekelijks een gezellige middag aan voor mensen die eenzaam zijn en behoefte hebben aan een gesprek. De inloopmiddag is voor alle leeftijden en vindt plaats in het dorpshuis. De kerken werken samen met Stichting Welzijn Ouderen. Tevens bieden de drie kerken een Noodfonds van waaruit materiële of financiële steun kan worden geboden. Meer informatie en voorbeeldprojecten zijn te vinden op de website van Kerk en Wmo.
Gevoel van onveiligheid Tot de sociale omgeving behoort ook sociale veiligheid en geweld. Uit de Ouderenmonitor 2010 blijkt dat één op de twintig ouderen zich overdag weleens onveilig voelt, in 2007 was dit nog één op de veertien. Ruim één op de zeven voelt zich ’s avonds of ’s nachts onveilig, twee keer zoveel vrouwen als mannen. Er is weinig verschil tussen de leeftijdsgroepen. Uit de Sociale Staat van Zeeland blijkt dat 7% van de 70 tot en met 80-jarigen vaak omrijdt of omloopt om onveilige plekken te vermijden. Onder de 60 tot en met 70-jarigen is dit 3% (Smit et al., 2012). Volgens de Ouderenmonitor is 3% van de 65-plussers ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Bij het grootste deel hiervan (84%) is dit langer dan 5 jaar geleden en bij 8% was dit korter dan een jaar geleden. 70% van de ouderen die ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld had te maken met psychisch of emotioneel geweld. Bij 56% betrof het lichamelijk geweld, bij 16% ongewenste seksuele toenadering en bij 15% seksueel misbruik.
Kortom: Van de Zeeuwse 65-plussers in bijna de helft eenzaam. Echter, sinds 2007 is een kleine verschuiving zichtbaar; minder mensen zijn (ernstig) eenzaam. Het netwerk kan onderverdeeld worden in verschillende typen netwerken. Van de vijf typen netwerken die er zijn, komt het lokaal geïntegreerde netwerk het meeste voor. Dit is ook het meest robuuste netwerk. Gevoel van onveiligheid overdag onder ouderen is sinds 2007 afgenomen.
11
De fysieke leefomgeving De fysieke omgeving van mensen, zowel binnens- als buitenshuis, beïnvloedt de gezondheid. Vergeleken met de algemene bevolking zijn er bij ouderen specifieke aandachtspunten. Ouderen hebben vaak een kleinere actieradius en zijn daarom meer op hun directe woonomgeving aangewezen. Ook brengen ze meer tijd in hun eigen woning door. De kwaliteit en de inrichting van de woning en de directe leefomgeving zijn dan ook extra van belang bij ouderen (Zantinge et al., 2011). Meer informatie? >Zie deelrapport Gezonde en veilige omgeving.
Van de 65-plussers woont ongeveer 95% zelfstandig De meeste 65-plussers wonen zelfstandig. Dit percentage zal de komende jaren nog verder stijgen. Uit het themarapport ‘Actieve ouderen in Zeeland’ van de Sociale staat van Zeeland blijkt dat driekwart van de zestigers en twee derde van de zeventigers in een koopwoning woont (Smit et al., 2012). Ongeveer 15% van de 60 tot en met 80-jarigen heeft verhuisplannen. Ongeveer zeven op de tien van deze ouderen wil verhuizen naar een appartement met lift of een seniorenwoning. Een vijfde van de opgelopen letsels is het gevolg van een valongeval Letsel als gevolg van vallen, komt bij ouderen veel voor. Verwondingen zoals botbreuken leiden tot pijn, functionele beperkingen, verminderde kwaliteit van leven en een verminderde mogelijkheid om te participeren. Eén van de manieren om het aantal valincidenten bij ouderen terug te dringen, is het realiseren van aanpassingen, zowel binnenshuis als buitenshuis (Zantinge et al., 2011). In de Ouderenmonitor heeft één op de negen Zeeuwse ouderen aangegeven in de drie maanden voorafgaande aan het onderzoek een letsel te hebben opgelopen. Een vijfde van deze letsels is het gevolg van een val. Botbreuken zijn de meest voorkomende letsels. Bij ouderen ontstaat na een val vaak een heupfractuur, met grote gevolgen voor het functioneren (Zantinge et al., 2011). Valpreventie is effectief, zie tekstblok 5. Inrichting van de wijk van belang voor gezondheid Provincie Zeeland is een plattelandsgebied met veel kleine kernen en enkele steden. Zoals al eerder is aangegeven woont in Zeeland 95% van de ouderen zelfstandig. Dat betekent dat zowel de stad als de kleine kernen een relatief groot aantal ouderen huisvesten. Ouderen waarvan wordt verwacht dat ze in de toekomst nog langer zelfredzaam kunnen zijn. Belangrijk is om te onderzoeken wat de ouderen hiervoor nodig hebben. Uit het themarapport Leefbaarheid van de Sociale Staat van Zeeland (van der Wouw, 2011) blijkt dat het verdwijnen van voorzieningen uit dorpen niet perse een verslechtering van de leefbaarheid betekent. Het gaat vooral om de kwaliteit van de nog aanwezige voorzieningen. Wel is het zo dat ouderen die niet zelf over een auto beschikken eerder een probleem kunnen ervaren. Uiteindelijk is het voor de leefbaarheid belangrijk dat bewoners kunnen participeren en zich verbinden met medebewoners.
5
Business case valpreventie Dit rekenmodel maakt de besparingen op zorgkosten, door de inzet van valpreventie, inzichtelijk. Het levert concrete cijfers op voor een gemeente, een stadsdeel of een wijk. Het helpt in gesprekken over de inzet preventie in de eerstelijnszorg, maar ook in gesprekken over het bekostigen van valpreventie van de ZVW. Door in te zetten op valpreventie worden de Wmo-kosten gereduceerd. Andere belangrijk voordelen zijn dat mensen langer vitaal blijven en minder zorg nodig hebben, dat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen en minder begeleiding nodig hebben en dat ouderen langer actief in de samenleving kunnen participeren doordat de angst om te vallen afneemt (business case valpreventie, www.veiligheid.nl).
Deze problemen manifesteren zich uiteraard niet alleen in Nederland. De WHO (World Health Organisation) heeft een handreiking ‘age-friendly cities’ ontwikkeld om onder meer overheden te ondersteunen in het ouderenvriendelijk maken van hun stad. Maar dit soort handreikingen bestaan niet alleen voor stedelijk gebieden. De regering van Canada heeft er een ontwikkeld voor plattelandsgebieden en ver afgelegen woongebieden, de ‘age-friendly rural and remote communities guideline’ genaamd (zie tekstblok 6).
6
Age-friendly cities en rural communities Het Age-friendly Cities project van de WHO biedt steden overal ter wereld een raamwerk om de leefbaarheid voor ouderen in steden te verbeteren (WHO, 2007). Het doel is op een lokaal niveau ouderen zo lang mogelijk te kunnen laten deelnemen aan de samenleving. Een age-friendly city moedigt actief ouder worden aan door het optimaliseren van kansen voor gezondheid, deelname en veiligheid om de kwaliteit van leven te bevorderen van ouder wordende burgers. In praktische zin past de age-friendly city zijn bestaande structuren en diensten op zodanige wijze aan dat ze toegankelijk en uitnodigend worden voor mensen met verschillende behoeften en capaciteiten. De domeinen waarop wordt ingegrepen door middel van verschillende typen interventies zijn: 1. omgeving buitenshuis en gebouwen; 2. vervoer; 3. huisvesting; 4. sociale participatie; 5. respect en sociale inclusie; 6. deelname aan de maatschappij en arbeidsmarkt; 7. communicatie en informatie; 8. gemeenschapssteun en gezondheidsdiensten (WHO, 2007). De handleiding voor de age-friendly rural en remote communities bevat soortgelijke stappen.
12
Uit de ouderenmonitor Zeeland blijkt dat het percentage ouderen in Zeeland dat vindt dat zorgverleners onvoldoende in de buurt aanwezig zijn, varieert van 2% (huisarts en fysiotherapeut) tot 8% (tandarts). Ten opzichte van 2007 zijn deze percentages voor nagenoeg alle zorgverleners gehalveerd. De ontevredenheid over de dienstverlening van deze zorgverleners varieert van 0,9% (fysiotherapeut) tot 3% (huisarts). Vergeleken met 2007 is dit niet veranderd.
Kortom: ouderen in Zeeland zijn momenteel niet geheel ontevreden over het zorgvoorzieningenniveau in hun woongebied. Toch vraagt de toekomstige stijging van het aantal ouderen en de verdergaande verdwijning van voorzieningen uit de kleine kernen aandacht. Wereldwijd zijn handreikingen beschikbaar om stapsgewijs te komen tot een ‘agefriendly’ omgeving.
Maatschappelijke participatie en zorg Naarmate de leeftijd vordert worden ouderen steeds afhankelijker van de maatschappij. De behoefte aan zorg en ondersteuning groeit. Doordat de groep ouderen groeit, neemt dus ook de vraag naar zorg en ondersteuning toe. In combinatie met een krimpende bevolking neemt de druk op de Zeeuwse zorgsector toe. Mantelzorg en vrijwilligerswerk wordt hierdoor steeds belangrijker. Dit hoofdstuk behandelt de maatschappelijk participatie van de Zeeuwse ouderen en de vraag naar zorg en ondersteuning en gebruik van indi-
16% van de Zeeuwse mantelzorgers voelt zich zwaar belast Eén op de negen 65-plussers geeft momenteel mantelzorg, ongeveer evenveel 65 tot en met 74-jarigen als 75-plussers. Vergeleken met andere leeftijdsgroepen vormen 65 tot en met 74-jarigen één van de grootste groepen mantelzorgers (na de 45 tot en met 54-jarigen). Het aantal mantelzorgers is gestegen van 9% in 2007 naar 11% in 2010. Volgens het SCP neemt het aantal ouderen dat mantelzorg verleent tot 2030 toe. Daarentegen neemt het aantal mantelzorgers onder de 65 jaar af (Zantinge et al., 2011). Van de mantelzorgers voelt 16% zich zwaar belast. Deze belasting is vooral hoog onder mantelzorgers die meer dan 10 uur per week zorg verlenen (44% van hen is zwaar belast). Mantelzorgers hebben zelf vaak ook chronische aandoeningen en belemmeringen: zo heeft 70% van de Zeeuwse, oudere mantelzorgers een chronische ziekte en ervaart 28% lichamelijke beperkingen. Dit maakt deze groep extra kwetsbaar.
viduele Wmo- en welzijnsvoorzieningen. Maatschappelijke participatie Het doen van vrijwilligerswerk en het geven van mantelzorg zijn vormen van maatschappelijke participatie. Door deze participatie zetten ouderen zich in voor maatschappelijke doeleinden. Dit laatste wordt ook wel de ‘verzilvering’ genoemd, als positieve tegenhanger van de ‘vergrijzing’ (Zantinge et al., 2011). Figuur 8: Ouderen die mantelzorg geven en vrijwilligerswerk doen per leeftijdsgroep (Bron: Ouderenmonitor Zeeland 2010, GGD Zeeland). 65-74 jaar
75-plus
40% 30% 20% 10% 0%
Geeft mantelzorg
Een kwart van de Zeeuwse ouderen verricht vrijwilligerswerk Een kwart van de Zeeuwse ouderen is actief in enige vorm van georganiseerd vrijwilligerswerk (zie figuur 8). Dit zijn twee keer zoveel 65 tot en met 74-jarigen (33%) als 75-plussers (15%). Ten opzichte van 2007 is het aandeel ouderen dat vrijwilligerswerk verricht gestegen van 22% naar 25%. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) verwacht dat het percentage 65 tot en met 74-jarigen dat vrijwilligerswerk verricht tot en met 2015 nog licht zal stijgen (Zantinge et al., 2011).
13
Doet vrijwilligerswerk
Kortom: een kwart van de Zeeuwse ouderen is actief in enige vorm van georganiseerd vrijwilligerswerk. Dit is een stijging ten opzichte van 2007. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) verwacht dat het percentage 65-74 jarigen dat vrijwilligerswerk verricht tot 2015 nog licht zal stijgen. Een op de negen 65-plussers geeft momenteel mantelzorg. Ook hiervan verwacht het SCP dat dit aantal de komende jaren nog zal stijgen. De mantelzorgers zijn een kwetsbare groep die van grote waarde zijn voor de huidige en toekomstige maatschappij.
Individuele voorzieningen Voorzieningen stellen ouderen in staat om deel te nemen aan de maatschappij en ondersteuning te krijgen om de zelfredzaamheid te bevorderen/bewaken. Voor ouderen met een beperking zijn individuele Wmo-voorzieningen van groot belang. Welzijnsvoorzieningen ondersteunen mensen in hun zelfredzaamheid of kunnen een gezonde leefstijl bevorderen. Tot slot zijn vervoersvoorzieningen van belang om te kunnen blijven participeren in de maatschappij. Bijna een vijfde van de ouderen weet niet waar men terecht kan voor een Wmo-voorziening De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Dit betreft zowel ouderen als gehandicapten of mensen met psychische problemen. De Wmo zorgt ervoor dat iedereen kan meedoen aan de maatschappij en zo veel mogelijk zelfstandig kan
hulp in de huishouding (18%) en de vervoersvoorziening (11%). Het minst werd gebruik gemaakt van ondersteuning vanwege het werk als vrijwilliger (0,8%) (zie figuur 9). Het gebruik is hoger onder de 75-plussers. Zoals te verwachten is het gebruik onder ouderen die lichamelijke beperkingen ervaren hoger (51%) dan het gebruik onder ouderen zonder beperking (10%). Naast het gebruik is ook gevraagd of sprake is van een ‘onvervulde behoefte’: dat wil zeggen dat iemand er (nog) geen gebruik van maakt maar dit wel zou willen. Dit betreft één op de tien ouderen. Gebruik van welzijnsvoorzieningen fors gedaald sinds 2007 In de Ouderenmonitor is gevraagd naar negen welzijnsvoorzieningen. Een derde van de 65-plussers maakt wel eens gebruik van een welzijnsvoorziening. Vooral hulp bij admini-
Figuur 9: Gebruik en behoefte van Wmo- en welzijnsvoorzieningen onder ouderen (Bron: Ouderenmonitor Zeeland 2010, GGD Zeeland). onvervulde behoefte (wens)
vervulde behoefte (gebruik) WMO-VOORZIENINGEN hulp in de huishouding vervoervoorziening (regiotaxi of deeltaxi) wooningaanpassing rolstoel of scootmobiel ondersteuning bij het geven van mantelzorg ondersteuning vanwege werk als vrijwilliger WELZIJNSVOORZIENINGEN algemene gezondsheidscheck hulp bij administratieve of financïele activiteiten recreatieve/culturele activiteiten voor ouderen sport-/bewegingsactiviteiten voor ouderen hulp in huis van een vrijwilliger maaltijdverstrekking eetpunt advies of voorlichting van ouderenadviseur hulp bij sociale contacten 0%
5%
blijven wonen. Gemeenten voeren de Wmo uit. Iedere gemeente legt andere accenten. Bijna een vijfde van de respondenten uit de Ouderenmonitor weet niet waar hij of zij terecht kan voor informatie of het aanvragen van Wmo-voorzieningen. Dit geldt vooral voor hulp in de huishouding (10%) en voor een vervoersvoorziening (8%).
14
Een kwart van de ouderen heeft in het afgelopen jaar gebruik gemaakt van minstens één Wmo-voorziening. Vooral
10%
15%
20%
25%
stratieve of financiële activiteiten (15%) en recreatieve en culturele activiteiten (10%). Het minst wordt gebruik gemaakt van hulp bij (het uitbreiden van) sociale contacten (0,4%). Het gebruik is onder 75-plussers groter (46%) dan onder 65-74 jarigen (26%). Van alle 65-plussers geeft 29% aan behoefte aan één of meer welzijnsvoorziening te hebben maar deze (nog) niet te gebruiken (de ‘onvervulde’ behoefte) (zie figuur 9). Het meest genoemd hierbij is de ‘algemene gezondheidscheck’ (17%). Dit leeft vooral onder 65-74 jarigen (21%) en minder
onder de 75-plussers (12%). Voor de meeste voorzieningen geldt dat de (onvervulde) behoefte onder de oudste leeftijdsgroep het grootst is, met uitzondering van de sport- en bewegingsactiviteiten en de eerder genoemde gezondheidscheck. Opvallend is dat het gebruik van bijna alle welzijnsvoorzieningen is gedaald sinds 2007. Zo is het gebruik van hulp bij administratieve of financiële activiteiten gedaald van 30% naar 15% en het gebruik van recreatieve en culturele activiteiten van 15% naar 10%.
Vergeleken met 2007 is een aantal opvallende verschillen te zien. Er wordt meer gefietst en gewandeld en ook het gebruik van de eigen auto is toegenomen. Het gebruik van de taxi is gedaald terwijl het gebruik van de regio- of deeltaxi juist gestegen is. Ook wordt er meer gebruik gemaakt van het openbaar vervoer. In 2010 zijn er minder ouderen (20%) die vanwege vervoersproblemen ergens niet naar toe gaan vergeleken met 2007 (24%).
Meer Zeeuwse ouderen fietsen, wandelen of hebben een eigen auto in vergelijking met 2007 Goed vervoer is belangrijk om volwaardig te kunnen deelnemen aan de maatschappij. 4% van de 65-74 jarigen en 27% van de 75-plussers kan niet zelfstandig gebruik maken van eigen of openbaar vervoer. Eén op de vijf ouderen gaat wel eens ergens niet naar toe vanwege het gebrek aan vervoer. Figuur 10: Vervoersmiddelen van ouderen naar leeftijdsgroep (Bron: Ouderenmonitor Zeeland 2010, GGD Zeeland). 65-74 jaar
75-plus
fietsen of wandelen eigen auto openbaar vervoer gehaald/gebracht door echtgenoot of partner gehaald/gebracht door familie, vrienden, kennissen regiotaxi taxi scootmobiel anders 0%
10%
20%
Om ergens te komen gaat ongeveer twee derde van de ouderen meestal fietsen of wandelen. 63% gebruikt de eigen auto. Ongeveer 30% wordt gehaald of gebracht door iemand uit de directe omgeving (partner, familie, vrienden). 18% gebruikt het openbaar vervoer en 11% de regiotaxi of deeltaxi, 7% neemt de ‘gewone’ taxi en 3% gaat op zijn/ haar scootmobiel. Met het ouder worden, neemt het aantal ouderen dat wandelt of fiets af. Ook het aantal ouderen dat met de eigen auto gaat, wordt minder, evenals het aantal dat met het openbaar vervoer reist. Het aantal ouderen dat gehaald of gebracht wordt door de partner blijft ongeveer gelijk, maar het aantal dat door familie, vrienden of kennissen vervoerd wordt, neemt toe. Ook wordt er met het toenemen van de leeftijd meer gebruik gemaakt van de taxi en de regio- of deeltaxi (zie figuur 10). 15
30%
40%
50%
60%
70%
80%
Kortom: een vijfde van de ouderen in Zeeland weet niet weet waar men terecht kan voor een individuele Wmo-voorziening. Welzijnsvoorzieningen ondersteunen mensen in hun zelfredzaamheid of kunnen een gezonde leefstijl bevorderen. Het meest opvallende aanbod van deze voorziening is de algemene gezondheidscheck. Ruim één op de zes Zeeuwse ouderen zou een algemene gezondheidscheck willen. Tot slot zijn vervoersvoorzieningen van belang om te kunnen blijven participeren in de maatschappij. Onderzoek wijst uit dat ouderen minder vervoersproblemen hebben vergeleken met 2007. Meer ouderen zijn in bezit van een auto of maken gebruik van het openbaar vervoer. Ook zijn er meer ouderen die wandelen en fietsen om ergens te komen.
Zorg Bij zorg voor ouderen maken we onderscheid tussen zorg die gericht is op diagnose, genezing of stabilisatie van een aandoening (cure) en zorg die gericht is op het omgaan met beperkingen (care). Zeeland is de meest vergrijsde provincie van Nederland. Dat betekent dat er een relatief grote groep inwoners zorg behoeft. Maar er heerst momenteel krapte op de arbeidsmarkt, met name in de zorgsector. Deze krapte zal nog sterk toenemen. Dat heeft tot gevolg dat de zorg voor de ouderen onder druk komt te staan. En dat vraagt weer om slimme oplossingen en samenwerkingsverbanden. Meer informatie? > Zie deelrapport Zorg.
Zeeuws pareltje
7
Het preventieve ouderenspreekuur Gedurende een periode van twee jaar is er door Huisartsenpraktijk Pallion, ZorgSaam en Stichting Curamus onderzoek gedaan naar het preventieve ouderenspreekuur. Het doel hiervan was om een gericht onderzoek te ontwikkelen waarbij de gezondheidsrisico’s voor ouderen in kaart gebracht kunnen worden. In de Huisartsenpraktijk Pallion zijn 2800 65-plussers op een totaal van 12.500 ingeschreven patiënten. Een aantal van deze patiënten wordt regelmatig gezien door de huisarts, de diabetesverpleegkundige en/of gespecialiseerd verpleegkundige, maar er zijn ook patiënten die over een langere periode onzichtbaar zijn voor de huisartsen. Daarom is er een proef gedaan waarbij 197 80-plussers voor een consult zijn uitgenodigd. Bij 70,4% van de gescreende patiënten zijn vervolgacties gedaan, hetzij in de vorm van één of meerdere adviezen, hetzij een doorverwijzing naar de huisarts. Dit ouderenspreekuur werd beoordeeld met een 7,7 door de gescreende cliënten en 88% vond het onderzoek nuttig. Gezien de positieve ervaringen van zowel de zorgverleners, als de patiënten is besloten om een vervolg te geven aan het spreekuur, zodat beperkingen en problemen in een zo vroeg mogelijk stadium aan het licht komen. De verwachting is dat ouderen hierdoor langer gezond en zelfstandig thuis kunnen blijven wonen (www.curamus.nl/2011/04/05/onderzoek-preventief-ouderenspreekuur-succesvol/ ).
Jaarlijks maakt 87% van de Zeeuwse 65-plussers gebruik van de huisartsenzorg Wat cure betreft is in de ouderenmonitor Zeeland onderzoek gedaan naar het gebruik van de huisartsenzorg. Jaarlijks maakt 87% van de Zeeuwse 65-plussers gebruik van deze zorg. Dit komt overeen met de landelijke cijfers (85%) (Zantinge et al., 2011). Ruim de helft (56%) had in de twee maanden voorafgaand aan het onderzoek contact met de huisarts. Het huisartsgebruik neemt toe met de leeftijd. Onder 65 tot en met 74-jarigen had 51% in de afgelopen twee maanden contact met de huisarts en van de 75-plussers 62%. Zoals te verwachten, maken ouderen met een chronische aandoening meer gebruik van de huisarts: 62% tegenover 34% van de ouderen zonder chronische aandoening. Ongeveer één op de tien ouderen is ontevreden over de telefonische bereikbaarheid van de huisarts voor het maken van een afspraak. Eenzelfde deel is ontevreden over de snelheid waarmee men op het spreekuur terecht kan en 17% is niet tevreden over de telefonische bereikbaarheid tijdens het telefonisch spreekuur van de huisarts. De huisartsenzorg is de laatste jaren sterk aan het veranderen. Huisartsen zien de groep ouderen groter worden en de zorgvraag intensiever, waardoor ook door huisartsen meer naar preventie wordt gekeken. Landelijk is het preventieconsult ontwikkeld, maar ook in Zeeland zien we enkele projecten vanuit de huisartsenpraktijk gericht op preventie. Zo zijn er ‘ketenzorg ouderen Walcheren’ (voor meer informatie zie de kernboodschappen) en het ‘preventief ouderenspreekuur’ van het Pallion, Curamus en ZorgSaam (zie Zeeuws pareltje 7). Van de 75-plussers krijgt ruimt de helft enige vorm van hulp De care, de zorg gericht op beperkingen, kan bestaan uit verzorging, verpleging, begeleiding of huishoudelijke hulp. De zorg is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid van de zelfstandig wonende ouderen. De zorg kan verleend worden door een professionele hulpverlener, een vrijwillige hulp of een mantelzorger. Van alle 65-plussers krijgt een derde enige vorm van hulp (professionele zorg, vrijwilligershulp en/of mantelzorg) (zie figuur 11). Onder de 75-plussers is dit ruim de helft. Een kwart van de 65-plussers ontvangt professionele zorg. Onder 65-74 jarigen is dit 12% en onder 75-plussers is dit
Figuur 11. Ouderen die professionele zorg, mantelzorg en zorg van vrijwilliger ontvangen naar leeftijdsgroep (Bron: Ouderenmonitor Zeeland 2010, GGD Zeeland). 65-74 jaar
75-plus
100% 80% 60% 40% 20% 16
0%
onvangt professionele zorg
onvangt mantelzorg
ontvangt zorg van vrijwilliger
45%. De zorg bestaat vooral uit hulp bij huishoudelijk werk (82%). Eén op de elf ouderen ontvangt hulp van een vrijwilliger. Eén op de negen 65-plussers ontvangt mantelzorg, de helft hiervan ontvangt deze zorg dagelijks. Vijf keer zoveel 75-plussers (20%) dan 65 tot en met 74-jarigen (4%) krijgen mantelzorg. De zorg bestaat vooral uit hulp bij huishoudelijk werk (83%), begeleiding en vervoer (62%), regelen administratie (56%), gezelschap en afleiding (46%) en hulp bij dagelijkse verzorging (39%). De mantelzorg wordt meestal door de kinderen gegeven (63%) en door de partner (41%). Vergeleken met 2007 ontvangen iets minder ouderen mantelzorg (11% tov 13% in 2007). Vooral de zorg die door de kinderen gegeven wordt, is iets afgenomen. De zorg door de partner is gelijk gebleven. Innovatie in de ouderenzorg in volle gang Er zijn steeds minder arbeidskrachten beschikbaar voor een groeiende groep zorgvragers. De oplossing voor deze discrepantie ligt in de toepassing van arbeidsbesparende technologieën. Toepassingen van ICT in de gezondheidszorg, zoals klinische en niet-klinische informatiesystemen, telezorg, zorgnetwerken en web 2.0 applicaties, noemen we e-health. Door e-health verschuift de klassieke dokter-patient relatie. Mensen zijn niet langer alleen passieve eindgebruikers van zorgtechnologie, maar zijn ook goed in staat om met hulp van allerlei tests en tools de eigen gezondheid te monitoren (Notenboom et al., 2012). Specifiek voor ouderen worden domotica en het virtueel verzorgingshuis vaak als hulpmiddelen genoemd. Met domotica kunnen ouderen langer zelfstandig thuis wonen. Er is domotica voor ouderen zonder probleem of hulpvraag zoals persoonsalarmering. Domotica voor ouderen volgens het ‘wat-als-principe’ gaat bijvoorbeeld over randapparatuur die gegevens over de gezondheid verzamelt en doorgeeft aan de zorgverlener, bijvoorbeeld de insulinewaarde van een cliënt (www.vilans.nl). Het Virtueel Verzorgingshuis is een hulpmiddel waarmee opname in een verzorgingshuis kan worden voorkomen; de zorgvrager blijft gewoon thuis wonen. Door de zorg thuis – met behulp van internet - optimaal te organiseren, wordt dat mogelijk (www.virtueelverzorgingshuis.nl).
17
Kortom: jaarlijks maakt 87% van de Zeeuws ouderen gebruik van huisartsenzorg. De meeste ouderen zijn tevreden over de telefonische bereikbaarheid van de huisarts. Een derde van de 65-plussers krijgt enige vorm van hulp (professionele zorg, vrijwilligershulp en/of mantelzorg). Deze zorg bestaat vooral uit huishoudelijk werk. Door de groeiende groep ouderen en de krimpende arbeidsmarkt in de zorg zijn innovaties in de ouderenzorg noodzakelijk, zoals de toepassing van e-health.
Extra aandacht voor... kwetsbare ouderen Kwetsbaarheid bij ouderen is het proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten die de kans op negatieve gezondheidsuitkomsten (functiebeperkingen, opname, overlijden) vergroten (SCP, 2011). Volgens het SCP is in Nederland ongeveer een kwart van de zelfstandig wonende 65-plussers kwetsbaar. Als gevolg van de vergrijzing zal dit aantal verder toenemen. In dit hoofdstuk beschrijven we de groep kwetsbare ouderen in Zeeland, het gebruik van zorg en voorzieningen door deze groep en een blik op de toekomst. Wie zijn kwetsbaar? Kwetsbaarheid wordt ook wel beschreven in termen van draaglast en draagkracht. Van kwetsbaarheid is sprake wanneer de draaglast van een persoon (de problemen en opgaven waarvoor iemand zich gesteld ziet), langdurig groter is dan zijn draagkracht (zijn persoonlijke competenties en de hulpbronnen in de omgeving) (De Klerk, 2004). In de Ouderenmonitor Zeeland betekent een hoge draaglast dat de oudere niet zelfredzaam is en/of beperkt wordt door de lichamelijke gezondheid. Dit betreft 39% van de ouderen in Zeeland. Van een lage draagkracht is sprake als een oudere alleen woont en/of alleen AOW heeft: 41% van de ouderen. Eén op de vijf ouderen in Zeeland is een kwetsbare oudere: zij hebben zowel een hoge draaglast als een lage draagkracht. Het aantal kwetsbare ouderen neemt toe met de leeftijd. Zo is onder 75-plussers 34% kwetsbaar terwijl dit onder 65 tot en met 74-jarigen nog maar 10% is. Daarnaast zijn ook vrouwen, alleenstaanden en ouderen uit lagere sociaal economische klassen vaker kwetsbaar. Kwetsbare ouderen maken meer gebruik van voorzieningen Kwetsbare ouderen hebben meer gezondheidsproblemen: 63% ervaart de eigen gezondheid als matig of slecht, 38% voelt zich psychisch ongezond en 20% heeft in de afgelopen drie maanden een letstel opgelopen. Deze percentages liggen aanzienlijk hoger dan onder de niet-kwetsbaren (zie tabel 1). Daarom is de behoefte aan zorg en hulp onder kwetsbare ouderen hoog (zie tabel 1). Kwetsbare ouderen maken meer gebruik van Wmo- en welzijnsvoorzieningen. Zo heeft twee derde van de kwetsbare Zeeuwse ouderen gebruik gemaakt van één of meer individuele Wmo-voorzieningen. Dit percen18
tage is voor niet-kwetsbare ouderen 13%. Ook zijn onder de kwetsbaren meer ouderen die niet weten waar ze terecht kunnen voor het aanvragen van een Wmo voorziening en meer ouderen die weliswaar behoefte hebben aan een individuele Wmo-voorziening maar daar, om welke reden dan ook, nog geen gebruik van maken. Ook het gebruik en behoefte aan welzijnsvoorzieningen is onder de kwetsbare ouderen groter. Met name de onvervulde behoefte is een punt van aandacht: deze ouderen zijn al kwetsbaar en ondervinden tegelijkertijd belemmeringen voor het gebruik van deze voorzieningen. Kwetsbare ouderen ontvangen ook meer hulp, zowel professionele hulp, als mantelzorg of vrijwillige hulp. Kwetsbare ouderen hebben een grote kans opgenomen te worden in een zorginstelling. Ook hebben zij meer kans vroegtijdig te overlijden. Door het tijdig signaleren van kwetsbaarheid kan de kwaliteit van leven en de levensverwachting verhoogd worden. Vroegtijdig signaleren van kwetsbaarheid kan bijvoorbeeld via projecten waarbij ouderenadviseurs of vrijwilligers die een huisbezoek bij ouderen brengen, of waarbij huisartsen, praktijkondersteuners, klussendienstmedewerkers en conciërges van woningcorporaties een signaleringsfunctie toebedeeld krijgen. Met een eenvoudige vragenlijst (bijvoorbeeld de Tilburg Frailty Indicator) kunnen ouderen gescreend worden op kwetsbaarheid (van Campen, 2011). Tabel 1: Gezondheid en gebruik van zorg en voorzieningen door kwetsbare en niet-kwetsbare ouderen
Ervaart de eigen gezondheid als matig of slecht Voelt zich psychisch ongezond Heeft afgelopen drie maanden letsel opgelopen Wil informatie over een Wmo-voorziening maar weet niet waar deze is te verkrijgen Heeft het afgelopen jaar gebruik gemaakt van een Wmo-voorziening Heeft behoefte aan een Wmo-voorziening maar maakt daar (nog) geen gebruik van Gebruikt wel eens een welzijnsvoorziening Heeft behoefte aan een welzijnsvoorziening maar gebruik deze (nog) niet Krijgt mantelzorg Krijgt professionele hulp Krijgt hulp van vrijwilliger
Niet kwetsbaar Kwetsbaar 20% 63% 12% 38% 9%
20%
17%
27%
13%
67%
7% 29%
24% 54%
26% 5% 15% 5%
41% 35% 68% 24%
Toenemen van het aantal kwetsbaren in Zeeland vraagt om een andere invulling van zorg Volgens het SCP zal in Nederland het aantal kwetsbare ouderen tussen 2010 en 2030 toenemen van circa 700.000 tot 1 miljoen (van Campen, 2011). Ook in Zeeland zal het aantal kwetsbare ouderen toenemen. Deze toename betekent een toename van vragen rondom complexe samengestelde zorg, welzijn en wonen. Dit vraagt om een geïntegreerde aanpak op het niveau van de individuele oudere en zijn directe relaties, op het niveau van organisaties en op het niveau van beleid.
Kortom: Een op de vijf ouderen in Zeeland is een kwetsbare oudere. Kwetsbare ouderen ervaren meer gezondheidsproblemen en maken meer gebruik van voorzieningen. Het tijdig signaleren van kwetsbaarheid kan de kwaliteit van leven en de levensverwachting van deze ouderen verhogen. De komende jaren zal het aantal kwetsbare ouderen in Zeeland verder toenemen. Dit vraagt om intensieve samenwerking van organisaties voor zorg en ondersteuning en een andere uitwerking van de zorgvraag.
19
Samen aan de slag Zeeland staat aan de vooravond van een aantal grote uitdagingen. Hoewel de toekomst nog niet is uitgestippeld en nog veel scenario’s denkbaar zijn, is het duidelijk dat verandering noodzakelijk is. De rol van de lokale overheid bij verdergaande vergrijzing is cruciaal Zeeland kampt met een krimpende, snel verouderende samenleving. De zorg voor ouderen komt in het gedrang. Voldoende zorgpersoneel blijkt lastig te vinden, terwijl in de toekomst de vraag naar verpleging en verzorging waarschijnlijk zal toenemen. En met de vergrijzing zal ook het beroep op (formele en informele) ondersteuning verder toenemen. Om hierop te kunnen anticiperen speelt de lokale overheid in de vormgeving van het ouderenbeleid een grote rol. Denk aan het aanbod van zorgvoorzieningen en activiteiten gericht op de activering van ouderen, maar ook aan toegankelijk openbaar vervoer, aangepaste woningen en het creëren van ontmoetingsplekken. Deze rol wordt gemeenten ook vanuit de landelijke overheid middels artikel 5a van de Wpg opgedragen. In de visie van VWS hebben gemeenten een regisserende en verbindende rol in de uitvoering van de ouderengezondheidszorg. Belangrijk bij de vormgeving van dit beleid is de beschikbaarheid van lokale data (Dekker et al., 2012). Zeeuwse ouderen vertonen nog ongezond gedrag. Inzet op bewegen is raadzaam GGD Zeeland heeft in 2007 en 2010 een Zeeuwse ouderenmonitor uitgezet waarin de gezondheidstoestand van de Zeeuwse ouderen is onderzocht. Uit de onderzoeken blijkt dat driekwart van de ouderen één of meer chronische aandoeningen heeft en dat veel oudere Zeeuwen zich ongezond gedragen. Bijna één op de twaalf ouderen is een overmatige drinker en 11% rookt. Ook beweegt ruim de helft van de 75-plussers nog te weinig, terwijl bewegen het risico verkleint op chronische aandoeningen zoals diabetes, coronaire hartziekten, depressie en dementie. Bewegen kan ook eenzaamheid bestrijden. Eén op de tien 75-plussers in Zeeland blijkt (zeer) ernstig eenzaam. Het verbeteren van de leefstijl zorgt er voor dat mensen langer gezond en zelfredzaam kunnen blijven. Stimuleer dus gezond gedrag via en met de maatschappelijke organisaties voor ouderen. Maar ook de private sector kan veel winst halen uit het profileren van gezonde voeding en gezond gedrag. Het is dus belangrijk om hen bij de uitwerking te betrekken. Zet vooral in op bewegen omdat dit zoals gezegd van invloed is op veel aspecten van de gezondheid en hiermee dus veel gezondheidswinst te behalen is. Vanuit de landelijke overheid wordt hier ook fors in geïnvesteerd. Het Loket Gezond Leven maakt inzichtelijk welke activiteiten effectief of veelbelovend zijn. Handreikingen zoals ‘de gezonde wijk’ of ‘de gezonde gemeente’ kunnen lokale overheden ondersteunen bij het opzetten van gezondheidsbeleid. 20
Investeer in de directe leefomgeving In de directe omgeving van de Zeeuwse ouderen dienen genoeg ondersteuningsmogelijkheden te zijn om de zelfredzaamheid te kunnen behouden. Denk hierbij aan een toegankelijke leefomgeving en/of voldoende formele en informele ondersteuning. Wat informele ondersteuning betreft; blijf goed voor de mantelzorgers zorgen en investeer in werving van vrijwilligers. Zij zullen in de toekomst nog veel harder nodig zijn. Handreikingen voor age-friendly cities en age-friendly rural communities kunnen aanknopingspunten voor beleid bieden om de omgeving zo in te richten dat ouderen langer zelfredzaam kunnen zijn. Belangrijk hierbij is de inzet en bereidbaarheid te investeren in de leefomgeving door bewoners zelf. Ondersteun tot slot initiatieven vanuit de inwoners of vanuit de commercie om een voorzieningenniveau in een wijk of kern te kunnen behouden. Bewoners en ondernemers zien voorzieningen ook liever niet verdwijnen. Door samen naar slimme oplossingen te zoeken kan mogelijk de leefbaarheid van een kern hoog worden gehouden. Zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen vraagt een integrale aanpak Er blijft nog genoeg te doen om de ouderen in de toekomst van de juiste zorg en ondersteuning te kunnen voorzien. Vooral ook omdat de groep kwetsbare ouderen gaat stijgen. Uit onderzoek van GGD Zeeland blijkt dat 34% van de 75-plussers in Zeeland momenteel kwetsbaar is. Kwetsbare ouderen hebben meer gezondheidsproblemen: 63% ervaart de eigen gezondheid als matig of slecht, 38% voelt zich psychisch ongezond en 20% heeft in de afgelopen drie maanden een letstel opgelopen. Genoeg redenen om in de toekomst actief op deze doelgroep in te zetten. Maar daar zijn ook vooral andere instellingen en organisaties voor nodig. Zorg en ondersteuning voor de Zeeuwse ouderen dienen naadloos aan elkaar verbonden te zijn door middel van ketens of samenwerkingsverbanden. Gemeenten kunnen dit stimuleren. Door over de schotten heen te kijken, kan kwetsbaarheid in een vroeg stadium worden gesignaleerd en kan de juiste ondersteuning in gang worden gezet. De zorgpaden die momenteel in verschillende delen van het land worden ontwikkeld laten zien dat het mogelijk is om intensief samen te werken in de eerste- en tweedelijn. Ook worden hiermee positieve resultaten geboekt als het gaat om goede zorg en ondersteuning. Curenz in Schiedam werkt momenteel met subsidie van ZonMW een handleiding uit, met als doel deze methodiek bij gebleken succes aan te bieden aan geïnteresseerde organisaties. Signalering van dreigende problemen verdient nog de nodige aandacht De gemeenten in Zeeland ondersteunen veel interventies voor de doelgroep ouderen. Vooral mantelzorgondersteuning en beweegactiviteiten veelal georganiseerd door het welzijnswerk komen in inventarisaties van aanbod in Zeeland duidelijk naar voren. Maar signalering van beginnende problemen of kwetsbaarheid verdient nog de nodige aandacht. Huisartsen maken steeds meer gebruik van preventieconsul-
ten en ook gemeentelijke loketten en instanties kijken meer naar de vraag achter de vraag, waardoor mogelijk onderliggende problematiek gesignaleerd en in een vroeg stadium aangepakt kan worden. Maar ook dichter bij huis kunnen veel signalen vroegtijdig worden opgevangen. Laagdrempelige voorzieningen waar burgers met vragen of signalen terecht kunnen, kunnen helpen in de vroegtijdige onderkenning van mogelijke (gezondheids)problemen. Vervolgens kan de hulpvraag door samenwerkende instanties in de zorg en welzijnssector worden opgepakt. Dit vraagt een andere manier van (samen)werken en ingaan op (zorg)vragen. Een werkwijze die momenteel veel terrein aan het winnen is en waarvan visies zoals die van CSO, NFU en ZonMW zeggen dat dit noodzakelijk zal zijn voor de toekomstige ouderenzorg (zie tekstblok 8).
8
21
Visie op toekomstige ouderenzorg In een visie van CSO (de koepel van ouderenorganisaties), NFU (Nederlandse Federatie van Universitair medische centra) en ZonMW over toekomstige ouderenzorg wordt gesteld dat in de toekomst bij de behoefte van ouderen in een kwetsbare positie ‘de vraag’ het leidende principe. Dat vereist maatwerk in plaats van standaardpakketten, samenhangend in plaats van versnipperd. Een dergelijke kanteling betekent een verandering in denken en doen. Dit gaat gepaard met ingrijpende veranderingen in de sturing en de organisatie van de zorg, zoals de werkwijze, de regels, de rol van de oudere, de rol van de formele en informele ondersteuners en de financiering (CSO, NFU en ZonMW, 2012).
Literatuur en websites Alzheimer Nederland. Cijfers en feiten over dementie 2010. www.alzheimer-nederland.nl/media/38133/feiten%20en%20cijfers.pdf (geraadpleegd april 2012). Bunnik: Alzheimer Nederland, 2010. Broese van Groenou M, Van Tilburg T. Andere persoonlijke relaties. In: Van Tilburg T, De Jong Gierveld J (redactie). Zicht op eenzaamheid. Achtergronden, oorzaken en aanpak. Assen: Van Gorcum, 2007. Bruijne L de, Weterings KGC, Brunenberg D, Bareman R. Infokaart Ouderenmonitor Zeeland 2007 - Leefstijl. Goes: GGD Zeeland 2008. Campen C van (red). Kwetsbare ouderen. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, 2011. Croezen S. Social relationships and healthy ageing. Epidemiological evidence for the development of a local intervention programme. Wageningen: Universiteit Wageningen, 2010. CSO, NFU en ZonMW. Toekomstige ouderenzorg; kernwaarden, opbrengsten en perspectief. Januari 2012. Dekker F, Stavenuiter M, Tierolf B. Kwetsbare ouderen in tel; de balans tussen lokale zorgvraag en lokale ondersteuning. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut, 2012. Dykstra PA, Fokkema T. Social and emotional loneliness among divorced and married men and women: comparing the deficit and cognitive perspectives. Basic Appl Soc Psych 2007;29(1):1-12. Gezondheidsraad. Richtlijnen Gezonde Voeding. Den Haag: Gezondheidsraad, 2006. Gommer AM (RIVM), Poos MJJC (RIVM). Dementie: prevalentie, incidentie en sterfte naar leeftijd en geslacht. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl, Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Psychische stoornissen\Dementie, 13 december 2011. Hoeymans N, Melse JM, Schoemaker CG. Gezondheid en determinanten. Deelrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010: Van gezond naar beter. RIVM-rapport nr: 270061006. Bilthoven: RIVM, 2010. Klerk MMY de (red). Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen. Rapportage Ouderen 2004. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, 2004. Kuunders MMAP, Laar MW van. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van alcoholgebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl, Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheidsdeterminanten\Leefstijl\Alcoholgebruik, 24 maart 2010. Leemrijse CJ, Ooms L, Veenhof C. Factsheet paramedische Zorg, Sport bewegen en gezondheid. Utrecht: Nivel, 2010. Meer MJ van der. Older adults and their sociospatial integration in de The Netherlands. Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Utrecht/Amsterdam: Nederlandse Geografische Studies 345, 2006. Notenboom A, Blankers I, Goudriaan R, Groot W. E-health en zelfmanagement: een panacee voor arbeidstekorten en kostenoverschrijdingen in de zorg? Den Haag: APE, 2012. Schoemaker C, Hoeymans N. Drie vragenlijsten voor het meten van psychische ongezondheid. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl, Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Functioneren en kwaliteit van leven\Psychisch functioneren\Psychische gezondheid volwassenen, 22 maart 2010. SCP. Kwetsbare ouderen in de praktijk. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, 2011. Smit A, Out N, van Gennip T. Actieve ouderen in Zeeland nu en in de toekomst. Themarapport Sociale staat van Zeeland. Middelburg: Scoop, 2012.
22
Visscher TLS, Bakel AM van, Zantinge EM. Wat is overgewicht en wat is ondergewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl, Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheidsdeterminanten\Persoonsgebonden\Lichaamsgewicht, 22 maart 2010. Weterings KGC. Gezond ouder worden in Zeeland. Samenvattende rapportage Ouderenmonitor Zeeland 2010. Goes: GGD Zeeland, 2011. WHO. Global Age-friendly cities: A guide. France: World Health Organization, 2007. Willems D, Alsem I. Op zoek naar de waarde van de levensloopbenadering voor het welzijnswerk ouderen. Utrecht: Vilans, 2006. Wisselink DJ, Ouwehand AW, Kuijpers WGT. Ouderen (55-plussers) in de verslavingszorg in Nederland (2000-2009). IVZ – Ladis Bulletin oktober 2010. Wouw D van der. Leefbaarheid. Themarapport Sociale staat van Zeeland. Middelburg: Scoop, 2011. www.curamus.nl/2011/04/05/onderzoek-preventief-ouderenspreekuur-succesvol/. Geraadpleegd april 2012. www.health.gov.nl.ca/health/publications/afrrc_en.pdf. Geraadpleegd maart 2012. www.loketgezondleven.nl/settings/gezonde-gemeente/. Geraadpleegd april 2012. www.sportzeeland.nl. Geraadpleegd april 2012. www.veiligheid.nl. Geraadpleegd oktober 2011. www.vilans.nl Vilans, kenniscentrum voor langdurige zorg. Geraadpleegd maart 2012. www.virtueelverzorgingshuis.nl, website van Zorgverband. Geraadpleegd maart 2012. Zantinge EM, Wilk EA van der, Wieren S van, Schoemaker CG. Gezond ouder worden in Nederland. RIVM-rapport nr. 270462001/2011. Centrum voor Volksgezondheid Toekomstverkenningen. 2011.
23
Gegevensbronnen CBS StatLine GGD Zeeland Scoop
De elektronische databank van het CBS; statistieken gezondheidstoestand Ouderenmonitor Zeeland (65 jaar en ouder) (2010), www.ggdgezondheidsatlas.nl. Sociale Staat van Zeeland (2009)
Lijst met afkortingen ADL AOW BMI CBS CSO GGD NFU RIVM SCP VTV Wmo Wpg VWS WHO ZVW
Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen Algemene Ouderdomswet Body Mass Index Centraal Bureau voor de Statistiek Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Nederlandse Federatie van Universitair medische centra Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Sociaal Cultureel Planbureau Volksgezondheid Toekomst Verkenning Wet maatschappelijke ondersteuning Wet publieke gezondheid Ministerie voor Volksgezondheid en Wetenschappen World Health Organization Zorgverzekeringswet
Colofon Op uw gezondheid! Deelrapport van de Regionale Volksgezondheid Toekomstverkenning 2012 Tekst: GGD Zeeland Vormgeving: de Wilde Zeeuw Tekstredactie: Caroline Houmes, MAPlus In samenwerking met Scoop en RIVM Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door financiering van de Provincie Zeeland
24
burgers
jeugd
omgeving jongeren
alcohol weerbaarheid vergrijzing water
visie overgewicht
teek
lyme
kwetsbaar
krimp
vergrijzing participatie
ziek parel roken gemeente
zorgverzekeraars
ouderen
provincie Zeeuw
groen
lokaal
havens
weerbaar
integraal
ses
wmo
gezond
buurt werk
gedrag beleid
volwassenen
preventie
signaleren
ketenzorg
transitie
Zeeland
bewegen
zorg wijk
sociaaleconomische status
school
risicogebied
innovatie