Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp Inleiding Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het armoede- en schuldenbeleid in hun gemeente. De gemeenten in de regio Haaglanden herbezinnen zich op hun armoedebeleid en hun rol hierin. Vooral de veranderingen in het sociale domein zijn aanleiding om de armoedeproblematiek opnieuw te bezien. Gemeenten worden met de decentralisaties van AWBZ, jeugdzorg en Participatiewet vanaf 2015 verantwoordelijk voor het merendeel van de ondersteuning aan kwetsbare burgers. De decentralisaties gaan samen met forse bezuinigingen. Sommige huishoudens maken gebruik van meerdere regelingen en zullen te maken krijgen met een stapeling van bezuinigingsmaatregelen en negatieve financiële effecten daarvan. Daarnaast verwachten de gemeenten dat de effecten van de crisis de komende jaren (meer) zichtbaar worden. Daarbij gaat het niet alleen om de ‘traditionele armen’ (mensen zonder werk die moeilijk meekomen), maar ook om nieuwe doelgroepen zoals mensen die hun baan verliezen, ‘werkende armen’ en zzp’ers. Met name deze nieuwe groepen zijn niet bij alle gemeenten goed in beeld. Zij melden zich vaak niet of laat voor hulp. Tot slot zijn de komende jaren structurele extra middelen voor de armoede- en schuldenaanpak beschikbaar vanuit het Rijk (Ministerie van SZW 2013). In deze factsheet wordt een beeld geschetst van omvang en aard van de inkomenssituatie van huishoudens in de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Daarnaast zijn factsheets beschikbaar van de andere gemeenten in de regio Haaglanden.
Inkomensverdeling huishoudens Eenouderhuishoudens en eenpersoonshuishoudens relatief laagste inkomens Het gemiddeld gestandaardiseerd inkomen van particuliere huishoudens in 2011 is € 27.300,00. Het inkomen varieert, afhankelijk van de samenstelling van het huishouden (figuur 1). Vooral eenouderhuishoudens en eenpersoonshuishoudens hebben gemiddeld het laagste inkomen. Paren en meerpersoonshuishoudens hebben gemiddeld het hoogste inkomen. Het inkomen bij de meeste huishoudens is stabiel sinds 2009, alleen bij eenouderhuishoudens is het inkomen licht toegenomen.
Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Figuur 1 Gemiddeld gestandaardiseerde 1 inkomen in euro’s naar samenstelling van het huishouden van 2009-20112 paren
29.300
eenoudergezinnen
20.800
eenpersoonshuishoudens
23.000
meerpersoonshuishoudens
28.500
huishoudens
27.300 000
5.000
10.000 2009
15.000
2010
20.000
25.000
30.000
35.000
2011
1
Het gestandaardiseerde inkomen is het besteedbare inkomen van particuliere huishoudens (exclusief studenten), waarbij er is gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Dat is gedaan om inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken. Het besteedbare inkomen is het bruto-inkomen minus betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op inkomen en vermogen. 2 Alle CBS-gegevens in deze factsheet zijn van peildatum 31 december van het betreffende jaar. bron: CBS Statline
Als gekeken wordt naar verschillende achtergrondkenmerken van de huishoudens valt op dat: • vooral eenouderhuishoudens met kinderen jonger dan 18 jaar een relatief laag inkomen (€ 19.100,00) hebben; • het inkomen van paren hoger is, vooral van paren zonder kinderen of met oudere kinderen; • tot 65 jaar het inkomen stijgt naarmate de hoofdkostwinner ouder wordt; dit betekent dat vooral jongere kostwinners tot 25 jaar financieel het minst te besteden hebben (€ 16.600,00); • na 65 jaar het inkomen weer daalt; • westerse allochtonen een hoger inkomen hebben dan autochtonen, die op hun beurt weer een hoger inkomen hebben dan niet-westerse allochtonen; • vooral niet-westerse allochtonen van de eerste generatie een relatief laag inkomen hebben (€ 21.400,00).
Inkomensverschillen per wijk Er zijn inkomensverschillen tussen de 3 wijken van Pijnacker-Nootdorp (tabel 1). In Delfgauw wonen meer huishoudens met hoge en minder met lage inkomens en een inkomen onder of rond het sociaal minimum. In Pijnacker wonen relatief de meeste mensen met een laag inkomen, in Nootdorp de meeste met een inkomen onder of rond het sociaal minimum. De inkomensverdeling is in alle wijken redelijk vergelijkbaar met 2009.
2 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Tabel 1 Inkomensverdeling van huishoudens1 per wijk 2011 wijk pijnacker
inkomen
percentage 2009
2010
2011
33
32
32
26
27
26
onder of rond sociaal minimum
4
5
5
hoog: >46.500
35
36
35
laag: max. 25.100
23
22
23
onder of rond sociaal minimum
4
4
8
hoog: >46.500
36
38
39
laag: max. 25.100
19
17
20
onder of rond sociaal minimum
3
3
4
hoog: >46.500
34
35
34
laag: max. 25.100
23
23
24
onder of rond sociaal minimum
4
4
5
hoog: >46.500 laag: max. 25.100 2
nootdorp
delfgauw
pijnackernootdorp totaal
1
Dit gaat over het besteedbare inkomen van particuliere huishoudens (exclusief studenten). Dit bestaat uit het brutoinkomen minus betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekering, premies ziektekostenverzekering en belasting op inkomen en vermogen. 2 Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat politiek is vastgesteld. Om te beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden geldt. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen. bron: CBS Statline
Huishoudens met lage inkomens In de tekst is gefocust op de groep (minderjarige kinderen in) huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Deze grens hanteren gemeenten vaak in hun armoedebeleid. In de tabellen wordt een beeld geschetst van de omvang van de totale groep (minderjarige kinderen in) huishoudens met een laag inkomen van 101 tot 125% van het sociaal minimum. Dat gebeurt aan de hand van de absolute (werkelijke aantallen) en de relatieve omvang. De relatieve omvang geeft het percentage huishoudens ten opzichte van de doelpopulatie 1 aan. De ontwikkeling in aantallen en percentages hoeft niet hetzelfde te zijn. Zo kan het aantal huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum afnemen, terwijl de groep relatief toeneemt.
Meer huishoudens met lage inkomens In 2013 hadden ruim 1.100 huishoudens een inkomen tot 110% van het sociaal minimum (tabel 2). Dat zijn er, in absolute aantallen, meer dan in 2009. In alle groepen huishoudens van 101 tot 125% van het sociaal minimum is een toename te zien sinds 2009.
1
De doelpopulatie betreft alle particuliere huishoudens, exclusief studenten en huishoudens met een onvolledig jaarinkomen, die ten minste 1 jaar een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal minimum hebben. Aan de hand van regelgeving is vastgesteld welke norm voor het betreffende huishouden van toepassing is.
3 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Tabel 2 Aantal huishoudens met inkomen tot ... % van sociaal minimum1 2009-20132 percentage
3
2009
2010
2011
2012
2013
index 2013 tov 2009
101%
700
700
800
720
750
107
105%
800
800
900
890
940
118
110%
900
1.000
1.200
1.090
1.140
127
115%
1.100
1.200
1.400
1.300
1.370
125
120%
1.300
1.400
1.600
1.510
1.600
123
125%
1.500
1.600
1.800
1.730
1.820
121
1
Dit gaat over particuliere huishoudens, exclusief studenten en huishoudens met een onvolledig jaarinkomen, die ten minste 1 jaar een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal minimum hebben. Aan de hand van regelgeving is vastgesteld welke norm voor het betreffende huishouden van toepassing is. 2 De cijfers 2009-2011 zijn afgerond. Cijfers van 2012 en 2013 zijn ramingen uit de Minimascan van Stimulansz. 3 De index geeft de verhouding weer tussen het aantal huishoudens in 2013 ten opzichte van het aantal in 2009. 2009 krijgt een index van 100. Een index in 2013 lager dan 100 betekent dat er in 2013 minder huishoudens met een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal inkomen zijn dan in 2009, een index hoger dan 100 betekent dat er meer zijn dan in 2009. bron: CBS Statline, Stimulansz 2014
Ook het percentage huishoudens tot 110% van het sociaal minimum is in 2013 toegenomen ten opzichte van 2009. In 2013 heeft circa 6% van de huishoudens een inkomen tot 110% van het sociaal minimum (tabel 3). Tabel 3 Percentage huishoudens met inkomen tot … % van sociaal minimum1 2009-20132 percentage
2009
2010
2011
2012
2013
3
index 2013 tov 2009
101%
3,8
3,9
4,1
3,9
3,9
103
105%
4,6
4,7
5
4,8
4,9
107
110%
5,4
5,8
6,3
5,9
6
111
115%
6,6
7
7,6
7
7,2
109
120%
7,6
8,1
8,7
8,1
8,4
111
125%
8,8
9,2
9,9
9,3
9,6
109
1
Dit gaat over particuliere huishoudens, exclusief studenten en huishoudens met een onvolledig jaarinkomen, die ten minste 1 jaar een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal minimum hebben. Aan de hand van regelgeving is vastgesteld welke norm voor het betreffende huishouden van toepassing is. 2 Gegevens van 2012 en 2013 zijn ramingen uit de Minimascan van Stimulansz. 3 De index geeft de verhouding weer tussen het aantal huishoudens in 2013 ten opzichte van het aantal in 2009. 2009 krijgt een index van 100. Een index in 2013 lager dan 100 betekent dat er in 2013 minder huishoudens met een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal inkomen zijn dan in 2009, een index hoger dan 100 betekent dat er meer zijn dan in 2009. bron: CBS Statline, Stimulansz 2014
Percentage kinderen in huishoudens tot 110% van sociaal minimum stabiel In 2013 woonden bijna 800 kinderen in huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum (tabel 4). Dat zijn er meer dan in 2009. Alleen het aantal kinderen in huishoudens tot 101% van het sociaal minimum is gedaald ten opzichte van 2009.
4 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Tabel 4 Aantal kinderen tot 18 jaar in huishoudens1 met inkomen tot ... % van sociaal minimum 2009-20132 percentage
3
2009
2010
2011
2012
2013
index 2013 tov 2009
101%
600
500
500
530
560
93
105%
600
600
600
650
670
112
110%
700
700
700
750
790
113
115%
800
800
800
860
900
113
120%
900
900
900
980
1.020
113
125%
1.000
1.000
1.000
1.150
1.130
113
1
Dit gaat over particuliere huishoudens, exclusief studenten en huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. Gegevens van 2012 en 2013 zijn ramingen uit de Minimascan van Stimulansz. 3 De index geeft de verhouding weer tussen het aantal in 2013 ten opzichte van het aantal in 2009. 2009 krijgt een index van 100. Een index in 2013 lager dan 100 betekent dat in er 2013 minder kinderen in huishoudens met een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal inkomen zijn dan in 2009, een index hoger dan 100 betekent dat er meer zijn dan in 2009. bron: CBS Statline, Stimulansz 2014 2
Relatief is het aantal kinderen in huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum in 2011 vergelijkbaar met 2009 (tabel 5). In 2011 ging het om 5,6% van de kinderen. Het percentage kinderen in huishoudens tot 101% van het sociaal minimum daalde. Tabel 5 Percentage kinderen tot 18 jaar in huishoudens1 met inkomen tot … % van sociaal minimum 2009-20132 percentage
3
2009
2010
2011
index 2011 tov 2009
101%
4,3
3,9
3,9
91
105%
4,9
4,8
4,8
98
110%
5,5
5,5
5,6
102
115%
6,3
6,2
6,3
100
120%
6,8
6,7
6,9
101
125%
7,4
7,4
7,5
101
1
Dit gaat over particuliere huishoudens, exclusief studenten en huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. Gegevens van 2012 en 2013 zijn niet bekend. 3 De index geeft de verhouding weer tussen het aantal in 2013 ten opzichte van het aantal in 2009. 2009 krijgt een index van 100. Een index in 2013 lager dan 100 betekent dat in er 2013 minder kinderen in huishoudens met een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal inkomen zijn dan in 2009, een index hoger dan 100 betekent dat er meer zijn dan in 2009. bron: CBS Statline, Stimulansz 2014 2
Achtergrondkenmerken huishoudens met lage inkomens Grootste groep eenouderhuishoudens Binnen de groep huishoudens tot 110% van het sociaal minimum vormen eenouderhuishoudens de grootste groep (figuur 2). Deze groep is sinds 2009 toegenomen. Ook het aantal alleenstaande oudere vrouwen en paren zonder kinderen met een inkomen tot 110% is gestegen.
5 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Figuur 2
Aantal huishoudens met inkomen tot 110% van sociaal minimum naar samenstelling in 2011
350
300
300 250
200
200 150 100
100
200
200
100
50
0
0
bron: CBS Statline
Meer huishoudens met een uitkering In tabel 6 is aangegeven wat de voornaamste inkomensbron van huishoudens is. Bij bijna 6 op de 10 huishoudens tot 110% van het sociaal minimum is dat een uitkering, vooral een uitkering ouderdom/nabestaanden (zoals AOW, ANW of pensioen) en sociale voorzieningen. Tabel 6 Aantal huishoudens met inkomen tot ... % van sociaal minimum, naar inkomensbron in 20131 inkomensbron inkomen uit arbeid 2
inkomen uit eigen onderneming
101%
105%
110%
115%
120%
125%
150
180
220
260
300
360
210
220
230
250
260
270
uitkering werkloosheid
10
30
30
40
40
50
uitkering ziekte/arbeidsongeschikt
30
50
70
80
100
110
uitkering ouderdom/nabestaanden
160
230
320
440
580
700
uitkering sociale voorzieningen
180
220
260
290
310
320
10
10
10
10
10
10
750
940
1.140
1.370
1.600
1.820
overig overdrachtsinkomen totaal 1
Dit is een uitsplitsing van de totalen uit tabel 2 naar inkomen. Dit gaat om huishoudens met een inkomen uit eigen onderneming (met en zonder personeel in dienst) en huishoudens waarbij inkomen uit vermogen de belangrijkste inkomstenbron is. bron: Stimulansz 2014 2
Vergeleken met 2009 is het aantal huishoudens met een uitkering ouderdom/nabestaanden toegenomen, het aantal WW-uitkeringen nam juist af. Verder is er een lichte daling van huishoudens met inkomen uit arbeid en uit eigen onderneming.
6 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Driekwart huishoudens van Nederlandse herkomst Van de 1.200 huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum in 2011 (tabel 2) is bijna driekwart van Nederlandse herkomst (figuur 3).
Figuur 3 Percentage huishoudens met inkomen tot 110% van sociaal minimum naar herkomst in 2011 9%
18%
73%
nederlands
niet-westers
westers
bron: CBS Statline
Lichte toename ouderen met inkomen tot 110% In figuur 4 staat de verdeling van huishoudens naar leeftijd. Er zijn geen jongeren met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Hierbij moet opgemerkt worden dat studenten buiten beschouwing zijn gelaten.
Figuur 4
Percentage huishoudens met inkomen tot 110% van sociaal minimum naar leeftijd hoofdkostwinner in 2011 27% 37%
36% 25 tot 45 jaar
45 tot 65 jaar
65 jaar of ouder
bron: CBS Statline
Vergeleken met 2009 is het aantal 65-plussers met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum licht toegenomen.
7 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Meeste huishoudens in huurwoning Bijna 7 op de 10 huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum wonen in een huurwoning (figuur 5). Dat gaat om circa 800 huishoudens. Hiervan woont het merendeel in een huurwoning met huursubsidie. De woonsituatie is vergelijkbaar met 2009.
Figuur 5
Percentage huishoudens met inkomen tot 110% van sociaal minimum naar woonsituatie in 2011 17% 33%
50% eigen woning
huurwoning met huursubsidie
huurwoning zonder huursubsidie
bron: CBS Statline
Verdeling naar inkomensbron vergelijkbaar met 2009 De verdeling naar inkomensbron in 2011 is bij kinderen in huishoudens tot 110% van het sociaal minimum ongeveer hetzelfde als in 2009. Circa een derde woont in een huishouden waarbij inkomen uit arbeid de belangrijkste inkomensbron is (tabel 7). Tabel 7 Aantal kinderen tot 18 jaar in huishoudens met inkomen tot ... % van sociaal minimum naar inkomensbron in 20111 inkomensbron
101%
105%
110%
115%
120%
125%
inkomen uit arbeid
200
200
200
300
300
400
inkomen uit eigen onderneming
200
200
200
200
200
300
uitkering inkomensverzekering
0
0
100
100
100
100
uitkering sociale voorzieningen
200
200
200
300
300
300
0
0
0
0
0
0
500
600
700
800
900
1.000
overig overdrachtsinkomen totaal 1
Dit is een uitsplitsing van de totalen uit tabel 4 naar inkomen. De aantallen zijn afgerond op honderdtallen. Daardoor kan het voorkomen dat ze niet optellen tot het totaal. bron: CBS Statline
Gezinssamenstelling hetzelfde als in 2009 Alle 700 kinderen in huishoudens tot 110% van het sociaal minimum komen uit gezinnen met alleen kinderen onder de 18 jaar. Daarbij gaat het net zo vaak om kinderen in eenouderhuishoudens als kinderen bij een paar (figuur 6). Dat is vergelijkbaar met 2009.
8 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Figuur 6
Percentage minderjarige kinderen in huishoudens met inkomen tot 110% van sociaal minimum naar gezinssamenstelling in 2011
50%
50%
eenouderhuishouden, alleen kinderen <18
paar, alleen kinderen <18
bron: CBS Statline
Kinderen in eenouderhuishoudens zijn oververtegenwoordigd in huishoudens tot 110% van het sociaal minimum. Ter illustratie: in de totale bevolking van Pijnacker-Nootdorp groeide in 2011 10% van de kinderen in een eenouderhuishouden op (CBS Statline, RIS).
Meer kinderen in niet-westerse huishoudens Van de circa 700 kinderen in huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum in 2011 is de helft van Nederlandse afkomst (figuur 7). Ten opzichte van het totaal aantal huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum (in figuur 3) zijn er relatief veel kinderen van niet-westerse herkomst. Het percentage kinderen in nietwesterse huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum is, vergeleken met 2009, toegenomen.
Figuur 7
Percentage minderjarige kinderen in huishoudens met inkomen tot 110% van sociaal minimum naar herkomst in 2011 13%
50% 37%
nederlands
niet-westers
westers
bron: CBS Statline
9 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Lichte toename kinderen in huurwoningen Bijna 6 op de 10 kinderen in huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum wonen in een huurwoning met huursubsidie (figuur 8). Dat gaat om circa 400 kinderen. Ten opzichte van 2009 wonen kinderen in huishoudens tot 110% van het sociaal minimum iets vaker in een huurwoning.
Figuur 8
Percentage minderjarige kinderen in huishoudens met inkomen tot 110% van sociaal minimum naar woonsituatie in 2011
43% 57%
eigen woning
huurwoning met huursubsidie
bron: CBS Statline
(Potentiële) financiële problemen Ruim een derde van de Nederlanders heeft financiële problemen 37% van de huishoudens in Nederland heeft onvoldoende geld voor bepaalde gangbare uitgaven (figuur 9). Zij hebben vooral moeite met onverwachte noodzakelijke uitgaven, vervanging van versleten meubelen, jaarlijks op vakantie gaan en regelmatig nieuwe kleren kopen. 14% van de Nederlandse huishoudens kan (zeer) moeilijk rondkomen van hun netto huishoudinkomen om de gebruikelijke noodzakelijke uitgaven te betalen. 5% van de Nederlandse huishoudens heeft de afgelopen 12 maanden een betalingsachterstand gehad, vooral bij het betalen van huur of hypotheek.
10 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Figuur 9
Inkomensbeoordeling door Nederlandse huishoudens in 2012, in percentages
betalingsachterstand leningen zware last woonkosten zware last onvoldoende geld (zeer) moeilijk rondkomen 0
5
10
15
20
25
30
35
40
bron: CBS Statline
Huishoudens die de meeste financiële problemen ervaren zijn: • eenouderhuishoudens, vooral met kinderen onder de 18 jaar; • huishoudens waarbij de kostwinner laagopgeleid is; • huishoudens met een laag inkomen (onder of rond het sociaal minimum): die met een uitkering van de sociale voorziening hebben de meeste problemen; • huishoudens in een huurwoning, met name die met huursubsidie. Jongeren onder de 25 jaar hebben vaker onvoldoende geld voor onverwachte uitgaven. Daarentegen ervaren zij hun woonlasten minder als een zware last en hebben ze minder moeite om maandelijks rond te komen (CBS Statline). Paren zonder kinderen, hoogopgeleide kostwinners en 65-plussers ervaren minder vaak problemen. Ook zijn er minder problemen naarmate huishoudens een hoger inkomen hebben, bijvoorbeeld door het hebben van werk. Het hebben van werk is echter geen garantie om financiële problemen te voorkomen (CBS/SCP 2012).
Kinderen lopen meer risico op armoede De kans op armoede is groter bij kinderen dan bij volwassenen. Vooral kinderen in eenouderhuishoudens lopen meer risico op (langdurige) armoede dan kinderen in tweeouderhuishoudens (figuur 6). Jongere kinderen hebben een groter risico op armoede dan oudere kinderen. Vanaf 12 jaar neemt de kans op armoede bij kinderen af, maar is nog steeds bovengemiddeld. Dat komt vermoedelijk doordat hun ouders dan in de gelegenheid zijn (meer) te gaan werken. Ook hebben wat oudere kinderen vaker volwassen broers of zussen die nog thuis wonen en een inkomen hebben (CBS/SCP 2012). Verder hebben kinderen in grote gezinnen, in gezinnen met een bijstandsuitkering en kinderen van niet-westerse herkomst een verhoogd risico op armoede (CBS/SCP 2012). Van de niet-westerse kinderen groeit 1 op de 4 op in armoede, bij autochtone kinderen is dat 1 op de 16. De armoede is het grootst onder Somalische, Afghaanse, Irakese en Marokkaanse kinderen (Huijnk et al 2014).
Aantal executieverkopen fluctueert Sinds 2008 zijn er in totaal 16 executieverkopen in de gemeente Pijnacker-Nootdorp geweest. Een executieverkoop is een gedwongen verkoop van een woning. De reden kan zijn dat een eigenaar niet meer aan de betalingsverplichtingen kan voldoen. In dat geval kan de geldver-
11 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
strekker verkoop van het onderpand (het huis) eisen. De ontwikkeling van executieverkopen per kwartaal staat in figuur 10. Figuur 10
Ontwikkeling aantal executieverkopen 2009-2013 per kwartaal
2,5 2 1,5 1 0,5
13-04
13-03
13-02
13-01
12-04
12-03
12-02
12-01
11-04
11-03
11-02
11-01
10-04
10-03
10-02
10-01
09-04
09-03
09-02
09-01
08-04
08-03
08-02
08-01
0
bron: Kadaster 2014
Het aantal executieverkopen fluctueert per jaar en per kwartaal. De piek lag in 2009 met 5 executieverkopen.
Landelijke toename aantal huisuitzettingen Woningcorporaties in Nederland hebben ruim 23.000 vonnissen voor huisuitzettingen ontvangen in 2013. Ongeveer 30% daarvan heeft tot een huisuitzetting geleid. Dit betrof bijna 7.000 mensen. Zowel het aantal vonnissen als het aantal huisuitzettingen is sinds 2009 toegenomen (figuur 11).
Figuur 11
Aantal vonnissen en huisuitzettingen in Nederland 2006-2013
25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 2006
2007
2008
2009
vonnissen
2010
2011
2012
2013
huisuitzettingen
bron: Aedes Kenniscentrum 2014
12 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
De belangrijkste oorzaak van een huisuitzetting is huurachterstand (88%). Bij kleine corporaties vinden relatief minder vaak huisuitzettingen plaats dan bij grote corporaties. Per 1.000 woningen gaat het om 1,5 huisuitzettingen, bij grote corporaties zijn dat er 3 tot 5. Van 65% van de huisuitzettingen is niet bekend om welke type huishoudens het gaat. De huishoudens waarvan het wel bekend is, zijn vooral alleenstaanden van 30-60 jaar (15%) en alleenstaande jongeren van 18-30 jaar (9%) (Aedes Kenniscentrum 2014).
45% huishoudens gebruikt een of meer regelingen In 2011 maakten van de circa 19.600 huishoudens in Pijnacker-Nootdorp 45% gebruik van ten minste één regeling, 55% gebruikt geen enkele regeling. Het gaat om regelingen op het terrein van welzijn en zorg, arbeidsparticipatie, onderwijs, inkomensondersteuning en jeugdzorg. Een toelichting op de specifieke regelingen is te vinden op de website waarstaatjegemeente.nl. Het gebruik van regelingen in Pijnacker-Nootdorp is lager dan gemiddeld in Zuid-Holland (49%) en Nederland (51%). 81% van de huishoudens met een regeling gebruikt 1 tot 4 regelingen. Het maximum aantal regelingen per huishouden is 11 in Pijnacker-Nootdorp. De meest voorkomende combinatie van regelingen betreft inkomensondersteuning (figuur 12) 2. De huishoudens die gebruikmaken van verschillende regelingen zijn kwetsbaar. Die kwetsbaarheid wordt vergroot doordat zij mogelijk te maken krijgen met een stapeling van bezuinigingsmaatregelen. Figuur 12
Overzicht stapeling van regelingen bij huishoudens in 2011 1%2% 1%1% 14%
12% 1% 7%
11% 1%
49% jeugdzorg
welzijn en zorg
arbeid
onderwijs
welzijn en zorg, arbeid en inkomen
inkomen
welzijn en zorg, onderwijs en inkomen
welzijn en zorg en inkomen
arbeid en inkomen
inkomen en onderwijs
overig bron: Stapelingsmonitor
2
In figuur 12 en tabel 8 zijn de termen ‘inkomensondersteuning’ en ‘arbeidsparticipatie’ vanwege de leesbaarheid afgekort tot arbeid en inkomen.
13 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
In tabel 8 staat het aantal huishoudens met een combinatie van regelingen per wijk. In Delfgauw waar minder huishoudens met lage inkomens/onder of rond het sociaal minimum zijn, wordt relatief minder gebruikgemaakt van regelingen (39%) dan in Pijnacker (46%) en Nootdorp (46%). In alle wijken worden regelingen ‘inkomensondersteuning’ het meest gebruikt. Het percentage is het laagst in Nootdorp (44%); daar komt de combinatie ‘welzijn en zorg, arbeidsparticipatie en inkomensondersteuning’ het meest voor (13%). Tabel 8 Samenloop van regelingen per wijk1 totaal
pijnacker
10.780
4.915
3.905
1.960
140
75
50
15
1.040
470
400
165
115
45
45
25
4.260
2.095
1.470
690
jeugdzorg
60
20
30
10
welzijn en zorg en arbeid
15
-
-
-
welzijn en zorg en onderwijs
10
-
-
-
welzijn en zorg en inkomen
965
495
345
120
10
-
-
-
1.230
580
480
170
onderwijs en inkomen
90
45
30
15
onderwijs en jeugdzorg
20
-
10
-
inkomen en jeugdzorg
15
-
-
-
620
155
445
25
welzijn en zorg en onderwijs en inkomen
60
20
20
20
arbeid en onderwijs en inkomen
45
15
20
-
arbeid en inkomen en jeugdzorg
15
-
-
-
welzijn en zorg en arbeid en onderwijs en inkomen
35
10
20
-
welzijn en zorg en onderwijs en inkomen en jeugdzorg
10
-
10
-
8.755
4.025
3.375
1.255
19.595
9.000
7.350
3.245
geen welzijn en zorg arbeid onderwijs inkomen
arbeid en onderwijs arbeid en inkomen
welzijn en zorg en arbeid en inkomen
totaal huishoudens met een regeling totaal huishoudens
nootdorp
delfgauw
- Deze gegevens zijn niet gepresenteerd op wijkniveau. 1 De som van de totalen van alle regelingen en voorzieningen telt op tot het totaal aantal huishoudens, omdat huishoudens slechts in 1 categorie vallen. Hierbij moet rekening worden gehouden met afronding van de cijfers en het niet opnemen van aantallen kleiner dan 10. Combinaties van regelingen die niet voorkomen in de gemeente zijn niet opgenomen in de tabel. bron: Stapelingsmonitor
14 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Aanknopingspunten voor de aanpak Belemmeringen om hulp te vragen De belangrijkste belemmeringen van burgers om hulp te vragen bij inkomensproblematiek zijn (interviews): • Schaamte, trots, gêne dat je een uitkering nodig hebt. Als deze drempel eenmaal genomen is, wordt het gemakkelijker. • Onwetendheid. Dit speelt vooral bij allochtonen die de taal niet spreken. Ze weten niet waar ze terechtkunnen voor wat. Een uitkering kan bijvoorbeeld alleen nog digitaal worden aangevraagd. Dit vormt ook voor ouderen een belemmering. • Ingewikkelde regelgeving en procedures. De regels en procedures zijn niet duidelijk en efficiënt. Het moeten aanleveren van veel informatie schrikt af. Het opzoeken of opvragen van bijvoorbeeld bankafschriften is voor mensen met weinig geld en moeite met ordenen van de administratie een probleem. Mensen besluiten hulp te vragen als het echt niet meer gaat, als ze bijvoorbeeld te maken krijgen met woningbeslag, deurwaarders of afsluiting van water/elektriciteit. In eerste instantie steken ze, als ze zo in de problemen zitten, hun hoofd in het zand. Ze maken bijvoorbeeld de post niet meer open. De problematiek is vaak meervoudig. Het is niet alleen een financieel probleem, maar ook een psychisch probleem. Familie kan het niet meer oplossen. Mensen zitten teveel in de problemen. Ze constateren dat ze het zelf niet meer redden. Als ze geen beroep op familie kunnen doen, lopen ze toch bij de gemeente binnen. Of als de woningcorporatie huurachterstand signaleert, verwijzen ze naar de gemeente. Deze gesignaleerde belemmeringen komen ook in de literatuur naar voren (ITJ 2011, Nienhuis, Doelman-van Geest 2013). Een ander knelpunt is dat minder hulp aan gezinnen met ‘kleine’ problemen wordt geboden, zoals werkende armen en de groep met relatief kleine schuld (tot € 9.000,00). Deze groep wordt niet als potentiële doelgroep gezien, terwijl zij door kleine tegenslagen in grote problemen kan komen (ITJ 2011, interviews).
Specifieke groepen die moeite hebben met hulp vragen De volgende groepen ervaren een drempel om hulp te vragen (interviews): • Ouderen die alleen AOW hebben. Zij hebben vaak ook meer zorgkosten. • Mensen met een verstandelijke of psychische beperking. • Stoppende ondernemers. Zij hebben veel moeite om hulp te vragen maar als de bank de ‘stekker’ eruit trekt, moeten ze wel. • Mensen die in het verleden niets met de gemeente te maken hebben gehad. Zij weten minder hun weg te vinden dan mensen die al een bijstandsuitkering hebben. • Allochtonen die de taal niet beheersen. Als ze niet bij lotgenoten om hulp vragen is dat een belemmering. • Mensen die van alles beloven (bijvoorbeeld dat ze gebruik zullen maken van schuldhulpverlening) maar er de brui aan geven. • Mensen die gewend zijn aan een bepaalde levensstijl en een bepaald imago hebben en dit in veranderde omstandigheden niet willen opgeven. • Mensen met een verslaving, hoewel dit een wat andere groep is dan de bovenstaande omdat ze te maken hebben met een middel waar ze niet zonder kunnen. De groep mensen met problemen is dus heel divers. Mensen zijn bijvoorbeeld in de problemen gekomen door scheiding, omdat ze niet hebben geleerd om met geld om te gaan, omdat ze 2 huizen hebben waarvan 1 niet kan worden verkocht, er sprake is van
15 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
beslaglegging door de belastingdienst. Sommige mensen zijn ook ‘te goedig’. Ze helpen familieleden bij het oplossen van problemen en komen daardoor zelf in de financiële problemen (interviews).
Oplossingen om belemmeringen weg te nemen Er zijn verschillende mogelijkheden om de drempel om hulp te vragen, te verlagen (interviews): • Vergroten van de zichtbaarheid van organisaties die hulp bieden, bijvoorbeeld door informatie te geven op plekken waar de doelgroep komt (zoals de markt voor bijstandsgerechtigden). • Bekendheid geven aan de hulp via websites en folders. • Meer outreachend werken: mensen bezoeken of bellen en aangeven welke hulp er is. • Versterken van de samenwerking en afstemming tussen sociale partners, verwijzers. Zij spelen een heel belangrijke rol in de signalering van behoefte aan hulp bij inkomensproblematiek. • Verlagen van de drempel door goede en tijdige verwijzing tussen afdelingen en verschillende organisaties, maar ook door eerst het gesprek aan te gaan en niet direct te vragen om allerlei informatie op papier over de situatie. Indien nodig kan dan in het gesprek hulp worden aangeboden bij het verzamelen van benodigde informatie. In dit gesprek kunnen ook al eerste adviezen worden gegeven. • Benadrukken dat het niet erg is om even hulp nodig te hebben. Iedereen heeft wel een periode in zijn leven dat hij/zij hulp nodig heeft. • Vroegsignalering, bijvoorbeeld door woningcorporatie en werkgevers. In een vroeg stadium al naast de burger staan en de problemen in de preventieve sfeer oplossen. • Voeren van een goed beleid dat meer duidelijkheid geeft aan burgers, maar ook aan hulpverleners, bijvoorbeeld door een stroomschema dat laat zien waar een bepaalde aanvraag in de lijn zich bevindt. • Bieden van duidelijkheid over bereikbaarheid van hulpverleners en over de duur van afhandeling van aanvragen/procedures. • Verstrekken van goede informatie over wie gebruik kan maken van welke hulp. Een meldpunt of loketfunctie van waaruit kan worden verwezen naar de juiste hulpvorm kan hierbij een belangrijke rol spelen.
Focus op gedragsverandering in de ondersteuning Traditioneel worden mensen in armoede vooral vanuit ‘administratieve’ kenmerken beschreven. Bijvoorbeeld in termen van leeftijd, geslacht, etniciteit en huishoudenssamenstelling. Als vanuit deze kenmerken naar mensen met schulden gekeken wordt, blijken het vooral alleenstaande werkloze mannen, alleenstaande werkloze vrouwen met kinderen en jonge werkende mannen die hoger zijn opgeleid te zijn. Bij bijstandsgerechtigden gaat het met name om werkloze oudere mannen, alleenstaande moeders en immigranten (Van Geuns 2013). Voor de ondersteuning is het weinig zinvol om mensen aan de hand van administratieve kenmerken te beschrijven. Het kan hooguit nuttig zijn om ontwikkelingen in de tijd te laten zien en op hoofdlijnen te beschrijven, zoals ook in deze factsheet wordt gedaan. Professionals biedt het nauwelijks handvatten. Het gaat namelijk om factoren die niet te beïnvloeden zijn. Ook geven deze kenmerken geen oorzaken aan waarom iemand arm is, hooguit indirect (Van Geuns 2013).
16 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
Een alternatief is om op individueel niveau naar mensen te kijken: naar hun gedrag 3, hun houding, motivatie, vaardigheden en beperkingen. Dat zijn factoren die relevant zijn voor de oplossing van financiële problemen. Het zijn factoren die te beïnvloeden zijn en die tevens de grenzen aangeven van welke mensen zelf kunnen bijdragen aan het oplossen van hun problemen. Het veranderen van gedrag en houding is niet eenvoudig. Mensen moeten zich eerst bewust worden van hun gedrag, zodat zij zelf gemotiveerd worden om te veranderen. In de aanpak zou de focus op verandering van gedrag en houding moeten liggen in plaats van op sanctionering. Daarbij hoort een open gesprek met de cliënt, bijvoorbeeld via de methode van motiverende gespreksvoering. Pas als mensen de juiste houding hebben, heeft het zin om vaardigheden aan te leren (Van Geuns 2013). Uitgebreidere informatie over dit thema verschijnt in de notitie ‘Blik op: armoede’. Deze wordt in de zomer van 2014 verwacht.
Conclusie In deze factsheet is op basis van algemene kenmerken een beeld geschetst van de omvang van de groep huishoudens met lage inkomens, in het bijzonder huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. De omvang van de groep huishoudens met een laag inkomen, waaronder die tot 110% van het sociaal minimum, is toegenomen sinds 2009 (zowel absoluut als relatief). Zij bestaat vooral uit eenouderhuishoudens. De belangrijkste verandering in achtergrondkenmerken van deze groep ten opzichte van 2009 is dat meer huishoudens een uitkering ouderdom/ nabestaanden hebben en iets minder een inkomen uit arbeid en eigen onderneming. Daarmee samenhangend is een lichte toename in het aantal ouderen te zien met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Vergeleken met 2009 groeien relatief evenveel kinderen op in huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Kinderen uit eenouderhuishoudens en van niet-westerse herkomst zijn oververtegenwoordigd in deze huishoudens. Hun aantal is sinds 2009 stabiel. Eenouderhuishoudens (met kinderen jonger dan 18 jaar), huishoudens met een uitkering en huishoudens in een huurwoning ervaren de meeste financiële problemen. Deze huishoudens zijn relatief stabiel in Pijnacker-Nootdorp. Huishoudens met een combinatie van regelingen vormen een risicogroep. In alle wijken van Pijnacker-Nootdorp zijn minder huishoudens met een of meer regelingen dan gemiddeld in Zuid-Holland en Nederland. In Pijnacker en Nootdorp, waar relatief de meeste lage inkomens/inkomens onder of rond het sociaal minimum wonen, wordt vaker gebruik van regelingen dan in Delfgauw. Om de huishoudens met problemen te bereiken is het van belang de belemmeringen om hulp te zoeken weg te nemen. Naast de schuld en schaamte om hulp te vragen spelen ook onwetendheid (in het bijzonder bij allochtonen) en complexiteit van de regels en procedures een rol. Om dit aan te pakken is het wenselijk dat organisaties beter zichtbaar worden, goede informatie verstrekken en preventief, outreachend en laagdrempelig werken. In de directe ondersteuning is het relevant op individueel niveau naar gedrag, houding, motivatie, vaardigheden en beperkingen te kijken. Door open gesprekken met de
3
Gedrag impliceert niet dat het de eigen schuld is dat mensen in de problemen zijn gekomen.
17 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]
hulpvragers kan gewerkt worden aan bewustwording van gedrag als stap naar gedragsverandering.
Bronnen Schriftelijke documentatie Aedes Kenniscentrum. Corporatiemonitor 2014. Den Haag: Aedes Kenniscentrum, 2014. Centraal Bureau voor de Statistiek/Sociaal en Cultureel Planbureau (CBS/SCP). Armoedesignalement 2012. Den Haag: CBS/SCP, 2012. Geuns, R van. Every picture tells a story. Armoede: een gedifferentieerd verschijnsel. Lectorale rede in verkorte vorm uitgesproken op dinsdag 12 november 2013 door dr. Roeland van Geuns, lector Armoede en Participatie aan de Hogeschool van Amsterdam Domein Maatschappij en Recht. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam, 2013. Huijnk W, Gijsberts M, Dagevos J. Jaarrapport integratie 2013. Participatie van migranten op de arbeidsmarkt. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau (SCP), 2014. Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ). Het kind van de rekening. Hulp aan kinderen die leven in armoede. Onderzoek Integraal Toezicht Jeugdzaken. Utrecht: ITJ, 2011. Kadaster. Maatwerk. Apeldoorn: Kadaster, 2014. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Kamerbrief Samen werken aan een effectieve armoede- en schuldenaanpak. Den Haag: Ministerie van SZW, 2013. Minimascan 2012 en 2013. Utrecht: Stimulansz, 2014. Nienhuis T, Doelman-van Geest HA. Blik op: armoede in gezinnen. Den Haag: Tympaan Instituut, 2013. Stimulansz. Minimascan 2012 en 2013. Utrecht: Stimulansz, 2014.
Websites statline.cbs.nl
Centraal Bureau voor de Statistiek Statline
ris-zh.nl
Regionaal Informatiesysteem Samenleving Zuid-Holland
stimulansz.nl
Stimulansz
waarstaatjegemeente.nl
Stapelingsmonitor
Interviews mevrouw R. van Beek
Vitis Welzijn, welzijnsadviseur Sociaal Meldpunt en Stiploket
mevrouw M. Boers
Kwadraad, algemeen maatschappelijk werker met aandachtsgebied inkomensproblematiek
mevrouw J. de Goeij
Gemeente Westland, medewerker afdeling schuldhulpverlening
mevrouw M. Hoppenbrouwer-den Broeder
Gemeente Westland, netwerkfunctionaris bewonerszaken
mevrouw E. Verveer
Vitis Welzijn, coördinator formulierenbrigade, thuisadministratie, budgetbegeleiding
Colofon mei 2014 - T. Nienhuis, H.A. Doelman-van Geest © Tympaan Instituut Dit is een gratis uitgave van het Tympaan Instituut en is onder vermelding van 0631 te bestellen bij het Tympaan Instituut.
18 Omvang en aard inkomensproblematiek in de gemeente Pijnacker-Nootdorp - Tympaan Instituut -
[email protected]