Ben Van Camp
Pagina 1
20/03/2007
De Vrije Universiteit Brussel van de toekomst
1. Inleiding: Zowel de Bolognaverklaring als de Lissabonstrategie hebben de basis gelegd voor wetgevende initiatieven in de verschillende EU-landen. Het hoger onderwijs wordt binair gestructureerd door het invoeren van de bacheloren masterdiploma’s, beiden met maatschappelijke waarde. Mobiliteit van studenten en docenten wordt vergemakkelijkt door het invoeren van het ECTS creditsysteem. De kwaliteit van het onderwijs wordt gevalideerd door een accreditatiesysteem. Toename in financiering van onderwijs en onderzoek wordt gekoppeld aan een verhoogde onderlinge competitiviteit en concurrentie. Deze veranderingen hebben tot doel de innovatiekracht van Europa te versterken en van Europa dé kenniseconomie te maken.
In deze lijn heeft Vlaanderen op enkele jaren tijd verschillende decreten ingevoerd die een enorme impact hebben op het hoger onderwijs en meer specifiek de Vrije Universiteit Brussel en haar associatiepartner de Erasmushogeschool Brussel: - Het “structuurdecreet” (04-04-03) heeft niet alleen de BAMAonderwijsstructuur ingevoerd maar ook samen met Nederland de accreditatie voor opleidingen ingesteld. Door het invoeren van het begrip "Associaties" tussen universiteit en hogescholen werd de basis gelegd van een hogeronderwijsruimte die zowel een professionele als een academische component heeft. Rationalisering van het opleidingsaanbod en academisering van 2 cycli hogeschoolopleidingen binnen de associatie staan centraal. - Het “flexibiliseringsdecreet” (30-04-04) heeft de mogelijkheid geschapen voor individuele onderwijstrajecten, waarbij het creditsysteem en eerder verworven competenties optimaal ingezet kunnen worden. De overgang tussen professioneel en academisch onderwijs wordt hierdoor versoepeld. Het voortgangstraject van de student tijdens zijn opleiding krijgt meer aandacht.
Ben Van Camp
Pagina 2
20/03/2007
Vandaag volgen de meeste studenten een “modeltraject”, maar in het perspectief van levenslang leren zal het “individueel traject “ meer ingang vinden. - Het “financieringsdecreet” ( ter goedkeuring bij het Vlaams parlement ) wil de instellingen belonen voor het optimaal benutten van hun middelen. Het aantal afgeleverde diploma’s wordt gehonoreerd, maar vooral de onderzoekskwaliteit en kwantiteit wordt beloond. Optimaliseren ( en rationalisering ) van het opleidingsaanbod wordt gestimuleerd. In de toekomst kan verwacht worden dat opleidingen zullen herschikt worden of samensmelten door fusie van, of samenwerking tussen instellingen van hoger onderwijs. De UGent maar vooral de KULeuven zien in dit financieringsmodel hun structurele middelen fors toenemen. De Vrije Universiteit Brussel (en ook de Erasmushogeschool Brussel) behoudt dankzij de “vereveningsgelden” een status-quo inkomen tot 2012. Relatief gemeten gaan de Brusselse instellingen en meer specifiek de Universitaire Associatie Brussel (Vrije Universiteit Brussel én Erasmushogeschool Brussel) achteruit t.o.v. de andere associaties.
- De toekenning van nieuwe onderzoeks- en innovatiemiddelen ( beleid Vlaamse regering ) binnen het BOF, IOF, FWO, IWT, etc. met specifieke aandacht voor het aantrekken van onderzoekers uit het buitenland, moet de attractiviteit van onze universitaire onderzoeksploegen met het buitenland verhogen. Deze middelen worden verdeeld op basis van grootte van de instellingen en/of na onderlinge competitie. Ook de onderzoeksgroepen zullen in nationale of internationale netwerken moeten intreden om een competitief voordeel te behouden. De Vrije Universiteit Brussel zal haar relatieve aandeel van de onderzoekskoek (ongeveer 12 %) moeten verdedigen zonder meer structurele middelen te ontvangen binnen het financieringsdecreet.
Samengevat, de verschillende decreten en besluiten van de Vlaamse overheid dwingen de instellingen van hoger onderwijs tot het maken van keuzen. De Vrije Universiteit Brussel en haar partner in de Universitaire Associatie Brussel, de Erasmushogeschool Brussel dreigen in een neerwaartse spiraal
Ben Van Camp
Pagina 3
20/03/2007
terecht te komen. Ze komen onder druk te staan om weinig bevolkte opleidingen te sluiten. Hierdoor dreigt de “volwaardigheid” van de Vrije Universiteit Brussel te vervallen en wordt het onderzoekspotentieel ondermijnd.
2. Vaststellingen en bedenkingen voor een Brussels Hoger onderwijsproject • Het structuurdecreet van (04-04-03 en 19-03-04 ) heeft een algemeen kader gecreëerd waarin Universiteiten en Hogescholen in associaties samenwerken. In de Universitaire Associatie Brussel heeft de Vrije Universiteit Brussel de rol van katalysator voor de academisering van de 2 cycli opleidingen van Erasmushogeschool Brussel en van de onderzoekscoördinatie. De Universitaire Associatie Brussel heeft verder als opdracht het opleidingsaanbod van beide instellingen op elkaar af te stemmen en de infrastructuur, sociale studentenvoorzieningen, personeelsbeleid en centrale diensten te stroomlijnen. Ongeacht hoe de associaties in de toekomst zullen evolueren, dient elke actie binnen beide instellingen vanuit dezelfde onderwijsvisie te vertrekken. •
De maatschappelijke opdracht van beide instellingen steunt op de principes zoals beschreven in de missie van de Universitaire Associatie Brussel. De Vrije Universiteit Brussel als vrije instelling heeft een vrijzinnig humanistische levensbeschouwing als basis voor haar onderwijstraject. Hierin staat menselijke zelfbeschikking en actief pluralisme centraal. De Erasmushogeschool Brussel heeft als autonome gemeenschapsinstelling een filosofische neutrale houding, die op zich dezelfde waarden van tolerantie en vrijheid van denken koestert voor haar leden.
•
De relatie professioneel en academisch onderwijs dreigt na de accreditering van de 2cycli hogeschoolopleidingen, te verzuren. Deze opleidingen zullen immers moeten voldoen aan een academisch opleidingsprofiel en dus steunen op een universitaire cultuur. De professionele bacheloropleiding heeft een rechtstreekse beroepsfinaliteit. Dit kan spanningen opleveren binnen de hogescholen die beide types onderwijs
Ben Van Camp
Pagina 4
20/03/2007
vandaag inrichten. Nauwe wisselwerking tussen beide types opleidingen is noodzakelijk. Niet alleen om onderwijs op maat van de student te kunnen leveren, maar ook om de kruisbestuiving tussen maatschappelijke toepassing en innovatief onderzoek te vergemakkelijken. Een grotere verwevenheid van professionele en academische bacheloropleidingen binnen studiedomeinen, zou hiervoor borg kunnen staan. •
De Vrije Universiteit Brussel heeft sinds lang een actief onderwijsbeleid gevoerd t.a.v. diverse doelgroepen. Mogelijk zal het nieuwe financieringsdecreet voor de begeleiding van deze groepen bijkomende middelen voorzien. Begeleidingsprogramma’s voor werkende studenten verplicht tot een aparte onderwijsmethodologie waarin “kern”kennisoverdracht en zelfstudie onderbouwd wordt door nieuwe ICT onderwijstechnieken. Een open toelatingsbeleid voor niet gesubsidieerde voortgezette opleidingen (ManaMa’s) zonder extra financiële inkomsten belast de inrichting van het reguliere onderwijs. De inrichting van ManaMa’s dient gewogen te worden t.a.v. de universitaire prioriteiten en financiële mogelijkheden.
•
Zowel de Vrije Universiteit Brussel als Erasmushogeschool Brussel hebben een breed en volwaardig BaMa-opleidingsaanbod in alle studiegebieden. Het gemiddeld aantal studenten per opleiding is lager dan in andere instellingen in Vlaanderen. Vooral de “hardere” wetenschappelijke opleidingen hebben een laag studentenaandeel. Rationalisering van opleidingen binnen de Universitaire Associatie Brussel, betekent het niet meer inrichten van weinig bevolkte opleidingen. Het financieringsmodel voorziet “incentives” voor optimalisering in de vorm van bi-diplomering of gezamenlijke diplomering met andere instellingen. In deze context is een langetermijnstrategie noodzakelijk tussen instellingen die dezelfde opleiding aanbieden. Een institutionele samenwerking met één partner lijkt dan stabieler dan samenwerkingen met verschillende instellingen afhankelijk van de betrokken opleiding.
•
Onder de hoede van de associatie van de KULeuven zal in Brussel een samensmelting van de hogescholen EHSAL en VLEKHO met de KUBrussel worden uitgewerkt. Behalve de afbouw van een aantal opleidingen van de KUB, ontstaat daardoor een versterkte pool Economie en actieve Taalkunde
Ben Van Camp
Pagina 5
20/03/2007
die de professionele bachelor zullen ondersteunen. Na de vorming van een Katholieke “sui generis” instelling wordt samenwerking met Universitaire Associatie Brussel in Brussel niet uitgesloten ( zie tekst Brussel platform, goedgekeurd op Raad van Bestuur Vrije Universiteit Brussel – 13-02-07; en Erasmushogeschool Brussel). •
De onderzoekskwaliteit van verschillende VUB-groepen is hoog en vele groepen hebben in competitie externe financieringsbronnen verkregen. Enkele groepen ontwikkelden een multidisciplinaire onderzoeksstrategie waardoor zij in hun domein uitgroeien als excellentiecentrum. Binnen de opleidingen zijn echter niet alle onderzoekspecialismen aanwezig, en - indien wel - bieden ze niet altijd voldoende kwaliteit. Binnen de Vrije Universiteit Brussel zijn er geen bijkomende middelen om deze lacunes in te vullen. De noodzakelijke band tussen opleiding en onderzoek wordt dan verlegd naar ondersteuning vanuit het beroep of vanuit aanverwante opleidingen binnen de Vrije Universiteit Brussel. Een alternatief kan erin bestaan om met complementaire onderzoeksgroepen van andere instellingen een netwerk te vormen. Ongeacht het belang van ongebonden onderzoek, is het gericht uitbouwen en stimuleren van excellentiecentra of netwerken noodzakelijk om de zichtbaarheid van de Vrije Universiteit Brussel, als onderzoeksinstelling te verankeren.
•
De regio Brussel kampt met een negatief imago. Politiek is het een gefragmenteerde en verdeelde stad. Het valt af te wachten of de verdere federalisering van het land niet ten koste zal zijn van Brussel. Toch is Brussel als habitat een troef voor instellingen van hoger onderwijs. De samenleving van de toekomst zal immers meer gelijkenis vertonen met de multiculturele, meertalige en pluriforme omgeving van een grootstad. Met zijn internationale roeping moet Brussel daarom meer uitgespeeld worden als praktijklaboratorium voor onze studenten en docenten. Omgekeerd heeft Brussel een internationale attractiviteit die ook in onderwijs moet uitgespeeld worden. De Vlaamse instellingen voelen onvoldoende de nood om een “relatie” met Brussel als internationaal platform uit te werken. De Universitaire Associatie Brussel kan daarom een platform voor samenwerking of als uitvalsbasis zijn.
Ben Van Camp •
Pagina 6
20/03/2007
Om een grotere internationale uitstraling mogelijk te maken, is Engelstalig onderwijs in specifieke gebieden een troef. Hoewel de Vlaamse decreten anderstalig onderwijs bemoeilijken, is de uitbouw van een Engelstalig aanbod de enige mogelijkheid om samenwerkingsverbanden met buitenlandse instellingen waaronder de ULB uit te bouwen. Op bachelorniveau heeft de Vrije Universiteit Brussel met haar “Vesalius liberal arts college “een unieke uitgangspositie. Het gezamenlijk aanbod van Engelstalig onderwijs zou kunnen gefaciliteerd worden door een administratieve onderbouw te voorzien onder de benaming “University of Brussels”.
3. Een nieuwe onderwijsvisie voor Vrije Universiteit Brussel en Erasmushogeschool Brussel 3.1 Naar één instelling van hoger onderwijs.
Uitgaande van haar huidige status en progressieve identiteit moet de Vrije Universiteit Brussel zich durven herpositioneren in een hogeronderwijsproject binnen Brussel maar open naar de wereld. Flexibel onderwijs, maatschappelijk engagement, excellentie in onderzoek, complementaire samenwerking met andere instellingen, Brussel als internationaal laboratorium en uitvalsbasis zijn de ingrediënten van dit project. Dit geldt evenzeer voor de Erasmushogeschool Brussel. Daarom moeten strategische keuzes gemaakt worden die uitgaan van onze eigen sterkten en van de mogelijkheden die door de verschillende decreten geboden worden. Het is aangewezen om deze strategie te ontwikkelen samen met de Erasmushogeschool Brussel, en de omvorming tot één “visionaire” instelling van hoger onderwijs als einddoel te durven voorop stellen. De structurele, statutaire en andere instellingsgebonden materies mogen vandaag geen hindernis vormen om nu reeds een eenheid van beleid tussen beide instellingen te bewerkstelligen. Dit beleid rust op 4 pijlers: diversiteit, optimalisering, internationalisering en kwaliteitszorg, en gaat uit van 4 beleidslijnen:
Ben Van Camp
Pagina 7
20/03/2007
-
Een overkoepelende beheersstructuur
-
Optimaal benutten van flexibiliteit in opleidingen
-
Behoud van volwaardigheid
-
Institutionele samenwerking met andere instellingen van hoger onderwijs in of buiten Brussel
3.2. Het begrip “Studiedomein”
De opleidingen van beide instellingen worden decretaal ingedeeld in studiegebieden. Een studiegebied is een groep van inhoudelijk verwante opleidingen. Hoewel het decreet voor Hogescholen en Universiteiten een verschillend register hanteert, is er een synergie tussen de meeste studiegebieden van beide type hogeronderwijsinstellingen. Naar analogie van het begrip “overlegstructuur” dat in het organiek statuut van de Vrije Universiteit Brussel opgenomen werd en verwante faculteiten samenbrengt, wordt het begrip Studiedomein naar voor geschoven. Een studiedomein is een “cluster” van aanverwante studiegebieden van de Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel. In bijlage 1 wordt een tentatief voorbeeld gegeven van 4 studiedomeinen, waarbinnen aanverwante opleidingen van Vrije Universiteit Brussel en Erasmushogeschool Brussel zouden kunnen vallen. Zorgvuldig structureel en inhoudelijk overleg is nodig vooraleer een definitief voorstel van het aantal studiedomeinen en de bijhorende opleidingen kan gemaakt worden. Faculteiten (Vrije Universiteit Brussel) zoals departementen (Erasmushogeschool Brussel) groeperen vandaag opleidingen van specifieke studiegebieden. Studiedomeinen zullen dus voornamelijk de opleidingen van faculteiten en departementen verenigen. Zoals sommige opleidingen vandaag te paard zitten over twee studiegebieden en om louter organisatorische reden bij één faculteit worden ondergebracht, moet eenzelfde pragmatische opstelling toegepast worden bij de groepering van opleidingen onder studiedomeinen. Een studiedomein is ook een bestuurlijke structuur die de belangen in onderwijs, onderzoek en dienstbetoon vertegenwoordigt in de centrale organen van de nieuwe instelling. Als vergelijking en voorbeeld kan men de drie subgroepen ( Humane wetenschappen, Wetenschappen en Ingenieurswetenschappen, Biomedische Wetenschappen ) in de OZR van de Vrije Universiteit Brussel aanhalen.
Ben Van Camp
Pagina 8
20/03/2007
3.3. De oprichting van “ Bachelor colleges”
3.3.1. De professionele bacheloropleiding heeft een functionele maatschappelijke betekenis. Het onderwijs wordt vanuit het beroep gestuurd. Docenten en lectoren hebben voornamelijk een onderwijsopdracht, al dan niet gecombineerd met beroepsuitoefening of dienstbetoonopdracht. Om door te stromen naar een academische master moet een professionele bachelor in principe een schakelprogramma of een verkort programma volgen. EVC of EVK kunnen hierbij in aanmerking genomen worden. Professionele bacheloropleidingen leunen structureel en inhoudelijk aan bij aanverwante studiedomeinen van Academische bachelors. Dit heeft het voordeel dat zowel infrastructuur, studiemateriaal als dienstbetoon gemeenschappelijk kan ingezet worden, maar vooral dat een onderwijskundige wisselwerking ontstaat.
De academische bacheloropleiding beoogt een brede wetenschappelijke vorming die de student kritisch leert denken en handelen. Het onderwijs wordt vanuit een onderzoekscultuur gegeven. Het bachelordiploma heeft een maatschappelijke relevantie. De docenten hebben zowel een onderwijs, onderzoek als dienstbetoonopdracht. Na accreditatie in 2013 zullen de 2 cycli opleidingen van Erasmushogeschool Brussel, een academisch bachelor- en masterprofiel hebben . Principieel heeft elke academische bacheloropleiding een vervolgmasteropleiding. In feite bepalen de “prerequisites” de toelating tot een Master. Deze “prerequisites” gaan vooral uit van de inhoud en het studiegewicht van Bacheloronderwijsmodules ( bvb. 2/3 van 180 STP ) nodig om een bepaalde masteropleiding te kunnen volgen.
3.3.2. Organisatorisch kan een Academische Bacheloropleiding ingepast worden in drie modellen: -
het huidige modeltraject waarin één specifieke bacheloropleiding doorstroomt naar één Master
-
een Major-Minor systeem, waardoor doorgang naar verschillende masteropleidingen ( bvb. Major rechten – Minor economie ) mogelijk wordt.
Ben Van Camp -
Pagina 9
20/03/2007
het “liberal arts “ model waarbij de student onderwijscredits opbouwt. De bachelororganisatie verloopt dan niet meer langs een specifieke opleiding maar biedt een brede reeks onderwijsmodules aan, waarbinnen de student zijn studietraject bepaalt en kan bijsturen. De specificiteit van het bachelordiploma kan terug gevonden worden in het bijbehorend diplomasupplement waarop de toelating ( “prerequisites” ) tot een masteropleiding wordt bepaald.
Het voordeel van een major/minor systeem én een “liberal arts” model is dat een belangrijk aantal onderwijsmodules opleidingsoverschrijdend kunnen ingericht worden. Dit komt tegemoet aan een meer efficiënt inzetten van onderwijsmiddelen met behoud van een volwaardig universitair aanbod. Tegelijk laat het de student toe om tijdens de bacheloropleiding sturing te geven aan zijn opleidingstraject. Afhankelijk van de beperking opgelegd in de prerequisites van een bepaalde master ( bvb Rechten ) kan een major/minor-systeem of voor een andere Master (bvb economie, politicologie, communicatiewetenschappen, sociologie ) het “liberal arts systeem” organisatorisch te verkiezen zijn.
3.3.3. Voorstel:
Bacheloropleidingen van verwante studiegebieden worden samengebracht in studiedomeinen. De overlappende onderwijsmodules worden in elkaar geschoven en binnen een major/minor systeem dan wel een “liberal arts” model ingepast. Het Bacheloronderwijs van één studiedomein wordt ingebed in een organisatorische structuur, bvb “college” genoemd, die borg staat voor de onderwijskundige administratie ( lesrooster, examenregeling, diplomasupplementen, etc. ) en trajectbegeleiding ( curriculumopvolging, credittransfer, bewaking studievoortgang, etc. ). De onderwijscommissie van het “college” houdt rekening met de “prerequisites” van aansluitende masters. Zij beslist of nieuwe modulen moeten opgericht worden dan wel afgeschaft. De onderwijsmodules worden ingevuld door leden van betrokken “ schools”( zie lager) die conform de eisen van de onderwijscommissie van het “college”
Ben Van Camp
Pagina 10
20/03/2007
en de vereiste “ prerequisites” van de masters instaan voor de onderwijskundige kwaliteit en noden. Professionele bacheloropleidingen binnen hetzelfde studiedomein worden geassocieerd aan een overeenkomstig “college”. Ze worden gegroepeerd en autonoom bestuurd door een structuur, “ geassocieerd college” genoemd. Waar mogelijk worden onderwijsmodules in elkaar geschoven en onderwijskundige verbanden ( onderwijsmodules, praktijklessen, etc.) gemaakt. De onderwijscommissie van het “geassocieerde college” staat in voor de professionele finaliteit van de opleiding. Een domein “College en geassocieerd college” ligt fysiek bij voorkeur op één locatie.
3.4. De oprichting van “Schools”
3.4.1. De masteropleidingen zijn per definitie academisch. Een specifieke wetenschappelijke vorming, die weliswaar rekening houdt met de “arbeidsmarktgerichtheid” van het diploma staat centraal. Na accreditatie zullen de 2 cycli opleidingen van Erasmushogeschool Brussel ook aan de academische omschrijving moeten voldoen en dus ingepast worden in een universitaire cultuur. Indien de onderzoeksonderbouw onvoldoende aanwezig is of het aantal studenten té gering is moet optimalisering overwogen worden. Samenwerking met andere instellingen is te verkiezen ( Bi-diplomering, gezamenlijk diplomering of uitwisseling van docenten ) boven het schrappen van de opleiding. Eigen aan de finaliteit van de afstudeerrichting, kan een professionele ( beroep of lerarenopleiding) inbreng noodzakelijk zijn. Deze inbreng blijft echter uitgaan van een kritische vraagstelling en is ingebed in de academische cultuur die eigen is aan de masteropleiding. Ongeacht de optimaliseringsoefening moet de Vrije Universiteit Brussel en Erasmushogeschool Brussel per studiegebied een generieke master aanbieden. ManaMa’s worden in het financieringsdecreet – in principe – niet meer gefinancierd. De inrichting van een ManaMa moet in het licht van de instellingscapaciteit (middelen, onderzoeksexcellentie, maatschappelijke noodzaak, etc.) kritisch bekeken worden en in principe “self-sustaining “ zijn.
Ben Van Camp
Pagina 11
20/03/2007
Onderzoek en dienstbetoon is de drijfveer achter een (Mana)Ma-opleiding. Behalve de onderwijskwaliteit moet een opleidingsraad borg staan voor een wezenlijke onderzoekscultuur binnen de opleiding. De samenstelling van de opleidingsraad moet daarom uitgaan van de AP-leden van onderzoeksgroepen binnen het studiegebied van de opleiding.
3.4.2. Voorstel: In één studiedomein worden “schools” opgericht. Een “school” is één organisatorische structuur die onderwijs, onderzoek en dienstbetoon binnen verwante studiegebieden inricht. Een “school” is dus samengesteld uit de verzameling van vakgroepen en onderzoeksgroepen. •
De “school” organiseert masteropleidingen en levert ook het AP-kader voor het onderwijs in de “colleges” ( zie hoger ). De kwaliteit en inhoud van elke masteropleiding wordt gewaarborgd door een opleidingsraad. De opleidingsraad definieert de “prerequisites” van de betrokken Master. De toelatingsvoorwaarden tot een betrokken master sluiten in principe niet uit dat een Bachelordiploma uit een ander studiedomein hieraan voldoet. Een overkoepelende onderwijscommissie van de “school” coördineert de verschillende opleidingen en waakt over het optimaal gebruik der onderwijsmiddelen.
•
De geacademiseerde masteropleidingen (en de eraan verbonden onderzoeksgroepen ) van Erasmushogeschool Brussel maken deel uit van een “School”.
•
Elk AP-lid maakt deel uit van een “school” en doet aan onderzoek. De school groepeert hierdoor de onderzoeksgroepen en -centra binnen verwante studiegebieden.
•
Doctoraten worden begeleid door promotoren die verbonden zijn aan de “schools”. De “schools” leveren de doctoraatsdiploma’s af.
•
Het AP-kader wordt aan de “School” verbonden en toegekend aan de departementen volgens een allocatiemodel, dat rekening houdt met de onderwijslast in de master- en bacheloropleidingen (max. 50% van voltijdse opdracht).
Ben Van Camp
Pagina 12
20/03/2007
De inrichting van een masteropleiding steunt op voldoende onderzoekscapaciteit en maatschappelijke relevantie. De meting hiervan wordt verricht op basis van criteria opgesteld door OWR en OZR. Structurele samenwerking met andere universiteiten is noodzakelijk indien aan deze criteria niet wordt voldaan. Zoniet kan de masteropleiding niet ingericht worden. Een institutionele samenwerking met één Vlaamse Universiteit heeft het voordeel dat een langetermijnstrategie kan uitgewerkt worden, waarbij de Vrije Universiteit Brussel haar eigen onderwijsproject behoudt. Dezelfde bemerking geldt voor de Erasmushogeschool Brussel. Dit betekent geenszins dat onderzoekssamenwerking beperkt zou worden tot dezelfde Vlaamse instelling. Onderzoek is per definitie ongebonden. Onderzoeksgroepen hebben per definitie de vrijheid samenwerking te zoeken wanneer dit hun excellentieniveau ten goede komt.
3.5. Organisatiestructuur In bijlage 2 worden de structuren figuratief voorgesteld. De administratieve relatie en opdrachten tussen “studiedomein-structuur”, “colleges” en “schools”, en centrale diensten zoals de OWR, OZR of de rectorale diensten alsook de vertegenwoordiging van deze structuren in instellingsraden moet verduidelijkt worden.
4. De administratieve onderbouw voor begeleidingsonderwijs 4.1. Zowel op het niveau van de bachelor- als van de masteropleiding is er nood aan begeleidingsonderwijs voor werkende studenten. Dit onderwijs wordt 's avonds in de week of op zaterdagochtend gegeven. Deze programma’s bieden geconcentreerd onderwijs ondersteund door ICTfaciliteiten. Dit betekent bijkomend kader en middelen voor de departementen die dit type onderwijs onderbouwen. Een breed aanbod van onderwijsmodules - vooral binnen de mens en maatschappij studiegebieden - laat toe zowel professionele als academische bacheloropleidingen en schakelprogramma's of verkorte programma’s te begeleiden. In studiegebieden
Ben Van Camp
Pagina 13
20/03/2007
waar een maatschappelijke vraag voor bestaat, kan een masterprogramma aangeboden worden. Een specifieke administratieve organisatie dient deze begeleidingsprogramma’s te ondersteunen.
4.2. Voorstel: Een “steunpunt begeleidingsonderwijs” moet over de “colleges” en “schools” heen waken over de correcte aanbieding van dit typeonderwijs. Dit steunpunt heeft als taak de administratieve coördinatie ( lessenroosters, examenregeling, lokalen, specifieke onderwijsvoorzieningen, sociale begeleiding ) waar te nemen. De trajectbegeleiding op het bachelorniveau wordt vanuit het “College” voorzien. De specifieke onderwijsbegeleiding ( cursussen, opdrachten, ICTondersteuning ) maakt deel uit van de aangeboden onderwijsmodules. De opleidingsverantwoordelijkheid ligt zoals in het reguliere onderwijs bij de onderwijscommissie van het college of de opleidingsraad van de master. Het aangeboden begeleidingsonderwijs dient op een locatie door te gaan en bovenal studentvriendelijk te zijn.
5. Een administratieve structuur voor Engelstalig onderwijs
5.1. De Vrije Universiteit Brussel biedt een aantal Engelstalige opleidingen aan in het kader van haar internationaal beleid. Het Engelstalige Vesalius college is een “liberal arts Bachelor college” dat 15 jaar geleden door de Vrije Universiteit Brussel opgestart werd. De Vlaamse overheid subsidieert Engelstalig onderwijs niet. Opdat de diploma’s door de Vlaamse overheid erkend zouden worden, werd Vesalius een eigen rechtspersoon, waarbij de Vrije Universiteit Brussel hoofdaandeelhouder is. Drie “majors” (Business, Communication, International Relations) vormen het kerncurriculum. Vesalius college doorliep dit jaar een accrediteringsprocedure, waardoor de kwaliteit van onderwijs en organisatie in lijn is met het Vlaamse onderwijsaanbod.
Ben Van Camp
Pagina 14
20/03/2007
Al of niet in samenwerking met andere universiteiten, biedt de Vrije Universiteit Brussel een aantal Engelstalige masteropleidingen in diverse studiedomeinen aan. Sommigen zijn initiële masteropleidingen, de meeste echter ManaMa’s. De studenten in deze opleidingen hebben een diverse internationale achtergrond en hebben eigen noden, verschillend van de reguliere Vlaamse studenten. Bij hun aankomst en verblijf neemt de dienst Internationale Relaties en Mobiliteit hun ontvangst ter harte. De administratieve organisatie van de masteropleidingen is echter verspreid en zeer gebonden aan individuele inspanning van enkele ZAP-leden. De herkenbaarheid van de Vrije Universiteit Brussel, als instelling die Engelstalig onderwijs inricht, heeft baat bij een gecoördineerde communicatie-aanpak. Ongeacht de noodzaak om het strategisch aanbod van deze Engelstalige masteropleidingen kritisch te analyseren ( zie hoger ), is er nood aan een gemeenschappelijke administratieve structuur.
5.2. Voorstel:
De “University of Brussels” ( werktitel ) wordt opgericht als zichtbare koepel voor het Engelstalig onderwijs aan onze instelling. In deze koepel kunnen naast de Vrije Universiteit Brussel andere universitaire instellingen zoals Vesalius college, ULB, Renmin University, Kent University, of andere institutionele partners vertegenwoordigd worden. Deze koepel zou niet alleen de externe communicatie over dit onderwijs op zich kunnen nemen, maar ook de administratieve onderwijsorganisatie en studentenbegeleiding ondersteunen. De dienst Internationale Relaties en Mobiliteit zou de ruggengraat van de “University of Brussels" kunnen worden.
6. Een specifiek beleid voor de Medische Campus Jette 6.1. De campus Jette omvat het Universitaire Ziekenhuis, de faculteit Geneeskunde en farmacie, Het departement Gezondheidszorg, lerarenopleiding en Biotechnieken,
Ben Van Camp
Pagina 15
20/03/2007
studentenkamers (Vrije Universiteit Brussel én Erasmushogeschool Brussel) alsook Sportopolis. De centrale administratieve diensten van het Oefenplein zijn door satellietdiensten vertegenwoordigd op de campus Jette maar missen aansluiting met de dagelijkse behoeften van de studenten en leden van de campus. Het Universitair ziekenhuis heeft een autonome beheersstructuur en door haar grootteorde domineert ze de campus Jette ( bvb parkingproblematiek, expansie,…). Een aantal technische diensten worden door het UZ Brussel aan de faculteit en het departement geleverd (bvb verwarming, elektriciteit, telefonie, …) op basis van soms moeizame contracten tussen de betrokken instellingen. Vanuit institutioneel oogpunt is er een nauwe band tussen de opleidings- en onderzoeksfunctie van het UZ Brussel en de medisch gerelateerde opleidingen van de Vrije Universiteit Brussel en Erasmushogeschool Brussel. De administratieve structuren die deze samenwerking moeten mogelijk maken zijn echter onvoldoende gecoördineerd, waardoor een gezamenlijk beleid moeizaam is. Naar analogie met de Nederlandse Academische Medische Centra zou een verregaande integratie van beleid tussen het UZ Brussel met de medisch gerelateerde opleidingen en hun onderzoeksonderbouw een versterking zijn.
6.2. Voorstel Het administratieve en technische beheer van de campus Jette wordt door één locale beheersstructuur geleid. Deze beheersstructuur zou kunnen bestaan uit een triumviraat van drie locale beheerders elk aangeduid door de drie partnerinstellingen ( UZ Brussel, Vrije Universiteit Brussel, Erasmushogeschool Brussel). De beheerders hebben als opdracht diensten te versmelten ( bvb technische dienst, gebouwenbeheer, telefonie, ..) of optimaal te laten samenwerken ( personeelsdienst, sociale dienst, financiële dienst, lokalenbeheer). Het academisch beleid - zowel opleiding- als onderzoek en dienstbetoongebonden - , dient gezamenlijk gevoerd te worden. Hoewel de onderwijsinstellingen (Vrije Universiteit Brussel en Erasmushogeschool Brussel) en het UZ Brussel gebonden zijn aan eigen regels en financiering opgelegd door andere overheidsinstanties, is een gemeenschappelijk strategisch universitair beleid ( benoemingen van diensthoofden, professoren,
Ben Van Camp
Pagina 16
20/03/2007
klinisch en translationeel onderzoek, stimulering van excellentiecentra, etc.) noodzakelijk. De recente oprichting van een Strategisch Comité Universitair Beleid ( SCUB ) in de schoot van het UZ Brussel is een eerste stap in die richting. Op termijn moet gestreefd worden naar een volwaardig Universitair Medisch Centrum met eigen beheersstructuren, binnen de “visionaire” nieuwe instelling van Hoger Onderwijs.
7. Kader problematiek: 7.1. Het nieuwe financieringsdecreet is voornamelijk gebaseerd op allerlei outputparameters die toegepast worden op bestaande opleidingen en onderzoeksactiviteit. De vaststelling dat de Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel voor hun onderwijsaanbod onvoldoende middelen hebben, is niet nieuw maar wordt nog meer duidelijk met het nieuwe financieringsmodel. In het verleden werd dankzij onderlinge solidariteit en grote inspanningen van het personeelskader het volwaardig karakter van de Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel behouden. Door de toegenomen kwaliteitseisen in onderwijs en onderzoek voldoet de solidariteit niet meer om in alle disciplines hoogwaardig onderwijs en onderzoek te blijven leveren. De middelen ontbreken om in alle opleidingen of disciplines voldoende personeel in te zetten. In de hoger besproken voorstellen wordt een oplossing geboden voor het behoud van het volwaardig karakter van de instelling. Door een versmelting met de Erasmushogeschool Brussel wordt dit zelfs nog verbreed. Blijft het probleem dat het academisch personeel evenwaardige tijd moet hebben om zowel onderwijs als onderzoekstaken behoorlijk te kunnen uitvoeren.
7.2. Voorstel: We gaan ervan uit dat academisch onderwijs stoelt op wetenschappelijk onderzoek. Bij benoeming van een AP-lid dient een billijke verhouding (bvb 50/50 ) tussen onderwijs en onderzoek gewaarborgd te worden.
Ben Van Camp
Pagina 17
20/03/2007
Vanuit zijn competentie wordt een ZAP-lid aangesteld in een “School”, die onderwijsmodules biedt aan bachelor- en masteropleidingen. De vacature voor een AP-mandaat hangt af van de onderwijsnoden binnen de opleidingen. Deze noden worden vastgesteld door de onderwijscommissies van het “college” of de “school” ( zie hoger ). Hierbij moet men uitgaan van een maximale onderwijsbelasting die overeenstemt met 50 % van een VT ZAP en AAP ( 10 % = halve dag/week ). Een goede definitie en meetbaarheid van het begrip onderwijsbelasting is daarom noodzakelijk. Het onderzoeksdossier ligt aan de basis van de benoeming van een AP-lid. Het is vanuit zijn/haar wetenschappelijke kennis dat hij/zij onderwijs kan geven binnen het vakgebied waarin zijn/haar onderzoek past. Dit betekent geenszins dat hij/zij alleen maar les zal geven over zijn/haar onderzoeksspecialisme of -expertise, maar wel dat hij/zij vanuit zijn/haar wetenschappelijke kennis bekwaam moet zijn ook basiscursussen binnen zijn/haar vakgebied te doceren. In deze optiek kan men zich voorstellen dat hij/zij een basiscursus doceert in de bachelorfase ( “college” ) en een gespecialiseerde cursus met thesisbegeleiding in de masteropleiding ( “school” ).
Het AP-kader is verbonden aan een onderzoeksgroep van de “School”. Voor centraal goedgekeurde onderwijsmodules heeft het college of de masteropleiding een trekkingsrecht op het kader van de school (en dus de vakgroep of onderzoeksgroep). Indien alle AP-leden van een departement maximale onderwijslast ( i.e. max; 50% VTE ) op hun naam hebben, dient een nieuwe kaderplaats geopend. Indien er geen middelen beschikbaar zijn wordt de onderwijsmodule niet ingericht.
Ben Van Camp
Pagina 18
20/03/2007
8. Algemeen Besluit:
Grote veranderingen zijn nodig om met relatief minder middelen onze academische opleidingen volwaardig en competitief te kunnen blijven aanbieden. Dezelfde bemerking geldt voor de Erasmushogeschool Brussel, partner in de Universitaire Associatie Brussel. In dit voorstel gaan de voorgestelde veranderingen uit van volgende principes: behoud van een gezonde financiële balans uitbouw van één “visionaire” instelling van Hoger Onderwijs, uitgaande van Vrije Universiteit Brussel en Erasmushogeschool Brussel Invulling van de BAMA-structuur binnen “colleges” en “schools” onder de koepel van “studiedomeinen” Versterking van begeleidingsonderwijs voor werkstudenten Versterking van internationalisering door uitbouw van administratieve structuur voor Engelstalig onderwijs Uitbouw van een autonoom Universitair Medisch Centrum op de campus Jette Uitwerking van een meetinstrument voor onderwijsbelasting ten behoeve van een realistisch allocatiemodel
Na een brede bespreking van deze voorstellen wordt aan de Raad Van Bestuur de goedkeuring gevraagd omtrent deze principes. In positief geval wordt onder verantwoordelijkheid van de rector een commissie van de Raad Van Bestuur opgericht die als opdracht heeft deze principes om te zetten in de praktijk.