Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray Inleiding Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het armoede- en schuldenbeleid in hun gemeente. De gemeente Venray herbezint zich op haar armoedebeleid en haar rol hierin. Met het project ‘Sociaal Huis’ bepaalt de gemeente Venray haar visie en uitgangspunten rond armoede en schuldhulpverlening. De gemeente vraagt zich af wat het huidige sociale niveau van de gemeente Venray is ten aanzien van mensen met een minimuminkomen en of dat niveau nog past bij de toekomst (Gemeente Venray 2014). Onderdeel van het project is een evaluatie van wat armoede in Venray betekent. Hiertoe zijn cijfers nodig over omvang en aard van armoedeproblematiek. Meer zicht op huishoudens die een risico lopen op financiële problemen helpt om de aanpak van die problematiek te bepalen. In deze factsheet wordt een beeld geschetst van omvang en aard van de inkomenssituatie van huishoudens in de gemeente Venray. Eerst wordt ingegaan op de inkomensverdeling van alle huishoudens, daarna wordt ingezoomd op huishoudens met lage inkomens. Hierbij zijn de meest recente gegevens gebruikt, met peildatum 31 december1. Cijfers van 2011 gaan dus over 31 december 2011. Wat bekend is over huishoudens met een risico op schulden is ook opgenomen in deze factsheet.
Inkomensverdeling huishoudens Eenouder- en eenpersoonshuishoudens relatief laagste inkomens Het gemiddeld gestandaardiseerde (bruto-)inkomen van particuliere huishoudens is € 23.400,00 in 2011. Het inkomen varieert, afhankelijk van de samenstelling van het huishouden (figuur 1). Vooral eenouderhuishoudens en eenpersoonshuishoudens hebben in 2011 gemiddeld het laagste inkomen. Paren en meerpersoonshuishoudens hebben gemiddeld het hoogste inkomen. Het inkomen van de meeste huishoudens is iets gedaald sinds 2009, alleen van paren en meerpersoonshuishoudens bleef het inkomen stabiel.
1
Dit geldt voor de gebruikte CBS-gegevens.
Postbus 93010 2509 AA Den Haag 070 3371000
Anna van Saksenlaan 51 2593 HW Den Haag
www.tympaan.nl
[email protected] @tymp_inst
Figuur 1
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen1 in euro's naar samenstelling huishouden 2009-2011
paren eenouderhuishoudens eenpersoonshuishoudens meerpersoonshuishoudens huishoudens
0
5.000 2009
10.000 2010
15.000
20.000
25.000
30.000
2011
1
Het gestandaardiseerde inkomen is het besteedbare inkomen van particuliere huishoudens (exclusief studenten), waarbij is gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Dat is gedaan om inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken. Het besteedbare inkomen is het bruto-inkomen minus betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op inkomen en vermogen. bron: CBS Statline
Als gekeken wordt naar verschillende achtergrondkenmerken van de huishoudens valt op dat in 2011: vooral eenouderhuishoudens met kinderen jonger dan 18 jaar een relatief laag inkomen (€ 16.000,00) hebben; het inkomen van paren hoger is, vooral van paren zonder kinderen met een kostwinner die jonger is dan 65 jaar (€ 28.300,00); tot 65 jaar het inkomen stijgt naarmate de hoofdkostwinner ouder wordt; dit betekent dat vooral jongere kostwinners tot 25 jaar financieel het minst te besteden hebben (€ 15.000,00); na 65 jaar het inkomen weer daalt; autochtonen een hoger inkomen hebben dan westerse allochtonen, die op hun beurt weer een hoger inkomen hebben dan niet-westerse allochtonen; vooral niet-westerse allochtonen van de eerste generatie een relatief laag inkomen hebben (€ 16.900,00).
Inkomensverschillen per kern en wijk Gemiddeld heeft 19% van de huishoudens in de gemeente Venray in 2012 een hoog inkomen, dat wil zeggen een (bruto) besteedbaar inkomen van meer dan € 46.500,00. 37% heeft een laag inkomen tot € 25.100,00 en 8% een inkomen onder of rond het sociaal minimum. De inkomensverdeling in 2012 is redelijk vergelijkbaar met die in 2009. Landelijk ligt het percentage lage inkomens op 40% en het percentage hoge inkomens op 20%2.
2
Particuliere huishoudens zijn door het CBS ingedeeld naar hoogte van het besteedbare huishoudensinkomen in drie groepen. De indeling vindt plaats nadat alle particuliere huishoudens zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Bij de laagste 40-procentgroep worden de eerste (laagste) 40% huishoudens meegeteld. In de hoogste 20-procentgroep worden de huishoudens geteld behorend tot de 20% huishoudens met het hoogste besteedbare inkomen. De bijbehorende inkomensgrenzen kunnen dus elk jaar veranderen. De grenzen in tabel 1 zijn gebaseerd op 2008. Voor 2012 zijn de inkomensgrenzen: lage inkomens tot € 25.200,00 en hoge inkomens vanaf € 47.400,00.
2 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
Tabel 1 Inkomensverdeling van huishoudens1 in de gemeente Venray 2009-2012 gemeente inkomen in euro’s
venray
percentage
hoog: >46.500 laag: max. 25.100 onder of rond sociaal minimum
2
2009
2010
2011
2012
19
20
19
19
36
36
37
37
6
7
7
8
1
Dit gaat over het besteedbare inkomen van particuliere huishoudens (exclusief studenten). Dit bestaat uit het brutoinkomen minus betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekering, premies ziektekostenverzekering en belasting op inkomen en vermogen. 2 Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat politiek is vastgesteld. Om te beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden geldt. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen. bron: CBS Statline
Er zijn inkomensverschillen tussen de kern Venray en de overige kernen (tabellen 2 en 3). De gegevens per kern zijn beschikbaar vanaf 2010. In de kern Venray (tabel 2) wonen in 2012 meer huishoudens met een laag inkomen en ook meer met een inkomen onder of rond het sociaal minimum dan in de overige kernen. Vooral in Venray-Centrum (55%), Venray-West (55%), Venray-Oost (45%) en Brukske (47%) wonen relatief veel huishoudens met lage inkomens. Vlakwater (42%) en Brabander (38%) hebben juist veel huishoudens met hoge inkomens. De inkomensverdeling in de kern Venray is in 2012 vergelijkbaar met 2010. De verwachting is dat deze in 2014 redelijk hetzelfde zal zijn als in 2012. Per wijk loopt de inkomensverdeling wel uiteen. Tabel 2 Inkomensverdeling van huishoudens in de kern Venray per wijk 2010-2012 wijk
venray-centrum
inkomen in euro’s
hoog: >46.500 laag: max. 25.100 onder of rond sociaal minimum
venray-oost
venray-west
vlakwater
brukske
2010
2011
2012
8
7
9
58
57
55
6
-
-
hoog: >46.500
19
19
19
laag: max. 25.100
42
44
45
onder of rond sociaal minimum
6
8
9
hoog: >46.500
7
7
9
laag: max. 25.100
58
57
55
onder of rond sociaal minimum
11
9
9
hoog: >46.500
44
43
42
laag: max. 25.100
14
14
14
onder of rond sociaal minimum veltum
percentage
3
-
-
hoog: >46.500
23
22
20
laag: max. 25.100
33
32
34
onder of rond sociaal minimum
6
-
7
hoog: >46.500
9
8
8
laag: max. 25.100
46
46
47
onder of rond sociaal minimum
11
14
15
3 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
wijk
landweert
inkomen in euro’s
2011
2012
hoog: >46.500
16
18
18
laag: max. 25.100
33
30
30
onder of rond sociaal minimum smakterheide
6
6
6
hoog: >46.500
18
20
21
laag: max. 25.100
36
40
40
onder of rond sociaal minimum brabander
6
-
-
hoog: >46.500
39
37
38
laag: max. 25.100
14
15
16
onder of rond sociaal minimum sint antoniusveld
2
-
-
hoog: >46.500
32
22
22
laag: max. 25.100
15
41
41
onder of rond sociaal minimum totaal kern venray
percentage 2010
3
14
14
hoog: >46.500
17
16
17
laag: max. 25.100
40
41
41
7
8
9
onder of rond sociaal minimum
- Het percentage is alleen vermeld als minimaal 70 huishoudens behoren tot de doelpopulatie en vanaf 2012 bij minimaal 100 huishoudens. Bij het totaal van de kern worden de niet getoonde aantallen wel meegerekend. bron: CBS Statline
In de overige kernen (tabel 2) wonen relatief de meeste mensen met een hoog inkomen. In de kernen Heide en Geysteren wonen de meeste hoge inkomens (respectievelijk 33 en 29%). De inkomensverdeling in de overige kernen is in 2012 totaal vergelijkbaar met 2010. De verwachting is dat deze in 2014 redelijk hetzelfde zal zijn als in 2012. Per wijk loopt de inkomensverdeling wel uiteen. Tabel 3 Inkomensverdeling van huishoudens1 overige kernen per kern 2010-2012 kern
heide
inkomen in euro’s 2010
2011
2012
hoog: >46.500
33
32
33
laag: max. 25.100
28
25
23
7
-
-
hoog: >46.500
28
30
27
laag: max. 25.100
29
30
33
onder of rond sociaal minimum
11
-
-
hoog: >46.500
24
26
28
laag: max. 25.100
31
25
26
6
-
-
hoog: >46.500
32
-
-
laag: max. 25.100
36
-
-
onder of rond sociaal minimum
12
-
-
onder of rond sociaal minimum ysselsteyn
merselo
onder of rond sociaal minimum vredepeel
percentage
4 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
kern
smakt
inkomen in euro’s
percentage 2010
2011
2012
hoog: >46.500
18
-
-
laag: max. 25.100
24
-
-
onder of rond sociaal minimum oostrum
7
-
-
hoog: >46.500
31
24
25
laag: max. 25.100
23
28
28
onder of rond sociaal minimum oirlo
castenray
3
-
-
hoog: >46.500
27
26
26
laag: max. 25.100
35
33
34
onder of rond sociaal minimum
13
-
-
hoog: >46.500
31
25
22
laag: max. 25.100
22
32
30
onder of rond sociaal minimum veulen
leunen
2
-
-
hoog: >46.500
20
22
26
laag: max. 25.100
34
30
36
onder of rond sociaal minimum
15
-
-
hoog: >46.500
30
28
27
laag: max. 25.100
26
27
28
onder of rond sociaal minimum wanssum
9
-
-
hoog: >46.500
23
22
21
laag: max. 25.100
28
28
27
onder of rond sociaal minimum geysteren
3
-
-
hoog: >46.500
22
24
29
laag: max. 25.100
18
26
23
onder of rond sociaal minimum blitterswijck
5
-
-
hoog: >46.500
21
26
26
laag: max. 25.100
37
31
28
onder of rond sociaal minimum totaal overige kernen
3
-
-
hoog: >46.500
27
26
26
laag: max. 25.100
28
29
29
7
5
6
onder of rond sociaal minimum
- Het percentage is alleen vermeld als minimaal 70 huishoudens behoren tot de doelpopulatie en vanaf 2012 bij minimaal 100 huishoudens. Bij het totaal van de kern worden de niet getoonde aantallen wel meegerekend. bron: CBS Statline
Huishoudens met lage inkomens In de tekst is gefocust op de groepen (minderjarige kinderen in) huishoudens met een inkomen tot 101, 110 en 120% van het sociaal minimum. De gemeente Venray hanteert in haar armoedebeleid diverse grenzen voor de inkomensondersteunende maatregelen. Zo ligt de grens voor bijzondere bijstand tussen 100 en 120% van het sociaal minimum en voor de collectieve ziektekostenverzekering minima op 120% (Noordhuizen et al 2013). In de tabellen wordt een beeld geschetst van de omvang van de totale groep (minderjarige kinderen in) huishoudens met een laag inkomen van 101 tot 125% van het sociaal mini-
5 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
mum. Dat gebeurt aan de hand van de absolute (werkelijke aantallen) en de relatieve omvang. De relatieve omvang geeft het percentage huishoudens ten opzichte van de doelpopulatie3 aan. De ontwikkeling in aantallen en percentages hoeft niet hetzelfde te zijn. Zo kan het aantal huishoudens met een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal minimum afnemen, terwijl de groep relatief toeneemt.
Meer huishoudens met lage inkomens In 2014 hadden naar schatting 2.460 huishoudens een inkomen tot 120% van het sociaal minimum (tabel 4). Daarvan hebben circa 1.100 huishoudens een inkomen tot 101%. Bij alle groepen huishoudens van 101 tot 120% van het sociaal minimum is het aantal toegenomen sinds 2009. CBS en SCP (2014) voorspellen dat de piek van de armoedeproblematiek in 2013 bereikt is. Zij verwachten in 2014 en 2015 een lichte daling van de armoede. Tabel 4 Aantal huishoudens met inkomen tot ... % van sociaal minimum1 2009-20142 % sociaal minimum
2009
2010
2011
2012
2013
2014
index 2014 3 tov 2009
101
900
1.000
1.100
1.000
1.070
1.100
122
105
1.100
1.300
1.400
1.330
1.380
1.430
130
110
1.400
1.600
1.700
1.640
1.720
1.770
126
115
1.700
2.000
2.100
2.030
2.050
2.120
125
120
2.000
2.300
2.400
2.360
2.370
2.460
123
125
2.300
2.600
2.700
2.710
2.700
2.800
122
1
Dit gaat over particuliere huishoudens, exclusief studenten en huishoudens met een onvolledig jaarinkomen, die ten minste 1 jaar een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal minimum hebben. Aan de hand van regelgeving is vastgesteld welke norm voor het betreffende huishouden van toepassing is. 2 De cijfers 2009-2011 zijn afgerond. Cijfers 2012-2014 zijn ramingen uit de Minimascan van Stimulansz. 3 De index geeft de verhouding weer tussen het aantal huishoudens in 2014 ten opzichte van het aantal in 2009. 2009 krijgt een index van 100. Een index in 2013 lager dan 100 betekent dat er in 2014 minder huishoudens met een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal inkomen zijn dan in 2009, een index hoger dan 100 betekent dat er meer zijn dan in 2009. bron: CBS Statline, Stimulansz 2014
In 2014 zijn er in Venray 1.770 huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Wanneer Venray inkomensondersteunende regelingen ook voor huishoudens met een inkomen tot 125% van het sociaal minimum ter beschikking stelt, wordt de doelgroep groter, namelijk 2.800 huishoudens. Andersom wordt duidelijk dat een verlaging van de inkomensgrens naar 105% betekent dat er 340 minder huishoudens voor voorzieningen in aanmerking komen. In 2014 heeft 14% van de huishoudens in Venray een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Daarvan heeft 6% een inkomen tot 101% van het sociaal minimum. Alle groepen huishoudens tot 120% van het sociaal minimum zijn in 2014 toegenomen ten opzichte van 2009. De toename is het sterkst bij huishoudens tot 101% van het sociaal minimum (tabel 5).
3
De doelpopulatie betreft alle particuliere huishoudens, exclusief studenten en huishoudens met een onvolledig jaarinkomen, die ten minste 1 jaar een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal minimum hebben. Aan de hand van regelgeving is vastgesteld welke norm voor het betreffende huishouden van toepassing is.
6 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
Tabel 5 Percentage huishoudens met inkomen tot … % van sociaal minimum1 2009-20142 % sociaal minimum
2009
2010
2011
2012
2013
2014
101
5,1
5,6
6,2
5,6
6,0
6,1
119
105
6,7
7,4
8
7,5
7,7
7,9
118
110
8,3
9,2
9,9
9,3
9,6
9,8
118
index 2014 3 tov 2009
115
10
11,3
11,8
11,5
11,4
11,7
117
120
11,9
13,2
13,6
13,3
13,2
13,6
114
125
13,5
15,1
15,4
15,3
15,0
15,5
115
1
Dit gaat over particuliere huishoudens, exclusief studenten en huishoudens met een onvolledig jaarinkomen, die ten minste 1 jaar een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal minimum hebben. Aan de hand van regelgeving is vastgesteld welke norm voor het betreffende huishouden van toepassing is. 2 De cijfers 2009-2011 zijn afgerond. Cijfers van 2012-2014 zijn ramingen uit de Minimascan van Stimulansz. 3 De index geeft de verhouding weer tussen het aantal huishoudens in 2014 ten opzichte van het aantal in 2009. 2009 krijgt een index van 100. Een index in 2013 lager dan 100 betekent dat er in 2014 minder huishoudens met een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal inkomen zijn dan in 2009, een index hoger dan 100 betekent dat er meer zijn dan in 2009. bron: CBS Statline, Stimulansz 2014
Vooral groei kinderen in huishoudens met lage inkomens In 2014 woonden circa 1.160 kinderen in huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum (tabel 6). Daarvan wonen 650 kinderen in huishoudens met een inkomen tot 101% van het sociaal minimum. Dat zijn er 30% meer dan in 2009. Het aantal kinderen in huishoudens met een inkomen tot 110 en 120% stijgt ook, maar minder sterk dan in de laagste inkomensgroepen. Tabel 6 Aantal kinderen tot 18 jaar in huishoudens1 met inkomen tot ... % van sociaal minimum 2009-20142 % sociaal minimum
2009
2010
2011
2012
2013
2014
index 2014 3 tov 2009
101
500
500
600
530
630
650
130
105
700
600
800
640
840
860
123
110
800
800
800
850
840
860
108
115
900
900
900
950
920
950
106
120
1.000
1.000
1.100
1.040
1.120
1.160
116
125
1.100
1.000
1.100
1.020
1.120
1.160
105
1
Dit gaat over particuliere huishoudens, exclusief studenten en huishoudens met een onvolledig jaarinkomen, die ten minste 1 jaar een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal minimum hebben. Aan de hand van regelgeving is vastgesteld welke norm voor het betreffende huishouden van toepassing is. 2 De cijfers 2009-2011 zijn afgerond. Cijfers van 2012-2014 zijn ramingen uit de Minimascan van Stimulansz. 3 De index geeft de verhouding weer tussen het aantal huishoudens in 2014 ten opzichte van het aantal in 2009. 2009 krijgt een index van 100. Een index in 2013 lager dan 100 betekent dat er in 2014 minder huishoudens met een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal inkomen zijn dan in 2009, een index hoger dan 100 betekent dat er meer zijn dan in 2009. bron: CBS Statline, Stimulansz 2014
Voor alle inkomens groepen geldt een stijging van het relatieve aantal kinderen in huishoudens met een inkomen tot 120% in de periode 2009-2011. Het aantal kinderen is het sterkst gegroeid in de huishoudens met een inkomen tot 101% van het sociaal minimum (tabel 7). In 2013 is het aantal kinderen in armoede verder toegenomen. Dat geldt vooral voor kinderen van zelfstandigen (CBS/SCP 2014).
7 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
Tabel 7 Percentage kinderen tot 18 jaar in huishoudens1 met inkomen tot … % van sociaal minimum 2009-20112 % sociaal minimum
2009
2010
2011
index 2011 tov 2009
101
5,8
5,6
6,9
119
105
7,5
6,9
8,4
112
110
8,7
8,3
9,5
109
115
9,7
9,5
10,5
108
120
10,7
10,6
11,7
109
125
11,5
11,5
12,6
110
3
1
Dit gaat over particuliere huishoudens, exclusief studenten en huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. Gegevens van 2012-2014 zijn niet bekend. 3 De index geeft de verhouding weer tussen het aantal in 2011 ten opzichte van het aantal in 2009. 2009 krijgt een index van 100. Een index in 2011 lager dan 100 betekent dat in er 2011 minder kinderen in huishoudens met een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal inkomen zijn dan in 2009, een index hoger dan 100 betekent dat er meer zijn dan in 2009. bron: CBS Statline 2
Achtergrondkenmerken huishoudens met lage inkomens Grootste groep alleenstaanden en eenouderhuishoudens Binnen de groep met een inkomen tot 101% van het sociaal minimum komen in 2011 alleenstaanden (mannen en vrouwen) en eenoudergezinnen het meest voor (figuur 2). Het totaal aantal huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum is sinds 2009 toegenomen met 300 huishoudens tot 2.300 huishoudens in 2011. De toename bestaat voor twee derde uit alleenstaanden tot 65 jaar en een derde uit eenouderhuishoudens. De verwachting is dat zeker de groep eenouderhuishoudens in 2014 ook nog een grote groep vormt binnen de huishoudens met een inkomen tot 120%.
Figuur 2
Aantal huishoudens naar samenstelling en inkomen in 2011
400 350 300 250 200 150 100 50 0
inkomen tot 101% sociaal minimum
inkomen tot 110% sociaal minimum
inkomen tot 120% sociaal minimum bron: CBS Statline
8 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
Meeste huishoudens hebben een uitkering als inkomensbron In tabel 8 is aangegeven wat de voornaamste inkomensbron van huishoudens in 2014 is. Bij de inkomensgroep tot 101% van het sociaal minimum is de meest voorkomende inkomensbron met ruim 30% een uitkering sociale voorzieningen. Dat gaat onder meer om bijstand, zorgtoeslag en kinderbijslag. Opvallend is dat de huishoudens in deze groep relatief vaak arbeid (20%) en eigen onderneming (18%) als inkomensbron hebben. Bij de huishoudens met een inkomen tot 110% en tot 120% van het sociaal minimum is in 2014 de uitkering ouderdom/nabestaanden de meest voorkomende inkomensbron (29 en 35%), daarna volgt de uitkering sociale voorzieningen (29 een 24%). Tabel 8 Aantal huishoudens met inkomen tot ... % van sociaal minimum, naar inkomensbron in 20141 inkomensbron inkomen uit arbeid inkomen uit eigen onderneming
2
101%
105%
110%
115%
120%
125%
220
250
300
360
420
500
200
210
210
220
240
250
uitkering werkloosheid
50
60
70
90
100
110
uitkering ziekte/arbeidsongeschikt
50
130
170
200
250
280
uitkering ouderdom/nabestaanden
240
370
520
690
870
1.070
uitkering sociale voorzieningen
340
410
500
560
580
590
0
0
0
0
0
0
1.100
1.430
1.770
2.120
2.460
2.800
overig overdrachtsinkomen totaal 1
Dit is een uitsplitsing van de totalen uit tabel 4 naar inkomen. Dit gaat om huishoudens met een inkomen uit eigen onderneming (met en zonder personeel in dienst) en huishoudens waarbij inkomen uit vermogen de belangrijkste inkomstenbron is. bron: Stimulansz 2014 2
Vergeleken met 2009 is in 2014 bij de huishoudens tot 120% van het sociaal minimum vooral het aantal huishoudens met een uitkering sociale voorzieningen en uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid toegenomen. De uitkering sociale voorzieningen is vooral bij de huishoudens tot 101% van het sociaal minimum toegenomen, de uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid vooral bij huishoudens tot 110% van het sociaal minimum.
Ruim twee derde van Nederlandse herkomst Van de 2.400 huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum in 2011 (tabel 4) is 7 op de 10 van Nederlandse herkomst (figuur 3). Het aandeel huishoudens van Nederlandse herkomst is bij de inkomensgroepen tot 101% en 110% van het sociaal minimum iets kleiner.
9 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
Figuur 3
Percentage huishoudens naar inkomen en herkomst in 2011
inkomen tot 120% sociaal minimum
70
13
17
inkomen tot 110% sociaal minimum
65
18
18
inkomen tot 101% sociaal minimum
64
18
18
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% nederlands
westers
niet-westers
bron: CBS Statline
Vergeleken met 2009 is het aantal huishoudens van Nederlandse en westerse herkomst in 2011 toegenomen, met name in de huishoudens van 101 en 110% van het sociaal minimum. Het aantal niet-westerse huishoudens met een inkomen van 101, 110 en 120% van het sociaal minimum is gelijk gebleven alle jaren. Op basis daarvan zou verwacht worden dat het aantal niet-westerse huishoudens ook in 2014 stabiel is.
Minder ouderen kostwinner bij laagste huishoudensinkomens In figuur 4 staat de verdeling van huishoudens naar leeftijd. Het aandeel jongeren en ouderen is in 2011 minder groot in de huishoudens met een inkomen tot 101% dan in die met een inkomen van 110 en 120% van het sociaal minimum. Hierbij moet opgemerkt worden dat studenten buiten beschouwing zijn gelaten.
Figuur 4
Percentage huishoudens naar inkomen en naar leeftijd hoofdkostwinner in 2011
inkomen tot 120% sociaal minimum
4
inkomen tot 110% sociaal minimum
6
32
33
inkomen tot 101% sociaal minimum
32
33
40
0% tot 25 jaar
32
28
40
20
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
25 tot 45 jaar
45 tot 65 jaar
65 jaar of ouder
bron: CBS Statline
Vergeleken met 2009 is er in 2011 niet veel verschil in leeftijd van de hoofdkostwinner, de groep hoofdkostwinners tot 25 jaar ontbreekt geheel in dat jaar.
10 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
Meeste huishoudens in huurwoning Bijna 8 op de 10 huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum wonen in 2011 in een huurwoning (figuur 5). Dat gaat om circa 1.900 huishoudens. Hiervan woont het merendeel in een huurwoning met huurtoeslag. In vergelijking met 2009 is het aantal huishoudens in een huurwoning zonder huurtoeslag gegroeid. Dat geldt voor de huishoudens met 101, 110 en 120% van het sociaal minimum. Het valt op dat de 1.100 huishoudens met de laagste inkomens tot 101% van het sociale minimum in 2011 relatief vaak (30%) een eigen woning bewonen. Mogelijk ligt dit aan zelfstandigen. Zij hebben een bovengemiddeld risico op armoede en bezitten relatief vaak een eigen huis (CBS/SCP 2014).
Figuur 5
Percentage huishoudens naar inkomen en naar woonsituatie in 2011
inkomen tot 120% sociaal minimum
21
58
21
inkomen tot 110% sociaal minimum
22
56
22
inkomen tot 101% sociaal minimum
30
50
20
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% eigen woning
huurwoning met huursubsidie
huurwoning zonder huursubsidie
bron: CBS Statline
Lichte stijging inkomen uit arbeid in 2011 ten opzichte van 2009 Bij circa een derde van de kinderen in huishoudens met een inkomen tot 101% van het sociaal minimum is inkomen uit arbeid de belangrijkste inkomensbron in 2011 (tabel 9). Dat is een lichte stijging voor deze inkomensbron ten opzichte van 2009. Bij de groepen kinderen in huishoudens met een inkomen tot 110 en 120% van het sociaal minimum is de inkomensbron in 2011 vergelijkbaar met 2009.
11 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
Tabel 9 Aantal kinderen tot 18 jaar in huishoudens met inkomen tot ... % van sociaal minimum naar inkomensbron in 20111 inkomensbron
101%
105%
110%
115%
120%
125%
inkomen uit arbeid
200
200
200
300
300
400
inkomen uit eigen onderneming
200
200
200
200
200
300
uitkering inkomensverzekering:
100
100
100
100
200
200
- werkloosheidsuitkering
0
0
0
0
100
100
- ziekte/arbeidsgeschiktheid
0
0
100
100
100
100
200
300
300
300
300
300
0
0
0
0
0
0
600
800
800
900
1.100
1.100
uitkering sociale voorzieningen overig overdrachtsinkomen totaal 1
Dit is een uitsplitsing van de totalen uit tabel 6 naar inkomen. De aantallen zijn afgerond op honderdtallen. Daardoor kan het voorkomen dat ze niet optellen tot het totaal. bron: CBS Statline
Helft kinderen groeit op in eenouderhuishouden De circa 1.100 kinderen in huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum wonen in 2011 net zo vaak in een eenouderhuishouden als in een tweeouderhuishouden (figuur 6). Kinderen in eenouderhuishoudens zijn oververtegenwoordigd in huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. In heel de bevolking van Venray groeit in 2011 10% van de kinderen in een eenouderhuishouden op, in de huishoudens tot 120% van het sociaal minimum is dat 50% (CBS Statline).
Figuur 6
Percentage minderjarige kinderen in huishoudens naar inkomen en gezinssamenstelling in 2011
inkomen tot 120% sociaal minimum
50
50
inkomen tot 110% sociaal minimum
50
50
inkomen tot 101% sociaal minimum
50
50
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% paar, alleen kinderen <18
eenoudergezin, alleen kinderen <18
bron: CBS Statline
In 2011 ging het om 500 kinderen in eenouderhuishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Het aantal kinderen in eenouderhuishoudens is sinds 2009 in alle inkomensgroepen met een kwart toegenomen. De verwachting is dat dit aantal ook in 2014 verder is toegenomen.
Aantal kinderen in Nederlandse huishoudens toegenomen Van de circa 1.100 kinderen in huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum in 2011 is de ruim de helft van Nederlandse afkomst en meer dan een derde niet-
12 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
westers allochtoon. Het percentage niet-westerse allochtone kinderen is lager in de inkomensgroepen tot 101% en 110% van het sociaal minimum (figuur 7). Het aantal nietwesterse allochtonen jeugdigen is in Venray 14% van de 0-17-jarigen. Niet-westerse allochtone kinderen zijn dus oververtegenwoordigd in gezinnen met lage inkomens. Vergeleken met 2009 is in 2011 met name het aantal kinderen in Nederlandse huishoudens met een inkomen tot 120% toegenomen. Het gaat om circa 600 kinderen.
Figuur 7
Percentage minderjarige kinderen in huishoudens naar inkomen en naar herkomst in 2011
inkomen tot 120% sociaal minimum
55
9
inkomen tot 110% sociaal minimum
56
11
inkomen tot 101% sociaal minimum
57
36
33
14
29
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% nederlands
westers
niet-westers
bron: CBS Statline
Meeste kinderen wonen in een huurwoning Ruim 7 van de 10 kinderen in huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum wonen in 2011 in een huurwoning. Het gaat hierbij om circa 800 kinderen. Het merendeel wordt gehuurd met huurtoeslag (figuur 8). Het valt op dat kinderen in huishoudens met de laagste inkomens (101%) even vaak in een huurwoning als in een eigen woning wonen.
Figuur 8
Percentage minderjarige kinderen in huishoudens naar inkomen en woonsituatie in 2011
inkomen tot 120% sociaal minimum
inkomen tot 110% sociaal minimum
inkomen tot 101% sociaal minimum
27
64
38
9
63
50
50
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% eigen woning
huur met huursubsidie
huur zonder huursubsidie
bron: CBS Statline
13 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
De woonsituatie van kinderen in huishoudens tot 120% van het sociaal minimum is vergelijkbaar met 2009.
(Potentiële) financiële problemen Ruim een derde van de Nederlanders heeft financiële problemen 37% van de huishoudens in Nederland heeft in 2012 onvoldoende geld voor bepaalde gangbare uitgaven (figuur 9). Zij hebben vooral moeite met onverwachte noodzakelijke uitgaven, vervanging van versleten meubelen en regelmatig nieuwe kleren kopen. 14% van de Nederlandse huishoudens kan (zeer) moeilijk rondkomen van hun netto-huishoudensinkomen om de gebruikelijke noodzakelijke uitgaven te betalen. 5% van de Nederlandse huishoudens heeft de afgelopen 12 maanden een betalingsachterstand gehad, vooral bij het betalen van huur of hypotheek.
Figuur 9
Inkomensbeoordeling door Nederlandse huishoudens in 2012, in percentages
betalingsachterstand
5
leningen zware last
2
woonkosten zware last
12
onvoldoende geld
37
(zeer) moeilijk rondkomen
14
0
5
10
15
20
25
30
35
40
bron: CBS Statline
Huishoudens die de meeste financiële problemen ervaren zijn: eenouderhuishoudens, vooral met kinderen onder de 18 jaar; huishoudens waarbij de kostwinner laagopgeleid is; huishoudens met een laag inkomen (onder of rond het sociaal minimum); huishoudens met een uitkering van de sociale voorziening hebben de meeste problemen; huishoudens in een huurwoning, met name die met huurtoeslag. Jongeren onder de 25 jaar hebben vaker onvoldoende geld voor onverwachte uitgaven. Daarentegen ervaren zij hun woonlasten minder als een zware last en hebben ze minder moeite om maandelijks rond te komen (CBS Statline). Paren zonder kinderen, hoogopgeleide kostwinners en 65-plussers ervaren minder vaak problemen. Ook zijn er minder problemen naarmate huishoudens een hoger inkomen hebben, bijvoorbeeld door het hebben van werk. Het hebben van werk biedt echter - steeds minder - een garantie om financiële problemen te voorkomen (CBS/SCP 2012). Hoewel het percentage ‘werkende armen’ relatief laag is, zijn er in 2013 in absolute aantallen meer ‘werkende armen’ dan arme uitkeringsontvangers. Dat komt door de grote omvang van de werkzame beroepsbevolking. Bijna de helft van de ‘werkende armen’ bestond in 2013 uit zelfstandigen (13%), die een veel grotere kans op armoede hebben dan mensen in loondienst (3%) (CBS/SCP 2014). Het Nibud signaleert dat er sinds 2008 ook in de schuldhulpver-
14 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
lening een sterke toename is van mensen met een (boven)modaal inkomen. Voorheen waren dat vooral mensen met een bijstandsuitkering of werkenden met een zeer laag inkomen(Nibud 2014).
Eenouderhuishoudens meeste kans op problematische schulden Eenouderhuishoudens hebben meer kans op betalingsachterstanden dan andere groepen huishoudens. Ze hebben vaker achterstallige rekeningen, vaker een doorlopend krediet of persoonlijke lening, ze lenen vaker van familie of vrienden en hebben vaker te maken met een lopende afbetalingsregeling voor de creditcardschuld en staan samen met tweeouderhuishoudens met kinderen het vaakst rood (Kerckhaert, De Ruig 2013). Door de economische crisis is de groep huishoudens met kans op problematische schulden toegenomen. Niet alleen bij huishoudens met een laag inkomen en laag opgeleide kostwinner(s), maar ook bij huishoudens met hoog opgeleide kostwinner(s) en hogere inkomens is de kans op schulden toegenomen. Het gaat dan om mensen met hypotheken en hoge leningen die door terugval in inkomsten niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen. De effecten van de economische crisis zijn in 2011 verder verdiept. Betalingsachterstanden als voorloper en voorspeller van problematische schulden zijn meer verdeeld over de gehele samenleving en minder bepaald door inkomen, opleidingsniveau en herkomst (Kerckhaert, De Ruig 2013). Bij de laagste inkomens is er sprake van zogenaamde ‘overlevingsschulden’. Het inkomen is te laag om alle noodzakelijke uitgaven te doen. Bij de hogere inkomens komen ‘aanpassingsschulden’ voor als gevolg van een plotselinge inkomensdaling (onder meer door werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en scheiding). Deze huishoudens kunnen hun uitgaven niet (onmiddellijk) aanpassen aan de nieuwe inkomenssituatie. Soms is er sprake van ‘compensatieschulden’: het inkomen zou net genoeg kunnen zijn voor de noodzakelijke uitgaven maar omdat ze zich vergelijken met anderen die het beter hebben, leven ze boven hun stand en kopen zaken die ze zich niet (meer) kunnen permitteren. Bij hogere inkomens waarbij geen sprake is van minder inkomsten kunnen financiële problemen bijvoorbeeld ontstaan door overconsumptie, uitgaven die makkelijk te voorkomen zouden zijn. In Nederland zijn ruim 2 miljoen (bijna 28%) huishoudens met één of meer betalingsachterstanden.
Kinderen lopen meer risico op armoede De kans op armoede is groter bij kinderen dan bij volwassenen. Vooral kinderen in eenouderhuishoudens lopen meer risico op (langdurige) armoede dan kinderen in tweeouderhuishoudens (figuur 6). Jongere kinderen hebben een groter risico op armoede dan oudere kinderen. Vanaf 12 jaar neemt de kans op armoede bij kinderen af, maar is nog steeds bovengemiddeld. Dat komt vermoedelijk doordat hun ouders dan in de gelegenheid zijn (meer) te gaan werken. Ook hebben wat oudere kinderen vaker volwassen broers of zussen die nog thuis wonen en een inkomen hebben (CBS/SCP 2012, 2014). Verder hebben kinderen in grote gezinnen, in gezinnen met een bijstandsuitkering en kinderen van niet-westerse herkomst een verhoogd risico op armoede (CBS/SCP 2014). Van de niet-westerse kinderen groeit 1 van de 4 op in armoede, bij autochtone kinderen is dat 1 van de 16. De armoede is het grootst onder Somalische, Afghaanse, Irakese en Marokkaanse kinderen (Huijnk et al 2014).
Aantal executieverkopen fluctueert Sinds 2008 zijn er in totaal 28 executieverkopen in de gemeente Venray geweest. Een executieverkoop is een gedwongen verkoop van een woning. De reden kan zijn dat een eigenaar niet
15 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
meer aan de betalingsverplichtingen kan voldoen. In dat geval kan de geldverstrekker verkoop van het onderpand (het huis) eisen. De ontwikkeling van executieverkopen per kwartaal staat in figuur 10.
Figuur 10
Ontwikkeling aantal executieverkopen in 2008-2014 per kwartaal
4
3
2
1
8-jan 2008-2 2008-3 2008-4 2009-1 2009-2 2009-3 2009-4 2010-1 2010-2 2010-3 2010-4 2011-1 2011-2 2011-3 2011-4 2012-1 2012-2 2012-3 2012-4 2013-1 2013-2 2013-3 2013-4 2014-1 2014-2 2014-3
0
bron: Kadaster 2014
Het aantal executieverkopen fluctueert per jaar en per kwartaal. De piek lag in 2011 met 10 executieverkopen.
Landelijke toename aantal huisuitzettingen Woningcorporaties in Nederland hebben in 2013 ruim 23.000 vonnissen voor huisuitzettingen ontvangen. Ongeveer 30% daarvan heeft tot een huisuitzetting geleid. Dit betrof bijna 7.000 mensen. Zowel het aantal vonnissen als het aantal huisuitzettingen is sinds 2009 toegenomen (figuur 11).
Figuur 11
Aantal vonnissen en huisuitzettingen in Nederland in 2006-2013
25.000
20.000
15.000
10.000
5.000
2006
2007
2008 vonnissen
2009
2010
2011
2012
2013
huisuitzettingen
bron: Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg 2014
16 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
De belangrijkste oorzaak van een huisuitzetting is huurachterstand (88%). Bij kleine corporaties vinden relatief minder vaak huisuitzettingen plaats dan bij grote corporaties. Per 1.000 woningen gaat het om 1,5 huisuitzettingen, bij grote corporaties zijn dat er 3 tot 5. Van 65% van de huisuitzettingen is niet bekend om welke type huishoudens het gaat. De huishoudens waarvan het wel bekend is, zijn vooral alleenstaanden van 30-60 jaar (15%) en alleenstaande jongeren van 18-30 jaar (9%) (Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg 2014).
Aanknopingspunten voor de aanpak Belemmeringen om hulp te vragen De belangrijkste belemmeringen van burgers om hulp te vragen bij inkomensproblematiek zijn: Schaamte, trots, gêne dat je een uitkering nodig hebt. Als deze drempel eenmaal genomen is, wordt het gemakkelijker. Onwetendheid. Dit speelt vooral bij allochtonen die de taal niet spreken. Ze weten niet waar ze terecht kunnen voor wat. Een uitkering kan bijvoorbeeld alleen nog digitaal worden aangevraagd. Dit vormt ook voor ouderen een belemmering. Ingewikkelde regelgeving en procedures. De regels en procedures zijn niet duidelijk en efficiënt. Het moeten aanleveren van veel informatie schrikt af. Het opzoeken of opvragen van bijvoorbeeld bankafschriften is voor mensen met weinig geld en moeite met ordenen van de administratie een probleem. (Nienhuis, Doelman-van Geest 2014) Mensen besluiten hulp te vragen als het echt niet meer gaat, als ze bijvoorbeeld te maken krijgen met woningbeslag, deurwaarders of afsluiting van water/elektriciteit. In eerste instantie steken ze, als ze zo in de problemen zitten, hun hoofd in het zand. Ze maken bijvoorbeeld de post niet meer open. De problematiek is vaak meervoudig. Het is niet alleen een financieel probleem, maar ook een psychisch probleem. Familie kan het niet meer oplossen. Mensen zitten te veel in de problemen. Ze constateren dat ze het zelf niet meer redden. Als ze geen beroep op familie kunnen doen, lopen ze bij de gemeente binnen. Of als de woningcorporatie huurachterstand signaleert, verwijzen ze naar de gemeente. Deze gesignaleerde belemmeringen komen ook in de literatuur naar voren (ITJ 2011, Nienhuis, Doelman-van Geest 2013, 2014a). Een ander knelpunt is dat minder hulp aan gezinnen met ‘kleine’ problemen wordt geboden, zoals werkende armen en de groep met relatief kleine schuld (tot € 9.000,00). Deze groep wordt niet als potentiële doelgroep gezien, terwijl zij door kleine tegenslagen in grote problemen kan komen (ITJ 2011).
Specifieke groepen die moeite hebben met hulp vragen De volgende groepen ervaren een drempel om hulp te vragen: Ouderen die alleen AOW hebben. Zij hebben vaak ook meer zorgkosten. Mensen met een verstandelijke of psychische beperking. Stoppende ondernemers. Zij hebben veel moeite om hulp te vragen maar als de bank de ‘stekker’ eruit trekt, moeten ze wel. Mensen die in het verleden niets met de gemeente te maken hebben gehad. Zij weten minder hun weg te vinden dan mensen die al een bijstandsuitkering hebben. Allochtonen die de taal niet beheersen. Als ze niet bij lotgenoten om hulp vragen is dat een belemmering. Mensen die van alles beloven (bijvoorbeeld dat ze gebruik zullen maken van schuldhulpverlening), maar dit vervolgens niet nakomen. Mensen die gewend zijn aan een bepaalde levensstijl en een bepaald imago hebben en dit in veranderde omstandigheden niet willen opgeven.
17 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
Mensen met een verslaving, hoewel dit een wat andere groep is dan de bovenstaande omdat ze te maken hebben met een middel waar ze niet zonder kunnen. (Nienhuis, Doelman-van Geest 2014b) De groep mensen met problemen is dus heel divers. Mensen zijn bijvoorbeeld in de problemen gekomen door scheiding, omdat ze niet hebben geleerd met geld om te gaan, omdat ze 2 huizen hebben waarvan 1 niet kan worden verkocht, er sprake is van beslaglegging door de belastingdienst. Sommige mensen zijn ook ‘te goedig’. Ze helpen familieleden bij het oplossen van problemen en komen daardoor zelf in de financiële problemen (Nienhuis, Doelman-van Geest 2014b).
Oplossingen om belemmeringen weg te nemen Er zijn verschillende mogelijkheden om de drempel om hulp te vragen, te verlagen (Nienhuis, Doelman-van Geest 2014b): Vergroten van de zichtbaarheid van organisaties die hulp bieden, bijvoorbeeld door informatie te geven op plekken waar de doelgroep komt (zoals de markt voor bijstandsgerechtigden). Bekendheid geven aan de hulp via websites en folders. Meer outreachend werken: mensen bezoeken of bellen en aangeven welke hulp er is. Versterken van de samenwerking en afstemming tussen sociale partners, verwijzers. Zij spelen een heel belangrijke rol in de signalering van behoefte aan hulp bij inkomensproblematiek. Verlagen van de drempel door goede en tijdige verwijzing tussen afdelingen en verschillende organisaties, maar ook door eerst het gesprek aan te gaan en niet direct te vragen om allerlei informatie op papier over de situatie. Indien nodig kan dan in het gesprek hulp worden aangeboden bij het verzamelen van benodigde informatie. In dit gesprek kunnen ook al eerste adviezen worden gegeven. Benadrukken dat het niet erg is om even hulp nodig te hebben. Iedereen heeft wel een periode in zijn/haar leven dat hij/zij hulp nodig heeft. Vroegsignalering, bijvoorbeeld door woningcorporatie en werkgevers. In een vroeg stadium al naast de burger staan en de problemen in de preventieve sfeer oplossen. Voeren van een goed beleid dat meer duidelijkheid geeft aan burgers, maar ook aan hulpverleners, bijvoorbeeld door een stroomschema dat laat zien waar een bepaalde aanvraag in de lijn zich bevindt. Bieden van duidelijkheid over bereikbaarheid van hulpverleners en over de duur van afhandeling van aanvragen/procedures. Verstrekken van goede informatie over wie gebruik kan maken van welke hulp. Een meldpunt of loketfunctie van waaruit kan worden verwezen naar de juiste hulpvorm, kan hierbij een belangrijke rol spelen. (Nienhuis, Doelman-van Geest 2014b)
Focus op gedragsverandering in de ondersteuning Traditioneel worden mensen in armoede vooral vanuit ‘administratieve’ kenmerken beschreven. Bijvoorbeeld in termen van leeftijd, geslacht, etniciteit en huishoudenssamenstelling. Als vanuit deze kenmerken naar mensen met schulden gekeken wordt, blijken het vooral alleenstaande werkloze mannen, alleenstaande werkloze vrouwen met kinderen en jonge werkende mannen die hoger zijn opgeleid te zijn. Bij bijstandsgerechtigden gaat het met name om werkloze oudere mannen, alleenstaande moeders en immigranten (Van Geuns 2013). Voor de ondersteuning is het weinig zinvol om mensen aan de hand van administratieve kenmerken te beschrijven. Het kan hooguit nuttig zijn om ontwikkelingen in de tijd te laten
18 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
zien en op hoofdlijnen te beschrijven, zoals ook in deze factsheet wordt gedaan. Professionals biedt het nauwelijks handvatten. Het gaat namelijk om factoren die niet te beïnvloeden zijn. Ook geven deze kenmerken geen oorzaken aan waarom iemand arm is, hooguit indirect (Van Geuns 2013). Een alternatief is om op individueel niveau naar mensen te kijken: naar hun gedrag4, hun houding, motivatie, vaardigheden en beperkingen. Dat zijn factoren die relevant zijn voor de oplossing van financiële problemen. Het zijn factoren die te beïnvloeden zijn en die tevens de grenzen aangeven van wat mensen zelf kunnen bijdragen aan het oplossen van hun problemen. Het veranderen van gedrag en houding is niet eenvoudig. Mensen moeten zich eerst bewust worden van hun gedrag, zodat zij zelf gemotiveerd worden om te veranderen. In de aanpak zou de focus op verandering van gedrag en houding moeten liggen in plaats van op sanctionering. Daarbij hoort een open gesprek met de cliënt, bijvoorbeeld via de methode van motiverende gespreksvoering. Pas als mensen de juiste houding hebben, heeft het zin om vaardigheden aan te leren (Van Geuns 2013). Uitgebreidere informatie over dit thema is te vinden in de notitie ‘Blik op: andere kijk op armoede’ (Nienhuis et al 2014a).
Conclusie In deze factsheet is op basis van algemene kenmerken een beeld geschetst van de omvang van de groep huishoudens met lage inkomens, in het bijzonder huishoudens met een inkomen tot 101, 110 en 120% van het sociaal minimum. De omvang van de groep huishoudens met een laag inkomen, waaronder die tot 101, 110 en 120% van het sociaal minimum, is toegenomen sinds 2009 (zowel absoluut als relatief). De groep huishoudens met een laag inkomen bestaat vooral uit alleenstaanden jonger dan 65 jaar en eenouderhuishoudens. De verwachting is dat de armoedeproblematiek in 2014 en 2015 licht zal dalen. Vooral in de kern Venray wonen relatief veel huishoudens met een laag inkomen, met name in Venray-Centrum, Venray-West, Venray-Oost en Bruske. Het gaat in 2012 voor de kern Venray om circa 41% huishoudens met een laag inkomen en 9% onder of rond het sociaal minimum. In de overige kernen heeft 29% een laag inkomen en zit 6% onder of rond het sociaal minimum. De verwachting is dat de inkomensverdeling in beide kernen in 2014 ongeveer hetzelfde zal zijn. Per wijk/kern kan dit wel uiteenlopen. De belangrijkste veranderingen in achtergrondkenmerken van de huishoudens met lage inkomens sinds 2009: toename van het aantal huishoudens met een uitkering sociale voorziening en uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid; toename van het aantal Nederlandse en westerse huishoudens; het aantal niet-westerse huishoudens is stabiel; toename van huishoudens in huurwoningen zonder huurtoeslag. Dit geldt zowel voor de huishoudens tot 101, 110 als 120% van het sociaal minimum. Verder is - op basis van landelijke gegevens - bekend dat er een groeiende groep ‘werkende armen’ is. Deze bestaat voor bijna de helft uit zelfstandigen. Ook krijgen mensen met een (boven)modaal inkomen in toenemende mate met schuldhulpverlening te maken.
4
Gedrag impliceert niet dat het de eigen schuld is dat mensen in de problemen zijn gekomen.
19 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
Vergeleken met 2009 groeien absoluut en relatief meer kinderen op in huishoudens met een inkomen tot 101, 110 en 120% van het sociaal minimum. Kinderen uit eenouderhuishoudens en van niet-westerse herkomst zijn oververtegenwoordigd in deze huishoudens. Het aantal kinderen in eenouderhuishoudens is in 2011 in alle groepen met een kwart toegenomen. De verwachting is dat dit aantal in 2014 verder zal zijn gestegen. Het aantal niet-westerse kinderen is stabiel sinds 2009. Eenouderhuishoudens (met kinderen jonger dan 18 jaar), huishoudens met een uitkering en huishoudens in een huurwoning ervaren de meeste financiële problemen. Deze huishoudens zijn toegenomen in Venray. Om de huishoudens met problemen te bereiken is het van belang de belemmeringen om hulp te zoeken weg te nemen. Naast de schuld en schaamte om hulp te vragen spelen ook onwetendheid (in het bijzonder bij allochtonen) en complexiteit van de regels en procedures een rol. Om dit aan te pakken is het wenselijk dat organisaties beter zichtbaar worden, goede informatie verstrekken en preventief, outreachend en laagdrempelig werken. In de directe ondersteuning is het relevant op individueel niveau naar gedrag, houding, motivatie, vaardigheden en beperkingen te kijken. Door open gesprekken met de hulpvragers kan gewerkt worden aan bewustwording van gedrag als stap naar gedragsverandering.
Literatuur Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg. Corporatiemonitor 2014. Den Haag: Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg, 2014. Centraal Bureau voor de Statistiek/Sociaal en Cultureel Planbureau (CBS/SCP). Armoedesignalement 2012. Den Haag: CBS/SCP, 2012. Centraal Bureau voor de Statistiek/Sociaal en Cultureel Planbureau (CBS/SCP). Armoedesignalement 2014. Den Haag: CBS/SCP, 2014. Gemeente Venray. Opdrachtformulering Minimabeleid oktober 2014 def. Project: Sociaal Huis, 22 oktober 2014. Geuns R van. Every picture tells a story. Armoede: een gedifferentieerd verschijnsel. Lectorale rede in verkorte vorm uitgesproken op dinsdag 12 november 2013 door dr. Roeland van Geuns, lector Armoede en Participatie aan de Hogeschool van Amsterdam Domein Maatschappij en Recht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, 2013. Huijnk W, Gijsberts M, Dagevos J. Jaarrapport integratie 2013. Participatie van migranten op de arbeidsmarkt. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2014. Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ). Het kind van de rekening. Hulp aan kinderen die leven in armoede. Onderzoek Integraal Toezicht Jeugdzaken. Utrecht: ITJ, 2011. Kadaster. Maatwerk. Apeldoorn: Kadaster, 2014. Kerckhaert AC, Ruig de LS. Huishoudens in de rode cijfers 2012, Omvang en achtergronden van schuldenproblematiek bij huishoudens. Eindrapport. Zoetermeer: Panteia, 2013. Nibud. Overkoepelende blik op de omvang en preventie van schulden in Nederland. Utrecht: Nibud, 2014. Nienhuis T, Doelman-van Geest HA. Blik op: armoede in gezinnen. Den Haag: Tympaan Instituut, 2013. Nienhuis T, Doelman-van Geest HA, Hoffmans TEM. Blik op: een andere kijk op armoede. Den Haag: Tympaan Instituut, 2014a. Nienhuis T, Doelman-van Geest HA. Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente PijnackerNootdorp. Den Haag: Tympaan Instituut, 2014b. Noordhuizen, B, Stroeker, N en Kerckhaert, A. Doet Venray mee(r) met minder? Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het armoedebeleid van de gemeente Venray. Zoetermeer: Panteia, 2013. Stimulansz. Minimascan 2012-2014. Utrecht: Stimulansz, 2014.
Websites statline.cbs.nl
Centraal Bureau voor de Statistiek Statline
ris-zh.nl
Regionaal Informatiesysteem Samenleving Zuid-Holland
stimulansz.nl
Stimulansz
20 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]
Colofon december 2014 - K.P. Nagel, T. Nienhuis (Tymaan Instituut) en A.C. Kerckhaert (Stimulansz) © Tympaan Instituut Dit is een gezamenlijke uitgave van het Tympaan Instituut en Stimulansz en is onder vermelding van 0672 te bestellen bij het Tympaan Instituut.
Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Venray - Tympaan Instituut -
[email protected]