De verkiezingsprogramma’s vergeleken: focus op de stad
Dave van Ooijen Den Haag, 22 augustus 2012
Platform31 is de fusieorganisatie van KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV
Met bijdragen van: Jeroen van der Velden Jeroen Korthals Antoine Reijnders Kees Verhaar Leonie Jansen Helga Koper Veerle Petit
Tekstredactie: Marjolein Rotteveel Hanneke van Rooijen
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Platform31. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Publicatie en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming. Platform31 aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
2
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................................................................................................ 4 De speerpunten voor steden en stedelijke regio’s ................................................................................................................................................ 6 Inleiding ................................................................................................................................................................................................................ 6 1.
Financiën en Europa............................................................................................................................................................................... 8
2.
Bestuur en burger ..................................................................................................................................................................................11
3.
Economie en arbeid ...............................................................................................................................................................................14
4.
Duurzaamheid en ruimtelijke ontwikkeling .............................................................................................................................................17
5.
Wonen en wijken ...................................................................................................................................................................................21
6.
Zorg en welzijn ......................................................................................................................................................................................25
7.
Sport en cultuur .....................................................................................................................................................................................30
8.
Onderwijs en wetenschappen ................................................................................................................................................................32
9.
Veiligheid en mensenhandel ..................................................................................................................................................................35
10. Immigratie en integratie .........................................................................................................................................................................38 Bijlage .................................................................................................................................................................................................................40 Bronnen ..............................................................................................................................................................................................................72
3
Voorwoord In de volgende paragrafen worden de voor steden en stedelijke regio’s belangrijkste thema’s en speerpunten gelegd naast die van de verkiezingsprogramma’s van CDA, ChristenUnie (CU), D66, GroenLinks (GL), PvdA, PVV, SP en VVD. Voor de analyse is met uitzondering van de verkiezingsprogramma’s van D66 en de VVD, die op 24 en 25 augustus hun verkiezingsprogramma vaststellen, gebruik gemaakt van de vastgestelde verkiezingsprogramma’s1. De analyse is voor alle (grote) gemeenten en regio’s van belang, alsmede voor alle met gemeenten en regio’s samenwerkende stedelijke en regionale partners op het gebied van onder meer onderwijs, zorg, arbeidsmarkt, woningbouw, veiligheid en infrastructuur, om een aantal stedelijke opgaven die buitengewoon complex zijn op te lossen. Wat kunnen de steden, de stedelijke regio’s en de daarin samenwerkende partners op bovenstaande thema’s van de diverse politieke partijen verwachten? Op welke wijze denken de verschillende politieke partijen de economie weer op gang te krijgen en invulling te geven aan de gewenste hervormingen op het gebied van arbeidsmarkt, zorg en woningmarkt? Hoe daarbij te voorkomen dat de maatschappelijke tweedeling tussen hoog- en laagopgeleiden wordt vergroot en de inkomens en vermogensverschillen verder toenemen? Hoe de (oude) verzorgingsstaat door te ontwikkelen tot een activerende verzorgingsstaat om de toenemende dynamiek in de samenleving te ondersteunen? Hoe de solidariteit niet uit het oog te verliezen en te komen tot een rechtvaardige verdeling tussen de insiders (op de woning en arbeidsmarkt) en de outsiders die door aangeboren aandoeningen, ziekte of ouderdom afhankelijk zijn van zorg? Hoe te voorkomen dat het sociale aspect en de solidariteit op lokaal niveau te veel onder druk komen te staan en af gaat nemen, waardoor kwetsbare groepen en burgers met minder talenten een verdere afstand krijgen? Hoe te voorkomen dat door stapeling van bezuinigingen en toename van de eigen bijdragen in onder andere de zorg (Wmo, AWBZ) het aantal burgers en gezinnen dat over de rand dreigt te vallen toeneemt? Hoe te voorkomen dat burgers door het sociale vangnet vallen, maar tegelijkertijd worden geprikkeld om ook met een bijstands- of werkloosheidsuitkering een bijdrage te leveren aan de samenleving. Dit zijn enkele vragen die wellicht aan de orde zullen komen als u de verkiezingsprogramma’s en deze analyse leest. Ten tijde van het opstellen van deze vergelijking van verkiezingsprogramma’s op de thema’s die voor steden en stedelijke regio’s van belang zijn, kon nog geen gebruik worden gemaakt van het door het Centraal Planbureau (CPB) in de zomervakantie uitgevoerde doorrekening. Onduidelijk blijft daarom nog even wat de doorwerking van de verkiezingsprogramma’s is op bij voorbeeld de omvang van het Gemeentefonds, de risico’s en omvang van de eigen bijdragen die de burger moet gaan opbrengen, alsmede de inkomens- en vermogensverschillen. De doorrekening van de verkiezingsprogramma’s door het CPB zal op 27 augustus 2012 worden gepubliceerd. Dat is 3 dagen voor het nationaal 1
Daarnaast is gebruik gemaakt van de tot nu toe gepubliceerde interviews met de lijsttrekkers van de in deze analyse opgenomen verkiezingsprogramma’s die in Binnenlands Bestuur zijn verschenen. De redactie legt daarbij aan de lijsttrekkers de volgende twee vragen voor: 1) Wat zal het voor gemeenten betekenen als uw partij gaat regeren, en 2) Wat kunnen ambtenaren verwachten? In zoverre uitspraken van de lijsttrekkers relevant en aanvullend waren op deze analyse is daar in de tekst een opmerking over gemaakt. Tot nu toe zijn alleen nog de interviews met Emile Roemer (SP), Diederik Samson (PvdA), Arie Slob (CU) en Jolande Sap (GL) verschenen. Het interview met Alexander Pechtold (D66) verschijnt in de komende weken. VVD, PVV en CDA hebben aangegeven niet aan de serie te willen meewerken.
4
debat dat Platform31, kennisinstituut voor stad en regio2, organiseert in café Dudok in Den Haag. Voor zover er na vaststelling van de verkiezingsprogramma’s door lijsttrekkers uitspraken zijn gedaan over het Gemeentefonds3 zijn deze opgenomen in paragraaf 1 ‘Financiën en Europa’. Bijgaande analyse dient als input en de selectie van de vraagstukken en thema’s die tijdens dit debat aan de orde kunnen komen. De opgenomen stellingen geven geen keuze of standpunt van Platform31 weer, maar zijn bedoeld om de discussie los te maken.
2
Platform31 is het per 1 juli 2012 opgerichte kennisinstituut voor stad en regio, ontstaan na fusie van Nicis Institute, KEI, SEV en Nirov. Door de lijsttrekkers van D66, PvdA , SP, CU en GL zijn tot op heden o.a. belangwekkende uitspraken gedaan over Gemeentefonds en het lokaal belastinggebied. Zie daarvoor onder meer de interviews in Binnenlands Bestuur van 6 juli 2012, 27 juli 2012 en 17 augustus 2012. 3
5
De speerpunten voor steden en stedelijke regio’s
Inleiding Het na de verkiezingen van 12 september 2012 te vormen kabinet zal op het terrein van het sociaaleconomisch en het ruimtelijk-economisch beleid voor een aantal belangrijke uitdagingen komen te staan. Welk kabinet er ook komt, gezien de accenten die de diverse partijen in de verkiezingsprogramma’s leggen, zal het een kabinet zijn dat er niet aan ontkomt om goede afspraken te maken met gemeenten over hoe Rijk en lokale overheden sterker uit de crisis kunnen komen. Om Nederland als geheel weer economisch en sociaal krachtig te maken zijn hervormingen op de arbeidsmarkt, de woningmarkt en in de zorg onontbeerlijk. Wat die hervormingen ook zullen zijn, als Platform31 is onze veronderstelling dat steden en stedelijke regio’s en de daarin samenwerkende partners op het gebied van onder meer onderwijs, zorg, arbeidsmarkt, woningbouw, veiligheid en infrastructuur daar een belangrijke bijdrage aan zullen moeten, willen en kunnen leveren. Het economisch herstel van Nederland zal binnen de context van stedelijke regio’s gestalte moeten krijgen. Het zijn de binnen stedelijke regio’s samenwerkende gemeenten die zorg op maat dichtbij de ondersteuning behoevende burger moeten zien te organiseren. De gemeente wordt door de verdergaande decentralisatie van taken meer en meer als eerste overheid gepositioneerd. Steden en stedelijke regio’s vormen in toenemende mate de spil in het versterken van de economie en de werkgelegenheid, op basis waarvan Nederland en Europa als geheel de concurrentie uit China, India, Azië en Latijns-Amerika het hoofd moet zien te bieden. Steden, als belangrijkste lokale overheden binnen stedelijke regio’s, staan dicht bij burgers, kennisinstellingen en ondernemers. Daarmee zijn zij in staat tot vruchtbare allianties die dragend zijn voor doorontwikkeling en implementatie van innovaties en hervormingen. Gemeenten moeten echter geen uitvoeringskantoor van rijksbeleid worden. Stedelijke regio’s verschillen op belangrijke aspecten aanzienlijk van elkaar en behoeven beleidsruimte binnen beleidsmatige en financiële kaders om creatieve oplossingen te bedenken, lokale samenwerkingsverbanden te smeden en keuzes te maken om tot een integrale aanpak te komen. Voor sommige partijen horen daarbij ook verschuivingen tussen landelijke en lokale belastingen. De in het afgelopen kabinet voorgenomen decentralisatie naar gemeenten van taken op het gebied van werk en inkomen, zorg en ondersteuning voor jeugd, ouderen en mensen met beperkingen, kunnen veel beter op elkaar worden afgestemd. Zodat op lokaal niveau een geïntegreerde aanpak binnen het sociaaleconomisch domein de gewenste meerwaarde kan opleveren. Voor de steden staat daarbij de mens centraal. Bewoners maken de stad en bepalen in grote mate veerkracht, innovatievermogen en dynamiek van steden en stedelijke regio’s. Opvallend is dat de meeste politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s niet meer de grootste doorbraak verwachten van Den Haag, hoewel tussen de verschillende partijen nog grote verschillen bestaan over de omvang en de rol van de (landelijke) overheid. In alle verkiezingsprogramma’s valt op dat alle partijen de komende jaren zeer veel verwachten van gemeenten en van burgers. In plaats van dat de 6
oplossing in Den Haag ligt, lijken zo goed als alle politieke partijen de oplossing voor de huidige malaise te verwachten van de lokale overheid en de burger. De lokale overheden zullen de bezuinigingen moeten zien te realiseren, maar dan wel met een andere aanpak. De uitvoering van de Wmo heeft bijvoorbeeld laten zien dat gemeenten hiertoe in staat zijn. Hoewel de keuze logisch en terecht lijkt, van steden en stedelijke regio’s is zeker een grote bijdrage te verwachten, met deze oriëntatie op stad en regio lopen we wel het risico dat een aantal moeilijke vragen worden ontlopen. Vragen die niet zozeer betrekking hebben op het al dan niet verdergaan met de Europese integratie, maar vooral betrekking hebben op de keuzen die binnen het sociaaleconomisch domein moeten worden gemaakt. Een van de belangrijkste vragen is hoeveel middelen we de komende jaren met z’n allen beschikbaar willen stellen voor zorg en sociale voorzieningen, zoals bijstandsuitkeringen en werkloosheidsuitkeringen. En als wij de omvang daarvan hebben bepaald, hoe willen wij de dan beschikbare middelen verdelen? Wat is rechtvaardig? Wat is redelijk? Wie heeft nog recht op bepaalde voorzieningen en wie niet? Kijken wij daarbij alleen naar maximalisatie van utiliteit of welzijn: naar maximalisatie van het nut en het grootste geluk voor het grootste aantal mensen? Of is het meest belangrijk dat burgers zoveel mogelijke vrijheid hebben om met de hen beschikbare middelen op de vele markten in alle vrijheid zelf keuzes te maken? Of is ook deugdzaamheid van belang, waarbij de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en solidariteit voor anderen (die het minder hebben) een belangrijk afwegingskader is? Keuzes zullen er de komende jaren moeten worden gemaakt. Ook gemeenten zullen moeilijke keuzen moeten maken op het moment dat taken op het gebied van (jeugd)zorg zijn overgedragen. Niet alles is meer mogelijk. Maar waar ligt de grens? Wat zijn echte behoeften en wat zijn behoeften die ontstaan omdat er een markt aan allerlei mogelijke geneesmiddelen en hulpmiddelen is ontstaan? Over welke risico’s moet de burger (met eigen middelen) zelf weer verantwoordelijk worden en op welke voorzieningen mag een beroep worden gedaan op de gemeentelijke overheid of zorgverzekeringen? Welke voorzieningen zullen burgers in het vervolg zelf moeten betalen? Allemaal vragen die we niet meer kunnen ontlopen. Dat zorg een belangrijk thema is, blijkt niet alleen uit de verkiezingsprogramma’s, maar ook uit een afgelopen week door TNS Nipo gehouden peiling over welke thema’s de kiezer de doorslag geeft in het stemgedrag. Afgelopen week noemde 63 procent van de respondenten het onderwerp ‘gezondheidszorg en welzijn’ als een van de drie belangrijkste thema’s. Vorige maand was dit nog 51 procent. Als tweede met 59 procent noemde alle respondenten het thema ‘economie’. Als derde met 54 procent eindigde het thema ‘sociale zekerheid’. Als achtste met 27 procent van de stemmen eindigde het thema ‘Europese Unie’.
7
1.
Financiën en Europa
Opvallend is dat in tegenstelling tot de vorige verkiezingsprogramma’s geen van de partijen nog spreekt over de omvang van de bezuinigingen in de komende vier jaar. In tegenstelling tot de vorige keer heeft men het nu over de omvang van de overheid, de omvang van de overheidsuitgaven en de mate en het tempo waarin het begrotingstekort moet worden teruggedrongen tot 3 procent. De verschillen tussen de politieke partijen rond het 3 procent begrotingstekort zitten vooral in het tempo. Zo wil D66 al in 2013 onder de 3 procent zitten, de CU op maximaal 3 procent in 2013, terwijl de SP dit pas in 2015 voor ogen heeft. VVD, D66 en PvdA streven naar een structureel begrotingsevenwicht in 2017, waar het CDA spreekt over het realiseren van een overschot op de overheidsbegroting aan het eind van de regeringsperiode. GL en de PVV drukken zich vager uit in termen als ‘een verstandig begrotingsbeleid, en het zo snel als verantwoord wegwerken van tekorten’ (CDA) of ‘betere overheidsfinanciën en een lager tekort’ (PVV). Verder kiest de VVD voor een lastenverlichting van 5 miljard euro voor burgers om het economisch herstel kracht bij te zetten en voor intensiveringen van 3 miljard euro in onder andere onderwijs, veiligheid en infrastructuur. Tot slot kiest GL als uitgangspunt van beleid niet voor Bruto Nationaal Product maar voor Bruto Nationaal Geluk. Hoewel de PvdA pleit voor een structureel begrotingsevenwicht in 2017 kiest de partij primair voor maatregelen voor de lange termijn. Om die reden is de partij, net als de CU, tegen de wijze waarop het huidig kabinet de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof) heeft ingevuld, waarbij vanaf 2013 ook gemeenten een bijdrage moeten leveren aan het nationale EMU-tekort tot onder de 3 procent, tegen een groot aantal bezuinigingen en tegen een te hoog tempo waarmee het begrotingstekort moet worden teruggedrongen. De CU vindt dat de Wet Hof onnodig is. ´Hiermee beknotten we de gemeentelijke autonomie en hun mogelijkheden om te sparen voor investeringen in hun gemeente´, aldus Arie Slob (interview Binnenlands Bestuur, 17 augustus 2012). Verder is de PvdA voor een efficiëntere overheid en een kleiner bestuursapparaat van de overheid, maar is zij geen voorstander van een kleinere overheid als geheel. Zo wil de PvdA meer leraren voor de klas, meer mensen in de zorg en meer agenten op straat. De SP wil dat overheden in de toekomst nog maar hooguit 10 procent van de totale loonsom aan de inhuur van externen mag uitgeven. De VVD is voor de Wet Hof, maar is wel van mening dat ‘overheden hun reeds opgebouwde reserves kunnen investeren in bij voorbeeld wegen of schoolgebouwen’. Met betrekking tot het financiële toezicht op banken scharen alle partijen zich achter verdere aanscherping van het toezicht. Partijen kondigen bovendien structurele aanpassingen in het functioneren van banken aan. Zo is de SP voorstander van het scheiden van spaar- en zakenbanken, de PvdA is voor een herstructurering van de bankensector en D66, GL en PvdA stellen een verhoging van de kapitaaleisen voor. Daarnaast wachten de banken een aanpassingen in de beloningsstructuur variërend van extra bonusbelasting bij SP, een maximum van 3 maandsalarissen (CDA) tot het opheffen van iedere vorm van bonus (GL). Opvallend is dat CDA en CU en GL inzetten op een moreel appel, een bankierscode waaraan bankiers zich in de toekomst zullen moeten houden. De PVV is voor het verdriedubbelen van de bankenbelasting en GL voor een toptarief van 60 procent voor inkomsten boven de 150.000 euro. De SP is voor het verhogen van de bankenbelasting aangevuld door een financiële transactietaks. Ook de PvdA is voor invoering van een belasting op financiële transacties. Volgens de VVD dient de eerder gegeven (rechtvaardige) overheidssteun snel te worden afgebouwd. Hoe kunnen steden duurzaam financieel gezond blijven en de oplopende financiële risico’s het hoofd bieden? Van alle partijen zeggen alleen CU, D66 en GL iets over het lokale belastinggebied. Zo kiest de CU al voor een robuust belastinggebied voor gemeente en provincie. 8
Vanwege de democratische verantwoording krijgen gemeenten en provincies van de CU meer mogelijkheden om belastingen te heffen. Dit mag per saldo echter niet tot lastenverzwaring leiden Als voorbeeld van die verruiming zegt Arie Slob in het interview met Binnenlands Bestuur van 17 augustus 2012: “Misschien dat gemeenten ook iets aan inkomstenbelasting kunnen gaan doen, maar dan moet het Rijk een stapje terug zetten.” D66 is van mening dat gemeenten om hun uitgebreide taken goed uit te kunnen voeren meer beleidsvrijheid en financiële middelen dienen te krijgen. Om die reden vindt D66 dat er ook een flinke vergroting van het eigen gemeentelijke belastinggebied noodzakelijk is. Ook GL is van mening dat het lokale belastinggebied dient te worden verruimd. Gemeenten krijgen meer mogelijkheden voor vergroening van lokale belastingen en heffingen. Over Europa, volgens de PVV hét onderwerp van de verkiezingen, zijn de meningen verdeeld. Zo is de PVV als enige voor het uittreden uit de Europese Unie en het in plaats daarvan sluiten van bilaterale (vrijhandel) verdragen. Ook dient Nederland uit de euro te stappen en terug te gaan naar de gulden. Daarnaast is de SP tegen de verdere overdracht van nationale soevereiniteit naar Europa en moet de Europese Unie worden omgevormd tot een samenwerkingsverband van lidstaten. Van alle andere partijen neemt de CU een middenpositie in door te pleiten voor een EU die terug gaat naar haar kerntaken. Met betrekking tot de omvang van de Europese begroting is de VVD voor het terugbrengen van de uitgaven onder de 1 procent van het Bruto Nationaal Product en voor het verlagen van de posten voor landbouw en cohesiebeleid ten gunste van investeringen in innovatie. De CU is “voor een minder kostbare en lagere begroting”. CDA, PvdA, D66 en GL pakken de Europese handschoen op, in marginaal verschillende benaderingen, maar met de grondtoon dat de Europese Unie cruciaal is voor ons welzijn. Zo is de PvdA voor ‘het terugbrengen van de Europese begroting’ en het aanwenden van Europese middelen voor investeringen in scholing, onderzoek, innovatie, energie-efficiënte, infrastructuur en digitalisering. D66 en de GL zijn voor invoering van een direct gekozen Europese president. Het CDA is dan wel tegen verdere overdracht van nationale soevereiniteit (net als de SP), maar voor het verruimen van het mandaat van de Europese Centrale Bank (ECB), en kiest net als de SP voor het inzetten op grotere effectiviteit van de samenwerking in Europa. Opvallend is dat in de verkiezingsprogramma’s het woord ‘Gemeentefonds’ nauwelijks voorkomt.4 Ook wordt er, in afwachting van de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s door het Centraal Planbureau (CPB), verder weinig gezegd over de gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor gemeenten. Alleen de PvdA en D66 hebben na publicatie van de verkiezingsprogramma’s uitspraken gedaan over de financiële gevolgen voor het Gemeentefonds. Zo heeft Diederik Samson in een interview met Binnenlands Bestuur van 27 juli 2012 gezegd dat wat de PvdA betreft het Gemeentefonds er in de komende kabinetsperiode met één miljard op achteruit gaat. En D66 bracht in het Algemeen Dagblad van 13 augustus 2012 naar buiten dat uit de doorrekening door het CPB blijkt dat van de 1 miljard die D66 wil besparen door fors te bezuinigen in het bestuur (o.a. gemeenten), er een bedrag van 700 miljoen euro in de periode tot 2017 kan worden bespaard. Volgens Emile Roemer zal de door de SP gekozen extra investering van 3 miljard euro in 2013 dank zij het trap-op-trap-af systeem leiden tot ‘een klein plusje voor de gemeenten’ (interview Binnenlands Bestuur, 6 juli 2012). Verder heeft Jolande Sap, de lijsttrekker van GL, gezegd dat haar partij tot 2017 een bedrag van 1,7 miljard wil korten op het Gemeente- en Provinciefonds. Het meeste geld wordt daarbij bij de provincies weggehaald. Naast de korting op beide fondsen krijgen gemeenten er bij GL 1,5 miljard bij om de extra taken als regisseur van het sociale 4
Naast de voorstellen van de verschillende partijen, die uiteraard gevolgen zullen hebben voor de uitkering in het Gemeentefonds, zeggen alleen het CDA en GL expliciet iets over het Gemeentefonds. Zo zal volgens GL de verdeelsleutel van het Gemeentefonds moeten worden aangepast ten gunste van krimpgemeenten om de basisvoorzieningen overeind te houden. Volgens het CDA dient bij de verdeling van de middelen uit het Provincie- en Gemeentefonds rekening te worden gehouden met de met specifieke problematiek en kansen in krimpgebieden.
9
domein te kunnen waarmaken.5 De CU zal, aldus Arie Slob, niet schrappen in het Gemeente- en Provinciefonds. De CU wil de zaken continueren zoals ze nu geregeld zijn. Met betrekking tot de decentralisatie in het sociale domein is Arie Slob van mening dat er een objectief onderzoek moet komen op basis waarvan kan worden vastgesteld wat er aan financiële middelen nodig is om gemeenten de nieuwe taken goed en verantwoord te kunnen laten uitvoeren. (interview Binnenlands Bestuur, 17 augustus 2012). Stelling
Steden en stedelijke regio’s zullen in de komende vier jaar steeds vaker rechtstreeks met Brussel (Europa) in overleg gaan treden voor beleid en financiële bijdragen uit Europese structuurfondsen. Europa wordt voor de steden steeds belangrijker om de complexe uitdagingen van de steden aan te pakken.
Stelling
De overheveling van een groot aantal verantwoordelijkheden en taken leidt tot hogere risico’s. De financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten zullen daarom ook moeten veranderen. Om te voorkomen dat gemeenten slechts een uitvoeringskantoor van Den Haag worden, zullen de decentralisaties gepaard moeten gaan met vergroting van het lokaal belastinggebied.
Stelling
Voorstanders van een minimale, kleine of magere staat, waarbij de omvang van de staat is teruggebracht tot het waarborgen van een beperkt aantal minimumvoorzieningen en primair gericht is op het faciliteren van bedrijfsleven en burgers, zien over het hoofd dat niet een terugtredende overheid maar alleen een activerende en kaderstellende overheid in staat is om marktpartijen (zoals banken en multinationals) in toom te houden en kwetsbare burgers (kinderen, ouderen, gehandicapten en zieken) te beschermen.
5
Volgens het interview met Jolande Sap in Binnenlands Bestuur van 17 augustus 2012 maakt GL met de 1,5 miljard euro een stevige breuk met het huidig kabinet, omdat dit volgens haar geen bezuiniging is. In plaats van een budgetkorting komt de 1,5 miljard euro neer op een extra budget van 800 miljoen euro, waarvan 500 miljoen voor het participatiebudget van gemeenten en 300 miljoen voor participatiebanen. Voor de langdurige zorg wordt door GL 700 miljoen euro vrijgemaakt, waarvan 500 miljoen voor (thuis)zorginstellingen die zorg in de buurt mogelijk maken en 200 miljoen voor de inzet van wijkverpleegkundigen.
10
2.
Bestuur en burger
Terwijl steden en stedelijke regio’s volgens de verschillende verkiezingsprogramma’s over voldoende massa, kennis en bestuurskracht dienen te beschikken om de voorgenomen hervormingen op het gebied van arbeidsmarkt, zorg en woningmarkt te doen slagen, pleiten alle partijen op de een of andere manier voor een kleinere overheid, minder bestuurders (en ambtenaren), minder ministeries of voor minder overheidslagen. Daarnaast maken alle partijen werk van de menselijke maat. Het gaat dan om zoveel mogelijk zorg, ondersteuning, opvang en scholing in wijken en buurten, dichtbij mensen te brengen. Om mensen zelf te laten sturen, beslissen en investeren. De rode draad door alle programma’s is de menselijke maat, meer accent op de wijk, meer aandacht voor de buurt, meer invloed en zeggenschap van de burger op het eigen leven, meer zelfredzaamheid, burgerkracht en burgerinitiatief en minder bestuur en overheid. Zo zijn de VVD en de PVV het eens om het aantal Tweede Kamerleden terug te brengen naar 100. En terwijl de VVD het aantal Eerste Kamerleden wil terugbrengen naar 50, pleiten de PVV en D66 voor afschaffing van de Eerste Kamer. Met betrekking tot de ministeries pleit de CU voor een minister voor Jeugd, Gezin en Onderwijs, en voor een ministerie voor de Leefomgeving waarin natuur, volkshuisvesting, infrastructuur en milieu worden ondergebracht. GL kiest voor de oprichting van een ministerie van Duurzaamheid en Ruimte, die milieu, natuur, energie, landbouw, visserij, volkshuisvesting en ruimtelijke ordening onder zich heeft. Verder kiest de SP voor een minister of staatssecretaris die voor het gehandicaptenbeleid alle onderdelen coördineert, zoals wonen, werk, inkomen, vervoer, toegang tot gebouwen, zorg en ondersteuning. Tot slot kiest de VVD voor handhaving van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De integratieportefeuille wordt bij de VVD ondergebracht bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De CU kiest voor een minister voor Ontwikkelingssamenwerking, GL kiest voor een minister van Internationale Samenwerking, die buitenlandse zaken, ontwikkelingssamenwerking, handel en defensie onder zich heeft. Wat betreft de overige bestuurslagen pleit D66 in plaats van provincies voor een kleiner aantal landsdelen (4 á 5) en voor instelling van een Randstadsbestuur. VVD, CU, CDA en SP zijn voor het opheffen van de WGR-plusregio’s. VVD en SP zijn daarnaast ook voor het opheffen van stadsdelen en deelgemeenten. Met betrekking tot de provincies vindt de SP dat deze eenvoudiger, efficiënter en democratischer moeten worden, de VVD en het CDA vinden dat de provincies zich moeten beperken tot hun kerntaken op het gebied van ruimtelijke ordening, mobiliteit en regionale economie. De SP en de PvdA zijn voor het onderbrengen van de waterschappen (als uitvoeringsorganisatie) bij de provincies. GL wil een staatscommissie instellen die opties voor herinrichting van het binnenlands bestuur moet onderzoeken, waaronder de optie van een tweebestuurslagenmodel. In de eerst optie blijven er, aldus Jolande Sap (interview Binnenlands Bestuur, 17 augustus 2012), drie bestuurslagen, maar wordt het aantal provincies teruggebracht naar 5 tot 7. In het tweede model worden gemeenten opgeschaald, verdwijnt de provincie en worden de taken van de provincie herverdeeld over gemeenten en landelijke overheid. In beide modellen verdwijnen de waterschappen. De PvdA wil een kleinere overheid en minder politici in gemeenten en provincies. Gemeenten moeten zelf kunnen bepalen of zij wijk- of dorpsraden deelgemeenteraden of stadsdelen instellen en deze al dan niet rechtstreeks laten kiezen door de bevolking, aldus de PvdA. Terwijl gemeenten meer en meer de keuze lijken te maken voor taakdifferentiatie en het beter in positie brengen van stadsbestuurders kiest de PvdA voor het bevorderen van de samenwerking tussen gemeenten en wordt het aantal raadsleden net als in de voorstellen van GL grosso 11
modo met 10 procent teruggebracht, kiest de SP voor herindeling van gemeenten als dit het belang dient van burgers en inwoners daar mee instemmen, en kiest alleen D66 voor halvering van het aantal gemeenten. Daar staat tegenover dat D66 pleit voor meer overdracht van taken naar gemeenten op het gebied van welzijn, grote stedenbeleid, arbeidsmarktbeleid, sociale zekerheid en zorg. Veel partijen onderschrijven de visie van gemeenten als ‘eerste overheid’. De PvdA zegt: “Ons principe is dat de gemeente de eerste overheid is” Daarbij hoort ook dat grote steden met wijken van meer dan 100.000 inwoners de mogelijkheid moet hebben om te kiezen voor stadsdelen of deelgemeenten´. De CU vindt dat het opschalen van gemeenten of provincies in beginsel alleen plaats vindt van onderop. Hierbij moet volgens de CU aandacht zijn voor nabijheid via dorps- en wijkraden en decentrale loketten. De CU wil, aldus, Arie Slob niet tornen aan de omvang van gemeenteraden. Gezien de overdracht van allerlei taken zijn stevige raden nodig, verkleining van de raden is daarom volgens de CU niet aan de orde (interview Binnenlands Bestuur, 17 augustus 2012). Alleen bij de VVD en D66 staat de gekozen burgemeester in het verkiezingsprogramma. GL kiest voor een door de gemeenteraad gekozen burgemeester, daarbij wordt van de burgemeester wel het voorzitterschap van de raad afgenomen. Volgens GL kiezen gemeenteraden hun eigen voorzitter, vanuit de eigen gelederen of vanuit het ambtelijk apparaat. Daarmee wordt de functiescheiding tussen uitvoerende en controlerende machten versterkt (interview Jolande Sap, Binnenlands Bestuur, 17 augustus 2012). Verder kiest de PVV voor een gekozen minister-president, GL kiest voor een minister-president die gekozen wordt door de Tweede Kamer. Verder wil de PVV de Koning uit de regering, GL kiest er voor dat het staatshoofd geen onderdeel meer uitmaakt van de regering en alleen een ceremoniële rol heeft. Alleen GL vindt dat Nederland op lange termijn een republiek moet worden met een gekozen staatshoofd. De PvdA stelt voor dat de gemeenteraad, c.q. de grootste fractie in de raad, telkens onmiddellijk na de gemeenteraadsverkiezingen de burgemeester kiest. De PvdA is daarmee tegen een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester. De voorgenomen decentralisaties op het gebied van zorg, arbeid en inkomen naar gemeenten vraagt een ongelooflijke krachtsinspanning van gemeenten, zowel bestuurlijk als ambtelijk. Het vraagt ook om de opbouw van kennis en deskundigheid die gemeenten in veel gevallen op dit moment nog niet hebben. Zo hebben gemeenten kennis van zaken nodig als zij bijvoorbeeld met grote zorgverzekeraars en zorgaanbieders om de tafel gaan zitten. In tegenstelling tot het CDA en D66 is de SP tegen het afschaffen van de ambtenarenstatus en tegen de nullijn voor ambtenaren. De SP wil de nullijn zelfs voor een groot deel terugdraaien, omdat de partij het van belang vindt dat gemeenten over voldoende kwaliteit beschikken. Ook de PvdA verzet zich tegen de nullijn voor ambtenaren, zoals leraren en politieagenten. Voor de CU wordt er niet getornd aan de nullijn voor ambtenaren en geldt deze ook voor de zelfstandige bestuursorganen (interview Arie Slob, Binnenlands Bestuur, 17 augustus 2012). GL wil dat de nullijn voor ambtenaren in de komende 2 jaar gehandhaafd blijft (interview Jolande Sap, Binnenlands Bestuur, 17 augustus 2012). Alle partijen zijn voor meer invloed en zeggenschap van actieve burgers en wijkbewoners. Deze verruiming van invloed en zeggenschap gaat gepaard met het vergroten van eigen financiële bijdragen in de zorgkosten (Wmo, AWBZ), het vervangen van rechten door voorzieningen en uitbreiding van de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers. Zo krijgen als het aan de SP ligt buurtbewoners meer inspraak over de inrichting van en de voorzieningen in hun buurt en wordt de zeggenschap van huurders over de woningcorporaties versterkt. Als het aan , krijgen burgers van de PvdA ligt worden initiatieven van sociaal burgerschap aangemoedigd en krijgen burgers meer invloed op publieke voorzieningen. Het CDA kiest voor meer ruimte voor initiatief van burgers en organisaties, GL kiest voor meer zeggenschap voor burgers en de CU voor het stimuleren van actief burgerschap. Arie Slob van de CU zegt daarover in het interview met Binnenlands Bestuur: “De afgelopen jaren is er 12
vanuit het kabinet te veel eenrichtingsverkeer geweest richting gemeenten. De kunst van het loslaten is wel een heel lastige. (…) Als je als centrale overheid taken overdraagt, geef gemeenten dan ook het vertrouwen.(…) Ik heb veel vertrouwen in gemeenten”. De invoering van referenda staan bij meerdere partijen op de agenda. D66 en de PvdA zijn voor het invoeren van het correctief referendum. GL wil in een referendumwet zowel een adviserend als correctief referendum regelen, de SP spreekt over het recht van burgers op een raadgevend referendum en de PVV over bindende referenda voor burgers. Toekomstige uitbreidingsplannen van de Europese Unie moeten volgens de SP per referendum aan de bevolking worden voorgelegd. De PvdA is voorstander van binnengemeentelijke deconcentratie/decentralisatie, zodat buurten, kernen, wijken en dorpen meer zeggenschap hebben over taken Stelling
Versterking van de rol en de positie van de burger kan niet vanaf landelijk niveau worden verordonneerd en van bovenop worden opgelegd. Om de zelfredzaamheid van burgers te versterken zijn krachtige lokale overheden nodig die lokaal de bestuurlijke context bieden en van het Rijk de ruimte krijgen waarbinnen de rol van de burger en van de frontlijnwerker kan worden versterkt.
Stelling
Een groot gevaar bij de komende decentralisaties naar gemeenten is dat deze worden ingevuld en afgestemd op de ‘gemiddelde’ gemeente. Regels die er op gericht zijn te voorkomen dat het in kleine gemeenten verkeerd gaat, kunnen er toe leiden dat de grotere gemeenten met handen en voeten aan allerlei uitvoeringseisen zitten vastgeketend. Bij de decentralisaties is het van belang onderscheid te maken tussen grotere en kleinere gemeenten. Het Rijk moet leren loslaten.
Stelling
Alle beoogde vernieuwingen in het bestuurlijk stelsel reiken niet veel verder dan het verkleinen van de overheid, het verkiesbaar maken van een paar belangrijke functies en meer directe zeggenschap van de burger. Veel partijen durven nog niet volledig te vertrouwen op de ‘bestuurskracht op lokaal niveau’. Alleen krachtige lokale overheden kunnen, door partij te bieden aan grote maatschappelijke instellingen, meer zeggenschap en betrokkenheid van burgers garanderen en boven het niveau van goedbedoelde Haagse symboolpolitiek uitstijgen
13
3.
Economie en arbeid
In tegenstelling tot de verkiezingen in 2010 zetten alle partijen voornamelijk in op structurele oplossingen om de Nederlandse economie uit de crisis te krijgen of op zijn minst crisisbestendig te maken. Zo kiest de VVD voor verdere liberalisering van markten en het inzetten op ondernemerschap, lagere lasten, innovatie en meer banen. De PvdA kiest voor het stimuleren van investeringen in een groene economie en het herinvoeren van fiscaal vrije afschrijvingen voor bedrijfsinvesteringen. Net als de PvdA kiest ook GL voor vergroening van het belastingstelsel. GL gaat zelfs nog wat verder en kiest voor een circulaire economie en een biobased economy. Verder kiest de SP voor een nieuwe Nationale Investeringsbank (NIB) die kredieten gaat verstrekken aan fundamenteel gezonde en goed geleide bedrijven. Daarnaast kiest de SP voor een speciaal investeringsprogramma om de economie weer op gang te helpen en werkgelegenheid te bevorderen. Met betrekking tot het aanjagen van de bouw kiest de PvdA voor tijdelijke fiscale aftrekregelingen. De SP wil middels een speciaal investeringsprogramma kantoorpanden ombouwen naar woningen en de bouw en verbouwing van scholen en wegen naar voren halen. Tot slot kiezen D66, CU en CDA voor vermindering van de regeldruk voor ondernemers en wil GL de ontwikkeling van de creatieve industrie stimuleren door de garantstelling van investeringen. Tot slot kiest de CU voor tijdelijke crisismaatregelen, zoals verlaging van het btw-tarief in de bouw naar 6 procent. Met betrekking tot het topsectorenbeleid kunnen alle partijen zich min of meer vinden in voortzetting daarvan. D66 stuurt daarnaast aan op regionalisering van dit beleid en een betere aansluiting van het innovatiebeleid bij het MKB. Het belang van het versterken van de triple helix (de samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen) wordt door alle partijen erkend. D66 wil dat voor iedere topsector een geografische kern gekozen wordt waar het merendeel van de activiteiten zich concentreert. Mensen en bedrijven van over de hele wereld moeten weten dat ze voor kennis en bedrijven rondom agrofood, water of hightech naar Nederlandse locaties zoals Wageningen en Eindhoven moeten komen. De PvdA zet in op versterking van de regionale samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven rond ‘talenttowns’. De politieke partijen zetten allen in op het versterken van ondernemerschap, met name in het MKB. De visie op hoe ondernemers ondersteund moeten worden wisselt tussen partijen, waarbij het echter opvallend is dat alle partijen zich scharen achter lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Alle partijen zetten zich in voor vereenvoudigde snellere vergunningsprocedures en de VVD zet er bijvoorbeeld op in dat gemeenten ondernemers nog maar één keer per jaar een factuur mogen sturen. D66 zet in op meer vertrouwen en eenvoudiger contact met de overheid door minder gedetailleerde regels in bijvoorbeeld de Arbowet en meer controle op resultaten in plaats van detailuitvoering. Een vergunning wordt door D66 en VVD automatisch toegekend als de overheid niet op tijd handelt. Het versterken van het MKB door de toegankelijkheid bij overheidsaanbestedingen te verbeteren (PvdA, SP en CU) of een betere aansluiting op het innovatiebeleid (D66) wordt ook erkend. De Winkeltijdenwet wordt verruimd door VVD, D66 en PvdA waarbij de CU, SP en het CDA kiezen voor behoud en strikte handhaving ervan tot 12 zondagen per jaar. Bij de SP kunnen gemeenten van het aantal van 12 koopzondagen afwijken als deze aantoonbaar toeristisch belang hebben en op voorwaarde dat de sociale belangen van betrokkenen (winkeliers en winkelpersoneel) worden gewaarborgd. Gemeenten moeten volgens D66 zelf beslissen over zondagopenstelling.
14
Hervorming van de sociale zekerheid wordt veelal als noodzakelijk gezien voor groei van de werkgelegenheid. De duur van de WW-uitkering en de beperkte toegankelijkheid van de arbeidsmarkt voor ouderen en mensen met een arbeidshandicap zijn belangrijke aandachtspunten in de verkiezingsprogramma’s. Zo pleit de VVD voor het terugbrengen van de maximale duur van de WW-uitkering van 3 naar 1 jaar en hoeven werkgevers de eerste 6 maanden van een WW-uitkering niet te betalen. Daartegenover staat dat de WW-uitkering in de eerste 3 maanden wordt verhoogd. Daarnaast wil de VVD de lasten van sociale premies voor werkgevers terugbrengen. PvdA, CDA en SP pleiten voor een doorbetalingsplicht voor de werkgever van een half jaar na ontslag. In tegenstelling tot de VVD die kiest voor versoepeling van het ontslagrecht, het uitbreiden van tijdelijke contracten tot 5 jaar en het in de wet vastleggen van een vaste ontslagvergoeding van een week per gewerkt jaar (tot een maximum van een halfjaarsalaris), de keuze van D66 voor flexibilisering van de arbeidsmarkt, kiest de SP juist voor het inperken van de flexibiliteit van de arbeidsmarkt die volgens hen te ver is doorgeschoten. Zo kiest de SP voor handhaving van de ontslagbescherming en het niet verkorten van de WW. Uit het eerder aangehaalde interview met Emile Roemer in Binnenlands Bestuur van 6 juli 2012 blijkt dat de SP binnenkort met een initiatiefwetsvoorstel komt dat een einde wil maken aan verdere flexibilisering. Ook de PVV kiest voor het in tact laten van de WW- en ontslagvergoeding. De PvdA is tegen de oprukkende hyperflexibiliteit op de arbeidsmarkt en kiest voor het terugbrengen van het aantal tijdelijke contracten tot 1, tenzij de CAO in afwijkingen voorziet. Terwijl ook de PvdA kiest voor aanpak van de jeugdwerkloosheid en het inzetten van Europese Structuurfondsen daarvoor, kiest de CU voor een Deltaplan Jeugdwerkloosheid en het omzetten van meer flexibele contracten naar vaste contracten. Zowel VVD, PvdA, D66, CDA als GL steunen de samenvoeging van een aantal regelingen met betrekking tot de onderkant van de arbeidsmarkt. Alleen verschilt de keuze over welke regelingen. Zo kiezen VVD, D66 en PvdA voor samenvoeging van de Wajong, Wsw en Wwb, het CDA voor Wajong, Wsw en WIJ en kiest GL voor een Wet werk en zekerheid (Wwz) waarin participatie centraal staat. In de nieuwe wet worden bij GL de Wwb, WIJ, Wajong en delen van de Wsw opgenomen. Ook worden er extra middelen door GL uitgetrokken (zie paragraaf ´Financiën en Europa´) waarmee onder andere de bezuinigingen op de sociale werkplaatsen helemaal van de baan zijn. Via het beschikbare participatiebudget kunnen volgens Jolande Sap bijvoorbeeld mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag. De participatiebanen moeten via leer-/werkbedrijven, waarin gemeenten en bedrijfsleven samenwerken, worden gecreëerd (interview Binnenlands Bestuur, 17 augustus 2012). De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van bovenstaande regelingen dient volgens alle partijen te liggen bij de gemeenten. Dit is een voortzetting van de tijdens het vorige kabinet ingevoerde lijn van decentralisatie van rijkstaken richting gemeenten.Verder kiest de SP voor instandhouding van de sociale werkplaatsen in de huidige vorm. Ook het voorstel voor de nieuwe Wet werken naar vermogen (Wwnv) gaat, als het aan de SP ligt, van tafel. Gemeenten moeten volgens de SP voldoende geld hebben om mensen goed te kunnen begeleiden in en naar regulier werk. De door het huidige kabinet voorgestelde korting van € 1,8 miljard is volgens de SP veel te rigoureus. Bij de CU daarentegen gaat de Wet werken naar vermogen door, maar dan wel aangepast. In het interview met Binnenlands Bestuur van 17 augustus 2012 zegt Arie Slob daarover: “De Wet werken naar vermogen in zijn huidige vorm gaat gepaard met te grote bezuinigingen en we hebben het idee dat de doelgroepen waar het om gaat niet afdoende worden beschermd. Het principe deugt wel, maar de scherpe kantjes moeten er echt vanaf.` Arbeidsre-integratie dient volgens de VVD slechts te worden toegepast bij een beperkte groep werkzoekenden, zoals arbeidsgehandicapten. Werkgevers betalen bij de VVD niet de eerste 6 maanden van de WW-uitkering. De duur van de WW wordt verkort en de eerste 3 maanden 15
verhoogd. Om de instroom van werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te verbeteren pleiten GL en de PvdA voor een verplichting voor grote bedrijven om arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. Daarnaast benadrukken deze partijen de wenselijkheid om werkzoekenden individueel te ondersteunen in het proces richting re-integratie. De VVD wil alle re-integratietaken weghalen bij het UWV, terwijl de PVV pleit voor het volledig opheffen van het UWV. De VVD vindt dat het UWV zich moet beperken tot het verstrekken van uitkeringen en het uitvoeren van keuringen. D66 is net als de VVD voor vereenvoudiging van het ontslagrecht. D66 wil een kortere, maar hogere uitkering, waarbij de werkgever de eerste 6 maanden van de WW betaalt. SP en PVV pleiten ervoor om de AOW-leeftijd (voorlopig) op 65 jaar te houden. VVD, PvdA, D66, CDA, CU en GL willen de AOW-leeftijd geleidelijk verhogen. Alle partijen kiezen daarbij wel eigen accenten. Zo wordt bij de VVD de AOW na 2018 gekoppeld aan de levensverwachting, blijft de AOW bij de SP tot 2020 gehandhaafd op 65 jaar, kiest D66 voor het verhogen van de AOW-leeftijd naar 67 jaar in 2021 en kiest de CU voor het stapsgewijs verhogen tot 66 jaar in 2015 en 67 jaar in 2020. Verder is het CDA voorstander van de mogelijkheid tot een flexibele AOW-leeftijd tussen de 65 en 70 jaar. Ook de PvdA is voorstander van een flexibele AOW-leeftijd. Alleen de PVV wil de AOWleeftijd op 65 jaar houden. Stelling
De topsectoren vragen om een op elkaar afgestemde generieke, sectorale én regionale aanpak. Dit vraagt om een beter op elkaar afgestemd landelijk én regionaal economisch beleid. De Nederlandse topsectoren moeten niet met elkaar of met andere Europese topsectoren gaan concurreren. Nee, de Nederlandse topsectoren zullen zich samen met andere Europese topsectoren moeten richten op de concurrentie uit Azië en Latijns-Amerika.
Stelling
De partijprogramma’s bieden onvoldoende basis voor een structurele oplossing van de problemen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en het versterken van de stedelijke economie. Alleen een op de regionale economische structuur toegesneden topsectoren- en arbeidsmarktbeleid onder regie van een krachtig lokaal bestuur kan daarin een uitweg bieden.
16
4.
Duurzaamheid en ruimtelijke ontwikkeling
De verkiezingsprogramma’s besteden allemaal veel aandacht aan de thema´s duurzaamheid en (ruimtelijke) inrichting. De focus ligt daarbij opvallend sterk op energiebesparing en (duurzame) energieopwekking. Het verband tussen vervoer en duurzaamheid wordt niet altijd gezocht of gelegd, waardoor de thema’s slechts deels eenzelfde focus hebben. De aandacht voor duurzaamheid is zeker zo sterk aanwezig in de steden. Op het onderdeel subsidies gaat de PVV het verst: zij wil alle subsidies op het gebied van duurzaamheid afschaffen, inclusief de SDEregeling, subsidies op CO2-reductie en verdere fiscale vergroening. De VVD vindt dat er niet langdurig gesubsidieerd mag worden, terwijl de PvdA aangeeft dat zij het belangrijk vindt dat de subsidie voor duurzame energie afgebouwd moet worden en vervangen moet worden voor een verplicht aandeel hernieuwbare energie. D66 vindt het belangrijk dat fiscale prikkels voor groene investeringen gehandhaafd blijven terwijl het CDA en de CU de stimuleringsregelingen (duurzame energie en energiebesparing) respectievelijk willen versterken en stimuleren middels een energiebesparingsaftrek en een verduurzamingsfonds. Het CDA wil subsidies op grijze stroom afbouwen, en de CU voegt hieraan toe dat zij inzet op nieuwe economische dragers en alternatieve financieringsconstructies voor beheer en behoud van natuur. In de verkiezingsprogramma´s wordt veel gezegd over duurzame energie en energiebesparing. Het minst enthousiast is de PVV: zij wil af van windmolens en zet in op het behoud van kernenergie. Als het gaat om energiebesparing zijn er enkele partijen die hier normen aan willen verbinden. Zo zet de SP in op 2 procent energiebesparing per jaar (bedrijven en huishoudens). Hetzelfde percentage wordt genoemd door D66, terwijl GL pleit voor 3 procent per jaar. Reductieafspraken op langere termijn -dus zonder jaarlijkse doelen- komen ook voor in de programma’s. Zo wil de SP in zijn algemeenheid zuiniger worden in het gebruik van grondstoffen middels slimme oplossingen en hergebruik, de CU stelt als doel 30 procent energiereductie in 2020 en het CDA wil het verbruik in 2050 met 50 procent reduceren. Het CDA stelt hierbij dat in datzelfde jaar 50 procent van de energie duurzaam geproduceerd dient te worden. Zij wil in 2020 14 procent duurzame energie produceren. Andere partijen noemen voor 2020 een taakstelling van 20 procent (D66) of tot 2020 een taakstelling van 1,5 procent per jaar (SP), die daarna door moet groeien met jaarlijks 2 procent. Deze situatie kan ondersteund worden door enerzijds afspraken in de bestaande bouw en nieuwbouw en anderzijds door lokale initiatieven. Bij het eerste pleit PvdA voor een verplichte regeling binnen het bouwbesluit op zonnepanelen bij nieuwbouw vanaf 2015, willen GL en het CDA vanaf 2015 energieneutraal bouwen, wil D66 via het bouwbesluit sturen op energiezuinige nieuwbouw en wil de SP vooral toezicht op de invoering van het energielabel. Bij het laatste willen de VVD, CU en GL alle drie een sterke focus op het stimuleren van lokale opwekking en de mogelijkheden voor deze initiatieven verruimen. GL voegt daaraan toe dat de overheid locaties voor windmolens moet faciliteren op land waarbij Borssele gesloten wordt; de CU en de SP ondersteunen het beeld dat kernenergie geen verdere toekomst heeft in Nederland. Wat het precies inhoudt is niet helemaal duidelijk, maar GL pleit daarbij voor een Deltawet nieuwe energie en het bouwen van 500.000 nieuwe energieneutrale woningen in de Randstad. Om dat allemaal te betalen wil GL vijf miljard subsidie aan grootgebrui-kers van energie schrappen. Zowel CU (onderschrijven Europese doelstellingen energie en zien duurzaamheid in internationale context) als GL (binnen de EU aanzetten tot hogere reductienormen – 30 procent in 2020 en 90 procent in 2050) zien Europa als een podium en bijdrager (stimulator) aan het Nederlandse 17
energiebeleid. GL pleit er zelfs voor dat Nederland middels het hiervoor genoemde beleid weer koploper wordt op klimaatgebied in Europa. De blik is bij deze partij hier verder naar buiten gericht: Duitsland dient ons voorbeeld te zijn wanneer we kijken naar zelfstandige en kleinschalige opwekking van energie. Op het gebied van natuurbeleid lijken de verkiezingsprogramma’s redelijk ver uiteen te liggen. De VVD pleit voor het aanpassen van de EHS en het tempo van de ontwikkeling herzien (waarbij bedrijvigheid mag blijven bestaan zolang de gebieden nog niet zijn aangekocht en ontwikkeld), de CU zegt ongeveer hetzelfde met haar standpunt over herijking van de EHS en flexibiliteit in de uitvoering hiervan. GL en de PvdA willen de EHS onverkort realiseren en afmaken. Zowel CDA, VVD, SP, GL als CU pleiten voor meer integratie maar wel ieder op een eigen manier. Het CDA ziet de bestaande natuur- en milieuwetten graag ondergebracht in een nieuwe Omgevingswet, de VVD is juist op zoek naar een nieuwe natuurwet om de lappendeken aan wet- en regelgeving op het gebied van natuur en landschap aan te pakken en de SP ziet een regietaak voor het Rijk weggelegd in de ruimtelijke inrichting om versnippering en verrommeling te voorkomen. GL zet ook in op een nieuwe wet: de Wet Mooi Nederland die de natuur en het landschap beschermt. De CU zet op dit onderwerp in op het realiseren van aan nationaal natuurnetwerk en het geven van een nieuwe impuls aan Natura 2000 om open landschappen te behouden en versnippering te voorkomen. In het verlengde van deze plannen willen enkele partijen ook een link met het landbouwbeleid maken. GL wil duurzame innovaties op het platteland bevorderen. Ook hier ziet GL – en ditmaal ook de PvdA - weer een rol weggelegd voor de EU: vanuit GL dient het landbouwbeleid ingrijpend herzien te worden. De PvdA voegt daaraan toe dat EU-landbouwsubsidies beperkt dienen te worden en dat deze middelen ingezet moeten worden voor landschapsbeheer en natuurbescherming door boeren. De verkiezingsprogramma’s richten zich op verschillende kanten van vervoer: het wegennetwerk en de auto, het openbaar vervoer en de fiscale regelingen. Voor gemeenten is de vervoersparagraaf erg belangrijk: zij zijn immers voor veel regelingen en mogelijkheden afhankelijk van de landelijke overheid. Daarnaast worden op dit gebied vaak besluiten genomen die voor de grote steden essentieel zijn (bijvoorbeeld de maximumsnelheid, aanbestedingen OV of het gebruik van het spoor), maar waar zij geen directe invloed op uitoefenen en wel de directe effecten van ondervinden. Een recent voorbeeld hiervan is de ophoging van de snelheid rond Rotterdam waarbij de stad de nadelig effecten op de luchtkwaliteit zal ondervinden. Daarnaast zijn (verminderde) bereikbaarheid door rijksbeleid of bijvoorbeeld de vraagstukken rondom de forenzentaks voor steden essentiële randvoorwaarden voor bijvoorbeeld een aantrekkelijk woon- en/of werkklimaat en beïnvloeden ze zo in directe zin de economische positie van de gemeente. Als het om het wegennet gaat wil de VVD hiervoor jaarlijks 250 miljoen euro extra uittrekken. De PVV voegt daaraan toe dat er sowieso niet bezuinigd mag worden op wegaanleg en dat op snelwegen, waar het kan, 140 km/u gereden mag gaan worden (de CU vindt het tegenovergestelde: maximaal 120 km/u en GL gaat waar nodig naar 80/100 km/u). Hier is de SP het niet mee eens: zij willen terughoudendheid met de aanleg en verbreding van wegen en een focus daarbij op knelpunten. Dit standpunt lijkt op dat van D66 die vindt dat het huidige wegennet met prioriteit verbeterd moet worden voordat er nieuwe wegen aangelegd worden, waar het CDA en de CU bij aansluiten: betere benutting van de bestaande infrastructuur is daar terug te vinden. GL is de enige die expliciet zegt dat er geen nieuwe wegen bij moeten komen. De enige partij die een stad specifiek noemt – de PVV – stelt dat de bereikbaarheid van de Rotterdamse haven verbeterd moet worden. De CU zet als enige meer elektrisch vervoer als ambitie in haar programma. 18
Met betrekking tot het openbaar vervoer vindt alleen de VVD dat het openbaar vervoer in de grote steden verplicht moet worden aanbesteed. SP, PvdA, PVV en GL zijn hier tegen. Waar de PVV inzet op veilige treinen die op tijd rijden, komen PvdA en SP met de insteek dat NS en ProRail samengevoegd moeten worden. GL vindt dat de overheid moet sturen op (OV-)tarieven en stelt daarnaast voor dat vervoer per trein een impuls moet krijgen (extra capaciteit, beter onderhoud, inhaalsporen etcetera) en wordt hierin gesteund door de CU, die graag de OVambities omhoog bijgesteld ziet worden middels lightrail, busbanen en scherpere eisen aan de NS. D66 en de CU zetten daarbij in op betere aansluiting van de verschillende soorten OV/vervoersmodaliteiten. Daarnaast is de CU van mening dat verkeer en vervoer weer bij de provincie moeten worden belegd (interview met Arie Slob, Binnenlands Bestuur, 17 augustus 2012). Wat betreft fiscale maatregelen zijn VVD en PVV tegen de kilometerheffing (GL is voor), en is de PVV samen met de SP en de CU (met een maximum) tegen de forenzentaks. De PVV wil het kwartje van Kok teruggeven aan de burger terwijl de PvdA de kosten van het autovervoer afhankelijk wil maken van het gebruik en daarmee de wegenbelasting wil afschaffen. Dit lijkt een stap richting duurzaamheid, en wordt (deels) onderschreven door de SP die de wegenbelasting en BPM deels willen omzetten in variabele kosten waarmee zuiniger en minder rijden beloond wordt. D66 zegt dat autogebruik beprijsd moet worden maar gaat verder niet in op hoe dat kan en zit hiermee op één lijn met het CDA (niet langer bezit belasten maar gebruik). De VVD wil de fiscale vrijstelling van de tegemoetkoming woon-werkverkeer behouden, en GL wil deze onder het normale belastingregime laten vallen. De CU wil de kilometervergoeding verlagen. De SP gooit het over een andere boeg en wil de investeringsmiddelen verschuiven naar fietsvoorzieningen – waar GL overigens ook ambitie heeft. De meeste partijen willen dat verstedelijking en bedrijvigheid worden gebundeld rond bestaande kernen en daarbinnen bij OV-knooppunten. De CU wil een innovatieprogramma stedelijk wonen, dat nieuwe woonvormen stimuleert in hoge dichtheden met veel buitenruimte, een veilige en fietsvriendelijke woonomgeving en groen. Om hergebruik en inbreiden te stimuleren wil D66 een heffing op gebruik van open ruimte, waarmee ze particulieren en bedrijven wil stimuleren om hun bestaande eigendom te verbeteren. De SP en D66 willen dat de Rijksoverheid de regie blijft houden in de duurzame ruimtelijke inrichting van het land. De VVD wil juist de ruimtelijke ordening veel meer overlaten aan provincies en gemeenten. De meeste politieke partijen geven aan in regelgeving te willen snoeien en door middel van een nieuwe Omgevingswet de wetgeving versimpelen om ruimte te geven aan initiatief. De grote leegstand van kantoren, alsmede van bedrijventerreinen en winkels, is voor steden en stedelijke regio’s een lastig en zeer complex probleem. Nederlandse steden lopen volgens een medio augustus 2012 verschenen onderzoek van Keala Research jaarlijks 70 miljoen euro aan onroerendezaakbelasting mis door de leegstand van kantoren. Momenteel staat op landelijk niveau 15,4 procent van de kantoren te koop of te huur. Dat is 7,62 miljoen vierkante meter. Ook hier zijn dus hervormingen en impulsen nodig om het proces van hergebruik en transformatie te versnellen. Het gaat daarbij om (fiscale) afwaardering, het aanpassen van regels voor institutionele beleggers en het oprichten van revolving funds. Terwijl de VVD kiest voor ruimte aan de markt om verouderde terreinen weer rendabel te maken door tijdelijke ontheffingen van het bestemmingsplan te verlengen naar maximaal 10 jaar, kiest de SP voor het ombouwen van kantoorpanden tot woonruimte en de PvdA voor het benutten van lege kantoorruimte voor jongerenhuisvesting. Ook de CU kiest voor het geschikt maken van kantoren voor bewoning.
19
Stelling
De grote leegstand van kantoren, bedrijventerreinen en winkels dwingt het nieuwe kabinet om zich samen met de steden actief te gaan bemoeien met het ontwikkelen van instrumenten om de leegstand in alle stedelijke gebieden aan te pakken. Steden beschikken over onvoldoende mogelijkheden om dit complexe vraagstuk alleen op te lossen. De markt dient een grotere verantwoordelijkheid te nemen. Het is niet de bedoeling dat de overheid het probleem van de markt overneemt.
Stelling
Steden en stedelijke regio’s gaan in de komende jaren een steeds grotere rol spelen op het gebied van duurzaamheid, bereikbaarheid, leefbaarheid en ruimtelijke ontwikkeling (woningbouw en stedelijke vernieuwing). Deze ontwikkeling zal ten koste gaan van de rol en invloed van provincies.
20
5.
Wonen en wijken
Alle partijprogramma’s, behalve die van de PVV, spreken de urgentie uit voor een hervorming van de woningmarkt. Bovendien zijn ze het er over eens dat deze hervormingen geleidelijk moeten plaatsvinden om de huidige delicate staat van de woningmarkt niet verder te verslechteren. In vergelijking met de verkiezingsprogramma’s van 2010 is een verschuiving zichtbaar richting daadwerkelijke hervorming van de woningmarkt, mede dankzij het Lenteakkoord en het woonakkoord Wonen 4.0 van NVM, Vereniging Eigen Huis, Aedes en de Woonbond. Met name de afspraak om de aflossing van nieuw af te sluiten hypotheken verplicht te stellen is een (nieuwe) stap voor CDA en VVD. In de verkiezingsprogramma’s van GL, D66 en CU houden zij ondanks hun ondertekening van het Lenteakkoord vast aan de lijn die ze in 2010 hebben ingezet, zij gaan het verst in hun hervormingsvoorstellen voor de woningmarkt. Deze partijen, samen met de PvdA, stellen voor om zowel de koopmarkt als de huurmarkt grondig aan te pakken voor nieuwe én voor zittende bewoners. Dit in tegenstelling tot de andere partijen. De PVV wil bijvoorbeeld geen veranderingen. Het CDA en de VVD willen, zoals gezegd, aflossen van hypotheken (nog) niet verplicht stellen voor iedereen. De SP wil niet aan de huurmarkt sleutelen. GL wil als enige partij de hypotheekrenteaftrek op termijn in haar geheel afschaffen. D66 wil de hypotheekrenteaftrek niet afschaffen, maar terugdringen, zodat over ruim 20 jaar voor iedereen het aftrektarief van 30 procent geldt. De PvdA stelt een gelijksoortige afbouw voor naar 30 procent voor iedereen in 30 jaar. Dit laatste sluit ook aan op de plannen van de CU. Deze partij wil eveneens op lange termijn (17 jaar) naar de 30-procentgrens. Bovendien stelt de CU voor om de hypotheekrenteaftrek geleidelijk te maximaliseren voor woningen tot 500.000 euro. De SP wil ook een maximalisatie, maar tot 350.000 euro in 10 jaar. De PvdA wil zelfs een maximalisatie tot de gemiddelde huizenprijs (nu is dat 237.000 euro). De PvdA wil in 2013 starten met een maximalisering voor woningen vanaf 1 miljoen euro. Opvallend is het plan van het CDA om via de invoering van de sociale vlaktaks de hypotheekrenteaftrek ook naar beneden te brengen. De vlaktaks zorgt er immers voor dat iedereen ongeacht zijn inkomen 35 procent belasting gaat betalen. Aangezien de hoogte van de aftrek in het huidige stelsel is gekoppeld aan de hoeveelheid belasting die men betaald, zullen de rijkskosten voor hypotheekrente dalen. De meeste partijen willen huurders de mogelijkheid geven om een huurwoning te kopen van de woningcorporatie. De SP wil een korting voor starters in combinatie met een terugkoopregeling. De VVD is voor verplichte verkoop van ten minste 50 procent van het corporatiebezit. De PvdA spreekt zich echter uit tegen een verkoopplicht voor de woningcorporatie. Het kopen van huurwoningen wordt door de meeste partijen genoemd als een probaat middel om de stap van huur naar koop te overbruggen. De VVD realiseert zich dat starters onevenredig hard geraakt worden door de huidige staat van de woningmarkt en dat de voorstellen in het Lente-akkoord hun situatie niet direct verbeteren. Nieuw af te sluiten hypotheken worden immers ‘duurder’ door de aflosverplichting en zijn daarmee moeilijker financierbaar. De partij kiest ervoor om starters flink tegemoet te komen door verschillende versoepelende maatregelen. Zo wil de VVD dat huizenkopers een iets hogere hypotheek moeten kunnen afsluiten dan de aanschafprijs van de woning. Op die manier moeten kopers het deel van de ‘kosten koper’ en kleine aanpassingen aan de woning in de hypotheek kunnen blijven financieren. Starters krijgen, als het aan de VVD ligt, de mogelijkheid om een hypotheek met een duur van 35 jaar af te sluiten. Met daarbij de mogelijkheid om de eerste 5 jaar 21
het volledige rentebedrag af te trekken op basis van een aflossingsvrije hypotheek. Daarnaast wil de VVD de overdrachtsbelasting afschaffen voor starters op de koopmarkt. Dit laatste geldt overigens voor meer partijen. Ook de PvdA, D66 en CU willen de overdrachtsbelasting direct afschaffen voor starters. D66 en GL willen deze belasting geleidelijk afschaffen voor iedereen. Verder willen VVD, CDA en CU het voor ouders makkelijker maken om geld te schenken, met als motief het beter kunnen ondersteunen hun ‘startende’ kinderen. De PvdA wil startersleningen inzetten tegen zeer lage rente en 30 procent nieuwbouw voor starters reserveren. Op deze wijze hoopt ze 25.000 starters te ondersteunen en 100.000 verhuisbewegingen op gang te krijgen. De meeste partijen willen de huurmarkt liberaliseren. D66 en het CDA willen locatie en kwaliteit van de woning meer tot uiting laten komen in de hoogte van de huur. De VVD en CU gaan nog verder en willen uiteindelijk af van de sociale huursector. Zij vinden dat uiteindelijk huurder en verhuurder, en niet de overheid, moeten bepalen hoe hoog de huurprijs is. De huren moeten geleidelijk naar een marktprijs stijgen. Degenen die de markthuur niet kunnen betalen moeten worden ondersteund. De CU wil ter compensatie van deze huurstijging zowel de huurtoeslag als de inkomensgrens voor de huurtoeslag verhogen. De extra inkomsten uit de vrije huurprijzen moeten door woningcorporaties worden aangewend voor een fonds waaruit de huurtoeslag wordt betaald, aldus de CU. De PvdA, SP en PVV willen de ingezette liberalisering van het huurbeleid in zogenaamde ‘schaarstegebieden’ door Rutte I terugdraaien. De SP en PVV willen ook de voorgenomen 5 procent huurverhoging voor inkomens boven 43.000 euro terugdraaien. De SP wil, net als de CU, de huurtoeslaggrens uitbreiden, van 650 naar 850 euro. De huren mogen van de SP en PVV jaarlijks niet meer stijgen dan de inflatie. De PvdA geeft meer ruimte door een beperkte huurverhoging boven inflatie. Opvallend is dat sinds de vorige verkiezingen in 2010 alle partijen, behalve de SP en PVV, scheefwonen willen tegengaan. Dit betekent dat extra huurverhogingen voor huishoudens met een hoger inkomen breed gedragen wordt. De financiële problemen bij Vestia worden in verschillende programma’s aangehaald als motief om de corporatiesector anders in te gaan richten. De PvdA wil de grotere corporaties opsplitsen. Hoe groter de corporatie, hoe groter de afstand tot de huurder, aldus de partij. Bovendien wil ze corporaties alleen nog toestaan om binnen de grenzen van één regio te werken. Het interne en externe toezicht bij corporaties moet volgens de PvdA aanmerkelijk beter. Zo wil zij het aantal nevenfuncties onder toezichthouders aan banden leggen. De VVD wil dat woningbouwcorporaties zich alleen hun kerntaak uitvoeren: de zorg voor voldoende woningen voor mensen met een kleine beurs onder de huurtoeslaggrens. Woningbouwcorporaties moeten flink inkrimpen en uiteindelijk uitvoeringsorganisaties worden onder extern gemeentelijk toezicht. Gemeenten worden zo eindverantwoordelijk voor het lokale huurwoningaanbod, aldus de VVD. Het CDA en de SP willen woningcorporaties juist meer ruimte geven. Het CDA wil woningcorporaties meer mogelijkheden geven om te investeren in combinaties van wonen en zorg en huurwoningen voor de middengroepen. Het CDA doet afstand van de - in het huidige regeerakkoord opgelegde – heffing, mits corporaties een goede invulling geven aan hun maatschappelijke taak. De CU en VVD houden vast aan een heffing bij de woningcorporaties om de verhoging van de huurtoeslagkosten op te vangen. Deze heffing bij de corporaties kunnen zij betalen uit de extra huurinkomsten. De SP wil als onderdeel van een nationaal stimuleringspakket ter faveure van de economie woningcorporaties stimuleren om de bouw van goedkope huurwoningen te versnellen. Deze middelen voor woningcorporaties komen alleen beschikbaar in ruil voor concrete afrekenbare afspraken over de bouw van goedkope huurwoningen. De zeggenschap van de huurders over de corporaties moet worden versterkt, aldus de 22
SP. Zij krijgen een wettelijk vastgelegd initiatiefrecht, waarmee zij de verhuurder kunnen verzoeken om redelijke maatregelen te nemen tegen een redelijke huurverhoging. Grote corporaties die onder de maat presteren kunnen worden opgeknipt. De wijk lijkt als beleidsniveau een lichte comeback te kennen sinds de vorige verkiezingen. In bijna alle verkiezingsprogramma’s worden wijken en buurten genoemd als schaalniveaus om overlast aan te pakken, veiligheid te verbeteren en zorg aan te bieden. Schaalniveaus dus die de politiek dicht bij de burger brengen. De PvdA houdt als enige partij vast aan Rijksgestuurde financiering voor stedelijke vernieuwing. Zij wil daartoe geld vrijmaken voor een stads- en dorpsvernieuwingfonds om te werken aan veilige en leefbare buurten, naar het voorbeeld van het nationaal programma om de achterstanden in Rotterdam-Zuid aan te pakken. De PvdA, GL en CU zijn voorstanders van medezeggenschap van bewoners over de budgetten voor leefbaarheid en veiligheid in hun buurt. Dergelijke initiatieven van sociaal burgerschap worden aangemoedigd en gefaciliteerd. De SP wil dat buurtbewoners meer inspraak krijgen over de inrichting van en de voorzieningen in hun buurt. De CU wil een specifiek woningtoewijzingbeleid voor wijken of woningblokken waar de leefbaarheid onder druk staat en een strengere aanpak van overlastgevende buren. Daders moeten makkelijker uit huis gezet kunnen worden, zodat niet het slachtoffer zich gedwongen voelt een veilig heenkomen te zoeken. De PvdA wil vakmensen in de frontlinie beter belonen. De mensen op straat moeten meer verdienen dan tenminste de eerste twee managementlagen in de organisatie. Ook willen GL, PvdA en CU door bureaucratie te schrappen meer wijkgerichte politie-inzet. De CU wil zelfs een wijkagent voor elke wijk. De SP wil met kleinschalige politieposten in de buurt de politie dichter bij huis brengen. Tot slot wil de PvdA huisjesmelkers harder aanpakken. Na een eerste overtreding volgt een bestuurlijke boete, daarna een verhuurverbod en bij de derde overtreding wordt de verhuurder gedwongen zijn panden te verkopen. Ook wil de PvdA dat een gemeente de mogelijkheid krijgt om de kosten van onderhoud en beheer van verkrotte woningen direct te verhalen op huisjesmelkers. D66, GL, SP en CU willen dat de basiszorg zo dicht mogelijk bij mensen wordt georganiseerd. Dat kan door een deel van de tweedelijnszorg onder te brengen bij de eerstelijnszorg omdat het daar goedkoper en kwalitatief beter kan worden gedaan. D66 pleit in dit verband daarom voor nieuwe vormen van zorginstellingen tussen de eerste en tweede lijn in. Deze ’anderhalvelijnsinstellingen’ moeten meer specialistische zorg dichter in de buurt brengen en zo onnodig en duur ziekenhuisbezoek voorkomen. GL wil het opzetten van kleinschalige gezondheidscentra stimuleren, waarbij een apotheek, huisartsen, wijkverpleegkundigen en andere zorgverleners betrokken zijn. D66 en CU willen investeren in wijkverpleegkundigen die het centrale aanspreekpunt worden voor patiënten. SP wil de jeugdzorg snel en dicht bij het kind en het gezin bieden. Ouders moeten hulp kunnen vinden bij laagdrempelige centra in de wijk. Alles wat in de (goedkopere) eerste lijn gedaan kan worden, wordt als het aan de SP ligt ook daar gedaan. De PvdA wil voor elke regio - op basis van de zorgbehoefte – een optimale indeling en spreiding voor onder andere het aantal eerstelijns organisaties als gezondheidscentra en huisartsen(posten), algemene ziekenhuizen, spoedeisende eerste hulpdiensten en de diensten van de openbare gezondheidszorg. SP en PvdA willen in nieuw te bouwen wijken een norm verplichten dat minimaal drie procent van de ruimte ingericht wordt als speelruimte. En in bestaande wijken wordt het ontwikkelen van groen en speelruimte gestimuleerd. SP en CU willen meer jongerenwerkers en meer voorzieningen voor jongeren in de buurt, zoals trapveldjes en buurthuizen, speelgelegenheden en skatebanen. De CU wil giften aan sportverenigingen en buurthuizen e.d., afgezien van contributies, aftrekbaar maken. Particulieren worden daarmee voortaan fiscaal niet alleen gestimuleerd om aan ANBI’s (Algemeen Nut Beogende Instelling) te geven, maar ook aan SBBI´s (Sociaal Belang Behartigende Instelling). 23
Stelling
In alle verkiezingsprogramma’s worden wijken en buurten genoemd als de schaalniveaus om overlast aan te pakken, veiligheid te verbeteren en zorg aan te bieden. Om de complexe problemen in wijken en buurten aan te pakken is het van groot belang dat steden en stedelijke regio’s niet door rijksregels worden beperkt in hun mogelijkheden en creativiteit, maar beleidsruimte krijgen voor maatwerk.
Stelling
Een structurele en integrale hervorming van de woningmarkt heeft alleen maar kans van slagen wanneer krachtige steden blijven beschikken over een krachtige corporaties en het Rijk een verantwoordelijkheid blijft behouden op het gebied van de stadsvernieuwing. Het (revolving) Fonds voor Energiebesparende maatregelen kan het beste worden omgebouwd tot een nationaal (revolving) Fonds voor de Stadsvernieuwing.
Stelling
De stedelijke vernieuwing van de afgelopen 25 jaar heeft een zodanige impuls gegeven aan de verbetering van binnensteden, het leefklimaat en versterking van de economische kracht van steden, dat het van belang is dat de stedelijke vernieuwing ook na 2014 aan de gang blijft.
24
6.
Zorg en welzijn
De kosten voor zorg rijzen de laatste jaren de pan uit. En het einde is nog niet in zicht. De begroting voor Volksgezondheid vormt sinds twee jaar de grootste uitgavenpost van het kabinet. Bijna 70 miljard euro, dat is 30 procent van de uitgaven van de rijksoverheid. Als er niets wordt gedaan dan blijven de kosten de komende jaren verder stijgen. In 2040 zal dan de helft van de rijksbegroting op gaan aan gezondheidszorg. Vlak na de discussie die deze zomer ontstond naar aanleiding van het advies van het College voor Zorgverzekerden om de dure medicijnen voor de ziekte van Fabry en Pompe niet in alle gevallen meer te vergoeden, kwam oud-minister Klink met het rapport ‘Kwaliteit als medicijn; aanpak voor betere zorg en lagere kosten’. In dit rapport wordt er voor gepleit om in het vervolg af te zien van overbodige en ondoelmatige handelingen bij patiënten. Op deze wijze zou jaarlijks tot 8 miljard euro, dat is 30 procent van het curatieve zorgbudget verleend door artsen en specialisten, kunnen worden bespaard. Er dient niet te worden gekozen voor verder doorvoeren van marktwerking, waarbij een arts per handeling wordt betaald, maar het tegengaan van overbodige en ondoelmatige handelingen en het kiezen voor kwaliteit levert volgens dit rapport de grootste bezuiniging op. Eenzelfde vraag als in bovenstaand rapport, welke groepen mensen heeft zo dadelijk nog wel rechten en welke groep mensen heeft geen rechten meer, is ook de kern van het advies miljard dat de Taskforce Beheersing van de Zorguitgaven van de ministeries van VWS en Financiën op 165 juni 2012 naar de Tweede Kamer is gestuurd. In het rapport ‘Naar beter betaalbare zorg’ wordt op voor gepleit om nog meer taken vanuit de AWBZ dan nu wordt voorgesteld, naar gemeenten over te hevelen. Daarmee kan volgens het advies tot 2017 700 miljard euro worden bespaard. Het gaat daarbij naast begeleiding en extramurale zorg ook om persoonlijke verzorging en verpleging. In een aantal verkiezingsprogramma’s zijn al delen van de voorstellen uit het rapport terug te vinden. Een van de meest belangrijke onderwerpen voor de steden is de wijze waarop de voorgenomen drie decentralisaties naar gemeenten (jeugdzorg, AWBZ-begeleiding en Wet naar werk en vermogen) worden vormgegeven. De breed door gemeenten gedeelde kritiek is dat deze drie decentralisaties beter op elkaar afgestemd moeten worden en dienen te leiden tot een geïntegreerde aanpak binnen het sociaaleconomisch domein. Met de decentralisaties worden namelijk drie doelen gediend: grotere slagvaardigheid binnen het sociale domein, betere afstemming van het zorgaanbod op de behoeften van de zorgvrager en aanmerkelijke kostenbesparingen. Opvallend is dat zo goed als alle partijen kiezen voor het overhevelen van AWBZ-taken naar gemeenten. Zo kiest de VVD voor het decentraliseren van begeleiding en persoonlijke verzorging naar gemeenten. De PvdA wil alle langdurige zorg en ondersteuning bij gemeenten onderbrengen en kiest voor het scheiden van wonen en zorg. In plaats van de AWBZ uit te kleden, kiest de SP er voor om de zorgzwaartepakketten om te vormen tot betere betaalvormen, op basis van zorgvraag, personeelsbezetting en omgevingseisen. Gemeenten krijgen meer invloed op de organisatie van de zorg zonder dat zorgtaken naar gemeenten worden overgeheveld. Ook het CDA kiest voor het decentraliseren van wonen, verblijf en begeleiding naar gemeenten. De decentralisatie naar gemeenten zal met meer samenhang via een kaderwet moeten gebeuren, aldus het CDA. Verder zijn ook D66, GL en CU zijn voor het overbrengen van veel van de huidige AWBZ-zorg naar gemeenten. Zo kiest de CU in ieder geval voor het overplaatsen van de begeleiding van de AWBZ naar de Wmo, en denkt de partij nog na over het overbrengen van de persoonlijke verzorging en verpleging. CU en D66 willen alleen nog een kern-AWBZ overhouden. Als het aan GL ligt komen er vanuit de AWBZ naast begeleiding nog meer extra taken naar gemeenten, waaronder de 25
ouderenzorg en mogelijk zelfs een deel van de huidige intramurale zorg, onder meer omdat deze instellingen voor een groot deel ook dagbesteding aanbieden (interview Jolande Sap, Binnenlands Bestuur, 17 augustus 2012). Ook GL wil de wooncomponent uit de AWBZ. De langdurige zorg moet volgens deze partij zoveel mogelijk naar gemeenten of naar een publieke basisverzekering. Zorgverzekeraars moeten verplicht samenwerken met gemeenten. Op de PVV na zijn alle partijen van mening dat het persoonsgebonden budget (PGB) in de AWBZ moet blijven. De partijen die vinden dat dit onder bepaalde voorwaarden moet gebeuren, zijn: CDA (trekkingsrecht), CU (voucher/pgb), SP (eerst regulier bekijken) en VVD (wettelijke regeling voor het PGB voor mensen met langdurige en complexe zorg). GL en CU pleiten voor een onafhankelijke indicatiestelling en willen deze uitbreiden met de domeinen werk, inkomen en onderwijs. Deze partijen zijn dus voorstander van een integrale indicatiestelling. Onduidelijk is of zij de gemeenten deze integrale indicatiestelling willen laten organiseren. De CU wil dat zorgprofessionals een grotere rol krijgen bij indicatiestelling en ziet voor het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een meer toetsende rol. D66 vindt de indicatiestelling in de AWBZ te bureaucratisch. Net als de SP is de partij voor het afschaffen van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). D66 stelt voor de aanspraken in de AWBZ en een AWBZ-polis zodanig specifiek te maken, dat het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) overbodig wordt. De SP wil dat de huisarts en verpleegkundigen in de wijk gaan indiceren, onder het motto “Minder managers in de zorg en meer handen aan het bed”. Hoewel alle partijen spreken over verbetering van preventie, vroegsignalering en versterking van de eerste lijn (huisartsen, wijkverpleegkundigen) wordt in geen enkel partijprogramma echt gekozen voor een versterkte frontlijnsturing van maatschappelijke instellingen. In alle programma’s (op die van de PVV na) is de roep om versterking van preventie terug te lezen. De opvattingen van de partijen over de vormgeving van preventie verschilt evenwel. Zo denkt de PvdA dat veel gezondheidsproblemen kunnen worden voorkomen door de zorg op regionaal en lokaal niveau met openbare gezondheidszorg, welzijnswerk, onderwijs, werk en wonen te verbinden. Het CDA gaat voor een nationale agenda voor een gezonder Nederland. GL wil meer wetgeving op obesitas en stoppen met roken, en meer samenwerking tussen overheid en het bedrijfsleven. Zo wil GL dat met gemeenten en het bedrijfsleven afspraken worden gemaakt over gratis advisering aan mensen met een laag inkomen over verbetering van levensomstandigheden en betere benutting van voorzieningen die gemeenten daarvoor hebben. VVD vindt goede voorlichting van belang. Mensen die ongezond leven moeten van de VVD een hogere premie betalen. De SP vindt dat huisartsen en wijkverpleegkundigen een rol hebben in preventie, met name in achterstandswijken. Tevens is de SP van mening dat preventie moet worden opgenomen in het basispakket. De PvdA wil alleen effectieve preventiemaatregelen in het basispakket hebben. CU vindt dat preventie (waaronder dieetadvisering) en palliatieve zorg in het basispakket van de ziektekostenverzekering opgenomen moet worden en pleit ook voor doorgaan met Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG). Ook de functie kortdurend verblijf, zoals de logeerfunctie voor kinderen met een verstandelijke beperking, moet in de AWBZ blijven. D66 is voorstander van dieetadvisering en wil stoppen-met-rokencursussen opnemen in het basispakket. Daarnaast vindt zij voorlichting over alcohol en drugs op scholen belangrijk. Naast preventie komt ook de roep om vroegsignalering in veel programma’s terug. De CDA is van mening dat er vroegtijdig ingegrepen moet kunnen worden als het misgaat bij de opvoeding in risicogezinnen. VVD en D66 stellen dat ouders en verzorgers de eerstverantwoordelijken zijn voor de opvoeding van hun kinderen, maar dat bij het ontstaan van problemen er professionele ondersteuning voorhanden moet zijn. D66 ziet hier een rol weggelegd voor de schoolarts. Als het belang van het kind geschaad wordt, moet de overheid volgens deze partijen ingrijpen en mag zij hulp verplichten. De PvdA vindt ook dat wanneer de veiligheid en de gezonde ontwikkeling van het kind echt in gevaar zijn, er op 26
een zorgvuldige manier tijdig moet worden ingegrepen en er goede voorzieningen beschikbaar moeten zijn. Als de rechter het gezag over een kind weghaalt bij de ouders, is de overheid direct verantwoordelijk volgens de PvdA, deze taak moet niet bij de markt neergelegd worden. Tot slot vindt de PvdA dat er in alle organisaties waar men met kinderen te maken heeft gewerkt moet worden met een meldcode kindermishandeling. VVD en de PVV zijn voor het instellen van een meldplicht kindermishandeling. De PvdA stelt dat er veel kansen blijven liggen om kinderen en gezinnen eerder te helpen, door o.a. zware bureaucratische procedures in de jeugdzorg. De PvdA wil deze bureaucratie aanpakken. De VVD denkt de logge bureaucratie niet te moeten oplossen met meer geld, maar met slimmere en efficiëntere organisatie. Een slimmere organisatie maakt ook een eind aan de wachtlijsten, volgens de PVV. De SP stelt voor om onnodige regels en voorschriften te schrappen, zodat de bureaucratie en indicatiegekte in de jeugdzorg tot een absoluut minimum beperkt wordt. De CU pleit voor terugkomst van een minister Jeugd en Gezin. Van alle partijen benoemt alleen de CU de frontofficerol van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) in de jeugdhulpverlening, als schakel bij vroeghulp, preventie en laagdrempelige zorg. Alle overige partijen benoemen het CJG niet expliciet in hun jeugdparagrafen, op de PVV na: zij zijn tegen Centra voor Jeugd en Gezin. Een praktische vertaalslag naar het veld wordt gemaakt door de VVD, die stelt dat per risicogezin één begeleider met doorzettingsmacht aangesteld moet worden. De CU wil dat elk gezin één hulpverlener krijgt die de zorgcoördinatie ter hand neemt. Tegenstanders van marktwerking in de (jeugd)zorg zijn PvdA, SP en GL. Deze partijen vinden dat zorgverzekeraars geen winst mogen maken. SP wil ook de marktwerking in de geestelijke gezondheidszorg voor jongeren terugdraaien. De PVV laat weten o.a. tegen beloningsuitwassen en fusies in de zorg te zijn. Zij spreekt zich echter niet nadrukkelijk uit over marktwerking. De CU laat weten voor competitie te zijn, maar tegen marktwerking. Ook is de partij tegen winstuitkeringen van zorgaanbieders aan aandeelhouders. De VVD stelt dat ziekenhuizen meer mogelijkheden moeten krijgen voor verantwoorde alternatieve financiering door pensioenfondsen en andere lange termijninvesteerders. D66 steunt het huidige beleid van vergroten van de ruimte voor vrije prijzen, afbouwen van ex-post risicoverevening zorgverzekeraars en het toestaan van winstuitkering door zorgaanbieders wel. D66 vindt dat dit beleid continuering verdient om (selectievere) zorginkoop op kwaliteit en doelmatigheid blijvend te stimuleren. Ook wil D66 (onder voorwaarden) een extra financieringsbron voor zorginstellingen door privaat kapitaal in de zorg mogelijk te maken. VVD, CDA, PvdA, D66, CU en GL hebben een duidelijke opvatting over de decentralisatie van de jeugdzorg: de jeugdzorg wordt de verantwoordelijkheid van gemeenten. Zo denkt de VVD dat op deze wijze de doelmatigheid van de jeugdzorg vergroot wordt, doordat gemeenten maatwerk kunnen leveren, door samen met mensen een oplossing voor hun hulpvraag te vinden. CDA en GL staan achter de decentralisatie, omdat opvoedingsondersteuning het beste via gemeenten kan worden georganiseerd. De PvdA ziet het vooral als kans voor gemeenten om alle regelingen voor verschillende vormen van hulpverlening bij elkaar te brengen, zodat alle verschillende organisaties gaan samenwerken. D66 steunt eveneens de transitie, omdat hierdoor professionele hulp en preventie zo dicht mogelijk bij het kind georganiseerd wordt. Wel dringt de partij aan op duidelijkheid en kwaliteit, zodat gemeenten, jeugdzorgwerkers en cliënten weten waar zij aan toe zijn. De CU denkt met de decentralisatie en de overige decentralisaties op het sociaal domein (AWBZ, Wwnv) een verdere impuls te kunnen geven aan de gedacht ‘één gezin, één plan’, en het betrekken van het eigen netwerk van de cliënt bij de hulpverlening. Ook voorziet de CU meer vrijheid en ruimte voor gemeenten en professionele inschatting van uitvoerders. De SP drukt zich met ‘jeugdzorg gaat waar mogelijk naar de gemeenten’ voorzichtiger uit. GL is de enige partij die zich uitspreekt over de justitiële jeugdzorg. Bij deze partij komt er meer aandacht voor 27
jongeren die in de justitiële jeugdzorg terechtkomen, omdat zij in veel gevallen beter geholpen zouden zijn met geestelijke gezondheidszorg. Kinderen zonder strafrechtelijke veroordeling worden niet meer ondergebracht in justitiële inrichtingen. Alle partijen vinden dat eerstelijnszorg beschikbaar moet zijn in de buurt. D66 heeft hier het meeste over uitgewerkt. D66 pleit o.a. voor nieuwe vormen van zorginstellingen tussen de eerste en tweede lijn in, een cruciale rol voor de huisarts als toegangspoort tot zorg en investering in wijkverpleegkundigen. VVD sluit zich aan bij de opvatting dat de huisarts de spil is in de zorgverlening en waar nodig ondersteund wordt door praktijkondersteuners en verpleegkundigen. De terugkeer van de wijkverpleegkundige is in vele partijprogramma’s terug te lezen. PvdA ziet heil in een per regio vastgesteld budget voor basiszorg. GL heeft het vooral over kleinschalige gezondheidscentra in wijken. Het merendeel van de partijen is voorstander van volledige scheiding van wonen en zorg, namelijk VVD, PvdA, CDA, D66 en GL. D66 vindt dat wonen en verblijf door mensen zelf betaald moeten worden. CU doet alleen uitspraken over zorgsparen. De PVV is de enige die tegenstander van de extramuralisering. Veel ambities ten aanzien van huishoudelijke hulp zijn niet terug te lezen in de partijprogramma’s. De PVV, VVD, D66, CDA en CU hebben er niet iets over opgenomen. De SP gaat voor een specifieke uitkering voor de huishoudelijke hulp. De plannen van PvdA, SP en GL voor betere beloning van alfahulpen en thuiszorgmedewerkers en vast dienstverband van alfahulpen, impliceren een kostenverhoging van de Wmo. Op het onderdeel zorg en welzijn ziet de PvdA veel potentie in het eigenkrachtdenken van jongeren en het gezin. De PvdA richt zich er op dat het organiseren van hulp en ondersteuning zoveel mogelijk rond de gezinnen georganiseerd wordt. Ook het CDA ziet een belangrijke rol weggelegd voor het netwerk rond het gezin, door te stellen dat de zorg voor de jeugd niet alleen van professionals is. Bij de PvdA gaat er extra aandacht uit naar kinderen van ouders die (psychisch) ziek of verslaafd zijn. De VVD en PVV zijn de enige partijen die niet ingaan op de mantelzorg. Alle overige partijen onderstrepen het belang van mantelzorg(ondersteuning). De invalshoeken verschillen per partij. Zo wil het CDA dat professionele zorgverleners meer ruimte geven aan mantelzorgers. De PvdA en GL richten hun aandacht op de ondersteuningsfunctie van gemeenten, om overbelasting van mantelzorgers tegen te gaan. Ook de SP zet in op stimulering van gemeenten voor een actiever mantelzorgbeleid. D66 ziet mogelijkheden voor het verlichten van de werkdruk bij mantelzorgers en vrijwilligers, door casemanagers in te zetten, zoals gebeurt in Deltaplan Dementie. Betere overdracht en samenwerking tussen informele en formele zorg, en toegang van mantelzorgers tot voldoende informatie, ondersteuning en respijtzorg is de inzet van de CU. Kijkend naar gelijke kansen en participatie zijn zowel de PvdA, CDA, SP, GL en CU voor ratificering van het VN-verdrag voor rechten van mensen met een beperking. De VVD wil arbeidsgehandicapten meer kansen bieden op werk door de mogelijkheden voor no-riskpolissen voor ondernemers te verruimen en te investeren in job coaches voor meer begeleiding op de werkvloer. Re-integratietrajecten worden bij de VVD alleen nog voor bijzondere doelgroepen (zoals arbeidsgehandicapten) ingezet. Opvallend is dat geen van de partijen die het Lenteakkoord hebben ondertekend, ook D66 en GL niet, het in het verkiezingsprogramma nog hebben over de bezuiniging van 150 miljoen euro die deze partijen met VVD en CDA in de Voorjaarsnota 2012 vanaf 2013 hebben ingeboekt op het taxivervoer voor gehandicapten die naar de dagbesteding worden vervoerd. Door de kleine en middelgrote organisaties in de gehandicaptenzorg is hier met grote ontsteltenis op gereageerd. Volgens hen komen door deze bezuiniging veel dagopvang in grote problemen. 28
Stelling
Alle verkiezingsprogramma’s gaan uit van verdere uitbreiding van het taakveld van de lokale overheid op het gebied van de zorg voor haar inwoners. Niet alle (kleine) gemeenten zullen echter in staat zijn, om gezien de complexiteit van het veld en de macht van zorginstellingen, deze taakuitbreiding alleen op te pakken. Schaalvergroting (minder gemeenten) en/of taakdifferentiatie tussen grote en kleine gemeenten kan hierin een oplossing zijn.
Stelling
Alle verkiezingsprogramma’s gaan uit van een toenemende rol en betrokkenheid van mantelzorgers, familieleden, buurtbewoners (bieden van maatwerk) en een terugtredende rol van betaalde professionals die volgens vaste richtlijnen en kwaliteitsprotocollen werken. Om deze beweging mogelijk te maken zal de landelijke overheid terughoudend moeten zijn met het vaststellen van kwaliteits- en verantwoordingseisen. Budgetten moeten worden samengevoegd. Steden en stedelijke regio’s moeten in staat worden gesteld om flexibel om te kunnen gaan met regelgeving om richting burgers en frontlijnwerkers effectief maatwerk te kunnen leveren.
Stelling
Om gemeenten in het kader van de decentralisaties tot efficiënt maatwerk in staat te stellen zal het nieuwe kabinet er voor moeten kiezen om in plaats van drie afzonderlijke wetten of regelingen, te kiezen voor één kaderwet voor de taakverschuivingen naar lokale overheden in het sociale domein.
Stelling
De toename van de zorgkosten kan alleen worden gestopt door een ingrijpende herbezinning op het gebruik van zorg en over de vraag welke zorg een recht en welke zorg een voorziening zou moeten zijn. Niet alles wat mogelijk, moet ook worden toegepast. De kwaliteit van leven en niet de kwantiteit van handelingen dient een leidend principe te zijn.
29
7.
Sport en cultuur
Met uitzondering van de CU en de PVV benadrukken alle partijen dat sport bijdraagt aan de gezondheid. Sportvoorzieningen en sportverenigingen moeten volgens de meeste partijen dan ook voor iedereen dichtbij huis en toegankelijk zijn. Ook vindt men dat er op dit thema een rol is weggelegd voor het onderwijs: meer bewegingsonderwijs en gezonde kantines. Geen van de partijen noemt echter expliciet de rol van combinatiefunctionarissen en/of buurtsportcoaches, die op dit moment in vele gemeenten actief zijn. De VVD komt er het meest dichtbij door te stellen dat bij sport verbinding gezocht moet worden met de school, sportverenigingen, bso en de buurt. Verder wil het CDA de samenwerking tussen sportverenigingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en zorgverzekeraars stimuleren. D66 kiest voor het opschroeven van het aantal gymlessen op basisscholen en sport tot onderdeel van de Pabo-opleiding maken. SP en CU richten zich op (het stimuleren van) voor iedereen toegankelijke breedtesport .De PvdA zet zich in voor het toegankelijker maken van sport. De PvdA is van mening dat bij de inrichting van nieuwe wijken 3 procent van de ruimte voor sport en spel moet worden gereserveerd. De PvdA besteedt veel aandacht aan het stimuleren van sporten. Ook omdat volgens deze partij naar schatting 380.000 mensen niet kunnen deelnemen aan sport vanwege armoede. Verder zijn CU en SP de enige partijen die een expliciete opvatting hebben over de Olympische Spelen. Zo vindt de SP dat Nederland zich geen kandidaat moet stellen voor de Olympische Spelen in 2028 zolang niet bekend is wat de uiteindelijke kosten zijn en vindt de CU dat de overheid geen sponsor is van de Olympische Spelen of het betaald voetbal. De PvdA is wat dubbel met de constatering dat het geweldig zou zijn als het lukt de Spelen naar Nederland te halen, maar merkt er bij op dat ze het zullen afwijzen als de baten de kosten niet kunnen overtreffen. De VVD ondersteunt de ambitie om sport in Nederland naar Olympisch niveau te tillen. D66, CDA, PVV en GL noemen de Olympische Spelen in het geheel niet. Het ondernemerschap binnen de culturele sector staat centraal bij veel politieke partijen. Zo is de VVD voorstander van het vergroten van het aandeel eigen inkomsten van kunstenaars en is de PVV voorstander van het beëindigen van alle kunstsubsidies. D66 zet in op een fiscaal vriendelijk instrumentarium ter bevordering van investeringen in de kunst. Ook de CU zet in op minder subsidie met meer ruimte voor creatieve financiering. Een belangrijk punt waarop politieke partijen van mening verschillen is de btw-verhoging voor de culturele sector. D66, SP, PvdA zijn allen voor het terugdraaien van deze verhoging naar 6 procent. Volgens de SP verdient de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) bescherming en verdere ontwikkeling, terwijl D66 voorstander is van het omvormen van de omroepen van verenigingen naar een productiehuis. Bij GL verdwijnt het verzuilde omroepbestel en krijgt de NPO 2 algemene televisienetten. De CU is voor beperking van de rol van de NPO. De PVV is voor flink minder subsidie voor wat zij ‘de staatsomroep’ noemt en voor een einde aan de verzuilde omroepen. Alleen het CDA is voor behoud van de huidige ledenomroepen binnen het omroepbestel. Wat betreft de kunstopleidingen is de VVD als enige partij voor het fors terugbrengen van het aantal hiervan. De PvdA daarentegen is voor extra financiële ondersteuning van het Fonds voor de Podiumkunsten, terwijl de SP voor steun aan muzikanten, beroepskunstenaars en bibliotheken is. Volgens de PvdA moeten gesubsidieerde culturele instellingen educatie als kerntaak opnemen. GL is voor extra financiële ondersteuning van kunst- en cultuureducatie, jeugdtheater en de ontwikkeling van nieuw cultureel talent. 30
Stelling
De verkiezingsprogramma’s besteden veel te weinig aandacht aan de rol van lokale en sociale media in de ondersteuning en het versterken van het glocaliseringsproces in steden, wijken en buurten.
Stelling
De bezuinigingen van de Raad voor Cultuur en het Fonds voor de Podiumkunsten zijn slechts een beperkt deel van het totale budget dat jaarlijks in cultuur wordt gestoken. Gemeenten trekken gezamenlijk vele malen meer uit voor cultuur dan het Rijk. Het jaarlijks totaal aan cultuursubsidies van gemeenten is1.670 miljoen euro. Het zou goed zijn wanneer steden en het Rijk gezamenlijk tot een landelijk en regionaal dekkend cultuurbeleid komen.
Stelling
Omdat er pas in 2016 een besluit hoeft te worden genomen over het al dan niet doen van een bid voor de Olympische Spelen in 2028, is er nog tijd genoeg om tot een goed onderbouwd voorstel te komen dat kan rekenen op draagvlak bij overheden, burgers en bedrijven.
31
8.
Onderwijs en wetenschappen
De rode draad in zo goed als alle verkiezingsprogramma’s is dat het rendement van het onderwijs omhoog moet. Voor een deel te bereiken door te snijden in kosten of door schaalvergroting te beperken. Zo pleit de PvdA voor een fusietoets, kiest de SP voor afschaffing van de subsidies aan ‘overbodige organisaties als de HBO-raad, MBO-raad, VO-raad en PO-raad’, en kiest de VVD voor het afschaffen van financiële prikkels om te fuseren. Maar de nadruk ligt toch op de opbrengstenkant, in termen van het verhogen van de kwaliteit en talentontwikkeling. Volgens de PvdA heeft de concurrentie in het hoger onderwijs de afgelopen jaren vooral plaatsgevonden in de breedte en niet in de diepte. Specialisatie van universiteiten en hogescholen is volgens deze partij noodzakelijk om internationaal tot de top te behoren. Als het aan de PvdA ligt komt er een kenniscentrum voor duurzame innovaties op basis van samenwerking tussen 3 technische universiteiten en het bedrijfsleven die jonge mensen bij duurzame innovaties faciliteert. Voor het primair onderwijs leggen alle partijen focus op elementaire vaardigheden op het gebied van taal en rekenen. De PvdA benoemt dit ook expliciet voor mbo en hbo. D66 kiest voor vermindering van het aantal opleidingen in het mbo, zowel D66 als GL kiezen voor een betere aansluiting van vmbo en mbo. De SP wil de eerste 2 jaar van het mbo samenvoegen met het vmbo tot een vakschool van 6 jaar. Ook wil de SP de niveaus 1 en 2 van vmbo en mbo samenvoegen tot één opleiding. Verder wil de PvdA de komende jaren meer ruimte voor initiatieven als de werkschool, vakscholen en de beschrijfscholen waarin de praktijkopleiding tot vakmanschap centraal staat. De PvdA kiest voor versterking en voor verlenging van de onderwijstijd bij kinderen met ontwikkelingsachterstanden en voor de verdere ontwikkeling van brede scholen. Als het aan GL ligt worden alle basisscholen brede scholen en komt er een landelijk aanbod van voorschoolse programma’s. SP en PVV zijn tegen de bezuiniging op het passend onderwijs, de CU kiest voor ruimte voor een zorgvuldige invoering van het passend onderwijs. Meerdere partijen claimen overigens de bezuiniging op dit onderwerp te hebben gekeerd, of ze pleiten voor een wat langere invoeringstijd (bijv. PvdA). De CU is één van de partijen die stelt dat speciaal onderwijs overigens nodig blijft. Versterking aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, onder meer uitgewerkt langs de weg van stages (meerdere partijen) en nauwere samenwerking met het bedrijfsleven (bijv. D66). GL vertaalt dit in de norm dat bedrijven per 50 werknemers minimaal 1 stage of leerwerkplek aanbieden (p.m. dit roept de vraag op of deze norm ook geldt voor non-profitinstellingen, waaronder de overheid). Een stevig accent op techniek valt hier ook toe te rekenen. De PvdA besteedt daar bijvoorbeeld een aparte paragraaf aan, waarin ze pleit voor scholen waar de praktijkopleiding tot vakmanschap centraal staat. De PVV noemt de ambachtsschool cruciaal, deze moet volgens deze partij dan ook terugkomen. Ook het CDA vindt dat er kleinschalige en vakgerichte ambachtsscholen moeten worden ingevoerd. Verder wil de PVV dat techniek al op de lagere school volop aandacht krijgt. Ook de VVD en de CU pleiten voor meer aandacht voor techniek en het stimuleren van techniekonderwijs. Verder kiest de SP voor het investeren in de kwaliteit van leraren, onder meer met eis dat men de juiste lesbevoegdheid heeft. VVD en CDA kiezen voor een lerarenregister of een beroepsregister. Voor het versterken van de kwaliteit van leraren en om hen te stimuleren structureel aan bijscholing te doen kiest de CU voor een talentenbudget voor leraren. Het uitgangspunt dat ‘goed onderwijs begint bij goede leraren’ (PVV) vat de grondtoon goed samen. 32
Diverse partijen pleiten voor versterking van de kwaliteit van onderzoek. Met een focus op energie, klimaat en het efficiënt omgaan met natuurlijke hulpbronnen (GL) of op fundamenteel toepassingsgericht onderzoek (CU). De VVD stuurt daarbij op toekomstig groeivermogen en wil extra investeren in fundamenteel onderzoek naast de topsectoren. Voor onderzoek ten behoeve van die topsectoren doet het CDA een beroep op regionaal geld naast de inzet van Europese en nationale middelen. Volgens de PvdA zal de geplande bezuiniging op het nationale onderzoeksbudget (voorheen uit de aardgasbaten) betekenen dat vanaf 2015 in totaal 2500 minder promotieplaatsen aan Nederlandse universiteiten en instituten zullen zijn. Dit zal volgens de PvdA zo spoedig mogelijk moeten worden ingelopen om weer op het niveau van Duitsland en Zwitserland te komen qua overheidsinvesteringen in wetenschappelijk onderzoek. Dit is ook van groot belang voor Nederlandse onderzoekers om goed te kunnen blijven deelnemen in EU-onderzoeksprogramma's en zo toegang te houden tot nieuwe kennis. De mogelijkheid om opleidingen te stapelen, het afschaffen van de langstudeerboete, alsmede pleidooien voor een sociaal leenstelsel (bepleit door VVD, de SP is tegen en wil juist de aanvullende beurs verhogen) zijn in dit verband als instrumenteel te beschouwen. Zo zijn CU, SP en CDA tegen een sociaal leenstelsel en voor behoud van de basisbeurs. De SP wil zelfs de basisbeurs voor gezinnen met een laag inkomen verhogen. D66, PvdA en VVD zijn voor een sociaal leenstelsel en afschaffing van de langstudeerboete. Ook GL, SP en PvdA zijn voor afschaffing van de langstudeerboete. De CU is tegen een onredelijke langstudeerboete. Het CDA spreekt zich in het verkiezingsprogramma niet uit over de langstudeerboete. De rode draad is ook herkenbaar in de opdracht richting degenen die onderwijs volgen. “Zonder startkwalificatie hoort niemand het onderwijs te verlaten”, aldus de SP. De VVD bepleit het afrekenen van schoolbesturen op spijbelen en lesuitval. Het CDA wil het beste uit ieder kind halen, en stelt dat betrokkenheid van ouders daarbij essentieel is. De CU spreekt over de vormende rol van het onderwijs, gericht op het kunnen ontdekken en ontwikkelen van door God gegeven talenten. Een doel dat in feite wordt gedeeld met D66, dat zegt dat onderwijs mensen moet stimuleren en hen de kans moet geven het beste uit hun talenten te halen. Partijen als D66 en VVD zien het rendement van onderwijs (vooral) in termen van welvaart en economische en persoonlijke groei (D66) of een succesvol leven en als basis van een sterke economie (VVD). De kop ‘Onderwijs als motor van de kenniseconomie’ in het programma van de PvdA sluit daar bij aan, zij het dat deze partij ook spreekt over kansen van kinderen en een sterke en sociale samenleving. GL spreekt over het onderwijs als emancipatiemachine. De PVV ziet een rol voor het onderwijs op het vlak van trots zijn op Nederland en de Westerse beschaving en is voor sluiting van islamitische scholen. CDA en CU staan voor de vrijheid om scholen te stichten, het CDA wil dit verbreden tot nietreligieuze gronden. D66 ziet juist de kwaliteit van onderwijs als kern een moderne vrijheid van onderwijs en bepleit dat ook een onderwijskundige benadering grondslag tot het stichten van een school kan zijn. Het valt op, dat bij het onderwerp onderwijs vrijwel geen expliciete aandacht is voor de rol van steden of gemeenten in de verkiezingsprogramma’s. Tegelijkertijd laat de praktijk zien, dat steden of gemeenten katalysator kunnen zijn als het gaat om meer aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs. Ook zijn het de gemeenten die als makelaar de inzet op het vinden van stageplekken, de betere aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en daarbij een versterking van de kwaliteit van de leraar kunnen vergroten. Bovendien zijn steden en gemeenten onmisbare partners, zo niet de meest geschikte regisseur, waar het gaat om de ontwikkeling van brede scholen en de verbinding tussen (passend) onderwijs en jeugd- en zorgbeleid (CJG, jeugdzorg). Dat gaat verder dan het “helpen van scholen en gemeenten om zo veel en zo 33
snel mogelijk gemengde scholen te krijgen, met kinderen van verschillende afkomst” (SP). Alleen de PvdA vindt dat onderwijswethouders doorzettingsmacht moeten krijgen om met schoolbesturen afspraken te maken over gemengde scholen. Op het vlak van onderwijs ligt er een uitdaging bij aan gemeenten om hun potenties verwoord en in praktische handvatten vertaald te krijgen in een bundeling van afspraken tussen overheid/overheden en onderwijs waar verschillende partijen (bijvoorbeeld GL onder de noemer Nationaal Onderwijsakkoord) voor pleiten. Stelling
Nederland zal landen als Duitsland, Zwitserland en Scandinavische landen moeten volgen op het punt van investeringen in onderzoek en kennis. Anders groeit de achterstand op deze landen verder en raakt de ambitie om Nederland in 2020 tot de topvijf van kenniseconomieën te brengen buiten bereik. Alleen door meer te investeren in onderzoek en kennis kunnen de Nederlandse steden internationaal als een magneet kunnen werken voor buitenlandse bedrijven en voorop kunnen blijven lopen.
Stelling
Steden en stedelijke regio’s hebben een groot belang bij een goede afstemming van het onderwijs- en arbeidsmarktbeleid. Om de problemen aan de onderkant van de arbeidsmarkt op te kunnen lossen, is het van groot belang dat gemeenten niet alleen een integrale verantwoordelijkheid krijgen op het gebied van inkomen, zorg en voorzieningen, maar is het ook van belang dat gemeenten de aansluiting met de lagere niveaus van de onderwijsmarkt kunnen verbeteren.
34
9.
Veiligheid en mensenhandel
Het aantal geregistreerde misdrijven en het aantal overvallen daalt al jaren. Zo ook het aantal overvallen op juweliers. Zo werden in de eerste 6 maanden van 2012 in totaal 28 juweliers overvallen, tegenover 58 in de eerste 6 maanden van 2011. Ook worden er steeds meer misdrijven opgelost. Verder is over de hele linie het aantal Nederlandse gevangenen sinds 2004 fors afgenomen, van 20.000 naar 15.000. Daar staat tegenover dat Nederland het hoogste percentage vrouwelijke gevangenen van alle landen in de Europese Unie heeft, aldus een begin augustus 2012 gepubliceerd rapport van de EU-organisatie CPT. Zo ligt het Europees gemiddelde op 4 procent van het totaal aantal gevangenen, maar is in Nederland dat percentage in de afgelopen 10 jaar verdubbeld naar 8,7 procent. Wat zeggen de partijprogramma´s over criminaliteit en veiligheid? Alle partijen schrijven over een aangepaste inzet van de politie. PVV, GL en CU pleiten voor minder bureaucratie zodat politieagenten meer tijd op straat kunnen doorbrengen. Administratieve zaken worden overgenomen door administratief personeel. Zowel de PVV, SP, VVD en D66 pleiten voor meer politieagenten. PvdA en CDA willen meer inspraak van gemeente en lokale gemeenschap bij het stellen van prioriteiten van de politie. De meerderheid van de partijen wil de bestrijding van cybercrime en cyberwarfare intensiveren door onder andere de digitale expertise bij politie en justitie te vergroten. Na de affaire-Diginotar, waarbij een buitenlandse staat inbrak bij dit in Haarlem gevestigde bedrijf en vijfhonderd echtheidscertificaten stal, is de noodzaak van deze intensivering medio augustus nog eens aangetoond doordat een aantal gemeenten, maar ook een provincie, een ministerie en andere instellingen werden getroffen door het computervirus XDocCrypt/Dorifel en de directeur van het Nederlandse beveiligingsbedrijf Fox-IT bekend maakte dat er in Nederland wel dertig cyberwapens dolen. Deels afkomstig van hackers, maar voor het grote deel afkomstig van georganiseerde cyberbataljons uit andere landen. Verder benoemen alle partijen het drugsbeleid in hun programma. Het afgelopen jaar is begonnen met de invoering van de wietpas in de zuidelijke grensprovincies van het land. SP, PvdA, D66 en GL willen dat de wietpas weer wordt afgeschaft. VVD, CU en CDA staan achter de wietpas. CU en CDA willen dat coffeeshops verdwijnen en zetten in op streng drugsbeleid. CU wil een einde aan gedoogbeleid en daarmee zal ook het onderscheid tussen hard- en softdrugs verdwijnen. GL pleit daarentegen voor legalisering van softdrugs en regulering van verstrekking van harddrugs. SP pleit tevens voor regulering van verkoop en teelt van softdrugs om overlast en criminaliteit tegen te gaan. VVD, CU en GL streven waar mogelijk naar een lik-op-stukbeleid. In de woorden van GL: “snel, transparant en rechtvaardig straffen”. PVV wil het strafrecht strenger maken en pleit voor zwaardere straffen, voor de invoering van minimumstraffen, en voor het afschaffen van tbs en taakstraffen. D66 is tegen minimumstraffen. De meerderheid van de partijen benoemt dat het meer wil inzetten op reclassering en daarmee ook preventie. PVV pleit voor minder luxe in de cel en wil gevangenen laten werken voor hun verblijf in de gevangenis. De meeste partijen willen de rechtspositie van slachtoffers versterken door materiële en immateriële schade te verhalen op daders. De PvdA is van mening dat naast of in plaats van de vrijheidsstraf, de strafrechter bij ontspoorde jongeren een nieuwe maatregel kan opleggen: terbeschikkingstelling aan het onderwijs. Als de strafrechter deze maatregel oplegt, dan zal de jeugdige crimineel volgens de PvdA in een gesloten onderwijsinstelling zijn straf ondergaan en tegelijkertijd een opleiding moeten volgen.
35
De aanpak van mensenhandel in de prostitutie en op andere arbeidsgebieden (zoals de uitbuiting van duizenden Oost-Europese seizoensarbeiders in de tuinbouw) wordt door D66, CDA, CU en GL genoemd als belangrijke prioriteit. Enkel CU, GL en D66 verwijzen naar de Wet Regulering Prostitutie of naar de aanpak van prostitutie. Zo wil CU – naar Zweeds model – klanten van prostitutie strafbaar stellen, wil GL de controle op de seksbranche verbeteren zonder registratie van prostituees en zonder strafbaar stellen van klanten, en benoemt D66 tegen de Wet Regulering Prostitutie te zijn. De SP wil dat Nederland in Europees verband gaat pleiten voor de tijdelijke herinvoering van werkvergunningen voor Oost-Europese werknemers om mensenhandel in arbeidskrachten en ontwrichting van de arbeidsmarkt tegen te gaan. Ook de PvdA wil dat in alle politieregio’s de mensenhandel wordt aangepakt zodat in Nederland niemand weg komt met deze ongure praktijken en slachtoffers goede opvang krijgen, en komen er voldoende gespecialiseerde opvangplekken voor slachtoffers. Het valt op dat bepaalde belangrijke onderwerpen en veranderingen voor de steden zoals de aanpak van criminele jeugdgroepen, adolescentenstrafrecht en de invulling en gevolgen van invoering van de prostitutiewet en de Nationale Politie in de meeste programma’s niet genoemd worden. Wel is het CDA van mening dat het adolescentenstrafrecht bij wet moet worden geregeld. De PvdA zegt niets over adolescentenstrafrecht, maar is van mening dat de strafrechter bij ontspoorde jongeren een nieuwe maatregel moet kunnen opleggen: ter beschikkingstelling aan het onderwijs. Als de strafrechter deze maatregel oplegt, dan zal de jeugdige crimineel in een gesloten onderwijsinstelling zijn straf ondergaan en tegelijkertijd een opleiding moeten volgen. De SP is van mening dat minderjarigen moeten worden berecht volgens het jeugdstrafrecht. De PVV is voor het verlagen van de leeftijdsgrens van het strafrecht van 18 naar 16 jaar. GL is daarentegen van mening dat Nederland het VN-Kinderrechtenverdrag gaat naleven op het gebied van het jeugdstrafrecht en een kindgericht beleid gaat ontwikkelen ten aanzien van minderjarige verdachten en veroordeelden. Dat betekent onder andere het drastisch verkorten van de maximumduur van voorarrest en het zoeken van alternatieven daarvoor. Het volwassenenstrafrecht wordt niet toegepast op 16- en 17-jarigen. De politie wordt beter toegerust voor het omgaan met jeugdigen.
Omdat de besluitvorming over de Nationale Politie net voor vaststelling van de verkiezingsprogramma’s heeft plaatsgevonden, hebben niet alle partijen hier aandacht aan besteed in hun programma. Zowel CDA, D66 als VVD benoemen dat zij voorstander zijn van de Nationale Politie. Hoewel de Tweede Kamer unaniem akkoord is gegaan met invoering van de Nationale Politie, heeft het kabinet het voorstel pas na aanpassingen en toezeggingen door de Eerste Kamer kunnen loodsen. Er was tijdens een door de Eerste Kamer georganiseerde expertmeeting fikse kritiek op de invoering van de Nationale Politie. Zo noemde emeritus hoogleraar Cyrille Fijnaut, voorstander van het concept Nationale Politie, het voorstel een plan dat op onderdelen gevaarlijk en staatkundig onaanvaardbaar is. Ook Hubert Hennekens (voormalig burgemeester, voormalig lid van de Raad van State en emeritus hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de KUN) en Jan Terpstra uitten hun twijfels. Professor Jan Terpstra, hoogleraar criminologie aan de KUN, vreest dat de invoering zoals nu voorgesteld destructieve gevolgen heeft voor de lokale inbedding. Voor burgemeesters wordt het moeilijk lokaal gezag uit te oefenen. Deze kritiek is ingehaald door het aangepaste voorstel van het kabinet dat vervolgens door de Eerste Kamer is aanvaard. Daarin wordt door de introductie van 168 basiseenheden, die over het algemeen één gemeente of meerdere gemeenten beslaan, een krachtige impuls gegeven aan de inbedding van het nieuwe stelsel in de lokale verantwoordelijkheid. De chef van de basiseenheid in de nieuwe driehoek is de 36
veiligheidspartner van de burgemeesters. Ten opzichte van de huidige situatie met 25 autonome politieregio’s is dat volgens velen een verbetering. Deze verschillende inzichten rechtvaardigen 2 ten opzichte van elkaar tegenstrijdige stellingen. Stelling
Nu de Tweede Kamer en ook de Eerste Kamer (met een nipte meerderheid) akkoord zijn gegaan met de oprichting van een Nationale Politie, is het risico niet uitgesloten dat de aandacht verschuift van lokale naar nationale veiligheidsvraagstukken. Op termijn is mede door een wildgroei aan lokale toezichthouders het ontstaan van een nieuw lokaal uitvoerend veiligheidsstelsel (Gemeentepolitie revisited) denkbaar.
Stelling
De gekozen structuur van de Nationale Politie met 168 basiseenheden dicht bij het lokaal bestuur geeft een nieuwe impuls aan de gemeentelijke samenwerking op het beleidsterrein openbare orde en veiligheid. Gezamenlijk beheer van lokale toezichthouders en gezamenlijke veiligheidsplannen zullen de lokale positie ten opzichte van de Nationale Politie versterken.
Stelling
Het Wet Regulering Prostitutie voorziet onder andere in een registratieplicht voor prostituees, ophoging minimumleeftijd van 18 naar 21 jaar, en de verplichting dat klanten waakzaam zijn op signalen van dwang en/of mensenhandel. De registratieplicht betekent voor gemeenten een behoorlijke inspanning, maar zal zeker ook het nodige effect op een aantal ongewenste uitwassen tot gevolg hebben.
Stelling
Er bestaat nog steeds heel weinig inzicht in de effectieve aanpak van de grote groep zeer jeugdige delinquenten. In welke gevallen werkt (adolescentie)strafrecht en in welke gevallen werkt een andere aanpak. Net als in de gezondheidszorg zal ook het (adolescentie)strafrecht meer evidence based moeten worden.
37
10. Immigratie en integratie Veel steden hebben de afgelopen jaren te maken gehad met mensen die voor het eerst naar Nederland kwamen of Nederland verlieten. Sinds 2010 verlaten steeds meer mensen Nederland. Zo verlieten in de eerste helft van 2012 bijna 65.000 mensen Nederland. Dat waren er ongeveer 6.000 meer dan in de eerste helft van 2011. Ongeveer evenveel personen (65.000) vestigden zich in de eerste helft van 2012 in Nederland. Onder hen ook asielzoekers. Onduidelijk blijft evenwel hoeveel asielzoekers Nederland jaarlijks verlaten. Zo ontstond er de afgelopen weken nogal wat ophef over de halfjaarlijkse rapportage ‘Vreemdelingenketen’ over het aantal asielzoekers dat Nederland verlaat. In veel steden leidt het uitzetten van goed opgeleide en geïntegreerde gezinnen met jonge asielkinderen tot de nodige ophef. Ook de Nationale Ombudsman, de Raad van State en de Raad van Europa waren kritisch op het beleid van Nederland. Zo stelt de Raad van Europa in een in de afgelopen weken bekend gemaakt rapport dat het in Nederland geregeld voorkomt dat uitgeprocedeerde asielzoekers te lang worden vastgehouden, gezinnen met kinderen te lang zitten opgesloten en vreemdelingen langdurig in cellen verblijven zonder ramen. Illegalen worden nog te vaak als criminelen beschouwd. Volgens de Nationale Ombudsman hebben de meeste illegale vreemdelingen echter niets op hun kerfstok. De verkiezingsprogramma’s benaderen immigratie- en integratiebeleid erg verschillend. Als het aan de PVV ligt wordt de Koran verboden, worden hoofddoekjes belast en kunnen nieuwkomers pas nadat zij 10 jaar in Nederland gewerkt hebben en geen misdrijf hebben gepleegd het recht krijgen om Nederlander te worden. In het kader van immigratie en integratie wil de CU in navolging van de PVV het debat over de islam nieuw leven inblazen. Volgens deze partij staan sommige stromingen van de islam haaks op de Nederlandse vrijheden. De andere partijen staan daar heel anders tegenover. Zo is de SP veel soepeler in haar standpunten over immigratie en pleit deze partij voor het kosteloos maken van inburgering voor diegenen die zich aan de scholingsafspraken houdt en worden mensen ouder dan 55 jaar vrijgesteld van de inburgeringsplicht. Voor het vluchtelingenbeleid liggen de standpunten ver uit elkaar. Zo wil de PVV niet meer dan 1.000 asielzoekers per jaar toelaten en pleit het voor een wettelijk verbod op een generaal pardon terwijl de CU en GL pleiten voor rechtvaardig en barmhartig asielbeleid waarbij alternatieven gezocht moeten worden voor vreemdelingendetentie. Er zijn ook overeenkomsten zichtbaar. Zo streven bijna alle partijen naar snellere asielprocedures. PvdA en D66 pleiten voor totstandkoming van Europees vluchtelingenbeleid of betere Europese afstemming. Verschillende partijen willen misstanden elders verminderen, waardoor de asielstromen afnemen. Dit kan bijvoorbeeld door internationale samenwerking ter voorkoming of beëindiging van conflicten. Nadat afgelopen jaar veel onduidelijk bleek over het toekennen van een verblijfsvergunning aan uitgeprocedeerde asielzoekerskinderen nemen bijna alle partijen hierover een standpunt in. PvdA, D66 en GL benoemen dat in Nederland gewortelde kinderen zonder verblijfsvergunning onder alle omstandigheden in Nederland moeten kunnen blijven. CU wil dat de rechten van kinderen een eigen plaats krijgen in het vreemdelingenbeleid en CDA wil dat beslissingen over het verblijf van individuele gevallen (asielkinderen) vallen onder de discretionaire bevoegdheid van een bewindspersoon.
38
De standpunten op het gebied van arbeidsmigranten lopen tevens uiteen. De PVV pleit voor een immigratiestop voor mensen uit islamitische landen en wil uit de EU zodat het thema immigratie weer in Nederlandse handen is. GL daarentegen wil vrij verkeer voor personen en werknemers in de EU. CDA wil bij het toelaten van arbeidsmigranten betere aansluiting op de vraag van de arbeidsmarkt en CU wil selectief kennismigratiebeleid. Als het gaat om gezinsherenigende migratie staan de VVD en GL lijnrecht tegenover elkaar. Zo wil de VVD de Europese richtlijn voor gezinshereniging wijzigen. De leeftijds- en inkomenseis moeten omhoog. Als dit niet lukt moet Nederland een opt-out bepleiten zodat Nederland deels zijn eigen regels kan bepalen. Verder wordt er bij huwelijksmigratie geen verblijfsvergunning toegekend als de partner jonger is dan 24 jaar, als deze een neef of nicht is van de aanvrager, of als de aanvrager over een inkomen beschikt van minder dan 120 procent van het minimumloon. Bij GL gaat voor gezinsmigranten van buiten de EU dezelfde inkomenstoets gelden als voor EU-burgers. De leeftijdsgrens wordt verlaagd naar 18 jaar. Ongehuwden behouden hetzelfde recht op gezinshereniging als gehuwden. Er worden geen nieuwe eisen gesteld aan gezinsmigratie en recente aanscherpingen worden teruggedraaid. Nareizende gezinsleden van vluchtelingen krijgen onmiddellijke toestemming om zich te vestigen in Nederland. De PVV en CU vinden dat inburgeringcursussen gevolgd moeten worden in het land van herkomst. SP wil de marktwerking stoppen bij inburgeringcursussen, terwijl VVD deze juist aanmoedigt. De SP pleit er zelfs voor om mensen boven de 55 jaar een vrijstelling te geven van inburgering. De meeste partijen stellen scholingseisen aan inburgering of willen inburgering stimuleren via arbeid of school. Voor alle partijen is het belangrijk dat nieuwkomers zo snel mogelijk de taal leren. Stelling
Met het uitzetten van goed opgeleide, geïntegreerde asieljongeren snijdt Nederland in het eigen vlees. Alleen met een stevig Europees immigratie- en integratiebeleid zal het mogelijk zijn gemotiveerde en goed opgeleide immigranten aan te trekken om de Nederlandse en Europese economie te versterken.
Stelling
Immigratie en integratie is volgens de meeste partijen geen ´big issue´meer.
39
Bijlage
Bestuur en Europa Algemeen
Organisatie overheid
•
•
•
•
•
•
De interne markt moet verder geliberaliseerd worden. Dit geldt zowel voor digitale diensten als voor de dienstenmarkt.
Een derde minder bestuurders en ambtenaren. Minder Tweede Kamerleden (van 150 naar 100) en Eerste Kamerleden (van 75 naar 50). Het Rijk moet zich niet bezighouden met gedetailleerde ruimtelijke ordening, de provincies niet met sociaal beleid en gemeenten niet met het subsidiëren van straatfeesten. Provincies moeten zich beperken tot hun taken op het gebied van ruimtelijke ordening, mobiliteit en regionale economie. Taken van de provincie als jeugdzorg, cultuurbeleid, arbeidsmarktbeleid, onderwijs en daklozenzorg worden afgesloten naar Rijk of gemeenten Alle bestaande specifieke
• Burgers hebben recht op een raadgevend referendum. Buurtbewoners krijgen meer inspraak over de inrichting van en de voorzieningen in hun buurt. • De Wet openbaarheid bestuur (WOB), wordt uitgebreid. Informatie zo veel mogelijk via internet toegankelijk. • Alleen herindeling van gemeenten als dit het belang dient van burgers en wanneer inwoners instemmen (bv referendum). • Verminderen overlap van bestuurslagen. Provincies eenvoudiger, efficiënter en democratischer. Waterschappen onderbrengen bij provincies. Bestuursregio’s opheffen, evenals deelgemeenten.
• Bindende referenda voor burgers • Geen subsidies aan politieke partijen
• • •
• Kleinere overheid: minder ambtenaren, minder Tweede Kamerleden (100), minder bestuurslagen. Afschaffing Eerste Kamer. • Gekozen minister-president • Koning uit de regering • 20 procent minder salaris voor ministers, Kamerleden, Europarlementariërs en voor leden Koninklijk Huis, leden Raad van State, etc • Lastenverlaging voor de burger, maar snijden in de overheid
• • • •
Invoering correctief referendum Meer invloed van burgers op publieke voorzieningen Overheidstaken zo dicht mogelijk bij de burger
Kleinere overheid en minder bestuurders Bevorderen samenwerking tussen gemeenten Opheffen waterschappen als bestuurslaag en uitvoering onderbrengen bij provincies Tegengaan schaalvergroting in semi-publieke sector
40
• •
uitkeringen en decentralisatieuitkeringen worden in 2014 overgeheveld naar het Gemeentefonds. Rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester. Deelgemeenten en WGRplusregio’s opheffen.
Financieel kader
Europa
•
• •
•
•
Meer transparantie in besteding van EU-middelen. Als lidstaten hun EU-uitgaven niet kunnen verantwoorden, worden zij gekort op inkomsten uit EUfondsen. De zetel van Europees Parlement is en blijft in Brussel. Uitgaven terugbrengen tot onder 1 procent van BNP om de EU efficiënter, moderner en effectiever te maken. Verlaging van de posten voor landbouw en cohesiebeleid ten gunste van investeringen in innovatie. Als Eurolanden hun overheidsfinanciën niet op orde brengen, moet niet worden geschroomd om sancties uit het stabiliteits- en groeipact op te leggen.
• Nederland houdt in 2013 niet vast aan de opgelegde 3 procent begrotingsnorm maar investeert in de economie. Uiterlijk in 2015 wordt het tekort teruggebracht tot onder 3 procent. • Ontwikkelen nieuwe nationale investeringsbank (NIB) die kredieten gaat verstrekken aan fundamenteel gezonde en goed geleide bedrijven. • Geen verdere overdracht van nationale soevereiniteit aan de EU, maar inzetten op grotere effectiviteit van de samenwerking in Europa. • De EU wordt omgevormd tot een samenwerkingsverband dat bevordering van welvaart in de lidstaten centraal stelt. • Het mandaat van de Europese Centrale Bank (ECB) wordt verruimd en is niet langer alleen gericht op bestrijden van inflatie, maar ook op het bevorderen van werkgelegenheid. Er komt democratisch toezicht op ECB. • Ingrijpende regulering van financiële markten is noodzakelijk ter stabilisering van de Europese economie. • Toekomstige uitbreidingsplannen EU moeten per referendum aan bevolking worden voorgelegd. • Geen leningen aan (bv) Griekenland, maar schrappen van schulden. Verzetten tegen huidige
•
Betere overheidsfinanciën, lager tekort
• Nederland stapt uit de EU en wordt lid van de Europese Vrijhandels Associatie • Nederland sluit bilaterale (vrijhandels)verdragen met de EU • Vrij verkeer van personen, uitgezonderd Polen, Roemenen, Bulgaren, etc (sic) • Uit de euro en terug naar de gulden • Zolang NL nog lid is: Betalingen aan Brussel zo snel als mogelijk van 7 miljard euro per jaar naar nul • Geen Europese belastingen, leger, missies, ambassades, ACTA • Geen bemoeienis EU met binnenlands beleid van lidstaten • Afschaffen van Europees Parlement • Nederland krijgt al zijn bevoegdheden en vetorechten terug • Geen openstelling van de
• Streven naar een structureel begrotingsevenwicht in 2017
• Opstellen van groeipact als motor van de economie • Aanwenden van Europese middelen voor investeringen in scholing, onderzoek, innovatie, energie-efficiëntie, infrastructuur en digitalisering • Terugbrengen Europese begroting
41
permanente noodfonds van eurozone (ESM)
arbeidsmarkt voor goedkope arbeid uit Oost-Europa • Geen eurobonds • Geen Europese aanbestedingen
Bestuur en Europa
Algemeen
•
Invoeren correctief referendum
•
Deregulering van de overheid en meer ruimte voor initiatief van burgers en organisaties
• • • •
Organisatie overheid
• • • • •
•
Financieel kader
• •
In plaats van provincies een kleiner aantal landsdelen Instellen van een Randstadbestuur Vermindering aantal gemeenten Afschaffen ambtenarenstatus Meer overdracht van taken naar gemeente op het gebied van welzijn, grote stedenbeleid, arbeidsmarktbeleid, sociale zekerheid en zorg Afschaffen Eerste Kamer
•
Begrotingstekort in 2013 onder de 3 procent In 2017 een structureel begrotingsevenwicht
•
• •
Provincies beperken zich tot hun kerntaken Voortzetting decentralisatie in Sociale Zekerheid, AWBZ begeleiding en Jeugdzorg Geen grote structuurwijzigingen in Binnenlands Bestuur
• • • •
1 loket voor burgers Recht op leven vastgesteld in grondwet Recht op gelijke behandeling verder uitbreiden Stimuleren actief burgerschap
•
Minder controle tussen overheden onderling Robuust belastinggebied voor gemeente en provincie Minder ministeries Minister voor Jeugd, Gezin en Onderwijs
•
• •
• • •
•
Aan het einde van de kabinetsperiode een overschot realiseren op de overheidsbegroting
• •
Begrotingstekort max. 3 procent in 2013 en houden aan strikte begrotingsregels Bezuinigingen ontzien investeringen in economie, onderwijs, onderzoek, innovatie, infrastructuur, dammen, duinen en dijken
•
•
Meer zeggenschap voor burgers Referendumwet die zowel adviserend als correctief referendum regelt Onafhankelijke informatiewaakhond en wet op vrijheid van informatie Terugdringen inhuur externe adviseurs Terugbrengen aantal zelfstandige bestuursorganen Gemeenteraad kiest burgemeester en Tweede Kamer kiest minister-president Ministerie van Duurzaamheid en Ruimte met milieu, natuur, energie, landbouw, visserij, volkshuisvesting en RO Het staatshoofd maakt geen onderdeel meer uit van regering - op lange termijn wordt NL een republiek met gekozen staatshoofd Verstandig begrotingsbeleid, zo snel als verantwoord tekorten op begroting wegwerken Van BNP naar Bruto Nationaal Geluk
42
• Europa
• • •
Invoering direct gekozen Europese president Volledige controlebevoegdheid Europees Parlement Totstandkoming gezamenlijk economisch beleid
•
•
De Europese samenwerking zal gebaseerd zijn op duidelijke prioriteiten, afgeleid van wat we – als Nederland- willen. De economische en monetaire unie moet worden voltooid om een stabiele eurozone te krijgen
•
• • • • •
Inkomensbelasting heffen naar draagkracht. Belastingen meer gezins- en familievriendelijk EU terug naar haar kerntaken; interne markt bevorderen en grensoverschrijdende problemen EU minder kostbaar en lagere begroting Onderzoek naar opsplitsen Eurozone Minder regels en richtlijnen Geen uitbreiding EU Het Europees Parlement in Brussel
• •
• •
Minder bestuurlijke drukte en meer democratie in de EU Gekozen EU president, minder eurocommissarissen, grensoverschrijdende kieslijsten voor EP, Europawijde correctieve referenda EU en eurozone moet met één stem spreken in de wereld Krachtig Europees en mondiaal toezicht op financiële markten
43
Economie
Algemeen
• Kleine en krachtige overheid zonder overbodige regels. Inzetten op ondernemerschap, lagere lasten, innovatie en meer banen • Topsectorenbeleid, dat de afgelopen periode is opgezet, voortzetten • De rechtsprekende functie van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven worden samengevoegd en ondergebracht bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Ondernemerschap
• Werkgevers hoeven de eerste zes maanden van een WWuitkering niet te betalen • Verbeteren van kredietfaciliteiten • Gemeenten mogen ondernemers maximaal één factuur per jaar sturen • Als overheid te laat reageert op vergunningsaanvraag wordt deze automatisch verstrekt
Banken
• Overheidssteun is gerechtvaardigd maar moet snel afgebouwd worden • Financieel toezicht moet worden aangescherpt
• Speciaal investeringsprogramma om economie weer op gang te helpen en werkgelegenheid te bevorderen • Btw-tarief gelijk • Nieuwe nationale investeringsbank (NIB) die kredieten gaat verstrekken aan fundamenteel gezonde en goed geleide bedrijven • ICT als grote kans voor innovatie. • Voor de allerhoogste inkomens komt er een nieuw toptarief van 65 procent, voor het deel van het inkomen dat boven de 150.000 euro uitkomt • Bestuurders in de publieke en semipublieke sector verdienen niet meer dan de minister • Kosten voor werknemers die langer dan een half jaar ziek zijn voortaan betaald uit een collectieve verzekering. • Eigen bijdrage werkgevers meebetalen aan de uitvoering van werknemersverzekeringen. • Slimme samenwerking aanmoedigen tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen (Triple Helix)
• Scheiden spaar- en zakenbanken in Europees verband • De bankenbelasting wordt verhoogd en aangevuld door een financiële transactietaks • Bonussen bij banken en andere financiële instellingen worden volledig uitgebannen
• Btw lager • Energiebelasting lager • Verlaging vennootschapsbelasting • Geen salarissen in de publieke sector boven Balkenende-norm • Bescherm de Nederlandse maakindustrie, zoals Nedcar • Belasten excessieve vertrekbonussen boven de twee ton met 75 procent
• Administratieve lasten lager • Vereenvoudiging en versnelling vergunningsprocedures • Behoud van de kleine gezins- en familiebedrijven • Geen Europese bemoeienis met onze boeren, tuinders en vissers • Afschaffen bedrijf- en productschappen • De overheid moet bedrijven niet beconcurreren • Nooit meer een vliegtaks, CO2heffingen. Dat kost banen • Verdriedubbelen bankenbelasting • Streng toezicht op de financiële sector
• Herinvoeren van fiscaal vrije afschrijving voor bedrijfsinvesteringen • De bouw aanjagen met tijdelijke fiscale aftrekregelingen • Toegankelijkheid MKB voor overheidsaanbestedingen verbeteren • Verruiming Winkelsluitingswet • Stimuleren investeringen in groene economie • Herstructurering bankensector • Invoering belasting op financiële transacties • Verhoging kapitaaleisen banken
44
45
Economie
Algemeen
Ondernemerschap
• Activiteiten binnen topsectoren regionaal organiseren • Innovatiebeleid aansluiten bij het MKB
•
• Versterking van de positie van eigen vermogen ten opzichte van vreemd vermogen bij heffing van de vennootschapsbelasting • Gemeente de ruimte bieden om zelf te beslissen over zondagsopenstelling • Minder regeldruk voor ondernemers
• Vermindering van de regeldruk voor ondernemers • Gelijke concurrentievoorwaarden in Europa
Voorzetting topsectorenbeleid
• • • •
•
• •
Banken
• Buffers van banken door kapitaaleisen te verhogen • Controle van de Nederlandse Bank op beloningsstructuur van management
• Bonussen mogen niet meer dan 3 maandsalarissen bedragen • Invoering “bankierseed” • Nederlandse pensioenfondsen dragen vanuit hun eigen vermogen voor 5 tot 15 procent bij aan de binnenlandse kapitaalvoorziening en investeringen in onze economie
•
• • •
•
Tijdelijke crisismaatregelen zoals verlaging van het btw-tarief in de bouw naar 6 procent Langjarig industriebeleid Ontwikkelen van innovatieagenda Investeren in laboratoriumonderzoek en internationaal onderscheidende onderzoekscentra
Versterk MKB door verbeteren kredietverlening en betalingsverkeer, versnellen vergunningstrajecten en toegankelijker maken van aanbestedingen van overheid voor MKB Minder regels door het voortzetten van de Commissie Regeldruk Bedrijven De Winkeltijdenwet en Arbeidstijdenwet worden strikt gehandhaafd Beter toezicht op banken en bedrijfsleven door verhogen van boetes in het kader van uitoefening van financieel toezicht Verhogen solvabiliteitsnorm om hoge risico’s niet door systeemproducten te laten dragen Toekomstvast depositogarantiestelsel. Garantie wordt verlaagd naar 50.000 euro Banken dienen maatschappelijk verantwoord te ondernemen Financiële sector als toonbeeld van degelijkheid Leren van het verleden: geen
• Toptarief van 60 procent voor inkomsten boven 150.000 euro • Overheid en bedrijfsleven maken zich samen sterk voor een circulaire economie en biobased economy • Vergroening belastingstelsel en belasting op vermogen verhogen • Overheid ondersteunt MVO • Stimuleren ontwikkeling van creatieve industrie o.a. door garantstelling bij investeringen
• Einde aan bonuscultuur • Bindende code voor maatschappelijk verantwoord bankieren • Meer transparantie in markt voor financiële derivaten • Bankenbelasting wordt uitgebreid • Hogere kapitaalbuffers voor banken om weerbaarder te zijn in een crisis
46
nieuwe kredietbubbel Duurzaamheid en vervoer
Duurzaamheid, milieu
• Lokale initiatieven stimuleren door mogelijkheden voor energieopwekking op decentraal niveau te verruimen • Af van langdurige subsidiering van allerlei vormen van nieuwe energieopwekking • EHS aanpassen en het tempo van ontwikkeling herzien. Bedrijvigheid moet behouden blijven, zolang gebieden nog niet zijn aangekocht en ontwikkeld • Een nieuwe natuurwet is nodig om de lappendeken aan wet- en regelgeving op het gebied van natuur en landschap aan te pakken
Vervoer
• Voor het uitbreiden van het wegennet jaarlijks 250 miljoen euro extra uittrekken • Het openbaar vervoer in de 3 grote steden wordt verplicht aanbesteed • De belangen van reizigers worden in uitvoeringscontracten (concessies) neergelegd • Fiscale vrijstelling van de tegemoetkoming woonwerkverkeer blijft behouden • Geen invoering van
• Inzetten op tenminste 2 procent energiebesparing per jaar, zowel bij bedrijven als bij de huishoudens. • Tot 2020 jaarlijks een toename van 1,5 procent duurzame energie in de totale primaire energie, daarna jaarlijks 2 procent. • De kwaliteitsbewaking van het energielabel voor gebouwen wordt geregeld op een manier die vergelijkbaar is met APK voor motorvoertuigen • Geen toekomst voor kernenergie in ons land • Zuiniger worden met het gebruik van grondstoffen, door beperking van overbodige consumptie, door slimmere productontwerpen en meer hergebruik van reststromen en hernieuwbare grondstoffen • Rijk neemt regie in duurzame ruimtelijke inrichting van NL om verdere versnippering en verrommeling te voorkomen • NS en ProRail worden onderdeel van één publiek nutsbedrijf. • Er komt geen forensentaks • De verplichte aanbesteding in het openbaar vervoer wordt afgeschaft • Terughoudend met aanleg en verbreding van wegen, maar knelpunten worden aangepakt • Door het omzetten van een deel van motorrijtuigbelasting en BPM in variabele kosten (via de kilometerteller of brandstofprijs) wordt zuinig en minder rijden
• Kernenergie blijft, mits veilig en verantwoord • Afschaffen duurzaamheidssubsidies • Geen windmolens meer • Stoppen met duurzaam inkopen • Stoppen met SDE+-regeling • Afschaffen subsidies CO2reductie • Stopzetten fiscale vergroening
• Subsidie Duurzame Energie afbouwen en vervangen door verplicht aandeel hernieuwbare energie • Vanaf 2015 bij nieuwbouw van woningen zonnepanelen opnemen in bouwbesluit • Afmaken van de EHS • Europese Landbouwsubsidies beperken en deze middelen inzetten voor landschapsbeheer en natuurbescherming door boeren
• Geen forenzentaks, geen kilometerheffing • 140 km per uur op snelwegen waar het kan • Geen bezuiniging op aanleg van wegen • Benzineprijs omlaag: kwartje van Kok terug. • Verbetering bereikbaarheid haven Rotterdam • Afschaffen Europese rij- en rusttijdenregeling voor vrachtwagenchauffeurs
• Kosten van autovervoer afhankelijk maken van het gebruik • Afschaffen wegenbelasting • Samenvoegen NS en ProRail • Het aanbesteden van het openbaar vervoer van de steden niet verplicht stellen
47
kilometerheffing
beloond • De overlast van Schiphol mag niet toenemen. Deze luchthaven blijft een publiek bedrijf • Verschuiven van investeringsmiddelen naar fietsvoorzieningen
• Afschaffen milieuzones • Treinen rijden op tijd en zijn veilig • Geen verplichte aanbesteding openbaar vervoer
Duurzaamheid en vervoer
Duurzaamheid, milieu
• In 2020 wekt Nederland 20 procent duurzame energie op • 2 procent energiebesparing per jaar • Via bouwbesluit sturen op energiezuinige nieuwbouw • Handhaven van fiscale prikkels voor groene investeringen
• In 2050 meer dan 50 procent van de energie duurzaam produceren en verbruik met 50 procent reduceren • 14 procent duurzame energie in 2020 • Bestaande wetten m.b.t. natuur en milieu onderbrengen in omgevingswet • Versterken stimuleringsregeling duurzame energie
• • •
•
• • • •
• • •
Verduurzaming in internationale context Open landschappen behouden, versnippering voorkomen Energiebesparing in bestaande bouw met als doel 30 procent energiereductie in 2020 in bestaande woningen en vanaf 2015 energieneutraal bouwen in nieuwbouw Energiebesparingsaftrek en verduurzamingsfonds ter stimulering van energiebesparing Herijking van EHS met meer flexibiliteit in realisatie Realiseren van nationaal natuurnetwerk Nieuwe impuls Natura2000 Nieuwe economische dragers en alternatieve financieringsconstructies voor beheer en behoud natuur Onderschrijven van Europese doelstellingen voor energie Subsidies grijze stroom afbouwen Voor burgers en bedrijven wordt het makkelijker en aantrekkelijker om energiebesparingsmaatregelen uit te voeren en zelf energie op
• Ingrijpende herziening van EUlandbouwbeleid • Bevorderen van duurzame innovaties op het platteland • Aanmoedigen van zelfstandig en kleinschalig opwekken van energie naar Duits voorbeeld • 3 procent energiebesparing per jaar • Binnen de EU pleiten voor vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met min. 30 procent in 2020 en 90 procent in 2050, NL wordt weer koploper op klimaatgebied • Sluiting Borssele en geen nieuwe kerncentrales • Deltawet nieuwe energie • Overheid faciliteert voor voldoende locaties voor windmolens op het land • EHS wordt onverkort gerealiseerd • Voldoende zeereservaten in de Noordzee • Wet Mooi Nederland die natuur en het landschap beschermt • De Hedwige wordt ontpolderd en omgezet in natte natuur
48
• • Vervoer
• Betere aansluiting van verschillende soorten openbaar vervoer • Beprijzen autogebruik • Verbeteren van huidige wegennet prioriteren boven nieuwe wegen
• Betere benutting bestaande infrastructuur • Belasting op bezit van auto wordt teruggebracht en gebruik wordt belast
• • • • •
• •
•
te wekken Geen nieuwe kern- en kolencentrales Geen ondergrondse opslag van CO2 Betere benutting van bestaande infrastructuur Beter aan elkaar verbinden van verschillende vervoersmodaliteiten OV-ambities hoger stellen Investeren in lightrail en busbanen Actieplan spoor met o.a. capaciteitsuitbreiding sporen, nieuwe spoorbeveiliging, kortere reistijden en routes, scherpere eisen aan NS en ProRail Niet sneller dan 120 km p/u Onbelaste reiskostenvergoeding voor OV blijft bestaan met een maximum aan te vergoeden afstand. Kilometervergoeding wordt lager Meer elektrisch vervoer
• Stimuleren van fietsen en duurzaam vervoer • Impuls vervoer per trein: extra capaciteit, inhaalsporen, beter onderhoud, verbetering internationaal • Grote steden houden de keus OV zelf aan te besteden • Overheid stuurt op OV-tarieven en (auto)belastingen • Kilometerheffing wordt z.s.m. ingevoerd • Vergoeding woon-werkverkeer met de auto gaat onder normale belastingregime vallen • Er komen geen nieuwe wegen die het land nog meer versnipperen • Waar dat nodig is gaat de maximumsnelheid naar 80 of 100 • De groei van Schiphol en regionale vliegvelden wordt gestopt, er komt een belasting op vliegen
49
Arbeid
Algemeen
• • •
•
Werkgelegenheid en werkeloosheid
• •
•
Afschaffing van regelingen als levensloop, vitaliteitspakket, ouderschapsverlofkorting etc. Verlagen werkgeverspremies De 12 inkomensafhankelijke regelingen worden terug gebracht naar 4 om de huidige armoedeval tegen te gaan Wwb, Wet Wajong en de Wsw samenvoegen tot Participatiewet en de uitvoering hiervan bij gemeenten neerleggen
•
WW-uitkering de eerste 3 maanden verhogen en de duur ervan verkorten Opeenvolgende arbeidscontracten tot een maximale duur van 5 jaar mogelijk maken Door in de wet een vaste ontslagvergoeding van een week per gewerkt jaar op te nemen (met een maximum van een halfjaarsalaris), wordt het ontslagrecht eerlijker en eenvoudiger
•
•
• • •
• Re-integratie en scholing
•
Re-integratietrajecten worden alleen nog voor bijzondere doelgroepen (zoals arbeidsgehandicapten) ingezet
• •
Bestrijding discriminatie op arbeidsmarkt krijgt alle prioriteit. De arbeidsinspectie krijgt de mogelijkheid om meldingen van discriminatie te onderzoeken en overtreders te beboeten. Bedrijven en organisaties die aantoonbaar hebben gediscrimineerd worden door de arbeidsinspectie hard aangepakt In Europees verband pleiten voor tijdelijke herinvoering van werkvergunningen voor OostEuropese werknemers, om mensenhandel in arbeidskrachten en ontwrichting van de arbeidsmarkt tegen te gaan. Bindende afspraken tussen sociale partners voor grotere arbeidsdeelname van oudere werknemers Opleidingen houden meer rekening met de te verwachten vraag naar arbeidskrachten De huishoudtoets in de bijstand wordt geschrapt De flexibiliteit op de arbeidsmarkt is doorgeschoten en wordt ingeperkt. Mensen met tijdelijke contracten en andere vormen van onzeker werk krijgen eerder recht op een vast contract Handhaven ontslagbescherming. De duur van de WW wordt niet verkort Sociale werkplaatsen blijven in de toekomst beschut werk bieden voor mensen met een beperking. Gemeenten kunnen re-integratie
• Afschaffen UWV, arbeidsmarkttaken naar de gemeente
•
• Niet tornen aan ontslagbescherming • WW- en ontslagvergoeding in tact • Geen toegang tot onze arbeidsmarkt voor Roemenen en Bulgaren
•
•
• •
• •
• Terugdraaien bezuinigingen op sociale werkplaatsen • Geen Wet werken naar vermogen
•
Beperken loondoorbetalingsverplichting bij ziekte van 2 naar 1 jaar Samenvoegen van Wwb, Wajong en Wsw tot één regeling
Ondersteuning van oudere werknemers bij het zoeken naar werk Europese structuurfondsen aanwenden voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid Invoering van werk-naarwerkregeling met inspanningsverplichting voor werkgever Loondoorbetalingsplicht voor werkgever van 6 maanden na ontslag Terugbrengen van aantal tijdelijke contracten tot maximaal 1, tenzij de cao in afwijkingen voorziet Verplichting voor grote en middelgrote bedrijven om arbeidsgehandicapten in dienst te nemen
50
• •
Alle mensen die nu in de Wsw zitten herkeuren De re-integratietaken van het UWV komen te vervallen •
Pensioenen
•
De AOW wordt na 2018 gekoppeld aan de levensverwachting
• •
•
•
•
beter in eigen beheer doen en diensten inkopen bij gespecialiseerde bedrijven voor specifieke groepen die speciale begeleiding nodig hebben Meer mogelijkheden voor gemeenten om gemeentelijke leerwerkbedrijven op te richten Een duurzaam en houdbaar pensioen dient te worden gegarandeerd Besturen van pensioenfondsen bestaan voortaan voor 1/3 uit werknemers, voor 1/3 uit werkgevers en voor 1/3 uit vertegenwoordigers van gepensioneerden. Pensioenfondsen mogen zich niet rijk rekenen, maar hoeven zich ook niet arm te rekenen. Nu rentes kunstmatig laag worden gehouden dreigen pensioenen gekort te worden. Dat is niet nodig De AOW-leeftijd blijft tot 2020 gehandhaafd op 65 jaar. Deeltijdwerk voor ouderen, ook in combinatie met AOW en pensioen, wordt aantrekkelijker gemaakt. AOW-leeftijd blijft sowieso op 65 jaar voor mensen met zwaar werk of lang arbeidsverleden ook als wordt beslist dat de algemene pensioenleeftijd omhooggaat
• Werkplicht voor bijstandsjongeren • De Wajong blijft toegankelijk voor volledig duurzaam arbeidsongeschikten
•
Budget voor individuele begeleiding en ondersteuning van langdurig werklozen
• Voor pensioenen maken we gebruik van een reële rekenrente van 4 procent zodat massaal ‘afstempelen’ niet langer aan de orde is • AOW-leeftijd op 65 jaar houden
•
Koppeling AOW aan de levensverwachting Invoering mogelijkheid tot flexibele AOW-leeftijd
•
51
Arbeid
Algemeen
•
Samenbrengen van Wajong, Wsw en Wwb in 1 wet
•
Samenbrengen van Wajong, Wsw en Wwb en WIJ, en opnemen in een nieuwe regeling
• • • •
Werkgelegenheid en Werkloosheid
•
Stimuleren van werkgevers om arbeidsgehandicapten in dienst te nemen
•
Werkgevers dienen gedurende een half jaar na ontslag de WWkosten te vergoeden
• • •
• •
Re-integratie en scholing
•
Invoering leeftijdsonafhankelijke kwalificatieplicht voor mensen zonder werk
• •
Persoonlijk budget t.b.v. werk naar werktrajecten Premiekorting voor werkgevers om ouderen in dienst te nemen
• • •
Ouderschapsverlofkorting blijft bestaan Lasten op arbeid verlagen waardoor werken sneller lonend is Loonkosten oudere werknemers naar beneden Hogere ontslagvergoedingen; uitbetalen in termijn in samenhang met Maaslandmodel
Voor wat hoort wat; bij uitkering ook tegenprestatie voor samenleving Loonmatiging leidt tot meer werk Met meer werken inkomen sparen voor perioden wanneer er minder werk is; flexibele werktijdenregeling zoals in Duitsland Meer zekerheid voor flexwerkers Deltaplan jeugdwerkeloosheid; meer flexibele contracten naar vaste contracten, goed onderwijs als langetermijninvestering, leren van elkaar met meestergezellen. Overheid geeft het goede voorbeeld bij aanbesteding met eisen voor social return Baanbegeleiders voor jongeren met een arbeidsbeperking Van baanzekerheid naar werkzekerheid, verantwoordelijkheid van de
• • • •
•
• • •
• •
Positie van zelfstandigen en hun toegang tot sociale zekerheid verbeteren Leeftijd voor wettelijk minimumloon van 23 naar 18 jaar Wettelijk recht op flexibel werken Instellen Wet werk en zekerheid (Wwz) bestaande uit Wwb, WIJ, Wajong en delen uit de Wsw waarin participatie centraal staat Belastingen op arbeid en loonkosten voor laagbetaalde arbeid voor werkgevers verlagen Werken tegen een laag loon moet financieel meer opleveren Ontslagbescherming voor mensen me tijdelijk werk wordt verbeterd Sociaal Akkoord voor een nieuwe inclusieve arbeidsmarkt. Kosten van werkloosheid worden bij de werkgever gelegd via premiedifferentiatie
Stimuleren arbeidsparticipatie van alleenstaande ouders en laagopgeleide vrouwen Harde afspraken over scholingsbudgetten, stagplekken en in dienst nemen van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt
52
werkgever om te investeren in scholing en vaardigheden en de verantwoordelijkheid van de werknemer om te blijven leren
•
•
Pensioenen
•
Verhogen AOW-leeftijd tot 67 jaar in 2021
• •
AOW-leeftijd gaat geleidelijk omhoog met de stijging van de levensverwachting Mogelijkheid tot flexibele opname AOW tussen 65 en 70 jaar
• • •
Pensioengerechtigde leeftijd in stappen omhoog naar 67 in 2023, 66 in 2019 Stimuleren van werken na je pensioen Pensioenfondsen stimuleren te investeren in Nederland
•
• •
Verplichte quota voor aantal gedeeltelijk arbeidsgehandicapten dat werkgevers in dienst hebben Verzekering tegen gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid verbeteren AOW leeftijd versneld omhoog, laagopgeleiden die jong zijn begonnen met werken worden financieel gecompenseerd Ouderen met een goed inkomen gaan op korte termijn meebetalen aan de AOW Modernisering van het pensioenstelsel (flexibeler, generatierekeningen, aanpassing rekenrente etc.)
53
Wonen
Algemeen
•
Hypotheekrenteaftrek
• •
Huren
•
•
Bouwen
•
Woningmarkt aanpakken door: 1) huursector en rol corporaties grondig herzien. 2) hypotheekrenteaftrek toekomstbestendig maken voor nieuwe hypotheken, 3) ‘Startersoffensief’ om jongeren te stimuleren een eerste eigen woning te betrekken. Vanaf 1 januari 2013 alleen hypotheekrenteaftrek voor annuïtaire hypotheken. Starters jonger moeten een hypotheek met een duur van 35 jaar kunnen afsluiten. Zij krijgen de mogelijkheid de eerste 5 jaar het volledige rentebedrag af te trekken (op basis van aflossingsvrij), de overige 30 jaar geldt een annuïtaire aflossing.
Corporaties gaan geleidelijk (over een periode van 5 tot 10 jaar) de helft van hun woningenbestand afstoten. Corporaties moeten hun woningen gaan verhuren tegen een marktconform tarief. De opbrengsten van marktconforme huur en verkoop worden ingezet en aangewend om een passende huurtoeslag voor mensen met een laag inkomen te garanderen. De overheid moet de markt mogelijkheden geven om
• De overheid stimuleert duurzaam en energiezuinig bouwen en renoveren. Het eigenwoningforfait wordt lager naarmate het energielabel beter is. • Bestrijden leegstand door gemeenten waar woningnood is.
• Bescherming van monumenten, architectuur en dorpsgezichten
•
• Hypotheekrenteaftrek wordt binnen 10 jaar afgetopt voor hypotheekschulden boven 350.000 euro. Maximaal aftrekpercentage wordt 42 procent. • De overdrachtsbelasting gaat geleidelijk omlaag tot 2 procent. • Voor starters komt een tijdelijke startersaftrek.
• Handhaving hypotheekrenteaftrek
•
• Geen extra 5 procent huurverhoging voor inkomens boven de 43.000 euro. • De grens van 34.000 euro als inkomenseis voor een sociale huurwoning moet ongedaan worden gemaakt, door Europese afspraken aan te passen. • Corporaties worden terughoudend met de verkoop van woningen. • Corporaties worden verplicht te investeren in warmte-isolatie van bestaande woningen.
• Geen 5 procent extra huurverhoging voor inkomens boven de 43.000 euro en geen 1 procent huurverhoging voor inkomens die boven de 33.000 verdienen.
• Kantoorpanden ombouwen tot woonruimte
• Weg met de welstandcommissies
•
• •
•
• •
• •
Opsplitsen grote corporaties
Stapsgewijs afbouwen hypotheekrenteaftrek tot 30 procent Verstrekken van startersleningen door Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Begrenzen schuldbedrag tot de gemiddelde huizenprijs Afschaffen overdrachtsbelasting voor starters. In overige gevallen terugbrengen tot 2 procent Voornemen om corporaties 75 procent van het sociale woningbezit af te laten stoten gaat van tafel Einde aan inkomensgrens voor sociale huurwoning van 34.000 euro Gematigde stijging huurprijzen en schrappen huurverhoging in schaarstegebieden Corporaties kunnen leningen aangaan via de overheid Lege kantoorruimte benutten voor jongerenhuisvesting
54
verouderde terreinen weer rendabel te maken door o.a. tijdelijke ontheffing van een bestemmingsplan te verlengen naar maximaal tien jaar Krimp
• Als onderdeel van stimuleringspakket economie komt bedrag beschikbaar stellen voor corporaties, om bouw van goedkope huurwoningen te versnellen en verhogen. • Gemeenten maken in krimpregio’s een gezamenlijke planning voor bouw en sloop van woningen, kantoren en bedrijventerreinen en maatschappelijke voorzieningen, zodat ze elkaar versterken in plaats van beconcurreren. • Samen met gemeenten in krimpregio’s actief zoeken naar nieuwe strategieën om voorzieningen te houden, ook voor mensen zonder auto.
• Meer ruimte voor particulier opdrachtgeverschap bij woningbouw • Minder regels in de bouw, minder vergunningen, lagere leges, meer veiligheid •
Aanpassen van woningen in krimpgebieden aan bevolkingssamenstelling
55
Wonen
Algemeen
•
Woningcorporaties gaan terug naar hun kerntaak, het zorgdragen voor sociale huisvesting
•
Wooningmarkt integraal hervormen waarbij zowel koop als huursector worden meegenomen
• •
• Hypotheekrenteaftrek / fiscale regelingen koopmarkt
•
• • • Huren
• •
Percentage inkomstenbelasting voor hypotheekrenteaftrek geleidelijk terugbrengen naar 30 procent in 2035 Aflossing hypotheek in 30 jaar Afschaffen eigenwoningforfait Afschaffen overdrachtsbelasting Prijsdifferentiatie sociale huurwoningen stimuleren Een deel van de sociale woningvoorraad omzetten naar vrije sector
•
•
•
Hervorming van de hypotheekrenteaftrek zoals afgesproken in het Lenteakkoord Introduceren bouwspaarregeling voor starters
•
Meer ruimte voor corporaties om huurprijs af te stemmen op economische waarde en omgeving
•
•
•
• Bouwen
•
Voorkeur herbestemming bestaande panden boven sloop of langdurige leegstand
• • •
Stevig handhaven anti-kraakwet Hervorming woningmarkt geleidelijk: extra steun voor starters, hypotheekschulden aflossen, greep overheid op woningmarkt verminderen Meer aandacht voor duurzaam wonen Instellen maximaal aftrekbare hypotheekschuld tot 750.000 euro in kabinetsperiode en naar 500.000 euro daarna Overdrachtsbelasting voor starters schrappen, belastingvrije schenkingen familieleden aan starters bij aanschaf nieuwe woning
•
Huur geleidelijk marktconform. Huurders kunnen huurtoeslag aanvragen en ontvangen afhankelijk van inkomen. Hogere huurtoeslag wordt gefinancierd door heffing bij corporaties die deze kunnen betalen uit extra huurinkomsten Specifiek woningtoewijzingssysteem op plekken waar leefbaarheid onder druk staat Zorgplicht voor corporaties voor wijken waar zij woningvoorraad hebben Inzetten op toekomstgericht bouwen Kantoren geschikt maken voor bewoning en verlies nemen Ruimte voor innovatief en vraaggericht bouwen met duurzame bouwmaterialen
•
Recht op huurtoeslag voor huurders van (studenten)kamers en woongroepen
•
Tot 500.000 nieuwe energieneutrale woningen in de Randstad voor 2040 Meer ruimte voor particulier opdrachtgeverschap Stimuleren van bouw waar meerdere generaties kunnen samenwonen zodat ouderen
• •
• •
• •
Verwijderingsbijdrage nieuwe kantoren om oude kantoren om te bouwen tot woonruimte Terugdraaien kraakverbod Toezicht op naleving van energielabelplicht
Hypotheekrenteaftrek geleidelijk afschaffen. Huizenbezitters die door hun huis dreigen kwijt te raken, kunnen de woning of hypotheek afdoen aan de overheid tegen billijke voorwaarden over huur of afbetaling
56
• Krimp
•
Aandacht voor kwalitatief goede zorg- en onderwijsvoorzieningen in krimpregio’s
•
Instandhouden basisvoorzieningen in krimpgebieden
•
Meer woon-zorgcomplexen en levensloopbestendige woningen Regio’s die anticiperen op krimp moeten gebruik kunnen maken van dezelfde faciliteiten van het Rijk als de top krimpregio’s
• •
langer zelfstandig kunnen wonen Toekomstgericht bouwen Op pijl houden voorzieningen Verdeelsleutel Gemeentefonds aanpassen t.b.v. krimpgemeenten
57
Zorg en Welzijn
Algemeen
Welzijn
• Sterk inzetten op preventie • Zaken die in de AWBZ zitten maar verzekerbaar zijn worden overgehevelt naar zorgverzekering. Lichtere functies zoals begeleiding en persoonlijke verzorging gaan naar de gemeente.
•
Doelmatigheid in jeugdzorg vergroten door de regie bij gemeenten te leggen. Gemeenten kunnen zo maatwerk leveren door samen met mensen een oplossing voor hun hulpvraag te vinden. Dit is het compensatiebeginsel.
• Invoering van actieve donorregistratiesysteem. • Het landelijke elektronisch patiëntendossier (EPD) gaat niet door. • Prioriteit om ouderen die hulp nodig hebben zo lang mogelijk thuis te laten wonen en daar te ondersteunen • Het gehandicaptenbeleid wordt integraal en gericht op levenslang en levensbreed leven met een beperking. Voorkeur aantellen één minister of staatssecretaris die alle onderdelen, zoals wonen, werk en inkomen, vervoer, toegang tot gebouwen, zorg en ondersteuning coördineert. • Mensen die dat nodig hebben kunnen blijven rekenen op PGB. • Indien nodig, wordt jeugdzorg snel en dichtbij het kind en het gezin geboden. Jeugdzorg gaat waar mogelijk naar de gemeenten. • Geen marktwerking en geen eigen bijdrage in jeugdzorg • Gemeenten krijgen meer mogelijkheden om armoede te bestrijden, schulden te saneren en te voorkomen dat kinderen opgroeien in armoede. • Gemeenten worden verantwoordelijk voor sluitend vangnet van opvangvoorzieningen voor dak- en thuislozen, begeleide woonplekken en werkprojecten. • Kinderbijslag wordt inkomensafhankelijk en vervalt voor gezinnen met de hoogste inkomens.
• • • • •
• • •
Landelijke programma’s tegen ondervoeding, uitdroging en doorligwonden Geen verplicht EPD (elektronisch patiëntendossier) Fusietoets voor zorginstellingen en verzekeraars Afschaffen numerus fixus geneeskunde in 10 jaar Einde aan de wachtlijsten door slimmere organisatie
• Einde aan verplichte aanbesteding thuiszorg voor gemeenten • Verbinden van zorg met welzijnswerk, onderwijs, werk en wonen op lokaal niveau.
Meldplicht kindermishandeling Demedicaliseer kinderen Geen Centra voor Jeugd en Gezin
• Schrappen IQ maatregel, waarbij mensen met een lager verstandelijk vermogen geen recht meer hebben op maatschappelijke begeleiding
58
Zorg
Financiën / verzekering
• Huisarts heeft overzicht behandelingen patiënt en bepaalt of patient doorverwezen wordt naar specialist. Deze ‘poortwachtersfunctie’ wordt versterkt. Wie door een huisarts kan worden geholpen hoeft niet naar een specialist. • Verbod op fusies tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. • Verzekeraars moeten zorg inkopen op basis van objectieve en transparante criteria.
• Ook dure zorg moet toegankelijk blijven voor iedereen die het nodig heeft. Een eigen risico is het bedrag waarvoor mensen maximaal extra worden aangeslagen als ze gebruik maken van zorg, daarboven betaalt de samenleving collectief de rekening. • Meer eigen betalingen, zodat verhoging van de premie beperkt kan blijven. Ook de huisarts valt onder eigen risico.
• De marktwerking in de zorg werkt contraproductief en wordt gestopt en op termijn teruggedraaid. • De zorg wordt via regionale zorgbudgetten gefinancierd • Systematische schaalverkleining in de zorg, dichter in de buurt. • Bureaucratie in de zorg aanpakken. Indicaties worden niet meer gedaan door logge bureaucratische organen (zoals CIZ) maar door huisartsen en verpleegkundigen in de wijk. Minder managers in de zorg en meer handen aan het bed. • Zorgverzekeraars worden publiekrechtelijk en gaan regionaal werken. Eén zorgverzekeraar wordt regionaal hoofdverantwoordelijk voor voldoende zorg. • Preventie hoort in het basispakket • Eigen risico fors verlagen • Zorgpremies volledig inkomensafhankelijk
• • •
•
Kleinere zorginstellingen, stop zorggiganten Buurtzorg in plaats van grootschalige thuiszorg Eenvoudige ziekenhuistaken door huisarts laten overnemen
• Gemeenten verantwoordelijk voor aanbod langdurige zorg • Zorg regionaal organiseren
Geen verhoging eigen risico
• Invoering inkomensafhankelijke zorgpremie • Invoering vermogensbijtelling langdurige zorg
59
Zorg en Welzijn
Algemeen
• • •
Wonen en zorg scheiden en wonen uit de AWBZ halen Toelaten privaat kapitaal in de zorg Invoering van een persoonsgebonden budget bij zorgvraag
• •
•
Welzijn
Wonen en maatschappelijke begeleiding verdwijnen uit de AWBZ AWBZ wordt uitgevoerd door zorgverzekeraars
e
Kaderstellend budget voor 1 en e 2 lijnszorg
•
•
• • • • • •
Zorg
• •
Betere samenwerking tussen diverse zorgverleners Basiszorg dicht bij de mensen organiseren
•
• • • • •
Financiën
•
Aanwenden van vermogen voor ouderenzorg
•
Geen abortus na 20-weken echo vanwege niet-gewenste eigenschappen en niet-ernstige aandoeningen Groot deel van AWBZ geleverde zorg onderbrengen in de WMO zodat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het leveren van deze zorg Wettelijke borging van PGB Sterk inzetten op preventie Huisuitzettingen zo veel mogelijk voorkomen Uitgaan van eigen kracht gezin en haar netwerk Centrum voor Jeugd en Gezin als front office in jeugdhulpverlening Versterken positie pleegouders
Investeren in pijnbestrijding en stervensbegeleiding om een andere weg te bieden dan euthanasie Artsen kunnen nooit worden verplicht tot uitvoering van euthanasie Vertrouwen hebben in zorgverlener Belangrijke rol voor mantelzorgers en familieleden in hulpverlening Specialisten in loondienst Gebruikelijke zorg dichtbij, specialismen concentreren Behandeling van psychiatrische ziekten blijft in basispakket, behandeling levensproblemen
• • • • • • • • • • •
•
•
• •
Sterk inzetten op preventie Maximale zeggenschap over eigen leven met o.a. persoonsgebonden budget Wonen en zorg scheiden en wonen uit AWBZ halen Zolang privacy niet waterdicht is geen elektronisch patiëntendossier Actief donorregistratiesysteem Problematische schulden terugdringen Wijzigingen in stelsel jeugdzorg met urgentie in gang zetten Inhoudelijke deskundigheid van professionals in jeugdzorg verbeteren Meer aandacht voor multiproblematiek Instellingen die werken met publieke (zorg)gelden mogen geen winstoogmerk hebben Meer investeren in personeel, opleiding en loopbaanmogelijkheden in langdurige zorg Innovatie en medische technologie gericht op preventie en kostenbeheersing Mogelijkheid stervensbegeleiding bij zelfgekozen dood Financiering zorg meer inkomensafhankelijk Geen eigen bijdrage voor
60
• • • •
naar aanvullende pakket Invoering zorgspaarloonregeling Aanvullende verzekeringen los verkrijgen Eigen betalingen en eigen risico naar draagkracht Preventie als dieetadvisering in basispakket
geestelijke gezondheidszorg
61
Sport, kunst en cultuur
Sport
Kunst en cultuur
• De breedtesport meer stimuleren. Op de scholen, zowel in het basisals het voortgezet onderwijs, moet voldoende sportonderwijs gegeven worden • Nederland stelt zich niet kandidaat voor de organisatie van de Olympische Spelen zolang niet bekend is wat de uiteindelijke kosten zullen zijn • Topsportbeleid moet gericht zijn op talentontwikkeling met voldoende ruimte voor onderwijs en sporten op (zeer) hoog niveau. Voor topsporters die met sport nog niet hun geld kunnen verdienen blijft inkomensvervangende uitkering (het stipendium) gelden • Het aantal kunstopleidingen • De BTW op kunst en cultuur wordt wordt fors teruggebracht verlaagd naar 6 procent • Het aandeel eigen inkomsten (ten • Gesubsidieerde musea horen opzichte van subsidies) van minstens 1 dag per week gratis kunstenaars moet sneller toegankelijk te zijn omhoog • Steun aan muzikanten en • Elke culturele instelling is zelf beroepskunstenaars om eerlijke verantwoordelijk om het eigen kans te krijgen kost te verdienen bestaansrecht af te dwingen en • Steun aan Muziekscholen en aan te tonen fanfares, zangkoren en toneelclubs, poppodia, ateliers voor beeldende kunst en andere kleinschalige creatieve centra • Blijvende steun aan bibliotheken • Cultuureducatie in het onderwijs is van belang en verdient ondersteuning. • Zuinig omgaan met de orkesten. Het Metropool Orkest behouden en ook de diversiteit in orkesten in verschillende provincies blijft
• •
• Einde aan kunstsubsidies • Radio 2 zendt minstens 35 procent Nederlandstalige muziek uit • Flink minder subsidie voor de staatsomroep • Een einde aan de verzuilde omroepjes
• • • •
3 procent van de ruimte in wijken voor sport en spel reserveren Het toegankelijk maken van sport voor mensen met een laag inkomen
Definitief terugdraaien btwverhoging op podium- en beeldende kunsten Extra financiële ondersteuning fonds voor de podiumkunsten Meer samenwerking onderwijs en cultuur bij cultuureducatie Gesubsidieerde culturele instellingen moeten educatie als kerntaak opnemen
62
waardevol • De Nederlandse Publieke Omroep en de regionale omroepen verdienen bescherming én verdere ontwikkeling
63
Sport, kunst en cultuur
Sport
• •
Kunst en cultuur
• • •
•
Opschroeven aantal gymlessen op basisscholen Sport onderdeel maken van de Pabo-opleiding
•
Lage btw voor culturele sector Fiscaal vriendelijk instrumentarium t.b.v. investeringen in kunst Toegang commerciële omroepen voor fondsen ter stimulering Nederlands drama en documentaireseries Omroepen omvormen van vereniging naar productiehuis
• Behoud van de huidige ledenomroepen binnen het omroepbestel
Samenwerking tussen sportverenigingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en zorgverzekeraars stimuleren
• • • •
•
• • • • • •
Overheid is geen sponsor voor betaald voetbal of Olympische Spelen. Inzetten op voor iedereen toegankelijke breedtesport Bevorderen cultureel ondernemerschap Ook oog voor maatschappelijke waarde en artistieke of intrinsieke waarde waardoor vermarkting van culturele sector niet wenselijk is Culturele sector meer als ondernemers benaderen; geen tekorten financieren maar producten met maatschappelijke waarde Kunst en cultuureducatie als waardevolle aanvulling op regulier onderwijs Minder subsidies, meer creatieve financiering Bescherming van monumenten, oude kerken en cultureel erfgoed Omroepbudgetten langer vastleggen Ruimte voor levensbeschouwelijke omroepen Beperking rol NPO
•
• •
Extra financiële ondersteuning voor kunst- en cultuureducatie, jeugdtheater en ontwikkeling van nieuw cultureel talent Het verzuilde omroepbestel verdwijnt en de NPO krijgt twee algemene televisienetten Nederlandse documentaires, journalistieke producties en drama worden gestimuleerd zonder dat de overheid zich met de inhoud bemoeit
64
Onderwijs
Algemeen
•
Basisonderwijs
•
(Voorbereidend) Middelbaar beroepsonderwijs
•
•
Hoger onderwijs (HBO, UNI)
•
Schaalvergroting heeft in te veel gevallen geleid tot een verslechtering van de onderwijskwaliteit. Daarom moeten financiële prikkels voor scholen om te fuseren worden afgeschaft.
Leraren horen structureel aan bijscholing te doen. Dit wordt geregeld via registratie in het Lerarenregister, net zoals bij professionals in de zorg. Vakwerkscholen moeten aantrekkelijker worden voor talentvolle jongeren. Er komt meer aandacht voor techniek en ondernemerschap Financiering van opleidingen wordt deels bepaald door de kans die een opleiding geeft op een baan en de mate waarin mbo’s samenwerken met ondernemers.
Studiefinanciering vervangen door sociaal leenstelsel. De opbrengsten daarvan worden geïnvesteerd in de kwaliteit van het hoger onderwijs.
• Extra investeren in het onderwijs en afzien van nullijn voor leraren. • De bezuinigingen op het passend onderwijs worden teruggedraaid. • De subsidies aan overbodige organisaties als de HBO-raad, de MBOraad, de VO-raad en de PO-raad worden afgeschaft. • Schooluitval wordt bestreden door intensievere begeleiding en praktijkgerichte lessen. • Maximale klassengrootte voor het basisonderwijs. • Geen verplichte Cito-toets • Het eindniveau van het mbo wordt centraal vastgesteld en er komen landelijke examens. Grote mbo-scholen worden gestimuleerd om zich op te splitsen. • OV-jaarkaart voor 16- en 17-jarige jongeren in het mbo. • Eerste twee jaar van het mbo samenvoegen met vmbo tot vakschool van zes jaar. • Niveaus 1 en 2 van vmbo en mbo samenvoegen tot één integrale opleiding. • Verhogen van aanvullende beurs, geen leenstelsel. • Het collegegeld voor de tweede studie wordt niet verhoogd, maar gelijkgesteld aan het wettelijk collegegeld. • Niet morrelen aan de studiefinanciering en de basisbeurs. • De boete voor ‘langstudeerders’ afschaffen. • Stimuleren jongeren technische
• Zoveel mogelijk centraal examineren bij elke opleiding • Geen bezuiniging op het passend onderwijs • Veel vaderlandse geschiedenis in het curriculum • Geen hoofddoekjes in de klas • Handhaving artikel 23, bijzonder onderwijs blijft intact • Islamitische scholen gaan dicht • Kleine scholen; geen fusies meer
•
• hbo-scholen en ROC’s zijn nu te groot • Ambachtsschool terug
•
• Geen samenvoeging hbo en universiteit • Handhaving studiefinanciering voor de bachelorfase • hbo-scholen en ROC’s zijn nu te groot
•
• •
•
•
• • •
Prestatiebeloning voor onderwijzers afblazen Terugdringen van het aantal onbevoegde leraren Onderwijswethouders moeten doorzettingsmacht krijgen om met schoolbesturen afspraken te maken over gemengde scholen Meer zeggenschap leraren, leerlingen en ouders over de school
Terugbrengen van het aantal opleidingen in het beroepsonderwijs Niet bezuinigen op onderwijs voor 30-plussers in het mbo
Afschaffen van het collegegeld voor technische studies Meer specialisatie in het hoger onderwijs Invoering van een sociaal leenstelsel voor bachelor- en masterfase Schrappen langstudeerboete
65
opleidingen Onderwijs
Algemeen
• Differentiëren beloningen van onderwijzers
• Minder controle van overheid op scholen • Scholing voor docenten moet worden ingebed in arbeidsovereenkomsten • Scholen maken d.m.v. ouderovereenkomsten afspraken over verwachtingen en omgangsvormen • Invoeren van beroepsregister voor onderwijzend personeel en schoolleiders
Basisonderwijs
• Scherpere toelatingseisen PABO • Invoering leerrecht vanaf 2,5 jaar
(Voorbereidend) Middelbaar beroepsonderwijs
• Bevorderen deelname van werkenden aan mbo opleidingen • Leeftijdsonafhankelijke kwalificatieplicht voor mensen zonder baan • Vermindering van het aantal opleidingen in het mbo • Het doorstromen naar hogere onderwijssoorten en stapelen moet makkelijker worden • Betere aansluiting vmbo op mbo
• Samenvoegen van opvang en school en integratie tussen vroegen voorschoolse educatie • School krijgt ruimte om zelf buitenschoolse opvang aan te bieden waardoor het combineren van arbeid en zorg voor ouders makkelijker wordt • Invoering van kleinschalige en vakgerichte ambachtsscholen • Invoering van deelcertificaten, waardoor leerlingen vakken op een hoger niveau kunnen volgen
Hoger onderwijs
• Invoering sociaal leenstelsel
• Aanbieden van Associate Degrees
• Ruimte voor zorgvuldige invoering passend onderwijs • Vrijheid van onderwijs – ouders moeten onderwijs kunnen kiezen die bij hun levensvisie past • Vergroten van invloed ouders op school • Investeren onderwijskwaliteit in krimpregio’s • Investeren in leraren, professionaliseren • Geen prestatiebeloning voor leraren • Stimuleren techniekonderwijs • Private betrokkenheid aanmoedigen • Extra investeren in voor- en vroegschoolse educatie, opleidingsniveau van leiders en leidsters wordt verbeterd
• Opleiden voor arbeidsmarkt door zesjarige vakopleidingen • Extra investeren in leer/werktrajecten • Goedkoop reizen ook voor mbostudenten • Investeren in vakmensen voor de toekomst en in meer sectoren beroepsbegeleidende leerweg (BBL)
• Behoud van basisbeurs, geen
• Oproep tot Nationaal Onderwijsakkoord • Werkdruk docenten omlaag • Vervolg Actieplan Leerkracht • Meer zeggenschap voor ouders op beleid van scholen • Schooluitval tegengaan door coach of studiebegeleider • Creëren vaktechnische opleidingen op het gebied van groene, duurzame economie • Stimuleren leven lang leren, doorlopende leerlijnen en flexibele schoolcarrières • Zoveel mogelijk passend onderwijs op reguliere scholen • Landelijk aanbod van voorschoolse programma’s • Alle basisscholen worden brede scholen • Tegengaan van segregatie in onderwijs door o.a. acceptatieplicht, vast aanmeldmoment • Urennorm mbo 850 uren beter invullen en naleven • Beter ingrijpen op zwakke opleidingen • Recht op een stage- of leerplek. • Faciliteren van laagdrempelige leertrajecten voor volwassen • Opleidingseisen docenten vmbo gaan omhoog • Stimuleren concept brede school, verbetering overgang vmbo-mbo. • Afschaffen basisbeurs,
66
(HBO, UNI)
• Afschaffen numerus fixus voor universitaire opleidingen • Sterkere focus van universiteiten op fundamenteel onderzoek
in de vorm van meer samenwerking tussen mbo en hbo • Ruimte voor selectie • Herijken van het opleidingsaanbod in samenwerking met het bedrijfsleven • Differentiatie collegegeld
sociaal leenstelsel • Stimuleren van excellente studenten, verplicht halen van propedeuse in 1 jaar • Goede matching en begeleiding om studieuitval te voorkomen. • Financiële drempels verlagen voor volgen van HO voor mensen die op latere leeftijd willen sturen, een tweede studie willen of deeltijd willen studeren • Investeren in fundamenteel toepassingsonderzoek in betasectoren
invoeren lening tegen gunstige voorwaarden en terugbetalen naar daadkracht • Contacturen verhogen en meer aandacht professionalisering docenten • Investeren in kennisontwikkeling energie, klimaat en efficiënt omgaan natuurlijke hulpbronnen
67
Veiligheid
•
• •
•
•
Het procesrecht vereenvoudigen en belemmeringen voor efficiënt en digitaal procederen wegnemen Overzichtelijker bestuursrecht Bij aanhouding volgt direct voorgeleiding en berechting; ZSM-afhandeling. Lik-opstukbeleid Winkelbeveiligers (de zogenoemde winkel-BOA’s) als een belangrijke schakel om de Nederlandse winkels en winkelstraten veiliger te maken. Extra investeren in meer blauw op straat
• Meer agenten, betere arbeidsvoorwaarden bij de politie, politie dichtbij in de buurt • Agressie tegen politieagenten, brandweerlieden en andere publieke hulpverleners wordt altijd aangepakt, met stevige straffen en boetes • De verkoop en teelt van softdrugs voor de Nederlandse markt wordt gereguleerd, om overlast en criminaliteit tegen te gaan. • Geen wietpas • Verkoop en productie van harddrugs blijven strafbaar • Gevangenissen worden niet geprivatiseerd. Het opsluiten van criminelen blijft een overheidstaak • Iedereen die werkt met kinderen wordt geschoold in het herkennen, signaleren en bespreekbaar maken van kindermishandeling • Vervuilers en vernielers gaan als taakstraf hun eigen buurt schoonmaken en opknappen
• Zwaardere straffen en invoering minimumstraffen (en three strike’s out) • Minder luxe in cel en meer werken voor eigen verblijf in gevangenis • Invoering chain gang • Groepsaansprakelijkheid. Deel van een groep tuig, dan ook de straf • Verlagen leeftijdsgrens strafrecht van 18 naar 16 jaar • Registratie van nationaliteit daders van misdrijven, inclusief de vermelding ‘Antilliaan’ • Geen taakstraffen • Afschaffen tbs • Geen coffeeshops in een straal van 1 kilometer rondom scholen • Meer blauw op straat, minder achter het bureau • Foto’s van misdadigers op internet • Niet-Nederlanders die een misdrijf plegen direct uit Nederland verwijderen • Betere uitrusting politie, bijvoorbeeld met Amerikaanse wapenstok
• •
Scheiden veiligheid en justitie Afschaffen wietpas Meer opsporingscapaciteit voor het bestijdenvan illegale prostitutie
•
•
•
• •
Schrappen wietpas Regionale experimenten cannabisteelt Aanpak woonoverlast Voldoende inspraak van gemeente m.b.t. inzet politie
Veiligheid
• • •
•
Betrokkenheid van de lokale gemeenschap bij het stellen van prioriteiten bij de politie Bestrijding van mensenhandel krijgt de allerhoogste prioriteit
• •
Burgernet uitbreiden en promoten Extra agenten en toezichthouders Lik-op-stukbeleid bij
• •
Legalisatie softdrugs, regulering verstrekking harddrugs Afschaffing wietpas Slimme camera’s alleen bij
68
• • • • • • • • •
• •
•
jeugdcriminaliteit Gerichte benadering van ouders van overlastgevende 12minners Terugdringen van overlast door probleemjongeren o.a. met doelgroepenbeleid Minder bureaucratie, meer ruimte voor agenten om hun echte werk te doen Wijkagent voor elke wijk Grenzeloze criminaliteit wordt in gespecialiseerde landelijke eenheden ondergebracht Einde aan gedoogbeleid, coffeeshops verdwijnen uit straatbeeld Onderscheid tussen hard- en softdrugs verdwijnt Een duidelijk meldpunt mensenhandel Prioriteit bestrijding van mensenhandel en kinderporno en het handhaven van prosititutie Naar Zweeds model strafbaar stellen van klanten prostitutie De kosten slachtofferhulp en van schadefonds geweldsmisdrijven worden verhaald op wetsovertreders Recht op toegangsmogelijkheden tot de rechter wordt niet ingeperkt
•
• •
• •
•
• •
uiterste noodzaak Preventie van misdaad staat voorop, intensieve begeleiding probleemgezinnen, tegengaan vsv en inzet politie in samenspraak met jeugdzorg, onderwijs en gemeente Straffen zijn snel, transparant en rechtvaardig Rechtspositie van slachtoffers wordt versterkt door o.a. materiële en immateriële schade te verhalen op daders Migranten zonder verblijfsvergunning moeten veilig aangifte kunnen doen Preventie en bestrijding van huiselijk, seksueel en eergerelateerd geweld wordt geïntensiveerd Controle seksbranche wordt verbeterd, zonder registratie van prositituees. Prostituees zonder werkvergunning en hun klanten worden niet strafbaar Opsporing en vervolging van mensenhandel wordt geïntensiveerd Meer aandacht voor jongeren die in justitiële jeugdzorg terechtkomen terwijl zij beter geholpen kunnen worden in geestelijke gezondheidszorg
69
Immigratie en integratie
• Er wordt geen verblijfsvergunning toegekend als de partner jonger is dan 24 jaar, of als deze een neef of nicht is van de aanvrager, of als de aanvrager over een inkomen beschikt van minder dan 120 procent van het minimumloon • Einde aan de export van kinderbijslag buiten de EU • Jongeren onder de 27 jaar kunnen voortaan geen aanspraak meer maken op bijstand
• Stoppen van marktwerking bij inburgering . Inburgering wordt maatwerk, dicht bij huis, in de buurt. De onderwijsinspectie ziet toe op de kwaliteit. • Mensen boven de 55 jaar mogen maar hoeven niet mee te doen aan de inburgering • Inburgering is kosteloos voor wie zich aan de gemaakte scholingsafspraken houdt. • Schrappen van inburgeringsexamen in het buitenland voor huwelijks- en gezinsmigranten • Nederland intensiveert de hulp aan de Europese landen aan de buitengrens van de EU. Daar staat tegenover dat we in Europa ook meer zullen vragen van de landen die onze steun krijgen. Met landen buiten de EU maken we afspraken om te stoppen met het doorlaten van duizenden migranten op weg naar Europa
• Uit de EU = immigratie weer in Nederlandse hand • Immigratiestop voor mensen uit islamitische landen • Geen dubbele nationaliteiten meer • Voor vreemdelingen geldt: werken of wegwezen • Wettelijk verbod op generaal pardon • Inburgeringscursussen in land van herkomst • Illegaal verblijf in Nederland wordt strafbaar • Niet meer dan 1.000 asielzoekers per jaar • Bij dubbele nationaliteit geen stemrecht • Verbied de boerka en de Koran, belast hoofddoekjes • Voor niet-Nederlanders geldt: pas na 10 jaar werken in Nederland en 10 jaar geen misdrijf te hebben gepleegd bestaat het recht om Nederlander te worden en ook dan pas recht op een uitkering • Alleen uitkeringen voor wie goed Nederlands spreekt en geen boerka draagt • Verbod op multiculti-subsidies • Asielzoekers geen voorrang bij woningen etcetera
• Snellere assielprocedure • Niet uitzetten van in Nederland gewortelde kinderen van assielzoeker of minderjarige assielzoekers • Totstandkoming van een Europees vluchtelingenbeleid • Specifiek beleid is nodig om minderheden gelijke kansen te geven
70
Immigratie en integratie
• • •
•
Snellere afhandeling asielprocedures Europese afstemming asielbeleid Kinderen zonder permanente verblijfstatus die langer dan 8 jaar in Nederland verblijven mogen blijven Assielzoeker mogen gedurende hun procedure leren en werken
• • • •
• •
Mensen die inburgeren moeten minimaal een startkwalificatie halen Inburgeringsplicht is een voorwaarde voor een tijdelijke verblijfsvergunning Snellere afhandeling asielprocedures Beslissingen over het verblijf van individuele gevallen (asielkinderen) vallen onder de discretionaire bevoegdheid van bewindspersoon Bij het toelaten van arbeidsmigranten is de vraag van de arbeidsmarkt leidend Harmonisatie van Europese regelgeving
•
• • • • • • •
Voorbereiding op komst naar Nederland wordt zo veel mogelijk gedaan in land van herkomst Maatschappelijke begeleiding voor vluchtelingen wordt verankerd in Wet op inburgering Nieuwkomers worden behandeld als volwaardige en mondige burgers Selectief kennismigratiebeleid Rechtvaardig en barmhartig asielbeleid Rechten asielkinderen eigen plaats in vreemdelingenbeleid Alternatieven voor vreemdelingendetentie Bevorderen van integratie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders
• •
•
• •
• • •
Volwasseneneducatie als belangrijke facilitator bij integratie Voor huwelijksmigranten van buiten de EU geldt dezelfde inkomenstoets als voor EUburgers. De leeftijdsgrens wordt verlaagd naar 18.Ongehuwden behouden hetzelfde recht op gezinshereniging als gehuwden Toegelaten parters kunnen na een jaar een onafhankelijk verblijfsrecht krijgen dat na 2 jaar permanent wordt Taalonderwijs voor migranten is gericht op participatie via scholing, eigen bedrijf of werk Mogelijkheid dubbele nationaliteit wordt niet ingeperkt voor geboren of genaturaliseerde Nederlanders Legeskosten voor naturalisatie en verblijfsvergunningen gaan omlaag Vrij verkeer voor personen en werknemers in de EU Asielbeleid waarborgt rechten van asielzoekers: eerlijke procedure, fatsoenlijke opvang, eventueel veilige terugkeer
71
Bronnen Met uitzondering van D66 en de VVD is gebruik gemaakt van de definitieve verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen. Alleen bij D66 en de VVD is gebruik gemaakt van het conceptverkiezingsprogramma. Deze partijen stellen hun verkiezingsprogramma vast op respectievelijk 24 en 25 augustus 2012. CDA PvdA VVD PVV D66 GroenLinks SP ChristenUnie
Iedereen Nederland sterker en socialer Niet doorschuiven maar aanpakken (concept) Hun Brussel, ons Nederland En nu vooruit (concept) Groene kansen voor Nederland Nieuw vertrouwen Voor de verandering
72