Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie
Deelbekkenbeheerplan Deelbekken van De Laak Basisinventarisatie
September 2007 Aarschot, Begijnendijk, Bonheiden, Haacht, Keerbergen, Rotselaar, Tremelo, Provincie Vlaams-Brabant en Provincie Antwerpen
September 2007
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Inhoudstafel 0. INLEIDING ......................................................................................................................... - 2 I. SITUERING VAN HET GEBIED ........................................................................................... - 3 1. Algemene situering.................................................................................... - 3 2. Waterlopen in het deelbekken ................................................................... - 3 3. Reliëf / Hoogteligging ................................................................................ - 6 4. Bodemkaart............................................................................................... - 6 5. Grondwaterkwetsbaarheid ........................................................................ - 7 6. Veralgemeend bodemgebruik .................................................................... - 8 7. Ruimtelijke planning ................................................................................ - 10 7.1 Gewestplan.......................................................................................... - 10 7.2 Provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant .............................. - 10 7.3 Provinciaal ruimtelijk structuurplan Antwerpen ..................................... - 12 7.4 RUP's en BPA's..................................................................................... - 13 7.5 Ruilverkaveling en Landinrichting.......................................................... - 13 7.6 Vogel-en Habitatrichtlijngebieden/ Vlaams Ecologisch Netwerk / Natuurreservaten ............................................................................................. - 13 8. Landschap en cultuurhistorie ................................................................... - 15 8.1 Traditionele Landschappen ................................................................... - 15 8.2 Relicten van traditionele landschappen ................................................ - 16 8.3 Beschermde Landschappen, Dorps- en Stadsgezichten.......................... - 17 8.4 Overige belangrijke historische monumenten of sites............................ - 18 II. INFORMATIE PER SPOOR......................................................................................... - 18 1. Spoor 1: Maximale retentie van hemelwater aan de bron ........................ - 18 1.1 Van nature overstroombare gebieden (NOG)-recent overstroomde gebieden (ROG)-gemodelleerde overstromingsgebieden (MOG) en risicozones ................ - 18 1.2 Verharde Oppervlakten: Nederzettingstructuur en ruimtelijk-economische structuur.......................................................................................................... - 20 2. Spoor 2: Sanering van afvalwaterlozingen................................................ - 22 2.1 Algemeen ............................................................................................ - 22 2.2 Zuiveringsgebieden .............................................................................. - 23 2.3 Lozingspunten ..................................................................................... - 27 2.4 Zoneringsvoorstel................................................................................. - 27 3. Spoor 3: Bewaking en verbetering van de kwaliteit van de riolerings- en zuiveringsinfrastructuur....................................................................................... - 28 4. Spoor 4:Voorkomen en beperken van diffuse verontreiniging................... - 29 5. Spoor 5: Voorkomen en beperken van erosie en sedimenttransport naar de waterloop ........................................................................................................... - 30 6. Spoor 6: Kwantitatief, kwalitatief en ecologisch duurzaam waterlopenbeheer . 31 6.1 Biologische waterkwaliteit- De Belgische biotische index....................... - 31 6.2 Fysico-chemische waterkwaliteit- de Prati-Index .................................... - 32 6.3 Waterkwaliteitsdoelstellingen ............................................................... - 33 6.4 Waterbodemkwaliteit........................................................................... - 33 6.5 Biologische waarderingskaart ............................................................... - 35 6.6 Ecologische typologie van de waterlopen ............................................. - 36 6.7 Vismigratieknelpunten ......................................................................... - 36 III. REFERENTIES ............................................................................................................. - 38 -
September 2007
-1-
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie
0. INLEIDING In het voorstel tot projectorganisatie werd, naast de projectorganisatie zelf, aangegeven waarom een duurzaam lokaal waterbeleidsplan interessant kan zijn, over welk gebied (deelbekken) het gaat, wie de betrokken actoren zijn, wat de financiële implicaties en mogelijkheden zijn en hoe de organisatie wordt opgevat. Dit document is het logische vervolg daarvan. Stap 1 : Voorstel tot projectorganisatie/ Startnota Stap 2 : Basisinventarisatie - discussienota - doelstellingennota Stap 3 : Inventarisatie Stap 4 : Diagnose Stap 5 : Oplossingsscenario's Stap 6 : Keuze, prioritering en planning
Het doel van dit document (de doelstellingennota) is te komen tot overeenstemming tussen de verschillende waterbeheeders (gemeenten, Wateringen, provincies, Vlaams Gewest), lokale adviesraden, natuurverenigingen, landbouworganisaties... en geïnteresseerde inwoners binnen het deelbekken over het streefbeeld (doelstelling op langere termijn) en de doelstelling m.b.t. het waterbeleid in het deelbekken. Hierbij is het de bedoeling te komen tot: 1. een verkenning van het gebied (= deelbekken); 2. een opsomming van de aspecten die via het DuLo-waterplan moeten aangepakt worden; 3. het vaststellen van een streefbeeld-doelstelling voor (die aspecten in) het deelbekken. Naast het verzamelen van een aantal basisgegevens met het oog op de verkenning van het deelbekken, worden in eerste instantie vooral vragen gesteld: wat speelt er binnen het deelbekken? Zijn er (urgente) problemen of knelpunten? Is er wateroverlast? Is verdroging en/of erosie een probleem? Hoe is het gesteld met de waterkwaliteit? Wat is de situatie op het vlak van riolering?, .... Om tot de doelstellingennota te komen moeten verschillende stappen worden doorlopen. Vier substappen zijn hierin essentieel voor een gedragen planontwikkeling: 1. Het uitvoeren van de basisinventarisatie 2. Het opmaken van een discussienota 3. het organiseren van een oriënterend overleg 4. opmaak van doelstellingennota
September 2007
-2-
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie
I. SITUERING VAN HET GEBIED 1.
Algemene situering
(Kaart: Algemene situeringskaart) (Kaart: Administratieve situering van het deelbekken) Het deelbekken van de Laak bevindt zich in het noordoosten van het Dijlebekken en grenst aan het Demerbekken en het Netebekken. Het deelbekken grenst aan de deelbekkens van de Vrouwvliet, Barebeek-Benedendijle, Leibeek/Weesbeek/Molenbeek en Molenbeek/Bierbeek/Lemingsbeek/Abdijbeek die alle behoren tot het Dijlebekken, aan de deelbekkens Winge/Nieuwe Motte en Winterbeek/Ossebeek, die behoren tot het Demerbekken, en aan het deelbekken Middengebied Grote Nete (Netebekken). Het deelbekken van de Laak omvat VHA-zone 721 en strekt zich uit over de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant, met name over de gemeenten Bonheiden, Boortmeerbeek, Keerbergen, Haacht, Tremelo, Rotselaar, Begijnendijk en Aarschot (tabel 1). Tabel 1: oppervlakte-aandeel van de verschillende gemeenten binnen het deelbekken van de Laak Gemeente
AARSCHOT BEGIJNENDIJK BONHEIDEN BOORTMEERBEEK HAACHT KEERBERGEN ROTSELAAR TREMELO Totaal
VHA-zone 721 ha %
702,38 528,52 129,54 5,79 123,39 560,92 494,22 1042,62 3587,38
19,58 14,73 3,61 0,16 3,44 15,64 13,78 29,06 100
Er zijn geen Polders of Wateringen actief in het gebied. Het gebied omvat de woonkernen van Keerbergen, Werchter, Tremelo, Baal en Betekom.
2.
Waterlopen in het deelbekken
(Kaart: Waterlopen in het deelbekken.)
Dijle en Laak
September 2007
-3-
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Het deelbekken omvat het volledig stroomgebied van de Laak, en het traject dat de Dijle aflegt van de samenvloeiing met de Demer (excl., Werchter) tot de samenvloeiing met de Weesbeek (excl., grens Bonheiden-Boortmeerbeek). De Laak, officieel de Meetshovense Laak of Grote Laakbeek, was ooit een onbevaarbare waterloop die zich ter hoogte van Aarschot van de Demer afsplitste om 15 km verder te Ninde (Tremelo) in de Dijle uit te monden. Door de rechttrekking en dijkverhoging van de Demer in 1974 raakte de Laak haar natuurlijke wateraanvoer kwijt en nu nog steeds wordt ze enkel gevoed door regen- en afvalwater. De Laak "ontspringt" ter hoogte van de duiker onder de oostelijke ring van Aarschot en baant zich vervolgens een weg door Aarschot en Betekom, langs het Damiaaninstituut, hoeve 't Wit Toreke, Amerbeemd en Engelenbeemd, waarna ze de grens vormt tussen Rotselaar en Tremelo. Te Werchter, waar de deelbekkens Winge/Nieuwe Motte (Demerbekken), Molenbeek/Bierbeek/Lemingsbeek/Abdijbeek en De Laak elkaars grens raken, vloeien Demer en Dijle samen, waarna de Dijle zich verder een weg baant door het deelbekken van de Laak. Te Ninde (Tremelo) mondt de Laak uit in de Dijle. Vervolgens kronkelt de Dijle langs de gemeentegrenzen Rotselaar-Haacht, HaachtTremelo, Keerbergen-Haacht en Keerbergen-Boortmeerbeek, om vervolgens via Bonheiden en korte trajecten langs de grens Bonheiden-Boortmeerbeek het deelbekken te verlaten ter hoogte van de samenvloeiing met de Weesbeek. Tabel 2 geeft een overzicht van de lengte van de verschillende categorieën waterlopen in het deelbekken. Tabel 2: aantal kilometer waterlopen voor de verschillende categorieën in het deelbekken deelbekken VHA VHA-zone naam Opp. Aantal km waterlopen
De Laak
zone (ha) Nr.° 721 Dijle van monding Demer 3587 (excl.) tot monding Weesbeek (excl.)
ste
1 cat. 0
2de cat. 26,2
3de cat. 13,9
Som 2de en 3de cat. 40,1
Zijlopen Op een tweetal waterlopen na bevinden alle binnen het deelbekken gesitueerde zijlopen zich op de rechteroever van de Laak/Dijle. Hieronder volgt een systematisch overzicht in stroomafwaartse richting. In Aarschot, ongeveer 300 meter stroomopwaarts van de Hoeve "'t Wit Toreke", mondt de Heilaak uit in de Laak. Leibeek 2129 ontspringt te Betekom, loopt dan door Baal en mondt vervolgens uit in de Zwartebeek die wat verderop te Tremelo in de Laak stroomt.
September 2007
-4-
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Een 450-tal meter verderop te Werchter, op de linkeroever van de Laak, bevindt zich de monding van de Kleine Laak. Nog te Betekom, ten noorden van Engelenbeemd, ontspringt de Zwartebeek. Een tweetal kilometer verderop te Werchter mondt de Gootgracht uit in de Laak (L.O.). De Bruggelandenbeek en de Britspoelbeek (R.O. Laak, Tremelo) ontspringen beide op ongeveer 400 meter ten noorden van de monding van de Kleine Laak. Ter hoogte van de monding van de Gootgracht vloeit de Britspoelbeek in de Bruggelandenbeek, die ongeveer 250 meter verderop op haar beurt uitmondt in de Laak. Een 400-tal meter verder stroomafwaarts bevindt zich de monding van de Vijversbeek, die vlak na haar punt van oorsprong opsplitst in twee takken die vlak voor de monding weer samenvloeien. Een tweetal kilometer verder stroomafwaarts, op de grens Werchter-Tremelo-Haacht, vloeit de Laak in de Dijle. De Leibeek 2012 (R.O. Dijle), die ontspringt in Tremelo, mondt uit in de Dijle ter hoogte van de grens Tremelo-Haacht-Keerbergen. De Kleine Spuibeek met oorsprong te Keerbergen kent een nagenoeg parallel verloop met de Dijle om er ongeveer twee kilometer verderop in uit te monden (R.O.). De Spuibeek te Keerbergen splitst - net zoals de Vijverbeek te Tremelo - vlak na oorsprong in twee takken die echter terug samenvloeien verderop. Na de monding van de Spuibeek (R.O.) kronkelt de Dijle een drietal kilometer verder tot de monding met de Weesbeek het deelbekken begrenst. Het verval der waterlopen binnen het deelbekken is erg klein. De Laak kent ongeveer 9 meter verval, de Dijle slechts 4 meter.
September 2007
-5-
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Tabel 3: waterlopen binnen het deelbekken van de Laak VHAG-Nr. 6969 6951 6578 6551 6940 6629 6890 7049 7007 6840 7058 7076 6989 6783
3.
Prov. Nr. B2125 B2124 B2013 B2126 B2130 B2127 B2011 B2012 B2129 B2010 B2010 B2123 B2128
Cat. 3 3 2 0 3 2+3 3 3 3 2+3 3 3 2 2+3
Naam waterloop Britspoelbeek Bruggelandenbeek De Grote Laak (De Grote Laakbeek - Meetshovense Laak) Dijle Gootgracht Heilaak (Gymelloop) Kleine Laak Kleine Spuibeek Leibeek (Blaasberg - Tremelo) Leibeek (Steenbosbeek) Spuibeek 1ste arm Spuibeek 2de arm Vijversbeek Zwartebeek
Reliëf / Hoogteligging
(Kaart: Reliëf) Het deelbekken van de Laak is een erg vlak en laaggelegen valleigebied, met slechts enkele verhevenheden, voornamelijk gesitueerd in het oostelijk deel van het deelbekken: de Balenberg (Baal, 40m), de Molenberg (Betekom, 25m), de Doornberg (40m), Bloemberg (30m), de westelijke helling van de Bosberg (52,5m), de zuidwestelijke helling van de Gijmelberg (Langdorp, 35m) en de zuidelijke helling van de Roodhuisberg (Aarschot, 30m). Het noordelijk deel van het deelbekken maakt deel uit van de Zuiderkempen, een komvormige en laaggelegen zandige erosievlakte die naar het westen toe geopend is en een hoogte van ± 20m niet overschrijdt. Vooral in het zuidelijk deel zijn een aantal positieve reliëfelementen bewaard gebleven, die individueel in het landschap opduiken (zie vorige alinea). Het zuidelijk deel behoort tot de op die plaats brede Dijle- en Demervallei en is eveneens erg laaggelegen.
4.
Bodemkaart
(Kaart: Bodem) Het Belgische bodemclassificatiesysteem wordt bepaald door drie hoofdelementen: • Textuur: geeft een beeld over het moedermateriaal van een bodem • Draineringsklasse: geeft een beeld van de vochttoestand van de bodem • Profielontwikkeling: geeft een beeld over het evolutiestadium van een bodem
September 2007
-6-
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Een bodem wordt derhalve gekenmerkt door een bodemserie of anders gezegd een kernserie met bovenvermelde drie elementen. Omwille van de grote variabiliteit wordt gebruik gemaakt van bodemassociaties, groeperingen van bodems op basis van overeenkomstige bodemkarakteristieken. De noordelijke strook van het deelbekken wordt voornamelijk gekenmerkt door landduinen en zanderige bodems, terwijl de bodem in de meer zuidelijke strook vooral vochtige/natte klei (valleien van de Zwarte beek, Laak en Heilaak) bevat. De Dijle wordt binnen het deelbekken voornamelijk omgeven door een strook vochtige leem/vochtig zandleem (breedte van enkele meters tot 1 km). Valleigronden vertonen geen tot een zeer beperkte profielontwikkeling, te wijten aan de hoge waterstanden en de jaarlijkse overstromingen. De hoge waterstanden belemmeren afbraakprocessen en de uitloog van ijzer-, humus- en kleideeltjes naar diepere lagen. In hoger gelegen gebieden is de situatie anders. De grondwatertafel is veelal lager en varieert meer in de loop van het jaar. Uitloging treedt hier wel op. In functie van water zijn textuur en draineringsklasse de belangrijke parameters voor de indeling van bodemseries in bodemassociaties.
5.
Grondwaterkwetsbaarheid
(Kaart: Grondwaterkwetsbaarheid) De grondwaterkwetsbaarheidskaart geeft een beeld van het risico op verontreiniging van de bovenste watervoerende laag. Hiermee wordt de bovenste laag bedoeld waaruit eventueel op commerciële wijze water kan onttrokken worden. De drie belangrijkste factoren die de kwetsbaarheid kunnen bepalen zijn: de doorlaatbaarheid van de watervoerende laag, de dikte/doorlaatbaarheid van de deklaag, en de dikte van de onverzadigde zone. Die worden ingedeeld in een aantal klassen, ieder met een bepaalde index, waarna de uiteindelijke kwetsbaarheidsschaal wordt opgesteld aan de hand van combinaties van de verschillende indices. • De watervoerende laag Bepalend bij de indeling van de watervoerende lagen zijn de aard van het gesteente, de doorlaatbaarheid en de wijze waarop een verontreiniging zich zou gedragen. Op die manier komt men tot vier klassen: - krijt, kalksteen, mergel, zandsteen - grind - zand - leemhoudend zand • De deklaag Als deklaag beschouwt men de laag die boven de watervoerende laag voorkomt. Om voldoende bescherming te bieden moet die deklaag minimaal 5 meter dik zijn, en dat rekening houdend met bouwwerken, kanalen, grachten en dergelijke meer. Is de deklaag minder dan 5 meter dik, dan wordt ze beschouwd als zijnde
September 2007
-7-
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie onbestaand. De indeling werd ook hier bepaald door de aard van het gesteente, samen met de dikte en de doorlaatbaarheid. Men onderscheidt drie klassen: - geen deklaag (minder dan 5 meter en/of zandig) - een lemige deklaag - een kleïge deklaag • De onverzadigde zone Bij afwezigheid van een deklaag houdt men rekening met de onverzadigde zone die dan als bescherming van het grondwater moest dienen. Op basis van de dikte ervan onderscheidt men twee klassen: - minder dan 10 meter dik - meer dan 10 meter dik Op basis van de combinatie van bovenstaande indices komt men tot vijf kwetsbaarheidsgraden, elk door een eigen kleur op de kaart weergegeven: - Uiterst kwetsbaar (rood) - zeer kwetsbaar ( oranje) - kwetsbaar ( geel) - matig kwetsbaar ( lichtgroen) - weinig kwetsbaar (donkergroen) De grondwaterkwetsbaarheidskaart geeft voor bijna het volledige deelbekken de waarde "zeer kwetsbaar" aan. Een stukje van het waterwingebied Weerderlaak/Schoonhoven te Aarschot valt binnen het deelbekken (beschermingszone 3).
6.
Veralgemeend bodemgebruik
(Kaart: Veralgemeend bodemgebruik) Volgende tabellen en figuren geven de ruimtelijke verspreiding van het bodemgebruik weer in het deelbekken van de Laak. Tabel 4: gebruikte codes voor aard van bodemgebruik en de relatie met verstedelijking Code
Omschrijving bodemgebruik
Verstedelijkingsinvloed
AB
akkerbouw - tuinbouw
niet/weinig verstedelijkt
B
bos
niet/weinig verstedelijkt
BT
bebouwde of verharde oppervlakte
sterk verstedelijkt
GOT
niet verharde oppervlakte - geaccidenteerd
matig verstedelijkt
MR
moeras
niet/weinig verstedelijkt
NOT
niet verharde oppervlakte - onbewerkte terreinen
niet/weinig verstedelijkt
WL
grasland - weiland
niet/weinig verstedelijkt
ZW
wateroppervlak
niet/weinig verstedelijkt
Tabel 5: procentueel aandeel van het bodemgebruik in het deelbekken van de Laak Deelbekken
Oppervlakte (ha)
AB (%)
B (%)
BT (%)
GOT (%)
MR (%)
NOT (%)
WL (%)
ZW (%)
11
3568
17,86
18,73
44,05
0,36
0,06
6,66
11,24
1,04
September 2007
-8-
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie
ZW (%); 1,04 WL (%); 11,24 NOT (%); 6,66 AB (%); 17,86
MR (%); 0,06 GOT (%); 0,36
B (%); 18,73 BT (%); 44,05
AB (%)
B (%)
BT (%)
NOT (%)
WL (%)
ZW (%)
GOT (%)
MR (%)
Figuur 1: procentueel aandeel van de verschillende types van bodemgebruik in het deelbekken van de Laak
sterk verstedelijkt; 44,05% niet/weinig verstedelijkt; 55,59% matig verstedelijkt; 0,36%
niet/weinig verstedelijkt
matig verstedelijkt
sterk verstedelijkt
Figuur 2: verstedelijkingsgraad in het deelbekken van de Laak
De valleien worden voornamelijk gekenmerkt door (vochtig) weiland, akkerbouw en bos.
September 2007
-9-
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie In de onmiddellijke omgeving van de waterlopen bevindt zich betrekkelijk weinig bebouwing, behalve waar de Laak en de Heilaak door Aarschot lopen (stadscentrum, industriepark Nieuwland). Het deelbekken herbergt bijna 20% van zijn oppervlakte aan bos. De cuesta Keerbergen, Bonheiden en Tremelo wordt in belangrijke mate gekenmerkt door een residentiële suburbanisatie. Het gebied wordt gekenmerkt door aaneengesloten residentiële bebouwing en een zeer versnipperde open ruimte. De landduin van Keerbergen vormt een soort autonoom en exclusief woon- en recreatiepark. Hier en daar treedt verlinting en verrastering van het landschap op, in het bijzonder in Begijnendijk. De bebouwing tussen Begijnendijk en Betekom kent een verspreide en uiteengelegde morfologie met ertussen kleinschalige open ruimte.
7.
Ruimtelijke planning 7.1 Gewestplan
(Kaart: Gewestplan) De kaart die het gewestplan weergeeft illustreert de hoofdbestemmingen voor het deelbekken. Onderstaande tabel geeft de oppervlakte weer die ingenomen wordt door een aantal (groeperingen van) hoofdbestemmingen in het deelbekken. Tabel 6: Indeling gewestplan (%) in deelbekken Deelbekken Woongebied Bedrijvigheid Landbouw
Laak
40
2
Recreatie
Groennatuur
Andere
2
12
5
39
7.2 Provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant Het deelbekken van de Laak ligt voornamelijk in de provincie Vlaams-Brabant, op een klein stuk van Bonheiden na. Vermits de bespreking in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant deels provinciegrensoverschrijdend is en voor het deelbekken gebiedsdekkend, kunnen we ons beperken tot dit plan.
Deelruimten Het deelbekken van de Laak strekt zich uit over twee deelruimten die in het provinciaal structuurplan worden onderscheiden: het Verdicht Netwerk en het Demernetwerk. Het Verdicht Netwerk is een uitgestrekte en zeer gediversifieerde regio in VlaamsBrabant en heeft in het noorden en het westen een grensoverschrijdend karakter met de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen. Het gedeelte van het deelbekken van de Laak behorend tot deze deelruimte (Bonheiden, Keerbergen, Boortmeerbeek, Haacht en gedeelten van Tremelo en Rotselaar) maakt geen deel uit van de stedelijke gebieden, en aldus wenst de provincie er een gedifferentieerd buitengebiedbeleid te voeren, gericht op het verlenen van een eigen identiteit aan elk van de fragmenten.
September 2007
- 10 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Naast een stedelijk netwerk is het Verdicht Netwerk tevens een netwerk van alle verschillende ruimtelijke structuren. Het provinciaal beleid is gericht op het verlenen van een eigen identiteit aan elk van de verschillende fragmenten. De verscheiden fysische structuur dient behouden te worden en aangevuld met een gamma kleinere natuurgebieden, waardevolle rivier- en beekvalleien en andere ecologische elementen. De deelruimte Demernetwerk bevindt zich in de noordoostelijke hoek van de provincie Vlaams-Brabant en vormt de schakel met de provincie Limburg en Antwerpen en de overgang tussen de Kempen en het Hageland. De noordwestelijke uithoek van het Demernetwerk omvat Aarschot, Begijnendijk, en een gedeelte van Tremelo en Rotselaar zodat dus ook een deel van het deelbekken van de Laak erin vervat is. Het Demernetwerk is een relatief versnipperd gebied. De provincie kiest voor een fijnmazige oplossing waarbij elk van de ruimtelijke componenten deel uitmaken van een netwerk.
Open ruimten De provincie wenst het openruimtenetwerk doorheen de steden te ondersteunen en te versterken, o.a. via een ruimtelijke ondersteuning van de verbindingsfunctie van waterlopen. De provincie heeft als taakstelling natuurverbindingsgebieden en ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang te selecteren. Volgende natuurverbindingsgebieden werden reeds geselecteerd: • verspreide boskernen Diestiaanheuvels • rivierduinen in het samenvloeiingsgebied van Demer en Dijle (donk van Bonheiden-Rijmenam-Keerbergen-Tremelo, donk van Haacht en Werchter, donk van Rotselaar-Wezemaal-Gelrode, donk van Meetshoven) Het gebied tussen Begijnendijk en Aarschot kan als natuurverbindingsgebied verder worden uitgebouwd. In de marge moet ook ruim aandacht besteed worden aan het behoud en herstel van de rivierduinrestanten rondom het samenvloeiingsgebied van Demer en Dijle. Het geheel van het rivier- en bekennet vormt de belangrijkste ruggengraat van de gewenste natuurlijke structuur. Het is daarom essentieel deze te versterken of te herstellen. De valleien moeten, waar mogelijk, opnieuw hun oorspronkelijke waterbergende en -afvoerende functie gaan vervullen.
Integraal waterbeheer •
•
Ruimte voor water : voorkomen van wateroverlast Water wordt als ordenend principe aanvaard in de ruimtelijke ordening. Om de toenemende overstromingen in de toekomst het hoofd te kunnen bieden, zal geopteerd worden voor het herstel van de natuurlijke bergingsmogelijkheden van valleigebieden en het aanpakken van de problematiek van te snelle afvoer. Ondersteunen van een kwalitatieve ruimtelijke ontwikkeling van de structuurkenmerken van het waterlopennetwerk.
September 2007
- 11 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie
•
•
Ruimtelijke ordening zal maximaal mogelijkheden bieden om de retentie- en bergingscapaciteit van de waterlopen te verhogen. Inplanting van overstromingsgebieden, spaar- en wachtbekkens en bufferreservoirs zal steeds gebeuren in relatie met het omgevende landschap en ruimtegebruik. De provincie streeft ernaar dat deze problematiek maximaal geregeld wordt via overeenkomsten met de betrokken eigenaars. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan de provincie het initiatief nemen tot de opmaak van provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. Ondersteunen van behoud en ontwikkeling van waterkwaliteit. Hiertoe dient in eerste instantie het omgevend ruimtegebruik afgestemd te worden op de functie van de waterloop en dient de ruimte te worden gevrijwaard voor de aanleg van buffers/overgangszones tussen waterloop en eventueel vervuilende functies. Ondersteunen en versterken van de ecologische verbindingsfunctie van de waterloop. Het is de bedoeling het beheer, het onderhoud en de inrichting van de waterlopen zoveel mogelijk af te stemmen op de aanwezige (potentiële) natuurwaarden. Barrières op de waterloop dienen te worden vermeden. Ruimte dient zo maximaal mogelijk te worden gevrijwaard voor beekgebonden ecotopen en waterrijke natuurelementen. Deze kunnen mede de retentiecapaciteiten van de waterlopen ondersteunen en versterken. Bovendien wordt zo de ecologische verbindingsfunctie van de waterloop versterkt.
Integraal waterbeheer dient meegenomen te worden als een component binnen de natuurlijke structuur. Hierbij kan de provinciale taakstelling tot het aanduiden en afbakenen van natuurverbindingsgebieden een belangrijke rol spelen. 7.3 Provinciaal ruimtelijk structuurplan Antwerpen Vermits een gedeelte van de provincie Antwerpen (klein stuk van Bonheiden) eveneens deel uitmaakt van het deelbekken, volgt hier een toelichting bij het PRS van Antwerpen, dat - net als dat van Vlaams-Brabant - deels provinciegrensoverschrijdend is. Het gebied met Mechelen, Lier en Aarschot als hoekpunten is aangeduid als een gebied dat dreigt te evolueren naar een stedelijk conglomeraat. Het wordt gekenmerkt door allerlei vormen van verstedelijking terwijl het middengebied versnippert zowel door suburbanisatie als door tendensen in de landbouwsector tot een bebouwd rasterlandschap met een kern van serres. De deelruimte is deels gelegen binnen het Vlaams stedelijk kerngebied. Het bebouwd gebied kan men situeren tussen E19, E313 en E314. De tuinbouwactiviteiten in het serregebied zijn structurerend op Vlaams niveau. De verweving van deze dynamische functie met de nog aanwezige, versnipperde, open ruimte is tegelijk een potentie en een uitdaging voor deze deelruimte. Om verlinting en versnippering in het rasterlandschap tussen Mechelen, Lier en Aarschot tegen te gaan, selecteert het PRS voor de provincie Antwerpen het gebied Lier-Aarschot als stedelijk netwerk van provinciaal niveau. Enerzijds moet het netwerk functies opvangen die het omliggend gebied steeds verder versnipperen en de bestaande landbouw- en natuurfunctie onder druk zetten. Anderzijds moet worden ingespeeld op
September 2007
- 12 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie de potenties tot stedelijkheid, verdichting en dynamiek in de kleinstedelijke gebieden. Dat betekent dat allerlei dynamische functies worden geconcentreerd in het netwerk. Samenvattend wordt de visie vooropgesteld om het stedelijk netwerk Lier-Aarschot te verdichten ter vrijwaring van het binnengebied binnen de driehoek Mechelen-LierAarschot.
7.4 RUP's en BPA's 7.5 Ruilverkaveling en Landinrichting Binnen het deelbekken van de Laak werden geen ruilverkavelingen gerealiseerd en zijn eveneens geen landinrichtingsprojecten gepland. 7.6 Vogel-en Habitatrichtlijngebieden/ Vlaams Ecologisch Netwerk / Natuurreservaten (Kaart: Habitatrichtlijngebied-Vogelrichtlijngebied -VEN)
7.6.1 Habitatrichtlijngebieden, vogelrichtlijngebieden De Habitatrichtlijn (richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992) beoogt het waarborgen van de biologische diversiteit door de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora binnen de Europese Unie. De Habitatrichtlijn richt zich op de bescherming van soorten en natuurlijke habitats met uitzondering van vogels en hun leefgebieden. Ze is dus complementair aan de Vogelrichtlijn. De Habitatrichtlijn omvat zowel maatregelen inzake gebiedsbescherming als inzake soortbescherming. Beschermingsmaatregelen met betrekking tot het aspect water zijn: o
Het menselijk ingrijpen moet verenigbaar blijven met de nagestreefde bescherming van de aangewezen gebieden. Daarom moet men bij het opstellen van de beheermaatregelen, iedere in het gebied plaatsvindende activiteit evalueren teneinde de achteruitgang van de habitats of bedreiging voor de soorten waarvoor het gebied is aangewezen te vermijden.
Nieuwe projecten of activiteiten zijn toegestaan indien de evaluatie geen kwalijke gevolgen voor het gebied aan het licht brengt.
Het Habitatrichtlijngebied "Demervallei" omvat een deel van Betekom binnen het deelbekken. Te Bonheiden-Boortmeerbeek bevindt zich dan weer een ander Habitatrichtlijngebied: "Bossen van het zuidoosten van de Zandleemstreek". De Europese Gemeenschap vaardigde in 1979 Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand uit, beter bekend als de Vogelrichtlijn. Het doel ervan is de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied te bevorderen. Volgens artikel 4 van deze richtlijn moeten er speciale beschermingsmaatregelen worden genomen voor de leefgebieden van in Europese context bedreigde vogelsoorten. Bovendien moet men ook de broed-, rui, overwinterings- en rustplaatsen van enkele trekvogelsoorten beschermen. De lidstaten zijn er toe gebonden beschermingszones (zogenaamde Vogelrichtlijngebieden), die voldoen aan de vereisten van de richtlijn, af te bakenen en voor te leggen aan de Europese
September 2007
- 13 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Commissie. In Vlaanderen werden in 1988 Vogelrichtlijngebieden aangeduid (B.Vl.Ex 17/10/88), in totaal 23 gebieden met een oppervlakte van 97.580 ha. Van de 23 gebieden zijn er 7 waarin alle habitats beschermd zijn (integrale bescherming), terwijl bij de 16 andere, naast de op het gewestplan voor natuur beschermde gebieden, slechts bepaalde habitats worden beschermd. Het besluit van 1988 bevat geen concrete beschermingsmaatregelen voor de 23 gebieden. Deze werden nadien - zij het slechts in beperkte mate - genomen in het kader van andere natuur- en milieuwetgeving: -Voor enkele activiteiten (aanleg van een hoofdtransportleiding, ruilverkavelings-, landinrichtings- en waterhuishoudingsprojecten) is een milieueffectrapport (MER) vereist -De bepalingen inzake vegetatiewijziging van het B.V.R. 21/10/97 (BS, 10/09/98) zijn van toepassing -Volgens het mestdecreet is bemesting met dierlijke mest verboden tussen 2 november en 15 februari, en moeten rond bepaalde kwetsbare habitats bufferzones worden gerespecteerd -Bepaalde delen genieten een bescherming die wordt gerealiseerd via een andere bestaande regelgeving (erkende staatsnatuurreservaten, reservaat- en natuurgebieden op het gewestplan en bosdecreet) Ingevolge het B.Vl.R van 23/06/98 werden de begrenzingen van de vogelrichtlijngebieden ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’ hertekend.
Het vogelrichtlijngebied "Demervallei" grenst aan en ligt voor een heel klein stukje binnen het deelbekken van de Laak.
7.6.2 Het Vlaams Ecologisch Netwerk In de terminologie van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen vormen VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk), IVON (Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk) en het geheel van de ecologische infrastructuur de 'natuurlijke structuur' voor Vlaanderen. Onder VEN verstaan we een samenhangend en georganiseerd geheel van gebieden van de open ruimte waarin een specifiek beleid wordt gevoerd inzake het natuurbehoud. In het VEN onderscheiden we 'Grote Eenheden Natuur' (GEN) en 'Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling' (GENO). In het VEN is natuur de hoofdfunctie. Er worden natuurrichtplannen opgemaakt die richtinggevend en visievormend zijn voor de uiteindelijke inrichting van zowel VENals natuurverbindingsen natuurverwevingsgebieden. Zij kunnen zowel voor de overheid als voor de burger verbindende bepalingen bevatten. Het RSV voorziet VEN met een totale oppervlakte van 125.000 ha, 150.000 ha Natuurverwevingsgebied (NVWG) en een onbepaalde oppervlakte Natuurverbindings gebied (NVBG). Daarnaast wil men ook zorgen voor een uitbreiding van het natuurgebied op de bestemmingsplannen met 38.000 ha - prioritair te gebruiken voor de realisatie van een samenhangend VEN - en een toename van 10.000 ha voor ecologisch verantwoorde bosuitbreiding. Drie gebieden behorend tot het Vlaams Ecologisch Netwerk bevinden zich (gedeeltelijk) in het deelbekken: • Broekelei - Zegbroek (Blaasberg) - Putten van Fonteyn en Veldonk
September 2007
- 14 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie • •
Demervallei ten westen van Aarschot (te Aarschot, want het ander deel ligt - behalve een verwaarloosbaar klein stukje in Rotselaar - buiten het deelbekken) Dijlevallei tussen Boortmeerbeek en Mechelen (te Bonheiden)
7.6.3. Natuurreservaten De Vlaamse regering kan terreinen die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van de natuur of het natuurlijk milieu aanwijzen (Vlaams Natuurreservaat) of erkennen (erkend natuurreservaat) als natuurreservaat. Indien een terrein van een privé-persoon of rechtspersoon erkend wordt als natuurreservaat (minimale oppervlakte van 2 ha) is voorzien in de mogelijkheid van subsidies (Besluit van de Vlaamse Regering van 29 juni houdende vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies, B.S. 18 september 1999). Voor elk natuurreservaat dient een beheersplan te worden opgemaakt dat de maatregelen vermeld die worden getroffen voor het beheer en de inrichting van het gebied(Artikel 34 Decreet Natuurbehoud). Binnen een natuurreservaat is het verboden de handelingen te stellen die opgesomd worden in artikel 35 van het Decreet Natuurbehoud, o.a.: • gebruik van mestoffen • gebruik van bestrijdingsmiddelen • welk werk ook uit te voeren dat de aard van de grond, het uitzicht van het terrein, de bronnen en het hydrografisch net zou kunnen wijzigen, boven -of ondergrondse leidingen te leggen; • het waterpeil te wijzigen en op kunstmatige wijze water te lozen Tabel 7: Natuurreservaten: natuurreservaten binnen het deelbekken van de Laak
Reservaat Broekelei Balenberg Molenberg Zegbroek Laekdal
8.
Ligging Z-W van dorpscentrum Keerbergen ten N-O van Baal-centrum Molenruïne op Molenberg Ten W van gehucht Ninde Gebied tss. Veldonkstraat, Laak en Werchtersebaan
Beheer Natuurpunt, afd. Keerbergen Natuurpunt, afd. Tremelo Natuurpunt, afd. Begijnendijk Natuurpunt, afd. Tremelo Natuurpunt, afd. Tremelo
Landschap en cultuurhistorie
(Kaart: Traditionele landschappen - Relictzones - Ankerplaatsen) (Kaart: Beschermde landschappen, stads- en dorpsgezichten - puntrelicten) 8.1 Traditionele Landschappen
September 2007
- 15 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie De indeling van de traditionele landschappen van Vlaanderen dateert van 1985 en was een eerste poging om de regionale verscheidenheid van de historisch gegroeide cultuurlandschappen op kaart voor te stellen. De indeling steunt op zowel fysische en natuurlijke kenmerken zoals reliëf en bodemgesteldheid, als op cultuurlandschappelijke kenmerken zoals bewoningsvormen, landgebruik, percelering en landschapstype. Het deelbekken van de Laak wordt in een noordelijke en zuidelijke helft verdeeld door de grens tussen twee geografische streken: de Zuiderkempen en de Valleien zonder getijden (de Dijle-Gete-Demer-as), waarin een aantal traditionele landschappen ingebed zijn: van west naar oost strekken het Land van Keerbergen, het Serreland van St.-KatelijneWaver en de Diestiaanrug van Averbode zich deels uit in het noorden van het deelbekken (Zuiderkempen), terwijl de Dijle- en Demervallei het zuidelijk gedeelte van het deelbekken uitmaken, evenals logischerwijze hun samenvloeiingsgebied. Tabel 8: traditionele landschappen binnen het deelbekken
Geografische streek Zuiderkempen
Valleien zonder getijden (de DijleGete-Demer-as) 8.2
Traditioneel landschap Lokatie in deelbekken Land van Keerbergen N-O (Keerbergen-Tremelo) Serreland van St.-KatelijneBetekom-Tremelo, ten N van Laak Waver Aarschot-Betekom, ten N van Diestiaanrug van Averbode Laak Dijlevallei Z-W, Werchter-Bonheiden Demervallei
Z-O, Aarschot-Werchter
Relicten van traditionele landschappen
De traditionele landschappen vormen de basis voor de aanduiding van de relicten van de traditionele landschappen. Deze relicten werden in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, AROHM, Afdeling Monumenten en Landschappen, door prof. Dr Antrop en Martens gebundeld in een uitgebreide 'Landschapsatlas'. De atlas is aldus een beleidsdocument dat een inventaris geeft van het landschappelijk waardevol natuurlijk en cultuurhistorisch erfgoed van het buitengebied. Volgende relictobjecten werden daarbij onderscheiden, vnl. op basis van ruimtelijke dimensie: - Relictzones: gebieden met een grote dichtheid aan punt- of lijnrelicten, zichten en ankerplaatsen en zones waarin de samenhang tussen de waardevolle landschapselementen belangrijk is voor de gehele landschappelijke waardering. De aanduiding gebeurt maximalistisch. - Ankerplaatsen: de meest landschappelijk waardevolle gebieden voor Vlaanderen, complexen van gevarieerde erfgoedelementen die een geheel of ensemble vormen dat ideaal-typische kenmerken vertoont omwille van de gaafheid of representativiteit, ofwel ruimtelijk een plaats inneemt die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving. - Lijnrelicten: worden gevormd door lijnvormige landschapselementen die drager zijn van een cultuurhistorische betekenis.
September 2007
- 16 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie - Puntrelicten: afzonderlijke objecten met hun onmiddellijke omgeving, b.v. bouwkundig erfgoed, bijzondere landschapselementen zoals solitaire bomen. Voor het deelbekken van de Laak werden volgende elementen weerhouden: -relictzones: • Dijlevallei stroomafwaarts Leuven • Palingspot • Rode Berg - Steenheuvels - Molenheide - Meetshoven -ankerplaatsen: • Broekelei • Demervallei tussen Aarschot en Zichem (verwaarloosbaar - meest stroomafwaarts stukje) • Dijlevallei tussen Mechelen en Rijmenam (meest stroomopwaarts stukje) • Samenvloeiingsgebied van Demer en Dijle -puntrelicten binnen een afstand van 150 meter van de waterloop: Tabel 9: puntrelicten Gemeente Bonheiden Keerbergen Rotselaar Betekom Betekom Tremelo Aarschot Rotselaar
puntrelict St.-Elooiskapel en brugwachtershuisje Rijmenam Hansbrug Sint-Rochuskapel Sint-Laurentiuskerk Oude Molen Pastorij Witte Molen Veldonkmolen
-lijnrelicten: o.a. de Laak en de Dijle en zijn afgesneden meanders 8.3 Beschermde Landschappen, Dorps- en Stadsgezichten Op basis van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van Monumenten en Landschappen, gewijzigd en aangevuld door verschillende decreten, worden monumenten, landschappen en stads- en dorpsgezichten beschermd. Deze bescherming heeft tot doel om deze objecten waarvan het behoud in historisch, artistiek of wetenschappelijk opzicht van nationaal of regionaal belang is, in hun oorspronkelijke staat te behouden en maatregelen dienaangaande voor te schrijven. Tal van beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten hebben, vaak vanuit hun (vroegere) functionaliteit betrekking op het watersysteem. De bepalingen in de wetgeving zijn vooral van belang bij de uitwerking van specifieke maatregelen, zoals b.v. de aanleg van vispassages langsheen een beschermde molen. Het deelbekken is een aantal beschermde landschappen/dorps- en stadsgezichten rijk, zoals weergegeven op de kaart 11: Tabel 10: Beschermde landschappen en dorpsgezichten in het deelbekken
September 2007
- 17 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Tremelo Betekom, Processieweg Betekom, Molenweg
Blaasberg Molenromp met omgeving omgeving molenruïne
landschap dorpsgezicht dorpsgezicht
8.4 Overige belangrijke historische monumenten of sites -'t Saske (Aarschot) -geboortehuis Pater Damiaan (Tremelo) -'t Schipke (Tremelo) -Bruggenhof (Betekom)
II.
INFORMATIE PER SPOOR
1.
Spoor 1: Maximale retentie van hemelwater aan de bron 1.1 Van nature overstroombare gebieden (NOG)-recent overstroomde gebieden (ROG)-gemodelleerde overstromingsgebieden (MOG) en risicozones
(kaart: van nature overstroombare gebieden -recent overstroomde gebieden risicozones)
NOG-kaart De van nature overstroombare gronden (NOG) zijn afgebakend op basis van de bestaande digitale bodemkaart. Daaruit kan worden afgeleid op welke gronden er zich in het verleden sedimenten hebben afgezet als gevolg van overstromingen. De NOG-kaart wordt echter niet gebruikt om risicozones af te bakenen, vermits deze kaart niet noodzakelijk het actuele overstromingsrisico weergeeft maar eerder een indicatie is van waar overstromingen in een bodemkundig-historisch perspectief zich hebben voorgedaan. De gebieden met alluviale en colluviale afzettingen, die de basis vormen voor de NOG-kaart, zijn enkel een indicator voor de gebieden die onder een volledig natuurlijk watersysteem - wars van elke antropogene invloed - zouden overstromen. Ze vertegenwoordigen in oppervlakte dan ook 22% van het Vlaamse Gewest. Wel blijven ze van groot belang om een beeld te geven van de mogelijke gevolgen van zeer extreme weerkundige omstandigheden of het falen van bestaande waterkeringen (dijkbreuken e.d.). De NOG-kaart mag in het ruimtelijk beleid dus niet worden genegeerd.
ROG-kaart
De eerste kaart met recent overstroomde gebieden (ROG) was het resultaat van de studie "In kaart brengen van de natuurlijke en actuele overstromingsgebieden" die in 2000 door de KULeuven in opdracht van Afdeling Water werd uitgevoerd. Het ROG2000-bestand bevat geobserveerde overstromingsgebieden die in de periode 19882000 door tal van instanties werden gekarteerd. De observatie kan zowel gebaseerd zijn om terreinverslagen, luchtfoto's, luchtvideo-opnamn, TV-beelden, ... Deze databronnen
September 2007
- 18 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie werden omgezet tot digitale kaartlagen. De studie bestond uit het verzamelen, centraliseren, valideren en uniform maken van deze digitale kaarten tot één geografisch bestand, het ROG2000-bestand. In januari 2003 startte een actualisatie van dit bestand. Het doel was tweeledig: enerzijds werd het huidige bestand ter controle van de nauwkeurigheid en ter aanvulling voorgelegd aan lokale besturen en terreindeskundigen en anderzijds werden de overstroomde gebieden van overstromingen die na 2000 optraden afgebakend. Waar mogelijk werden meerdere bronnen geraadpleegd en werd extra informatie ingewonnen van (lucht)foto- en videomateriaal. De afbakening van de overstroomde gebieden gebeurde op een topografische kaart met schaal 1/10.000. Dit detailniveau laat toe om tijdens het intekenen en digitaliseren voldoende rekening te houden met terreinkenmerken en tevens de geometrische fout bij het digitaliseren beperkt te houden. Naast de maximaal bereikte overstromingsgrens werd eveneens andere relevante informatie als periode en oorzaak van de overstroming geïnventariseerd. Mogelijke oorzaken zijn overtopping van de waterloop, opstuwing, falen van infrastructuur, stagnerend water en afstromend water. Het ingetekende kaartmateriaal en verzamelde beeldmateriaal werden omgezet tot digitale bestanden, technisch gevalideerd en uniform gemaakt tot één ROG-2003-bestand.
MOG-kaart De kaart met gemodelleerde overstromingsgebieden vertrekt vanuit overstromingsgebieden die via modelleringsstudies in de periode 1995-2003 werden afgebakend. De gebruikte modellen zijn steeds gebaseerd op gedetailleerde topografische opmetingen van de gemodelleerde waterloop, waarbij om de 50 tot 200 meter dwarsprofielen van de bedding van de waterloop opgenomen worden. Via een hydrologische (neerslag-afvoer) modellering en een hydrodynamische modellering zijn de modellen in staat om, na afijking, de waterstand (in m TAW) in de rivier en in de overstroombare gebieden te beschrijven voor geselecteerde buien. De aldus bekomen waterlijn wordt tenslotte in combinatie met informatie over de valleihoogte aangewend om de gemodelleerde overstromingsgebieden af te bakenen. Omdat met de modellen ook maatgevende buien en stormen kunnen doorgerekend worden, kan aan de MOGkaarten een herhalingsperiode gekoppeld worden, welke een maat is voor de frequentie waarmee bepaalde gebieden overstromen.
Risicozones De risicozones overstroming zijn een combinatie van zowel de ROG2003-kaart als de MOG-kaart omdat hierdoor het aantal gebieden zonder informatie geminimaliseerd wordt. Immers waar geen ROGinformatie is kan wel MOG-informatie beschikbaar zijn en vice versa. De combinatie gebeurt via een omhullende contour van beide overstromingskaarten, die met één kleur wordt aangeduid. Aan de risicozones zelf is echter niet te zien op basis van welke databron (ROG en/of MOG) een bepaald gebied aangeduid is als risicozone. De bij de combinatie gebruikte MOG-kaart bevat alle gesimuleerde herhalingsperiodes (in de meeste gevallen is dat 10, 25, 50 en 100 jaar) die eveneens via een omhullende contour worden samengenomen.Hierdoor wordt de consistentie van de risicozones vergroot omdat de ROG-kaart op sommige plaatsen per definitie herhalingsperioden van 100 jaar en meer omvat (vermits bijvoorbeeld de
September 2007
- 19 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie overstromingen van september 1998 en december 1999 erin opgenomen zijn). Een restrictie van de herhalingsperiode van de MOG-kaart tot b.v. 25 jaar zou de consistentie dan ook schaden. Het is cruciaal op te merken dat een aantal gebieden niét op de kaarten met risicozones voorkomen, maar toch een niet geringe kans op overstromingen lopen. Het gaat hier om gebieden langs waterlopen die nog niet gemodelleerd zijn (en daarom niet op de MOG-kaart staan) en bovendien de laatste decennia gevrijwaard bleven van overstromingen, voornamelijk als gevolg van de ingrepen ter voorkoming van wateroverlast (en daarom ook niet op de ROG-kaart staan). Het feit dat een aantal gebieden niet afgebakend worden op de kaarten met risicozones, betekent dus niet dat de kans op overstromingen er onbestaande of slechts klein is. Dit geldt zowel voor bevaarbare als onbevaarbare waterlopen. In het deelbekken van de Laak vinden we enkel alluviale (overstroombaar vanuit de waterlopen) NOG's terug omdat het deelbekken erg laaggelegen is zonder relevante hellingen zodat afstroom verwaarloosbaar is. Te Aarschot vinden we risicozones terug in de uitloper van VHA-zone 721 (Demervallei), evenals in het gebiedje tussen de Bekaflaan-Franse Liniestraat en Demer. Ook een klein gebiedje net ten noorden van de Bekaflaan werd ingekleurd als risicozone. Te Betekom werden risicozones aangeduid thv de Steenbergbossen en in het gebied net ten westen van Betekom-centrum (Engelbeemd-Bruggehof, tussen Laak en Demer). Ook de Brede Vennen te Baal, evenals een gebiedje langs de Steenbosbeek net stroomopwaarts Baal en te Baal-centrum (woonkern) langs Steenbosbeek-Leibeek zijn als risicozones aangeduid. Te Tremelo vinden we een kleine risicozone langs de Zwartebeek ten westen van Geetsvondel. Een meer uitgestrekte risicozone is gesitueerd tussen Bruggelandenbeek en Laak, langs Britspoelbeek, tussen Dijle en Laak langs Kinderenberg, Beverlaak tot monding van Laak in Dijle, langs de rechteroever van de Laak van Schipke tot monding in Dijle evenals een strook op de linkeroever van de Dijle, net stroomopwaarts van de samenvloeiing met de Laak. Het gebied "Blaasberg" langs de Leibeek werd eveneens ingetekend als risicogebied. Te Keerbergen vinden we langs de Kleine Spuibeek een smalle risicozone thv Bamberg, en ook een smalle strook van Kerkebergen tot iets voor de monding van de Spuibeek in de Dijle. Verder stroomafwaarts is te Bonheiden de hele linkeroever van de Dijle ingekleurd als risicozone, evenals een deel van de rechteroever te Rijmenam.
1.2 Verharde Oppervlakten: Nederzettingstructuur en ruimtelijk-economische structuur (Kaart: verharde oppervlakten)
September 2007
- 20 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie De nederzettingstructuur is de wijze waarop de bebouwde ruimte georganiseerd is. Het is het patroon dat gevormd wordt door het geheel van alle bebouwingsvormen in een bepaald gebied. Aarschot en Werchter behoren tot een reeks van kernen (ook nog ScherpenheuvelZichem, Diest, Halen, Herk-de-Stad) langs de Demervallei, gelegen in een gebied waar de bevolkingsdichtheid ver onder het gemiddelde van Vlaams-Brabant ligt. Door de relatief beperkte afstand tussen de verschillende nederzettingen kon geen enkele zich ontwikkelen tot een volledig uitgeruste regionale stad. Binnen deze keten vormen Aarschot en Diest functionele en morfologische zwaartepunten. Door hun centrumfunctie vormen zij polen van bedrijvigheid, recreatie, toerisme en kleinhandel. Aarschot richt zich vooral naar Leuven. De invloedsfeer op het achterland vertaalt zich morfologisch in een uitwaaiering langsheen de invalswegen van Aarschot naar Begijnendijk en Langdorp. Aarschot kent een tweeledige structuur: aan de oostzijde situeert zich een aantrekkelijk verzorgd stedelijk centrum, aan de westzijde liggen industrieterreinen. Het vacuüm tussen beide wordt ingevuld door de stationslokatie. In Begijnendijk treedt verlinting en verrastering van het landschap op. De bebouwing tussen Begijnendijk en Betekom kent een verspreide en uiteengelegde morfologie met ertussen kleinschalige open ruimte. Verstedelijkingsdruk vertaalt zich in residentiële suburbanisatie en verrastering, in het bijzonder te Keerbergen, Bonheiden en Tremelo. Het bedrijventerrein Nieuwland, dat grotendeels in gebruik is, ligt net buiten het deelbekken. Bij het doortrekken van de noordelijke ring kan een bijkomende kleinhandelszone ten noorden van Aarschot ontwikkeld worden, die wel in het deelbekken zou gelegen zijn. Vlarem II bepaalt in art. 4.2.1.3. en art.6.2.1.2 dat het verboden is het hemelwater te lozen in de openbare rioleringen wanneer het technisch mogelijk of noodzakelijk is dit niet verontreinigd hemelwater gescheiden van het afvalwater te lozen in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater. Nieuwe rioleringstelsels en uitbreidingen van bestaande stelsels moeten overeenkomstig deze bepalingen, indien technisch mogelijk, uitgevoerd worden als een (verbeterd) gescheiden riolering. Bestaande gemengde rioolstelsels kunnen niet altijd tot een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel omgebouwd worden, tenzij tegen een zeer hoge kostprijs. Wel moet men altijd maximaal de verharde oppervlakte afkoppelen. Op nieuwe rioolstelsels en uitbreidingen van bestaande dienen volgende maatregelen steeds worden toegepast: Industrieterreinen moeten van een gescheiden rioolstelsel worden voorzien. Het hemelwater van grote verharde oppervlakten moet afgekoppeld worden, eventueel na een voorbehandeling. Het gebufferde hemelwater dient maximaal hergebruikt te worden. De kwantitatieve lozings- en bufferingsvoorwaarden worden opgelegd vanaf een minimale verharde oppervlakte van 0.1 ha. Het maximaal lozingsdebiet is 10l/s.ha voor een terugkeerperiode van 2 jaar (kan ondertussen reeds veranderd zijn). Dit betekent dat er noodzakelijkerwijs een noodoverlaat moet zijn, maar deze zou slechts om de 2 jaar in werking mogen treden. Hiertoe dient het bufferingsvolume 100m³/ha te
September 2007
- 21 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie zijn. In overstromings-gevoelige gebieden en bij afwatering van een groot oppervlak naar een kleine beek kunnen deze eisen uitzonderlijk verstrengd worden (code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen en individuele voorbehandelingsinstallaties). De inplanting van verharde oppervlakten zoals (kernstad)bebouwing, industrie en handel en open bebouwing binnen het deelbekken is weergegeven op kaart. Hieruit blijkt dat, na vergelijking met de overstromingsgebiedenkaart, bebouwde zones - met Baalcentrum als uitzondering - buiten de risicogebieden voor overstromingen, zoals deze op dit moment ingetekend zijn, gelegen zijn. In Bonheiden zijn wel enkele woningen gelegen in risicozones.
2.
Spoor 2: Sanering van afvalwaterlozingen 2.1 Algemeen
Het huidige waterzuiveringsbeleid in Vlaanderen is gebaseerd op een indeling van het grondgebied in 4 waterzuiveringszones. Voor elke van deze zones is in de milieuwetgeving opgenomen hoe de waterzuivering moet aangepakt worden: • Zone A: Een geheel bestaande uit een operationele afvalwaterzuiveringsinstallatie, het stelsel van de openbare rioleringen en collectoren die ermee verbonden zijn, alsook de zone van 50 meter gelegen rond dit stelsel. De burger is verplicht zich op de openbare riolering aan te sluiten, zowel in zuiveringszone A, B als C. • Zone B: De zone van 50 meter gelegen rond het stelsel van de openbare riolering en collectoren. In deze zone is de aansluiting van het afvalwater op een waterzuiveringsinstallatie gepland. De planningshorizon is bepaald door opname van projecten hetzij op het investeringsprogramma dat ter uitvoering is opgedragen aan de NV Aquafin hetzij op basis van het subsidiëringsprogramma voor de aanleg en verbetering van gemeentelijke rioleringen. • Zone C: De zone is voorzien van een openbare riolering maar de aansluiting op een operationele openbare zuiveringsinstallatie is (nog) niet gepland. Dit gebied kan in de toekomst aansluiten op een bestaand zuiveringsgebied, maar kan ook naar een appart zuiveringsgebied evolueren of via individuele behandeling gesaneerd worden. • Zone oppervlaktewater: Door afwezigheid van riolering moet rechtstreeks in het oppervlaktewater of onrechtstreeks in het grondwater worden geloosd. Een centrale zuivering is niet overal haalbaar omwille van de weinig gestructureerde ruimtelijke ordening in Vlaanderen. Het afvalwater van een deel van de Vlaamse bevolking zal niet of moeilijk aan te sluiten zijn op een grootschalige rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). In die gevallen dient de bewoner, conform Vlarem II, zelf zijn huishoudelijk afvalwater te saneren. Lozingen van voor augustus 1995 worden geacht te voldoen aan deze bepaling door middel van minimum een goedwerkende septische put waarop alle afvalwater is aangesloten. Nieuwe lozingen
September 2007
- 22 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie (vanaf augustus 1995) dienen een biologisch verdergaande zuivering te voorzien. Deze zuiveringsplicht is sindsdien geldig, er waren geen overgangstermijnen. Als dusdanig omvat een zuiveringsgebied de zuiveringszones A en B. Zuiveringszone C dient als een afzonderlijke entiteit beschouwd te worden. Niettemin zijn de straten in deze zone toch toegekend aan een zuiveringsgebied, om opvolging en rapportering mogelijk te maken. 2.2 Zuiveringsgebieden (Kaart: Zuiveringsgebieden - milieuhygiënische infrastructuur) Onder de term 'zuiveringsgebied' verstaan we een gebied waarin al het afvalwater dat nu is of in de toekomst wordt aangesloten op de openbare riolering wordt afgevoerd naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het deelbekken van de Laak is voornamelijk gesitueerd in de zuiveringsgebieden Boortmeerbeek, Rotselaar en Aarschot (en kleine stukjes van zuiveringsgebieden Morkhoven en Heist-Op-Den-Berg die weinig relevant zijn). Er zijn geen RWZI's/KWZI's binnen het deelbekken. De zuiveringsgraad is erg laag binnen het deelbekken: Begijnendijk, Haacht en Keerbergen lozen zelfs al hun huishoudelijk afvalwater ongezuiverd. Daarentegen is de rioleringsgraad wel hoog: het komt er dus op aan om de bestaande riolering aan te sluiten op bestaande collectoren en/of te voorzien in de gepaste bovengemeentelijke infrastructuur. Tabel 11: Zuiverings- en rioleringsgraad van de verschillende gemeenten binnen het deelbekken (Bron: VMM, toestand op 03/12/2004). Gemeente Zuiveringsgraad Rioleringsgraad (%) (%) Aarschot Begijnendijk
46,2 0,0
66,3 48,3
Bonheiden
46,9
62,2
Boortmeerbeek
19,6
84,9
0,0
83,9
Haacht Keerbergen
0,0
90,7
Rotselaar
55,6
75,4
Tremelo
9,9
74,3
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de geplande bovengemeentelijke rioleringswerken binnen het deelbekken, per zuiveringsgebied (stand van zaken op 03/12/2004): Zuiveringsgebied Aarschot Het zuiveringsgebied Aarschot omvat in zijn huidige begrenzing de volgende fusiegemeenten:
September 2007
- 23 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie -
Aarschot: een deel van de deelgemeenten Aarschot, Gelrode, Langdorp en Rillaar; Begijnendijk: een deel van de deelgemeente Betekom; Holsbeek: een deel van de deelgemeente Nieuwrode.
Binnen het aldus afgebakend zuiveringsgebied wonen ± 20.641 inwoners. Op basis van de huidige uitvoeringsgraad van het gemeentelijk rioleringsstelsel kan dit aantal als volgt verder opgesplitst worden : - 14.772 inwoners zijn woonachtig langs met riolering uitgeruste wegen; - 4.501 inwoners zijn woonachtig langs wegen welke conform de doelstellingen van het gemeentelijk TRP van riolering zullen worden voorzien; - 1.368 inwoners zijn woonachtig langs wegen waar ook na uitvoering van de investeringen voorzien in het gemeentelijk TRP geen riolering zal aanwezig zijn. Met de uitbouw van de bovengemeentelijke zuiveringsinfrastructuur binnen dit zuiveringsgebied is een aanvang genomen met de uitvoering van de investeringsprogramma's 1993 en volgende. Uit de gegevens van VMM van 7 mei 2004 blijkt dat, op basis van administratieve telling, het afvalwater van ± 12.645 inwoners aangesloten was op de bestaande zuiveringsinstallatie. De ontwerpcapaciteit van de installatie bedraagt 24.000 IE. Het effluent van de RWZI Aarschot wordt geloosd op de Demer (666/16000). Mits uitvoering van de geplande projecten voorzien in de goedgekeurde investeringsprogramma's zal het afvalwater van 1.321 inwoners bijkomend aangesloten worden. Door de aanleg van de in het TRP voorziene nieuwe rioleringen welke aansluiten op de projecten vermeld in de tabel zullen nog eens ± 2.953 inwoners de mogelijkheid hebben om hun afvalwater aan te sluiten op de bestaande rioolwaterzuiveringsinstallatie. Tabel 12 : geplande gewestelijke investeringsprojecten in het deelbekken van de Laak voor het zuiveringsgebied Aarschot IP
Projectnummer
Projectomschrijving
2001
20009
Collector Betekom
2001
20010
2003
21092A
Verbindingsriolering Aarschotsesteenweg 20009) Verbindingsriolering Gijmelsesteenweg
2006-2009 20008
IE toek.
TP
0
0
1,47
TP 2-6-06
0
0
1,22
IP
1,38
Collector Langdorp
Totaal
September 2007
IE onm. Voorziene opleveringsdatum TP 26-11-08 941
Raming (mio EUR)
(zie 0,00
4,07
- 24 -
1.229
380
773
1.321
2.123
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Zuiveringsgebied Rotselaar Het zuiveringsgebied Rotselaar omvat in zijn huidige begrenzing de volgende fusiegemeenten: - Aarschot: een deel van de deelgemeente Gelrode; - Begijnendijk: een deel van de deelgemeente Betekom; - Holsbeek: de volledige deelgemeenten Kortrijk-Dutsel en Sint-PietersRode, alsook een deel van de deelgemeenten Holsbeek en Nieuwrode; - Lubbeek: een deel van de deelgemeente Lubbeek; - Rotselaar: de volledige deelgemeenten Wezemaal, Rotselaar en Werchter; - Tremelo: zowel de volledige deelgemeente Tremelo als de deelgemeente Baal. Binnen het aldus afgebakend zuiveringsgebied wonen ± 35.689 inwoners. Op basis van de huidige uitvoeringsgraad van het gemeentelijk rioleringsstelsel kan dit aantal als volgt verder opgesplitst worden : - 25.725 inwoners zijn woonachtig langs met riolering uitgeruste wegen; - 7.638 inwoners zijn woonachtig langs wegen welke conform de doelstellingen van het gemeentelijk TRP van riolering zullen worden voorzien; - 2.326 inwoners zijn woonachtig langs wegen waar ook na uitvoering van de investeringen voorzien in het gemeentelijk TRP geen riolering zal aanwezig zijn. Met de uitbouw van de bovengemeentelijke zuiveringsinfrastructuur binnen dit zuiveringsgebied is een aanvang genomen met de uitvoering van de investeringsprogramma's 1995 en volgende. Uit de gegevens van VMM van 7 mei 2004 blijkt dat, op basis van administratieve telling, het afvalwater van ± 9.283 inwoners aangesloten was op de bestaande zuiveringsinstallatie. De in het technisch plan voorziene ontwerpcapaciteit van de RWZI Rotselaar bedraagt 13.500 IE met eventuele latere uitbreiding naar 27.000 IE. Het effluent van de RWZI loost op de Winge (651/20000). Mits uitvoering van de geplande projecten voorzien in de goedgekeurde investeringsprogramma's zal het afvalwater van ± 11.111 inwoners bijkomend aangesloten worden op de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Door de aanleg van de in het TRP voorziene nieuwe rioleringen welke aansluiten op de projecten vermeld in de tabel zullen nog eens ± 6.407 inwoners de mogelijkheid hebben om hun afvalwater aan te sluiten op de in aanbouw zijnde rioolwaterzuiveringsinstallatie. Tabel 13 : geplande gewestelijke investeringsprojecten in het deelbekken van de Laak voor het zuiveringsgebied Rotselaar IP
Projectnummer
Projectomschrijving
Raming (mio EUR)
2001
96257
Collector Vijverbeek
0,65
September 2007
- 25 -
Voorziene IE onm. IE toek. opleveringsdatum TP 1-10-08 1.069 1.391
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie 2001
97256
Collector Britspoelbeek
1,80
TP 19-9-08
3.016
3.450
2002
20880
Verbindingsriolering Veldonkstraat
1,00
TP 31-10-08
944
1.102
2002
20881
Verbindingsriolering Domstraat (zie 20880)
0,00
TP 8-6-07
0
0
2003
20314
Collector Werchter Fase 2
1,95
TP 11-12-08
266
433
2003
20315
Collector Werchter Fase 3
1,31
TP 2-1-09
259
883
2006
20882
Verbindingsriolering Monthystraat-Parkheidestraat
0,54
IP
305
366
- 0,70
IP
115
414
2006-2009 20878
Verbindingsriolering Werchtersesteenweg Pastorijstraat - Gelrodestraat
Voor projecten 20315 en 20878 werd het technisch plan reeds opgesteld en werd MERstudie opgestart. Project 20882 moet nog opgedragen worden. Zuiveringsgebied Boortmeerbeek Het zuiveringsgebied Boortmeerbeek omvat in zijn huidige begrenzing de gemeenten: -
Boortmeerbeek: het overgrote gedeelte van deze gemeente; Haacht; Keerbergen; Bonheiden: de deelgemeente Rijmenam; Herent: enkele straten van het gebied "Elst" (van de deelgemeente Herent); Kampenhout: enkele straten van de deelgemeente Kampenhout Leuven: de deelgemeente Wijgmaal; Heist-op-den-Berg: de deelgemeente Schriek.
Binnen het aldus afgebakend zuiveringsgebied wonen ± 46.265 inwoners. Op basis van de huidige uitvoeringsgraad van het gemeentelijk rioleringsstelsel kan dit aantal als volgt verder opgesplitst worden : -
33.618 inwoners zijn woonachtig langs met riolering uitgeruste wegen; 10.256 inwoners zijn woonachtig langs wegen welke conform de doelstellingen van het gemeentelijk TRP van riolering zullen worden voorzien; 2.391 inwoners zijn woonachtig langs wegen waar ook na uitvoering van de investeringen voorzien in het gemeentelijk TRP geen riolering zal aanwezig zijn.
Met de uitbouw van de bovengemeentelijke zuiveringsinfrastructuur binnen dit zuiveringsgebied is een aanvang genomen met de uitvoering van het investeringsprogramma 1993. Uit de gegevens van VMM van 7 mei 2004 blijkt dat, op basis van administratieve telling, het afvalwater van ± 4.835 inwoners verzameld aangesloten is op de zuiveringsinstallatie. De RWZI Boortmeerbeek is ontworpen voor een capaciteit van 44.000 IE. Het effluent loost in de Leibeek (722/30000) Mits uitvoering van de geplande projecten voorzien in de goedgekeurde investeringsprogramma’s zal het afvalwater van ± 26.945 inwoners bijkomend aangesloten worden.
September 2007
- 26 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Door de aanleg van de in het TRP voorziene nieuwe rioleringen welke aansluiten op de projecten vermeld in de tabellen zullen nog eens ± 11.187 inwoners de mogelijkheid hebben om hun afvalwater aan te sluiten op de geplande rioolwaterzuiveringsinstallatie. Tabel 14: geplande gewestelijke investeringsprojecten in het deelbekken van de Laak voor het zuiveringsgebied Boortmeerbeek IP
Projectnummer
Projectomschrijving
1999
99268A
Collector Keerbergen Fase 1 (deel A)
2000
20068A
Collector Keerbergen Fase 2 - deel A
IE toek.
3,91
IE onm. Voorziene opleveringsdatum TP 10-5-06 10.616
0,57
GB 16-9-05
883
Raming (mio EUR)
724
14.506
2001
96178
Collector Aansluiting Rijmenam
2,33
TP 13-8-08
1.442
2.995
2002
99268B
Collector Keerbergen Fase 1 (deel B)
1,19
TP 8-10-08
0
0
Project 20068A is in uitvoering. Project 96178 kent problemen rond de inplanting van een wachtbekken na een overstort, waarvoor een BPA nodig is. Er is eveneens protest van buurtbewoners. Voor project 99268B werd een bouwvergunning verkregen, maar er wordt gewacht op een gemeentelijk project. 2.3 Lozingspunten (Kaart: lozingspunten-overstorten-knelpunten) Belangrijke lozingspunten zijn het eindpunt van een gemeentelijke rioolstreng, een collector waarlangs het huishoudelijk afvalwater van de bewoning in verschillende straten, één straat of een deel van een straat in oppervlaktewater terechtkomt. Het betreft dus lozingen van afvalwater van huishoudelijke oorsprong, gescheiden (DWA) of gemengd (RWA). De lozingen van huishoudelijk afvalwater door individuele woningen in niet-gerioleerde straten, worden als diffuse lozingspunten beschouwd. Deze worden niet gelokaliseerd, maar toegewezen aan de waterloop waarin de straat, rekening houdend met de terreingesteldheid, afwatert. 2.4 Zoneringsvoorstel In het kader van de opdrachten in de waterzuivering werd aan NV Aquafin de opdracht toebedeeld de zuiveringszones opnieuw af te bakenen. Het doel van deze opdracht was om te schakelen naar een klantgerichte zonering die meer rechtszekerheid biedt voor de burger. Momenteel zijn de bestaande zones (A,B,C, lozing op oppervlaktewater) namelijk een dynamisch gegeven. In dit kader werd door de NV Aquafin een methodologie ontwikkeld die toelaat om een definitieve afbakening te suggereren tussen het gebied dat in aanmerking komt voor collectieve zuivering en de percelen waar de burger zelf zal moeten instaan voor de behandeling van het huishoudelijk afvalwater (zone's voor IBA's en septische putten). Een dergelijk gebiedsdekkend zoneringvoorstel voor heel Vlaanderen is nog niet klaar, maar zal tegen eind 2006 afgerond zijn.
September 2007
- 27 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie
3. Spoor 3: Bewaking en verbetering van de kwaliteit van de riolerings- en zuiveringsinfrastructuur (Kaart: lozingspunten-overstorten-knelpunten) Een aanzienlijk deel van de rioleringsstelsels in Vlaanderen functioneert momenteel niet optimaal. Zo komt water van grachten en beken in de riolering terecht, zijn huizen niet aangesloten niettegenstaande er riolering in de straat ligt en men wettelijk verplicht is om aan te sluiten, en is de staat van de rioleringen erg slecht. Daarnaast lozen veel huizen rechtstreeks in waterlopen en komen veel rioleringen er op uit. De grachten, drainages en waterlopen die aangesloten zijn op een riolering die gesaneerd wordt op een RWZI leiden tot hydraulische overbelasting van deze installatie, frequent werkende overstorten met een nefaste invloed op het ecologisch herstel van de waterloop en het niet halen van de door Europa opgelegde verplichtingen(Kaderrichtlijn Water). Voor de woningen die rechtstreeks lozen op grachten en waterlopen dient nagegaan te worden of deze lozing kan gesaneerd worden door aanleg van gemeentelijke en /of bovengemeentelijke riolering of een individuele zuivering vereist is. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de reeds geïnventariseerde knelpunten binnen het deelbekken van de Laak. Tabel 15: knelpunten onderbelasting RWZI's gemeente zuiveringstype knelpunt gebied
omschrijving knelpunt
Keerbergen
Boortmeerbeek
Aansluiting van gracht(en)
In de Broekelei sluit een gracht aan op de riolering. Deze gracht is een zijtak van de Spui.
Tremelo
Rotselaar
Tremelo
Rotselaar
Gracht langs het voetbalveld KFC Baal sluit aan op de riolering van de Baalsebaan. In de Montystraat sluit een gracht aan op de riolering.
Tremelo
Rotselaar
Aansluiting van gracht(en) Aansluiting van gracht(en) Aansluiting van waterloop
Aarschot
Aarschot
In de Grote Meur sluit een groot deel van het afstromend water van de Bosberg aan op de riolering.
Aarschot
Aarschot
Begijnendijk
Aarschot
Begijnendijk
Aarschot
Aansluiting van onverharde oppervlakte(n) Aansluiting van waterloop Aansluiting van waterloop Eenvoudig op te nemen lozingspunt
Begijnendijk
Aarschot
Geen van bovenstaande
Begijnendijk
Aarschot
Aansluiting van waterloop
September 2007
De waterloop Kruisbosloop (VHA 721/55004) sluit aan op de riolering van de Parkheidestraat.
- 28 -
De bovenloop van de Laakbeek sluit vermoedelijk aan op de riolering. In de Aarschotsesteenweg sluit een waterloop aan op de riolering Tussen de Hulststraat en de Aarschotsesteenweg is een nieuwe verkaveling aangelegd met gescheiden riolering. De opname van de DWA is niet voorzien in het TP van IP 20009 ->uit verder nazicht door Aquafin zal dit lozingspunt wel opgenomen worden bij de uitvoering van Collector Betekom (20009) In de Beemdstraat is een lozingspunt vermoedelijk afkomstig van de Heuvelstraat en Beemdstraat. Er zijn geen toezichtputten aanwezig. In de Soelstraat sluit een waterloop aan. De riolering in de Soelstraat is een ingebuisde waterloop.
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie
4.
Spoor 4:Voorkomen en beperken van diffuse verontreiniging
(Kaart kwetsbare gebieden MAP) Vermesting is de verrijking (eutrofiëring) van bodem, water (oppervlakte- en grondwater) en lucht met nutriënten, in zodanige mate dat de ecologische processen en de natuurlijke kringlopen verstoord worden. Nutriënten worden niet enkel in het milieu gebracht door de landbouw (bemesting en veeteelt), maar ook door de industrie (verbrandingsprocessen, lozingen van afvalwater), de huishoudens (lozing van afvalwater) en het verkeer. Overbemesting is dus zeker niet de enige oorzaak van de belasting van het milieu, maar toch een voldoende reden om specifiek aan die problematiek aandacht te besteden. De belangrijkste maatregel op Europees niveau is de Nitraatrichtlijn-Mestdecreet-MAP I en II. Met deze richtlijn wil de EU de waterverontreiniging die wordt veroorzaakt door nitraten uit agrarische bronnen verminderen en verdere verontreiniging voorkomen. Tegen 2002 moest aan de basiskwaliteitsnorm van 50mg/l nitraat voldaan zijn. Daartoe moest elke lidstaat vaststellen welke waterlopen door verontreiniging worden beïnvloed en welke wateren zouden kunnen worden beïnvloed indien maatregelen achterwege blijven. Vervolgens moeten kwetsbare zones worden aangeduid en actieplannen worden opgesteld voor die zones. Een meetnet moet het effect van de vooropgestelde maatregelen monitoren. In Vlaanderen werden de waterwingebieden en de natuurgebieden als kwetsbare gebieden aangeduid. De landbouwgronden gelegen in deze kwetsbare gebieden vertegenwoordigen ongeveer 10 % van het Vlaamse landbouwareaal. Na intensieve bemonstering van het oppervlaktewater bleek echter dat in heel wat waterlopen de maximaal toegelaten nitraatnorm van 50 mg per liter water tijdelijk of voordurend overschreden wordt. Daarom werd beslist ongeveer 46% van het Vlaamse landbouwareaal als kwetsbare zone aan te duiden, met lagere bemestingsnormen en een strengere uitrijregeling tot gevolg. De kwetsbare zones in Vlaanderen zijn opgedeeld in drie groepen: -De 'groep natuur': hieronder vallen gebieden met een bijzondere ecologische waarde. -De 'groep water': hiertoe behoren de gebieden die vanwege hun relatie tot de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit bijzonder beschermd moeten worden, die strenge normen vereisen met het oog op de drinkwaterproductie of omdat ze extra gevoelig zijn voor stikstofuitspoeling. -De 'fosfaatverzadigde gebieden' : in deze gebieden heeft de bodem een zodanige verzadigingsgraad bereikt dat ze alle fosfaat dat bijkomend wordt toegediend 'doorstuurt' naar het grond- en oppervlaktewater. De overige gebieden (algemene gebieden) vallen onder de algemene bemestingsnorm. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier gewasgroepen: grasland, maïs, gewassen met lage stikstofbehoefte (bv. chicorei, alle fruitsoorten, sjalotten, uien, vlas en vlinderbloemigen) en alle andere gewassen.
September 2007
- 29 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Beschermingszone 3 van de waterwinning Weerderlaak/Schoonhoven werd aangeduid als fosfaatverzadigd gebied. Verder komen er verspreid over het deelbekken enkele kwetsbare gebieden natuur voor (zie kaart). Onderstaande tabel geeft de bemestingsnorm weer voor de verschillende kwetsbare gebieden natuur. Tabel 16: bemestingsnormen voor kwetsbare gebieden natuur Code Gebied Norm (decreet) 1 Natuurgebied, -ontwikkelingsgebied, 2GVE en -reservaat 2 Natuurgebied, -ontwikkelingsgebied, 2GVE + 100 en -reservaat (BO) 3 Natuurgebied, -ontwikkelingsgebied, Ontheffing en -reservaat 4 Bosgebied 2GVE 6 Bosgebied Algemeen 7 Geelgroengebied 2GVE 8 Geelgroengebied 2GVE of 170 Norg + 100 9 Geelgroengebied Algemeen 10 Vogelrichtlijngebied 2GVE 11 Vogelrichtlijngebied 2GVE of 170 Norg + 100 12 Vogelrichtlijngebied Algemeen
5.
Norm (van toepassing) 2GVE
Uitz.
2GVE + 100 (BO) Ontheffing
huiskavel
huiskavel
huiskavel
2GVE Algemeen Algemeen Algemeen Algemeen Algemeen Algemeen Algemeen
Spoor 5: Voorkomen en beperken van erosie en sedimenttransport naar de waterloop
(Kaart: Bodemerosiekaart) Bodemerosie is een proces waarbij bodemdeeltjes (sediment) losgemaakt en verplaatst worden door water, ijs, wind of bodembewerking. Bodemerosie door water is het losmaken, de opname, het transport en de afzetting van bodemdeeltjes (sediment) door water. Het is voornamelijk afhankelijk van de lokale topografie, het bodemtype, de vegetatie en het klimaat. Het transport is afhankelijk van de textuur van het sediment en de hydrologische karakterisitieken van de afvoer. Door het afstromende water komen de losgemaakte deeltjes terecht in beken, rivieren en wachtbekkens, waardoor het bufferend vermogen vermindert en de kans op overstromingen toeneemt. Bovendien maken de polluenten en nutriënten die op de geërodeerde deeltjes gefixeerd zijn de opruiming van vervuilde waterbodems door de waterloopbeheerder moeilijker.
September 2007
- 30 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Op 7 december 2001 heeft de Vlaamse regering het subsidiëringsbesluit voor het uitvoeren van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen door gemeenten goedgekeurd (erosiebesluit). Gemeenten kunnen subsidies ontvangen voor het uitvoeren van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen, d.w.z. het opmaken van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan en het uitvoeren van erosiebestrijdings-werken. Vanaf 1 januari 2005 kan het uitvoeren van erosiebestrijdingswerken enkel nog gesubsidieerd worden indien de werken kaderen in een door de administratie goedgekeurd erosiebestrijdingsplan. De erosiekaart toont de werkelijke of actuele erosiewaarden op basis van het huidige landgebruik en bekomen door middel van het watererosiemodel en het bewerkingserosiemodel. De som van deze waarden geeft de totale werkelijke of actuele bodemerosie weer. Het deelbekken van de Laak kent geen noemenswaardige erosieproblemen.
6. Spoor 6: Kwantitatief, kwalitatief en ecologisch duurzaam waterlopenbeheer 6.1 Biologische waterkwaliteit- De Belgische biotische index (Kaart: Fysico-chemische en biologische waterkwaliteit - waterbodemkwaliteit) Bij de beoordeling van de biologische waterkwaliteit wordt gebruik gemaakt van de Belgische Biotische Index (BBI), steunend op de aan- of afwezigheid van macroinvertebraten in het water. Als macro-invertebraten beschouwt men met het blote oog waarneembare ongewervelden als insecten, weekdieren, wormen, kreeftachtigen, enz. ... De BBI integreert twee factoren: de aan- of afwezigheid van verontreinigingsgevoelige soortengroepen en de diversiteit (het totaal aantal aangetroffen soortengroepen). De indexwaarde schommelt tussen 0 (uiterst slechte kwaliteit) en 10 (zeer goede kwaliteit). De resultaten krijgen volgende beoordeling: Tabel 17: beoordeling van de waterkwaliteit op basis van de Belgische Biotische Index
BBI 9-10 7-8 5-6 3-4 1-2 0
Kleur blauw groen geel oranje rood zwart
Beoordeling (waterkwaliteitsklasse) zeer goede kwaliteit goede kwaliteit matige kwaliteit slechte kwaliteit zeer slechte kwaliteit uiterst slechte kwaliteit
De meest recente BBI-meetwaarden van de Laak, ter hoogte van meetpunt 387000 thv de Gelroodsesteenweg afwaarts de brug te Betekom (1997) en net stroomopwaarts de monding in de Dijle te Tremelo (386000, meting van 2001) wijzen op een zeer slechte biologische waterkwaliteit. De biologische kwaliteit van het Dijlewater is slecht te
September 2007
- 31 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Keerbergen (215000); die van de Spuibeek te Keerbergen (389980, een zijbeek van de Dijle) is zeer slecht. Algemeen kunnen we dus stellen dat de biologische waterkwaliteit ter hoogte van de bemonsterde meetpunten binnen het deelbekken slecht tot zeer slecht is, wat te verwachten was wegens de erg lage zuiveringsgraad voor een aantal gemeenten binnen het deelbekken. De uitvoering van de investeringsprogramma's van VMM en de verdere uitbouw van het gemeentelijk rioleringsnet is dan ook onontbeerlijk om in dit opzicht vooruitgang te boeken. 6.2 Fysico-chemische waterkwaliteit- de Prati-Index (Kaart: Fysico-chemische en biologische waterkwaliteit - waterbodemkwaliteit) Een belangrijke parameter voor de bespreking van de waterkwaliteit is de opgeloste zuurstof. De aanwezigheid van een voldoende hoge concentratie aan opgeloste zuurstof is van zeer groot belang voor het leven in het water en speelt een grote rol in zelfzuiverende processen van de waterloop. De Italiaanse onderzoeker Prati ontwikkelde voor verscheidene parameters een transformatieformule om een gemeten waarde om te rekenen naar een onderling vergelijkbare kwaliteitsindex. Aan de hand van deze index kan de kwaliteitsklasse bepaald worden. De VMM gebruikt voor de beoordeling van de waterkwaliteit de Pratiindex voor zuurstofverzadiging. Deze index krijgt een slechte score bij lage zuurstofspanningen, maar ook bij oververzadiging: die treedt immers op bij eutrofiëring - een verschijnsel dat de kwaliteit aantast. De resultaten krijgen de volgende beoordeling (let wel: een hogere index wijst op een slechtere kwaliteit): Tabel 18: beoordeling van de waterkwaliteit op basis van de Prati-index voor opgeloste zuurstof (Bron: VMM)
PIO 0-1 1-2 2-4 4-8 8 - 16
Klasse 1 2 3 4 5
Kleur blauw groen geel oranje rood
Beoordeling (waterkwaliteitsklasse) niet verontreinigd aanvaardbaar matig verontreinigd verontreinigd zwaar verontreinigd
De bijhorende kaart visualiseert de meest recent gemeten waarden (metingen tot 2003) voor de verschillende meetpunten binnen het deelbekken van de Laak. Het meetpunt te Tremelo (Boterstraat/Beverlaak 386000) wijst op een "verontreinigde" toestand van de Laak die dus de basiskwaliteitsnormen niet haalt en dus ook volledig ongeschikt is als viswater met bijna continue overschrijdingen voor biochemisch zuurstofverbruik, ammonium (gemiddeld 7,1 mgN/L!), opgeloste zuurstof, fosfor, orthofosfaat en Kjeldahlstikstof. Ook te Betekom (387000), aan de Gelroodsesteenweg, duidt de PIO op een “verontreinigde” waterkwaliteit.
September 2007
- 32 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie De Dijle blijkt "matig verontreinigd" te Werchter (215800) net stroomafwaarts de samenvloeiing met de Demer en ook te Keerbergen (215000) aan de Haachtsebaan. Verder stroomafwaarts, aan de Zeepstraat te Tremelo, wordt de waterkwaliteit gecatalogeerd als "verontreinigd". De PIO van de Spuibeek (389980), een zijbeek van de Dijle, aan de Zeepstraat te Tremelo, wijst op een "verontreinigde" waterkwaliteit. De PIO van de MAP-meetpunten op de Zwartebeek (387500) en de Leibeek (387600), beiden te Betekom, duiden eveneens op een “verontreinigde” waterkwaliteit.
6.3 Waterkwaliteitsdoelstellingen (Kaart: Waterkwaliteitsdoelstellingen) Op Europees niveau bestaan er een aantal richtlijnen waarin de waterkwaliteitsnormen worden vastgelegd voor water bestemd voor de productie van drinkwater, viswater, zwemwater en schelpdierwater. Deze richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Vlaamse regelgeving. Het Vlaamse gewest heeft de milieukwaliteitsnormen voor deze functies aangevuld met zogenaamde basiskwaliteitsnormen waaraan alle Vlaamse oppervlaktewateren moeten voldoen. Voor de Laak werd als doelstelling viswaterkwaliteit vooropgesteld. Voor alle overige waterlopen binnen het deelbekken werd basiskwaliteit als doelstelling naar voor geschoven. Viswaters moeten echter eveneens voldoen aan de basiskwaliteitsnormen. 6.4 Waterbodemkwaliteit (Kaart: Fysico-chemische en biologische waterkwaliteit - waterbodemkwaliteit) Een kwaliteitsbeoordeling doet een uitspraak over de kwaliteit van een waterbodem aan de hand van beschrijvende of numerieke beoordelingsmethoden. De triade combineert de drie onderdelen van de karakterisatie (fysico-chemie, ecotoxicologie en biologie). Op die manier wordt een ecologisch oordeel over de kwaliteit van de waterbodem gevormd. Dit eerste oordeel kan een aanzet zijn voor diepgaander onderzoek of bescherming van de waterbodem of vormt een aanwijzing voor een al dan niet ernstige bedreiging voor het ecosysteem. Op die manier kan de triade gebruikt worden om waterbodems te rangschikken in functie van toenemende prioriteit voor saneringsonderzoek in het kader van het ecologisch herstel van rivieren/beken. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat een sanering van de waterbodem slechts zinvol is wanneer aan de lozingsbron zuiveringsinspanningen aan het oppervlaktewater zijn ondernomen. Pas in deze waterlopen waar lozingen zijn afgesloten, is het opportuun een screening met de triade toe te passen en kan een eerste zinvolle prioriteitenlijst opgemaakt worden. Bij het bepalen van te saneren waterlopen speelt ook steeds het aspect hydraulische en
September 2007
- 33 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie nautische redenen een belangrijke rol. Bovendien bestaat, wanneer specie aan land wordt gebracht, de mogelijkheid van een nieuwe (land)bodemverontreiniging door een verontreinigde waterbodem. Om tot een eenduidige lijst van prioritair verder te onderzoeken waterbodems te komen, werd tijdens de karakterisatiestudie voorgesteld een triadekwaliteitsbeoordeling te ontwikkelen. Bij de triadekwaliteitsbeoordeling of TKB, waarbij elk van de drie klassen hetzelfde gewicht draagt in de uiteindelijke beoordeling, worden klassen omgezet in signalen. De fysisch-chemische klassen 3 en 4 krijgen de signaalfunctie (+). Klassen 1 en 2 krijgen een minteken, of geen signaal. Biologisch en ecotoxicologisch worden de klassen 2, 3 en 4 als signalen beschouwd (+). Klasse 1 betekent hier geen signaal (-) (Tabel 6). Op basis van de signalen, bekomen in de drie beoordelingen afzonderlijk, kunnen de waterbodems gerangschikt worden in volgorde van globale kwaliteitsbeoordeling van de Triade. De redenering daarbij is de volgende: het samengaan van een chemisch met een biologisch en een ecotoxicologisch signaal (+) kan wijzen op effecten, die te wijten zijn aan verontreiniging. Dergelijke waterbodems krijgen een slechte kwaliteitsbeoordeling op basis van de Triade. Het ontbreken van de signalen (-) in alle drie de beoordelingen wijst op een ‘zuivere’ waterbodem. In het deelbekken van de Laak bevinden zich drie meetpunten van het VMMwaterbodemmeetnet, nl. te Tremelo, net stroomopwaarts van de monding van de Laak in de Dijle (Boterstraat-Beverlaak). (DY053 en DY054). De triade-beoordeling wijst er op een zware vervuiling van de waterbodem. Naast het VMM-meetnet werden ook nog op andere plaatsen waterbodems bemonsterd, o.a. in opdracht van de provincie Vlaams-Brabant om bijvoorbeeld de bestemming na te gaan van eventueel te ruimen slib. De onderstaande tabel vat alle gegevens samen, die terug te vinden zijn op de website van VMM. Tabel 19: Resultaten van bemonsteringen van de waterbodemkwaliteit
Locatie
Tremelo, Hoevestraat E000696 Tremelo, Hoevestraat E000699 Tremelo, Montystraat E000697 Tremelo, Parkheidestraat E000698 Tremelo, Boterstr.Beverlaak 386000 Keerbergen, Haachtsebaan 215000
Datum staalname
Waterloop
kwaliteitsbeoordeling triade globaal (triade)
fys.chem.
ecotox.
15/01/01 Leibeek
/
4
/
15/01/01 Zwartebeek
/
3
15/01/01 Leibeek
/
Leibeek
15/01/01 02/05/02 17/04/01
September 2007
bodem
bouwstof
/
2
1
/
/
2
1
4
/
/
3
2
/
4
/
/
2
1
Laak
4
3
3
4
3
1
Dijle
2
2
2
1
2
1
- 34 -
biol.
Vlarea
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Werchter, Amerstraat 215800 Rotselaar, Eggelbroek Nummer? Rotselaar, net str.afw. smnvl. Demer-Dijle E001563 (DY053) Rotselaar, Dijle thv Beverlaak E001564 (DY054) Keerbergen, Dijle DY055 E001565 Keerbergen, Dijle DY056 E001566
7/05/03
Dijle
2
2
1
3
/
/
09/01/99 Dijle
2
2
1
2
/
/
09/01/99 Dijle
3
4
1
3
09/01/99 Dijle
2
2
1
2
18/01/00 Dijle
3
3
1
2
3
2
2
2
1
2
3
2
18/01/00
Dijle
Volgende tabel verklaart de gebruikte numerische waarden voor de verschillende onderdelen van de waterbodemkwaliteitsbeoordeling. Tabel 20: verklaring van de gebruikte numerische waarden voor de verschillende onderdelen van de waterbodemkwaliteitsbeoordeling
Triade
1 niet verontreinigd
Fysicochemie Ecotoxicologie
niet afwijkend tov referentie geen acute impact op aquatische biota
Biologie
goede biologische kwaliteit
2 licht verontreinigd licht afwijkend tov referentie licht acute impact op aquatische biota matige biologische kwaliteit
3 verontreinigd
4 sterk verontreinigd
afwijkend tov referentie acute impact op aquatische biota
sterk afwijkend tov referentie ernstige acute impact op aquatische biota
slechte biologische kwaliteit
zeer slechte biologische kwaliteit
Gebruikte code voor Vlarea: Bouwstof: 1 : Specie kan gebruikt worden als bouwstof 2 : Specie kan niet gebruikt worden als bouwstof Bodem: 1 : Vrij gebruik als bodemstof 2 : Gebruik op bodemtype V, zoals industriegronden 3 : Niet als bodem te gebruiken
6.5 Biologische waarderingskaart (Kaart: Biologische waarderingskaart) De biologische waarderingskaart is een uniforme inventarisatie en evaluatie van het Vlaams Gewest. Hiertoe werden grondgebruik, plantengroei en kleine landschapselementen geïnventariseerd. Tevens is het een landschapsecologische analyse
September 2007
- 35 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie van het gebied, waarbij diverse elementen als reliëf, bodem, landschap, waterlopen, ondergrond, fauna en flora belangrijke elementen zijn. De evaluatie gaat van biologisch zeer waardevol tot biologisch minder waardevol. Deze kaart worden hier niet besproken, maar zal bij de uitwerking van oplossingsscenario's en actieplannen een handig instrument zijn.
6.6 Ecologische typologie van de waterlopen (Kaart: ecologische typologie van de waterlopen) Op basis van de waterkwaliteit en de structuurkenmerken kunnen waterlopen ingedeeld worden in verschillende klassen om zo een idee te krijgen van de ecologische waarde die een waterloop in zich draagt. De Laak, de Leibeek 2129 en Dijle werden op die manier beoordeeld. Tabel 21: ecologische typologie voor de waterlopen in het deelbekken van de Laak waterloop ecologische typologie Laak slechte waterkwaliteit en matig tot slecht Leibeek 2129 ontwikkelde structuurkenmerken Dijle van monding Demer tot Eggelbroek Dijle van Hansbrug tot Kerkebergen Dijle van Rijmenam tot monding Weesbeek Dijle van Eggelbroek tot Hansbrug slechte waterkwaliteit en goed ontwikkelde Dijle van Kerkebergen tot Rijmenam structuurkenmerken
6.7 Vismigratieknelpunten Vismigratie is de verplaatsing van vissen van de ene habitat naar de andere, die functioneel is voor de overleving van de soort. Deze gedragsvorm wordt momenteel nog vaak verhinderd door allerhande migratiebarrières op onze waterlopen. De Benelux Beschikking dd. 26/4/96 inzake vismigratie stelt dat vismigratie mogelijk moet gemaakt worden tegen 2010 voor alle vissoorten op alle waterlopen in de hydrografische bekkens van de Benelux. Met het stand-still principe in het achterhoofd is het aangewezen de meest waardevolle waterlopen eerst aan te pakken ter bevordering van vismigratie. Deze waterlopen, samen met de strategisch belangrijke verbindingswaterlopen, werden opgenomen in een prioriteitslijst van te saneren waterlopen. De Dijle werd aangeduid als prioritaire waterloop voor het wegwerken van vismigratieknelpunten. In het deelbekken van de Laak werden echter geen knelpunten aangeduid in de vismigratieknelpuntdatabank. Dit betekent echter niet dat er geen vismigratieknelpunten zijn: het ontbreken van een verbinding tussen Demer en Laak kan
September 2007
- 36 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie als een vismigratieknelpunt beschouwd worden. Indien de Laak ooit watervoerend wordt zullen 't Saske en de Veldonkmolen moeten bekeken worden in functie van vismigratie.
September 2007
- 37 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie
III. REFERENTIES -Code van goede praktijk voor het opmaken van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Land, december 2001). -Code van goede praktijk voor duurzaam lokaal waterbeleid (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Water, 2002). -Decreet betreffende het integraal waterbeleid (BS, 14.11.2003, blz. 55038-55057 of via http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2002-2003/g1730-5.pdf) -"Vismigratie: een handboek voor herstel in Vlaanderen en Nederland" (Min. van de Vlaamse Gemeenschap, Afd. Water, 2004) -Bekkenbeheerplan van de Demer - omgevingsanalyse (AMINAL Afdeling Water, 2003) -Bekkenbeheerplan van de Demer - sectorale analyse (AMINAL Afdeling Water, 2004) -Stand van zaken m.b.t. de bovengemeentelijke zuiveringsinfrastructuur voor het bekken van de Demer (VMM afdeling Planning, mei 2004). -Afdeling Monumenten en Landschappen - website: http://www.monument.vlaanderen.be/aml/nl/index.html -overzicht natuurgebieden in beheer van Natuurpunt (www.natuurpunt.be) -Lambrechts Jorg, Lambrechts Joachim (2004), Onderzoek in de vallei van de Grote Laakbeek tussen
Aarschot en Tremelo (in opdracht van Natuurpunt Oost-Brabant vzw)
-http://users.pandora.be/buitengebied/Natuurdecreet.htm
- Aerts R., Van Orshoven J., Buys P. en De Belder J. (2000). In kaart brengen van de natuurlijke en actuele
overstromingsgebieden in Vlaanderen: Eindrapport. Ground for GIS, KU Leuven Research & Development. In opdracht van AMINAL, Afdeling Water ter uitvoering van Actie 66 van het Vlaamse Milieubeleidsplan 1997-2001. -Biologische WaarderingsKaart: "Natuur-CD 2000, versie 2.0 - 2000 Instituut voor Natuurbehoud" en de BWK versienummer(s). -Peymen J., Oosterlynck P., Defloor W., Van Gulck T. van Straaten D., Kuijken E. (2000) Opstellen en beoordelen van ecosysteemkwetsbaarheidkaarten met betrekking tot biotoopverlies en barrière-effect. Eindverslag van project 97/05. Monden S., Van Liefferinge C., Vandenauweele I., Simoens I., Beyens J., Denayer B., Yseboodt, R., Meire P. & De Charleroy D. (2001). Databank vismigratieknelpunten op prioritaire waterlopen in het Vlaamse Gewest. IBW-UIA databank, http://vismigratie.instnat.be. MVG – LIN – AMINAL – afdeling Water (2003). ROG-kaart 2003. MVG – LIN – AMINAL – afdeling Water (2003). Risicozones overstromingen. Begeleidende nota, 31 maart geactualiseerd 1 oktober 2003. Ontwerp ruimtelijk structuurplan Vlaams Brabant conform het besluit van 1 juli 2003, van provincieraad van Vlaams Brabant.
September 2007
- 38 -
Deelbekkenbeheerplan deelbekken De Laak Basisinventarisatie Vaes, Luyckx en Berlamont (oktober 2002). Toelichting bij de code van goede praktijk voor het ontwerp en gebruik van DWA-systemen in Vlaanderen. KUL, in opdracht van AMINAL – afdeling Water. VMM (december 1996). Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen. Code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen, individuele voorbehandelingsinstallaties en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties. + aanvullingen maart 1999 m.b.t. de herwaardering van grachtenstelsels, hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen. VMM (2002). Waterbodemkwaliteit 2001. VMM, Aalst. VMM (1998-2003) – waterkwaliteitsmeetnet. VMM (2003) – waterbodemmeetnet. VMM – Afdeling Planning (2003). Lozingspunten. VMM – Afdeling Planning (2003). Pompstations. VMM – Afdeling Planning (2003). Rioolsegmenten. VMM – Afdeling Planning (2003). RWZI’s. VMM – Afdeling Planning (2003). Zuiveringsgebieden. VMM – Afdeling Planning (2003). Bovengemeentelijke infrastructuur. Waterkwaliteit – lozingen in het water 2003. VMM, Erembodegem (www.vmm.be).
September 2007
- 39 -