DEEL IV. CONSEQUENTIES VAN HET ONDERZOEK VOOR DE VORMING IN ETHISCH CORRECTE PASTORALE GESPREKSVOERING
383
HOOFDSTUK XIV. WAT VOORAFGAAT: ETHISCH CORRECTE PASTORALE GESPREKSVOERING (AAN)LEREN
INLEIDING De titel van dit veertiende hoofdstuk 'Wat voorafgaat: ethisch correcte pastorale gespreksvoering (aan)leren', is bewust meerduidig gehouden. Met 'wat voorafgaat' doel ik op de opleiding of vorming die vereist is om als pastor ethisch kwalitatieve pastorale gesprekken te kunnen voeren. Verder bal ik in de titel twee posities samen: de positie van de lerende pastor en de positie van de opleidings- of vormingsverantwoordelijke. De pastor moet leren ethisch correcte gesprekken te voeren, aan de verantwoordelijke(n) voor opleiding en vorming is het om te voorzien in scholing die professioneel en dus ethisch correct pastoraal gedrag kan voortbrengen. Hoewel ik geen empirisch onderzoek gedaan heb naar het effect van vorming op ethisch correcte gespreksvoering, zijn er uit mijn onderzoek wel aanwijzingen gekomen over wát er te leren valt. Uit het voorgaande deel met de resultaten van het empirische onderzoek naar de ethiek van het pastorale gespreksproces, neem ik er enkele mee. Dat zijn de algemene doelstelling van pastorale gesprekken, de wijze waarop effectief goede pastorale gesprekken worden gevoerd, het onderscheid tussen passieve en actieve 'verdediging' door de pastor, en de weg die een pastor moet bewandelen om zich van ethisch incorrect gedrag naar ethisch correcte gespreksvoering te (be)keren. In een focusgroepje met KPV-supervisoren werden deze resultaten besproken1. Alvorens te beschrijven wat een pastor moet kennen en hoe hij/zij dat kan leren, sta ik stil bij wat professionalisering en ethiek met elkaar te maken hebben. Een professional is een vakman/vrouw die weet wat hem/haar te doen staat, die zijn/haar werk systematisch kan uitvoeren, die weet hoe hij/zij dat kan aanpakken en wat hij/zij kan doen ingeval zijn/haar aanpak niet het gewenste resultaat oplevert2. Een professioneel werkende pastor kan er bijgevolg ten allen tijde verantwoording van afleggen dát zijn/haar werk in het belang van de gesprekspartner is. Hij/zij kan bovendien vertellen hoe hij/zij de belangen van de gesprekspartner dient. In die zin komt ethisch correct gedrag vanuit de eerder gevonden ethische fundamenten overeen met professioneel handelen3.
1
Bijeenkomst 6 oktober 2010. Van Dale, Groot woordenboek van de Nederlandse taal (2005) geeft als één van de betekenissen van professioneel: "zakelijk, zich nooit door emoties laten meeslepen". Opdat een pastor een gesprekspartner inzake zingeving, geloof en/of levensbeschouwing zou kunnen begeleiden, moet hij/zij overvloedig toegang hebben tot zijn/haar emoties, maar mag hij/zij zich er niet in laten meeslepen. Dit laatste betekent immers dat de gevoelens hem/haar leiden in plaats van omgekeerd. 3 De fundamenten van ethisch correcte gespreksvoering werden uitgediept in H.II. §1. - §2., p. 51 e.v. Van Levinas neem ik mee dat de Ander voorgaat en dat de pastor, om in staat te zijn tot mede-lijden, het lijden in zichzelf moet onderkennen. Van Buber neem ik mee dat gezamenlijkheid opbouwen slechts kan wanneer de pastor authentiek is en hij/zij de dialoog (Ik-Jij) kan waarmaken. 2
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
384
Dit hoofdstuk handelt over de pastorale competentie van de professionele pastor om ethisch correcte pastorale gesprekken te voeren. Daarbij gaat het over bekwaamheidscompetentie en niet zozeer over volmachtscompetentie4. Het onderstaande schema, dat ik overneem uit van de Spijker uit Pastorale competentie. Mogelijkheden en moeilijkheden van het pastorzijn5, verheldert het onderscheid tussen beide.
Figuur XIV.I.: Pastorale competentie: volmachtscompetentie en bekwaamheidscompetentie
In het pastoraat hebben pastores maar één instrument: zichzelf als (beroeps)persoon. Voor kwaliteitsvol werk moet er dus niet geïnvesteerd worden in aangepaste apparatuur en onderhoud, wel in de ontwikkeling van de pastor als (beroeps)persoon. Om als professionele pastor 'effectief goede' pastorale gesprekken te voeren, of om als pastor 'professionele pastorale' gesprekken te voeren, valt er heel wat te leren. In tegenstelling tot wat pastores, gesprekspartners en sociaal werkers dénken wat de competenties van pastores zouden moeten zijn, vertrek ik vanuit het pastorale gesprek zelf6. Wat vraagt pastorale gespreksvoering aan kundigheden van de pastor opdat deze de gesprekken ethisch correct kan voeren? Deze vraag is aan de orde in dit laatste hoofdstuk. Het domein van de pastor is het religieuze. Dat wordt gekenmerkt door transcendentie7, het méér, dat een ander licht werpt op datgene wat de gesprekspartner hier-nu meemaakt. Zoals
4
H. VAN DE SPIJKER, Pastorale competentie. Mogelijkheden en moeilijkheden van het pastor-zijn, 84, Heerlen, Poimen, 1984, p. 18, p. 21. "Tot pastorale competentie behoort de dimensie van volmacht. De pastor verkrijgt haar of zijn competentie door wetten (juridische competentie), door waarheden (traditionele competentie), door wensen (archetypische competentie). Men is gemachtigd, bevoegd, gerechtigd degene te zijn, die men worden moet: pastor. […] Tot pastorale competente behoort de dimensie van bekwaamheid. De pastor verwerft haar of zijn competentie door wijsheid en wetenschap (pastoraaltheologische competentie), door verbondenheid (communicatieve competentie), door trouw aan zichzelf (personale competentie). Meer nog dan de drie volmachtscompetenties zijn de drie bekwaamheidscompetenties onderling verstrengeld". 5 Ibid., p. 22. 6 BRUINSMA-DE BEER, Pastor in perspectief. Een praktisch-theologisch onderzoek naar de competentie van de pastor. Bruinsma-de Beer vertrekt van de andere pool. 7 J. A. VAN DER VEN, Pastoraal perspectief. Vorming tot reflectief pastoraat, Kampen, Kok, 2000, p. 73. "Voor de geïnstitutionaliseerde religie en de functie van de pastor is er gezien het proces van institutionele differentiëring, dat teruggaat op de arbeidsdeling en de hele moderne maatschappij doortrekt, geen alternatief: zijn domein is het religieuze domein. Naast het economische domein met de code 'geld', het politieke domein met de code 'macht', het medische domein met de code 'gezondheid', het wetenschappelijke domein met de code 'waarheid', het
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
385
uitgedrukt in de doelstellingen (H. X.), behelst religie niet alleen de thema's die in pastorale gesprekken aan bod komen, religie wordt waargemaakt door de verbindende wijze waarop de gespreksinhoud wordt behandeld. Uit mijn onderzoek blijkt dat getrainde pastores werkelijk in staat zijn om effectief goede pastorale gesprekken te voeren. Dat betekent dat ze bekwaam zijn de thema's die de gesprekspartner aan bod brengt, zowel religieus als pastoraal gepast te behandelen. Ze hebben daartoe niet alleen een duidelijke doelstelling in hun gesprekken, normaliter weten ze ook hoe ze dit doel kunnen realiseren. Uit twee Vlaamse leesgroepjes pastores waarin de resultaten van het onderzoek (H.V. — H.XIII.) zijn besproken8, kwam naar voren dat er behoefte is aan een duidelijke pastorale doelstelling die bovendien multidisciplinair kan gecommuniceerd worden. Er is evenzeer nood aan het theoretisch onderbouwen van deze doelstelling. Besef van 'wat er te leren valt', het opdoen van pastoraaltheologische inzichten, kortom, het aanvullen van bewuste inzichten, behandel ik in een eerste paragraaf (§1.). 'Religie' tekent ook de methode, met name de verbindende wijze waarop pastorale gesprekken verlopen9. Het onderzoek toont dat getrainde pastores ook in dit opzicht effectief goede pastorale gesprekken kunnen voeren. De vereiste vaardigheden, het ambacht of de kundigheid die nodig zijn voor ethisch correcte gespreksvoering trainen door middel van een doelgericht leertraject, behandel ik in een tweede paragraaf (§2.). Ook deze training beoogt in te werken op de bewuste processen gedurende een pastoraal gesprek. Incorrect pastoraal gedrag komt echter vooral voort uit onbewuste processen die de pastor aanzetten zich te verweren10. Gevolg daarvan is dat een pastoraal gesprek min of meer de mist ingaat. Pastores krijgen daar veelal 'ethische kriebels' bij, een soort ongenoegen over de wijze waarop het gesprek loopt. Hoe ze dit ethische aanvoelen hebben geleerd en aangescherpt, was geen onderdeel van mijn onderzoek. Om er toch iets van op het spoor te komen, ga ik in op de argumentatie van de deelnemende pastores in de interviews. Ieder van hen geeft redenen aan waarom het gesprek met G2 maar minnetjes was (§3.). Het gesprek tussen Carolien en G2, dat ik in hoofdstuk 12 als casus heb uitgewerkt, is het beste van zes effectief minste pastorale gesprekken, gesprekken die overwegend ethisch incorrecte eigenschappen bevatten11. De vijf pastores die deze minste gesprekken voeren12, schrijven de oorzaak van hun falen in eerste instantie toe aan de gesprekspartner. Daarbij maken ze een fundamentele attributiefout: ze maken de gesprekspartner verantwoordelijk voor hun gebrek aan vakkundig opereren gedurende het gesprek. Opmerkelijk dat geen van deze vijf pastores zich naderhand nog juist herinnerde wat er gedurende het gesprek was voorgevallen. Ze vertellen alle vijf dat ze heel erg hun best hebben gedaan om met de gesprekspartner in contact te blijven, maar ze herinneren zich niet waar en hoe het gesprek is ontspoord. Dit zijn aanwijzingen dat er gedurende deze gesprekken, wat Korthuis noemt, agogische domein met de code 'vorming', heeft zich het religieuze domein ontwikkeld met de code 'transcendentie'". 8 Met vier pastores in Hasselt en met vijf pastores in Vlaams-Brabant werden twee leesgroepjes gevormd. Drie van de lezers hadden eerder al op eigen initiatief gezocht naar specifieke opleiding in gespreksvoering. Twee daarvan hebben een counselingsopleiding gevolgd, één een opleiding in het geven van geestelijke leiding. De anderen kregen wel supervisie en/of intervisie, maar geen systematische pastorale gesprekstraining. 9 Zie H.V. §1., p. 9 e.v. en schema Rosenstock-Huessy H.IX. §5., p. 162. 10 Zie Narvaez H.III. §4., p. 114 e.v. 11 Zie H.XII. Conclusie, p. 289, Figuur XII.C. 12 P01G2, P02G2, P03G2, P07G1 en P07G2, P10G2.
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
386
een bad cluster actief werd. In de vierde paragraaf ga ik dieper in op wat pastores te leren hebben om gesprekspartners niet meer de rekening te doen betalen van pijnplekken uit hun eigen levensgeschiedenis (§4.).
§1. LEREN
WERKEN OP GROND VAN EEN PASTORAALTHEORETISCH ONDER-
BOUWDE DOELSTELLING De algemene doelstelling, geformuleerd in de eerste paragraaf van hoofdstuk V, is niet alleen ontstaan uit de verschillende doelstellingen die pastores aangeven, ze is ook aan hen getoetst13. In deze paragraaf vat ik nog even kort samen welke theoretische aannames onder deze definitie verscholen zitten. Om ze aan toekomstige pastores over te dragen, is het immers nodig deze vooronderstellingen pastoraaltheologisch te onderbouwen. De nogmaals geformuleerde doelstelling deel ik op in vijf pastoraaltheologische thema's. Doel van pastorale gesprekken is gesprekspartners te helpen, vanuit hun eigen bron, vrede te vinden met zichzelf, anderen en hun levensgrond/God. Vanuit een open spiritualiteit willen pastores eraan bijdragen bij gesprekspartners de verbindingen te actualiseren tussen hun huidige levenssituatie en hun geleefde zinrelaties, geloof en levensovertuigingen. In functie daarvan investeren pastores in relatieopbouw14 en voeren ze het gesprek zodanig dat er verbindingslijnen oplichten tussen het levensverhaal van de gesprekspartner en de situatie waarin deze nu leeft zodat zin, geloof en bewustzijn bekrachtigd worden.
1.1. DOEL IS GESPREKSPARTNERS TE HELPEN: DE GESPREKSPARTNER KRIJGT VOORRANG
Het is inmiddels ten overvloede herhaald, in pastorale gespreksvoering staat de gesprekspartner centraal. Of we voor deze opvatting steunen op filosofische gronden (Levinas, Buber)15, op theologische premissen (O'Murchu16, Van der Ven17), of op de ethiek van de
13
Een deelnemer aan een leesgroepje schrijft: "[Ik] kan, theoretisch en vanuit ervaring, helemaal achter de definitie van pastoraal gesprek staan. Deze definitie is goed onderbouwd en wordt systematisch ontwikkeld in de twee gelezen hoofdstukken". 14 Zie H.I. §2.3.1., p. 34. Daar ga ik in op het onderzoek van? het Queen's Medical Centre in Nottingham (UK) waarbij pastorale gesprekken opgenomen en geanalyseerd werden volgens de 'discourse analysis method'. Zij kwamen tot de conclusie dat de wijze waarop pastores gesprekken voeren, gekenmerkt worden door het empathische karakter van de communicatie waarbij drie aspecten opvielen: de grote betrokkenheid, de beleefdheid en de aanmoediging door pastores van emotionele zelfexpressie van de gesprekspartners. In onderlinge samenhang zijn deze drie erg stimulerend, terwijl ze tegelijkertijd de indruk wekken van een gewoon informeel gesprek met een eerder naïeve pastor. HARVEY et al., "Elicitation hooks": a Discourse Analysis of Chaplain-Patient Interaction in Pastoral and Spiritual Care, p. 47, 57. 15 Zie H.II. §1. - §2., p. 51 e.v. 16 Zie H.III. §5., p. 121 e.v. O'MURCHU, Adult Faith. Growing in Wisdom and Understanding; O'MURCHU, Quantum Theology. Spiritual Implications of the New Physics. 17 VAN DER VEN, Pastoraal perspectief. Vorming tot reflectief pastoraat, p. 103. "Pastorale [gespreksvoering] is gericht op het in cognitief, affectief en volitief onontbeerlijk vrijmaken van de krachten van de individuele persoon, krachten die onontbeerlijk zijn voor de verdere ontwikkeling van het zelf. Deze ontwikkeling heeft betrekking op de streefdoelen van het menselijk leven, namelijk zelfwaardering en waardigheid, liefde en rechtvaardigheid […]. Hiervoor biedt religie de nodige inspiratie en oriëntatie […]. Geestelijke begeleiding is gericht op religieuze transformatie binnen de relatie tussen God en mens. Belangrijk daarin zijn de verheldering van het religieuze levensverhaal en de ontwikkeling van een bekeringsproces dat cognitieve, affectieve en volitieve aspecten bevat en dat om een continu proces van inoefening vraagt […]".
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
387
psychologische hulpverlening (Leijssen)18, geen van deze auteurs laat er enige twijfel over bestaan: de gesprekspartner gaat voor. Specifieke aandacht gaat er naar het anders-zijn van de gesprekspartner, naar het eigene, het dwarse anders-zijn van de ander, waar de pastor op uitkomt. Concreet betekent dit dat pastores leren vragen naar wat bevreemdend of anders voorkomt dan ze verwachten. Niet als kritiek, maar uit interesse voor wat aan deze persoon eigen is. Dat vereist de kundigheid van het problematiseren, het als niet vanzelfsprekend aannemen wat men hoort, ziet of aanvoelt. Voorrang geven induceert dus een proces van gezonde nieuwsgierigheid met het oog op het verhelderen van de gesprekspartner. Eenvoudige vragen zoals 'hoezo?', 'vertel eens?', 'wat maakt dat je dat zo denkt/doet/voelt?' nemen de gesprekspartner mee naar zijn/haar eigen unieke wijze van zijn. Pastores(-in-wording) hebben er belang bij in hun studie en in de dagelijkse omgang met hun omgeving te leren problematiseren: leren om alles wat vanzelfsprekend wordt aangenomen te bevragen op zijn vooronderstellingen. Zoals aangegeven in de conclusie van deel I leidt het bevragen van de vooronderstellingen tot een onderbouwde ethiek. De achterliggende premissen openbaren immers of de betrokkenen effectief in beeld zijn en of er daadwerkelijk aan hen wordt voorrang gegeven.
1.2. GESPREKSPARTNERS PUTTEN UIT EIGEN BRON: LEVEN IN EEN RELATIONEEL GECONSTRUEERDE WERKELIJKHEID
Iedere mens heeft eigen kracht, eigen bronnen waaruit hij/zij betekenissen put. Deze bronnen zijn relationeel en sociaal geconstrueerd. Al van bij onze geboorte — en tevoren19 — wordt onze zijnswijze als mens bepaald door de omstandigheden waarin onze ouders leven, de stress die ze doorstaan, onze positie in het gezin, de tijd en genegenheid die er voorhanden is, de interesses en de taboes die er heersen, de communicatie die er tussen de gezinsleden mogelijk is,… al onze ervaringen, plus de genetische voorgegevenheden maken ons als individu uniek. Wat we meemaakten, bepaalt in hoge mate onze persoonlijke bestaanswijze. Zaken waar de ene persoon geen belang aan hecht, kunnen voor een ander erg belangrijk zijn. Waar de ene in gelooft, ligt voor een ander hoe dan ook anders. Vooral het gewicht dat gehecht wordt aan bepaalde waarden, is voor iedere mens verschillend. Vandaar het belang van het relationeel sociaal constructionistisch paradigma dat ik in het derde hoofdstuk heb uitgewerkt. Daar heb ik geconcludeerd dat een 'relationele' lezin' van Schrift en Traditie mij positioneert midden in de joods-christelijke ethiek, terwijl het relationeel constructionisme mij niet-religieuze begrippen en een sociologisch kader aanreikt dat deze ethiek actualiseert en verder ontwikkelt. Door dergelijke of een vergelijkbare levensvisie, kan niemand zichzelf op basis van zijn/haar eigen levenskijk een meerwaarde toekennen, kan hij/zij de eigen levensvisie niet als meer waardevol dan deze van een andere persoon beschouwen. Daarzonder kan men zich een vermeende meerwaarde toekennen die uit het
18
LEIJSSEN, Beroepsethiek. B. VAN DEN BERGH, To Become or To Be? The Duality of Neurodevelopment has a Perinatal and therefore also a Societal Dimension, Tilburg, Tilburg University 2010, p. 28. "The development of brain and behavior is influenced by the prenatal and early postnatal environment and that, although mild stress may induce resilience, experiencing too much stress early in life increases vulnerability to develop behavioral problems and stressrelated diseases later in life". 19
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
388
handelen niet blijkt20. Uit het onderzoek komt naar voren dat de kwaliteit van het pastorale handelen bepaald wordt door wat pastores doen, door de ethiek die ze daadwerkelijk pratikeren21. Pastores(-in-wording) hebben er dus groot belang bij zich los te maken van een positivistisch wereldbeeld om thuis te komen in een relationeel constructionistisch paradigma22. Niet zozeer om er kennis van te nemen, maar vooral omwille van de implicaties ervan. Zoals uitgebreid beschreven in het derde hoofdstuk, onderkent dergelijke mens- en wereldvisie dat betekenissen niet alleen sociaal geconstrueerd wérden maar ook, dat dergelijk proces van betekenisgeving alsmaar doorgaat23. Aan dit voortgaande proces van betekenisverwerving hebben pastores via effectief goede pastorale gesprekken een belangrijke bijdrage te leveren. Of anders verwoord: pastores die werken vanuit een relationeel constructionistisch besef, kunnen voor het zinzoeken en voor het bekrachtigen van het geleefde geloof van de gesprekspartner van grote waarde zijn.
1.3. VREDE VINDEN IN RELATIES: EEN RELATIONEEL-ETHISCHE KLEMTOON Vanuit een relationeel constructionistische visie, is niet wat goed of fout lijkt, maar wel de relationeel-ethische lading van het aan elkaar verschuldigd zijn, ethisch het meest doorslaggevend. Deze kijk op de mens in relaties is voldoende uitgewerkt in de contextuele benadering van het pastoraat, een visie gebaseerd op Boszormenyi-Nagy24. Nagy stelt dat 'relationele ethiek tegelijk rekening houdt met de voorwaarden en eisen van iedere actieve en passieve deelnemer die wordt beïnvloed door de consequenties van de handelingen van een andere partner'25. Wat Nagy 'meerzijdige partijdigheid', 'billijkheid' en 'trouw' noemt, heb ik gevat onder de term 'vrede vinden'. Wij-mensen vinden vrede wanneer we onze eigen unieke plaats in het levensweb van relaties waardig kunnen innemen, op een wijze die aan anderen respectvol hun eigen unieke plaats gunt. Diepste vrede ontvangen we wanneer we bewust worden van onze onderbewuste motieven. Wie zichzelf kent, wordt mededogend naar anderen, naar álle anderen. Vrede met zichzelf leidt 'als vanzelf' naar harmonie met de
20
In het evangelie van Matteüs tekent de evangelist bij monde van Johannes de doper dat het om daden gaat. Hij hekelt de opstelling van de Farizeeën die wel hoge normen voorhouden zonder deze zelf waar te maken. Matt. 3, 7-10 "Toen [Johannes] zag dat veel Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop afkwamen, zei hij tegen hen: 'Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel? Breng liever vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, en denk niet dat je bij jezelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken! De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vrucht draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen". 21 Zie Matt. 25, 40 "Ik verzeker jullie, alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan". 22 Zie het proces dat ik doorheen H.III. heb beschreven. Voorrang geven aan P02 door haar keuze voor haar beste en minste gesprek te respecteren, heeft mij geholpen om de evolutie naar een relationeel constructionistisch paradigma te voltrekken. Dat dit gepaard gaat met het op zijn kop zetten van een heleboel vanzelfsprekendheden, hoeft verder geen betoog. 23 Zie H.III. §2. - §3., p. 101-114. 24 A. DILLEN, Ongehoord vertrouwen. Ethische perspectieven vanuit het contextuele denken van Ivan Boszormenyi-Nagy, Antwerpen, Apeldoorn, Garant, 2004; MEULINK-KORF & VAN RHIJN, De Context en de Ander. Nagy herlezen in het spoor van Levinas met het oog op pastoraat; MEULINK-KORF & VAN RHIJN, De onvermoede derde. Inleiding in het contextueel pastoraat. 25 BOSZORMENYI-NAGY & KRASNER, Tussen geven en nemen: over contextuele therapie, p. 203. Pastores kunnen "helpen zich toe te leggen op de kwestie van billijkheid tussen alle leden van de relationele context die [zij] onder behandeling heeft. Gedurende dat proces [worden zij] ontheven van de taak te trachten te beslissen over wat goed of fout is".
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
389
schepping, naar een diepe dankbaarheid om het cadeau te leven. Het wordt leven in en vanuit een godsverhouding van waaruit het eigen gedrag kan getoetst worden26. Om een gesprekspartner te laten groeien in de meerzijdige partijdigheid, de billijkheid en trouw die hem/haar als persoon tot vrede kunnen brengen, is het aan pastores om met hem/haar een open en constructieve dialoog aan te gaan. Als het goed gaat, stellen pastores zich in dergelijk gesprek met lichaam en ziel ten dienste van dit vrede-vinden van de gesprekspartner. In 'het lichaam als knooppunt van relaties' hebben T. Grolus en ik, samen met drie ziekenhuispastores27, ingezoomd op de lichamelijke signalen die pastores gedurende een pastoraal gesprek kunnen registreren. Deze lichamelijke prikkels zijn tekens van wat ethisch (in)correct is28. Het zijn gewaarwordingen die in de pastor ontstaan bij de passages in het verhaal van de gesprekspartner die hem/haar voorkomen als onaf, waar ontevredenheid over bestaat, stukken die niet tot rust/eenheid/heelheid gekomen zijn29. Pastores krijgen natuurlijk niet alleen ongemakkelijke emoties. Breekt bij een gesprekspartner vrede door, dan valt hen ook ontroering en vreugde ten deel. Gevoelens als ethische signalen onderkennen, vereist van pastores dat ze een relationeel denkkader over de werking van onze emoties hebben. Daarvoor ga ik te rade bij Fredman. Zij onderkent een verschil in benadering tussen een individualistische en een relationele visie op emoties. Binnen een individualistische visie is een gevoel iets intrapsychisch, waar de persoon 'mee moet klaarkomen'. Binnen een relationeel denken worden gevoelens beschouwd als signalen die vragen naar interactie, 'e-motie-s'30. Emoties van de gespreks26
NOUWEN, Een levende heenwijzing: dienst en gebed in aandenken aan Jezus Christus, p. 23. "'Hoe word ik een levende herinnering aan God; hoe accepteer ik en leg ik het verband; hoe integreer ik de geschiedenis van de enkeling in Gods geschiedenis?' Deze vragen zijn verzoekingen voor zover ze de dieper liggende vraag: 'Wie ben ik als levende herinnering aan God?' onbeantwoord laten. Inderdaad, de belangrijkste vraag is geen kwestie van doen maar van zijn. Als we over de pastor als levende heenwijzing naar God spreken, hebben we het niet over een speciale techniek die men zich met speciale kunstgrepen eigen kan maken, maar over een manier van zijn die de totaliteit van het leven omvat: werken en rusten, eten en drinken, bidden en spelen, handelen en wachten. Vóór er van enige beroepsdeskundigheid sprake kan zijn, hebben we een spiritualiteit nodig, een manier van leven in de geest waardoor al wat we zijn en al wat we doen anderen aan Iemand herinnert". 27 T. GROLUS & M. RIEMSLAGH, COEBERGH, L., VANDEVOORDE, C., VAN W INCKEL, J., Het lichaam als knooppunt van relaties. Contextueel pastoraat als antwoord op een relatiebetrokken God, in G. VAN EDOM (ed.), Lichaam en levensadem. Pastorale zorg voor de hele levende mens, Antwerpen, Halewijn, 2010, 121-134. 28 Ibid., p. 124. "Als je als pastor wordt gebruikt om geheimen in stand te houden, dan voelt dat altijd ongemakkelijk. Je kunt de partner of de familieleden van de pastorant dan niet vrij tegemoet treden. Van zodra je tussen de pastorant en iemand uit zijn context wordt gezet, voel je dat als pastor ook lichamelijk. Je lichaam vertelt je op welke plek de pastorant je plaatst en of dat correct is of niet. Het kan juist aanvoelen wanneer iemand intieme dingen vertelt. Maar het kan ook fout aanvoelen, wanneer er vanuit één bepaalde kijk iets eenzijdigs 'over' anderen wordt gezegd. Dan wordt wat de pastorant vertelt ineens ongepast intiem, en zelfs gênant. Soms gebeurt het dat je wordt gebruikt als 'goedkeurende' getuige van onethisch gedrag. Wanneer iemand bijvoorbeeld racistische uitspraken doet of zich afzet tegen de 'slechte' kant van de familie, dan gaat dat in tegen je meerzijdig partijdige basishouding als pastor: álle mensen zijn kinderen van God. Door je positie, kun je voor een dergelijke houding niet supporteren". 29 Ibid., p. 125-126. "Bijna feilloos kan een getrainde pastor lichamelijk voelen of de dingen die de pastorant over deze relaties vertelt, correct zijn 'in de menselijke orde van relationeel verschuldigd-zijn' of niet. […] Dit lichamelijke medemenselijke aanvoelen — wat Nagy 'relationele ethiek' noemt — is het voornaamste richtsnoer van de pastor om met de relaties van de [gesprekspartner] en zijn/haar omgeving om te gaan". 30 G. FREDMAN, Transforming Emotion. Conversations in Counselling and Psychotherapy, London - Philadelphia, Whurr Publishers, 2004, p. 2-3. "An autonomous discourse locates emotions within the individual and therefore views emotion as innate, universal, subjective, personal and essentially bodily. Autonomous emotions practices would therefore most likely focus on the sensation and distinction of the emotion like the naming, interpreting and encouraging expression of emotion [...]. A relational discourse on the other hand approaches emotion as created
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
390
partner vragen om meebewegen van de pastor. In dat meebewegen kan een pastor voeling krijgen met het verlangen dat in de emotie van de gesprekspartner verscholen zit met betrekking tot zijn/haar leefwereld31. Uit een gesprekspartner bijvoorbeeld ongenoegen over de wijze waarop de relatie met één van de kinderen is verstoord, dan is het vanuit een relationeel-ethisch standpunt relevant om daarin te luisteren naar het verlangen naar acties om de relatie te bevorderen32. 'E-moties' zijn als dusdanig 'bewegingen met het oog op effect', het zijn effect-bewegingen33. Pastores(-in-wording) hebben dus vertrouwdheid met een relationeel-ethisch (Nagy34) en een relationeel-emotioneel (Fredman) denkkader nodig om de gevoelens die ze gedurende pastorale gesprekken ervaren, te kaderen. Het denken van Nagy en Fredman kennen, garandeert echter nog niet dat een pastor in het verhaal van een gesprekspartner fragmenten van vrede en onvrede kan oppikken. Daartoe is het evenzeer van belang dat de pastor zijn/haar gevoelsleven kent, mijn en dijn kan onderscheiden, en communicatief vaardig is geworden in het verbaliseren van wat er in hem/haar omgaat.
1.4. VANUIT EEN OPEN SPIRITUALITEIT: INVESTEREN IN SPIRITUEEL LEVEN Het domein van pastores, het religieuze/transcendente, vormt ook het uitgangspunt van hun pastorale begeleidingen. In die zin hoort 'investeren in spiritualiteit' bij het ontwikkelen en op peil houden van de competentie als pastor. Nu behoort spiritualiteit grotendeels tot het privédomein van een persoon, het gaat immers over zijn/haar persoonlijke relatie tot het transcendente/God35. In het kader van de doelstelling van een professioneel gesprek36, telt vooral de werkzame factor van deze spiritualiteit voor het voeren van pastorale gesprekken in een hedendaagse context37. Daarvoor ga ik te rade bij het onderzoek van Rimbaut38. between people and therefore communal and connected with cultural logic. Relational emotion practices would therefore focus on co-ordinating with others and on how emotion stories are created in the contexts of relationships and cultures. [...] Hence I approach emotions as constructed in relationship and context and in the 'doing' of the feeling between people. [...] I am not taking a position of moral relativism whereby all perspectives are seen as equally desirable. Since each emotion discourse shapes our experience and thereby enables and constrains what we feel, think and do, I acknowledge that I might differentially affect people's sense of belonging and self-worth if I privilege one discourse over another while engaging with them in emotion. Therefore I propose that we evaluate, reflect and take responsibility for the consequences of adopting different emotion practices for ourselves, for others and for our relationships". 31 Ibid., p. 5. "Intending to 'know from' the other [...] positions us to connect with them in joint activity. [...] I approach emotions as activities, abilities, relationships and performances rather than as expressions of what is inside. Thus I look at expressing emotions as ways of 'being with' each other". 32 In M. RIEMSLAGH, Bemiddelen? Als pastor? Van waaruit en waartoe?, in Handelingen. Tijdschrift voor Praktische Theologie 37 (2010) nr. 4, 38-42, p. 40. In deze casusbespreking interpreteer ik de gevoelens van pastor P. relationeel, als ethische richtingwijzers. 33 FREDMAN, Transforming Emotion. Conversations in Counselling and Psychotherapy, p. 104. "Thus, by moving from intrapersonal practices of naming and analysing feelings to interpersonal practices of locating feelings between people and focusing on intended communication and consequences of actions, they noticed a transformation of relationships including reduced aggression and increased positive interaction". 34 BOSZORMENYI-NAGY, Grondbeginselen van de contextuele benadering; DUCOMMUN-NAGY, Van onzichtbare naar bevrijdende loyaliteit; MICHIELSEN, VAN MULLIGEN & HERMKENS (eds.), Leren over leven in loyaliteit. Over contextuele hulpverlening. 35 K. W AAIJMAN, Spiritualiteit als godmenselijk betrekkingsgebeuren, in P. DE MEY & J. HAERS (eds.), Theologie en spiritualiteit: het gesprek heropend, Leuven, Acco, 2004, 81-113. 36 Om andermans weg te begeleiden moet men aan den lijve weten hoe het werkt, moet men zelf deze weg van (tegensprekelijke) ontmoeting gaan, open en bereid zijn om door ontmoeting te veranderen. 37 RIMBAUT, Soutenir une démarche spirituelle en milieu hospitalier, p. 102. Op een uitspraak van één van de onderzochte pastores geeft Rimbaut commentaar: "P: 'Quelque part il faut avoir fait une certaine expérience
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
391
Rimbaut ging op zoek naar de kenmerken van een levende spiritualiteit. Zodra iemand spreekt, getuigt hij/zij van de wijze waarop hij/zij bestaat. Levend is iemand die, verankerd in de harde realiteit, het leven als geschenk kan ontvangen, deze gave kan erkennen, en vanuit de overvloed van het innerlijk, weer leven kan doorgeven aan anderen. Mensen in spirituele nood daarentegen, kunnen de contradicties van het leven niet behappen, hebben een pessimistische visie op de mens, spiritualiseren hun zelfgenoegzaamheid en gaan oordelend om met anderen39. Niet zozeer de vormgeving van spiritualiteit is belangrijk, wel de integratie van de contradicties van het leven en het besef 'zijn/haar leven van anderen te krijgen' met name in het erkennen van 'het leven zoals het hier-nu is'40. Rituelen kunnen op dit spirituele proces aansluiten. Volgens Rimbaut gebeurt de ommekeer van 'dood' naar 'levend' vooral doorheen de ontmoeting met de (A)ander(en), in gesprekken. De spirituele levendigheid die Rimbaut ontdekt via haar empirisch onderzoek noemt zij "une démarche spirituelle, une transformation de soi par autrui". Het is een proces in drie stappen41. Erkennen van de werkelijkheid zoals die zich hier-nu voordoet (1). Door zich niet terug te plooien op zichzelf maar open te staan voor het anders-zijn van de ander, krijgt men zichzelf terug (2). Door te danken voor wat men zomaar krijgt, engageert men zich met en voor de ander (3). Deze drie stappen resonneren voor pastores in de christelijke ervaring: zich inlaten met de Ander, zich laten bewonen door het Woord en dit Woord vervolgens concreet belichamen42. Laat ik dit vertalen in de termen van mijn onderzoek. De spirituele ontwikkeling die Rimbaut beschrijft, begint met een open attitude, de pastor wordt geconfronteerd met het anders-zijn van de ander en geraakt daardoor niet in de verdediging. Integendeel, hij/zij groeit daardoor in openheid en engagement. De open attitude verdiept door de confrontatie met de ander. Dat is de ideale situatie: het pastorale gesprek voedt de spirituele levendigheid van de pastor. Echter, ingeval een pastor 'effectief minste' gesprekken voert, dan geraakt hij/zij in een negatieve spiraal: zijn/haar oordeel over gesprekspartners neemt toe, hij/zij verschuilt zich in zijn/haar eigen visie, de pessimistische kijk op de mens neemt toe, en wat er werkelijk hier-nu gebeurt kan de pastor hoe langer hoe minder erkennen43. Om te weten hoe hun spiritualiteit wordt ondermijnd, wat er met zichzelf aan de hand is wanneer ze in de verdediging schieten en hoe deze 'verdediging' als 'agressie' kan worden waargenomen bij gesprekspartners, hebben pastores basiskennis in de werking van onze hersenen nodig.
spirituelle pour accompagner'. Ainsi, le chrétien, invité à vivre une expérience spirituelle peut être compétent pour accompagner dans un chemin non religieux, il en a la responsabilité puisqu'il accorde à cette expérience spirituelle une valeur de vie, dans la droite ligne de l'Evangile". 38 Zie H.I. §2.2., p. 33-34. Rimbaut is professor praktische theologie aan de Université Catholique de L'Ouest (Angers, Frankrijk). 39 RIMBAUT, Soutenir une démarche spirituelle en milieu hospitalier, p. 86. 40 Ibid., p. 102-103. "La transformation de la personne spirituelle est qualifiée essentiellement par les aumôniers comme 'consentement au réel' et comme un 'se recevoir des autres'. Ces deux aspects sont mis en valeur dans nobres de récits analysés par nous et classés essentiellement sous le terme de 'reconnaissance'. Ainsi la transformation sprituelle inclut à la fois la démaîtrise ou la maîtrise impossible de son corps, de son psychisme, de ses états d'âme, et la reconnaissance devient alors la trace de cette reconnaissance des liens qui font vivre ainsi que de l'engagement concret possible selon les capacités réelles de la personne". 41 Ibid., p. 104. 42 Ibid. 43 Zie H.II. §2., p. 51 e.v. In die zin kom ik weer uit bij mijn leermeester Levinas, die stelt dat het aanvaardend en erkennend omgaan met het anders-zijn van de Ander, niet alleen de methode is, maar ook het onderliggende fundament van het contact met de goddelijke Ander.
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
392
Pastores(-in-wording) hebben dus inzicht nodig in de spirituele ontwikkeling van mensen, ongeacht of deze al dan niet gelovig zijn. Bovendien hebben ze kennis nodig van het functioneren van hun brein, zowel wat lichaamsgeformeerde ethiek betreft44, als qua misleiding door het geheugen45. En toch, dergelijke inzichten blijven ontoereikend om zelf spiritueel levend te blijven. Immers, pastorale gesprekken waarin tegenoverdracht in het spel is of bad clusters geactiveerd worden, ondermijnen de levende spiritualiteit van de pastor. Voor zijn/haar spirituele gezondheid is het van belang zich bewust te zijn van de ondermijnende machtsdynamiek in pastorale gesprekken én te leren de negatieve spiraal te keren door de weg van herstel te gaan.
1.5. VERBINDINGEN BEWERKEN: HIER-NU ALS CENTRALE PLEK TUSSEN VERLEDEN EN TOEKOMST, TUSSEN BINNEN- EN BUITENWERELD In het negende hoofdstuk, bij de beschrijving van de pastorale attitude, heb ik in schema gezet wat pastores in pastorale gesprekken te doen staat46. Vanuit een gekwalificeerde God die onze geschiedenis draagt, dient hij/zij hier-nu in gesprek met de gesprekspartner, diens actuele situatie te verbinden met zijn/haar verleden en toekomst, alsook zijn/haar binnenwereld met de buitenwereld. Ieder van deze vier posities wordt in christelijk perspectief gekenmerkt door de geboden: 'Herinner u', 'Luister', 'Bekeer u en doe recht!' en 'Doe recht en verzoen!'. Of deze God van Jezus Christus ook expliciet ter sprake moet komen, hangt af van het betekenissenkader van de gesprekspartner in wiens dienst de pastor staat.
Figuur XIV.1.5.: Nogmaals het kruis van de werkelijkheid op basis van de antropologie van E. RosenstockHuessy: Hier-nu, uniek moment voor incarnatie door interactie
Pastores(-in-wording) hebben studie van en voeling met de Bijbelse verhalen nodig om gedurende pastorale gesprekken (hier-nu) zichzelf in dit viervoudige spanningsveld te 44
Zie Narvaez H.III. §4., p. 114 e.v. Zie de verwijzingen in de voetnoten naar Korthuis in H.XIII. §4. - §6., p. 329 e.v. 46 Zie H.IX. Inleiding, voetnoot 24, p. 162. 45
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
393
begeven en zich daarin te handhaven. In liefde en mededogen kunnen ze hier-en-nu spreken met de gesprekspartner over de unieke plaats die deze in het levensweb van relaties inneemt. Om dergelijk liefdevol en mededogend woord te kunnen belichamen, is het nuttig — en wellicht noodzakelijk — dat pastores zichzelf geregeld op dit snijpunt van ruimte en de tijd situeren. 'Verbindingen bewerken' bevat ook een communicatief aspect, een 'hoe' hier-nu met de gesprekspartner kan gezocht worden om zijn/haar huidige situatie te verbinden met zijn/haar geleefde zin, geloof en levensbeschouwing. Als theoretisch fundament baseer ik mij op Bertau. In het derde hoofdstuk heb ik uitvoerig beschreven hoe zij een communicatieve basis biedt voor het overdragen van betekenissen47. En ook hier geldt hetzelfde als in de vorige punten: pastores hebben niet alleen kennis van betekenisoverdracht nodig. Het is voor hen ook van belang zich erin te oefenen de betekenissen van de gesprekspartner zo juist mogelijk te weerspiegelen, deze vanuit een resonneren in het eigen lichaam te openen, om ze verrijkt aan de gesprekspartner terug te geven.
1.6. WIE DE WEG GAAT, KAN LEREN DE WEG TE WIJZEN Ik keer even terug naar mijn onderzoeksresultaten. Ik breng het gesprek onder de aandacht waarin de pastor zo goed als niet in een verdedigende attitude is geraakt48, als voorbeeld van het verwezenlijken van de doelstelling (P04G2).
Figuur XIV.1.6.: Vergelijking van een open en verdedigende attitude in G1 en G2
P04G2 is een gesprek waarin de pastor op bezoek gaat bij een vrouw die haar echtgenoot en twee zonen verloren heeft aan een erfelijke hartaandoening. Minder dan één maand tevoren is zijn eigen moeder overleden. Hoewel het verdriet van deze gesprekspartner schrijnender is dan het zijne, hoeft hij zich daar niet tegen af te schermen. Zoals zijn rouw er mag zijn, mag zij ook de hare doorleven. Er staat de pastor niets in de weg. Hoewel het gesprek zwaar emotioneel geladen is, hoeft hij zich niet te verdedigen tegen gevoelens die hem zouden kunnen overrompelen. Hij doorleeft zijn eigen leven en kan zijn gesprekspartner helpen om wat er in haar omgaat niet uit de weg te gaan. Ze mag zichzelf al delend met hem tot helderheid praten, tot een stukje meer vrede. Hiermee raak ik aan de clou van wat pastores te leren hebben: zichzelf als zinzoekende en (on)gelovige persoon zodanig voorhanden hebben dat de gesprekspartners zichzelf helemaal kunnen uitspreken. Zo kunnen die aan het luisteren en de omgang met de pastor 47 48
Zie H.III. §2., p. 101 e.v. Mijn onderzoeksmethodologie, analytische inductie indachtig, geef ik extra aandacht aan wat afwijkt.
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
394
ervaren hoe zijzelf zin kunnen vinden en hun geloof kunnen actualiseren. De ervaringen van de pastor in het gaan van een spirituele weg, kan dus aan de persoonskant van de pastor garant staan voor het zinzoeken en het groeien in geloof van gesprekspartners. Het zegt nog niets van de communicatieve vaardigheden van de pastor. Het volgende punt brengt daarover meer helderheid. Pastores(-in-wording) hebben dus (levenslang) hetzelfde te leren als wat zij zich tot doel stellen in pastorale gesprekken. Pastores hebben zich tot doel te stellen, vanuit hun eigen bron, vrede te vinden met zichzelf, anderen en hun levensgrond/God. Voor hun werk als pastor is het van belang te leren leven vanuit een open spiritualiteit en kracht te putten uit de verbindingen tussen hun huidige levenssituatie en hun geleefde zinrelaties, geloof en levensovertuigingen. Hiermee rond ik het eerste punt rond een pastoraaltheologisch onderbouwde doelstelling af. Aan de hand van een algemene doelstelling voor pastorale gesprekken heb ik opgebouwd welke theorieën voor pastores van praktisch belang zijn om ethisch correcte pastorale gesprekken te voeren. Omwille van het voorrang geven aan de gesprekspartner, is het nodig dat pastores kunnen problematiseren, dat ze kunnen bevragen wat vanzelfsprekend lijkt (§1.1.). Thuis zijn in een relationeel constructionistisch paradigma biedt aan een pastor een mens- en wereldvisie die coherent is met een relationele lezing van Schrift en Traditie, en met de joods-christelijke ethiek die daarin vervat zit (§1.2.). Om signalen van (on)vrede op te pikken gedurende een gesprek heeft een pastor baat bij een relationeel-ethisch en een relationeel-emotioneel denkkader (§1.3.). Verder is het voor pastores van belang te weten hoe de ommekeer van spirituele nood naar spiritueel leven zich kan voltrekken. Weten hoe hun hersenen werken, hoort bij deze kennis (§1.4.). Om een gesprek 'pastoraal' te noemen, heeft een pastor ook inzicht nodig in de religieuze en profane dimensies van het unieke hiernu moment als kaïros: hier gebeurt God (of niet) (§1.5.). Om de lijst van inzichten af te sluiten, heb ik met P04G2 getoond dat de beoogde doelstelling realiseerbaar is (§1.6.).
§2. HET AMBACHT LEREN OM ETHISCH CORRECTE GESPREKKEN TE VOEREN Het vorige punt behandelde eerder het opdoen van de juiste onderliggende inzichten (inhoud) om kwaliteitsvolle pastorale gesprekken te voeren. In de volgende punten komt aan bod wat pastores aan vorming nodig hebben om dergelijke gesprekken te kunnen voeren (proces). Dit ambacht kunnen pastores(-in-wording) al oefenend leren49. Zoals blijkt uit onderstaande grafiek, zijn pastores na training goed in staat om pastorale gesprekken te voeren met een hoog aantal ethisch correcte eigenschappen.
49
Ik geef niet opnieuw een opsomming van alle eigenschappen, dat heb ik uitvoerig gedaan in deel II, H.V. - H.IX.
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
395
Figuur XIV.2.: Gemiddelden van de verhouding tussen correcte en incorrecte eigenschappen in de 7 beste pastorale gesprekken
Qua leren, onderscheid ik twee onderscheiden leerprocessen: leren om te kennen (inzichten opdoen) en leren om te kunnen handelen (vaardigheden ontwikkelen, ook wel 'leren aan ervaring' genoemd). Professioneel handelen heeft zowel een denkkader nodig dat het handelen richt en verantwoordt50, als een procedureel kader, dat de verschillende stappen in het handelen vastlegt (2.1.). Beide kaders blijven echter beschrijvingen van wat er te leren valt (de inhoud van het proces): echt leren gebeurt door inoefening (2.2.).
2.1. HET PASTORALE GESPREKSPROCES: EEN PROCEDUREEL KADER Eerder, in het derde hoofdstuk, heb ik de bejegeningskringloop van Cuvelier getekend en stap voor stap uiteengezet51. Het schema van Cuvelier visualiseert het interactieproces en als dusdanig is het een handig stappenplan. Feitelijk biedt Cuvelier een procedure voor ethisch correcte gespreksvoering aan. Het enige wat mij te doen staat, is de proceseigenschappen voor ethisch correcte gespreksvoering die ik in de transcripten van pastorale gesprekken heb gevonden, invoeren in de bejegeningskringloop52. Het resultaat is een op de praktijk gebaseerd schema dat de meeste interventies bevat die pastores te leren hebben met het oog op kwaliteitsvolle gespreksvoering. In figuur XIV.2.1.A. staat 'I' voor 'inhoudsontwikkeling', 'P' voor 'positionering', 'V' voor 'gespreksvaardigheden' en 'A' voor 'attitude'.
50
Dergelijk denkkader is beschreven in het vorige punt, H.XIV. §1.1., p. 370 e.v. H.III. §1., p. 78 e.v. 52 De eigenschappen van incorrecte gespreksvoering neem ik mee naar de volgende paragrafen, H.XIV §3. - §4. 51
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
Figuur XIV.2.1.A.: De bejegeningskringloop met ethisch correcte eigenschappen om kwalitatieve pastorale gespreksvoering te leren voeren
396
397
Terugblikkend op mijn ervaring als pastoraalsupervisor en trainer, durf ik beweren dat een pastor die voor een eerste of tweede keer een reeks pastorale supervisies volgt, vooral stap één en twee kan leren (M en E in het schema van de bejegeningskringloop). Degene die thuis geleerd heeft zijn/haar gevoelens vrijuit te beleven en te benoemen, durft na afloop ook stap drie (T) te zetten. Pastores die eerder al een counselingsopleiding volgden, leren in supervisie zich bewuster worden van stap vier (H) en te oefenen in stap vijf en zes (O en D). Deze laatste twee stappen, een optie nemen en daadkrachtig maar respectvol als pastor beïnvloeden, vergen langdurige training. Deze twee momenten in de bejegening bevatten nochtans de voor pastoraat meest specifieke proceseigenschappen. Het valt te betwijfelen of het mogelijk is deze waardevolle interactiemogelijkheden binnen een kort tijdsbestek te leren. Er moet immers heel wat ingeoefend worden vooraleer een pastor het ambacht van ethisch correcte gespreksvoering beheerst. Die inoefening vergt niet alleen heel wat tijd, zij vereist ook een systematisch aangepakt leren. Gevormd worden in het voeren van professionele pastorale gesprekken, vereist met andere woorden systematische training. Alle aspecten van zo'n vorming dienen adequaat verankerd te worden in het relationele handelen van de pastor (-in-opleiding). Dergelijk relationeel handelen moet gegrond zijn in de gepratikeerde theologie en de spiritualiteitsbeleving van de pastor. Vanuit de veilige thuis van een doorleefde theologie en spiritualiteit kunnen pastores hun eigen machtsmechanismen in mindere en minste pastorale gesprekken onderkennen. Via het vier-stappenplan kunnen pastores leren de blessures te helen op grond waarvan ze zich incorrect gedragen. Als pastor vertrouwd geraken met ethisch correcte pastorale gespreksvoering vergt in feite een socialisatieproces. Dergelijk inscholen kan tot stand worden gebracht in een groep van gelijkgezinde pastores waarin ethisch correcte gespreksvoering de norm is. Dergelijk groepsleren vormt de beste leerschool om de veelheid aan pastorale kundigheden al oefenend te leren. In dit schema van pastorale interactie, ontbreken nog vier elementen: (1) het besef dat de pastorale relatie aangegaan wordt met het oog op het geestelijk welbevinden van de gesprekspartner (de asymmetrie in de verhouding), (2) de relationele en sociale context waar zowel de gesprekspartner als de pastor deel van uitmaken, (3) de verankering in plaats en tijd, samen met het belang van het actuele hier-nu moment, en (4) een visualisering van de dragende Grond (Waarheid en Liefde genoemd53). In onderstaande figuur breng ik deze elementen mee in beeld.
53
LEIJSSEN, Noodzakelijke bagage voor hedendaagse counseling, p. 10-11. "Waar het voor mij wezenlijk om gaat is de vraag of ik met mijn werk bijdraag aan de realisatie van waarheid en liefde in de situatie waarin ik geplaatst ben. Dat is voor mij iets heel concreets: wat zou in deze toestand een reactie kunnen zijn die waarheid en liefde toevoegt? […] Naast deze gerichtheid op waarheid en liefde, probeer ik doorheen alle turbulenties steeds opnieuw contact te zoeken met een stille innerlijke plek. Vanuit die geaardheid voel ik mij verbonden met iets dat ik moeilijk kan definiëren. Ik ervaar het als een soort leiding die ik ontvang. Het voelt als iets dat mij gegeven wordt, iets dat groter is en verder reikt dan mijn kleine ik. Het voelt als iets dat mij overkomt, maar ik speel daarin deels wel een actieve rol. Het actieve aandeel bestaat in het mij afstemmen op personen, de situatie, de ruimere context, én wat ik daarbij lichamelijk gewaarword. Ik kies voor het opschorten van mijn eigen belangen en bekommernissen. Vervolgens tracht ik mijn hart te openen. En dan stel ik innerlijk de vraag wat ik in deze gegeven context dien te doen, wat hier en nu de hoogste vorm van liefde en waarheid zou kunnen zijn. Als ik een antwoord voel — en dat beleef ik als een hogere leiding die mij dat ingeeft — doe ik dat; als ik geen antwoord
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
398
Figuur XIV.2.1.B.: De pastorale bejegening
Nu de communicatieve leeropgave voor pastores(-in-wording) in beeld is gebracht, sta ik nog even stil bij het leerproces zelf.
2.2. HET LEERPROCES: DE DYNAMIEK VAN LEREN AAN PASTORALE ERVARING Het is hier niet de bedoeling een uitgebreide theorie van het leren aan ervaring op te zetten. Eerder wil ik in enkele pentrekken de dynamiek van dergelijk leren schetsen. Onder pastoraalsupervisoren zijn de eerder beschreven visie van Dewey54 en de leercirkel van Kolb55 de meest gangbare leertheorieën (2.2.1.)56. Deze worden meer en meer aangevuld met een meer neurobiologische kijk op leren, waarbij modeling (op basis van de werking van spiegelneuronen57) en meervoudige zintuiglijke prikkeling centraal staan (2.2.2.)58. voel, wacht ik en laat ik mij verder leiden door wat de cliënt inbrengt. Deze spirituele levenswijze ervaar ik als de 'bezieling' van mijn werk. Ik vermoed dat in deze bezieling een vonk zit die kan overslaan op anderen". 54 DEWEY, Ervaring en opvoeding; DEWEY, How we think. 55 De leercirkel van Kolb is inmiddels gemeengoed geworden. Tal van websites en auteurs gebruiken het model. 56 C. MENKEN-BEKIUS & H. SCHAAP-JONKER, Ervaring leert. De casus als instrument voor theoloog, pastor en geestelijk verzorger, Kampen, Kok, 2010, p. 18-20; M. RIEMSLAGH, Pastoraat en pastorale supervisie. Uit dialoog geboren (Werkstuk ter verkrijging van de bevoegdheid van KPV supervisor, Raad voor Klinische Pastorale Vorming), Amersfoort, 2000, p. 44-52; J. SMIT, Het instructieproces in pastorale supervisie (Werkstuk ter verkrijging van de bevoegdheid van KPV supervisor, Raad voor Klinische Pastorale Vorming), Heteren, 1991, p. 16-35; J. VAN DE LAGEMAAT, De pastor als leerling. Mentoraat als een effectieve vorm van begeleiding van beginnende pastores, die ten doel heeft te leren aan ervaring (Werkstuk ter verkrijging van de bevoegdheid van KPV supervisor, Raad voor Klinische Pastorale Vorming), Amsterdam, 1996, p. 25-37. 57 J. GILBERT, De cognitieve dimensie van bewustzijn en spiegelneurale effecten. Een onderzoek naar de bijdrage van spiegelneurale werking tot de realisatie van be-weten (Doctoraatsverhandeling Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, R.U.G.), Gent, 2004. 58 DIRKSEN, Breincentraal leren.
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
2.2.1. De vier leerstijlen van Kolb Kolb heeft het leren aan ervaring bestudeerd. Hij ziet mensen op vier verschillende wijzen hun gedrag veranderen. Er zijn mensen die direct aan de slag gaan en doen wat er moet gebeuren. Al doende zien ze wel of ze het anders moeten aanpakken. Dit zijn de doeners (1). Anderen kijken eerst, ze willen alle mogelijkheden en valkuilen vooraf overwegen alvorens tot actie over te gaan. Dat zijn de waarnemers (2). Nog anderen willen eerst weten hoe het zou moeten, ze willen de verschillende visies op het werk onderzoeken en stellen zich in dit onderzoek kritisch op, denkers dus (3). Een vierde groep bedenkt eerst allerlei handelingsalternatieven. Ze willen de theorie vertalen naar de praktijk en (minstens mentaal) uitproberen welke mogelijkheden haalbaar zijn. Dit zijn toepassers (4). Het spreekt voor zich dat iedere leerstijl zijn eigen voor- en nadelen heeft. Van belang is dat een pastor zijn/haar geliefde leerweg ontdekt én leert zien waar eventuele leerhindernissen zitten. Het meest revelerende van de leercirkel van Kolb is namelijk dat leren aan ervaring slechts gebeurt wanneer alle vier de kwadranten doorlopen zijn. Ervaringsleren is dus een cyclisch proces waarin geen van de vier stappen kan overgeslagen worden. Onderstaand schema59, naar het Nederlands vertaald door Van Kessel60, geeft de doorgaande cirkelbeweging van leren weer.
Figuur XIV.2.2.1.: Leercirkel van Kolb vertaald door Van Kessel
Het proces in vier stappen combineert inductief (doen en waarnemen) met deductief (overdenken en experimenteren) leren. Meteen is het verschil aangegeven tussen wat doorgaans onder 'leren' en 'leren aan ervaring' wordt verstaan. Het eerste is voornamelijk deductief, leren start in de reflectie. Het tweede is inductief, het leren vertrekt vanuit de concrete ervaring. Leren ethisch correcte pastorale gesprekken voeren, kan dus alleen geleerd worden door de vier stappen systematisch te trainen: een pastoraal gesprek voeren (1), waarnemen wat er is gebeurd (2), dit verbinden met aanwezige denkwijzen en kritisch stilstaan bij de discrepantie tussen werkelijkheid en ideaal (3), onderscheiden wat in de gespreksvoering moet behouden blijven, wat moet bijgesteld worden en plannen maken om gevonden aandachtspunten op peil te brengen (4). Vervolgens weer een pastoraal gesprek voeren,... 59
D. KOLB, Experiential Learning. Experience as the Source of Learning and Development, Englewood Cliffs, Prentice Hall, 1984. 60 L. VAN KESSEL, Kolbs typologie van leerstijlen. Een hulpmiddel voor begeleiding van het leren van supervisanten, in Opleiding en Beroep 7 (1990) nr. 2, 5-29, p. 16.
400
Vooraleer over te gaan naar een meer fysieke kijk op leren, moet nog vermeld worden dat de leercirkel van Kolb verborgen leerhindernissen kan opsporen. Die zijn meestal terug te voeren op eerdere levenservaringen. Te denken valt aan 'aarzeling vertonen om te zien wat er werkelijk gebeurt', 'zich niet slim voelen om dingen te verstaan', 'geen fouten mogen maken' en 'het toch niet kunnen'. Wil een pastor vrijuit aan ervaring kunnen leren — wat dus noodzakelijk is voor ethisch correcte gespreksvoering — dan zullen deze leerblokkades opgeruimd moeten worden61.
2.2.2. Het BreinCentraal Leren-model In het BreinCentraal Leren-model62, definieert Dirksen leren als "het vormen van sterke en uitgebreide neurale netwerken"63. Ons brein moet namelijk verschillende verbindingen tussen hersencellen vormen om informatie te doen beklijven. Dirksen stelt dat door ervaringen op te doen, te denken en te voelen, onze hersenen veranderen. In die zin is het brein dus 'maakbaar'. Zes leerprincipes kunnen het leren optimaliseren64: 1. Herhaal. "In breintermen is herhalen het opnieuw vuren van eenzelfde neuraal netwerk. […] Herhaling vormt geheugen. Herhaling leidt tot structurele en chemische veranderingen in neurale netwerken; de verbindingen worden sterker, het signaal wordt sneller doorgegeven. […] De nieuwste inzichten uit de neurocognitieve wetenschappen indiceren dat de hippocampus herhaling van het nieuw geleerde nodig heeft binnen een periode van zes weken, omdat anders het geleerde uiteindelijk niet voor de lange termijn wordt opgeslagen (onthouden) in de neocortex"65. 2. Emotie. Neurale netwerken worden sterker door de leerinhoud te verbinden met emoties (onbewust) of gevoelens (bewust)66. Twee neurotransmitters (moleculen voor signaaloverdracht tussen zenuwcellen) spelen daarbij een rol: dopamine (komt vrij bij nieuwsgierigheid en trots) en (nor)adrenaline (wordt geproduceerd bij stress). Dopamine geeft plezier, (nor)adrenaline zorgt (tijdelijk! en in beperkte mate!) voor verscherpte zintuiglijke waarnemingen67. Nieuwsgierigheid68 en trots zijn op resultaten, evenals een zekere taakspanning, zijn dus bevorderlijk voor het leren. 3. Creatie (in de plaats van consumptie). "Het brein vindt het 'prettig' om zelf informatie te ordenen en betekenisvolle patronen te maken en te ontdekken, om zelf te puzzelen"69. 4. Focus. Maak leren uitkomst- en contextgericht. Door aandacht te geven, focust het brein. De inhoud visualiseren betrekt meer hersencellen bij de inhoud, hij beklijft dan beter. Ook de omgeving telt mee. Wisselen van leeromgeving of de werkplek inrichten overeenkomstig de leerplek, dragen bij tot het beter bewaren van het geleerde70.
61
In onderstaande vierde paragraaf kom ik terug op de wijze waarop leerblokkades opgeruimd kunnen worden. Het BreinCentraal Leren-model of BCL-model is een geregistreerd handelsmerk van het BCL-instituut, opgericht door Gerjanne Dirksen. (http://www.bclinstituut.nl/centraalleren.html toegang 28.10.2010). 63 DIRKSEN, Breincentraal leren, p. 248. Ik volg haar uiteenzetting. 64 Ibid., p. 250-260. Visueel voorgesteld op http://www.bclinstituut.nl/zesleerprincipes.html toegang 28.10.2010. 65 Ibid., p. 251. 66 DAMASIO, De vergissing van Descartes. Gevoel, verstand en het menselijk brein. Damasio baseert zich op zijn waarnemingen om dit onderscheid te maken tussen emoties en gevoelens. 67 DIRKSEN, Breincentraal leren, p. 253-255. 68 J. JOLLES, Ellis en het verbreinen. Over hersenen, gedrag en educatie, 176, Amsterdam - Maastricht, Neuropsych Publishers, 2010, p. 63-80. 69 DIRKSEN, Breincentraal leren, p. 256. Ook daarbij komt dopamine vrij. 70 Ibid., p. 257. 62
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
5. Zintuiglijk rijk. Hoe meer zintuigen bij de leeropdracht betrokken zijn, hoe meer hersenverbindingen er gemaakt worden. Het geleerde is dan ook beter 'op te halen'71. 6. Voortbouwen op het bestaande. "Het BCL-principe Voortbouwen bestrijkt twee niveaus. Het eerste niveau is het vastknopen en linken van ervaringen. […] Het tweede niveau […] is patroonherkenning. […] Ervaringen uit andere contexten kunnen makkelijker worden hertaald naar een nieuwe context"72. Deze zes leerprincipes zijn belangrijk als het gaat om efficiënt leren aan ervaring: gevarieerde, herhaalde en veelzijdige stimulatie van het brein doet het geleerde beklijven. In de bejegeningskringloop van Cuvelier is aangevuld wát pastores moeten leren en het leerproces is benaderd vanuit vier leerstijlen en zes leerprincipes. De uitkomst is een stappenplan met vier op elkaar inhakende stappen (Kolb). Concreet betekent dit dat de pastor wordt gestimuleerd aandachtige pastorale gesprekken te voeren (1) en daar na afloop op te reflecteren. In een korte reflectie problematiseert hij/zij het gesprek (wat was nieuw, anders, (on)aangenaam, opvallend, was er een verschil tussen het begin en het einde?) (2). Vervolgens wordt hij/zij gevraagd om het gesprek te toetsen op wat hij/zij weet over pastorale gespreksvoering (doelstelling, proces, religieuze en ethische aspecten) (3). Uitgaande van dit gesprek, wat zou je in een volgend gesprek anders willen doen? Hoe stel je jezelf voor om het te doen? Wat heb je nodig om het aan te pakken? (4) Dit zijn initiële insteken voor bijvoorbeeld supervisie. In training kunnen meer zintuigen geprikkeld worden: door een casus in rollenspel uit te zetten, kunnen opeenvolgende pastores met 'dezelfde gesprekspartner' een pastoraal gesprek proberen te voeren. Aan een pastor kan gevraagd worden op welke wijze hij/zij voor een gesprekspartner zou bidden. Door een gesprek in groep te analyseren, kunnen door collega-pastores beelden en alternatief gedrag aangereikt worden. Het groepsproces op zich mobiliseert meerdere emoties en handelwijzen die pastores ook gedurende hun werk in overlegmomenten tegenkomen. Als dusdanig is het functioneren van een pastor in een groep ook een leerthema. Alle werkvormen kunnen een neerslag krijgen in werk- en supervisieverslagen, en procesnota's. Conclusie is dat het 'ambacht leren' om ethisch correcte pastorale gesprekken te voeren, systematisch dient te gebeuren, aansluitend bij de kundigheden van de pastor(-in-wording) waarbij stelselmatig, op de maat van de pastor, de moeilijkheidsgraad wordt opgedreven. Tot nog toe heb ik 'wat er te leren valt' toegespitst op het bewuste leerproces: een pastor heeft pastoraaltheologische inzichten nodig (§1.) en hij/zij moet de vaardigheden verwerven (§2.) om ethisch correcte pastorale gesprekken te voeren. In de twee volgende punten ga ik vooral in op het bewerken van de onbewuste processen. In de derde paragraaf komen de leeropgaven uit effectief minder goede gesprekken aan bod (§3.), in de vierde de herstelstrategie naar aanleiding van de emotiegestuurde fouten die pastores maken in de effectief minst goede pastorale gesprekken (§4.).
71 72
Ibid., p. 259. Ibid.
402
§3. LEREN AAN EFFECTIEF MINDERE PASTORALE GESPREKKEN Onder de noemer 'effectief mindere pastorale gesprekken' vallen zowel gesprekken die de pastor na afloop als minder goed typeerde (P04G2, P05G2, P06G2, P09G2) als eentje dat de pastor op dat moment wel 'goed' vond (P06G1), maar dat niet beantwoordt aan de criteria van 'effectief goede pastorale gesprekken'. Globaal scoren deze pastorale gesprekken 'positief', ze bevatten meer ethisch correcte dan incorrecte eigenschappen en ze worden grotendeels gevoerd vanuit een open attitude. Deze 'mindere' gesprekken bevatten wel leeropdrachten die in ieder leerparcours voorkomen, vandaar dat het de moeite loont ze van naderbij te bekijken. De leeropdrachten die uit deze mindere gesprekken voortvloeien betreffen leerdoelen met betrekking tot voelen (3.1.), denken (3.2.) en handelen (3.3. en 3.4.). Eén voor één neem ik deze gesprekken als geheel onder de loupe, ik ga na wat de pastor te leren heeft om van gelijkaardige gesprekken 'effectief goede' te maken.
3.1. P04G2: LEREN OMGAAN MET EEN OVERVLOED AAN EMOTIE Gezien het werkveld waarin pastores opereren en de situaties waarbij op hen beroep wordt gedaan, worden pastores vaak geconfronteerd met een overvloed aan emoties bij gesprekspartners. Met veel en heftige emoties omgaan, vraagt van de pastor dat hij/zij een open attitude bewaart en zich nadien ontdoet van de hinderlijke neveneffecten van 'het teveel'. Om voor gesprekspartners beschikbaar te zijn en pastorale zorg te verlenen die op hen is afgestemd, laten pastores idealiter hun eigen gevoels 'meetrillen' op deze van de gesprekspartner. Pastores erkennen dan niet alleen wat er in de gesprekspartner omgaat, zij laten zich raken door de beïnvloeding die van hen uitgaat73. Als alles goed gaat, dan zorgt deze afstemming ervoor dat de pastor adequaat op de gesprekspartner ingaat. Dat gebeurde bij P04G2 wiens profiel ik weergeef in onderstaande grafiek.
Figuur XIV.3.1.: Profiel van P04G2: Correcte en incorrecte eigenschappen (li) en de verhouding tussen beide (re)
De pastor gaat in gesprek met een vrouw wiens echtgenoot en twee zonen overleden zijn aan een erfelijke hartaandoening. De tweede zoon is onlangs overleden. Dat haar zoon al jaren niet meer thuis kwam en zij in onmin leeft met haar schoondochter, compliceert haar rouwarbeid. Ook de woorden "dat het 'Gods wil is", uitgesproken door een collega van P04 bij het overlijden van de echtgenoot van G2, komen weer boven. Uit de analyse blijkt, dat dit een effectief goed gesprek is. Hoe komt het dan dat deze pastor dit gesprek als het minste van zijn 10 opnames koos? Ik laat hem zelf aan het woord: 73
Zie de bespreking van de bejegeningskringloop H.XIV. §2.1., p. 78 e.v.
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
OZ: Vertel eens, wat vind jij je beste en wat vind jij je slechtste? P04: (1") Dat dat (1") is niet zo makkelijk OZ: Nee hé P04: Het onderscheid ertussen vond ik niet eens zo groot OZ: Hmm P04: Tussen die gesprekken. Het eerste gesprek vond ik misschien wel het moeilijkste (1") het lastigst eu het was een gesprek met die eum mevrouw wiens man aan een hartaanval overleden is en ook twee kinderen kwijt was eu OZ: Hmm P04: Kwam ook nog het verhaal erbij van die schoondochter en dat was ook sowieso ingewikkeld. Dat dat niet meer gaat, want dat is heel dramatisch natuurlijk (1") ze heeft heel veel zorgen. Ik ken haar niet zo goed, ze is geen lid van de Kerk. Ze woont hier nog niet zo lang. 'k Ben wel eens een keer geweest en ik heb toen een paar keer gehoord (2") ja, als je met haar praat, het is gewoon een verschrikkelijk verhaal eu nog, heeft nog een zoon, die heeft ook die aanleg. De angst gewoon dat ze die kwijt raakt hé. Ze is er zo veel eu kwijt geraakt (1") en toen kwam het verhaal van die schoondochter, dat die hele relatie eigenlijk heel snel al mis ging (1") en dat is, dat is op zich ook wel een thema natuurlijk. Dat vond ik wel lastig eu OZ: En zeg je: "dat vond ik het eum (2") het meest lastige gesprek is voor mij ook het slechtste?" Of? P04: nu (3") ik heb, kijk ik heb ook gedacht "ik kan het vanuit mezelf bekijken (1") wat ik vind dat een, hoe een pastoraal gesprek zou moeten zijn, en ook vanuit de pastorant" (1") en die pastorant kan misschien anders [kijken], dat weet ik natuurlijk niet, maar voor zover ik me daarin kan verplaatsen, kan toch nog wat anders beleven (2") eum maar ik vond dat wel wel lastig. Het contact was goed. […] P04: Jaa, ik vond dat het contact wel goed was, ja, ja OZ: Eu P04: En daar zat ik dus zelf met de verlegenheid van ja, twee, twee nu goed, dat van die zoon, van die andere zoon ook nog, en van die man, dat is al heel zwaar. Dat vind ik al ontzettend zwaar (1") en dan dat van die [eerdere collega pastor], daar hadden we het ook al een keer over gehad, zegt dat "het de wil van God is" (2") en toen kwam die schoondochter. Dat verhaal ken ik eigenlijk niet zo, dat is een ongelooflijk heftig verhaal, dat er ook nog bij verwerken (2") ja OZ: Ja P04: Ja OZ: Was het een, wat, wat maakte dan dat je zegt: "dat vond ik niet zo'n goed gesprek?" P04: (3") Nu misschien die vrouw, vanwege de eigen verlegenheid waar ik nu (4") ja (5") en misschien, zij wilde, denk ik ook, ze, het zat haar allebei hoog, dat kon niet anders. Ze wilde ook ook over allebei praten. Maar ik had op een gegeven moment, vroeg, op een van die twee thema's doorgaan, want anders even parkeren, want ik kan niet alles ineens, in één gesprek sowieso is onvoldoende. Maar zeker niet tegen zulke, eu heftige thema's (2") eu maar misschien was dat ook wel niet eens, zo was het ook wel goed zo, ik weet het niet, maar het was mijn eigen gevoel van ja (1") lastig OZ: Je eigen gevoel van "ik kan…" P04: Je [onverstaanbaar woord] ja ja dat vond ik, dat vond ik lastig, ja OZ: "Ik kan niet kiezen tussen, tussen, tussen twee zware sporen?" P04: Ja ja OZ: En eu ik weet niet of je het zo expliciet gevraagd hebt? (1") Je hebt haar laten, uiteindelijk haar eigen spoor laten volgen he? P04: Ja, ik geloof het wel. Ik weet niet meer, in een ander gesprek heb ik wel een paar keer uitdrukkelijk "waar wil je het verder over hebben" en hier en dat en bij haar, ten eerste liep dat eigenlijk niet zo goed. Daar hebben we toch wel, we hebben het ook wel over de schoondochter gehad, kan ik me herinneren (3") maar dat is natuurlijk ook een enorm verhaal als je dat eu [lacht] en eu (3") dus ik had wel uitdrukkelijk kunnen vragen "waar wil je nu, ja waar wil je nu écht op doorgaan? Misschien volgende keer op het andere doorgaan". Dat had ik misschien meer kunnen kanaliseren, wat meer kunnen structureren. […] P04: Maar ik denk voornamelijk, denk ik, de massa, het massieve, het eu massieve van het verdriet toch OZ: Ja (2") was het na het overlijden van jouw moeder? Ja hé? P04: [En ook dat, onverstaanbaar woord]
404
Jaa jaa maar de'r zal wel, ja maar goed, het heeft wel meegespeeld. Maar dat heb, soms heb ik dat natuurlijk wel. 'k Heb dat ook pas de [onverstaanbaar woord] het ging bij mij om een kankergeval (3") dat toch nog heel sterk (1") en dat het met mijn eigen verhaal toch te maken heeft eu dat het dan eu makkelijker wordt losgetrokken OZ: Ja, ja, als je zegt "eu, mijn eigen verdriet is dichterbij" P04: Ja, ik eu ja, zoiets denk ik dat, eu ja, dat iemand eu vrij acuut bericht krijgt van "je hebt kanker en de diagnoses heel slecht zijn" (2") en dat is, ja dat vind ik toch aangrijpend, ja OZ: Ja P04: Ja OZ: Jaa P04: Ja (2") ja (3") dat kan bij mij, dat het heel sterk binnenkwam, heb ik ook mezelf gevraagd "hoe komt dat? Waar komt dat vandaan?" En ja, ik kan eigenlijk niet veel meer zeggen dan dat het met mijn moeder te maken heeft. Maar ja, dat weet ik niet zo goed. Misschien speelt er wel meer mee, dat weet ik niet (2") maar in ieder geval, dat toch ook wel eigenlijk hé, ja […] OZ: (7") Oké (1") eu (2") heb je de indruk dat je, dat je deze vrouw hebt rechtgedaan? P04: (4") Op zich, op zich, op zich wel denk ik, ik jaa, ik denk dat ik, ja ik denk het wel OZ: (4") Ja, vind ik ook P04: Hm (1") ik ben der niet met een [vervelend] gevoel weggegaan nee, ja, ja ook niet, van ja, ik heb natuurlijk wel wat gedaan of eu, het hoeft niet altijd, maar nee, ik denk dat zij wel wat op prijs gesteld heeft dat ik daar geweest ben.
Zoals eerder aangegeven, heeft deze pastor zijn eigen gevoelens voorhanden, hij stelt die ter beschikking van zijn gesprekspartner. In sommige situaties, zoals in P04G2, blijven er toch heel wat emoties bij de pastor hangen. En hoewel hij ze niet écht kan relateren aan zijn biografie, bepalen deze emoties wel zijn evaluatie van het gesprek als 'lastig' omwille van het 'massieve verdriet'. Pastores hebben er baat bij te leren het teveel aan emoties, die met de gesprekspartner hebben meegeresonneerd, maar 'als afgrond' in zichzelf blijven hangen, af te voeren. Vroeger werd gedacht dat de verhalen van de gesprekspartner kunnen leiden tot zogenaamde 'secundaire traumatisering'74. Nu weten we dat in het brein alleen de daar aanwezige zintuiglijke signalen geactiveerd kunnen worden. Vertelt een gesprekspartner een verhaal waarvan de zintuiglijke prikkels niet overeenkomen met gegevens in het brein van de pastor, dan kan die niet 'gehertraumatiseerd' worden. Heeft hij/zij wel gelijkaardige zintuiglijke fragmenten opgeslagen in een voor hem/haar bedreigende situatie, dan kan een pastor door het verhaal van een gesprekspartner behoorlijk onderuit gehaald worden. Indien hij/zij beslist heeft om de gesprekspartner in al wie hij/zij is te aanvaarden, dan kan de pastor deze gelegenheid te baat nemen om zijn/haar eigen huiswerk te maken75. In de praktijk is het meestal niet mogelijk om aansluitend op een pastoraal gesprek in te gaan op wat er nog bij zichzelf achterblijft. De pastor is aan het werk, vaak roepen andere dringende situaties om aandacht. Het is dus handig te leren om de gevoelens die bij de ene gesprekspartner opgedaan worden, niet mee te nemen naar de volgende. Kunnen pastores hun gevoelens niet open ter beschikking stellen van het meeleven met de gesprekspartner, omdat ze nog benomen zijn of zichzelf beschermen tegen 'lastige of overspoelende' gevoelens, dan daalt de kwaliteit van de volgende pastorale gesprekken. Dat blijkt uit de resultaten van dit onderzoek. 74
N. NICOLAI, Overdracht en tegenoverdracht bij traumabehandelingen, in P. AARTS & W. VISSER (eds.), Trauma, Diagnostiek en Behandeling, Houten - Diegem, Bohn Stafleu Van Loghum, 1999, 1-20. 75 Hoe dat kan, werd beschreven in H.XIII. §6., p. 344 e.v.
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
De vraag is dan hóe deze extra of onderliggende emotie kan afgevoerd worden? Ik noem vier min of meer gekende handelwijzen waarvan sommige meer, andere minder relevant zijn in de werksituatie van de pastor. De meest eenvoudige wijze om emotie te reguleren, is slapen. Gedurende de REM-slaap of droomslaap wordt immers een groot deel verwerkt van wat overdag werd meegemaakt76. Een tweede manier is wandelen en panoramisch kijken77. De emotionele ontspanning die erdoor bewerkt wordt, hangt volgens Eyskens samen met de mogelijkheid gedurende het stappen, meer panoramisch te kijken. Een derde manier is afleiding zoeken in yoga, muziek, dans of andere ontspannende activiteiten. Hierdoor brengt de pastor zichzelf terug in een open attitude. Een vierde manier is een voorzichtige niettherapeutische vorm van Eye Movement Desensibilization Reprocessing (EMDR)78. Net zoals uitslapen of een wandeling verkwikkend kunnen zijn, het eerste omwille van de REM slaap, het tweede omwille van panoramisch kijken en bilaterale beenbewegingen, kan bilaterale hersenstimulatie gedurende het terugkijken en navoelen van beklijvende passages uit een pastoraal gesprek, de overmaat aan emotie afvoeren79. Dan gaat het niet over EMDR als traumatherapie80, maar wel om via bilaterale oog-, voet- of knijpbewegingen ontspanning te bewerkstelligen. Bij ernstige psychische problemen van de pastor is het af te raden deze vrij eenvoudige techniek te gebruiken, dan is psychotherapie nodig.
3.2. P09G2: LEREN DE EIGEN (VOOR)OORDELEN TE ONTMIJNEN Pastores hebben, net zoals andere mensen, vooroordelen over personen en groepen. Deze vooroordelen kunnen hen gedurende het pastorale gesprek hinderen om de gesprekspartner vanuit diens eigen bron vrede te helpen vinden met zichzelf, anderen en hun levensgrond/God. In gesprek met G2 zaten de (voor)oordelen van P09 hem in de weg.
76
M. BALDEW , Het effect van EMDR als monotherapie. Onderzoeksproject in het kader van de opleiding tot bedrijfsarts (NSPOH), Amsterdam, 2007, p. 5. "Van deze slaapfase wordt aangenomen dat snelle oogbewegingen een belangrijke rol vervullen voor de 'natuurlijke' (biologisch/fysiologische) verwerking van onbewust materiaal". 77 J. EYSKENS, Body in Peace. Waarnemen, bewegen en energie bij aanhoudende pijn en vermoeidheid, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2007, p. 30-32. "Normaal gezien wisselen we constant van het panoramische zicht naar het focussen en terug. Panoramisch zien geeft ons informatie over de ruimte zonder er betekenis aan toe te kennen. […] Als we gefocust kijken, is de regio rond onze ogen gespannen. […] Mensen die voortdurend focussen, zijn zich daar meestal niet van bewust, het is een slechte gewoonte geworden […] Er is geen natuurlijke positionering meer, er is onzekerheid. We zijn dan gespannen, wat niet inhoudt dat we ons bewust zijn van de intensiteit van de spierspanning op dat moment. [… Zonder geregeld ontspannen] overschrijden we een point of no return. We zijn dan locked out. Locked out betekent ook buitengesloten van onszelf, niet meer in staat om de prikkels van het bewegingszintuig mee de sturing te laten verzorgen, de buitenwereld neemt het over. […] Als we locked out zijn, kunnen we ons niet meer ontspannen, we zijn buitengesloten uit ons eigen lichaam. We sturen ons lichaam dan voornamelijk op basis van exogene prikkels en ervaren, of liever: gebruiken ons lichaam als instrument. We leven in ons hoofd. We zíjn geen lichaam meer, we hébben (en gebruiken) dan een lichaam. […] Wie een lange periode van overbelasting doormaakt of geen adequate manier vindt om op overbelasting te reageren, gaat vaker focussen. Continu focussen vraagt veel energie. […] de spierspanning en de vermoeidheid sluipen binnen". 78 SHAPIRO & SILK FORREST, EMDR. Vernieuwende therapie tegen angst, stress en trauma. 79 DRAAISMA, Vergeetboek, p. 154-160. 80 BALDEW , Het effect van EMDR als monotherapie. Onderzoeksproject in het kader van de opleiding tot bedrijfsarts. Baldew zette een kwantitatief interventieonderzoek op, waaraan 50 therapeuten meewerkten en 91 cliënten klachtenlijsten invulden, voorafgaand en na 2,5 maanden volgend op 5-6 EMDR wekelijkse sessies. Overal waren de klachten verminderd. Voor meer gedetailleerde waarden zie http://tno-arbeid.adlibsoft.com/docs/56166.pdf.
406
De pastor werkt in de gevangenis en gaat daar in gesprek met een man die alcoholverslaafd is. De man is onwel geworden in de kerkdienst en dat heeft hem gealarmeerd over de wijze waarop hij zijn leven leidt. De pastor helpt G2 kleine stapjes zetten om zijn leven in de hand te nemen, maar fundamenteel schenkt hij hem geen vertrouwen. Zijn overtuiging dat G2 'alleen maar wat komt halen, of het nu een telefoonkaart of een gebed is', zit hem in de weg om de existentiële laag die bij G2 wel geraakt is, te exploreren.
Figuur XIV.3.2.: Profiel van P09G2: Correcte en incorrecte eigenschappen (lI.) en de verhouding tussen beide (re)
De overtuiging van de pastor dat 'verslaafde mensen alleen maar wat komen halen' is gebaseerd op eerdere ervaringen, in de gevangenis en wellicht ook in zijn eigen levensgeschiedenis. De pastor wordt gedurende het gesprek immers door een voor hem onzichtbare maar onwrikbare overtuiging gedreven, waardoor hij de gesprekspartner geen krediet geeft. Dergelijke dwingende overtuigingen die onderhuids doorwerken, die blind en gevoelloos onrecht doen aan gesprekspartners, zijn door Nagy al herkend als uitingen van destructief recht81. Korthuis situeert de oorsprong van dergelijke vaste overtuigingen in een zogenaamde bad cluster die de pastor eerder in zijn levensgeschiedenis al heeft opgedaan. Wanneer ik als onderzoeker met de pastor in gesprek ging over deze vooringenomenheid, lachte hij. Hij vond het treffend dat dit eruit gekomen was. De pastor was zich dus bewust van zijn vooroordeel, doch dit neemt niet weg dat zijn handelen gedurende dit mindere pastorale gesprek erdoor gedreven blijft. In die zin heeft deze getrainde pastor twee van de vier stappen van de hersteldynamiek gezet, bewustwording en acceptatie82. Doch, omdat er geen transformatie heeft plaatsgevonden, ontkomt hij niet aan de onderbewuste sturing die uitgaat van de bad cluster. Wil deze pastor deze en andere gesprekspartners met een verslavingsprobleem pastoraal vakkundig begeleiden, dan heeft hij nog een weg van transformatie en rechtzetting te gaan. In 'licht op blinde vlekken' komt dit leren via de PMAmethode later nog aan bod (§4.).
3.3. P05G2: LEREN OMGAAN MET EEN GEBREK AAN TIJD Ongeacht de denominatie waartoe pastores behoren, ongeacht de context waarbinnen ze werken, pastores hebben steeds weer gebrek aan tijd. Tijdsdruk kan ten nadele van kwalitatieve gespreksvoering uitvallen. Dat overkwam P05. Ik geef vooraf een beeld van de kwaliteit van zijn 'mindere' gesprek.
81
M. MICHIELSEN, Vertrouwen en betrouwbaarheid in partnerrelatietherapie, in M. MICHIELSEN, W. VAN MULLIGEN & L. HERMKENS (eds.), Leren over leven in loyaliteit. Over contextuele hulpverlening, Leuven - Amersfoort, Acco, 1998, 135-155, p. 141. 82 Zie H.XIII. §6.1. - §6.2., p. 346-349.
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
Figuur XIV.3.3. Profiel van P05G2: Correcte en incorrecte eigenschappen (lI.) en de verhouding tussen beide (re)
Uit de grafieken is op te maken dat P05 in zijn gesprek met G2 behoorlijk goed scoort, alleen qua positionering stroomt het gesprek niet echt. P05 koos dit gesprek als zijn minste omdat hij er na afloop een onaangenaam gevoel over zichzelf aan overhield. Het gesprek: het is 17 u., tijd om naar huis te gaan, de kinderen wachten. Onderweg naar nog een snelle afspraak, fietst P05 flink door en ziet hij G2. Hij zwaait en roept hem vrolijk een goeiedag toe. G2 doet hem stoppen en legt hem een heikele situatie voor. Maar dieper dan zijn inzet voor deze zaak, vraagt G2 naar maatschappelijke erkenning van zijn inzet. Door de haast, hoort P05 alleen de zakelijke kant. Haast maakt dat de focus van het gesprek niet ten volle hier-nu is. Het hart van de pastor loopt vooruit, naar die andere plek. Minder concentratie en aandacht maakt minder alert en dus ontgaan hem/haar vooral de meer persoonlijke, de delicate elementen, de zaken die de gesprekspartner tussen de lijnen door communiceert. De pastor is op dergelijke momenten zakelijk ingesteld en niet gericht op zijn/haar taak, wat de gesprekspartner actueel meemaakt, te verbinden met zijn/haar zingeving, geloof of levensbeschouwing. Door zich op de inhoud en niet op het proces te focussen, mist de pastor de uniciteit van déze persoon in dít netwerk van relaties, hier-nu op dit moment. Hij/zij mist de vrede die deze persoon toekomt. Dus gaat de pastor voorbij aan deze mens, doet hij/zij waar hij/zij als pastor een hekel aan heeft: de persoon voorbijlopen. Pastores hebben er belang bij zich te realiseren dat haast hebben hun pastorale taak en hun ethisch correct functioneren daarin niet ten goede komt, integendeel. Het is betekenisvol te onderkennen welk gedrag haast voortbrengt83. Gesprekstechnisch is zonodig een genuanceerd excuus op zijn plaats. Een pastor kan de gesprekspartner ervan verwittigen dat hij/zij gehaast is en daardoor wellicht voorbijgaat aan belangrijke zaken die de gesprekspartner mee te delen heeft. Hij/zij kan zich bij voorbaat excuseren en alvast beloven een afspraak met hem/haar te maken. Bij haast past als noodgreep een pragmatische oplossing. Beter is het haast te voorkomen en te pratikeren wat in spirituele oefeningen wordt aangeleerd: 'zijn waar men is'.
83
HARMAN, Moral Philosophy Meets Social Psychology: Virtue Ethics and the Fundamental Attribution Error. Uit het eerder geciteerde 'Barmhartige Samaritaan-experiment' blijkt dat 90% van de mensen die haast hebben, ethisch niet aanspreekbaar zijn. Zie H.XII. voetnoot 7, p. 266-267.
408
3.4. P06G1: LEREN OMGAAN MET BEPERKTE VAKKUNDIGHEID Niet alle pastores zijn even goed opgeleid. Zoals blijkt uit de eerder getoonde tabel, genoten drie van de 12 pastores in dit onderzoek geen training in pastorale gespreksvoering84. P06 is één van deze drie pastores. Volgden Pastorale Training
Deelnemende pastores: 12
Volgden (10 à 12) supervisies
Klinische Pastorale Vorming (KPV) Andere PastoraleTraining Registreerden 10 pastorale gesprekken: 9 5 2 Deden geen opnames: 3 1
2 2
Figuur XIV.3.4.A. Deelnemers die opnames maakten en al dan niet een pastorale training volgden
In vergelijking met andere minder goede gesprekken (P04G2, P05G2, P09G2), valt vooral op dat P06 doorgaans weinig gespreksvaardigheden toont, zowel in G1 als in G2.
GESPREKSVAARDIGHEDEN P06 Symboliseren, ritualiseren, voorgaan in gebed Stiltes toelaten Niet uithouden G intrapsychisch labelen Geïrriteerd reageren Minimaliseren Oplossingen aanbieden zonder te exploreren Richtlijnen geven Humor Nuancerende empathie Religieus interpreteren Invullen Derden instrumentaliseren Berispen of ter verantwoording roepen De situatie uitleggen Vastleggende uitspraken doen zonder toetsen Meerzijdige partijdigheid of perspectief tonen Terugkoppelen, structureren, kanaliseren Zich onaangedaan tonen Confronteren Parafraseren van inhoud Interpreteren en toetsen Informatie geven Een thema selecteren, samenvatten en aanhouden Steunen en stimuleren Op (relationeel) betekenisniveau brengen Hardop denken Concretiseren Inzetten van verbeeldingskracht Een gevoelsreflectie aanreiken Gericht afronden gesprek Het tegendeel, ontbrekende deel naar voren brengen Direct aanspreken Erkenning onthouden Een ongepaste inbreng doen of irrelevante informatie geven Positief heretiketteren Toevoegen, aannemen en toevoegen Voorbijgaan aan de inhoud van g Eén spoor aanhouden Erkenning geven Hechten aan eigen inhoud G beperken Aannemen, aansluiten bij wat g zegt De grip kwijt zijn, inhoudelijk of qua regie Het gesprek ongericht gaande houden Verbaal volgen
P06G1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,57 1,11 1,11 1,34 2,31 2,51 2,87 3,02 3,24 5,67 6,01 6,19 6,48 6,68 6,92 9,05 9,15 9,71 10,73 11,68 12,14 12,22 12,85 13,11 13,16 15,69 24,04 25,78 26,70 28,58 28,96 31,19 35,20 36,59 41,21
P06G2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2,53 7,58 7,58 9 9,16 9,79 13,11 15,01 15,01 15,01 15,01 15,64 15,64 17,22 18,17 18,17 18,17 18,17 18,17 18,17 18,17 19,12 19,91 26,38 44,71 64,77
GESPREKSVAARDIGHEDEN P06 Berispen of ter verantwoording roepen De grip kwijt zijn, inhoudelijk of qua regie De situatie uitleggen G intrapsychisch labelen Geïrriteerd reageren Minimaliseren Oplossingen aanbieden zonder te exploreren Richtlijnen geven Confronteren Een gevoelsreflectie aanreiken Eén spoor aanhouden Humor Meerzijdige partijdigheid of perspectief tonen Nuancerende empathie Op (relationeel) betekenisniveau brengen Parafraseren van inhoud Positief heretiketteren Religieus interpreteren Steunen en stimuleren Verbaal volgen Gericht afronden gesprek Een thema selecteren, samenvatten en aanhouden Informatie geven Aannemen, aansluiten bij wat g zegt Het tegendeel, ontbrekende deel naar voren brengen Inzetten van verbeeldingskracht Hardop denken Derden instrumentaliseren Erkenning onthouden Het gesprek ongericht gaande houden Voorbijgaan aan de inhoud van g Concretiseren Toevoegen, aannemen en toevoegen Erkenning geven Een ongepaste inbreng doen of irrelevante informatie geven G beperken Hechten aan eigen inhoud Invullen Niet uithouden Vastleggende uitspraken doen zonder toetsen Zich onaangedaan tonen Interpreteren en toetsen Terugkoppelen, structureren, kanaliseren Direct aanspreken Stiltes toelaten Symboliseren, ritualiseren, voorgaan in gebed
Figuur XIV.3.4.B. Door P06 getoonde gespreksvaardigheden in G1 en G2 84
Zie Deel II. Inleiding, p. 5-7.
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
In bovenstaande tabel werd met lichtgrijze achtergrond aangegeven welke gespreksvaardigheden in beide gesprekken onder 10 t' scoren. Daaronder vallen structurerende eigenschappen zoals 'een thema selecteren', 'samenvatten en aanhouden', 'steunen en stimuleren'. Dat wijst erop dat de pastor de doelstellingen van het gesprek weinig doelgericht nastreeft. Ook voor pastoraat belangrijke eigenschappen zoals 'parafraseren van inhoud', 'inzetten van verbeeldingskracht', 'nuancerende empathie', 'religieus interpreteren', 'meerzijdige partijdigheid of perspectief tonen' en 'op (relationeel) betekenisniveau brengen' komen weinig voor. Deze eigenschappen bevestigen dat de pastor die aspecten van zijn taak weinig voor ogen heeft. Hij kan het religieuze dat gedurende het gespreksproces moet waargemaakt worden, weinig of niet faciliteren. Eigenschappen die er uitdrukking aan geven dat de pastor goed in zijn vel zit, komen ook weinig voor: helder 'informatie geven', 'humor' inzetten en durven 'confronteren'. Hoewel P06 in beide gesprekken min of meer uitgaat van een open attitude, kan hij haar omwille van gebrekkige gespreksvaardigheden en weinig pastorale specificiteit onvoldoende waarmaken. De pastor heeft zichzelf niet echt voorhanden, zijn gevoelens worden overstemd door pastoraal ineffectief gedrag. Hij heeft een open attitude, maar kan geen open gesprek tot stand brengen.
Figuur XIV.3.4.C. Profiel van P06G1: Correcte en incorrecte eigenschappen en de verhouding tussen beide
Figuur XIV.3.4.D. Profiel van P06G2: Correcte en incorrecte eigenschappen en de verhouding tussen beide
Door systematische training kan deze pastor zijn theologie (die zichtbaar is in zijn attitude) leren pratikeren, door gericht inoefenen kan hij de waaier aan gespreksvaardigheden uitbreiden en zijn gevoelens inzetten gedurende het gespreksgebeuren. Dan zal de ruis in de communicatie grotendeels verdwijnen. Hij zal er als pastor gelukkiger door worden.
410
In deze paragraaf stond ik stil bij vier soorten minder goede pastorale gesprekken. In het eerste was omgaan met heftige emoties een leeropdracht. Het tweede bracht de noodzaak onder de aandacht onze (voor)oordelen af te leggen. Het derde was belangrijk omwille van de haast die de pastor had. En de laatste twee gesprekken maken erop attent dat training in gespreksvaardigheden meer dan relevant is voor ethisch correcte pastorale gespreksvoering. Tot zover de leeropdrachten die met deze mindere gesprekken samenhangen. In de volgende paragraaf leg ik de leeropgaven uit de ethisch incorrecte gesprekken op tafel.
§4. LEREN AAN INCORRECT PASTORAAL GEDRAG: LICHT OP BLINDE VLEKKEN Van de 18 getranscribeerde gesprekken, waarvan negen door de pastores gekozen werden als het beste van hun 10 opnames en negen als het minst bevredigende, zijn er zes met overwegend incorrect pastoraal gedrag. Bij één van de pastores (P07) bleek ook het 'beste' gesprek in hoge mate incorrecte eigenschappen te bevatten. Dit geeft te denken over de kwaliteit van pastorale gespreksvoering. Willen pastores met recht en reden staan voor de meerwaarde van pastorale begeleiding, dan ligt het voor de hand de kwaliteit van hun dienstverlening aan te tonen. Met andere woorden, ze hebben zowel garant te staan voor een duidelijke doelstelling in pastorale gesprekken (§1.) en voor kundige pastorale vaardigheden (§2. en §3.) als voor de bekwaamheid zich van een verdedigende attitude te ontdoen. Dit laatste punt is onderwerp van deze vierde paragraaf. Alvorens in te gaan op de noodzaak systematisch te leren herstellen wat in pastorale gesprekken fout loopt, breng ik de zes gesprekken (P01G2, P02G2, P03G2, P07G1, P07G2, P10G2) in grafiek.
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
Figuur XIV.4.A. Grafieken van de correcte en incorrecte eigenschappen in minst goede gesprekken
Zoals blijkt uit deze grafieken van deze zes minste gesprekken bevat de in het dertiende hoofdstuk besproken casus (P03G2) de meeste correcte en het kleinste aantal incorrecte eigenschappen. Carolien is doorgaans een open pastor die de volle verantwoordelijkheid neemt voor haar gedrag. Ze is bereid te kijken naar wat er in haar gesprekken mis gaat en daar iets aan te doen. Dat blijkt ook uit het feit dat ze spontaan inging op mijn vraag, met haar te zoeken naar de oorsprong van haar gedrag in P03G2 en dit via een PMA-sessie te transformeren.
412
Alvorens inhoudelijk in te gaan op wat er uit deze effectief minste gesprekken te leren valt, breng ik deze zes gesprekken nog eens samen in één grafiek.
Figuur XIV.4.B.: Gemiddelde verhouding correcte en incorrecte eigenschappen in de minste pastorale gesprekken
4.1. BLINDE VLEKKEN MAKEN BLIND Uit de combinatie van het getranscribeerde pastorale gesprek (P03G2) en het interview daarover (P03OZ) licht in de casusbespreking op dat de herinnering van de pastor over het gevoerde gesprek onbetrouwbaar is, ingeval hij/zij in een verdedigende attitude is geraakt85. Het bewustzijn construeert een herinnering waaruit blijkt dat de gesprekspartner heeft aangevallen. Aangezien deze herinnering berust op actieve zintuiglijke signalen van een bad cluster, houdt de pastor met sterke emotionele aandrang vast aan het beeld dat hij/zij van de gesprekspartner construeert86. In feite is de pastor nog steeds bang van wat destijds is gebeurd. Hij/zij reageert zo heftig op de actuele gesprekspartner uit beveiliging tegen de bedreigende situatie die inmiddels al lang voorbij is. De bedreiging speelt zich immers puur af in zijn/haar brein. Caroliens brein functioneert hetzelfde als dat van de andere vier pastores in deze minste gesprekken. De verdedigingsreactie van deze pastores slaat op wat vroeger gebeurd is. De verdediging tegen een vroegere gebeurtenis doet hen daar incorrect handelen, al dan niet op een vergelijkbare manier als degenen die hen destijds kwaad deden. De heftigheid van hun emoties87 is er niet alleen verantwoordelijk voor dat ze van de huidige gesprekspartner een aanvaller maken. Het verleden is zo actueel dat ze op dergelijke momenten totaal blind zijn voor het onderscheid tussen verleden en heden. Het toen ís nu, tenminste zo wordt dat beleefd. Wat de gesprekspartner ook doet of laat, zegt of gebaart, door de pastor worden al zijn/haar interacties als een aanval waargenomen. 85
Zie H.XII. §5., p. 280-284. De aandrang waarmee aan de aanval door de gesprekspartner wordt vastgehouden, is immers gebaseerd op actueel actieve maar eerder als levensbedreigend aangevoelde zintuiglijke signalen. 87 De heftigheid ervan is gebaseerd op lichaamssignalen aangestuurd door dezelfde zintuiglijke signalen als destijds. 86
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
De heftige emoties die met de zintuiglijke overeenkomsten opkomen, zijn er ook verantwoordelijk voor dat de pastor de gesprekspartner uit de weg gaat. Hij/zij wil met deze persoon niets te maken hebben, gaat eventueel nog wel beleefd of formeel met hem/haar om, maar van adequate pastorale begeleiding is er geen sprake meer. Net zoals Carolien in deze casus alleen maar op bezoek gaat om te weten of de uitleg opgaat die ze gevonden heeft, namelijk dat 'hij niet zat te wachten op een pastoraal gesprek'. Klopt deze uitleg, dan is haar eindoordeel bevestigd; klopt het niet, dan komt er vanzelf een andere argumentenconstructie. Zolang de pastor haar huiswerk niet heeft gemaakt, helpen geen van deze pogingen de gesprekspartner vooruit. Ze komen de pastor van pas om de gesprekspartner aan de kant te schuiven. De gesprekspartner kan of mag niet anders zijn dan de karikatuur die de pastor vanuit zijn/haar overlevingsdrang van hem/haar maakt. Signalen die deze vertekening weerspreken, worden in het beste geval wel opgemerkt, maar even snel weer van tafel geveegd88. De blinde vlek(ken) van de pastor maken hem/haar dus blind: voor wat er gedurende het pastorale gesprek werkelijk is gebeurd, voor de onwrikbaarheid van zijn/haar oordeel over de gesprekspartner, voor zijn/haar eigen verdedigingsreactie, voor de destructieve gevolgen van het gesprek, voor wie de gesprekspartner is en wat die werkelijk doet. De pastor is blind voor zijn/haar eigen donkere kant89 en voor de gesprekspartner als persoon90. Blinde vlekken liggen in die zin aan de basis voor het zelfondermijnende en onethische gedrag van de pastor.
4.2. DE OORSPRONG VAN EEN BLINDE VLEK DOET ER NIET TOE, OF WEL? De oorsprong van blinde vlekken zijn situaties waarin de pastor ooit het gevoel had de controle te verliezen91. Het is moeilijk te beseffen dat dergelijk controleverlies de grond vormt 88
Carolien merkt de genegenheid van de dochters. Over haar zwijgzaamheid over het contact dat ze met G2 had, zegt ze "ik dacht in ieder geval niet dat dat het iets zou kunnen bijdragen ofzo […] (2") want en ik was eigenlijk verbaasd hoe zij met hun dode — hij was toen dood hé (2") maakt ook nog wel iets uit huh — hoe dat ze met hun dode vader omgingen dat, dat ik dacht gooh gooh zo liefdevol en zoo goh". Dat de liefdevolle houding van zijn dochters werkelijk te maken heeft met hoe hij was, wuift Carolien in haar overwegingen weg. 89 J. MONBOURQUETTE, Bevriend met je schaduw, je onbeminde zijde, 2 ed., trans. by W. MEEUS, Averbode, Kok, 2008, p. 8. "Op een sabbat ging de zoon van een rabbijn in een andere synagoge dan die van zijn vader. Toen hij weer thuiskwam, vroeg zijn vader hem: 'Wel, zoon, heb je iets nieuws geleerd?' 'Ja, natuurlijk,' antwoordde de zoon. Lichtjes gekrenkt in zijn rabbijnentrots vroeg de vader, bitsiger dan hij zelf wilde: 'En wat leren ze daar dan wel?' 'Heb je vijand lief,' antwoordde de zoon. Dat liet de vader niet over zich gaan: 'Wat is daar zo nieuw aan? Dat verkondig ik toch ook?' Waarop de zoon, wat ondersteboven, antwoordde: 'Ze hebben mij geleerd de vijand lief te hebben die ín mij woont, en daar ben ik altijd zo tegen tekeergegaan!'". 90 De gesprekspartner is immers geen vijand maar een vriend, een persoon die uitgaat naar de begeleiding door de pastor. 91 KORTHUIS, Innerlijke macht. Neem de leiding over je leven, gezondheid, relaties en werk, p. 173-174. "Het is niet mogelijk om een lijst van bad cluster veroorzakende gebeurtenissen te maken. Er bestaat echter een ijzeren regel die precies beschrijft wanneer een bad cluster ontstaat: Een bad cluster is het onvermijdelijke resultaat van het gevoel de controle te verliezen. […] Als een situatie zo angstig of pijnlijk wordt dat je in paniek begint te raken, dat je het gevoel hebt in een bodemloos gat te vallen zonder iets om aan vast te houden en dat het voelt alsof je geen enkele invloed meer kunt uitoefenen op de pijnlijke of de angstige dingen die je op dat moment overkomen, dan verlies je de controle. De bepalende factor voor dat angstige gevoel is niet de objectieve ernst van een trauma, maar of jij die ervaring als controleverlies ervaart. Als gevolg van extreme angstgevoelens die daarmee gepaard gaan, heeft het bewustzijn de verschillende fragmenten van die ervaring wel opgeslagen, maar deze niet gekoppeld aan het nodige vergelijkingsmateriaal dat dit fragment zijn juiste absolute waarde code moet geven. Daardoor worden deze
414
van actueel incorrect gedrag, dat dit gedrag voortkomt uit vergelijkingsmateriaal, opgedaan in situaties waarin de pastor de controle kwijt was. Dat maakt het ook zo moeilijk zich de passages in een gesprek, waarbij hij/zijzelf incorrect handelde, te herinneren. De neiging daar snel overheen te stappen en de aanval bij de gesprekspartner te leggen, blijft daarom een evidente ontsnappingsroute. Pastores die een spirituele weg gaan92, hebben de moed op ontdekkingstocht te gaan naar de situaties van controleverlies in hun eigen leven. Dan maakt het niet uit wát een pastor heeft meegemaakt, of hij/zij een fijne dan wel een armoedige of gewelddadige thuis had, of hij/zij gepest is of in zijn/haar jeugd te kampen had met ziekte, dan wel een gewone 'normale' jeugd en volwassenheid kent. Iedere persoon maakt voor hem/haar schokkende situaties, momenten van controleverlies mee. De ernst van het impact van dergelijke gebeurtenissen verschilt naargelang de leeftijd waarin de ervaringen zijn opgedaan93. Voor een baby kunnen harde geluiden, een val of koortsstuipen erg schokkend zijn, voor een peuter dat hij/zij ergens onbekend wordt achtergelaten. Vandaar dat ieder van ons verborgen blinde vlekken met zich meedraagt. Het gaat dan over gevolgen van momenten in de levensgeschiedenis van de latere pastor waarin hij/zij geschrokken of in paniek is en/of zijn/haar veiligheid en/of toekomst als bedreigd aanvoelde. Al deze gebeurtenissen gaven aanleiding tot het ontstaan van deze bad clusters. En zoals blijkt uit de casusbespreking, werken deze door in de actuele pastorale gespreksvoering. In die zin doet de ernst van het meegemaakte trauma er niet toe, wel de zintuiglijke fragmenten die actief zijn gedurende het pastorale gesprek en de overtuigingen die de persoon daarbij aansluitend heeft opgedaan. Het zijn immers déze fragmenten en overtuigingen die het actuele pastorale gesprek doen ontsporen.
4.3. DE HERSTELDYNAMIEK PRATIKEREN VIA DE TAALREGELS VAN HET BREIN In het vorige hoofdstuk ben ik uitvoerig ingegaan op het huiswerk van de pastor: het aangaan van een hersteldynamiek. Daarin dient een pastor vier stappen te zetten: bewustwording, acceptatie, transformatie en rechtzetting94. Het eerste wat een pastor na ieder gesprek moet doen, is nagaan of hij/zij de gesprekspartner heeft recht gedaan. Is hij/zij daarover verdeeld, dan is het relevant om uit te gaan van het minst gunstige scenario95. De snelste methode om als pastor de aanleiding van het incorrecte gedrag te ontdekken, is PMA doen. Dat is voorlopig, voor zover mij bekend, de enige methode die via de taalregels van het brein de ongeordende zintuiglijke signalen kan opsporen die gedurende pastorale gesprekken tot onethische reacties leiden. Vandaar de noodzaak voor pastores om deze taalregels van het brein onder de knie te krijgen. Zoals beschreven in de hersteldynamiek in het vorige hoofdstuk komt het er voor pastores op aan bedreven te worden in het naleven ervan. De eerste drie van de vier stappen kunnen pastores op zichzelf leren. Het lezen van gegevens onbruikbaar voor het onderbewustzijn om later als vergelijkingsmateriaal te benutten. Je voelt je angstig of vervelend, maar weet niet waarom of waardoor". 92 MONBOURQUETTE, Bevriend met je schaduw, je onbeminde zijde, p. 142-159. 93 KORTHUIS, Innerlijke macht. Neem de leiding over je leven, gezondheid, relaties en werk, p. 173. "Ook zaken zoals de uitbarsting van een boze ouder, het ontvangen van een onheilsbericht, opgesloten worden in een kleine ruimte, een ziekenhuisverblijf en meer van dit soort pijnlijke en angstige gebeurtenissen kunnen een bad cluster veroorzaken. Het wel of niet ontstaan van een bad cluster verschilt van persoon tot persoon en van gebeurtenis tot gebeurtenis. Het hangt af van de situatie, je achtergrond, constitutie, gezondheid, leeftijd en nog verschillende andere aspecten". 94 Zie H.XIII. §6.1. - §6.4., p. 344-352. 95 Uitgaan van het minst gunstige scenario is relevant, omdat het eerder beschreven 'weg van de pijn'mechanisme van de pastor de pastorale gespreksvoering hoe dan ook vanuit het meest gunstige licht waardeert.
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren
de achtergrondsliteratuuur, zoals 'Innerlijke Macht' van Korthuis en/of het luisteren naar de ingesproken versie ervan96 en/of het volgen van enkele beurten PMA-coaching97 kunnen pastores behulpzaam zijn in het ontmijnen van hun storende materiaal gedurende de uitoefening van hun beroep. Feitelijk is PMA een vrij eenvoudige techniek. Onderstaand beschrijf ik hem nogmaals: * "Begin altijd met een concrete [pastorale] gebeurtenis; een met emotie beladen gebeurtenis * Zoek het moment in die gebeurtenis dat voor jou met het meeste gevoel beladen is * Zoek het detail in dat moment waar voor jou de meeste aandacht naar uit gaat. Het maakt niet uit wat het is. * Focus je nu op dat detail en voel de reactie daarop in je lichaam. Wat voor gevoel is het? Maak dit gevoel zo sterk mogelijk. * Wacht totdat er spontaan een nieuwe gebeurtenis [prentje] in je opkomt. Nadat er een nieuw mentaal [prentje] is opgekomen (een nieuwe gebeurtenis) volg je opnieuw dezelfde procedure: Gebeurtenis — Moment — Detail gevolgd door: KIJKEN en VOELEN […] Blijf dit proces met persoonlijke [prentjes] herhalen, totdat je de inhoud van de bad cluster bereikt. Hoe weet je nu wanneer je dit punt hebt bereikt en je kunt stoppen? Je lichaam vertelt het je onmiskenbaar. Seconden voordat je de bad cluster bereikt zal je negatieve fysiologie sterk toenemen. Vervolgens zal de inhoud van de bad cluster zich aan het bewuste brein openbaren en de negatieve fysiologie zal in een paar seconden volledig verdwijnen. De inhoud van de geëlimineerde bad cluster zal je fysiologie nu niet meer verstoren; de sterke, voorheen onnoembare, negatieve gevoelens zijn voor altijd verdwenen. […] Zodra je de eerste bad clusters hebt opgeruimd, zul je de remmende geloofssystemen gaan begrijpen die je op basis van die onverklaarbare gevoelens hebt ontwikkeld. Je hoeft nooit bang te zijn om je bad clusters onder ogen te krijgen. Bedenk: * Wat het ook is dat de bad cluster in het verleden heeft veroorzaakt, het heeft je destijds niet van het leven beroofd. * Het tweede punt waar je van bewust moet zijn, is dat herbeleven niet betekent dat je de totale hoeveelheid van de oorspronkelijke pijn weer opnieuw gaat beleven of moet doormaken. Wat je opnieuw beleeft is er heel kort in al zijn hevigheid en vloeit dan permanent weg, om vervolgens plaats te maken voor positieve energie. * […] We zijn in een sessie niet naar de objectieve waarheid op zoek. Het enige waar we naar zoeken, zijn mentale [prentjes] die jij je niet bewust hebt kunnen herinneren en die beladen zijn met negatieve 98 fysiologie."
Bij de vierde stap (rechtzetting) keert de pastor terug in de richting van de gesprekspartner. Hem/haar heeft hij/zij immers vanuit een verdedigende attitude onvoldoende recht gedaan. In het interview met P05 zegt hij daarover: "Eén van de belangrijkste dingen is tegen mensen zeggen: 'sorry, dat heb ik niet gehoord' of … Dat heeft met achting te maken"99. Hoe meer de pastor zijn/haar incorrecte gedrag gedurende pastorale gesprekken op het spoor komt en accepteert, het nadien transformeert en ten aanzien van de gesprekspartner en/of anderen rechtzet, hoe meer vrijheid hij/zij kan ontwikkelen om de doelstellingen van pastorale gesprekken waar te maken100. Hij/zij krijgt er het besef van pastorale competentie voor terug. 96
PMA Easy Plan. Ingesproken door de ontdekker van PMA, Joop Korthuis. (http://particulieren.pmanederland.nl/pages/producten.php#0 toegang 13.12.2010) 97 http://particulieren.pmanederland.nl/pages/coaching.php toegang 13.12.2010. 98 KORTHUIS, Innerlijke macht. Neem de leiding over je leven, gezondheid, relaties en werk, p. 429-430. De lay-out van het citaat werd overgenomen. 99 Voor de gegevens uit het interview met P05 zie H.IX. §1., p.159 e.v. 100 Dergelijke vrijheid noemt Boszormenyi-Nagy 'zelfvalidatie'. MICHIELSEN, VAN MULLIGEN & HERMKENS (eds.), Leren over leven in loyaliteit. Over contextuele hulpverlening, p. 286. "Dit is de existentiële waarde van het zelf,
416
CONCLUSIE DEEL IV Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de kerkelijk verantwoordelijken en wie instaat voor de opleidingen van pastores aan één zaak niet kunnen voorbijgaan. Namelijk dat pastores te weinig weten van de werking en de gevolgen van de machtsdynamiek in pastorale gesprekken. Het onderzoek toont aan dat pastores vaak inadequaat geschoold zijn in ethisch correcte pastorale gespreksvoering met gesprekspartners, ofschoon zij voor hun zieleheil zijn aangesteld. Pastores werken vaak met erg kwetsbare mensen. Het is dus van specifiek beroepsbelang hen zodanig te vormen dat ze gedurende hun dienstverlening kunnen garant staan voor ethisch correct gedrag. Uitgaande van de in deel III gepresenteerde resultaten van het onderzoek werd het leerproces om kundigheid verwerven in het voeren van ethisch correcte pastorale gesprekken eveneens in vier paragrafen behandeld. In de eerste twee paragrafen kwam vooral de vorming van bewuste processen aan bod, zoals meer inzicht verwerven en gespreksvaardigheden inoefenen. In de twee laatste paragrafen kwam veeleer het opruimen van onderbewuste stoorzenders ter sprake. Voor het voeren van pastorale gesprekken is het voor pastores noodzakelijk te opereren vanuit een duidelijke pastorale doelstelling (§1.). Hebben ze die helder voor ogen, dan kunnen ze beroepshalve ingaan op zinzoeken, geloven en levensbeschouwelijke kwesties. Om op deze doelstelling te leren koersen, hebben zij inzicht nodig in de onderliggende pastoraaltheologische theorieën. Dat kwam uitgebreid aan de orde in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk. In de tweede paragraaf werden alle eigenschappen van effectief goede gesprekken ingevoerd in de bejegeningskringloop van Cuvelier (§2.). Daardoor kan in één oogopslag gezien worden welke vaardigheden pastores moeten verwerven om een ethisch correct pastoraal gesprek te voeren. Hoe ze dit kunnen leren, werd geschetst vanuit twee leertheorieën, die van Kolb en het BreinCentraal Leren-model. In de derde en vierde paragraaf stond ik stil bij wat er te leren valt uit effectief mindere en minste pastorale gesprekken. In de derde paragraaf kwamen aan bod: leren omgaan met een overvloed aan emotie, de eigen (voor)oordelen leren ontmijnen, leren omgaan met een gebrek aan tijd en leren de beperkte vakkundigheid bij te werken (§3.). De laatste paragraaf is een aanvulling op de in hoofdstuk XIII uitgewerkte casus en de daar besproken hersteldynamiek. Om te ontkomen aan het incorrecte gedrag dat in zes van de 18 pastorale gesprekken werd waargenomen, moeten pastores inzicht in de werking van hun lichaam verwerven. Het is daarbij vooral van belang om de hersteldynamiek te pratikeren via de taalregels van het brein. Worden pastores bekwaam in pastorale gespreksvoering, dan kunnen zij zelf uitgroeien tot hun volle menselijke maat, kunnen zij zelf vrede vinden en kunnen zij hun gesprekspartners tot vrede helpen voeren. Wat een hoopvol perspectief!
die ontstaat wanneer men verdiensten verwerft door in een relatie passend te geven. Het is niet hetzelfde als zich sterk of waardevol voelen. Ook macht is geen zelfwaarde, eerder het tegenovergestelde. Het is de vrijheid die het gevolg is van erkenning in de dialoog met anderen".
H.XIV. Pastorale gespreksvoering (aan)leren