Beleidsplan onderwijskansen in de gemeente Venray, 2011-2014
gemeente Venray Postbus 500 5800 AM Venray oktober 2011 Louise van Tilburg
1
Inhoudsopgave Inleiding
4
Samenvatting
8
1
2
3
Vve: doel en doelgroep
11
1.1
Doel vve
11
1.2
Definitie ‘doelgroepkind’
11
1.3
Schatting aantal doelgroepkinderen
13
Indicering doelgroepkinderen en toeleiding naar voorschoolse educatie
15
2.1
Rol JGZ
15
2.2
Afspraken
15
2.3
Gegevens ten behoeve van de gemeente Venray
16
Voorschoolse educatie
17
3.1
17
3.2
Criteria Plaatsing
17
3.2.2
Signalering en ondersteuning
18
3.2.3
Programma’s en materialen
18
3.2.4
Ouderbetrokkenheid en ondersteunen van ouders
19
3.2.5
Registratie en warme overdracht
19
Gewenst bereik
20
3.4
Tegemoetkoming ouderbijdrage doelgroepkinderen
21
3.6
Ondersteuning van doelgroepkinderen binnen regulier peuterspeelzaalwerk
21
Gegevens ten behoeve van de gemeente Venray
22
Vroegschoolse educatie
23
4.1
Landelijke afspraken
23
4.2
Afspraken met SPOV
24
4.2.1
Ondersteuning doelgroepkinderen
24
4.2.2
Specifiek aanbod in groep 1 en 2
4.2.3 5
2
17
3.2.1
3.3 3.5
4
Voorschoolse locaties
Resultaatafspraken en verantwoordingsgegevens
25 26
Overlegstructuren
28
5.1
Algemeen
28
5.2
Zorg Advies Team min 9 maanden- 4 jarigen
28
5.3
Zorg Advies Team 4-12 jarigen
28
5.4
Centrum voor Jeugd en Gezin
28
5.5
Programma ‘Samen Starten’
28
6
Toezicht en handhaving
29
6.1
29
6.2
7
GGD Inspectie van het Onderwijs
29
6.2.1
Werkwijze
29
6.2.2
Waarderingskader
30
Besteding beschikbare middelen
31
7.1
Middelen
31
7.2
Besteding
31
Definities Literatuur Bijlage 1
Samenvatting wettelijke opdrachten voor de gemeente Venray
Bijlage 2
Gewichtenkinderen in het basisonderwijs, gemeente Venray
Bijlage 3
JGZ Indicatieformulier doelgroepkinderen
Bijlage 4
Basisscholen naar gewichtenkinderen van 4 en 5 jaar, betrokken peuterspeelzaal/kinderopvangorganisatie en vve-programma’s
Bijlage 5
3
Samenvatting Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie
Inleiding Voor u ligt het Beleidsplan onderwijskansen in de gemeente Venray, 2011-2014’. We presenteren hierin het beleid op voor- en vroegschoolse educatie (vve). Vve is er op gericht de kansen voor doelgroepkinderen te vergroten. Kinderen van 2 tot en met 5 jaar, met een risico op taalachterstanden, krijgen een speciaal programma aangeboden binnen peuterspeelzaalwerk of kinderopvang (voorschoolse educatie). Dat programma wordt vervolgd in de groepen 1 en 2 van de basisschool (vroegschoolse educatie). Doel is dat de kinderen ‘gewoon mee kunnen in groep 3’. In de gemeente Venray volgen jaarlijks circa 90 kinderen een aanbod in de voorschoolse educatie. Het aanbod wordt verzorgd door de Stichting Peuterspeelzaalwerk Venray (SPV) en de Stichting Kinderwereld Venray. De vroegschoolse educatie wordt verzorgd door de Stichting Primair Onderwijs Venray (SPOV)1. De gemeente Venray voert sinds 1998 een gericht beleid om onderwijsachterstanden tegen te gaan. Onderhavig beleidsplan is het vervolg op het notitie ‘Onderwijskansen in de gemeente Venray. Beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenplan 2006-2010 voor 0 tot 6 jarigen 2. Over de voorgaande periodes is de verantwoording naar het Rijk inmiddels afgesloten. Directe aanleiding voor dit beleidsplan is het aanbreken van een nieuwe landelijke beleidsperiode, van 2011 tot en met 2014, gericht op het tegengaan van onderwijsachterstanden. Vve is hier een belangrijk onderdeel van. Een tweede aanleiding vormt de nieuwe wet- en regelgeving die in 2010 in werking is getreden. Het beleid sluit aan op dat van de afgesloten periode, maar kent ook nieuwe elementen. Zo is een heldere definitie van de doelgroep opgenomen, zijn de taken van de betrokken organisaties verbreed, en wordt het aanbod voor doelgroepkinderen in de basisscholen uitgebreid. Het belang van vve wordt in de landelijke regelgeving uitgebreid toegelicht. We citeren3: ‘Uit binnen- en buitenlands onderzoek blijkt onder meer dat een gestructureerd vve-programma voor doelgroepkinderen van 2 tot 6 jaar, dat meerdere dagdelen per week in kleine groepen wordt gegeven, positieve effecten heeft op het voorkómen en verminderen van onderwijsachterstanden van kinderen. Uit onderzoeken blijkt dat vve bij kinderen tot betere sociale vaardigheden leidt en op termijn tot minder schooluitval en betere loopbaanperspectieven. Ook heeft onderzoek aangetoond dat de opbrengsten van vroegtijdig investeren in onderwijsachterstanden, over het algemeen hoger zijn dan die van overheidsinvesteringen gericht op het later wegwerken van achterstanden.’
1
De openbare, katholieke en protestants-christelijke basisscholen zijn gebundeld in de Stichting Primair
Onderwijs Venray. 2
Vastgesteld door het college op 17 april 2007.
3
Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Staatsblad 2010 298, p. 5 en 6. In het Besluit
basisvoorwaarden is een uitgebreide literatuurverwijzing opgenomen.
4
Nieuwe wet- en regelgeving Op 1 augustus 2010 is nieuwe wet- en regelgeving in werking getreden voor het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang en de voorschoolse educatie. Het betreft: •
de wet Oke4,
•
de uitbreiding van de Wet kinderopvang, met het peuterspeelzaalwerk. Daarmee heeft deze wet ook een nieuwe titel gekregen: ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’,
•
Beleidsregels voor de kwaliteit van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk5 waarin de wetgeving op onderwijsachterstanden is uitgewerkt.
•
Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie6.
Met de nieuwe wet- en regelgeving worden de kwaliteitseisen ten aanzien van kinderopvangcentra en peuterspeelzalen grotendeels geharmoniseerd (op één lijn gebracht). Dit vergemakkelijkt de samenwerking en draagt bij aan gelijke kansen voor kinderen. Ook het bieden van een doorgaande leerlijn, van peuterspeelzaal naar basisschool, is een belangrijke doelstelling van de wet Oke. In bijlage 1 is een samenvatting van de wettelijke taken opgenomen. Taken gemeenten Met de nieuwe wetgeving is ook de regierol van gemeenten versterkt. Gemeenten hebben twee taken bij vve. In de eerste plaats dragen ze zorg voor voldoende en kwalitatief goede kindplaatsen in de voorschoolse educatie7. Ten tweede maken zij afspraken met kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, en schoolbesturen over: •
het vaststellen welke kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal in aanmerking komen voor voorschoolse educatie,
•
de wijze waarop die kinderen worden toe geleid naar voorschoolse en vroegschoolse educatie,
•
het voldoende bereiken van doelgroepkinderen,
•
de organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie, en
•
de resultaten van vroegschoolse educatie.
Alle partijen werken mee aan de totstandkoming van de afspraken8. De gemeente Venray geeft de JGZ een sleutelrol bij het vaststellen van risico’s op achterstanden in de Nederlandse taal bij doelgroepkinderen, en hun toeleiding naar voorschoolse educatie. Ten aanzien van de uitvoering van voorschoolse educatie wordt het beleid van de afgelopen jaren in grote lijnen voortgezet, ten aanzien van vroegschoolse educatie wordt het beleid versterkt. Relatie met andere beleidsvelden Waar relevant wordt in dit beleidsplan de relatie met het reguliere peuterspeelzaalwerk gelegd (zie ook ‘Peuterspeelzaalwerk in de gemeente Venray, beleid voor de jaren 2011-2014’, vastgesteld door de raad op 30 augustus 2011).
4
Met de wet Oke wordt de volgende wet bedoeld: Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Wet kinderopvang,
de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid4. Staatsblad 2010 296. 5
Staatscourant 2010 nr. 11241 20 juli 2010.
6
Staatsblad 2010 298.
7
Staatsblad 2010 296, artikel 2.19.
8
Zie onder andere Staatsblad 2010 296, artikel 167.
5
Het beleid op vve raakt ook het terrein van maatschappelijke ondersteuning9. Het gaat dan om het algemeen jeugdbeleid. Doel is dat jongeren zelfredzaam zijn en voor hun eigen welzijn kunnen zorgen. Jongeren hebben recht op een plek in de maatschappij (letterlijk en figuurlijk) om zich te ontwikkelen en te ontplooien tot zelfstandige individuen. Ook prestatieveld 2 is relevant, hierin staat de op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen bij het opgroeien centraal, en de ondersteuning van ouders bij opvoedproblemen. Bij deze jeugdigen is er sprake van een verhoogd risico op ontwikkelingsachterstanden. Doel is te voorkomen dat vragen zorgen worden, en zorgen problemen. Communicatie Het beleidsplan is in goed overleg met de direct betrokken uitvoerende organisaties tot stand gekomen en besproken met de stuurgroep Onderwijskansenplan (OKP). Aan de stuurgroep nemen, naast de beleidsmedewerker vanuit de gemeente Venray, vertegenwoordigers uit de volgende organisaties deel: de Jeugdgezondheidszorg 0-4 jarigen (JGZ), de SPV, SPOV, BCO onderwijsadvies10, en de Openbare Bibliotheek. De organisaties voor kinderopvang zijn geïnformeerd over het voorgenomen beleid, evenals de peuterspeelzaal te Oirlo, de Dynamiek Scholengroep en de Montessorischool Venray. Dit volstond, omdat daar nauwelijks doelgroepkinderen deelnemen. Incidenteel is er ambtelijk overleg gevoerd tussen de gemeenten Venray en Horst aan de Maas. Evaluatie Na afloop van elk schooljaar evalueren de partners in de stuurgroep OKP de opgedane ervaringen, aan de hand van de gegevens die de organisaties jaarlijks aanleveren aan de gemeente, en het waarderingskader van de onderwijsinspectie. Op basis van de bevindingen worden aandachtspunten geformuleerd voor het daarop volgende schooljaar. In de laatste maanden van 2014 wordt een eindevaluatie gehouden. Ook op landelijke niveau vinden dan evaluaties plaats, zowel ten aanzien van het onderwijsachterstandenbeleid als ten aanzien van de wet Oke11. Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt het doel van vve toegelicht, en de definitie van de doelgroep. We geven tevens schattingen over de omvang van de doelgroep. Het consultatiebureau van de JGZ speelt een centrale rol in de indicatiestelling van doelgroepkinderen. Zij leidt doelgroepkinderen toe naar voorschoolse educatie. De JGZ heeft een bijna volledig bereik onder de jonge kinderen (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 en 4 staat het aanbod centraal. In hoofdstuk 3 gaan we in op de voorschoolse educatie. We bespreken de kwaliteitseisen ten aanzien van het aanbod en concretiseren de afspraken. Daarna besteden we aandacht aan de vroegschoolse educatie (hoofdstuk 4). We lichten de afspraken op landelijk niveau en in de gemeente Venray toe.
9
Zie Kadernota Wmo 2011-2014, participatie - collectief - versterken - sport/bewegen. Vastgesteld door de
raad op 21 juni 2011. 10
Begeleidingscentrum voor Onderwijs en Opvoeding, werkzaam in de provincie Limburg.
11
Staatsblad 2010 296, artikel XB Evaluatie. De Minister zendt binnen vier jaar na inwerkingtreding aan de
Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk
6
Verschillende organisaties bieden ouders en kinderen hulp bij vragen rondom opvoeden. Om zoveel mogelijk een antwoord op maat te kunnen bieden, is goed overleg tussen deze organisaties van belang. De ondersteuning van doelgroepkinderen, en hun ouders, kan hier ook besproken worden. We lichten deze overlegvormen in hoofdstuk 5 toe. In hoofdstuk 6 bespreken we de afspraken over toezicht en handhaving. De notitie wordt afgesloten met een overzicht van de financiële middelen en de besteding daarvan (hoofdstuk 7).
7
Samenvatting Aanleiding In deze notitie presenteren we het beleid op vve in de gemeente Venray, voor de jaren 2011 tot en met 2014. Het beleidsplan is tot stand gekomen in goed overleg met de uitvoerende partners. Directe aanleiding voor dit beleidsplan is het aanbreken van een nieuwe landelijke beleidsperiode, van 2011 tot en met 2014, om onderwijsachterstanden tegen te gaan. Vve is hier een belangrijk onderdeel van. Een tweede aanleiding vormt de nieuwe wet- en regelgeving die in 2010 in werking is getreden. Het beleid sluit aan op dat van de afgesloten periode, maar kent ook nieuwe elementen. Zo is een heldere definitie van de doelgroep opgenomen, zijn de taken van de betrokken organisaties verbreed, en wordt het aanbod voor doelgroepkinderen in de basisscholen uitgebreid. Uitgangspunten samengevat Met het vaststellen van het beleidsplan wordt een aantal uitgangspunten formeel vastgelegd: 1. Doelgroepkinderen zijn kinderen van 2 tot en met 5 jaar, met een geïndiceerd risico op – in ieder geval - achterstanden in de Nederlandse taal. Naar verwachting wordt de taalontwikkeling van deze kinderen gestimuleerd door deelname aan voor- en vroegschoolse educatie. 2. De JGZ speelt een sleutelrol in de indicatiestelling en toeleiding van doelgroepkinderen naar voorschoolse voorzieningen. De afspraken met de JGZ zijn op hoofdlijnen in dit beleidsplan opgenomen. 3. De voorschoolse locaties zijn Sam Sam, Hummeltjeshoek, Paddenstoel, Kleurdoos, Blokkendoos, en Mierenhoop (allen onderdeel van de Stichting Peuterspeelzaalwerk Venray), en de locatie Piccolo van de Stichting Kinderwereld. De beslissing of een organisatie haar aanbod onder de noemer van voorschoolse educatie mag aanbieden ligt bij de gemeente. 4. Een 100% bereik van de doelgroep in voorschoolse educatie. De doelgroep voor voorschoolse educatie telt circa 112 kinderen, we bereiken nu circa 83%. We verwachten met de verbeterde indicatiestelling en toeleiding nog in schooljaar 2011-2012 het 100% bereik te realiseren. 5. De kwaliteit van voorschoolse educatie dient te voldoen aan door het Rijk bepaalde basisvoorwaarden. Aanvullend hierop heeft de gemeente Venray criteria opgesteld aanzien van plaatsing, signalering en ondersteuning, materialen, de ondersteuning van ouders, en registratie en overdracht. 6. Ook in de vroegschoolse educatie is een 100% bereik verplicht. Met de uitbreiding van het aantal basisscholen dat specifieke aandacht geeft aan doelgroepkinderen en daarvoor samenwerkt met het voorschoolse aanbod, verwachten we ook in het basisonderwijs deze kinderen voldoende te bieden. Doel en doelgroep Vve is er op gericht de kansen voor doelgroepkinderen te vergroten. Doelgroepkinderen zijn kinderen van 2 tot en met 5 jaar, met een geïndiceerd risico op – in ieder geval - achterstanden in de Nederlandse taal. Naar verwachting wordt de taalontwikkeling van deze kinderen gestimuleerd door deelname aan voor- en vroegschoolse educatie. Vaak is er naast taalachterstanden, ook sprake van achterstanden in bijvoorbeeld sociaal-emotionele ontwikkeling.
8
Doelgroepkinderen krijgen een speciaal programma aangeboden binnen peuterspeelzaalwerk of kinderopvang (voorschoolse educatie). Dat programma wordt vervolgd in de groepen 1 en 2 van de basisschool (vroegschoolse educatie). Doel is dat kinderen ‘gewoon mee kunnen in groep 3’. ‘Gewoon mee kunnen’ in groep drie betekent in de praktijk in elk geval: ‘mee kunnen’ met het leren lezen. De beheersing van de Nederlandse taal is een cruciale voorwaarde om andere zaken te leren. Zonder de beheersing van de Nederlandse taal wordt het bijvoorbeeld moeilijk de instructies bij rekenoefeningen te begrijpen, of te communiceren over je meningen en gevoelens. JGZ De JGZ speelt een sleutelrol in de indicatiestelling en toeleiding van doelgroepkinderen, naar voorschoolse voorzieningen. Zij heeft de wettelijke taak om ontwikkelingsachterstanden bij kinderen te signaleren, en heeft daarvoor de expertise in huis. De JGZ begeleidt bijna alle kinderen in hun eerste ontwikkelingsjaren, via het consultatiebureau. De JGZ heeft vanuit haar centrale rol zicht op de brede opvoedingscontext, de aandachtspunten in de gezinnen en de risico’s op een achterstand in de Nederlandse taal. De JGZ is geen direct belanghebbende bij voorschoolse educatie, dat bevordert een objectieve toeleiding. De afspraken met de JGZ zijn op hoofdlijnen in dit beleidsplan opgenomen. Voorschools aanbod Doelgroepkinderen tussen de 2 en 4 jaar kunnen voor een gericht aanbod terecht bij voorschoolse educatie. De gemeente Venray stelt middels dit beleidsplan de locaties vast. Het aanbod wordt verzorgd door de SPV en de Stg. Kinderwereld Venray. De doelgroep voor voorschoolse educatie telt circa 112 kinderen. We bereiken nu circa 83%. Een 100% doelgroep bereik in 2011 is wettelijk uitgangspunt. We verwachten, door de verbeterde indicatiestelling en toeleiding, dat dit aantal nog in schooljaar 2011-2012 gerealiseerd wordt. De kwaliteit van voorschoolse educatie dient te voldoen aan door het Rijk bepaalde basisvoorwaarden. Aanvullend hierop heeft de gemeente Venray criteria opgesteld ten aanzien plaatsing, signalering en ondersteuning, materialen, de ondersteuning van ouders, en registratie en overdracht. Indien ook andere organisaties voor peuterspeelzaalwerk of kinderopvang voldoen aan de basisvoorwaarden ten aanzien van voorschoolse educatie, doelgroepkinderen ‘in huis hebben’ en zich verplichten aan de in dit beleidsplan opgenomen afspraken, kan de gemeente Venray besluiten deze locaties eveneens als voorschoolse locaties aan te wijzen. Niet alle doelgroepkinderen nemen deel aan voorschoolse educatie, een beperkt aantal neemt deel aan peuterspeelzaalwerk op ambitieniveau 1. Bij dit ambitieniveau staat er op elke peutergroep één betaalde leidster en een vrijwilligster. Er wordt voor deze kinderen additionele formatie beschikbaar gesteld, ter ondersteuning. De hoogte van de ouderbijdrage kan voor ouders van doelgroepkinderen een barrière tot deelname vormen. Om deze te slechten geeft de gemeente een financiële tegemoetkoming. Vroegschoolse educatie Ook in de vroegschoolse educatie is een 100% doelgroepbereik verplicht. Met de uitbreiding van het aantal basisscholen dat specifieke aandacht geeft aan doelgroepkinderen en daarvoor
9
samenwerkt met het voorschoolse aanbod, verwachten we ook in het basisonderwijs deze kinderen voldoende te bieden. De scholen met doelgroepkinderen vormen met ingang van schooljaar 2011-2012, ten behoeve van een warme overdracht en een doorgaande leerlijn, samenwerkingsclusters met de voorschoolse locaties. Er komt ruime aandacht voor een gericht vroegschools aanbod. Doelgroepkinderen ontvangen in het basisonderwijs, naast de algemene zorg in de klas, ook extra zorg. De leerkracht maakt daarvoor dan een individueel handelingsplan. Vanaf schooljaar 2011-2012 functioneert er een Werkgroep ‘VVE/samenwerkingsclusters’ . Deze werkgroep heeft als opdracht de continuïteit op ‘de werkvloer’ te borgen. Het gaat dan om de overdracht van doelgroepkinderen van voorschoolse educatie naar de basisschool en de programmatische samenwerking zodat een doorgaande leerlijn tot stand komt. Verantwoording naar de gemeente Venray Zowel van de JGZ, de voorschoolse voorzieningen, als de vroegschoolse educatie verwacht de gemeente Venray een rapportage van de resultaten, ten behoeve van de verantwoording. Overlegstructuren, ketensamenwerking Verschillende organisaties bieden ouders en kinderen hulp bij opvoeden en opgroeien. Om zoveel mogelijk een antwoord op maat te kunnen bieden, is overleg tussen deze organisaties van belang (ketensamenwerking). De overlegstructuren zijn: het Zorg Advies Team min 9 maanden- 4 jarigen, het Zorg Advies Team 4-12 jarigen, het Centrum voor Jeugd en Gezin, en het Programma ‘Samen Starten’. Toezicht en handhaving Het toezicht op vve wordt uitgeoefend door de GGD en de Inspectie van het Onderwijs. Indien de kwaliteit van voorschoolse educatie niet voldoet aan de basisvoorwaarden, hebben burgemeester en wethouders een handhavende rol. Budget De gemeente Venray ontvangt van het Rijk een specifieke uitkering om onderwijsachterstanden tegen te gaan. De specifieke uitkering wordt jaarlijks toegekend gedurende de periode 2011-2014, het betreft het zogenoemde gemeentelijk onderwijsachterstandenbudget (GOA). Voor kalenderjaar 2011 bedraagt het GOA-budget € 550.444,00. Daarnaast besteedt de gemeente uit eigen middelen ook een bedrag aan vve (€ 25.000,00). Daarmee komt het totaal beschikbare bedrag vanuit de gemeente op € 575.444,00. Ook basisscholen met gewichtenkinderen ontvangen, ten behoeve van vroegschoolse educatie, geld van het Rijk in hun lumpsum. SPOV besteedt, in schooljaar 2011-2012, € 46.000,00 aan vroegschoolse educatie.
10
1
Vve: doel en doelgroep
In dit hoofdstuk beschrijven we het doel van vve en geven we een definitie van het begrip ‘doelgroepkind’ voor vve (par. 1.1 en 1.2). We sluiten af met een schatting van het aantal doelgroepkinderen (par. 1.3). 1.1
Doel vve
In de gemeente Venray is het doel van vve dat doelgroepkinderen zoveel mee krijgen dat ze ‘gewoon mee kunnen’ als ze in de basisschool naar groep 3 gaan. ‘Gewoon mee kunnen’ betekent in elk geval: ‘mee kunnen’ met het leren lezen. De Inspectie van het Onderwijs geeft aan dat dit de voornaamste activiteit is in groep drie12. De beheersing van de Nederlandse taal is een cruciale voorwaarde om andere zaken te leren. Zonder de beheersing van de Nederlandse taal wordt het bijvoorbeeld moeilijk de instructies bij oefeningen te begrijpen, of te communiceren over je meningen en gevoelens. Daarnaast zijn rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling belangrijk. In de gemeente Venray werkt men in de voorschoolse educatie met vve-programma’s die aan de bovengenoemde ontwikkelingsgebieden aandacht besteden. Het betreft programma’s die door het Nederlands Jeugdinstituut als ‘effectief’ zijn beoordeeld. Ook in het basisonderwijs worden vveprogramma’s de komende jaren breder toegepast. De doelstelling van vve past in die van het jeugdbeleid, De gemeente Venray wil ervoor zorgen dat kinderen opgroeien tot evenwichtige, sociaal voelende en volwaardig aan de samenleving deelnemende volwassenen. De landelijke doelstelling is dat in 2011 alle kinderen met een taalachterstand bereikt worden met voor- en vroegschoolse educatie13. 1.2
Definitie ‘doelgroepkind’
Burgemeester en wethouders bepalen, in samenspraak met de bevoegde gezagsorganen van scholen en de houders van kindercentra of peuterspeelzalen, welke kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal in aanmerking komen voor voorschoolse educatie14. Gemeenten hebben dus beleidsvrijheid om de doelgroep te definiëren. In de wetgeving voor het onderwijsachterstandenbeleid is opgenomen dat het lokale beleid gericht dient te zijn op kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal: ‘Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat er in een gemeente voldoende voorzieningen in aantal en spreiding zijn waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal, deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie.’15
12
Resultaatbepaling van vve door scholen: een verkenning. Inspectie van het Onderwijs, 2010
13
Bestuurlijke afspraken Voor- en Vroegschoolse Educatie. Ministerie OCW, VNG. 3 april 2008.
14
Staatsblad 2010 296, art. 167.
15
Staatsblad 2010 296, artikel 166, lid 1.
11
In het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie is de omschrijving ruimer genomen: ‘Het is van groot belang dat vroegtijdig wordt gesignaleerd dat jonge kinderen een risico op een (taal)achterstand hebben.’16 Definitie doelgroepkind in de gemeente Venray Bij het definiëren van het begrip ‘doelgroepkind’ legt de gemeente Venray, in navolging van het rijksbeleid op onderwijsachterstanden, de nadruk op een achterstand in de Nederlandse taal17. Vaak is er ook sprake van andere achterstanden, bijvoorbeeld in sociaal-emotionele ontwikkeling. De definitie van ‘doelgroepkind’ is als volgt: Doelgroepkinderen zijn kinderen met een geïndiceerd risico op – in ieder geval achterstanden in de Nederlandse taal. Naar verwachting wordt de taalontwikkeling van deze kinderen gestimuleerd door deelname aan voor- en vroegschoolse educatie. De taalachterstand betreft een zogenoemde ‘blootstellingsachterstand’. Een blootstellingsachterstand betekent dat het kind onvoldoende taalaanbod krijgt, in de Nederlandse taal. Dit komt voor als kinderen worden opgevoed in een andere taal, maar kan ook aan de orde zijn bij kinderen met Nederlands als eerste taal, met wie weinig of slecht Nederlands wordt gesproken. Deze kinderen kunnen baat hebben bij een vve- programma (Lanting e.a. 2007). Bij voorschoolse educatie verzorgt de JGZ de indicatiestelling. In bijlage 3 is een lijst opgenomen met de criteria waarmee bepaald wordt of er sprake is van een doelgroepkind. Als de kinderen leerplichtig worden, zal de basisschool onderzoeken welke kinderen mogelijk óók doelgroepkinderen zijn. De bevindingen van de GGD worden in deze afweging meegenomen. De GGD checkt alle kinderen op 5 – of 6 –jarige leeftijd, om eventuele achterstanden in lichamelijke en psychosociale ontwikkeling te signaleren. Hierbij wordt gelet op afwijkingen in de spraaktaalontwikkeling. Ook controleert de schoollogopedist van de GGD de kinderen op taalachterstanden. De resultaten van het onderzoek op de basisschool, worden teruggekoppeld aan de leerkracht. Deze neemt contact op met de ouders, om verdere acties te bepalen. Momenteel onderzoeken JGZ en GGD de mogelijkheden om doelgroepkinderen op 3- jarige leeftijd én bij de aanvang van de basisschool door een logopediste te screenen. Leeftijd Een doelgroepkind is minimaal 2 jaar oud en maximaal 5 jaar oud. Dit heeft de volgende achtergronden: •
de meeste vve-programma’s zijn gericht op kinderen in de leeftijd van 2 tot en met 5 jaar,
•
vroegschoolse educatie, het vervolg van voorschoolse educatie, is bedoeld voor 4- en 5-jarigen in de basisschool18.
16
Staatsblad 2010 298. Nota van toelichting.
17
Staatsblad 2010 296, artikel 166 lid 1.
18
Staatsblad 296 2010. Artikel III A.
12
Formeel gezien is voorschoolse educatie bedoeld voor kinderen vanaf de leeftijd van 2,5 jaar. We leggen de lat een half jaar vroeger. Als een kind op wat jongere leeftijd al baat heeft bij vve is het dat immers mooi meegenomen. Risico’s op taalachterstanden ‘beginnen’ niet op 2-jarige leeftijd. De JGZ is hier al op attent als kinderen 18 maanden zijn, tijdens het consultatiebureau bezoek. Kinderen met ernstige ontwikkelingsproblemen horen niet in voorschoolse educatie Kinderen met ernstige taalontwikkelingsstoornissen of ernstige opvoedingsproblemen behoren niet tot de doelgroep van vve. Deze kinderen worden door de JGZ verwezen naar bijvoorbeeld medisch kinderdagverblijven. Daar kunnen zij een beter passend aanbod krijgen. Overigens worden deze kinderen soms, in goed overleg tussen JGZ en SPV, toch geplaatst in het peuterspeelzaalwerk. Het betreft dan bijvoorbeeld een tijdelijke plaatsing, in verband met wachtlijsten voor behandeling. Voor alle duidelijkheid, deze kinderen worden niet geplaatst als doelgroepkinderen. Ontwikkeling van kinderen monitoren Jonge kinderen ontwikkelen zich sterk, en in wisselend tempo. Achterstanden in onder andere taal kunnen verdwijnen, maar kinderen die niet geïndiceerd werden als ’doelgroepkind’ kunnen ook achterstanden ontwikkelen. Om hierop in te spelen zijn er meerdere momenten waarop wordt gekeken of een kind (nog) extra ondersteuning nodig heeft. Peuterspeelzaalwerk en kinderopvang observeren álle kinderen op in ieder geval 3 momenten: •
na de gewenningsperiode vanaf de deelnamestart,
•
kort voor de derde verjaardag, en
•
kort voor de vierde verjaardag.
Naar aanleiding van deze observaties wordt, in overleg met de JGZ, de begeleiding aangepast. Zo kan, bij een positieve ontwikkeling, de ondersteuning bij doelgroepkinderen thuis worden afgebouwd. Een vermindering van 4 dagdelen deelname ligt niet voor de hand, het doelgroepkind gedijt hier immers bij. 1.3
Schatting aantal doelgroepkinderen
Hoeveel doelgroepkinderen telt de gemeente Venray? We geven in deze paragraaf een schatting aan de hand van de zogenoemde gewichtenregeling. Bij de gewichtenregeling is de gedachtegang – in het kort – dat een laag opleidingsniveau van de ouders betekent dat het kind doorgaans opgroeit in een omgeving met een beperkt taalaanbod. Voor alle volledigheid: een laag opleidingsniveau van ouders betekent natuurlijk niet dat hun kinderen per definitie een onderwijsachterstand ontwikkelen. Het ministerie van OCW gebruikt de gewichtenregeling onder andere om de hoogte van de specifieke uitkering aan gemeenten vast te stellen, en de lumpsum aan het basisonderwijs.
13
De gewichtenregeling kent drie gewichten: 0, 0,3 en 1,2. •
Het gewicht 0 wordt toegekend aan kinderen van wie één van de ouders overig voortgezet onderwijs of hoger heeft (mavo, vmbo gemengde of theoretische leerweg, havo, vwo of een mbo-, hbo-, wo-opleiding).
•
Het gewicht 0,3 wordt toegekend aan leerlingen van wie de ouders maximaal een lbo/vboopleiding hebben, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg hebben afgesloten.
•
Het gewicht 1,2 wordt toegekend aan leerlingen van wie één van de ouders maximaal basisonderwijs heeft en de ander basisonderwijs óf maximaal een lbo/vbo-opleiding, of praktijkonderwijs of een vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg heeft afgesloten.
Kinderen met het gewicht 1,2 lopen het grootste risico op onderwijsachterstanden. De basisscholen in de gemeente Venray tellen 112 kinderen in de groepen 1 en 2 met een gewicht van 0,3 of 1,2 (teldatum 1 oktober 2009). De kinderen in groep 1 en 2 zijn doorgaans 4 of 5 jaar. De doelgroep voor vroegschoolse educatie in de gemeente Venray telt dus ook circa 112 kinderen (zie bijlage 2). De meeste van hen volgen onderwijs op basisschool De Estafette (40 kinderen), daarna volgen basisschool De Bongerd (18 kinderen), en basisscholen De Toverbal en De Hommel (beide 9 kinderen). Omdat het bij voorschoolse educatie in Venray gaat om kinderen tussen de 2 en 4 jaar, is het aantal doelgroepkinderen identiek aan het aantal gewichtenkinderen in de vroegschoolse periode (het gaat immers eveneens om twee levensjaren). Dat betekent dat de gemeente Venray ook ongeveer 112 kinderen telt die baat kunnen hebben bij voorschoolse educatie. Volgens de landelijke regelgeving is voorschoolse educatie in ieder geval bestemd voor doelgroepkinderen tussen tweeënhalf en vier jaar oud. De gemeente Venray wil, door de lagere leeftijdsgrens, dus méér kinderen bereiken dan wettelijk verplicht is. In paragraaf 3.3 gaan we daar verder op in. Ten behoeve van een overzichtelijke indicatiestelling heeft de JGZ in de regio Noord-Limburg, in samenwerking met BCO onderwijsadvies, inmiddels een indicatielijst met criteria ontwikkeld. Aan de hand van deze lijst kunnen kinderen worden geïndiceerd als ‘doelgroepkind’ (zie bijlage 3). De JGZ–medewerkers gebruiken ook landelijke richtlijnen voor het bepalen van het risico op een taalachterstand in de Nederlandse taal. Het betreft de Omgevingsanalyse ter beoordeling van het taalaanbod in het Nederlands, en het Standpunt Signaleren van taalachterstanden door de jeugdgezondheidszorg (S. Postma, 2009). In 2009 en 2010 namen aan de voorschoolse locaties gemiddeld 90 doelgroepkinderen deel. Deze zijn allen als zodanig geïndiceerd door de JGZ. Ook bij de zelfstandige peuterspeelzaal te Oirlo en de kinderopvang19 kan het voorkomen dat doelgroepkinderen deelnemen. Ouders zijn immers niet verplicht om hun kind aan het voorschoolse aanbod te laten deelnemen. Dit komt sporadisch voor.
19
In de gemeente Venray wordt de kinderopvang verzorgd door Dynamiek Samenspel, Poeh-Beer, De
Speelhoeve, De Nissehof, Ollie & Co, Korein Kinderplein, De Kindersofa en Spring.
14
2 Indicering doelgroepkinderen en toeleiding naar voorschoolse educatie De JGZ begeleidt bijna alle jonge kinderen via het consultatiebureau. Ze heeft, door haar hoge bereik en expertise, een belangrijke rol in het indiceren van doelgroepkinderen en hun toeleiding naar voorschoolse educatie. We lichten dit in paragraaf 2.1 toe. Daarna concretiseren we hun rol in een aantal afspraken (par. 2.2). We sluiten het hoofdstuk af met een opsomming van (een beperkt aantal) gegevens die de gemeente Venray wil ontvangen van de JGZ, na afsluiting van elk kalenderjaar (par. 2.3). 2.1
Rol JGZ
Zowel de gemeente Venray als de samenwerkende organisaties onderstrepen het belang van een objectieve wijze van indicatiestelling en toeleiding van doelgroepkinderen, naar voorschoolse voorzieningen. De JGZ speelt ook een rol in de follow up naar de Jeugdgezondheidszorg 4-12 jarigen (verder: GGD). De JGZ heeft de wettelijke taak om ontwikkelingsachterstanden bij kinderen te signaleren. Dit is onderdeel van haar basistakenpakket20. De JGZ beschikt over veel informatie van het merendeel van de kinderen tussen de 0 en 4 jaar. Haar bereik is bijzonder hoog. Landelijk bezoekt 98% van alle kinderen en hun ouders de jeugdgezondheidszorg (Lanting e.a. 2007). In de gemeente Venray werden in 2010 circa 490 kinderen geboren, die op een uitzondering na, allen worden ‘gezien’ door de JGZ. De JGZ heeft vanuit haar centrale rol zicht op de brede opvoedingscontext, de aandachtspunten in de gezinnen en de risico’s op een achterstand in de Nederlandse taal. De JGZ is geen direct belanghebbende bij voorschoolse educatie, dat bevordert een objectieve toeleiding. Overigens voert de JGZ in de gemeente Venray ook het programma Samen Starten uit, om ‘zorgwekkende opvoedingssituaties’ vroegtijdig te signaleren. In dit programma werken verschillende organisaties samen (zie paragraaf 5.5). 2.2
Afspraken
We beschrijven in deze paragraaf, in vogelvlucht, de afspraken met de JGZ ten aanzien van doelgroepkinderen. Inmiddels zijn deze afspraken uitgewerkt in een procedure. De afspraken zijn in het kort als volgt. Ten aanzien van indicatiestelling: •
Op de leeftijd van 14 maanden start het signaleren van risico’s op achterstanden. Bij 18 maanden vindt formele indicatiestelling plaats.
•
kinderen die zonder indicatie op de peuterspeelzaal geplaatst zijn of een kinderdagverblijf bezoeken, kunnen door de JGZ alsnog geïndiceerd worden op grond van signalen vanuit deze organisaties.
•
kinderen die niet eerder in beeld waren of waarbij ouders niet gemotiveerd waren kunnen ook nog met 36 maanden en 45 maanden (reguliere contactmomenten verpleegkundige of arts) of tijdens een indicatieconsult geïndiceerd worden.
20
In het Basistakenpakket 0-19 jaar worden de taken beschreven die de JGZ moet uitvoeren onder regie van
gemeenten. Het basistakenpakket is onderverdeeld in een uniform deel en een maatwerkdeel. Het uniforme deel wordt standaard aan alle kinderen aangeboden. Het maatwerkdeel kan door elke gemeente aangepast worden aan de lokale zorgbehoeften en prioriteiten. Het onderkennen van spraaktaalstoornissen valt onder de productgroep ‘monitoring en signalering’ in het uniforme deel.
15
Ten aanzien van plaatsing: •
de JGZ meldt de voorschoolse voorzieningen welke doelgroepkinderen zij geïndiceerd heeft.
•
als de doelgroepkinderen zijn geïndiceerd, spant de JGZ zich in om sluitende afspraken te maken met ouders en voorschoolse educatie om deze kinderen ook tijdig geplaatst te krijgen.
Ten aanzien van overdracht: •
geen indicering zonder goede follow-up! Er vindt periodiek overleg plaats tussen de ouders, de voorschoolse voorzieningen en de JGZ, of het beoogde doel ook bereikt wordt. JGZ bewaakt dat kinderen die verdere diagnostiek of behandeling nodig hebben, ook tijdig worden verwezen. Bij overgang van JGZ naar GGD worden de doelgroepkinderen ‘warm’ overgedragen.
De JGZ verzorgt een inloopspreekuur op diverse peuterspeelzalen. Dit laagdrempelige spreekuur vergemakkelijkt voor ouders de stap om hulp te vragen. De JGZ bewaakt met de SPV, in het Zorg Advies Team min 9 maanden- 4 jarigen, de voortgang en ondersteuning van ouders en doelgroepkinderen (zie par. 5.2). De organisaties voor kinderopvang en de peuterspeelzaal te Oirlo zijn hier niet bij betrokken. Zij bereiken slechts incidenteel doelgroepkinderen. Ten behoeve van deze kinderen plegen de betreffende organisaties op casusniveau overleg. De betrokken organisaties hebben hiervoor contactpersonen benoemd. De JGZ registreert de kindgegevens in digitale dossiers. 2.3
Gegevens ten behoeve van de gemeente Venray
De gemeente Venray ontvangt na afloop van elk kalenderjaar in de eerste week van februari een overzicht van het aantal doelgroepkinderen dat de JGZ in het voorafgaande schooljaar heeft geïndiceerd, en hun plaatsing in: •
voorschoolse voorzieningen van SPV,
•
regulier peuterspeelzaalwerk van SPV of de peuterspeelzaal Oirlo,
•
kinderopvangorganisaties.
16
3
Voorschoolse educatie
Doelgroepkinderen tussen de 2 en 4 jaar kunnen voor een gericht aanbod terecht bij de voorschoolse educatie van de SPV en de Stg. Kinderwereld Venray. In dit hoofdstuk benoemen we de locaties (paragraaf 3.1). Organisaties die voorschoolse educatie verzorgen, dienen te voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. (zie bijlage 5), de gemeente Venray heeft een aantal aanvullende criteria benoemd. Het betreft criteria ten aanzien van plaatsing, signalering en ondersteuning, programma’s en materialen, ouderbetrokkenheid en ondersteuning ouders, en registratie en warme overdracht. We bespreken deze criteria in paragraaf 3.2. In paragraaf 3.3 gaan we in op het aantal kinderen dat we willen bereiken met voorschoolse educatie. De hoogte van de ouderbijdrage kan voor ouders van doelgroepkinderen een barrière tot deelname vormen. Om deze te slechten geeft de gemeente een financiële tegemoetkoming (paragraaf 3.4). Niet alle doelgroepkinderen nemen deel aan voorschoolse educatie, een beperkt aantal neemt deel aan peuterspeelzaalwerk op ambitieniveau 1. Ter ondersteuning van dit werk wordt, op incidentele basis, een leidster extra ingezet (paragraaf 3.5). We sluiten het hoofdstuk af met een korte paragraaf waarin we benoemen welke verantwoordingsgegevens de gemeente Venray nodig heeft (par. 3.6). 3.1
Voorschoolse locaties
Volgens de wet Oke dienen burgemeester en wethouders er zorg voor te dragen dat er in een gemeente voldoende voorzieningen in aantal en spreiding zijn waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie21. De beslissing of een organisatie haar aanbod onder de noemer van voorschoolse educatie mag aanbieden ligt dan ook bij de gemeente. Zoals al eerder is gesteld, wonen veruit de meeste doelgroepkinderen in de kern Venray. Om te zorgen voor een goede spreiding over de diverse wijken, en ten behoeve van de samenwerking met de vroegschoolse educatie in de basisscholen, wordt in de volgende locaties voorschoolse educatie aangeboden: Sam Sam, Hummeltjeshoek, Paddenstoel, Kleurdoos, Blokkendoos, en Mierenhoop (allen onderdeel van de SPV), en Piccolo (Stg. Kinderwereld Venray). 3.2
Criteria
3.2.1
Plaatsing
Organisaties die voorschoolse educatie verzorgen: •
melden terug aan de JGZ of ouders hun kind (doelgroepkind) inmiddels hebben aangemeld met de retourstrook van de verwijzingsbrief.
•
benaderen ouders die door de JGZ naar haar zijn verwezen, maar zich nog niet hebben gemeld, binnen 1 maand na ontvangst van de melding vanuit de JGZ.
•
krijgen de inspanningsplicht om voorlichting aan de ouders te geven over het belang voor hun kind om gedurende vier dagdelen of ten minste 10 uur per week aan voorschoolse educatie deel te nemen.
21
Staatsblad 2010 296, artikel 166, lid 1.
17
•
plaatsen doelgroepkinderen in de kinderopvang in een zogenoemde ‘verticale’ groep. Het vveprogramma wordt verzorgd in een groep voor kinderen van 2 en 3 jaar, apart van de opvang van baby’s en jongere peuters. Deze voorwaarde is niet van toepassing op het peuterspeelzaalwerk, omdat daar geen kinderen onder de twee jaar worden opgevangen.
Aan de voorschoolse locaties Paddenstoel, Blokkendoos, Hummeltjeshoek en Mierenhoop nemen in beperkte mate ook niet-doelgroepkinderen deel. Het betreft kinderen die in dezelfde wijk wonen. Door de gemengde groepen hopen we segregatie tussen doelgroepkinderen en nietdoelgroepkinderen te verminderen. Een doelgroepkind wordt altijd met voorrang geplaatst, bij voorkeur in het samenwerkingscluster waar het kind later naar de basisschool zal gaan. Als de voorkeursgroep vol is geldt een maximale wachttijd van twee maanden, daarna volgt plaatsing in een andere voorschoolse locatie. 3.2.2
Signalering en ondersteuning
Organisaties die voorschoolse educatie verzorgen: •
observeren22 alle kinderen op tenminste 3 momenten (na de gewenningsperiode vanaf de deelnamestart, kort voor de derde verjaardag en kort voor de vierde verjaardag).
•
attenderen de ouders, indien het kind een mindere ontwikkeling laat zien dan mogelijk wordt geacht, op de mogelijkheden van JGZ.
•
stellen een handelingsplan op voor de begeleiding van het betreffende doelgroepkind. Organisaties zijn vrij in hun keuze voor een methode23.
•
voeren overleg met de JGZ ten behoeve van een adequate ondersteuning van ouders en doelgroepkinderen. Indien nodig volgt bespreking in het Zorg Advies Team min 9 maanden- 4 jarigen (zie par. 5.2).
Volledigheidshalve wijzen we erop dat organisaties voor peuterspeelzaalwerk een signalerende taak hebben, óók als zij geen voorschoolse educatie uitvoeren. Ouders zijn vrij in hun keuze voor een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf, doelgroepkinderen gaan dus niet altijd naar een voorschoolse locatie. Indien leidsters een taalachterstand bij een kind vermoeden, adviseren zij de ouders om contact op te nemen met de JGZ, voor beoordeling van de spraaktaalontwikkeling, en verder advies. De signalerende taak is ook opgenomen in de notitie ‘Peuterspeelzaalwerk in Venray: beleid voor de jaren 2011-2014’ (vastgesteld door de raad op 30 augustus 2011). 3.2.3
Programma’s en materialen
Eén van de voorwaarden ten aanzien van voorschoolse educatie is het werken met vveprogramma’s. In de gemeente Venray hebben peuterspeelzaalwerk en kinderopvang gekozen voor de vve-programma’s Piramide, Puk & Ko, en Startblokken (voor alle duidelijkheid, elke organisatie heeft één programma gekozen). Deze programma’s worden overigens niet alleen gebruikt in
22
Organisaties zijn vrij in hun keuze voor observatie-instrumenten. Zo hanteert de SPV de methode ‘Kijk!
Peuters’; De Kindersofa hanteert de observatiemethode uit het vve-programma Ko/taal; Dynamiek Samenspel hanteert ‘Peuter-estafette’. 23
Bijvoorbeeld bij de SPV wordt de zogenoemde ‘handelingsgerichte proces diagnostiek’ gehanteerd. Hierbij
wordt de voortgang van het kind meermaals gediagnosticeerd, samen met betrokken professioneel medewerkers, ouders en het kind.
18
voorschoolse voorzieningen, maar ook in het reguliere peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang. De programma’s komen dus ten goede aan doelgroepkinderen én niet-doelgroepkinderen. Hiermee voert de gemeente Venray een beleid dat verder gaat dan de landelijke wet- en regelgeving. Dit beleid ligt voor de hand. Doelgroepkinderen nemen immers ook aan niet-voorschools aanbod deel, en aan het voorschoolse aanbod nemen ook niet-doelgroepkinderen deel. Het is erg kunstmatig om de kinderen te scheiden, en vervolgens alleen de doelgroepkinderen te laten profiteren van de programma’s. Nog enkele leidsters binnen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang volgen scholing om te kunnen werken met de vve-programma’s. De scholing, verzorgd door BCO onderwijsadvies, wordt in 2012 afgerond. In de bijlagen is een overzicht opgenomen van de programma’s die de respectievelijke organisaties gebruiken. In de voorschoolse educatie hanteert men ook het ‘Boekenpret’ materiaal. Boekenpret betreft een aantal boeken en verwerkingsmateriaal, dat door de bibliotheek wordt samengesteld. 3.2.4
Vergroten ouderbetrokkenheid en ondersteunen van ouders
Een belangrijke succesfactor van voorschoolse educatie is de betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling van hun kind. Het vergroten van ouderbetrokkenheid is onderdeel van de erkende programma’s voor voorschoolse educatie. Voorschoolse educatie biedt ouders (verzorgers) extra begeleiding, door zo vaak als dat nodig is voortgangsgesprekken met hen te voeren. Ze biedt ondersteuning in de thuissituatie van doelgroepkinderen volgens een landelijk erkende methode24. Van ouders wordt verwacht dat zij deelnemen aan de ouderactiviteiten die de voorschoolse educatie organiseert. 3.2.5
Registratie en warme overdracht
Registratie voortgang kinderen in álle peuterspeelzalen Alle peuterspeelzalen hebben de taak ieder kind op een systematische, methodische wijze te volgen in de ontwikkeling en mogelijke achterstanden te signaleren, dus ook kinderen die (nog) niet geïndiceerd zijn als doelgroepkind25. Kinderen komen immers niet altijd binnen als ‘doelgroepkind’, maar kunnen zich wel vertraagd ontwikkelen. In de landelijke regelgeving wordt gesteld dat de registratie van doelgroepkinderen in ieder geval informatie betreft die relevant is voor een goede doorstroom naar het basisonderwijs26, met name het programma van voorschoolse educatie dat een doelgroepkind heeft gevolgd en de duur van het programma dat is gevolgd. Organisaties kiezen zelf welk registratiesysteem zij passend vinden. Momenteel registreren het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang niet digitaal. Een digitaal systeem is niet verplicht, maar wel aan te raden in verband met systematische registratie en overdracht. De SPV bekijkt momenteel op welke wijze deze digitalisering aangepakt kan worden.
24
Mits landelijk erkend door Nji, eveneens door organisaties zelf te kiezen.
25
Opgenomen in het beleidsplan Peuterspeelzaalwerk in Venray: beleid voor de jaren 211-2014.
26
Staatsblad 2010 296, Artikel 167. Afspraken voor- en vroegschoolse educatie, lid 3.
19
Warme overdracht Kinderopvang en peuterspeelzalen zijn wettelijk verplicht om afspraken met de basisscholen te maken over de wijze van gegevenslevering over doelgroepkinderen. In de gemeente Venray gebruiken organisaties voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang met ingang van schooljaar 2012-2013 eenzelfde overdrachtsformulier. In schooljaar 2011-2012 wordt dit door de partners ontwikkeld en afgestemd met het basisonderwijs. Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk dragen doelgroepkinderen ‘warm’ over aan het basisonderwijs. Een warme overdracht is een belangrijke voorwaarde voor een doorlopende leerlijn, zodat het basisonderwijs goed kan aansluiten bij de individuele ontwikkeling van het kind27. Dat houdt in dat er sprake is van een mondelinge toelichting van de schriftelijke gegevens. Met nadruk stellen we dat peuterspeelzaalwerk en kinderopvang verantwoordelijk zijn voor de warme overdracht, en niet de ouders. In de praktijk kunnen ouders dat immers vergeten, het toch bij nader inzien niet zinvol vinden, het te belastend vinden, geen tijd daarvoor hebben, enzovoorts. Het zal duidelijk zijn dat dat niet in het belang van het doelgroepkind is. Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk dienen de overgedragen gegevens nog twee jaar te bewaren (wettelijke norm). De ouders wordt om hun toestemming gevraagd op het overdragen van gegevens. Weigeren zij dan vindt geen overdracht van gegevens plaats; dit wordt dan gemeld bij de basisschool. 3.3
Gewenst bereik
Zoals al in paragraaf 1.3 is beschreven, wil de gemeente Venray méér doelgroepkinderen met voorschoolse educatie bereiken dan wettelijk verplicht is, we hebben de leeftijdsgrens met een half jaar verlaagd. Peuters kunnen al vanaf 2 jaar deelnemen. Daardoor telt de gemeente Venray ongeveer 112 doelgroepkinderen voor voorschoolse educatie. Het Rijk hanteert de vuistregel dat 75% van het aantal gewichtenkinderen in groep 1 en 2 van de basisscholen, de doelgroep vormt voor voorschoolse educatie. Het Rijk neemt 75% als uitgangspunt omdat de landelijke norm is dat kinderen vanaf 2,5 jaar deelnemen, in plaats van 2jarige leeftijd. Volgens het Rijk telt de gemeente Venray dan (75% * 112 gewichtenkinderen van 4 en 5 jaar=) circa 90 doelgroepkinderen, per 1 oktober 2009. Als dus 90 doelgroepkinderen tussen de 2,5 en 4 jaar deelnemen, realiseren we een 100% bereik. We bereikten de afgelopen twee schooljaren gemiddeld weliswaar circa 90 doelgroepkinderen per jaar, maar deze vielen niet allemaal in de juiste leeftijdsklasse. In het afgelopen schooljaar waren circa 15 van hen tussen de 2 en 2,5 jaar bij de start van hun deelname aan voorschoolse educatie. Dat betekent dat circa (90-15=) 75 doelgroepkinderen tussen de 2,5 en 4 jaar bereikt werden. Dat is een bereik van 83%. We moeten 90 doelgroepkinderen tussen de 2,5 en 4 jaar bereiken, een 100% bereik is wettelijk uitgangspunt. We hopen, door de verbeterde indicatiestelling en toeleiding dat dit aantal nog komend schooljaar gerealiseerd wordt.
27
Staatsblad 298, nota van toelichting. Hoofdstuk 1, p. 6
20
Gemeenten worden door de Inspectie van het onderwijs er niet op afgerekend als zij méér kinderen onder doelgroepkinderen rekenen dan het aantal gewichtenkinderen. De Inspectie van het Onderwijs verzamelt de lokale gegevens over het aantal plaatsen voor voorschoolse educatie en het aantal kinderen dat daarmee bereikt wordt. Deze informatie wordt weergegeven in een jaarlijkse monitor. 3.4
Tegemoetkoming ouderbijdrage doelgroepkinderen
De ouderbijdrage kan voor ouders van doelgroepkinderen een drempel tot deelname vormen. Daarom is in de wet Oke opgenomen dat burgemeester en wethouders de ouderbijdrage vaststellen op een niveau dat overeenkomt met of lager is dan de eigen bijdrage die ouders betalen voor de opvang van kinderen. Hierbij wordt uitgegaan van de maximale kinderopvangtoeslag28. Het Rijk heeft hiervoor extra middelen aan de gemeenten ter beschikking gesteld. De verlaagde ouderbijdrage wordt berekend onafhankelijk van het inkomen. Voorwaarde is dat het betreffende doelgroepkind deelneemt aan voorschoolse educatie. In schooljaar 2010-2011 is de ouderbijdrage vastgesteld op € 134,- voor 4 dagdelen of circa 10 uur per week (op jaarbasis). Deze tarieven worden elk schooljaar bijgesteld, conform de adviezen van de VNG. Doelgroepkinderen nemen ook deel aan de kinderopvang. Indien het aanbod voldoet aan de landelijke basisvoorwaarden, en de organisaties voldoen aan de criteria uit paragraaf 3.2, kan de gemeente Venray er toe overgaan deze locaties eveneens te benoemen als voorschoolse locaties. Daardoor kunnen de betreffende ouders een beroep doen op een verlaging van de ouderbijdrage. 3.5
Ondersteuning van doelgroepkinderen binnen regulier peuterspeelzaalwerk
Het voorschoolse aanbod wordt verzorgd in de kern Venray, omdat daar het gros van de doelgroepkinderen woont. De (weinige) doelgroepkinderen in de kleinere kernen nemen deel aan het reguliere peuterspeelzaalwerk in het eigen dorp. Dit peuterspeelzaalwerk functioneert op ambitieniveau 1. Dat betekent dat men werkt met één betaalde, gekwalificeerde leidster per groep en een vrijwilligster. De eindverantwoordelijkheid voor het voldoen aan de (toegenomen) eisen ligt bij de betaalde kracht. Deze solistische positie is kwetsbaar. Het is bijvoorbeeld niet altijd mogelijk om inhoudelijk overleg te voeren, ook de taken van observeren en registreren liggen vooral in handen van de betaalde kracht. Doelgroepkinderen vragen door hun problematiek meer – en vaak andere- begeleiding dan ‘gewone’ kinderen. In het kader van de verdere professionalisering van de solistisch werkende leidsters en een zo adequaat mogelijke begeleiding van doelgroepkinderen, wordt op incidentele basis een extra leidster ingezet. Zij ondersteunt de beroepskracht in haar verantwoordelijkheden, is beschikbaar voor de nodige ruggenspraak, helpt bij observaties, pleegt overleg met ouders, ondersteunt bij de warme overdracht van kinderen naar de basisschool, enzovoorts.
28
Staatsblad 2010 296, artikel 166, lid 2.
21
3.6
Gegevens ten behoeve van de gemeente Venray
De gemeente Venray ontvangt na afloop van elk kalenderjaar, uiterlijk in de eerste week van februari, een overzicht van het aantal doelgroepkinderen, van alle organisaties die voorschoolse educatie aanbieden. Hierbij wordt over het voorafgaande schooljaar aangegeven: •
per doelgroepkind: naam, geboortedatum, naam van de groep, startmaand en eindmaand deelname, totaal aantal maanden deelname, aantal uren deelname per week.
22
4
Vroegschoolse educatie
In dit hoofdstuk lichten we de vroegschoolse educatie toe. Vroegschoolse educatie is het vervolg op voorschoolse educatie, in de groepen 1 en 2 van de basisschool. Het aanbod is erop gericht dat doelgroepkinderen daarna ‘gewoon’ mee kunnen in groep 3. We starten met een samenvatting van de landelijke afspraken (paragraaf 4.1). In paragraaf 4.2 bekijken we op welke wijze deze afspraken zullen worden toegepast in de gemeente Venray en gaan we in op de resultaatafspraken. 4.1
Landelijke afspraken
In de agenda “Focus op vroegschoolse educatie” die op 24 september 2008 is ondertekend door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW), de brancheorganisaties onderwijs, de besturenraden onderwijs en de vakbonden, is een aantal afspraken voor het basisonderwijs vastgelegd. In onderstaand kader staan de kernpunten vermeld.
‘Alle schoolbesturen van basisscholen die in aanmerking komen voor gewichtengeld bieden uiterlijk in 2011 de leerlingen in de groepen 1 en 2 vroegschoolse educatie aan. In die groepen volgen in ieder geval de gewichtenleerlingen vier dagdelen per week een vve-programma dat wordt verzorgd door leerkrachten die geschoold zijn in vve. De directeuren van de basisscholen zorgen voor het gebruik van vve-programma’s waarvan de effectiviteit op de Nederlandse taalontwikkeling is bewezen. De directeuren van basisscholen zorgen voorts voor de uitvoering van vve-programma’s met een dubbele bezetting of een gunstige leerkrachtleerling-ratio. Wanneer met een dubbele bezetting gewerkt wordt, dan gaat het om minimaal een leerkracht op hbo-niveau en een assistent op mbo-3-niveau die beiden (na)scholing hebben gevolgd voor het werken met een vve-programma.
Schoolbesturen besteden op structurele en herkenbare wijze aandacht aan het bestrijden van achterstanden in de Nederlandse taal bij leerlingen. Zij beschrijven dit in het schoolplan en de schoolgids. Zij houden de vorderingen van de leerlingen bij in een leerlingvolgsysteem, dat is gespecificeerd naar de effecten van de gehanteerde vve-programma’s.’
Bron: Agenda ‘Focus op vroegschoolse educatie’. Ministerie OCW, 2008.
In de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) is vastgelegd dat: ‘Het onderwijs zodanig wordt ingericht dat daarbij op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal, waarin ook door middel van vroegschoolse educatie kan worden voorzien.’ (Artikel 8, lid 9.) Volgens de wet Oke en de WPO hebben gemeenten de volgende taken ten aanzien van vroegschoolse educatie (art. 167, lid 1): ‘Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het maken van afspraken over 1. de wijze waarop doelgroepkinderen worden toe geleid naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, en 2. de organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie, en 3. de resultaten van vroegschoolse educatie.’ 23
In de Memorie van toelichting bij de wet Oke29 wordt nader op de resultaten ingegaan: “De afspraken op het gebied van vroegschoolse educatie gaan ook over de resultaten die scholen bereiken op het terrein van vroegschoolse educatie. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het aantal kinderen dat een niveau stijgt, het aantal kinderen dat bijvoorbeeld minimaal op niveau C zit of afspraken over de minimale woordenschat aan het einde van groep twee. Het is aan de scholen om voor het bereiken van die resultaten de weg daarnaar toe te kiezen. Afspraken over resultaten zijn verplicht, afspraken over het ‘hoe’ dus niet.” Resultaatmetingen zijn zinvol om vve beter in te kunnen richten. 4.2
Afspraken met SPOV
In de gemeente Venray zijn de gewichtenleerlingen van 4 en 5 jaar vooral aanwezig op de scholen in de kern Venray van SPOV (zie bijlage 2). Het Montessori-onderwijs telt geen enkele gewichtenleerling van deze leeftijd. De vestigingen van Dynamiek Scholengroep in de gemeente Venray tellen slechts één gewichtenleerling. Daarom richten we het beleid ten behoeve van vroegschoolse educatie op SPOV in de kern Venray. We starten deze paragraaf met een korte schets van de ondersteuning van doelgroepkinderen in het basisonderwijs in het algemeen. Daarna gaan we in op het vroegschoolse aanbod voor deze kinderen. 4.2.1
Ondersteuning doelgroepkinderen
Algemeen De basisscholen van SPOV gaan met ingang van schooljaar 2011-2012 de term ‘doelgroepkinderen’ hanteren. We herhalen hier de definitie uit paragraaf 1.2: Doelgroepkinderen zijn kinderen met een geïndiceerd risico op – in ieder geval achterstanden in de Nederlandse taal. Naar verwachting wordt de taalontwikkeling van deze kinderen gestimuleerd door deelname aan voor- en vroegschoolse educatie. Doelgroepkinderen worden vanuit de voorschoolse educatie, het reguliere peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang ‘warm overgedragen’ aan het basisonderwijs. Maar niet alle doelgroepkinderen hebben deelgenomen aan de peuterspeelzaal of de kinderopvang. Het basisonderwijs verzorgt dan de indicering, in samenwerking met de GGD. In de praktijk zal een doelgroepkind vaak een ‘gewicht’ hebben, maar dit is niet altijd het geval. Doelgroepkinderen zijn onderdeel van verzamelgroep ‘zorgleerlingen’. SPOV hanteert vijf niveaus van zorg. Deze niveaus zijn afgesproken in het Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School, waar alle basisscholen in de gemeente Venray aan deelnemen. Voor doelgroepkinderen zijn niveau 1 en 2 relevant. In onderstaand kader vatten we de niveaus samen.
Niveau 1. Algemene, groepsgerichte zorg in de klas. De leerkracht zorgt ervoor dat het onderwijs zo goed mogelijk aansluit bij de kinderen en problemen zo veel mogelijk worden voorkomen. Indien de ontwikkeling van een leerling daar aanleiding toe geeft gaat de leerkracht over tot extra zorg (niveau 2). Niveau 2. Extra zorg: de leerkracht geeft extra zorg. Ten behoeve van de leerling wordt een individueel handelingsplan gemaakt, volgens de HandelingsGerichte ProcesDiagnostiek (HGPD). Deze werkwijze houdt – kortweg – in dat er gedacht wordt in kansen in plaats van problemen. Via gestructureerde en regelmatige 29
Kamerstuk 31 989 nr. 3.
24
diagnostiek wordt het handelingsplan passend gehouden. De leerkracht evalueert de gegeven hulp en neemt een voortgangsbeslissing. Dit kan zijn: algemene zorg geven (niveau 1); doorgaan met de extra zorg (niveau 2); aanmelden bij de interne begeleider: de problematiek is ernstiger en vraagt om speciale zorg met intern en/of extern onderzoek (niveau 3). Niveau 3. Speciale zorg na intern onderzoek, zoals aangepaste doelen en speciaal leermateriaal. Niveau 4. Speciale zorg na onderzoek door een extern deskundige. Extra ambulante begeleiding of eventuele indicering voor speciaal onderwijs kan hier de resultante van zijn. Niveau 5. Zeer speciale zorg in de speciale school voor basisonderwijs.
Uit: Zorgplan Samenwerkingsverband WSNS, Venray. Schooljaar 2010-2011. Bepaalde zorgniveaus kunnen ook van toepassing zijn op hoogbegaafde kinderen.
4.2.2
Specifiek aanbod in groep 1 en 2
SPOV verzorgt, vanaf schooljaar 2011-2012, een specifiek aanbod voor doelgroepkinderen in de groepen 1 en 2, als uitvloeisel van haar algemene beleidsplan. Dit aanbod wordt samen met de voorschoolse locaties vormgegeven in zogenoemde samenwerkingsclusters. De clusters betreffen de volgende scholen en voorschoolse locaties: •
De Estafette (41 gewichtenkinderen) en peuterspeelzaal Sam Sam
•
De Toverbal (9 gewichtenkinderen) en peuterspeelzaal De Kleurdoos
•
De Bongerd (18 gewichtenkinderen) met De Paddenstoel
•
De Landweert (8 gewichtenkinderen) en De Kruudwis (3 gewichtenkinderen) met peuterspeelzaal De Blokkendoos
•
De Hommel (9 gewichtenkinderen) met peuterspeelzaal De Hummeltjeshoek
In bijlage 2 is een overzicht van de gewichtenleerlingen per school opgenomen. Het vve-aanbod in de basisscholen moet nog concreet vorm krijgen. In januari 2012 worden, tevens naar aanleiding van de bevindingen van de onderwijsinspectie, de activiteitenplannen voor de samenwerkingsclusters vastgesteld. In de plannen zal tevens worden aangegeven wat de omvang van de formatie is, verkregen uit gemeentelijke middelen en de wijze waarop deze formatie concreet wordt ingezet. SPOV zal extra formatie voor een onderwijsassistent per locatie vrijmaken. SPOV bepaalt om de twee jaar welke scholen vroegschoolse educatie aanbieden, en deel gaan nemen in de samenwerkingsclusters met de voorschoolse locaties. De deelname van doelgroepkinderen kan immers wisselen. De termijn van twee jaar geeft tegelijkertijd enige continuïteit in aanbod. De scholen die deelnemen in een samenwerkingscluster tellen wel de meeste doelgroepkinderen, maar toch zullen niet alle doelgroepkinderen deelnemen aan het specifieke aanbod. Ouders zijn vrij in de keuze voor een basisschool, en kunnen dus hun kind inschrijven bij een school waar geen vve aanbod is. De ouders van leerlingen die in aanmerking komen voor vve dienen voorafgaand aan de deelname van hun kind aan vve, schriftelijk hiermee ingestemd te hebben30. Aandachtspunten in het vroegschoolse beleid zijn: •
30
warme overdracht van voorschoolse naar vroegschoolse educatie
WPO, artikel 165.
25
•
doorgaande leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie,
•
gestructureerde didactische aanpak afstemming op het niveau van de kinderen,
•
pedagogisch klimaat,
•
betrokkenheid en interactie kinderen,
•
aanpak (on)gewenst gedrag bij kinderen,
•
ouderbetrokkenheid,
•
kwaliteitszorg.
Er worden programma’s gehanteerd die passen in het inspectiekader van de Onderwijsinspectie. Werkgroep ‘VVE/samenwerkingsclusters’ Vanaf de start van de samenwerkingsclusters functioneert er een Werkgroep ‘VVE/samenwerkingsclusters’. Deze werkgroep heeft als opdracht de continuïteit op ‘de werkvloer’ te borgen. Het gaat dan om de overdracht van doelgroepkinderen van voorschoolse educatie naar de basisschool en de programmatische samenwerking tussen voorschoolse locaties en de basisscholen zodat een doorgaande leerlijn tot stand komt. Aan de werkgroep nemen de leerkrachten en/ of onderwijsassistenten van de betreffende scholen en de leidsters van de voorschoolse locaties deel. De werkgroep is school overstijgend, er is één werkgroep voor alle locaties samen. Waar nodig wordt de koppeling met de jeugdgezondheidszorg gelegd. 4.2.3
Resultaatafspraken en verantwoordingsgegevens
In het onderwijsachterstandenplan 2006-2010 was de ambitie opgenomen om de taalachterstand van gewichtenleerlingen met 25% terug te brengen. In de praktijk blijkt dat SPOV tot nu toe geen uitspraken kon doen over de effecten van de inspanningen. Dat hing samen met tal van factoren, zoals geen eenduidige definitie van doelgroepkinderen, geen als zodanig herkenbaar vroegschools aanbod, en het ontbreken van een goede registratie op vve. Zowel SPOV als de gemeente willen graag meer zicht op de resultaten. We lichten de afspraken hieronder toe. Gewenste resultaat: doelgroepkinderen kunnen ‘gewoon’ mee in groep 3 SPOV monitort de voortgang van kinderen via het Cito Volgsysteem primair onderwijs (LOVS). Voor het meten van de effectiviteit van vve dienen we het doel daarvan in het oog te houden: Het doel van vve is dat kinderen ‘gewoon’ mee kunnen in groep 3. ‘Gewoon’ mee kunnen in groep drie betekent: ‘mee kunnen’ met het leren lezen. Het gaat dus om een gediagnosticeerde taalachterstand na afloop van groep 2. Gegevens ten behoeve van de gemeente Venray Om de effectiviteit van vve te meten, maken we een onderscheid tussen de toetsresultaten van doelgroepkinderen en niet-doelgroepkinderen. Beide groepen kinderen worden getoetst in groep 1 en 2. Na afloop van groep 2 worden de resultaten bekeken, en op grond daarvan worden conclusies getrokken over de vraag welke kinderen (nog) een taalachterstand hebben. Voor alle duidelijkheid, het gaat dus om vergelijkingen tussen de volgende groepen: a.
toetsresultaten van doelgroepkinderen die voorschoolse educatie hebben gehad (de kinderen die als doelgroepkind zijn overgedragen naar de basisschool), maar geen vroegschoolse educatie hebben gehad,
26
b.
toetsresultaten van doelgroepkinderen die voorschoolse én vroegschoolse educatie hebben gehad,
c.
toetsresultaten van doelgroepkinderen die geen voorschoolse maar wel vroegschoolse educatie hebben gehad, en
d.
toetsresultaten van kinderen die geen voor- of vroegschoolse educatie hebben gehad (alle niet-doelgroepkinderen, én de doelgroepkinderen die niet aan het vroegschoolse aanbod van de samenwerkingsclusters deelnemen).
De eerste doelgroepkinderen nemen vanaf schooljaar 2011-2012 aan het aanbod van een basisschool in een samenwerkingscluster deel. De eerste keer dat er conclusies over de effectiviteit worden getrokken, betreft dus eind schooljaar 2012-2013 (na afloop van groep 2). De gemeente Venray ontvangt vanaf 2013, elk kalenderjaar in de eerste week van februari de gegevens van SPOV, over het recent afgesloten schooljaar per locatie. De gegevens worden aangeleverd in overzichtelijke schema’s, met daarbij conclusies vanuit SPOV. Over de concrete aanlevering vindt nog overleg plaats tussen gemeente en SPOV.
27
5
Overlegstructuren
5.1
Algemeen
Verschillende organisaties bieden ouders en kinderen hulp bij vragen rondom opvoeding. Om zoveel mogelijk een antwoord op maat te kunnen bieden, is goed overleg tussen deze organisaties van belang (ketensamenwerking). De ondersteuning van doelgroepkinderen (en hun ouders) kan hier ook besproken worden. We lichten de overlegvormen hieronder toe. 5.2
Zorg Advies Team min 9 maanden- 4 jarigen
Signalen over risico’s in opvoeden en opgroeien moeten snel opgepakt kunnen worden. Het Zorg Advies Team min 9 maanden- 4 jarigen is daar een instrument voor. Deelnemers zijn de SPV, de JGZ, de Geestelijke Gezondheidszorg, verloskundigen, en het algemeen maatschappelijk werk. Het overleg heeft onder andere een preventieve functie, problemen bij toekomstige ouders en hun kinderen, kunnen mogelijk voorkomen worden door al vóór de geboorte hier op attent te zijn. Daarom wordt de term ‘min 9 maanden’ gebruikt. De vergaderfrequentie is 1 maal per maand, het hele jaar rond. 5.3
Zorg Advies Team 4-12 jarigen
Doelgroepkinderen van 4 en 5 jaar, die te maken hebben met een complexe problematiek kunnen ook besproken worden in het Zorg Advies Team (ZAT) 4-12 jarigen. Aan dit bovenschools overleg nemen leerplichtambtenaren deel, Synthese (schoolmaatschappelijk werk), GGD (schoolarts) en BCO onderwijsadvies. In het ZAT 4-12 jarigen wordt afgestemd welke hulp geboden wordt en welke organisaties daarbij betrokken zijn. Er wordt afgesproken welke professional van welke organisatie optreedt als ‘casemanager’. Deze casemanager controleert de voortgang van de zorg. De vergaderfrequentie is 1 keer per 14 dagen. 5.4
Centrum voor Jeugd en Gezin
Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Horst aan de Maas-Venray is bedoeld als laagdrempelige voorziening om vragen van ouders en kinderen te beantwoorden, en indien nodig te verwijzen. Het CJG betreft een samenwerking van GGD Limburg-Noord, Groene Kruis Jeugdgezondheidszorg, Synthese en MEE Noord- en Midden-Limburg. Het CJZ is in september 2010 gestart, vooralsnog als een digitaal loket. Bezoekers van de site kunnen informatie opvragen en adressen vinden van organisaties voor gezondheidszorg en hulpverlening. 5.5
Programma ‘Samen Starten’
De JGZ beoogt met het programma Samen Starten ‘zorgwekkende opvoedingssituaties’ vroegtijdig te signaleren. In de gemeente Venray is dit programma in de periode oktober - december 2010 voorbereid, als onderdeel van het beleid op maatschappelijke ondersteuning. Begin 2011 is de uitvoering gestart. Mogelijk dat ook doelgroepkinderen baat hebben bij Samen Starten. Met behulp van een landelijk ontwikkeld protocol wordt doorlopend de opvoedingssituatie gevolgd. Een plan van aanpak voor ondersteuning en/of hulp wordt sámen met ouders gemaakt. Indien nodig wordt samengewerkt met andere zorg- en hulpverleners. De relevante ketenpartners zijn Kraamzorg Groene Kruis, Thuiszorg, GGD Limburg-Noord, algemeen maatschappelijk werk, peuterspeelzalen en kinderopvang, Bureau Jeugdzorg, MEE, GGZ, verloskundigen en ziekenhuizen, welzijnsorganisaties en scholen.
28
6
Toezicht en handhaving
Het toezicht op vve wordt uitgeoefend door de GGD en de Inspectie van het Onderwijs. We gaan in dit hoofdstuk hier nader op in. Indien de kwaliteit van voorschoolse educatie niet voldoet aan de basisvoorwaarden, hebben burgemeester en wethouders (B&W) een handhavende rol. B&W hebben de mogelijkheid om op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen maatregelen te treffen, zoals het geven van een schriftelijke aanwijzing of een schriftelijk bevel. In het uiterste geval kunnen B&W, indien de kwaliteit blijvend tekortschiet, de subsidie voor voorschoolse educatie stopzetten. Indien de gemeente haar handhavingstaken niet of onvoldoende uitoefent en er sprake blijft van het niet voldoen aan de basisvoorwaarden, kan de Minister ingrijpen op grond van artikel 170 van de WPO. In dat geval is er sprake van taakverwaarlozing door de gemeente en kan de Minister orde op zaken (laten) stellen. 6.1
GGD
De GGD heeft van de gemeente Venray de opdracht gekregen om toezicht te houden op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Bij de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen waar voorschoolse educatie wordt gegeven, beoordeelt de GGD of aan de basisvoorwaarden ten aanzien van voorschoolse educatie wordt voldaan. Dit zijn de verhouding tussen het aantal kinderen en het aantal beroepskrachten, het aantal dagdelen of het aantal uren, het opleidingsniveau van de beroepskrachten, het volgen van scholing en/of coaching en de gegevensoverdracht naar de basisschool. Ook wordt gekeken naar de wijze waarop peuterspeelzalen en kindercentra ouders informeren en betrekken bij de voorschoolse educatie (zie ook bijlage 5). 6.2
Inspectie van het Onderwijs
De Inspectie voert risico gestuurd toezicht uit en kan naar aanleiding van signalen van de GGD intensiever haar toezichtbevoegdheden gaan uitoefenen31. Tussen 2010 en 2013 maakt de Inspectie van het Onderwijs een bestandsopname van de vvelocaties in alle Nederlandse gemeenten. Zodra de bestandsopname in een gemeente is afgerond, wordt overgeschakeld op het zogenaamde signaalgestuurde toezicht. De inspectie spreekt dan jaarlijks met een gemeente af over welke vve-onderwerpen en op welke locaties toezicht wordt gehouden. Het vve-toezichtkader bestaat uit een waarderingskader en een werkwijze. Het waarderingskader gaat over het ‘wat’, dus over de inhoud. De werkwijze gaat over ‘hoe’ het toezicht wordt uitgevoerd. We lichten hieronder eerst de werkwijze toe, daarna volgt het waarderingskader. 6.2.1
Werkwijze
Het vve-toezicht in het kader van de bestandsopname is getrapt georganiseerd. Het eerste aangrijpingspunt is de gemeente. Dit omdat gemeenten de mogelijkheid hebben een eigen inkleuring aan vve te geven. Beschreven wordt op welke manier elke gemeente dat gedaan heeft. 31
Staatsblad 2010 687
29
Bij die gemeentelijke beschrijving wordt ook aangegeven op welke punten verbeteringen wenselijk zijn. Het is vervolgens aan de actoren op gemeentelijk niveau om dat al dan niet te doen. Daarna worden de vve-locaties binnen de betreffende gemeente beoordeeld, zowel de voorscholen (d.w.z. de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met vve) als de vroegscholen (d.w.z. de groepen 1 en 2 van basisscholen met vve). Daarbij moet op bepaalde punten rekening worden gehouden met beleidskeuzes op gemeentelijk niveau, zoals de definitie van een ‘doelgroepkind’. 6.2.2
Waarderingskader
Het vve-waarderingskader bestaat uit vier domeinen (zie de onderstaande tabel). Elk aspect bestaat uit één of meer indicatoren die beoordeeld worden met de volgende kwalificaties: ‘1, een noodzakelijk verbeterpunt, ’2, een wenselijk verbeterpunt‘, ‘3, voldoende’, ‘4, een voorbeeld voor anderen’. De domeinen A en B spelen vooral op gemeentelijk niveau. De twee andere domeinen worden vooral op de vve-locaties beoordeeld.
Het vve-waarderingskader op hoofdlijnen A Domein vve-beleidscontext (= beleid en organisatie op gemeentelijk niveau) •
gemeentelijk vve-beleid
•
vve-coördinatie op gemeentelijk niveau
•
systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau
B Domein vve- condities (GGD-rapporten) •
basiskwaliteit: algemeen
•
basiskwaliteit: voorschoolse educatie
C Domein kwaliteit van de uitvoering van vve •
ouders
•
kwaliteit van de educatie
•
ontwikkeling, begeleiding en zorg
•
interne kwaliteitszorg
•
doorgaande lijn
D Domein opbrengsten (= resultaten van vve) •
bereik
•
resultaten (met name eind groep 2)
Bron: Toezichtskader VVE 2010. Staatscourant 12632, 13 augustus 2010. De Inspectie van het Onderwijs heeft dit waarderingskader uitgewerkt in diverse beoordelingsschema’s.
30
7
Besteding beschikbare middelen
In dit hoofdstuk gaan we in op de middelen die in de gemeente Venray beschikbaar zijn voor vve (paragraaf 7.1), en de besteding daarvan (par. 7.2). 7.1
Middelen
Gemeenten met gewichtenkinderen ontvangen van het Rijk een specifieke uitkering om onderwijsachterstanden tegen te gaan. De specifieke uitkering wordt jaarlijks toegekend gedurende de periode 2011-2014, het betreft het zogenoemde gemeentelijk onderwijsachterstandenbudget (GOA). Voor kalenderjaar 2011 bedraagt het GOA-budget € 550.444. Daarnaast besteedt de gemeente in 2011 uit eigen middelen ook een bedrag aan vve (€ 25.000). Daarmee komt het totaal beschikbare bedrag (in 2011) vanuit de gemeente op € 575.444. De hoogte van de specifieke uitkering fluctueert jaarlijks enigszins. De gemeente verantwoordt de middelen volgens de SiSa-methode (single information single audit). Er wordt slechts gevraagd naar de besteding van de middelen om recht te doen aan de eigen keuzes op het gebied van aanbod en samenwerking, tussen gemeenten en de schoolbesturen, houders van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven32. Met deze verantwoording krijgt de Minister een voldoende beeld om te kunnen beoordelen of de middelen zijn besteed conform de strekking van artikel 168a, eerste tot en met derde lid van de WPO. Ook basisscholen met gewichtenkinderen ontvangen, ten behoeve van vroegschoolse educatie, geld van het Rijk in hun lumpsum33. De lumpsumbekostiging is niet gekoppeld aan de periode 2011-2014. SPOV besteedt in schooljaar 2011-2012 vanuit haar lumpsum, ten behoeve van de vroegschoolse educatie, € 46.000. SPOV zegt haar financiële bijdrage gedurende de gehele GOAperiode toe. Ook de gemeente Venray zal haar financiële bijdrage ten behoeve van vroegschoolse educatie gedurende de gehele GOA-periode 2011-2014 voortzetten, onder voorbehoud dat dit past in de beschikbare GOA-middelen. 7.2
Besteding
De begrotingen voor vve worden jaarlijks vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Hieronder is de besteding van de middelen over kalenderjaar 2011 weergegeven.
Activiteiten ten behoeve van vve, bekostigd door de gemeente Venray, kalenderjaar 2011. Kostenpost
In Euro’s
In %
Openbare bibliotheek
€ 10.000
1,74%
JGZ: indicering en toeleiding doelgroepkinderen
€ 13.520
2,35%
Voorschoolse educatie SPV (incl. ondersteuning op ambitieniveau 1, zie par. 3.4)
€ 436.478
75,85%
Voorschoolse educatie Stg. Kinderwereld Venray
€ 11.438
1,99%
Vroegschoolse educatie bij SPOV (periode aug.-dec. 2011)
€ 23.688
4,11%
Deskundigheidsbevordering door BCO onderwijsadvies
€ 42.200
7,33 %
Coördinatie door BCO onderwijsadvies
€ 38.120
6,62 %
Totaal
€ 575.444
100%
32
Staatsblad 2010 687.
33
OCW maakt bij de jaarlijkse financiële beschikking aan schoolbesturen inzichtelijk welke component aan de
lumpsum is toegevoegd t.b.v. vroegschoolse educatie. Uit: Agenda ‘Focus op vroegschoolse educatie’, 2008.
31
Definities Harmonisatie Het op één lijn brengen van de wet- en regelgeving van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. Kinderopvang Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint (Staatsblad 2010 296, hoofdstuk 1, D5). Peuterspeelzaalwerk De verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs (Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen). Peuterspeelzaal Voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt, anders dan gastouderopvang of kinderopvang in een kindercentrum (Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen). Voorschoolse educatie Uitvoering van een door het college van burgemeester en wethouders gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten (Staatsblad 2010 296, hoofdstuk 1, D7). Het aanbod: betreft een programma van ten minste 10 uur per week (of 4 dagdelen), de maximale groepsgrootte is 16 en een bezetting van ten minste één beroepskracht per acht kinderen is verplicht; het personeel dat voorschoolse educatie geeft heeft minimaal een PW-3 opleiding het personeel heeft specifieke scholing over voorschoolse educatie gehad er worden integrale programma’s voor voorschoolse educatie gebruikt (Staatsblad 2010 298). Voorschoolse educatie is in ieder geval bestemd voor doelgroepkinderen tussen tweeënhalf en vier jaar oud en wordt verzorgd op een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf (Staatsblad 2010 298). Vroegschoolse educatie Uitvoering van een programma, gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes doorstromen in het basisonderwijs, dat wordt verzorgd in groep 1 en 2 van een basisschool als vervolg op de voorschoolse educatie, bedoeld in de artikelen 1.1 en 2.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Staatsblad 2010 296). Vroegschoolse educatie is bestemd voor doelgroepkinderen in groep 1 en 2 van de basisschool (Staatsblad 2010 298). Vve Voorschoolse en vroegschoolse educatie.
32
Literatuur Agenda ‘Focus op vroegschoolse educatie’. Ministerie OCW, 2008. Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Staatsblad 2010 298. Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2011–2014. Staatsblad 2010 687. Lanting, C., C. van der Ploeg en P. Verkerk. Voor- en vroegschoolse educatie (VVE): rol van de jeugdgezondheidszorg. Deelrapport 2: Behorend bij het project ‘Screening op taalachterstanden en spraakstoornissen bij kinderen van 1 tot 6 jaar door de Jeugdgezondheidszorg’. Leiden: TNO, 2007. Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 989, nr. 3. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg. Den Haag: Ministerie van VWS, 2002. Postma, S. Standpunt Signaleren van taalachterstanden door de jeugdgezondheidszorg. Bilthoven: RIVM, 2009. Toezichtskader VVE 2010. Staatscourant 12632, 13 augustus 2010. Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Ministerie OCW, 2010. Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid. Staatsblad 2010 296.
33
Bijlage 1 Samenvatting wettelijke opdrachten voor de gemeente Venray Het college is op 13 juli 2010 ingelicht over de wet Oke (zie de notitie “De wet Oke en voor- en vroegschoolse educatie in Venray”). We geven hieronder een samenvatting. Met ingang van 1 augustus 2010 krijgt de gemeente Venray de volgende opdrachten: •
De gemeente moet een 100% dekkend aanbod van voorschoolse educatie aan doelgroepkinderen realiseren, in samenwerking met de lokale uitvoeringspartners. Ouders van kinderen uit de doelgroep moeten kunnen rekenen op een plaats voor hun kind in een peuterspeelzaal. De gemeente realiseert door middel van subsidieverstrekking voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen in het peuterspeelzaalwerk. Ook kinderopvang kan een aanbod voor doelgroepkinderen verzorgen, de gemeente heeft een regiefunctie en zal daarom zorgen voor overleg tussen de partners voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang.
•
De gemeente stelt de doelgroep vast. Het betreft in ieder geval kinderen met een risico op een taalachterstand in het Nederlands. Het aanbod van voorschoolse educatie moet minimaal gelijk zijn aan het aantal leerlingen met een gewicht binnen de gemeente. Wanneer een gemeente in overleg met de partners een doelgroep heeft gedefinieerd die groter is dan het aantal gewichtenkinderen, maar het aanbod niet toereikend is voor deze grotere doelgroep, dan wordt de gemeente daar niet op afgerekend. Gemeenten krijgen voor een ruimere doelgroepdefinitie echter ook geen extra rijksmiddelen.
•
De gemeente inventariseert hoeveel doelgroepkinderen zitten bij peuterspeelzalen en kinderdagverblijven.
•
In de wet OKE wordt gesteld dat er een goede spreiding van de voorschoolse educatie dient te zijn, zodat segregatie wordt tegengegaan. De gemeente heeft lokale beleidsvrijheid om dit nader in te vullen.
•
Voorschoolse educatie moet voor alle ouders te betalen zijn. De bijdrage die ouders betalen voor voorschoolse educatie op de peuterspeelzaal is niet hoger dan de maximale bijdrage die ze voor kinderopvang zouden betalen als ze recht zouden hebben op de maximale kinderopvangtoeslag.
•
Ouders moeten kunnen rekenen op kwaliteit. De gemeente wordt verantwoordelijk voor een kwalitatief volwaardig aanbod van voorschoolse educatie.
•
De gemeente maakt afspraken met betrokkenen over de criteria op grond waarvan een professional van de Jeugdgezondheidszorg een risico op een taalachterstand in het Nederlands signaleert, waarbij in ieder geval een analyse plaatsvindt van het taalaanbod in het Nederlands in de omgeving van het kind.
•
De gemeente moet zich samen met de partners, i.c. de kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en JGZ inzetten voor een goede toeleiding van de kinderen, die een risico hebben op een taalachterstand in het Nederlands. Dit moet bijdragen aan een sluitende aanpak van signalering tot deelname, liefst met een registratiesysteem voor doelgroepkinderen.
•
Gemeenten moeten (via GGD) informatie leveren aan de Inspectie van het Onderwijs over hoeveel plaatsen voor voorschoolse educatie er zijn en hoeveel kinderen zij bereiken. Deze informatie wordt verzameld in een jaarlijkse landelijke monitor. Als uit de monitor blijkt dat de gemeente het aanbod van voorschoolse educatie of de deelname van doelgroepkinderen hieraan niet op orde heeft, kan dit voor de minister van OCW aanleiding zijn om wegens taakverwaarlozing in te grijpen.
34
•
Gemeenten hebben een inspanningsverplichting om alle kinderen uit de doelgroep met voorschoolse educatie te bereiken. Om als gemeente deze verantwoordelijkheid waar te kunnen maken, worden de besturen van kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en basisscholen verplicht mee te werken aan de totstandkoming en uitvoering van afspraken hierover met gemeenten. De gemeente voert tenminste één maal per jaar overleg met hen om afspraken te maken over het organiseren van een dekkend aanbod van voorschoolse educatie. Het wordt niet verplicht om de JGZ-instellingen als overlegpartner te betrekken, maar het is wel aan te bevelen.
•
Verder moeten peuterspeelzalen, kinderdagverblijven met schoolbesturen afspraken maken over de wijze waarop zij de gegevens over de ontwikkeling van een kind aan de basisschool overdragen. Het gaat daarbij in ieder geval om het programma van voorschoolse educatie dat een leerling heeft gevolgd en de duur van het programma dat is gevolgd. De bewaartermijn voor de overgedragen gegevens is twee jaar nadat het kind het kindercentrum of de peuterspeelzaal verlaten heeft.
De gemeente krijgt een zogenaamde ‘doorzettingsmacht’, wanneer niet alle partijen meewerken. Zodoende kan de gemeente voldoen aan haar wettelijke verantwoordelijkheid.
35
Bijlage 2 Gewichtenkinderen in het basisonderwijs, gemeente Venray
Kinderen van 4 en 5 jaar, naar gewicht en basisschool, gemeente Venray. 2009. Geen gewicht
0,3
1,2
Totaal
22
1
0
23
17
1
0
18
13
0
0
13
4
4
0
8
45
0
0
45
30
1
0
31
28
1
0
29
45
2
0
47
12
1
0
13
- De Hommel
80
7
2
89
- De Bongerd
31
9
9
49
- Estafette
27
13
27
67
- De Landweert
30
5
3
38
Blitterswijk: - Sint Anna Castenray: - De Stek Geysteren: - St. Willibrordusschool Heide: - De Hei Leunen: - De Meent Merselo: - St. Jan de Doper Oirlo: - H. Maria Oostrum - De Meulebeek Veulen: - St. Antonius Venray:
- St. Petrus Banden
103
2
0
105
- De Keg
51
4
1
56
- De Toverbal
27
4
5
36
- Coninxhof
28
1
0
29
- De Vlaswei
60
4
1
65
- De Kruudwis
36
2
1
39
- Montessori
3
0
0
3
4
0
0
4
38
0
0
38
- St. Oda
47
1
0
48
Totaal
781
63
49
893
Vredepeel: - Regina Pacis Wanssum: - De Peddepoel Ysselsteyn:
Bron: DUO-CFI, teldatum 01-10-2009.
36
Bijlage 3 JGZ Indicatieformulier doelgroepkinderen
Algemene gegevens en akkoordverklaring Naam kind
Datum Verpleegkundige
Adres
JGZ
Geboortedatum
Contactgegevens
Telefoonnummer(s) Toestemming voor overdracht formulier naar PSZ / KDV / Basisschool*
ja
nee
Toestemming voor overleg met PSZ / KDV
ja
nee
Voor akkoord
moeder
vader
Aanvullende informatie
*indien geen toestemming, dan formulier anoniem verwerken
Criteria VVE-indicatie
score
Taalaanbod en taalgebruik Verzorgende ouder spreekt geen Nederlands (vrijwel) alleen een buitenlands taalaanbod Alleen een buitenlandse taal sprekend T1 is niet Nederlands Spraaktaalstoornis en/of achterstand in de Nederlandse taal (Nederlands is T1 of T2 ) Schoolgewicht
2
2
2
#
Gewicht 1,2 Gewicht 0,3
2
1
Subtotaal score ** Relatieve risico-indicatoren (zie bijlage)
Te wegen door JGZ ter bepaling van geïndiceerd risico op een achterstand in de Nederlandse taal op casusniveau
Subtotaal score ** Totale score **
**Doelgroepkind VVE: bij 4 of meer punten 37
Max. 2
CB
CB
CB
CB
18
2,2
3 jaar
3,9
Relatieve risico-indicatoren
Relatieve risico-indicatoren
Score max. 2
achterstand in ontwikkelingsveld communicatie achterstand in ontwikkelingsveld Fijne motoriek, adaptatie, persoonlijkheid, sociaal; gedrag ontbreken van sociaal netwerk achterstand in ontwikkelingsveld grove motoriek adoptiekind / pleegkind alcohol- of drugsgebruik in de zwangerschap Apgar < 6 na 5 minuten / asfyxie / slechte start asielzoekerkind BMI boven afkapwaarde voor leeftijd overgewicht chronisch ziek kind chronisch zieke ouder eenoudergezin ernstig prematuur <34 w. / geboortegewicht <1500 gr. ernstige aangeboren afwijking gedragsprobleem geen gebruik van cb/ of alleen vacc. illegaal kind leeftijd moeder <20 jaar levend van minimum inkomen moeder of vader alcohol verslaafd moeder of vader drugs verslaafd moeder of vader heeft psychische problemen ongewenste werkloosheid kostwinner opvoedingsprobleem Zorgtekort Anders, namelijk
In blauw de criteria die in het digitale dossier van de JGZ geregistreerd worden.
38
Bijlage 4 Basisscholen naar gewichtenkinderen van 4 en 5 jaar, betrokken peuterspeelzaal/ kinderopvangorganisatie en vve-programma’s
Basisscholen
Blitterswijck, St. Anna
Programma basisonderwijs
Tot. aantal
Gew.
Betrokken
Programma psz/ko (in
(in vet: erkende vve-
gewichten-
kind.
peuterspeelzaal
vet: erkende vve-
programma’s)
kinderen
4-5 jaar
/kinderopvang
programma’s)
?
12
1
De Hummelburg
Startblokken
Castenray, De Stek
Schatkist
5
1
’t Stekske
Puk & Ko
Geijsteren,
?
4
0
De Boefjesboot
Startblokken
St. Willibrordusschool
(Wanssum)
Heide, De Hei
?
15
4
Pinkeltje
Puk & Ko
Leunen, De Meent
Schatkist
5
0
’t Ukkenest
Piramide
Merselo, St. Jan de Doper
Schatkist
8
1
Rakkertjes
Puk & Ko
Oirlo, H. Maria
Leessleutel
15
1
Robbedoes
Puk & Ko
Oostrum, De Meulebeek
Kleuterplein
14
2
’t Rommelhöfke
Piramide
Veulen, St. Antonius
Schatkist
14
1
Pinkeltje
Puk & Ko
Doe meer met Bas,
42
9
Hummeltjeshoek
Piramide
50
18
De Paddestoel
Piramide
163
40
Sam Sam,
Puk & Ko
Hummeltjeshoek
Piramide
Kern Venray: De Hommel
Fonemisch bewustzijn, De Bongerd
Schatkist, Taal actief, Veilig leren lezen?
Estafette
Piramide, Puk & Ko
De Landweert
Nog niet bekend
33
8
De Blokkendoos
Piramide
St. Petrus Banden
Schatkist
12
2
De Mierenhoop,
Piramide
De Paddestoel De Keg
Schatkist
23
5
De Mierenhoop
Piramide
De Toverbal
Schatkist
48
9
De Kleurdoos
Piramide
Coninxhof
Schatkist
13
1
De Mierenhoop
Piramide
De Vlaswei
Schatkist
27
5
De Blokkendoos
Piramide
De Kruudwis
Nieuwsbegrip, Taaltijd,
24
3
De Blokkendoos
Piramide
Methode Montessori
Connect lezen Montessori
Maria Montessori
1
0
Korein Kinderplein
Vredepeel, Regina Pacis
Schatkist
1
0
?
Wanssum, De Peddepoel
Schatkist
2
0
De Boefjesboot
Startblokken
Ysselsteyn, St. Oda
Schatkist
13
1
De Calimero’s
Puk & Ko
544
112
Totaal
De scholengroep Dynamiek Samenspel heeft 3 vestigingen in de gemeente Venray: St. Anna (Blitterswijck), St. Willibrordusschool (Geijsteren) en De Peddepoel in Wanssum. De Nederlandse Montessori-vereniging heeft 1 vestiging in de gemeente Venray (in de kern Venray). De overige scholen in de gemeente Venray vallen onder verantwoordelijkheid van de Stg. Primair Onderwijs Venray (SPOV).
39
Bijlage 5 Samenvatting Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie In het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie zijn de minimumeisen voor de uitvoeringscondities en kwaliteit van voorschoolse educatie opgenomen. GGD en onderwijsinspectie toetsen de kwaliteit. We vatten de basisvoorwaarden hieronder samen. Locatie Voorschoolse educatie dient te worden uitgevoerd op een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. De basisvoorwaarden komen beter tot hun recht op een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf dan thuis. Voor voorschoolse educatie is het namelijk belangrijk dat dit plaatsvindt in een stimulerende omgeving. Ten minste vier dagdelen per week Voorschoolse educatie wordt aangeboden gedurende ten minste vier dagdelen of ten minste 10 uur per week. Een dagdeel voorschoolse educatie bestaat uit ten minste tweeënhalf uur interactieve en educatieve activiteiten op de voorschoolse voorziening. De eis voor ten minste vier dagdelen komt voort uit onderzoek waaruit is gebleken dat om positieve resultaten met voorschoolse educatie te behalen, er sprake moet zijn van voldoende intensiteit. Gemeenten bieden voorschoolse educatie aan in ieder geval de kinderen van 2,5 en 3 jaar met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal. Op grond van de Wet op het primair onderwijs en de Leerplichtwet 1969 is het niet mogelijk om ouders te verplichten om hun kind vier dagdelen per week deel te laten nemen aan voorschoolse educatie. Wel rust, op basis van de Wet op het primair onderwijs, op gemeenten een inspanningsplicht om ouders van doelgroepkinderen te motiveren om hun kinderen gedurende vier dagdelen of ten minste 10 uur per week deel te laten nemen aan voorschoolse educatie. Maximale groepsgrootte en aantal beroepskrachten Ook de intensiviteit van de begeleiding is een belangrijke basisvoorwaarde voor kwaliteit. In kleine groepen krijgen kinderen meer aandacht en mogelijkheden tot interactie. Voorts is een dubbele bezetting nodig om persoonlijke instructie te geven aan kinderen die extra aandacht nodig hebben. In dit besluit wordt de verhouding van beroepskracht en kind in voorschoolse educatie vastgelegd op maximaal 1:8, met een maximale groepsgrootte van 16 kinderen. Bij groepen met meer dan acht kinderen staan dus ten minste twee beroepskrachten per groep. Voor kinderdagverblijven bedraagt de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijke aanwezige kinderen ten minste één beroepskracht per zes kinderen in de leeftijd van twee tot drie jaar. Voor kinderen in de leeftijd van drie tot vier jaar is dit één beroepskracht per acht kinderen. Opleidingseisen personeel Het is belangrijk dat het personeel dat voorschoolse educatie geeft voldoende kennis en vaardigheden heeft op het gebied van ontwikkelingsstimulering van jonge kinderen. Daarom is vastgelegd dat voor iedere groep van meer dan acht kinderen ten minste twee beroepskrachten staan met de opleiding pedagogisch werk op minimaal MBO-3 niveau (PW-3). Voor groepen met
40
acht of minder kinderen volstaat één beroepskracht met minimaal PW-3. Voor kinderdagverblijven bestaat deze eis al. Scholing van personeel in het werken met voorschoolse educatie Op basis van dit besluit dienen houders van voorschoolse voorzieningen ervoor zorg te dragen dat het personeel dat voorschoolse educatie geeft, geschoold is in het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen en geschoold is in het werken met programma’s voor voorschoolse educatie. Ook is de houder van de voorschoolse instelling verplicht om jaarlijks een opleidingsplan op te stellen. Dit plan moet de wijze waarop de vaardigheid in voorschoolse educatie wordt onderhouden, beschrijven. Het doel van het opleidingsplan is om het personeel in staat te stellen om op regelmatige basisscholing te volgen op het gebied van voorschoolse educatie. Ontwikkelingsdomeinen in de programma’s voor voorschoolse educatie Voorschoolse educatie stimuleert de brede ontwikkeling van jonge kinderen. Uit onderzoek is bekend dat de verschillende ontwikkelingsdomeinen bij jonge kinderen verbonden zijn met elkaar. Om te komen tot effectieve ontwikkelingsstimulering is het belangrijk dat de verschillende domeinen een plaats hebben in het programma. Daarom kan voor voorschoolse educatie enkel een programma voor voorschoolse educatie gebruikt worden waarin de hieronder te noemen ontwikkelingsdomeinen op gestructureerde en samenhangende wijze gestimuleerd worden. Dit zijn de volgende domeinen: – Taal: het goed beheersen van de Nederlandse taal is voor de verdere schoolloopbaan essentieel. Over het algemeen maken kinderen die in een taalarme omgeving opgroeien deel uit van de doelgroep. Extra taalstimulering is dan ook vanuit dit oogpunt nodig. – Rekenen: de taalverwerving bij jonge kinderen hangt samen met de cognitieve ontwikkeling. Bovendien is rekenen – samen met taal – één van de basisvaardigheden die alle kinderen moeten kunnen beheersen. – Sociaal-emotionele ontwikkeling: kinderen tussen tweeënhalf en vier jaar oud leren door middel van spel. Om te kunnen spelen is het belangrijk dat kinderen leren samenwerken, omgangsvormen kennen en kunnen luisteren naar elkaar. De doelgroep voor voorschoolse educatie bestaat voor een deel uit kinderen waar in de thuissituatie opvoedstress bestaat of uit kinderen die thuis weinig aandacht krijgen. Juist voor deze kinderen is het essentieel dat hun persoonlijke ontwikkeling wordt gestimuleerd en dat zij zich op sociaal-emotioneel vlak stabiel kunnen ontwikkelen. – Motoriek: spel en beweging zijn cruciaal in de ontwikkeling van jonge kinderen. Stimulering van de hierboven genoemde ontwikkelingsdomeinen zal vaak in de vorm van spel en beweging zijn. Juist omdat jonge kinderen moeten spelen en omdat zij spelend het beste leren. In dit besluit wordt niet neergelegd met welke programma’s gewerkt mag worden. Wel worden de onderdelen vastgelegd om zo het kader te creëren voor het programma dat gebruikt wordt voor voorschoolse educatie. De programma’s die deze ontwikkelingsdomeinen bevatten, zijn ook programma’s die door het Nederlands Jeugdinstituut als effectief zijn beoordeeld. In opdracht van het ministerie van OCW heeft Sardes negen bestaande programma’s voor voorschoolse educatie beoordeeld op de mate waarin het programma aandacht heeft voor de vier onderscheiden ontwikkelingsdomeinen. Sardes concludeert dat de programma’s Piramide, Puk & Ko, Startblokken, Kaleidoscoop, Doe meer met Bas, Speelplezier en Sporen aan de voorwaarde voldoen dat ze in meer of mindere mate aandacht besteden aan de ontwikkelingsdomeinen.
41
Een belangrijke succesfactor van voorschoolse educatie is het informeren van ouders en ouderbetrokkenheid. Alle bovengenoemde programma’s voor voorschoolse educatie bieden ondersteuning of activiteiten aan voor leidsters om ouders een actieve rol te geven bij de ontwikkeling van hun kind. Vergelijking met bestaande vereisten voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven In onderstaand schema zijn de vereisten die worden gesteld aan voorschoolse educatie naast de bestaande vereisten voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven gezet. Hieruit blijkt dat voor wat betreft de vereisten voor personeel en groepsgrootte de vereisten voor voorschoolse educatie nauwelijks afwijken van de vereisten in kinderdagverblijven. Voor peuterspeelzalen is dit wel het geval, met name voor wat betreft het opleidingsniveau van het personeel. De punten ten aanzien van scholing, programma en het aantal dagdelen zijn wel aanvullingen op de bestaande vereisten.
Peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en voorschoolse educatie vergeleken
Dagdelen
Peuterspeelzaal
Kinderdagverblijf
Voorschoolse educatie
-
-
Minimaal 4 of 10 uur
Max. groepsgrootte
16
16
16
Max. verhouding leidster-
1:8
1:6 (2- 3 jarigen) en
1:8
kind
1:8 (3-4 jarigen)
Opleidingsniveau
Min. 1 beroeps-
Min. 2 beroepskrachten
Min. 2 beroepskrachten op pw-3
personeel
kracht op pw-3
op pw-3 niveau
niveau
niveau Extra scholingseis
-
-
Module /training / certificaat voorschoolse educatie
Programma
-
-
Programma voorschoolse educatie gericht op vier ontwikkelingsdomeinen
42