De toekomst van het basisonderwijs in de gemeente Venray. Een second opinion
Oktober 2010 Onderzoek uitgevoerd door: Stichting SROL Onder verantwoording van: Ir. W.J.G. Fincken Bestuurder
Inhoudsopgave 1. 2.
Doelstelling..................................................................................................................3 Omvang personele problemen in kaart brengen (doorrekenen gegevens SPOV) .................4 Personele bekostiging ........................................................................................................4 Formule toekenning omvang formatie ..................................................................................4 Toekomstige situatie..........................................................................................................4 Conclusie .........................................................................................................................5 Toekomstige financiële bedreigingen ....................................................................................6 RDDF-plaatsing.................................................................................................................7 Opheffing.........................................................................................................................7 3. Omvang tekort materiële instandhouding in kaart brengen (doorrekenen gegevens SPOV) ......8 Huidige situatie.................................................................................................................8 Toekomstige situatie..........................................................................................................8 Conclusie .........................................................................................................................9 4. Standpunt aanpak en overzicht leegstandkosten ............................................................. 10 Probleem .......................................................................................................................10 Definitie......................................................................................................................... 10 Resultaten .....................................................................................................................10 Conclusie ....................................................................................................................... 11 5. Kosten leegstand in relatie brengen tot tekort materiële instandhouding ............................. 12 Definitie......................................................................................................................... 12 Bekostiging ....................................................................................................................12 Conclusie ....................................................................................................................... 13 6. Financiële positie SPOVenray in algemene zin: al of niet gezond, standpunt reserves............ 14 Overzicht financiën op balansdatum ................................................................................... 14 Definities kengetallen ...................................................................................................... 14 Benchmarking ................................................................................................................ 15 Conclusie ....................................................................................................................... 16 7. Standpunt t.a.v. voorzieningen getroffen in het kader van krimp (sociaal plan e.d.) ............. 17 Definitie......................................................................................................................... 17 Benchmarking ................................................................................................................ 17 Conclusie ....................................................................................................................... 18 8. Overhead kosten SPOVenray in relatie tot andere stichtingen........................................... 19 Definitie......................................................................................................................... 19 Resultaten .....................................................................................................................20 Conclusie ....................................................................................................................... 20 9. Casus kleine school financieel in stand houden doorrekenen ............................................. 21 Casus school met 40 leerlingen: ........................................................................................ 21 Casus school met 78 leerlingen: ........................................................................................ 22 Casus “de Stek” van 78 naar 67 leerlingen: ........................................................................ 23 Aanleiding...................................................................................................................... 23 Conclusie ....................................................................................................................... 24 Bijlage 1 : normatieve vaststelling schoolgrootte basisscholen .................................................. 25
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
2 van 25
1. Doelstelling Het beantwoorden van een achttal vragen door administratiekantoor SROL die passen binnen het onderzoek “toekomst basisonderwijs gemeente Venray”. Het in kaart brengen in hoeverre de krimp situatie voor SPOVenray in de toekomst leidt tot economische problemen op personeel en materieel gebied.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
3 van 25
2. Omvang personele problemen (doorrekenen gegevens SPOV)
in
kaart
brengen
Personele bekostiging
Een schoolbestuur ontvangt één budget in geld voor de gehele exploitatie van de scholen die onder dat bestuur vallen, met daarbij de gegevens van hetgeen per school wordt ontvangen. In de beschikking blijft zichtbaar dat er sprake is van toekenning van het budget voor de materiële exploitatie, de toekenning van het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid en de toekenning van het formatiebudget (de personele bekostiging). De grondslag voor de toekenning van het formatiebudget wordt gevormd door een genormeerde hoeveelheid formatie per leerling. De essentie is een lineaire bekostiging per leerling, die in de volgende formule is uit te drukken: Formatiebudget = vast bedrag + bedrag per leerling x aantal leerlingen Formule toekenning omvang formatie
Het formatiebudget in geld onder lumpsum is gebaseerd op de toekenning van een hoeveelheid formatie per categorie leerling waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende categorieën: - het aantal leerlingen in de onderbouw (4 t/m 7 jaar) - het aantal leerlingen in de bovenbouw (8 jaar en ouder) - het schoolgewicht, ook wel aangeduid met gewichtsleerlingen, dat de uitkomst is van de som van de gewichten van leerlingen met aftrek van een drempelwaarde. Er worden toeslagen gegeven voor: - de extra salariskosten van directieleden - de taakrealisatie van de schoolleiding - het in stand houden van een kleine school De bekostiging vindt plaats op basis van de zogenoemde T-1 systematiek. De formatie voor schooljaar 2010/2011 wordt berekend op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2009. Als de berekende formatie uitwijst dat personeel (lees: leraren) moeten afvloeien, dan is er niet alleen een opzegtermijn van toepassing, maar ook een RDDF-plaatsingstermijn van een heel schooljaar. RDDF staat voor risicodragend deel van de formatie. Zou de leerlingentelling in schooljaar T bepalend zijn, dan zou het onmogelijk zijn beide genoemde termijnen in acht te nemen, omdat de formatie dan veel te laat bekend zou zijn en zelfs met twee maanden terugwerkende kracht zou moeten ingaan. Als het aantal leerlingen van een school afneemt dan worden de formatieve consequenties pas een schooljaar later gevoeld. De school heeft dan eigenlijk boventallige formatie, omdat zij de benodigde inkrimping om rechtspositionele redenen een jaar moet uitstellen. Concreet betekent dit dat een schoolbestuur boventallig personeel pas na één jaar ontslag mag aanzeggen en daarna nog de opzegtermijn in acht moet nemen. Toekomstige situatie
Inzage in de leerlingenprognoses van SPOVenray laat een beeld zien van jaarlijkse afname van het aantal leerlingen met circa 3% per jaar. In 2007 bedroeg het aantal leerlingen 4.261 en op 1 oktober 2009 werden er 3.967 leerlingen geteld (incl. SBO Focus 112). In 2024 zullen volgens de prognoses ca. 2.900 leerlingen primair onderwijs volgen bij SPOV. Dat is een afname van 27%.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
4 van 25
Onderstaande grafiek illustreert dat de afname van leerlingen in het basis onderwijs voor SPOVenray direct effect heeft op de toekomstige inkomsten. Hierbij zijn als uitgangspunten genomen; • regeling personele bekostiging PO 2010-2011, • geldigheidsduur subsidies conform regeling ministerie OC&W, • gemeentelijke leerling prognose uit 2009, • buiten beschouwing gelaten SBO Focus.
Schooljaar Schooljaar Schooljaar Schooljaar Schooljaar Schooljaar
2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016
(werkelijk 1-10-2009) (prognose gemeente) (prognose gemeente) (prognose gemeente) (prognose gemeente) (prognose gemeente)
Aantal leerlingen BO 3.855 3.767 3.603 3.456 3.324 3.159
Ontwikkeling personele Rijksvergoeding BO
€ 15.000.000,00 € 14.000.000,00 € 13.000.000,00 € 12.000.000,00 € 11.000.000,00 € 10.000.000,00 € 9.000.000,00 € 8.000.000,00 2010/2011 Lump sum
2011/2012 Pers.& Arbeid
2012/2013 LGF formatie
2013/2014
2014/2015
2015/2016
Overig (impuls, OOP etc.)
Doorrekening onderstreept dat de inkomsten de komende jaren zullen reduceren van bijna € 15.0 mln. voor schooljaar 2010-2011 naar een niveau van € 12.4 mln. voor schooljaar 2015-2016 (excl. SBO). Over vijf jaren een daling van ca. 17%. Conclusie
Op basis van deze gegevens en de cijfers die administratiekantoor SROL heeft kunnen inzien kan geconcludeerd worden dat SPOVenray op basis van het huidige aantal leerlingen en de huidige personele bezetting circa € 300.000 tekort komt op de ministeriele personele bekostiging over schooljaar 2010-2011. Als die lijn wordt doorgetrokken op basis van dezelfde personele samenstelling en het dalende aantal leerlingen dan loopt het tekort aan het einde van schooljaar 2011-2012 op naar € 700.000 en zal in 2014 bijna € 2 miljoen bedragen.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
5 van 25
Als we deze cijfers uitdrukken in FTE’s, is er sprake van een personeelsoverschot. • 5,2 FTE in 2010/2011, • 12,3 FTE in 2011/2012, • 23,3 FTE in 2012/2013, • 33,0 FTE in 2013/2014. Het overzicht van de FTE’s is cumulatief. Bij het bepalen van het aantal FTE’s is uitgegaan van een gemiddelde personeelslast van € 56.962. Naast de leerlingenprognoses is ook belangrijk om zichtbaar te maken binnen welke leeftijdscategorie leerlingen vallen. De bekostiging voor onderbouwleerlingen (t/m 7 jaar) is hoger dan voor leerlingen in de bovenbouw (8 jaar of ouder). Voor een leerling van 4 tot en met 7 jaar ontvangt een bestuur € 500 meer aan inkomsten dan voor een leerlingen van 8 jaar en ouder. De toekomstige personele ontwikkeling is in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Daarmee wordt bedoeld het aantal medewerkers met een tijdelijk en vast dienstverband, natuurlijk verloop, BAPO-opname en andere (on)betaalde verlofvormen. Deze uitstroom zal het personeelsoverschot verminderen. Als we het aandeel van de personele lasten in een percentage van de ontvangen rijksbijdragen uitdrukken, dan luidt de conclusie dat bij SPOVenray sprake is van een zorgwekkende situatie. Het aandeel is de laatste jaren aanzienlijk gestegen. SPOVenray Personele lasten / Rijksbijdragen
2006
2007
2008
2009
87,5 %
88,6 %
91,7%
91,6 %
Toekomstige financiële bedreigingen
Tevens worden vanuit de overheid meer en meer bezuinigingen aangekondigd. De vergoeding voor Bestuur & Management ad. € 250.000 is per aanvang van schooljaar 2010-2011 komen te vervalen. Daarnaast vormen niet structurele overige (personele) inkomsten een bedreiging (zie grafiek “ontwikkeling personele Rijksvergoeding PO” pagina 3). SPOVenray ontving over schooljaar 2009/2010 in totaal € 382.208 subsidie voor • ‘Compensatie gewichtenregeling’, • ‘Loonkosten subsidie ondersteunend personeel’ en • subsidie ‘Impulsgebieden’ (postcode gebieden). Van deze regelingen is bekend dat de ‘Compensatie gewichtenregeling’ in 2012 eindigt. Ook het subsidie voor ‘Loonkosten ondersteunend personeel’ zal voor schooljaar 2011-2012 voor de laatste keer worden toegekend. Het is zeer de vraag of deze middelen in een andere vorm terugkeren. Daarmee komt er mogelijk nog meer druk op de begroting. Daarbij dient opgemerkt te worden dat deze opbrengsten (€ 382.208) volledig worden gegenereerd door de scholen in Venray centrum. Een deel van deze inkomsten van bijvoorbeeld Compensatie gewichtenregeling komt ook ten goede aan de kerkdorpen. Samengevat, de daling aan leerlingen en inkomsten is een ontwikkeling waar vanuit de stichting op geanticipeerd dient te worden.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
6 van 25
RDDF-plaatsing
Ten aanzien van het plaatsen van medewerkers in het RDDF is het noodzakelijk om te constateren dat weliswaar vanuit rechtspositioneel oogpunt na afloop van de RDDF-termijn overgegaan mag worden tot ontslag, maar dat daarmee niet gegarandeerd is dat de instroom in werkloosheidsuitkeringen na ontslag door het Participatiefonds geaccepteerd worden. Het Participatiefonds beoordeelt op basis van de in haar reglement gestelde eisen en inspanningsverplichtingen of het fonds de kosten van de uitkeringen voor eigen rekening zal nemen of dat deze kosten toch ten laste van het schoolbestuur gebracht zullen worden. Bij het toetsen van de instroom door het Participatiefonds op basis van formatieve knelpunten moet een schoolbestuur aantonen dat zij 50% van het totale Personeels- en arbeidsmarktbudget heeft ingezet en haar personele reserves heeft aangesproken. Het bestuur heeft de plicht om de boventallige medewerkers naar ander werk te begeleiden, zowel binnen de stichting als daarbuiten. Opheffing
Een school wordt van rechtswege opgeheven als het aantal leerlingen onder de 23 zakt. Dit mag niet verward worden met de door het Ministerie van OC&W vastgestelde opheffingsnorm per gemeente. De opheffingsnorm voor de gemeente Venray is vastgesteld op 76 leerlingen (peildatum 01-08-2008). Op het moment dat een school drie achtereenvolgende jaren onder deze norm zakt, zal deze school niet meer bekostigd worden door het Ministerie. Het is aan het schoolbestuur om te besluiten om deze school in stand te houden op basis van wettelijke ontheffingsmogelijkheden of eigen beleid. Indien de school in stand kan worden gehouden op basis van ontheffing conform WPO dan wordt deze school wel bekostigd door het Ministerie van OC&W. Op grond van de ontheffingsmogelijkheid ‘gemiddelde schoolgrootte’ houdt SPOVenray thans 4 scholen in stand. Om in Venray een school in stand te kunnen houden op basis van de gemiddelde schoolgrootte dient het bestuur een norm te halen van 127 leerlingen. Deze norm wordt bepaald door de formule: 10/6 X de opheffingsnorm. Voor Venray: 10/6 X 76 = 127. De gemiddelde schoolgrootte van SPOVenray bedraagt 209 leerlingen. Dat is de uitkomst van het totaal aantal leerlingen (inclusief de standaard opslag van 3%) van SPOV gedeeld door het aantal scholen. SPOVenray zit dus ruim boven de norm van 127. Voor de scholen onder het bevoegd gezag van SPOVenray die onder de opheffingsnorm (76) zitten, dat zijn op basis van de teldatum 01-102009: St. Antonius in Veulen, De Stek in Castenray, De Hei in Heide en Regina Pacis in Vredepeel, heeft SPOVenray ontheffing aangevraagd. Deze scholen worden op basis van ‘de gemiddelde schoolgrootte’ door het bestuur in stand gehouden en worden bekostigd door het Ministerie. Scholen voor speciaal basisonderwijs vallen buiten de hierboven beschreven systematiek. Overigens ligt er thans een wetsvoorstel om zeer kleine scholen (kleiner dan 23 leerlingen) in stand te houden. Deze wetswijziging kent aan de minister een (discretionaire) bevoegdheid toe om, in afwijking van de hoofdregel, een zeer kleine school in stand te houden. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid dat een kwalitatief goede, kleine school, die uitzicht heeft op toename van het aantal leerlingen binnen afzienbare tijd niet wordt opgeheven.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
7 van 25
3.
Omvang tekort materiële instandhouding in kaart brengen (doorrekenen gegevens SPOV)
Huidige situatie
Inkomsten van Materiële Instandhouding (MI) 2010 worden ontvangen per kalenderjaar per school. Gebaseerd op de leerlingen telling van 1 oktober 2009. Voor de totale stichting betreft dit BO en SBO ad. € 2.46 mln. Aangezien het bestuursbureau de kosten voor administratie en bestuur voor haar rekening neemt, vloeien deze MI ontvangsten, voor het deel van administratie en bestuur, terug van de scholen naar het bestuursbureau, circa € 0.27 mln. Het door te sluizen bedrag is gebaseerd op een vast bedrag per school en een bedrag per leerling. Deze systematiek is binnen onderwijs gebruikelijk. Daarnaast ontvangt de school een vergoeding voor leerling gebonden financiering. Op jaarbasis bedraagt het materiële deel circa € 60.000. Verder ontvangen de scholen gezamenlijk ongeveer € 0.7 mln. aan overige materiële inkomsten. In totaliteit is beschikbaar voor materiële exploitatie op schoolniveau € 2.95 mln. Dit komt overeen met de berekeningen die door SPOVenray zijn opgesteld.
Totale Materiële inkomsten Administratie, beheer/bestuur inkomsten overdracht naar bovenschools Subtotaal Aanvullende inkomsten LGF personeel Aanvullende inkomsten Totaal beschikbaar voor materiële exploitatie scholen
+ +
€ mln. 2.46 0.27 2.19 0.06 0.70 2.95
Toekomstige situatie
De komende jaren zullen voor de gehele stichting deze inkomsten voor materiële instandhouding, gezien de krimp in leerlingen van ongeveer 3% per jaar, stapsgewijs afnemen met circa € 70.000 per jaar. Opgebouwd uit ca. € 40.000 leerling afhankelijk vergoeding en ca. € 30.000 groepsafhankelijk vergoeding. De scholen kunnen het leerling afhankelijke deel ad. € 40.000, voor een gedeelte direct beïnvloeden. Denk hierbij aan de kosten voor Onderwijs Leer Pakket (OLP). Bij voldoende sturing zullen in de toekomst deze leerling afhankelijke lasten kunnen dalen. Op basis van ervaringcijfers kan gesteld worden dat het deel dat op korte termijn direct beïnvloedbaar is circa € 15.000 bedraagt, (lees 37,5%). Dit is het deel dat direct aan het aantal leerlingen gekoppeld is (verbruiksmaterialen). Het andere deel van leerling afhankelijke lasten € 25.000 (lees 62,5%) is meer rigide, denk aan afschrijvingskosten. Deze vaste kosten zullen niet evenredig met de daling van de leerlingen, lees inkomsten, verminderen en blijven dus aandachtspunt c.q. probleem. Voor de groepsafhankelijke lasten geldt dit nog sterker. De inkomsten van het ministerie zullen dalen met circa € 30.000 per jaar. Zonder aanvullende actie zullen zeker de gebouw afhankelijke kosten niet stapsgewijs afnemen. De kosten van gebouw onderhoud, maar ook schoonmaak en energie zijn star en zullen niet recht evenredig met de inkomsten dalen. Aanvullende actie is noodzakelijk.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
8 van 25
Conclusie
De doorrekening die door SPOVenray is opgesteld is beoordeeld en ligt in lijn met de berekeningen van het administratiekantoor. De materiële inkomsten van OC&W zullen elk jaar dalen met € 70.000. Hiervan kunnen de scholen maar een beperkt deel ca. € 15.000 beïnvloeden door leerling gerelateerde bezuinigen. Het overige deel van de lasten ca. € 55.000 is vast. Om het probleem van jaarlijks dalende materiële inkomsten te bestrijden zijn aanvullende bezuinigingen door SPOVenray noodzakelijk.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
9 van 25
4. Standpunt aanpak en overzicht leegstandkosten Probleem
De leerlingendaling is er de oorzaak van dat de scholen te kampen krijgen met een toenemende mate van leegstand van klaslokalen. Definitie
Het Ministerie vergoedt het aantal groepen van een basisschool. Dit wordt jaarlijks bepaald na de leerlingen tellingen van 1 oktober volgens art.14 van het Besluit bekostiging WPO. Waarbij het normatief bepaalde aantal te huisvesten groepen rekenkundig wordt afgerond op een geheel getal. In bijlage 1 is het artikel bijgevoegd. Door SPOVenray is er o.b.v. actuele leerlingen teldatum van 1 oktober 2009 en de gemeentelijke prognoses van 2009 voor de komende jaren een meerjaren berekening opgesteld. In samenwerking tussen gemeente en SPOVenray is er een leegstandoverzicht opgesteld. De gehanteerde definitie door gemeente en SPOVenray luidt: Leegstand = Aantal vergoede lokalen – totaal beschikbare lokalen schoolgebouw Los van een krimp situatie is het voor scholen niet ongebruikelijk dat ze in prakrijk meer lokalen inzetten voor het onderwijs dan ze oorspronkelijk vergoed krijgen. De lokalen zijn immers beschikbaar. Ze worden dan bijvoorbeeld ingezet om: • een impuls te geven aan het onderwijs of • om kinderen te spreiden over leslokalen die leeg staan of • omdat deze ruimte gebruikt worden voor andere buitenschoolse activiteiten. Dit kunnen brede school activiteiten zijn, maar ook verhuur aan derden zoals een kinderdagverblijf. Resultaten
De capaciteit per school, de bruto beschikbare oppervlakte in m2, is overgenomen uit de bestanden van de gemeente. Dit is voor de basisscholen 27.513 m2 en is als gegeven aangenomen door administratiekantoor SROL. De leegstand bij SBO Focus van 3 scholen is apart afgestemd met de gemeente. De omrekening van brute beschikbare oppervlakte naar normatief aantal lokalen is getoetst. Het aantal groepen dat een school voor materiële instandhouding vergoed krijgt o.b.v. leerlingen aantallen is door het administratiekantoor SROL eveneens getoetst. Voor beide toetsingen geldt dat er geen afwijking t.o.v. de berekening, die door SPOVenray samen met de Gemeente Venray is opgesteld, is geconstateerd.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
10 van 25
Conclusie
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat SPOVenray te kampen heeft met een gemiddelde leegstand van 20%, terwijl de kerkdorpen een gemiddelde leegstand kennen van 13%. Hoe groter de school, des te eerder de grens van 1 groep minder bekostiging bereikt wordt, bij procentuele leerlingen daling. De kerkdorpen hebben relatief minder last van leerlingen daling in relatie tot de leegstand. Bijvoorbeeld bij BS St. Jan de Doper te Merselo staat 3% minder leerlingen voor 3 kinderen. Voor BS. St. Petrus Banden te Venray staat 3% minder leerlingen voor 13 kinderen. Hier is sneller sprake van leegstand van lokalen. Een aantal van deze niet door ministerie vergoede lokalen binnen de stichting worden ingezet voor activiteiten. Deze activiteiten genereren aanvullende inkomsten of dragen bij aan de kwaliteit van het onderwijs. Ter referentie, in de jaarrekening over 2009 is aan verhuuropbrengst van € 59.500 verantwoord (peildatum 1 oktober 2009). Dit betreft voor; Huuropbrengst BSO/ Peuterspeelzalen bij een vijftal scholen € 39.700. Inzet noodlokalen van OBS de Landweert t.b.v. BS. de Vlaswei € 12.900. Verhuur gymzaal door SBO Focus € 5.400. Diversen huuropbrengst € 1.500.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
11 van 25
5. Kosten leegstand in relatie brengen tot tekort materiële instandhouding Definitie
Het aantal leegstaande lokalen voor SPOV wordt berekend conform de definitie: Leegstand = Aantal vergoede lokalen – totaal beschikbare lokalen schoolgebouw De leegstand bedraagt 45 lokalen {zie vorige vraag}. Bekostiging
De bekostigingsformule luidt conform artikel 114 van de wet op PO:
De bedragen zijn inclusief 19% BTW en worden jaarlijks bijgesteld o.b.v. werkelijke en verwachte prijsontwikkeling. Voor 2010 was er zelfs sprake van een negatieve bijstelling van - 0,17%. Stel dat de krimp en leegstand niet aan de orde waren en de scholen deze lokalen zouden gebruiken, conform de parameters die volgens de berekening van de bekostiging gebruikt worden, dan was de ontvangen rijksvergoeding voor deze 45 lokalen € 200.659 geweest voor SPOVenray. Dit betreft 42 klaslokalen in het basis onderwijs, corresponderend met een bedrag van € 187.324. Onderstaande tabel is samengesteld door de kosten van leegstand per individuele school te berekenen. Teldatum 1-10-2009 Totaal kerkdorpen Totaal Venray-centrum Subtotaal BO SBO Focus Totaal
Leegstand 83442345-
€ € € € € €
32.808 154.516 187.324 13.335 200.659
In de praktijk levert dat een derving van inkomsten op van € 200.659 voor de vergoeding van onderhoud aan gebouw, tuin, schoonmaak, energie, waterverbruik en publiek rechtelijke heffingen. Het gemiddelde bedrag voor groepsafhankelijke kosten bedraagt € 4.459 per school. Dit is hoger dan € 4.445 (zie bovenstaande tabel bekostigingsformule), omdat de daling in groepen bij kleine scholen zwaarder weegt. Stel bij de school de Stek vermindert, door de leerlingen daling, het aantal vergoede groepen van 4 naar 3. Dan ontvangt de Stek door deze terugval € 29.362 – € 22.801 = € 6.561 minder groepsafhankelijke inkomsten. Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
12 van 25
Uiteraard zullen de kosten die SPOVenray voor deze lokalen in werkelijkheid moet maken hier niet volledig synchroon mee lopen, maar het berekende bedrag geeft wel een indicatie van de ernst van de situatie. Buiten beschouwing gelaten dat er eventuele neveninkomsten bestaan door andere activiteiten zoals verhuur. In de jaarrekening over 2009 is aan verhuuropbrengsten circa € 60.000 verantwoord (voor details van de opbrengst, zie ook vorige vraag) . Conclusie
Onze praktijk leert dat landelijk gezien scholen steeds meer moeite hebben om de materiële exploitatie sluitend te krijgen. Dit geldt ook voor SPOVenray. De leegstand van lokalen genereert geen opbrengst, maar drukt wel zwaar op de gebouw afhankelijke lasten. Naar onze mening kan SPOVenray niet structureel voor deze niet-beïnvloedbare effecten blijven opdraaien. Aangezien het niet voor de hand ligt dat de Rijksoverheid op korte termijn maatregelen neemt, wordt geadviseerd dat SPOVenray en de Gemeente Venray in overleg treden om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
13 van 25
6. Financiële positie SPOVenray in algemene zin: al of niet gezond, standpunt reserves Overzicht financiën op balansdatum
Onderstaand volgt een historisch overzicht en analyse van de financiële situatie op de balansdatum. Aangezien de financiële situatie op balansdatum een momentopname betreft, wordt de trend in de ontwikkeling van de verhoudingscijfers inzichtelijk gemaakt. Bron: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) / voormalig CFI, gebaseerd op de door accountant goedgekeurde jaarrekeningen. Hierbij worden de financiële gegevens van SPOVenray vergeleken met de landelijke cijfers van vergelijkbare besturen met een grootte > 20 scholen in het basisonderwijs.
Definities kengetallen
Belangrijkste definities (top 6): Solvabiliteit is graadmeter voor de financiële onafhankelijkheid van een organisatie en geeft aan of de organisatie aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. Solvabiliteit 1 = eigen vermogen / totaal vermogen Solvabiliteit 2 = (eigen vermogen + voorzieningen ) / totaal vermogen De liquiditeit geeft aan of een organisatie voldoende geld beschikbaar heeft om aan de direct opeisbare betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Een goede liquiditeitsratio illustreert het vermogen van een organisatie om crediteuren tijdig (op korte termijn) te kunnen betalen. Liquiditeit = (kortlopende vordering + liquide middelen) / kortlopende schulden
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
14 van 25
Rentabiliteit heeft betrekking op het rendement en geeft aan of er sprake is van een positief dan wel negatief bedrijfsresultaat uit gewone bedrijfsvoering in relatie tot de totale baten. Rentabiliteit = exploitatie resultaat uit gewone bedrijfsvoering / totale baten Weerstandsvermogen geeft inzicht in hoeverre kan het bestuur zich een tekort in de exploitatie permitteren in relatie tot de opgebouwde reserves. Inzicht in de capaciteit om (onvoorziene) tegenvallers in de exploitatie op te vangen. Weerstandsvermogen VO = eigen vermogen / totale baten De Commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen, onder leiding van prof. Dr. F.J.H. Don, hanteert kapitalisatiefactor als relatief nieuw kengetal om te signaleren of onderwijsinstellingen hun kapitaal niet of inefficiënt benutten voor de vervulling van hun taken. Als instellingen meer kapitaal hebben dan past bij de jaarlijkse baten, wordt een deel van dat kapitaal kennelijk niet efficiënt benut. Het hanteren van signaleringsgrenzen is een instrument om het beeld bij de veronderstelling verder te vormen. Kapitalisatiefactor = (totaal kapitaal – boekwaarde gebouw terrein) / totale baten De commissie adviseert om kapitalisatiefactor te beoordelen in samenhang met rentabiliteit en liquiditeit. Vanuit de theorie kan gesteld worden dat indien de scores voor rentabiliteit en solvabiliteit beide hoog zijn, er sprake kan zijn van overmatig spaargedrag. Mochten beide laag zijn, dan dreigt er een probleem van oplopende financieringslasten en structurele tekorten in de staat van baten en lasten. Een negatieve rentabiliteit in enig jaar hoeft niet problematisch te zijn, indien de solvabiliteit hoog is. De PO-raad adviseert dat de gemiddelde meerjarige rentabiliteit over een periode van 3 tot 5 jaar binnen de signaleringsgrenzen dient te blijven van ondergrens 0% en bovengrens 5%. Benchmarking
Onderstaand volgt een overzicht van de financiële positie per 31 dec. 2009. Tevens zijn ter benchmarking bijgesloten de gemiddelde resultaten over 2009 van enerzijds besturen met vergelijkbare grootte die bij het administratiekantoor SROL zijn aangesloten. Anderzijds de kengetallen van alle besturen in het basisonderwijs die aangesloten zijn bij het administratiekantoor SROL.
Kapitalisatiefactor Solvabiliteit 1 Solvabiliteit 2 Liquiditeit Rentabiliteit Weerstandsvermogen VO Personele last / totale last
% % % % % %
SPOV 2009
SPOV 2008
Norm SPOV
SROL 2009 > 20 scholen
SROL 2009 BO
33.1 29.8 63.3 1.2 - 3.4 9.9 82.1
30.5 45.4 65.9 1.0 - 2.0 13.9 84.7
< 35.0 > 40.0 > 50.0 > 1.5 >-1 <1 10 - 15 83 - 87
38.2 49.5 60.8 1.4 - 1.7 19.7 83.5
38.9 49.8 63.2 1.6 - 1.1 20.5 83.7
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
15 van 25
Conclusie
Uit bovenstaande cijfers kunnen alleen maar verantwoorde conclusies getrokken worden indien de kengetallen in hun onderlinge samenhang beoordeeld worden. De door SPOVenray gehanteerde interne norm is absoluut in lijn met de richtlijnen van de PO-raad (de werkgeversorganisatie voor scholen in het primair onderwijs). Gebaseerd op de historische cijfers en de benchmarking kan gesteld worden dat de financiële positie van SPOVenray gezond is. Er is tot nu toe sprake van een beheerste financiële situatie. Zowel op korte als op lange termijn is de stichting in staat om zowel lopende verplichtingen evenals mogelijke tegenvallers op te vangen. Echter, er moet ook geconcludeerd worden dat de kengetallen onder druk staan. De kengetallen zijn niet altijd conform de norm en er is sprake van een neerwaartse trend. In vergelijking tot het gemiddelde van de bij SROL aangesloten besturen met meer dan 20 scholen, liggen de financiële kengetallen over 2009 bij SPOVenray vrijwel allemaal lager. Op grond van de kapitalisatiefactor van 33% voor SPOVenray, afgezet tegen de bovengrens van 35%, kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van excessief spaargedrag. Uitgaande van de baten van 2009 ad. € 21.2 mln. zouden de reserves van SPOVenray nog met € 0.4 mln. mogen groeien op grond van het maximum van de kapitalisatiefactor volgens de PO-raad. Samengevat: het kapitaal van de stichting wordt efficiënt benut voor het vervullen van de onderwijskundige taken. Zeker als dit bezien wordt in samenhang met solvabiliteit en rentabiliteit. De meerjaren terugblik over 2006 -2009 laat voor SPOVenray een negatieve rentabiliteitscore zien van gemiddeld - 2.1%. Er is sprake van potentieel risico. De situatie kan precair worden als de rentabiliteit scores structureel negatief zijn en tevens naar verwachting negatief blijven in de toekomst. Dan blijft de stichting interen op haar reserves en voorzieningen. De laatste jaren was er nog sprake van een goede score voor solvabiliteit. Hierdoor was de situatie nog niet zorgwekkend. Wordt er verder vooruit gekeken dan wordt het beeld pessimistischer. Het is noodzakelijk om aan deze trend op korte termijn een halt toe te roepen. De broekriem aanhalen wordt noodzakelijk, om de toekomstige levensvatbaarheid van de stichting niet op het spel te zetten.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
16 van 25
7. Standpunt t.a.v. voorzieningen getroffen in het kader van krimp (sociaal plan e.d.) Definitie
De bovenstaande vraag beperkt zich tot voorzieningen. Voor onderwijsinstellingen zijn vanaf 2008 de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving van toepassing (RJ660). Echter, er zijn gedurende die periode enkele de overgangsregelingen van kracht geweest. Denk bijvoorbeeld aan de richtlijnen voor de vorming van de BAPOvoorziening. Het strikt toepassen van RJ271 in 2008 en 2009 zou voor veel onderwijsinstellingen leiden tot forse verschuivingen van het eigen vermogen naar de post voorzieningen. Uiteraard heeft dit ook gevolgen voor de beoordeling van de kengetallen van de jaarrekening. In navolging van de commissie Don is, om deze problematiek deels te omzeilen, in de onderstaande analyse en benchmarking naast voorzieningen ook het saldo van het eigen vermogen beoordeeld. Benchmarking
Onderstaand volgt een schema van de ontwikkeling van reserves en voorzieningen in totaal en per leerling. Gebaseerd op het aantal leerlingen per 1 oktober 2009 en 1 oktober 2008, vergeleken met het gemiddelde voor besturen > 20 scholen die bij het administratiekantoor SROL over deze jaren aangesloten zijn. Reserves/ voorz. per 31 december
SPOVenray € totaal per leerling 2009
SPOVenray € totaal per leerling 2008
AK / SROL € Gemiddeld >20 scholen
AK / SROL € Gemiddeld >20 scholen
Afwijking
Afwijking
2009
2008
2009
2008
Aantal leerlingen
3.967
4.099
48.949
49.468
Eigen vermogen
525
681
1.105
1.141
-52%
-40%
Voorz.Onderhoud Voorz.Personeel Totaal
145 446 591
73 236 309
195 95 290
175 132 307
104%
1%
1.116
990
1.395
1.448
-20%
-32%
Generaal Totaal
Worden over 2009 en 2008 de reserves en voorziening per leerling vergeleken tussen SPOVenray en besturen van vergelijkbare grootte, dan blijkt dat • het eigen vermogen per leerling in zowel 2009 als 2008 beduidend lager is bij SPOVenray (circa 50%) dan de reservepositie bij andere onderwijsinstellingen in het Basisonderwijs. • de voorzieningen per leerling in 2008 bij SPOVenray op een vergelijkbaar niveau sluiten als bij andere besturen > 20 scholen (circa € 300 p.leerling). In 2009 verdubbelt het bedrag bij SPOVenray naar € 591 per leerling. Daarentegen is bij andere besturen een kleine afname waarneembaar. De stijging in 2009 van € 309 naar € Bedrag Droom van Venray € 251.000 Sociaal Plan € 255.000 Reorganisatie € 200.000 Overig personeel € 16.000 Onderhoud € 394.000 Totaal € 1.116.000
591 per leerling is veroorzaakt door; per leerling € 63 € 64 € 51 € 4 € 100 (bevat €194.000 onderhoudsdecentralisatie) € 282
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
17 van 25
Conclusie
Het op peil brengen van de voorziening onderhoud is gebaseerd op meerjaren onderhoudsplannen. Deze voorziening is correct verwerkt in de boekhouding gezien het feit dat de accountant de jaarrekening goedgekeurd heeft. Het is niet eenvoudig om te beoordelen of de vorming van een personele voorziening in kader van de krimp acceptabel is. De juistheid en rechtmatigheid van het opvoeren van deze voorzieningen in 2009 is door de controlerende accountant getoetst aan de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ252). Volgens de wetgeving dient er sprake te zijn van • een in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting, • een uitstroom aan middelen noodzakelijk is en • een betrouwbare schatting over de omvang gemaakt kan worden. Voorziening in verband met reorganisatie zijn in de wetgeving beschreven in artikel RJ 252 artikel 412 tot en met 418. De voorziening ten behoeve van het opvangen van de gevolgen van de krimp zijn eveneens gecontroleerd, goedgekeurd en gewaarmerkt door de accountant bij controle van de jaarrekening 2009. Geconcludeerd wordt dan ook dat ze acceptabel zijn. De voorzieningen in het kader van de krimp zijn gevormd bijvoorbeeld ter dekking van verhuiskosten en lopende contracten van de scholen. Verder staat in het sociaal plan voor de medewerkers van SPOVenray in paragraaf 4.8 en 5.8 aangegeven dat er tot een maximum van € 3.000 wordt vergoed voor loopbaanadvies en voor een outplacement traject maximaal € 8.000 beschikbaar wordt gesteld. Benchmarking van deze cijfers is moeilijk, aangezien er voor elke onderwijsinstelling sprake is van maatwerk. Daarnaast is, tengevolge van de in het bovenstaande genoemde strikte richtlijnen, het aantal besturen dat deze voorzieningen heeft gevormd beperkt gebleven. Worden deze voorzieningen van SPOVenray op grond van ervaringscijfers vergeleken met de voorzieningen die andere besturen hanteren, dan kan geconcludeerd worden dat de voorzieningen in de pas lopen met die van vergelijkbare onderwijsinstellingen. Het door SPOVenray gehanteerde bedrag van € 50.000 per school voor reorganisatie is gangbaar. Rekening houdend met een bepaalde bandbreedte zijn deze voorzieningen acceptabel.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
18 van 25
8. Overhead kosten SPOVenray in relatie tot andere stichtingen Definitie
De definitie van overhead kosten verschilt per sector maar ook per organisatie. Bij het analyseren en vergelijken van onderstaande resultaten is terughoudendheid aan te bevelen. Er zijn soms goede achterliggende verklaringen voor opvallende afwijkingen in kengetallen. Dit wordt ook bevestigd door berichten van DUO eind september 2010. Hier blijkt dat DUO, in overleg met de PO-raad, afziet van publicaties van kengetallen over 2008 met betrekking tot de lasten van administratie, huisvesting, meubilair etc. Ondanks het feit dat er sprake was van een uniform te hanteren pakket aan definities, bleken de gepubliceerde waarden zo onwaarschijnlijk veel te spreiden dat ze als niet bruikbaar beschouwd dienen te worden. Ondanks deze in acht te nemen terughoudendheid is er door het administratiekantoor SROL een benchmark onderzoek uitgevoerd naar de overhead kosten van SPOVenray in vergelijking met vier besturen van vergelijkbare grootte. Het gemiddeld aantal scholen in de benchmark is 20. De benchmark is uitgevoerd op basis van de jaarrekening van 2009 van de besturen. In overige baten zijn bij sommige besturen de vergoedingen van het Vervangingsfonds verwerkt. Dit zou de vergelijking minder zuiver maken. Daarom zijn in het onderzoek de lasten van het bovenschools management vergeleken met de rijksbijdragen. Naast 2009 staat het kengetal over 2008 gepresenteerd. Hierbij wordt opgemerkt dat de lasten voor administratie vanaf 2009 belast zijn met 19% BTW. Om de vergelijkbaarheid te bevorderen is het kengetal van SPOVenray berekend inclusief en exclusief de dotatie “Droom van Venray”van € 251.300.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
19 van 25
Resultaten
Conclusie
Als we de overhead kosten in relatie brengen tot andere stichtingen van vergelijkbare grootte, dan luidt de conclusie dat deze lasten bij SPOVenray niet bijzonder veel afwijken. Uitgedrukt in een percentage bedraagt het aandeel CVB gedeeld door de rijksbijdragen bij SPOVenray 5,3% tegenover 4,8% bij andere vergelijkbare besturen. In absolute waarde vertegenwoordigt deze afwijking van 0,5% betrokken op de rijksbijdragen van € 20,0 mln. een bedrag van € 100.000.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
20 van 25
9. Casus kleine school financieel in stand houden doorrekenen Casus school met 40 leerlingen:
Onderstaand een vergelijk tussen de exploitatie van 06XN de Hei met 42 leerlingen t.o.v. cijfers uit de bestanden van administratiekantoor SROL. Het geeft een beeld hoe de baten en lasten over 2009 van de school zich verhouden tot andere scholen van vergelijkbare grootte. Het volledig één op één vergelijken is gevaarlijk, omdat bijvoorbeeld de scholen in de benchmark, in tegenstelling tot de school van SPOVenray, geen schoonmakers in loondienst hebben en de kosten daarvoor verantwoorden onder huisvestingslasten. Verder verantwoorden niet alle scholen duurzame leermiddelen als investering met corresponderende afschrijvingskosten, maar worden deze OLP lasten in één jaar ten lasten van de exploitatie gebracht.
Het overzicht laat zien dat voor de materiële component (exclusief personeel) de baten en lasten ongeveer € 50.000 bedragen. De Hei heeft in 2009 een negatief resultaat van - € 1.882 op haar schoolexploitatie behaald. Een rentabiliteitsscore van – 3,3%. Deze is vergelijkbaar met de score van de gehele stichting - 3,4%. Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
21 van 25
Casus school met 78 leerlingen:
Onderstaand een vergelijk tussen de exploitatie van 06WG de Stek met 78 leerlingen t.o.v. cijfers uit de bestanden van administratiekantoor SROL. Het geeft een beeld hoe de baten en lasten over 2009 van de school zich verhouden tot andere scholen van vergelijkbare grootte. Ook hier geldt dat het volledig 1 op 1 vergelijken gevaarlijk is.
Het overzicht laat zien dat voor de materiële component (exclusief personeel) de baten en lasten ongeveer € 70.000 bedragen. De Stek heeft in 2009 een negatief resultaat van - € 1.700 op haar schoolexploitatie behaald. Een rentabiliteitsscore van – 1,9%. Deze wijkt positief af in vergelijking tot de score van de gehele stichting - 3,4%. Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
22 van 25
Casus “de Stek” van 78 naar 67 leerlingen:
Aanleiding Bij de vraag (kosten leegstand in relatie brengen tot tekort materiële instandhouding) is aangegeven dat de daling van het aantal groepen onevenredig sterk kan doorwerken in de materiële bekostiging. Dit komt omdat het bedrag aan bekostiging per groep varieert met het aantal groepen in de school, zie ook bijlage 1. Om dit effect zichtbaar te maken is een berekening gemaakt voor de exploitatie van 06WG de Stek uit Castenray, waarbij het aantal leerlingen fictief verminderd is van 78 naar 67 leerlingen. Door deze daling van elf leerlingen in de leeftijdscategorie van 4 tot en met 7 jaar, daalt het aantal groepen dat de Stek vergoed krijgt van het ministerie, van 4 naar 3 groepen. De beperkte flexibiliteit die een school heeft om haar gebouw en leerling afhankelijke lasten direct te beïnvloeden is toegelicht bij vraag: “Omvang tekort materiële instandhouding in kaart brengen”. Uit ervaringscijfers blijkt dat slechts 37,5% van het leerling afhankelijke deel direct te beïnvloeden is door de school. Met dit als uitgangspunt is in deze fictieve casus gewerkt. Resultaten Het effect op de inkomsten door de afname van 1 groep is € 6.561. Deze inkomstenderving kan door de school niet worden gecompenseerd met bezuinigingen op gebouwafhankelijke lasten. De kosten van energie, schoonmaak en onderhoud aan het gebouw blijven nagenoeg gelijk. De derving van de vergoeding van het leerling afhankelijk deel bedraagt € 3.137. Van dit deel kan slechts voor 37,5% worden bezuinigd in de lasten zijnde € 1.176. Hierbij kan gedacht worden aan minder uitgaven voor het onderwijs leerpakket (OLP). Het andere deel 62,5% zijnde € 1.961 is meer rigide; hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan afschrijvingskosten. De totale inkomsten derving bedraagt € 9.698. De totale besparing bedraagt ca. € 1.176 op het variabele deel van de leerling afhankelijke lasten. De daling van de vergoeding, door een afname van het aantal leerlingen met 11, die niet bezuinigd kan worden door vermindering van de kosten bedraagt dus € 8.522. Het bovenstaande brengt bij benadering in beeld hoe de baten en lasten over 2009 van de school De Stek te Castenray zich zouden verhouden, indien de school geconfronteerd zou worden met een afname van 11 onderbouw leerlingen, wat tot gevolg heeft een daling in vergoeding van 4 naar 3 groepen. Doordat het aantal vergoede lokalen daalt van 4 naar 3, bij een gelijk blijvende capaciteit van het gebouw van 698 m2, neemt de leegstand toe. De school krijgt dan te kampen met een tekort aan saldo van baten en lasten van - € 10.222. Dit tekort bedroeg bij 78 leerlingen - € 1.700. Het financiële kengetal rentabiliteit gaat achteruit van - 1,9% naar - 12,9%. Op de volgende pagina worden de cijfers van Stek met zowel 78 als met 67 naast elkaar gepresenteerd.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
23 van 25
Conclusie Momenteel zijn de kleine scholen zoals bijvoorbeeld de Hei en de Stek in staat om hun materiële baten en lasten nagenoeg in evenwicht te houden. De reeds eerder behandelde casus onderstreept dat. Echter, indien een school door de leerlingen daling geconfronteerd wordt met de terugval van 1 groep, dan verslechtert het resultaat van de school aanzienlijk door deze leegstand. Het streven naar een materiële schoolexploitatie die in evenwicht is, is vrijwel niet meer realiseerbaar. Tegenover de lagere inkomsten groepsafhankelijk € 6.561 en leerling afhankelijk € 3.137, kan de school maar voor € 1.176 beïnvloedbare kosten reduceren. De leegstand kost de Stek € 8.522.
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
24 van 25
Bijlage 1 : normatieve vaststelling schoolgrootte basisscholen
Stichting SROL 045-8504700, Ir. W.J.G. Fincken
25 van 25