GGD Amsterdam
AARD EN OMVANG HUISELIJK GEWELD IN AMSTERDAM
GGD Amsterdam Cluster Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering December 2009
Floor van Rooij Marcel Buster
COLOFON
December 2009 GGD Amsterdam Cluster Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering Tel. 020 – 555.5495 Fax 020 – 555.5160 E-mail:
[email protected] Internet: www.gezond.amsterdam.nl
EDG reeks 2009/4
2
Inhoudsopgave Samenvatting
5
1
Inleiding
9
1.1
Achtergrond
9
1.2
Huiselijk geweld
10
1.2.1. Definitie
10
1.2.2 Bij wie komt het voor?
10
1.2.3 Gevolgen van huiselijk geweld
11
1.2.4 Omvang van huiselijk geweld
11
1.3
Onderzoeksvragen
13
Methode
17
2.1
Werving instanties voor deelname aan onderzoek
17
2.2
Databestand
17
2.3
Waarborgen privacy
18
2.4
Databewerking
19
2.5
Analyses
19
Resultaten
21
3.1
Registraties en Koppeling
21
3.2
Kenmerken van slachtoffers en plegers
27
3.3
Omvangschatting d.m.v. vangst-hervangst methode
41
Conclusie, discussie en aanbevelingen
45
Inleiding
45
2
3
4 4.1
4.1.1 Registraties en koppeling
46
4.1.2 Kenmerken van slachtoffers en plegers
48
4.1.3 Omvangschatting d.m.v. vangst-hervangst methode
51
4.2
Een structurele monitor huiselijk geweld
52
4.3
Tenslotte
54
5
Dankwoord
55
6
Referenties
57
7
Bijlagen
61
3
4
Samenvatting De afgelopen jaren is er, zowel op landelijk als op lokaal niveau, een groeiende aandacht voor huiselijk geweldsproblematiek. De gemeente Amsterdam heeft recent verschillende maatregelen en initiatieven genomen om de integrale aanpak van huiselijk geweld te verbeteren. Eén van deze initiatieven is het voornemen om een monitor Huiselijk Geweld op te zetten met als doel aard en omvang, trends in de tijd en effecten van bepaalde interventies of afspraken zichtbaar te maken. Dit onderzoek is een eerste stap in het realiseren van deze monitor. Hoewel nog niet vaststaat of de monitor zich alleen op volwassenen richt of ook op kinderen, heeft dit onderzoek zich gericht op Amsterdamse slachtoffers en plegers van huiselijk geweld van 18 jaar en ouder. Recent is al een onderzoek uitgevoerd naar huiselijk geweld bij de Amsterdamse jeugd (Paulus et al., 2008), dat als basis kan dienen voor het eventuele jeugddeel. In dit onderzoek is gekeken of het mogelijk is om op basis van bestaande registratiegegevens van instanties die te maken hebben met huiselijk geweld uitspraken te doen over het aantal Amsterdamse slachtoffers en plegers van 18 jaar en ouder. Onderzocht is de mate waarin zij bij meerdere instanties bekend zijn en de volgorde en tijdspanne van registratie bij de betreffende instanties. Ook is gekeken in hoeverre uitspraken mogelijk zijn over enkele sociaal demografische kenmerken van de plegers en slachtoffers en kenmerken van het geweld. Als de registraties het mogelijk maken om op bovenstaande vragen antwoord te geven, wordt hier op basis van registratiegegevens uit 2007 van diverse instanties antwoord gegeven Tot slot is onderzocht of met behulp van de ‘vangst-hervangst’ 1 methode een schatting kan worden gedaan van het totale aantal Amsterdammers van 18 jaar en ouder dat slachtoffer/pleger is van huiselijk geweld. Als dit zo is, wordt een omvangschatting gemaakt.
Mogelijkheden en onmogelijkheden bij het werken met bestaande registraties Inventarisatie van registraties van instanties laat zien dat niet alle instanties huiselijk geweld registreren, dat er zeer divers wordt geregistreerd, dat niet alle instanties in staat zijn om registraties te leveren in verband met capaciteitsproblemen en problemen met data-extractie. Daarnaast leveren sommige instanties geen registratiebestanden in verband met slechte kwaliteit van de registraties of privacy van cliënten. Bovendien hanteren niet alle instanties dezelfde definitie van huiselijk geweld en dezelfde registratieafspraken. Met bestaande registraties is het dus niet mogelijk om uitspraken te doen over alle slachtoffers en plegers die in verband met huiselijk geweld bekend zijn bij Amsterdamse instanties. De betrouwbaarheid is minder dan bij een eenduidige definitie en uniforme registratie. Bovendien kunnen met de huidige registraties nadere kenmerken van de personen (bv. etniciteit), de aard van het geweld (lichamelijk, psychisch, seksueel) en relatie tussen slachtoffer-pleger niet op instantieoverstijgend niveau beschreven worden.
1
‘Vangst-hervangst’ methode: Methode waarbij op basis van het aantal personen dat in de registraties van verschillende instellingen, en in de overlap tussen deze registraties, voorkomt, een schatting gemaakt kan worden van het aantal personen van huiselijk geweld dat in geen van de registraties voorkomt.
5
Het is wel mogelijk om de registraties aan elkaar te koppelen. Vervolgens kun je zien hoe vaak personen bij meerder instanties geregistreerd staan en je kunt kijken naar de volgorde en tijdspannen waarin personen bij meerdere instanties bekend zijn. In dit onderzoek is dit gebeurd met behulp van een combinatie van de eerste vier letters van de achternaam en de geboortedatum. Deze koppeling kostte echter veel tijd en moeite door inconsistente rapportage van namen en spellingfouten.
Meewerkende instanties De volgende instanties hebben over het jaar 2007 registraties aangeleverd: •
Politie;
•
Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG);
•
Slachtofferhulp (SLH);
•
Vangnet & Advies (V&A)(GGD Amsterdam);
•
Letselspreekuur (GGD Amsterdam);
•
Vangnet Jeugd (GGD Amsterdam);
•
de Roggeveen (HVO-Querido);
•
Passantenhotel (HVO-Querido);
•
Maatschappelijke Dienstverlening Amsterdam/Algemeen Maatschappelijk Werk (Sezo, Raster, Madizo, Combiwel, Dynamo);
•
Meldpunten Zorg en Overlast (Bos & Lommer, Centrum, Oud-West, Osdorp, OostWatergraafsmeer, Westerpark, Zeeburg);
•
Spoedeisende hulp van het AMC.
De meeste instanties hebben registraties aangeleverd met betrekking tot slachtoffers. Hierdoor zijn de meeste analysen van de registraties en ook de omvangschatting alleen uitgevoerd met betrekking tot slachtoffers.
Slachtoffers en plegers In totaal zijn er registraties over 4822 unieke personen aangeleverd (waaronder 2790 slachtoffers en 1901 plegers) 1 . De meeste slachtoffers (73%) staan bij één instantie geregistreerd. Voor de verdere analyses met betrekking tot slachtoffers is gebruik gemaakt van registraties van organisaties die in de gehele stad actief zijn: Politie, Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG), Vangnet en Advies van de GGD (V&A) en Slachtofferhulp (SLH).
1
Personen kunnen en als slachtoffer en als pleger staan geregistreerd. Bij een deel van de personen is de rol onbekend.
6
Geregistreerde slachtoffers In 2007 staan 2728 Amsterdammers bij deze stadsbrede organisaties als slachtoffer geregistreerd. Het betreft in meerderheid (maar niet uitsluitend) vrouwen: 7,0 op de duizend Amsterdamse vrouwen zijn in 2007 geregistreerd bij de Politie, SHG, V&A of SLH, tegen 1,6 op de duizend Amsterdamse mannen. Uitgaande van de stadsdeelindeling per 01-01-2010, wonen geregistreerde slachtoffers relatief vaak in Zuidoost (0,7%), Noord (0,6%) en Nieuw West (0,5%) en het minste in het Centrum (0,3%) en Zuid (0,2%). In zowel West als Oost is in 2007 0,4% van de inwoners als slachtoffer geregistreerd. Naarmate de leeftijd hoger is, is het geregistreerde aantal slachtoffers lager (9 op de duizend vrouwen van 20-29 jaar, 1 op de duizend vrouwen van 60 jaar en ouder). Van de slachtoffers die bij de politie geregistreerd zijn is 26% ook bij de hulpverlening (SHG, V&A en SLH) bekend. Dit percentage is hoger bij vrouwen (28%) dan bij mannen (19%). In Zuidoost (17%), Centrum (19%) en Oost (22%) is een kleiner deel van de bij de politie bekende slachtoffers ook bij de hulpverlening geregistreerd dan in Amsterdam Zuid (27%), West (29%) en Nieuw West (30%). De bij de politie geregistreerde slachtoffers uit Amsterdam Noord worden met 38% het vaakst ook bij de hulpverlening gezien. Geregistreerde plegers Plegers zijn in de registraties van de Politie en/of V&A in meerderheid (maar niet uitsluitend) mannen (1679 mannen versus 195 vrouwen). Het aantal Amsterdammers dat in 2007 als pleger geregistreerd staat bij Politie en/of V&A varieert per stadsdeel: van 0,1% in Zuid tot 0,6% in Zuidoost. Het aantal geregistreerde Amsterdamse plegers is lager onder de hogere leeftijdscategorieën: 5,0 op de duizend Amsterdammers van 20-29 jaar staat geregistreerd als pleger, tegen 0,7 op de tienduizend Amsterdammers voor de 60+ groep). Vergelijking geregistreerde plegers/slachtoffers Als plegers en slachtoffers op basis van de registraties van V&A en de Politie (plegers: N=1876, slachtoffers: N=2271) worden vergeleken, valt op dat er in alle stadsdelen en over alle leeftijdsgroepen meer slachtoffers zijn geregistreerd dan plegers. De verdeling over de leeftijdsgroepen en over de stadsdelen is wel gelijk tussen plegers en slachtoffers: de oudere leeftijdsgroepen zijn zowel bij plegers als bij slachtoffers minder vaak geregistreerd en het geregistreerde aantal plegers en slachtoffers is zowel voor plegers als slachtoffers het laagste in Zuid en het hoogste in Zuidoost.
Omvangschatting slachtoffers huiselijk geweld Op basis van de registraties van politie, SHG en V&A is geschat dat 1,9% van de Amsterdammers van 18 jaar en ouder in 2007 slachtoffer is geworden van huiselijk geweld [1,1% - 3,4%]. Slechts een kwart hiervan is bekend bij de politie en/of hulpverlening. De schatting met behulp van de ‘vangsthervangst’
methode
is
in
overeenstemming
met
bevindingen
uit
de
Amsterdamse
Gezondheidsmonitor 2008 en met studies in andere regio’s, zoals Haarlem (Oosterlee et al, 2006). De omvangschatting met de ‘vangst-hervangst’ methode wordt bemoeilijkt door de positieve
7
afhankelijkheid tussen de registraties van de verschillende instanties. Hiervoor moet statistisch worden gecorrigeerd waardoor de betrouwbaarheidsintervallen groot zijn en het bij periodieke herhaling moeilijk is om de verschillen in schattingen te interpreteren. Deze verschillen kunnen namelijk het gevolg zijn van statistische variatie.
Structurele monitor Met de bestaande registraties kan gedeeltelijk inzicht worden gekregen in omvang en kenmerken van personen op stedelijk niveau. Voor een completer beeld is het bij het opzetten van een structurele monitor van belang dat er een uniforme set van registratievelden wordt ontwikkeld om inzicht te krijgen in aard en kenmerken van geweld. Deze basisset moet ingevoerd worden bij de verschillende instanties. Daarnaast is het voor de monitor aan te bevelen om, indien beschikbaar, bestanden te koppelen met behulp van versleutelde BSN-nummers in plaats van persoonsgegevens. Dit is minder arbeidsintensief en vergroot de privacy van de betrokken personen.
Tot slot Uitgaande van de vooronderstelling dat bij elk slachtoffer een pleger hoort 1 , kunnen we hier stellen dat grofweg 4% (of tussen de 2% tot 6%) van de volwassen Amsterdammers in één jaar tijd als slachtoffer of pleger te maken heeft met huiselijk geweld. 2 Dit betekent dat een veelvoud van de Amsterdammers familie, vrienden, buren of andere bekenden heeft die met huiselijk geweld te maken heeft. Toch blijft het merendeel onbekend voor de politie of hulpverlening. Tot slot moet men zich realiseren dat het hier om slechts een jaar gaat, een momentopname. Het aantal volwassen Amsterdammers dat gedurende zijn of haar leven als slachtoffer of pleger te maken heeft met huiselijk geweld, is dus nog veel hoger.
1
De indeling pleger-slachtoffer is voor een deel van de groep niet conform de werkelijkheid daar er sprake is van wederkerig geweld. 2 ‘Grofweg’, omdat er ook meerdere slachtoffers van een pleger kunnen zijn .
8
1
Inleiding
1.1
Achtergrond
De afgelopen jaren is er in toenemende mate aandacht voor huiselijk geweldsproblematiek. Zowel op landelijk als lokaal niveau zijn verschillende maatregelen en initiatieven genomen om de integrale aanpak van huiselijk geweld te verbeteren. Zo zijn er laagdrempelige advies- en steunpunten voor huiselijk geweld opgezet, is er gewerkt aan het verbeteren van de samenwerking tussen verschillende instanties, zijn er landelijke publiekscampagnes opgezet om huiselijk geweld meer bespreekbaar te maken (Ministerie van Justitie, 2008) en is sinds 1 januari 2009 de wet op het tijdelijk huisverbod van kracht. De bestrijding van huiselijk geweld is ook één van de prioriteiten van de gemeente Amsterdam. Dit is onder andere terug te zien in diverse actieprogramma’s 1 , in de diverse samenwerkingsprotocollen en convenanten 2 , in het ontwikkelde kadermodel ‘aanpak huiselijk geweld stad en stadsdelen 2006-2010’ (Gemeente Amsterdam, 2008b) 3 en in het voornemen om de omvang en aard van huiselijk geweld te gaan monitoren (Gemeente Amsterdam, 2006, 2008a). Deze monitor dient aard en omvang, trends in de tijd en effecten van bepaalde interventies of afspraken zichtbaar te maken. Het voorliggende onderzoek kan worden gezien als een eerste stap richting een structurele monitor. Het biedt allereerst inzicht in de registraties van instellingen die te maken hebben met huiselijk geweld en de bruikbaarheid van deze registraties voor koppeling van gegevens. Daarnaast wordt op basis van een aantal geschikte registraties inzicht gegeven in de omvang van het aantal personen van 18 jaar en ouder in Amsterdam dat in 2007 bij een of meer Amsterdamse instanties geregistreerd was in verband met huiselijk geweld. Ook worden de kenmerken van het geweld, de kenmerken van de slachtoffers en plegers en de mate, volgorde en tijdsspanne waarin personen bij meerdere instanties geregistreerd zijn beschreven. Tenslotte wordt op basis van de omvang van de afzonderlijke registraties en de overlap tussen de registraties een schatting gemaakt van het totaal aantal personen dat in 2007 in Amsterdam slachtoffer is geworden van huiselijk geweld (met behulp van de vangst-hervangst methode- zie kader). In deze inleiding wordt achtereenvolgens kort ingegaan op wat onder huiselijk geweld wordt verstaan, bij wie het voorkomt en wat de mogelijke gevolgen zijn. Vervolgens worden eerdere studies naar de omvang van huiselijk geweld besproken en worden de onderzoeksvragen uiteengezet. In hoofdstuk 2 wordt de methode van onderzoek besproken. In dit hoofdstuk wordt ook een beschrijving gegeven van de instanties die aan dit onderzoek hebben meegewerkt. In hoofdstuk 3 worden de resultaten gepresenteerd.
1
Onder andere Gemeente Amsterdam (2007), Naar (2008). Onder andere Gemeente Amsterdam (2008c), Leeuwenburgh et al (2005). 3 Zie ook http://www.huiselijkgeweld.amsterdam.nl/ 2
9
Tot slot worden deze bevindingen in hoofdstuk 4 bediscussieerd en worden aanbevelingen gedaan in verband met het structureel monitoren van huiselijk geweld.
1.2
Huiselijk geweld
1.2.1
Definitie
In dit onderzoek wordt, conform het beleid van de gemeente Amsterdam (Gemeente Amsterdam, 2008a), de volgende definitie van huiselijk geweld gehanteerd: de aantasting van de persoonlijke integriteit van slachtoffers door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer ( (ex-)partners, gezins- of familieleden en huisvrienden 1 ). Huiselijk geweld bedreigt zowel de gezondheid als de veiligheid van de slachtoffers Bij een aantasting van de persoonlijke integriteit kan het om verschillende vormen van geweld gaan: psychisch geweld, lichamelijke geweld, en seksueel geweld. Vaak komen meerdere vormen van huiselijk geweld naast elkaar voor (Van Dijk et al., 1997, 1998). Daarnaast kan huiselijk geweld eenzijdig zijn (alleen van de pleger naar het slachtoffer), maar ook wederkerig (Archer, 2002; Römkens, 1997). Bij wederkerig geweld zijn beide partijen zowel slachtoffer als pleger van huiselijk geweld.
1.2.2
Bij wie komt het voor?
Huiselijk geweld komt voor bij personen van alle leeftijden, bij mannen en vrouwen, bij personen uit alle culturen en bij alle sociaal economische klassen (Ellsberg et al., 2008; Goderie & Ter Woerds, 2005; Römkens, 1989; Van Dijk et al., 1998; Van Dijk et al., 2002; Willemsen, 2007). Er zijn echter wel aanwijzingen dat huiselijk geweld vaker voorkomt bij personen onder de 30 jaar (Van Dijk et al., 1997,1998) en dat onder de slachtoffers relatief veel vrouwen zijn en onder de plegers veel mannen (zie onder andere Goderie & ter Woerds, 2005)). Opmerkelijk is dat volgens een landelijke studie naar huiselijk geweld in Nederland (van Dijk et al., 1997) mannen net zo vaak ooit slachtoffer zijn geweest als vrouwen. De intensiteit van het geweld bij mannelijke slachtoffers is over het algemeen wel lager dan bij vrouwelijke slachtoffers en het geweld heeft vooral in de jeugdjaren plaatsgevonden. Internationaal onderzoek heeft laten zien dat bij huiselijk fysiek geweld tussen partners er vaak sprake is van geweld gepleegd door zowel mannen als vrouwen, maar dat mannen zwaardere vormen van fysiek geweld gebruiken dan vrouwen (Archer, 2002). Wellicht worden zij daardoor vaker als pleger geclassificeerd dan vrouwen. Onderzoek naar verschillen in voorkomen van huiselijk geweld bij verschillende etnische groepen in Nederland laat zien dat met name onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders huiselijk geweld minder vaak wordt gerapporteerd dan onder autochtone Nederlanders (Van Dijk et al., 2002). Daarentegen zijn de incidenten die bij de Politie worden gemeld door allochtone vrouwen vaak ernstiger dan bij autochtone vrouwen (Lünnemann & Bruinsma, 2005) en zijn
1
Met huisvrienden worden vrienden bedoeld waarmee het slachtoffer of iemand uit het gezin, bevriend is en die bij het slachtoffer ook wel thuis over de vloer komen.
10
er in de vrouwenopvang relatief veel allochtone vrouwen (Wolf et al., 2006). Mogelijk wordt er door bepaalde groepen minder huiselijk geweld gerapporteerd door een verschillende perceptie van huiselijk geweld en de geringe mate van bespreekbaarheid (van Dijk et al., 2002; Yerden, 2008). Ook kinderen kunnen op verschillende manieren betrokken zijn bij huiselijk geweld: als direct slachtoffer (direct geweld tegen kind), als indirect slachtoffer (getuige van huiselijk geweld) of als pleger van huiselijk geweld ten aanzien van andere gezinsleden (Lamers-Winkelman et al., 2007; Van IJzendoorn et al., 2007; GGD Nederland, 2005). Zowel huiselijk geweld direct gericht op het kind als huiselijk geweld gericht op anderen in het bijzijn van het kind, wordt tegenwoordig in Nederland als kindermishandeling gezien (Ministerie van Justitie, 2008).
1.2.3
Gevolgen van huiselijk geweld
Huiselijk geweld kan vergaande gevolgen hebben voor alle betrokkenen. Op persoonlijk gebied kan huiselijk geweld voor slachtoffers bijvoorbeeld leiden tot fysieke verwondingen, een slechtere algehele gezondheid, aantasting van zelfvertrouwen, angst, depressie en zelfmoordpogingen. Op relationeel gebied kan huiselijk geweld voor slachtoffers leiden tot het wantrouwen van anderen en tot problemen met relaties en intimiteit. Voorbeelden van praktische consequenties zijn bijvoorbeeld een verhuizing of financiële problemen (o.a. Ellsberg et al., 2008; van Dijk et al., 1998). Voor kinderen die getuige zijn geweest van huiselijk geweld kan dit ook grote gevolgen hebben (o.a. Baliff-Spanvill et al., 2007; Dijkstra, 2001, 2007; Kernic et al., 2003; Renner & Slack, 2006; Stith et al., 2000). Zo hebben kinderen die getuige zijn of zijn geweest van huiselijk geweld bijvoorbeeld vaker gedragsproblemen en komen zij later vaker zelf in een gewelddadige relatie terecht (als slachtoffer of als pleger) 1 .
1.2.4
Omvang van huiselijk geweld
Er zijn verschillende indicaties dat huiselijk geweld op grote schaal voorkomt (o.a. Ellsberg et al., 2008; Van Dijk et al., 1997). In Nederland zijn er de afgelopen twee decennia verschillende onderzoeken geweest naar de omvang van huiselijk geweld. Hierbij moet worden opgemerkt dat de eerste onderzoeken zich richtten op een bepaald aspect van huiselijk geweld (bijvoorbeeld lichamelijk geweld) of een bepaalde groep (bijvoorbeeld alleen vrouwen). Zo deed Draijer (1990) onder meer dan 1000 vrouwen onderzoek naar de mate waarin zij in hun jeugd ervaringen hadden gehad met seksueel misbruik en lichamelijk geweld door een bekende. 16% van de vrouwen rapporteerde dat zij voor hun zestiende hier ooit mee te maken heeft gehad. Römkens (1989, 1992, 1997) onderzocht de mate waarin vrouwen slachtoffer werden van huiselijk geweld door hun mannelijke partners. Zij maakte hierbij gebruik van semigestructureerde vragenlijsten en open vragen die door een interviewer werd afgenomen bij ruim 1000 vrouwen. Römkens vond dat 26% van de vrouwen ooit in hun leven te maken heeft gehad met eenzijdig of wederkerig fysiek geweld door hun partner. Drie procent rapporteerde ooit te maken te hebben gehad met seksueel geweld zonder fysiek geweld. Wellicht zouden de cijfers hoger zijn als ook vormen van huiselijk geweld door andere personen dan de partner zouden zijn bevraagd. Van Dijk et al. (1997, 1998) onderzochten wel allerlei vormen van
1
Zwak tot matig verband (Stith et al., 2000)
11
huiselijk geweld. Zij vonden dat 45% van de Nederlandse bevolking (mannen en vrouwen) ooit in hun leven slachtoffer is geweest van niet-incidenteel huiselijk geweld. Opvallend is dat ongeveer de helft van het gerapporteerde huiselijk geweld heeft plaatsgevonden in de jeugd. Een kanttekening bij het werken met vragenlijsten of interviews is dat er mogelijk een selectieve (non-)respons optreedt. Enerzijds is het mogelijk dat personen die te maken hebben of hebben gehad met huiselijk geweld juist vaker aan dit soort onderzoek meedoen dan personen die hier niet mee te maken hebben gehad omdat ze hun verhaal kwijt willen. Zij zouden dan in de onderzoeksgroep oververtegenwoordigd zijn, wat resulteert in een overschatting van de omvang van huiselijk geweld. Anderzijds zou het hebben van ervaring met huiselijk geweld juist kunnen leiden tot een lagere respons van personen die te maken hebben of hebben gehad met huiselijk geweld omdat ze het mogelijk moeilijk vinden om over deze ervaringen te praten (zie ook Oosterlee & Vink, 2006; Haugaard & Emery, 1989). Hierdoor zouden de onderzoeksresultaten juist een onderschatting geven. Deze mechanismen zijn met name relevant als het onderzoek zich alleen richt op huiselijk geweld (zie ook Oosterlee & Vink, 2006). De verschillen in omvangcijfers zijn mogelijk ook het gevolg van verschillen in gehanteerde definities en verschillen in de wijze waarop gevraagd wordt naar huiselijk geweld. Zo vinden Bakker et al. (2009) bijvoorbeeld een lagere prevalentie van seksueel geweld (door bekenden en onbekenden) als er een algemene vraag wordt gesteld, dan wanneer de prevalentie wordt berekend op basis van antwoorden op vragen over concrete vormen van seksueel geweld. Naast het schatten van de omvang van huiselijk geweld op basis van vragenlijsten en interviews, worden ook Politiecijfers veelvuldig gebruikt (o.a. Lünnemann & Bruinsma, 2005; Beke & Bottenberg, 2003). Dit moet echter als een soort ondergrens worden beschouwd aangezien slechts een deel van alle gevallen van huiselijk geweld bij de Politie worden gemeld (Van Dijk et al., 1997; 1998; Oosterlee & Vink, 2006). Schattingen van het percentage van de slachtoffers van huiselijk geweld waarvan meldingen en/of aangiften bij de Politie wordt gedaan variëren van 11% bij allochtonen (Van Dijk et al., 2002) en 12% bij autochtonen (Van Dijk et al. 1997, 1998) tot 18% (alleen vrouwen; Römkens, 1992). Bij het gebruik van politiecijfers blijft dan ook een aanzienlijk deel van de incidenten van huiselijk geweld verborgen. De afgelopen paar jaar is er mede om deze redenen gezocht naar een andere methode om meer zicht te krijgen op de totale populatie van personen die te maken hebben met huiselijk geweld (zie ook Sikkel et al., 2006, voor een overzicht van mogelijke methoden). Een van de meest veelbelovende, en ook relatief goedkope, methoden lijkt de vangst-hervangst methode. Hierbij worden registraties van verschillende instellingen die te maken hebben met huiselijk geweld aan elkaar gekoppeld. Vervolgens wordt er aan de hand van het aantal mensen in de verschillende registraties en de overlap tussen deze registraties (de personen die in meerdere registraties voorkomen) een schatting gemaakt van het aantal personen van huiselijk geweld dat in geen van de registraties voorkomt. Door nu het aantal geregistreerde personen van het geschatte totale aantal personen af te trekken kan een schatting worden gegeven van het aantal niet geregistreerde personen (zie kader voor een uitgebreidere beschrijving van de vangst-hervangst methode). In opdracht van het Ministerie van Justitie hebben Kuppens, van der Heijden en Ferwerda (2007) een vooronderzoek uitgevoerd om
12
te onderzoeken of het mogelijk is op basis van bestaande registraties een schatting te maken van de omvang van huiselijk geweld op landelijk niveau. Op lokaal niveau is de methode gebruikt door Oosterlee en Vink (2006). Zij hebben deze methode toegepast om de omvang en aard van huiselijk geweld in Haarlem te schatten. Zij schatten dat op jaarbasis 2% van de volwassen Haarlemse bevolking slachtoffer wordt en 1% van de volwassen Haarlemmers pleger is van huiselijk geweld. Van deze twee groepen komt respectievelijk een kwart en 28% bij de hulpverlening of Politie terecht (Oosterlee & Vink, 2006; Oosterlee et al., 2009). In het voorliggende onderzoek wordt onder andere gekeken naar de bruikbaarheid van deze methode voor het schatten van de omvang van huiselijk geweld in Amsterdam en wordt deze methode, voor zover mogelijk, toegepast.
1.3
Onderzoeksvragen
Dit onderzoek bestaat uit drie delen. Deel 1 richt zich op het in kaart brengen van registraties en de mogelijkheden van deze registraties. Deel 2 richt zich op gegevens die af te leiden zijn uit de koppeling van registraties van verschillende bestanden. Deel 3 omvat een schatting naar de omvang van huiselijk geweld in Amsterdam op basis van de vangst-hervangst methode (zie kader). De volgende onderzoeksvragen worden beantwoord: Deel 1 •
Op welke wijze wordt huiselijk geweld geregistreerd door de instanties die te maken hebben met slachtoffers en/of plegers van huiselijk geweld?
•
Is het mogelijk deze registraties aan elkaar te koppelen?
•
In hoeverre zijn deze bestanden geschikt voor een omvangschatting met behulp van de vangst-hervangst methode?
Deel 2 •
Hoeveel Amsterdammers zijn er bij één of meer van de aan dit onderzoek meewerkende instanties geregistreerd in verband met huiselijk geweld?
•
In welke mate zijn slachtoffers/plegers bij twee of meer instanties geregistreerd? In welke volgorde? Binnen welk tijdsbestek?
•
In hoeverre zijn slachtoffers/plegers geregistreerd bij de Politie en of hulpverlening?
•
Welke kenmerken hadden de betrokken slachtoffers/plegers (leeftijd, sekse, etniciteit 1 , stadsdeel)?
•
Welke kenmerken had het geweld (relatie slachtoffer-pleger 2 , soort geweld 3 )?
Deel 3 •
Wat is de totale omvang van het aantal slachtoffers 1 van huiselijk geweld in Amsterdam in 2007; een schatting met behulp van de vangst-hervangst methode (zie kader).
1
slechts bij enkele instanties mogelijk (zie Bijlage 1) slechts bij enkele instanties mogelijk (zie Bijlage 1) 3 slechts bij enkele instanties mogelijk (zie Bijlage 1) 2
13
Het onderzoek richt zich primair op huiselijk geweld bij volwassenen (18 jaar en ouder). Aangezien een onderzoek naar de omvang van kindermishandeling (directe en indirecte slachtoffers) in Amsterdam, recent uitgevoerd is worden kinderen in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten 2 . In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de bestaande registraties van verschillende instanties in Amsterdam over het jaar 2007. Personen in deze registraties hebben te maken gehad met huiselijk geweld of er was in ieder geval een dusdanig vermoeden daarvan dat dit resulteerde in een registratie als huiselijk geweldszaak bij één van de instanties.
VANGST-HERVANGST METHODE De vangst-hervangst methode is oorspronkelijk ontwikkeld binnen de ecologie/biologie om de omvang van dierpopulaties te schatten (o.a. Seber, 1982). De laatste jaren is deze methode echter ook steeds vaker toegepast binnen de sociale wetenschappen met name in onderzoek naar groepen die voor onderzoek moeilijk te bereiken zijn zoals drugsgebruikers, illegalen en daklozen (e.g., Buster, van Brussel, & van den Brink, 2001; David & Snijders, 2002) en slachtoffers/plegers van huiselijk geweld (Oosterlee & Vink, 2006; Oosterlee et al., 2009). De vangst-hervangst methode (capture-recapture methode) is onlangs uitgebreid beschreven door Kuppens, van der Heijden en Ferwerda (2007), Smit et al. (1996) en Sikkel et al. (2006). Voor een uitgebreide beschrijving van deze methode verwijzen wij dan ook naar deze publicaties. Schattingen op basis van gekoppelde registraties: basisprincipe Het principe van een omvangschatting op basis van meerdere registraties kan het beste worden uitgelegd aan de hand van de vangst-hervangst methode met twee registraties. Wanneer verschillende instanties op een bepaald gebied werkzaam zijn en hun cliënten registreren, kan het voorkomen dat personen op een gegeven moment bij meerdere instanties bekend zijn en dus in meerdere registraties voorkomen. Dit wordt ook wel de overlap genoemd. De registraties worden gezien als willekeurige steekproeven. Op basis van het aantal personen in de verschillende registraties (n1, n2) en op basis van het aantal personen in de overlap (n1,2) kan dan de omvang van een bepaalde totale populatie (N) worden geschat met behulp van de volgende formule: N = (n1 x n2)/ n1,2
1
Een schatting van de omvang van het aantal plegers bleek niet mogelijk in verband met een te klein aantal registraties waarin plegers voorkwamen (zie hoofdstuk 3) 2 Paulus, T., Wenneker, C. & Slot, J. (2008). Kindermishandeling in Amsterdam. Omvang en aard van kindermishandeling op basis van Politie- en jeugdzorgcijfers over 2006. Dienst Onderzoek en Statistiek Gemeente Amsterdam, Amsterdam.
14
Hierbij wordt dan aangenomen dat de proportie personen uit het tweede registratiesysteem die ook in het eerste registratiesysteem voorkomt (n1,2/n2) overeenkomt met de proportie personen van de gehele te schatten populatie die in het eerste registratiesysteem voorkomt (n1/N) (dus, n1,2/n2 ≈ n1/N). Het verschil tussen de geschatte populatieomvang (N) en het aantal unieke personen die bekend zijn in
de
beide
registraties
is
dan
het
aantal
personen
dat
onbekend
is.
De
95%
betrouwbaarheidsintervallen kunnen dan berekend worden met de volgende formule: Ondergrens=N -1.96 √ V Boven grens= N+1.96 √ V V=((n1+1)(n2 +1)(n1- n1,2)(n2 - n1,2))/(( n1,2+1) (n1,2+1)( n1,2+2)) Omvangschatting Ter illustratie, in het onderzoek van Oosterlee en Vink (2006) naar de omvang van huiselijk geweld in Haarlem kwamen in de registraties van de Politie 241 slachtoffers (n1) en in de registraties van de Maatschappelijke Dienstverlening 143 slachtoffers (n2) voor. Hiervan kwamen 17 personen in allebei de registraties voor (n1,2). Deze gegevens kun je invullen in bovenstaande formule: N = (241 x 143)/ 17= 2027.24. De totale omvang van de groep slachtoffers kan op basis van deze gegevens dus geschat worden op 2027 personen. Hiervan staan er 1660 slachtoffers niet geregistreerd bij Politie en Maatschappelijke Dienstverlening (2027-241-143+17=1660). Het 95%-betrouwbaarheidsinterval loopt van 1244 tot 2811. Er zijn verschillende aannames die aan de vangst-hervangstmethode ten grondslag liggen: - Gesloten populatie; - Homogeniteit; - Onafhankelijkheid; - Geen koppelfouten. Gesloten populatie De aanname van een gesloten populatie gaat er vanuit dat tijdens de periode van onderzoek de populatie uit dezelfde individuen bestaat, opdat iedereen tijdens de gehele onderzoeksperiode evenveel kans heeft om geregistreerd te worden. Als bijvoorbeeld personen uit het onderzoeksgebied verhuizen dan hebben zij een kleinere kans om in de registratie terecht te komen dan personen die de hele onderzoeksperiode in het onderzoeksgebied woonden. Door een relatief korte periode te nemen, wordt deze aanname minder geschonden. Homogeniteit Voor de aanname van homogeniteit is van belang dat alle geregistreerde personen deel uitmaken van de populatie die beoogd wordt te schatten. Dat wil zeggen dat de populatie hier bestaat uit alle actuele slachtoffers en of plegers van huiselijk geweld. Indien bijvoorbeeld bij de Politie ook slachtoffers of plegers van andere soorten van geweld geselecteerd zouden worden, zou dit leiden tot een relatief kleine overlap met de registraties die zich wel beperken tot alleen huiselijk geweld en daarmee tot een overschatting van de werkelijke prevalentie.
15
Onafhankelijkheid Een andere aanname bij de vangst-hervangst methode is dat er geen verschil bestaat tussen de personen die wel en de personen die niet in de eerste registratie voorkomen in de kans om in de tweede registratie voor te komen. Dit is vaak niet het geval. Zo kan het zijn dat bepaalde instanties die huiselijk geweld registreren naar elkaar doorverwijzen, waardoor de kans om in beide registraties voor te komen en daarmee de overlap tussen de registraties hoger is. Dit zal leiden tot een onderschatting van de omvang van de te schatten groep. Het kan ook zijn dat, indien beide instanties nagenoeg hetzelfde hulpaanbod hebben, een registratie bij de ene instantie de kans op registratie bij de andere instantie kleiner maakt. De overlap tussen deze registraties zal daarmee kleiner zijn en de omvangschatting zal dan in een overschatting resulteren. Goede registratie Om de overlap exact te bepalen moeten alle en bovendien alleen die personen die in meerdere registraties voorkomen als zodanig herkend worden. Er moet voldoende informatie zijn om de personen in beide registraties te herkennen en de informatie waarmee gekoppeld wordt moet identiek zijn. In de registraties van slachtoffers van huiselijk geweld gaat het in meerderheid om vrouwen. Indien bij een getrouwde vrouw in het ene bestand haar meisjesnaam en in het andere bestand de achternaam van de partner geregistreerd wordt zal deze vrouw niet als dezelfde persoon herkend worden. Hierdoor zal de overlap te klein worden en zal de schatting resulteren in een overschatting. Schattingen op basis van drie registraties Wanneer er een bepaalde mate van afhankelijkheid bestaat tussen verschillende instanties kan hiervoor gecontroleerd worden met behulp van log-lineaire modellen. Hierbij is de aanname dat er wel een verband tussen twee registraties mag zijn, maar geen verband tussen de drie registratiesystemen (geen 3-factorinteractie). Op basis van drie registraties wordt dan met behulp van hiërarchische loglineaire analyses geschat welk model het beste past (meest spaarzaam en voldoende passend) bij de data. Met behulp van generalized linear models wordt vervolgens een schatting gemaakt van het aantal personen dat in geen van de drie registraties voorkomt. Dit aantal opgeteld bij het aantal personen dat in een of meer van de drie registraties voorkomt, vormt dan de geschatte totale populatie.
16
2
Methode
2.1
Werving instanties voor deelname aan onderzoek
Voor dit onderzoek zijn in Amsterdam instanties geworven die te maken hebben met cliënten die pleger en/of slachtoffer zijn of zijn geweest van huiselijk geweld. Bij het benaderen van instanties is in eerste instantie gekeken naar de mate waarin de cliëntenbestanden van de verschillende instanties overlappen. Bij een volledige overlap zoals Politie/justitie/reclassering is in principe gekozen voor de instantie met de grootste groep cliënten (in dit geval de Politie). Er is een uitzondering gemaakt voor het Letselspreekuur van de GGD Amsterdam, aangezien we graag een zo compleet mogelijk beeld wilden hebben van het aantal personen dat binnen de GGD Amsterdam wordt gezien in verband met huiselijk geweld. Alle instanties zijn eerst persoonlijk benaderd en hebben daarna een officiële brief ontvangen met uitgebreide informatie over het onderzoek en een kopie van de goedkeuringsbrief van de registratiecommissie Amsterdam. Tijdens de eerste verkennende gesprekken met instanties die aangaven geïnteresseerd te zijn in deelname aan het onderzoek zijn een aantal aspecten met betrekking tot de registratie besproken: •
papier vs elektronisch (welk systeem?)
•
worden de volgende aspecten geregistreerd? o
Naam (voorwaarde voor deelname)
o
Postcode/Amsterdam (voorwaarde voor deelname)
o
Geboortedatum (voorwaarde voor deelname)
o
Huiselijk geweld (expliciet, af te leiden uit een combinatie van de geregistreerde velden zoals bij de Spoedeisende hulp, of impliciet door het soort instantie zoals Steunpunt Huiselijk Geweld)(voorwaarde voor deelname)
o
2.2
Datum van aanmelding bij instantie (voorwaarde voor deelname)
Databestand
Aan instanties die mee wilden werken is gevraagd een databestand te leveren met daarin alleen de gegevens van personen die geselecteerd werden aan de hand van de volgende criteria (zie bijlage 1 voor de precieze selectie per instantie): •
in 2007 geregistreerd als dader en/of slachtoffer van huiselijk geweld;
•
18 jaar of ouder;
•
afkomstig uit Amsterdam.
17
Om antwoord te geven op de onderzoeksvragen dienen verschillende registraties aan elkaar te worden gekoppeld. Hiervoor zijn tot het individu herleidbare gegevens noodzakelijk. Daarom zijn per instantie de registraties aangeleverd inclusief een aantal persoonsgegevens: •
Naam;
•
Geboortedatum;
•
Sekse;
•
Postcode/Amsterdam.
Daarnaast zijn bij alle instanties nog de volgende variabelen opgevraagd ter beantwoording van de onderzoeksvragen: •
Datum van aanmelding bij instantie;
•
Sekse;
•
Etniciteit;
•
Rol binnen huiselijk geweld (slachtoffer/pleger);
•
Aard huiselijk geweld (lichamelijk, psychisch, seksueel);
•
Relatie slachtoffer - pleger.
Per instantie zijn, afhankelijk van wat er verder geregistreerd werd, nog enkele andere variabelen opgevraagd (zie bijlage 1).
2.3
Waarborgen privacy
Ter bescherming van de persoonsgegevens zijn de volgende veiligheidsmaatregelen genomen: •
Binnen de GGD Amsterdam wordt gewerkt conform de gemeentelijke informatie beveiligingsnorm;
•
Een beveiligde directory die ontoegankelijk is voor andere medewerkers is gebruikt voor opslag van de data;
•
Na koppeling zijn naamgegevens verwijderd, postcode is omgezet in stadsdeel en geboortedatum is omgezet in geboortejaar;
•
Dit geanonimiseerd bestand is gebruikt voor de analyses;
•
De informatie is alleen voor dit onderzoek gebruikt;
•
Er wordt geen tot persoon herleidbare informatie gerapporteerd.
Deze procedure is goedgekeurd door de registratiecommissie van de gemeente Amsterdam (d.d. 26-06-2008). Daarnaast is een melding gedaan bij het college bescherming persoonsgegevens (d.d. 14-08-2008). Alle instanties hebben uiteindelijk zelf besloten of zij onder deze voorwaarden aan het onderzoek wilden meewerken.
18
2.4
Databewerking
Alle bestanden zijn ten behoeve van de analyses bewerkt en opgeschoond: •
In een aantal bestanden zijn identieke records verwijderd;
•
In het geval dat personen meerdere keren bij een instantie zijn aangemeld zijn deze gegevens gecombineerd;
•
De postcode zoals vermeld bij de Politie is als leidend aangehouden, voor personen die niet bij de Politie geregistreerd stonden is de postcode uit de betreffende registratie aangehouden.
•
Bij het Steunpunt Huiselijk geweld worden personen die meerdere trajecten volgen, verschillend geregistreerd. Bij overlappende data is steeds de eerste datum als aanmeldingsdatum gebruikt.
Na koppeling is geboortedatum omgezet in leeftijd, postcode omgezet in stadsdeel en zijn alle naamsgegevens verwijderd (zie ‘waarborgen privacy’).
2.5
Analyses
In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van descriptieve analysen (frequenties, descriptieve gegevens, kruistabellen) om antwoord te geven op vragen met betrekking tot achtergrondkenmerken en de mate van overlap tussen verschillende registraties. Omvangschattingen op basis van twee registraties zijn uitgevoerd met behulp van de in het kader beschreven formules. Daarnaast is voor een schatting op basis van drie registraties gebruikt gemaakt van hiërarchische loglineaire analyses (SPSS) om het best passende model te schatten en van generalized linear models (SPSS) om het aantal personen te schatten dat in geen van de drie registraties voorkomt.
19
20
3
Resultaten
3.1
Registraties en Koppeling •
Op welke wijze wordt huiselijk geweld geregistreerd door de instanties die te maken hebben met slachtoffers en/of plegers van huiselijk geweld?
•
Is het mogelijk deze registraties aan elkaar te koppelen?
•
In hoeverre zijn deze bestanden geschikt voor een omvangschatting met behulp van de vangst-hervangst methode?
Registraties instanties Verkennende rondes langs Amsterdamse instanties die te maken krijgen met cliënten met huiselijk geweld lieten een grote variëteit zien met betrekking tot de registratie van huiselijk geweld: niet alle instanties registreren huiselijk geweld, wat er wordt geregistreerd verschilt per instantie, registratie wordt met regelmaat door de instantie zelf als niet geheel betrouwbaar benoemd en informatie is soms lastig extraheerbaar (zie ook bijlage 1). Een aantal benaderde instanties heeft geen data aangeleverd voor dit onderzoek. In onderstaande tabel staat een overzicht van deze instanties en de redenen waarom zij geen registraties hebben aangeleverd. Tabel 1: Redenen om geen registraties te leveren voor onderzoek Instantie Dekking
Reden
Stadsbrede instanties GGZ De Waag
Amsterdam
Privacy
Mentrum (nu Arkin)
Amsterdam
Niet geregistreerd
Amsterdam
Niet geregistreerd
Doras
Noord
Onbetrouwbare registratie
Blankenberg
Centrum/Westerpark
Capaciteitsproblemen
Puur Zuid
Oud-Zuid/Zuideramstel
Capaciteitsproblemen
Impuls
Geuzenveld/Slotervaart
Capaciteitsproblemen
Baarsjes*
Baarsjes
Privacy
Zuid Oost*
Zuid Oost
Privacy
Slotervaart
Slotervaart
Onbekend
Noord
Noord
Capaciteitsproblemen
Oud-Zuid
Oud-Zuid
Geen zaken
Zuideramstel
Zuideramstel
Geen zaken
Geuzenveld/Slotermeer
Geuzenveld/Slotermeer
Geen zaken
Huisartsen Lokale instanties
Meldpunten Zorg en Overlast
* wel anonieme informatie aangeleverd (zie bijlage 1)
21
De volgende stadsbrede en lokale organisaties hebben wel registratiebestanden aangeleverd: •
Stadsbrede instanties: o
Politie Amsterdam-Amstelland Taak in signaleren van huiselijk geweld, het opsporen van strafbare feiten en vervolgen, doorverwijzen naar hulpverlening en registratie van huiselijk geweld.
o
Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG)(Blijfgroep) Informatie, advies en hulp bij huiselijk geweld.
o
Slachtofferhulp (SLH) Praktische en juridische adviezen en emotionele steun.
o
Letselspreekuur (LSP) (GGD Amsterdam) Objectieve letselbeschrijving bij aangifte bij de Politie.
o
Vangnet & Advies (V&A) (GGD Amsterdam) Inventarisatie van sociale en psychiatrische problematiek en eventueel inzetten van passend verwijs- of behandeltraject.
o
Vangnet Jeugd (VJ)(GGD Amsterdam)(alleen gezinnen met kinderen) Inventarisatie en zorgcoördinatie van (mogelijk) in ontwikkeling bedreigde kinderen / gezinnen.
o
de Roggeveen (ROG)(HVO Querido) (ook Personen van buiten Amsterdam) 24-uurs opvangcentrum voor vrouwen, kinderen en gezinnen in nood.
•
Lokale instanties: o
Maatschappelijke Dienstverlening/Algemeen Maatschappelijk Werk: Combiwel (Oud Zuid), Dynamo (Oost-Watergraafsmeer/Zeeburg), Madizo (Zuidoost), Raster (Bos en Lommer/Baarsjes/Oud-West), Sezo (Osdorp). Eerstelijns psychosociale hulpverlening.
o
Meldpunten Zorg en Overlast (Bos en Lommer, Centrum, Osdorp, OostWatergraafsmeer, Oud West, Westerpark, Zeeburg) Onderbrengen van meldingen over Zorg en Overlast bij juiste hulpverlening, coördinatie en evaluatie.
o
Spoedeisende hulp AMC (SEH-AMC)(Voornamelijk Zuidoost) Acute medische zorg.
o
Passantenhotel (PAS) (HVO Querido) (Amsterdam Noord) Opvang voor uithuisgeplaatsten tijdens Pilot Tijdelijk Huisverbod 1
In bijlage 1 (hoofdstuk 7) wordt voor de instanties die registraties hebben aangeleverd een overzicht gegeven van de wijze waarop zij met huiselijk geweld te maken krijgen, wat zij registreren (in 2007),
1
Zie Vree et al., 2007.
22
welke registraties precies zijn opgevraagd en eventuele knelpunten per instantie bij het leveren van het registratiebestand. Het valt op dat niet alle instanties in hun registratiesysteem dezelfde definitie van huiselijk geweld hanteren (bijvoorbeeld in de registratiesystemen van het Algemeen Maatschappelijk Werk en de Spoedeisende Hulp van het AMC (SEH-AMC)) en dat huiselijk geweld bij sommige instanties slechts indirect kan worden afgeleid (bijvoorbeeld SEH-AMC). Dit zorgt ervoor dat in sommige bestanden wellicht meer en in andere bestanden wellicht minder personen zijn opgenomen dan zou zijn gebeurd bij een eenduidige definitie. Daarnaast verschillen instanties in regels met betrekking tot de hoeveelheid problemen die kunnen worden geregistreerd. Het kan dus zo zijn dat het bij de hulpverlener wel bekend is dat er huiselijk geweld speelt, maar dat er bijvoorbeeld maar één hoofdprobleem kan worden geregistreerd (o.a. bij Meldpunten Zorg en Overlast) en er gekozen wordt voor het registreren van de oorzaak van het huiselijk geweld, bijvoorbeeld alcoholproblematiek. Deze persoon komt dan dus niet in de aangeleverde registratie terecht, terwijl het de hulpverlener wel bekend is dat er huiselijk geweld speelt. In het algemeen kan worden gezegd dat de meeste instanties registratiebestanden hebben aangeleverd waarin de persoonsgegevens en de datum van aanmelding vrijwel volledig geregistreerd zijn (zie tabel 2). Echter, bij weinig instanties wordt etniciteit volgens het geboortelandcriterium van de persoon en de ouders geregistreerd en het wordt vaak niet consequent ingevuld (veel missings). Wat betreft de rol (slachtoffer/pleger) wordt er bij de helft van de instanties expliciet een rol geregistreerd, bij een deel is de rol impliciet duidelijk door het type werk ( bv. het Letselspreekuur ziet personen die in ieder geval slachtoffer zijn van fysiek geweld) en bij een deel wordt geen rol geregistreerd. De aard van het huiselijk geweld wordt ook vaak niet geregistreerd, evenals de relatie tussen slachtoffer en pleger. Sommige instanties geven aan dat zij bepaalde velden weliswaar niet registreren, maar dat deze informatie wel in de dossiers in tekstbestanden terug te vinden is. Wat betreft missende waarden geven instanties de volgende redenen: tijdgebrek, slordigheid, minder belang geven aan registreren, of door onvolledige informatievoorziening door de respondenten. Het ontbreken van eenduidige en complete registraties bij de verschillende instanties leidt ertoe dat voor sommige aspecten zoals etniciteit, aard van het geweld en relatie slachtoffer-pleger geen algemene uitspraken kunnen worden gedaan. Wel kan per instantie hier iets over worden gezegd als de desbetreffende instantie hierop registreert (zie hiervoor de bijlagen van dit rapport). Bovendien kunnen ter beantwoording van onderzoeksvragen die specifiek betrekking hebben op slachtoffers of plegers bepaalde bestanden en personen niet worden meegenomen als niet geregistreerd is op slachtoffer of pleger 1 . Met betrekking tot plegers geldt hierbij ook nog dat er slechts een beperkt aantal instanties die met plegers te maken hebben en registreren, registraties hebben aangeleverd. Hierdoor kan er op basis van de in dit onderzoek verzamelde gegevens geen omvangschatting worden gedaan.
1
Als in een bestand wel op rol wordt geregistreerd en dezelfde persoon komt in een ander bestand voor waar niet op rol wordt geregistreerd dan krijgt hij de rol zoals die in het andere bestand is toegekend. Staat een persoon bij de ene instantie als slachtoffer en bij de andere instantie als pleger geregistreerd dan krijgt hij allebei die rollen toegekend.
23
Tabel 2: Overzicht aanwezigheid van geleverde items Naam
GeSekse boortedatum
Postcode
Datum Etniciaanmel teit -ding
Rol huiselijk geweld
Aard huiselijk geweld
Relatie slachtofferpleger
Stadsbrede instanties Politie
+
+
+
+
+
±*
+
+
+
SHG
+
+
+
+
+
+
-
-
-
SLH
+
+
+
+
+
-
+
+
-
LSP
+
+
+
-
+
-
i
i
+
V&A
+
+
+
+
+
±†
+
-
-
†
VJ
+
+
+
+
+
±
-
-
-
ROG
+
+
+
±^
+
+
i
+
-
Combiwel
+
+
+
+
+
±^
-
-
-
Dynamo
+
+
+
±^
+
+
-
-
-
Madizo
+
+
+
±^
+
+
-
-
-
Raster
+
+
+
+
+
-
-
-
-
Sezo
+
+
+
+
+
±^
-
-
-
+
+
+
+
+
+
+#
-
+#
+
+
+
+
+
-
+#
-
+#
+
+
+
+
+
-
+^/#
±#
+#
+
+
+
+
+
-
+#
+#
+#
+
+
+
+
+
-
+#
+#
+#
+
+
+
+
+
-
+^/#
-
-
Lokale instanties AMW
Meldpunten Zorg en Overlast Bos & Lommer Centrum Oost- Watergraafsmeer Osdorp Oud-West Westerpark
#
#
Zeeburg SEH-AMC
+
+
+
+
+
±^
+
+
+#
+
+
+
+
+
±*
i
i
+
PAS
+
+
+
+
+
+
+
+
-
+ aanwezig/grotendeels aanwezig ± gedeeltelijk aanwezig - afwezig i impliciet * alleen geboorteland cliënt †
beperkt aantal categorieën
^ veel missings #
wel geleverd, maar door medewerkers handmatig in tekst opgezocht
SHG = Steunpunt Huiselijk Geweld, SLH = Slachtofferhulp, LSP = Letselspreekuur, V&A = Vangnet & Advies, VJ = Vangnet Jeugd, ROG = De Roggeveen,SEH-AMC = Spoedeisende Hulp AMC, PAS = Passantenhotel
24
Koppelingsmogelijkheden Doordat instanties persoonsgegevens registreren is het mogelijk om bestanden te koppelen, waardoor het inzichtelijk wordt of mensen bij meerdere instanties geregistreerd staan. In dit onderzoek zijn de verschillende registratiebestanden één voor één aan elkaar gekoppeld op basis van de eerste vier letters van de achternaam en geboortedatum 1 . Om het aantal foutieve koppelingen en onterecht niet gekoppelde personen zo klein mogelijk te houden, zijn bij elke koppeling met een nieuw bestand de volgende stappen doorlopen: 1) Controle zelfde geboortedatum, maar eerste 4 letters van naam anders Vergeleken op hele naam, postcode, sekse, initialen 2) Controle eerste vierletters identiek, maar geboortemaand verschillend Vergeleken op hele naam, postcode, sekse, initialen 3) Controle eerste vierletters identiek, maar geboortedag verschillend Vergeleken op hele naam, postcode, sekse, initialen 4) Controle eerste vierletters identiek, maar geboortejaar verschillend Vergeleken op hele naam, postcode, sekse, initialen 5) Controle of gekoppelde personen goed gekoppeld zijn Vergeleken op hele naam, postcode, sekse, initialen Tijdens het koppelen van de bestanden en het doorlopen van de controlestappen kwam naar voren dat bij instanties veel fouten worden gemaakt in de schrijfwijze van namen en in mindere mate in het noteren van geboortedata. Hierdoor wordt het koppelen van bestanden tijdrovend. Ook blijft, ondanks precieze controle, de kans bestaan dat personen onterecht wel of niet gekoppeld worden (bij bijvoorbeeld fouten in zowel de schrijfwijze van de achternaam als de geboortedatum). Een ander probleem dat naar voren kwam is dat sommige instanties bij getrouwde personen de meisjes/geboortenaam registreren, andere instanties de naam van de partner en sommige instanties allebei registreren. Dit vergroot de kans dat personen onterecht niet gekoppeld worden. Pas als in een ander bestand zowel meisjes/geboortenaam als partnernaam wordt vermeld kan duidelijk worden dat het om één en dezelfde persoon gaat. Geschiktheid registratiebestanden voor vangst-hervangst methode De geschiktheid van de registraties voor de vangst-hervangstmehode wordt besproken aan de hand van de aannames voor de vangst-hervangst methode (zie kader vangst-hervangst methode).
1
Met ‘merge’, ‘add variables’ procedure in SPSS 15.
25
Onafhankelijkheid Uit de werkbeschrijvingen en gesprekken met de betrokken instanties blijkt dat er door sommige instanties wordt samengewerkt en dat zij naar elkaar doorverwijzen. De mate waarin dit gebeurt verschilt echter per instantie. Instanties met een redelijke tot sterke afhankelijkheid van elkaar zijn daardoor niet geschikt voor een schatting met de vangst-hervangst methode op basis van twee instanties. Deze schatting zou namelijk een onderschatting zijn. Bij een schatting op basis van drie registraties kan gecorrigeerd worden voor deze afhankelijkheid. In de analyse is ervoor gekozen om registraties met een zeer duidelijke positieve afhankelijkheid (zoals Letselspreekuur en Politie) samen te voegen en voor de minder sterk samenhangende organisaties SHG en Politie, V&A en Politie, te corrigeren. Gesloten populatie Huiselijk geweld is een fenomeen dat zich kan uiten in een enkel gewelddadig incident of in een chronische situatie van geweld. Aan de aanname van een gesloten populatie waarbij slachtoffers gedurende het hele jaar met huiselijk geweld te maken hebben, kan strikt genomen niet worden voldaan. We gaan ervan uit dat er in de meeste gevallen meer aan de hand is dan een enkel gewelddadig incident. De gesloten populatie assumptie zou verder kunnen worden geschonden doordat bij de Roggeveen slachtoffers van buiten Amsterdam worden opgevangen. De registratie van de Roggeveen is daarom niet meegenomen in de vangst-hervangst schatting op basis van twee en drie registraties. Homogeniteit De aanname voor homogeniteit, geïnterpreteerd als dat alle registraties enkel betrekking hebben op de groep die in 2007 slachtoffer of pleger waren van huiselijk geweld, kan geschonden zijn doordat er mogelijk ook mensen in 2007 bij instanties zijn geregistreerd in verband met huiselijk geweld dat plaatsvond voor 2007. Een aantal registraties heeft slechts betrekking op bepaalde vormen van huiselijk geweld, namelijk het fysiek geweld (o.a. letselspreekuur en spoedeisende hulp). Deze zijn echter om andere redenen (respectievelijk, overlap met Politie en niet stadsbreed) al uitgesloten van de vangst-hervangst methode op basis van twee en drie registraties. Geen koppelfouten Hoewel er verschillende procedures zijn gevolgd om het aantal koppelfouten zo laag mogelijk te houden zijn koppelfouten niet helemaal te vermijden. Doordat we de beschikking hadden over de volledige naam, geboortedatum en postcode is het aantal fouten wel beperkt (zie ook koppelingsmogelijkheden).
26
3.2
Kenmerken van slachtoffers en plegers •
Hoeveel Amsterdammers zijn er bij één of meer van de aan dit onderzoek meewerkende instanties geregistreerd in verband met huiselijk geweld?
•
In welke mate zijn slachtoffers/plegers bij twee of meer instanties geregistreerd? In welke volgorde? Binnen welk tijdsbestek?
•
In hoeverre zijn slachtoffers/plegers geregistreerd bij de Politie en/of Hulpverlening?
•
Welke kenmerken hadden de betrokken slachtoffers/plegers (leeftijd, sekse, etniciteit 1 , stadsdeel)?
•
Welke kenmerken had het geweld (relatie slachtoffer-pleger 2 , soort geweld 3 )?
In dit hoofdstuk wordt eerst kort het totale databestand beschreven. Vervolgens worden bovenstaande onderzoeksvragen beantwoord voor slachtoffers en indien mogelijk ook voor plegers. Aangezien etniciteit, relatie slachtoffer-pleger en het soort geweld door de meeste instanties niet of niet uniform wordt geregistreerd wordt daarover (indien geregistreerd) in bijlage 1 per instantie gerapporteerd. Totale bestand Onderstaande tabel geeft een beknopt overzicht van het aantal personen, sekse, gemiddelde leeftijd en rol van personen die in de registraties van de meewerkende instanties voorkomen 4 . Uitgebreidere beschrijvingen van de sociaal demografische kenmerken en huiselijk geweld gerelateerde gegevens staan in bijlage 2. Bijlage 1 geeft meer informatie per instantie.
16 18
- alleen op niveau van instantie (zie bijlage 1).
4
Het percentage slachtoffers en plegers dat bij eenzelfde instantie geregistreerd staat kan groter zijn dan 100%, omdat personen en als slachtoffer en als pleger geregistreerd kunnen zijn.
27
Tabel 3: Sociaal demografische gegevens meewerkende instanties Aantal
Man
Gemiddelde leeftijd (SD)
Slachtoffer
Pleger
Stadsbrede instanties Politie
3735
52.0%
36.0 (11.9)
54.7%
48.2%
SHG 1
614
14.5%
36.6 (10.8)
94.9%
7.9%
381
11.5%
34.6 (11.3)
98.7%
0.3%
LSP
280
9.3%
35.0 (12.6)
100%
V&A
288
38.5%
36.5 (12.7)
66.7%
41.3%
VJ
374
44.4%
36.1 (8.6)
n.a.
n.a.
ROG
84
1.2%
29.1 (9.9)
100%
Combiwel#
1
100%
Dynamo
50
16.0%
Madizo
19
Raster Sezo
SLH
2
Lokale instanties AMW n.a.
n.a.
38.3 (9.4)
70.0%
32.0%
10.5%
37.0 (10.1)
n.a.
n.a.
35
11.4%
38.4 (7.9)
n.a.
n.a.
20
5.0%
37.1 (12.2)
n.a.
n.a.
24
25.0%
36.1 (9.1)
70.8%^
20.8%^
Centrum Oost- Watergraafsmeer Osdorp
3
100%
57.72 (23.7)
33.3%
66.7%
Meldpunten Zorg en Overlast Bos & Lommer
24
41.7%
40.9 (12.0)
41.6%
33.3%¤
4
50.0%
55.5 (14.2)
50.0%
75.0%
Oud-West
12
91.7%
35.7 (8.6)
8.3%
92.7%
Westerpark
12
41.7%
42.2 (6.8)
16.6%†
8.3%†
Zeeburg SEH-AMC
55
56.4%
38.7 (12.5)
45.5%
61.8%
64
17.2%
33.6 (10.4)
100%
PAS
8
100%
39.3 (12.2)
n.a. * #
^ † ¤
1 2
¤
100%
niet aanwezig zie Bijlage 1 voor vaststellen rol. bij Combiwel werd een man geregistreerd van 65 jaar of ouder. 8.4% rol onbekend 75.0% rol onbekend 25.0% rol onbekend
Zie bijlage 1 SHG voor bepaling van slachtoffers/plegers. 1% staat als overig en niet als slachtoffer of pleger geregistreerd.
28
In totaal staan 4822 1 unieke personen geregistreerd bij de meewerkende instanties in verband met huiselijk geweld (zie ook bijlage 2). Dit is 0.8% van alle Amsterdammers van 18 jaar en ouder. Het merendeel van deze personen staat vermeld in de registraties van de Politie (N=3735; 77.5%). 3906 personen (81.0%) komen voor in één registratie, 670 personen (13.9%) staan geregistreerd bij twee van de deelnemende instanties, 176 (3.6%) bij drie, 53 (1.1%) bij vier, 15 (0.3%) bij vijf en 2 personen (0.0%) staan bij zes van de deelnemende instanties geregistreerd in verband met huiselijk geweld. De overgrote meerderheid van de personen komt voor in de registraties op stadsbreed niveau (N=4634; 96.1%). 3.9% (188 personen) komt alleen voor in de registraties van de Maatschappelijke Dienstverlening, van de Meldpunten Zorg en Overlast, en/of in de registraties van de spoedeisende hulp van het AMC. De gemiddelde leeftijd is 36 jaar (sd=12). De meeste personen in het totale bestand zijn tussen de 18 en 50 jaar (87.5%). 54.8% van de personen staat geregistreerd als slachtoffer, 36.4% als pleger, 3.0% als slachtoffer en pleger en van 5.7% is de rol onbekend. Vrouwen komen in de registraties voor het overgrote deel als slachtoffer voor (86.0%), een klein gedeelte staat geregistreerd als pleger (5.3%) en 2.6% staat als slachtoffer en als pleger geregistreerd. Eén op de vijf mannen in het totale bestand is geregistreerd als slachtoffer van huiselijk geweld (18.3%). 72.9% als pleger en 3.5% staat als slachtoffer en als pleger geregistreerd. Van 5.3% van de mannen en 6.1% van de vrouwen is niet geregistreerd welke rol zij hadden. Slachtoffers Personen die als slachtoffer of als slachtoffer en pleger geregistreerd staan in één van de bestanden zijn meegenomen in onderstaande analyses. Overlap tussen stadsbrede registraties In totaal zijn er in de stadsbrede registraties 2728 personen terug te vinden die als slachtoffer geregistreerd staan. 1993 (73.1%) van hen zijn in 2007 bij één stadsbrede instantie geregistreerd, 548 (20.1%) bij twee stadsbrede instanties, 130 (4.8%) bij drie stadsbrede instanties, 46 (1.7%) bij vier stadsbrede instanties, 10 (0.4%) bij vijf en 1 (0.0%) bij zes stadsbrede instanties. Onderstaande tabel (tabel 4) toont de mate waarin slachtoffers geregistreerd zijn bij verschillende stadsbrede instanties (de ‘overlap), het aantal en percentage slachtoffers dat geregistreerd is bij één van de andere stadsbrede instanties en het aantal en percentage dat geregistreerd is bij alle instanties die registraties hebben aangeleverd (dus inclusief lokale instanties). Personen die in het bestand van Vangnet Jeugd voorkwamen kunnen alleen een rol hebben gekregen als ze ook in een ander bestand staan. Over de overlap tussen Vangnet Jeugd en de andere instanties en over de volgorde waarin men bij Vangnet Jeugd en de Politie geregistreerd is, wordt in bijlage 4 apart gerapporteerd.
1
Van nog eens 14 personen is de geboortedatum onbekend. Hierdoor was koppelen onmogelijk. Het is dus niet duidelijk of deze personen in meerdere bestanden voorkwamen. Ook is het niet duidelijk of deze personen al eerder in hetzelfde registratiebestand voorkwamen. Zij worden buiten beschouwing gelaten.
29
Tabel 4: Overlap tussen stadsbrede instanties –slachtoffers Politie
SHG
SLH
LSP
V&A
ROG
N=2060
N=583
N=377
N=280
N=195
N=84
189 32.4%)
315(83.6%)
203(72.5%)
99 (50.8%)
17 (20.2%)
64 (17.0%)
26
(9.3%)
44 (22.6%)
4
(4.8%)
48 (17.1%)
29 (14.9%)
6
(7.1%)
21 (10.8%)
6
(7.1%)
Politie N=2060 SHG
N=583
189 (9.2%)
SLH
N=377
315 (15.3%)
64 11.0%)
LSP
N=280
203 (9.9%)
26
(4.5%)
48 (12.7%)
V&A
N=195
99
(4.8%)
44
(7.5%)
29
(7.7%)
21
(7.5%)
ROG
N=84
17
(0.8%)
4
(0.7%)
6
(1.6%)
6
(2.1%)
18 (21.4%) 18
(9.2%)
Overlap met andere stadsbrede instanties Aantal (%)
676 (32.8%)
233(40.0%)
327(86.7%)
207(73.9%)
127(65.1%)
22 (26.2%)
209(74.6%)
130(66.7%)
22 (26.2%)
Totale overlap met andere instanties incl. lokale instanties Aantal (%)
705 (34.2%)
243(41.7%)
328(87.0%)
*Waarvan 27 met zekerheid uit Amsterdam Het percentage slachtoffers dat bekend is bij andere instanties varieert van 26.2% voor de Roggeveen tot 87.0% voor Slachtofferhulp. Voor het Letselspreekuur zou je een volledige overlap (dus 100%) met de Politie verwachten. Een aanzienlijk deel van de slachtoffers die het Letselspreekuur bezoeken komt echter niet in het Politiebestand voor. Uit de registraties van het Letselspreekuur blijkt dat deze gevallen wel via de Politie zijn doorverwezen. Ook Slachtofferhulp heeft over meer slachtoffers geregistreerd dat zij via de Politie bij Slachtofferhulp terecht zijn gekomen dan uit de overlap met de Politieregistraties naar voren komt. Mogelijke verklaringen voor dit verschil zijn dat deze zaken bij de Politie een andere code dan huiselijk geweld hebben gekregen, als ‘gewoon’ geweldsincident staan geregistreerd, dat personen door de Politie niet als aangever of slachtoffer zijn geregistreerd maar als ‘betrokkene’ 1 , of dat door fouten in de schrijfwijze van namen of geboortedata bij één van de instanties de personen onterecht niet gekoppeld zijn. In totaal komt een derde van de slachtoffers die bij de Politie geregistreerd is ook voor in de registraties van andere instanties. Er is voor slachtoffers die bij de Politie en bij het SHG of bij de Politie en bij V&A geregistreerd staan gekeken naar de volgorde en de tijdspanne waarin men in 2007 zowel bij de Politie als bij het SHG of zowel bij de Politie als bij V&A geregistreerd staat. Hierbij zijn de eerste melding in 2007 bij de Politie en de eerste melding bij SHG dan wel V&A bekeken (zie tabel 5).
1
De Politie registreert verdachten, aangevers, slachtoffers en betrokkenen. De eerste drie categorieën zijn in dit onderzoek meegenomen. Onder betrokkenen worden heel diverse personen geregistreerd, bijvoorbeeld personen betrokken bij huiselijk geweld waarbij de rol niet duidelijk is, of de buurvrouw die melding heeft gedaan bij Politie. Het kan zijn dat hier ook personen worden geregistreerd waarbij het niet direct duidelijk is welke rol zij hebben.
30
Tabel 5: Overlap Politie/SHG en Politie/V&A naar volgorde en tijdspanne registratie slachtoffers Politie - SHG
Politie - V&A
Totale overlap - Aantal
189
99
Zelfde dag - Aantal (%)
2 (1.1%)
36 (36.4%)
Richting
Politie
Aantal % binnen 2 weken
SHG
SHG
Politie
Politie
V&A
V&A
Politie
149 (78.8%)
38 (20.1%)
44 (44.4%)
19 (19.2%)
47.7%
28.9%
56.8%
31.6%
Tabel 5 laat zien dat er een duidelijke samenwerking bestaat tussen Vangnet & Advies en de Politie 1 : 36% van de mensen die in 2007 bij beide instanties geregistreerd staan wordt op eenzelfde dag geregistreerd. Daarnaast is in de tabel te zien dat de meerderheid eerder bij de Politie wordt geregistreerd dan bij V&A en bij het SHG (respectievelijk ruim twee keer en vier keer meer). Bij ongeveer de helft van hen is dit binnen twee weken (47.7% voor SHG en 56.87% voor V&A). Het is waarschijnlijk dat dit naar aanleiding van hetzelfde incident is, voor de overige personen is het mogelijk ook naar aanleiding van een volgend incident. Het komt dus minder vaak voor dat slachtoffers die eerder geregistreerd staan bij SHG of V&A daarna geregistreerd worden bij de Politie. Bovendien, als ze wel bij de Politie geregistreerd worden, is het minder vaak binnen twee weken. Dit is dan wellicht in verband met een nieuw incident. Een andere mogelijkheid is dat deze slachtoffers in de loop der tijd onder begeleiding van de hulpverlening besluiten tot een melding/aangifte bij de Politie. Hulpverlening versus Politie Om te kijken naar de mate waarin slachtoffers in 2007 bij de Politie en of de hulpverlening geregistreerd zijn is een nieuwe indeling gemaakt. Het Politiedeel bestaat uit de slachtoffers die geregistreerd zijn bij de Politie, aangevuld met slachtoffers die niet in het Politiebestand zitten maar wel in het Letselspreekuurbestand (uitgaande van een misclassificatie bij Politie) en slachtoffers van wie bij Slachtofferhulp staat aangegeven dat zij via de Politie bij Slachtofferhulp terecht zijn gekomen (uitgaande van een misclassificatie bij Politie). Het Politiedeel bevat nu dus 2179 slachtoffers (deze indeling wordt hierna Politie* genoemd). Het hulpverleningsdeel omvat dan de 1028 slachtoffers die geregistreerd zijn bij Vangnet & Advies, het Steunpunt Huiselijk Geweld en Slachtofferhulp (vanaf nu Hulpverlening* genoemd). 2 In totaal gaat het om 2660 unieke slachtoffers (of 4 op de 1000 Amsterdammers) die bij de Politie* en of Hulpverlening* staan geregistreerd (zie ook het onderstaande Venn-diagram).
1
Bij V&A gaan Politie en hulpverlening vaak samen er op af. VJ wordt niet meegenomen omdat niet op huiselijk geweld geregistreerd wordt en er dus niets te zeggen valt over de rol van de personen die niet door andere instanties geregistreerd zijn. Het Roggeveen bestand wordt ook niet meegenomen omdat hier waarschijnlijk een hele grote groep zit die niet uit Amsterdam komt en daardoor minder kans heeft bij een van de andere instellingen geregistreerd te staan. 2
31
In onderstaand Venn-diagram is te zien dat van de 2660 slachtoffers er 547 slachtoffers in 2007 zowel bij de Hulpverlening* als bij de Politie* geregistreerd staan. 53.2% van de slachtoffers die bij de Hulpverlening* geregistreerd zijn waren ook geregistreerd bij de Politie*. Omgekeerd was 25.1% van de slachtoffers die geregistreerd zijn bij de Politie* ook geregistreerd bij de Hulpverlening*.
Hulpverlening* 547
481
Politie* 1632
Venn-diagram overlap hulpverlening* en Politie* Hulpverlening* en/of Politie* Kenmerken van de betrokken slachtoffers zijn onderzocht met behulp van het Hulpverlening*-en/ofPolitie*bestand. Er is gekeken naar leeftijdsverdeling, naar sekse en naar het stadsdeel waarin slachtoffers wonen en naar de verhouding Politie* en/of Hulpverlening* binnen leeftijdsgroepen, sekse en stadsdelen. Daarnaast is met behulp van logistische regressie analyse gekeken welk model het beste kan voorspellen of iemand die bij de Politie* is geregistreerd ook bij de Hulpverlening* is geregistreerd en welk model het beste voorspelt of iemand die bij de Hulpverlening* is geregistreerd ook bij de Politie* is geregistreerd. Hierbij is gekeken naar sekse, leeftijd en stadsdeel als onafhankelijke variabelen. Tot slot is de overlap tussen Politie* en/of Hulpverlening* met lokale instanties onderzocht. Leeftijd Wanneer gekeken wordt naar het percentage Amsterdammers per leeftijdsgroep (vrouwen en mannen samen) (figuur 1) dan valt op dat het percentage sterk varieert en dat het percentage Amsterdammers dat als slachtoffer geregistreerd stond in 2007 afneemt met de leeftijd: 18-19 jarige Amsterdammers staan het vaakst geregistreerd (0.8%), Amsterdammers van 60 en ouder het minst vaak (minder dan 0.1%).
32
0,90% 0,80% 0,70%
%
0,60%
pol
0,50%
pol/hv
0,40%
hv
0,30% 0,20% 0,10% 0,00% 18-19
20-29
30-39
40-49
50-59
60+
leeftijdsgroep
Figuur 1: Percentage van Amsterdammers dat geregistreerd is bij Politie* en of Hulpverlening* naar leeftijdsgroep Wanneer echter apart voor mannen en vrouwen naar de leeftijdsverdeling wordt gekeken valt op dat deze significant verschilt voor mannen en vrouwen (figuur 2). 1 Voor vrouwen neemt het aantal bij Politie* en/of Hulpverlening* geregistreerde slachtoffers af naarmate men ouder wordt. Voor mannen is de verdeling over de leeftijdsgroepen veel gelijkmatiger. Bij slachtoffers van 60 jaar en ouder is geen significant verschil tussen mannen en vrouwen.
900
1,60
800
1,40
700
1,20
500
vrouw
400
man
1,00
%
aantal
600
300
0,60
200
0,40
100
0,20
0 18-19
20-29
30-39
40-49
leeftijdsgroep
50-59
60-69
vrouw
0,80
man
0,00 18-19
20-29
30-39
40-49
50-59
60-69
leeftijdsgroep
Figuur 2: Leeftijdsverdeling naar sekse (Aantal en % Amsterdamse vrouwen en mannen) De verhouding Politie*, Hulpverlening*, Politie* en Hulpverlening* verschilt per leeftijdsgroep 2 . Het valt op dat vanaf 30 jaar het percentage slachtoffers dat uitsluitend geregistreerd is bij de Hulpverlening* gelijk is en dat het percentage dat geregistreerd is bij de Politie* (inclusief de overlap) ook gelijk is (zie figuur 3). Wat wel afneemt met de leeftijd is de overlap tussen Hulpverlening* en Politie*: de circuits lijken meer gescheiden. Voor de jongste groep geldt dat zij voor ruim 90% bij de Politie* geregistreerd staan. Ook heeft deze groep het hoogste percentage dat alleen bij de Politie* geregistreerd staat. Slechts 9.0% staat alleen bij de Hulpverlening* geregistreerd.
1 2
Χ²=112.94, df=5, p=.000 X²=32.51, df=10, p=.000
33
100% 80% pol
60% %
pol/hv 40%
hv
20% 0% 18-19
20-29
30-39
40-49
50-59
60+
leeftijdsgroep
Figuur 3: Percentage slachtoffers per leeftijdsgroep dat geregistreerd is bij Politie* en/of Hulpverlening* Sekse Van de Amsterdamse vrouwen van 18 jaar en ouder is 0.7% in 2007 als slachtoffer geregistreerd bij Politie* en/of Hulpverlening* tegen 0.2% van de Amsterdamse mannen van 18 jaar en ouder, zie figuur 4.
0,80
2500
0,70 0,60
1500 1000
pol
0,50
pol
hv/pol
0,40
hv/pol
0,30
hv
hv
%
aantal
2000
0,20
500
0,10 0,00
0 vrouw
man sekse
vrouw
man sekse
Figuur 4: Slachtoffers naar sekse zoals geregistreerd bij Politie* en/ of Hulpverlening* (aantal en % Amsterdammers)
De mate waarin slachtoffers geregistreerd zijn bij Hulpverlening* en/of Politie* verschilt voor mannen en vrouwen 1 : De overlap tussen Hulpverlening* en Politie* is groter voor vrouwen dan voor mannen (22.4% vs 12.0%)(figuur 5). Van de bij de Politie geregistreerde vrouwelijke slachtoffers is 27.9% ook bij de hulpverlening geregistreerd. Voor mannelijke slachtoffers is dit 18.8%.
1
Χ²=35.62, df=2, p=.000
34
100% 90% 80% 70% 60%
pol hv/pol
%
50% 40% 30% 20% 10% 0%
hv
vrouw
man sekse
Figuur 5: Verhouding Politie* en of Hulpverlening naar sekse Stadsdelen De hieronder gepresenteerde gegevens zijn gebaseerd op de nieuwe stadsdeel indeling zoals die in 2010 vorm zal krijgen. 1
0,80%
600
0,70%
500
aantal
pol hv/pol
300
hv 200
% van inwoners
0,60% 400
0,50%
pol
0,40%
hv/pol hv
0,30% 0,20%
100
0,10%
st do o
Zu i
t
oo rd N
t
t N
ie u
w
W es
O os
W es
Zu i
d
C
Zu id oo st
t
oo rd
N
N
W es
os t O
ie uw
W es t
en tru m
Zu id
C
en tru m
0,00%
0
Figuur 6: Geregistreerde slachtoffers van huiselijk geweld naar stadsdeel (naar aantal en naar % van inwoners stadsdeel) Wanneer per stadsdeel gekeken wordt (zie figuur 6) dan valt op dat het percentage slachtoffers uiteenloopt. Stadsdelen waar relatief weinig slachtoffers geregistreerd staan zijn Zuid (0.2%) en het Centrum (0.3%), West en Oost nemen met 0.4% een middenpositie in. In Nieuw West, Noord en Zuidoost worden met respectievelijk 0.5%, 0.6% en 0.7% in verhouding veel slachtoffers van huiselijk geweld geregistreerd.
1
Zie bijlage 3 voor de indeling in 14 stadsdelen.
35
Figuur 7 laat zien dat er tussen de stadsdelen verschillen bestaan in de verdeling van de geregistreerde slachtoffers naar Hulpverlening*, Politie* en de overlap tussen Politie* en Hulpverlening. 1 100% 90% 80% 70% 60%
pol hv/pol
50%
hv
40% 30% 20% 10%
C
Zu
i en d tru m W es t N ie Oos uw t W es N t oo Zu r d id oo st
0%
Figuur 7: % van slachtoffers per stadsdeel dat geregistreerd is bij Politie* en of Hulpverlening* Uitgaande van de bij de politie bekende slachtoffers, verschilt de mate waarin de slachtoffers bij de hulpverlening zijn geregistreerd tussen de verschillende stadsdelen en de beide seksen. Vrouwen zijn vaker ook bij de Hulpverlening* geregistreerd dan mannen en in de stadsdelen Noord, Zuid, West en Nieuw West zijn bij Politie* geregistreerde slachtoffers vaker ook bij de Hulpverlening* geregistreerd dan in de stadsdelen Zuidoost, Centrum en Oost. In Zuidoost, Centrum en Oost is met respectievelijk 17,0%, 18,5% en 21.9% een vrij klein gedeelte van de slachtoffers uit de Politieregistratie* ook bekend bij de Hulpverlening* (zie figuur 7). Dit in tegenstelling tot Amsterdam Noord waar 38,5% geregistreerd is bij de Hulpverlening*. In Zuid, West en Nieuw West staat respectievelijk 26.6%, 29.4% en 30.4% van de bij de Politie geregistreerde slachtoffers ook bij de Hulpverlening* geregistreerd. Leeftijd blijkt niet (significant) samen te hangen met de registratie bij de hulpverlening. 2 Omgekeerd speelt alleen sekse een rol in de mate waarin de bij de Hulpverlening* geregistreerde slachtoffers ook bij de Politie* geregistreerd staan. 3 Vrouwen staan veel vaker ook bij de Politie als slachtoffer geregistreerd dan mannen. Het percentage slachtoffers uit de Hulpverlening* dat ook bij Politie* bekend is varieert van 45.5% in Amsterdam Zuid tot 59.6% in Amsterdam West. Ook in Zuidoost was de helft van de slachtoffers van de Hulpverleningsregistratie* in de Politieregistratie* terug te vinden. Voor de bij de hulpverlening geregistreerde slachtoffers blijkt leeftijd en het stadsdeel waar men woont niet (significant) samen te hangen met registratie bij de Politie.
1
X²=74.86, df=12, p=.000 logistische regressie: Sekse en Stadsdeel, X²=87.30 df=7, p=.000, leeftijd buiten model 3 logistische regressie: Sekse, X²=16,18, df=1, p=.000, leeftijd, stadsdeel buiten model 2
36
Hulpverlening* versus Politie* aangevuld met lokale instanties Voor een aantal stadsdelen hebben lokale instanties ook registratiebestanden aangeleverd waarbij (soms gedeeltelijk) is geregistreerd of het een slachtoffer of pleger betreft: Bos en Lommer (Meldpunt Zorg en Overlast), Centrum (Meldpunt Zorg en Overlast), Oost-Watergraafsmeer (Algemeen Maatschappelijk Werk en Meldpunt Zorg en Overlast), Osdorp (Algemeen Maatschappelijk Werk en Meldpunt Zorg en Overlast), Oud-West (Meldpunt Zorg en Overlast), Westerpark (Meldpunt Zorg en Overlast), Zeeburg (Algemeen Maatschappelijk Werk en Meldpunt Zorg en Overlast), Zuidoost (SEHAMC). Tabel 6 laat zien in hoeverre er sprake van overlap is tussen personen die bij lokale instanties als slachtoffer geregistreerd staan en bij de Hulpverlening* of Politie*. Tabel 6: Overlap lokale instanties met Politie* (Pol) en/of Hulpverlening* (Hv) Totaal
Pol
Pol/Hv
Hv
Onbekend in registraties
N
N
N
N (%)
Zuidoost
SEH-AMC
50
16
5
1
28 (56.0%)
Bos en Lommer
Meldpunt Z&O
17
4
5
-
8 (47.1%)
Dynamo
10
1
1
-
8 (80.0%)
Meldpunt Z&O
9
2
2
1
4 (44.4%)
Meldpunt Z&O
23
7
1
-
15 (65.2%)
Dynamo
9
1
1
1
6 (66.7%)
Meldpunt Z&O
6
1
3
1
1 (16.7%)
124
32
18
4
70 (56.5%)
OostWatergraafsmeer Zeeburg #
Overig Totaal #
Osdorp, Oud-West, Westerpark
De mate waarin personen die bij lokale instanties als slachtoffer geregistreerd staan ook geregistreerd zijn bij de Politie* of Hulverlening* loopt uiteen, maar laat toch een relatief grote groep slachtoffers zien (56.5%) die in 2007 alleen bij lokale instanties geregistreerd staat. Opvallend is dat ook bij de Meldpunten Zorg en Overlast, instanties die veel samenwerken met Vangnet & Advies en de Politie, een relatief groot deel van de personen niet bekend is bij Politie* of Hulpverlening*. Een aantal lokale instanties heeft registraties aangeleverd waarbij informatie over de rol (slachtoffer/pleger) ontbrak. Dit geldt voor de stadsdelen de Baarsjes, Bos en Lommer, Oud-West en Zuidoost (Algemeen Maatschappelijk Werk). Als naar de registraties van deze instanties gekeken wordt en naar de personen van de overige registraties waarbij geen rol is geregistreerd dan komt hieruit een zelfde beeld naar voren als uit tabel 6: een relatief groot aantal personen komt in geen van de andere Politie* of Hulpverleningsbestanden* terug (zie ook bijlage 1). Ook de overlap tussen lokale instanties in hetzelfde stadsdeel is laag.
37
Plegers Personen die als pleger of als slachtoffer en pleger geregistreerd staan in een van de bestanden zijn meegenomen in onderstaande analyses. Meewerkende instanties die plegers registreren zijn: Politie, Vangnet & Advies, Slachtofferhulp (gering aantal) en de Meldpunten Zorg en Overlast (lokale instanties). Gezien het geringe aantal grotere bestanden waarin systematisch plegers worden geregistreerd, is er slechts een beperkt aantal analyses uitgevoerd. Ook zijn personen waarbij het niet mogelijk was om te koppelen door het ontbreken van de geboortedatum niet meegenomen. Overlap tussen instanties In totaal staan 1901 personen van 18 jaar en ouder in 2007 als pleger geregistreerd bij de meewerkende stadsbrede en lokale instanties (0.31% van de Amsterdammers). Het overgrote merendeel staat bij één stadsbrede instantie geregistreerd, nl. 89.7% (1706 personen). 6.8% (130 personen) staat bij twee instanties geregistreerd, 1.8% bij drie instanties (34 personen) en 0.0% (8 personen) bij vier instanties. De meeste plegers komen voor in de registratie van de Politie (N=1808; 95.1%). Het percentage plegers dat zowel bij de Politie als bij de hulpverlening geregistreerd is erg laag (N=180; 9.5%, waarvan 8.6% bij andere stadsbrede organisaties en 0.9% bij lokale organisaties)(zie voor een overzicht van overlap tussen instanties bijlage 6). Dit heeft ook te maken met het feit dat belangrijke hulpverleningsinstanties voor plegers, zoals GGZ De Waag, geen registratiedata hebben aangeleverd voor dit onderzoek. 23 personen staan alleen bij één of meer lokale instanties geregistreerd (1.2%). Politie en V&A De hieronder gepresenteerde gegevens beperken zich tot personen die bij de Politie of V&A zijn geregistreerd (twee stadsbrede organisaties die op pleger registreren) (N=1876). Volgorde en tijdsspanne overlap Van de 124 plegers die bij V&A geregistreerd staan zijn 56 plegers ook bij de Politie geregistreerd (45.2%). Van deze 56 plegers is de eerste registratie bij de Politie in 2007 vergeleken met de eerste registratie bij V&A in 2007 (zie tabel 7). Wat opvalt is dat 35.7% van de plegers op dezelfde dag bij Politie en bij V&A geregistreerd is. Hier zijn de samenwerkingsafspraken tussen de Politie en V&A terug te zien. Van de plegers die niet op dezelfde dag geregistreerd staan, staan twee keer zo veel plegers eerder bij de Politie geregistreerd dan bij V&A. Ook dit is te verklaren aan de hand van de samenwerkingsafspraken tussen Politie en V&A. Ruim tweederde van de plegers die eerder bij de Politie wordt geregistreerd is binnen twee weken ook geregistreerd bij V&A. Andersom is het percentage veel lager (nl. 17%).
38
Tabel 7: Overlap Politie en V&A naar volgorde en tijdspanne registratie plegers Politie - V&A Totale overlap - Aantal
56
Zelfde dag – Aantal (%)
20 (35.7%)
Richting
Politie
Aantal % binnen 2 weken
V&A
V&A
Politie
24 (42.9%)
12 (21.4%)
66.7%
16.7%
Sekse en leeftijd Er staan meer mannelijke plegers dan vrouwelijke plegers geregistreerd (1679 mannen versus 195 vrouwen). In onderstaande figuur staat een beschrijving van de leeftijdsverdeling naar sekse. De leeftijdsverdeling verschilt niet significant voor mannen en vrouwen. 1
1 0,9 0,8 0,7 0,6
600 500
man
300
vrouw
200 100 0 18-19
20-29
30-39
40-49
50-59
60+
%
aantal
400
man
0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0
vrouw
18-19
leeftijdsgroep
20-29
30-39
40-49
50-59
60+
leeftijdsgroep
Figuur 8: Leeftijdsgroepen plegers naar sekse zoals geregistreerd bij Politie en V&A (aantal en % Amsterdammers) Het percentage Amsterdammers dat per leeftijdsgroep staat geregistreerd bij V&A en de Politie lijkt zowel bij mannen als bij vrouwen met name te verschillen voor 18 tot 49 jarigen enerzijds en mensen van 50 jaar en ouder anderzijds. Deze laatste groep komt minder in de registraties voor (figuur 8). Opvallend is dat onder de plegers van 60 jaar en ouder, in tegenstelling tot bij slachtoffers waar binnen deze leeftijdsgroep sprake is van een gelijk aantal mannen en vrouwen, eveneens meer mannen staan geregistreerd dan vrouwen. In bijlage 5 worden nog aparte grafieken gepresenteerd voor de groep jeugdige plegers van 18-24 jaar die in de bestanden van de Politie en/of V&A voorkomen.
Verdeling plegers over de stadsdelen op basis van Politie en V&A registraties Het aantal Amsterdammers dat in 2007 bij de Politie en of V&A als pleger geregistreerd staat varieert per stadsdeel van 0.1% in Zuid tot 0.6% in Zuidoost (zie figuur 9).
1
X²=2.259, df=5, p=.812
39
0,60%
400
0,50% % van inwoners
350 250 200 150 100 50
0,40% 0,30% 0,20% 0,10%
Zu id oo st
No or d
es t uw -W
Ni e
O os t
Zu id
Zu id oo st
No or d
es t uw -W
O os t
Ni e
W es t
Ce nt ru m
Zu id
W es t
0,00%
0
Ce nt ru m
aantal
300
Figuur 9: Plegers die geregistreerd zijn bij Politie en of V&A per stadsdeel (aantal en % Amsterdammers)
Plegers versus Slachtoffers Als we de plegers vergelijken met de slachtoffers in de bestanden van V&A en de Politie* (plegers: N=1876, slachtoffers: N=2273), valt op dat er in alle stadsdelen en over alle leeftijdsgroepen meer slachtoffers zijn geregistreerd dan plegers. De verdeling over de leeftijdsgroepen en over de stadsdelen is echter wel gelijk tussen plegers en slachtoffers: het geregistreerde percentage plegers en slachtoffers is bij zowel plegers als slachtoffers het laagste in Zuid en het hoogste in Zuidoost en de oudere leeftijdsgroepen zijn zowel bij plegers als bij slachtoffers minder vaak geregistreerd (zie
800
0,8
700
0,7
600
0,6
500
slachtoffers
400
plegers
300
0,5 %
aantal
figuur 10 en 11).
slachtoffers
0,4
plegers
0,3
200
0,2
100
0,1
leeftijdgs
0
0 18-19
20-29
30-39
40-49
leeftijdsgroep
50-59
60+
18-19
20-29
30-39
40-49
50-59
60+
leeftijdsgroep
Figuur 10: Slachtoffers en plegers naar leeftijdsgroep (aantal en % Amsterdammers)
40
0,6
plegers
%
0,5 slachtoffers
0,4
slachtoffers
0,3
plegers
0,2 0,1
Ni e
Zu id oo st
No or d
W es t
O os t
uw
W es t
Zu id oo st
Zu id Ce nt ru m
No or d
W es t
O os t
uw Ni e
W es t
0
Zu id Ce nt ru m
aantal
0,7
450 400 350 300 250 200 150 100 50 0
Figuur 11: Slachtoffers en plegers naar stadsdeel (aantal en % Amsterdammers) Slachtoffers en plegers verschillen wel wat betreft sekse: meer slachtoffers zijn vrouw en meer plegers zijn man. 1
3.3
Omvangschatting d.m.v. vangst-hervangst methode •
Wat is de totale omvang van het aantal slachtoffers van huiselijk geweld in Amsterdam in 2007 met behulp van de vangst-hervangst methode (zie kader).
Omvangschattingen op basis van twee en driewegsanalyses Met behulp van verschillende combinaties van stadsbrede instellingen is met tweewegs- en driewegsanalyses de omvang van huiselijk geweld geschat. Onderstaande tabel (tabel 8) toont de uitkomsten van de tweewegsanalysen op basis van verschillende stadsbrede combinaties 2 . Er is steeds gewerkt met het Politie* bestand (dus inclusief personen van het Letselspreekuur en personen uit het Slachtofferhulpbestand die aangaven via de Politie bij Slachtofferhulp te zijn gekomen). Tabel 8: Uitkomsten en betrouwbaarheidsintervallen vangst-hervangst analyses met 2 registraties Instantie 1
Overlap
Instantie 2
Schatting#
SHG x V&A
539
44
151
2584
SHG x SLH
519
64
312
3425
V&A x SLH
166
29
347
2528
Politie* x SHG
1982
197
386
6449
Politie* x V&A
2078
101
94
4207
Politie* x SLH
1821
358
18
2289
#
In geval van onafhankelijkheid
1
X²=2421.65, df=1, p=.000 De Roggeveen heeft veel personen die waarschijnlijk van buiten Amsterdam komen, hierdoor ontstaat er een overschatting.
2
41
De resultaten laten zien dat de schattingen sterk variëren (van 2289 personen tot 6449 personen) afhankelijk van de combinaties van instanties. Dit is ondermeer het gevolg van de positieve afhankelijkheid tussen instanties. Doordat Politie* en Slachtofferhulp samenwerken hebben personen bijvoorbeeld een grotere kans om bij beide instanties terecht te komen. Door de positieve afhankelijkheid van instanties ontstaat er (zoals in de analyse met drie registraties zal blijken) in alle gevallen een onderschatting van het totale aantal personen dat in 2007 slachtoffer is geworden. Met behulp van analyses met registraties van drie instanties kan gecorrigeerd worden voor de positieve afhankelijkheid tussen de verschillende instanties. Drie stadsbrede instanties kwamen in aanmerking voor de driewegsanalyses: V&A, Politie* en SHG. 1 (Zie tabel 9 voor de aantallen en overlap tussen deze organisaties). Tabel 9: 4x2 tabel V&A, SHG en Politie* Politie* Nee Nee
V&A
SHG Ja #
V&A
#
Ja
Nee
?
Ja
79
72
Nee
371
168
Ja
15
29
1910
te schatten onbekende aantal
Wanneer de schatting gemaakt wordt op basis van de registraties van SHG, Vangnet & Advies en de Politie* (N=2644), komt als best passend model een model naar voren waarin gecorrigeerd wordt voor de interactie-effecten tussen SHG en V&A, SHG en Politie* en Politie* en V&A 2 . De gevonden interactie-effecten geven aan dat de overlap tussen alle instanties groter is dan op grond van toeval verwacht mag worden. Met behulp van de overlappen tussen Politie*, V&A en het SHG en het aantal personen dat in alle drie de registraties bekend is, is berekend dat er 8795 slachtoffers in 2007 zijn die niet geregistreerd staan 3 (zie Tabel 10). Het totale aantal slachtoffers van huiselijk geweld in 2007 wordt geschat op 11.439 personen (met 95% zekerheid tussen 6.938 en 20.660 Amsterdammers). 4 In totaal gaat het om naar schatting 1.9% van de Amsterdammers met een 95% betrouwbaarheidsinterval tussen de 1.1% en 3.4%. Uit deze analyse blijkt dat de grote meerderheid van de slachtoffers uit 2007 (76.9%, 95%BI: 61.9% - 87.2%) onbekend is in de registraties van de Politie*, V&A en SHG.
1
Belangrijkste redenen waarom overige instanties niet geschikt zijn zijn: SLH vertonen teveel overlap met de Politie, LSP overlapt in principe geheel met Politie en is in Politie* samengenomen, VJ sluit personen zonder kinderen uit en de Roggeveen heeft ook personen van buiten Amsterdam. 2 X²=0.319, df=1, p=.572 3 z=24.82, p=.000 4 Betrouwbaarheidsinterval: indien een dergelijke analyse zeer vaak herhaald zou worden, zou blijken dat 95% van de betrouwbaarheidsintervallen het werkelijke (maar voor ons onbekende) prevalentiecijfer bevat.
42
Tabel 10: Omvangsschatting op basis van vangst-hervangst analyse met drie registraties (Politie*, SHG, V&A) met correctie voor positieve afhankelijkheid voor Politie x SHG, Politie* x V&A,V&A x SHG Puntschatting
95% BI laag
95% BI hoog
Bekend
2644
Onbekend
8795
4294
18016
% onbekende Amsterdammers
1.5%
0.7%
3.0%
Totaal
11439
6938
20660
% Amsterdammers
1.9%
1.1%
3.4%
% onbekend in registraties
76.9%
61.9%
87.2%
43
44
4
Conclusie, Discussie en aanbevelingen
4.1
Inleiding
Dit onderzoek is de eerste stap in het realiseren van een monitor Huiselijk Geweld met als doel beleidsondersteunende informatie te genereren met betrekking tot aard en omvang, trends in de tijd en het eventueel evalueren van bepaalde interventies of afspraken. Het onderzoek bestond uit drie delen, waarin de volgende onderzoeksvragen centraal stonden: Deel 1 •
Op welke wijze wordt huiselijk geweld geregistreerd door de instanties die te maken hebben met slachtoffers en/of plegers van huiselijk geweld?
•
Is het mogelijk deze registraties aan elkaar te koppelen?
•
In hoeverre zijn deze bestanden geschikt voor een omvangschatting met behulp van de vangst-hervangst methode?
Deel 2 •
Hoeveel Amsterdammers zijn er bij een of meer van de aan dit onderzoek meewerkende instanties geregistreerd in verband met huiselijk geweld?
•
In welke mate zijn slachtoffers/plegers bij twee of meer instanties geregistreerd? In welke volgorde? Binnen welk tijdsbestek?
•
In hoeverre zijn slachtoffers/plegers geregistreerd bij de Politie en of hulpverlening?
•
Welke kenmerken hadden de betrokken slachtoffers/plegers (leeftijd, sekse, etniciteit 1 , stadsdeel)?
•
Welke kenmerken had het geweld (relatie slachtoffer-pleger 2 , soort geweld 3 )?
Deel 3 •
Wat is de totale omvang van het aantal slachtoffers 4 van huiselijk geweld in Amsterdam in 2007; een schatting met behulp van de vangst-hervangst methode (zie kader).
In de volgende paragrafen wordt per onderzoeksdeel kort een antwoord gegeven op de onderzoeksvragen en worden de resultaten indien relevant afgezet tegen eerdere onderzoeken. Tot slot worden op basis van de eerdere bevindingen aanbevelingen gedaan gericht op het opzetten van een structurele monitor huiselijk geweld in Amsterdam.
1
slechts bij enkele instanties mogelijk (zie Bijlage 1) slechts bij enkele instanties mogelijk (zie Bijlage 1) slechts bij enkele instanties mogelijk (zie Bijlage 1) 4 een schatting van de omvang van het aantal plegers bleek niet mogelijk in verband met een te klein aantal registraties waarin plegers voorkwamen (zie hoofdstuk 3). 2 3
45
4.1.1 Registraties en koppeling Dit onderzoek laat zien dat niet alle Amsterdamse organisaties die te maken hebben met cliënten met huiselijk geweld hun bevindingen over dit geweld registreren. Belangrijkste voorbeelden hiervan zijn huisartsen en GGZ instanties. Daarnaast wordt in 2007 niet overal de, door de gemeente Amsterdam gehanteerde, definitie van huiselijk geweld gebruikt (bijvoorbeeld in de registratiesystemen van het Algemeen Maatschappelijk Werk en de Spoedeisende Hulp van het AMC). Wat betreft inhoud, registratiesysteem en registratieafspraken wordt er door de Amsterdamse instanties weinig uniform geregistreerd: instanties registreren verschillende aspecten met betrekking tot huiselijk geweld, in diverse systemen, er zijn wisselende afspraken met betrekking tot het aantal problemen dat kan worden geregistreerd en met betrekking tot de rol die geregistreerd wordt (bijvoorbeeld alleen als slachtoffer of als pleger, of ook als slachtoffer en pleger). Ook geven sommige instanties aan dat niet altijd evenveel aandacht aan registreren wordt besteed, waardoor de betrouwbaarheid van de registraties soms te wensen overlaat. Onderzoek met bestaande registraties beperkt zich uiteraard tot registrerende instanties. Bij de interpretatie van de resultaten moet dus ook in aanmerking genomen worden dat cijfers met betrekking tot aantallen, overlap en kenmerken van slachtoffers/plegers slechts een beeld geven van de personen die bij de aan dit onderzoek meewerkende instanties zijn geregistreerd. In de huisartspraktijk en GGZ waar veel huiselijk geweld wordt gesignaleerd wordt dit niet (gecodeerd) geregistreerd. Deze instanties zijn hier dus niet meegenomen. Door de diversiteit in geregistreerde velden bij instanties kunnen met de huidige registraties nadere kenmerken van de personen (bv. etniciteit), de relatie tussen slachtoffer-pleger, en de aard (lichamelijk, psychisch, seksueel) en ernst van het geweld niet op instantieoverstijgend niveau beschreven worden. Wel is in de registraties van de instanties bijvoorbeeld de Amsterdamse diversiteit aan etnische achtergronden en geboortelanden van slachtoffers en plegers terug te zien (zie bijlage 1; ook voor andere sociaal demografische kenmerken per instantie). Ook komt uit de registraties van instanties die de relatie tussen pleger en slachtoffer registreren naar voren dat huiselijk geweld tussen partners en ex-partners het meeste voorkomt. Dit is in lijn met andere onderzoeken naar huiselijk geweld (o.a. Van Dijk et al., 1997). Aangezien het op instantieoverstijgend niveau niet mogelijk is om uitspraken te doen over bepaalde vormen en gradaties van huiselijk geweld, zijn plegers en slachtoffers van alle vormen en gradaties van geweld nu op een hoop gegooid (de incidenten van de slachtoffers en plegers uit de Politieregistraties variëren nu bijvoorbeeld van bedreiging tot doodslag/moord). Dit is belangrijk voor de interpretatie van de resultaten. Een ander nadeel van het gebruik van bestaande registraties is dat er wordt gewerkt met verschillende definities van huiselijk geweld (bijvoorbeeld alleen partnergeweld en geweld binnen de familie) en verschillende registratieafspraken. In werkelijkheid is het aantal slachtoffers en plegers dat bekend is bij de meewerkende instanties waarschijnlijk hoger. Zo is een deel van de slachtoffers en of plegers die bij de Politie geregistreerd zijn niet meegenomen omdat zij als ‘betrokkenen’ geregistreerd staan (en dus niet als pleger en of slachtoffer). In de categorie ‘betrokkenen’ worden door de Politie personen geregistreerd waarvan het niet duidelijk is welke rol zij hebben (zoals bij wederkerig geweld), maar getuigen worden bijvoorbeeld ook als ‘betrokkenen’ geregistreerd. Hierdoor kan deze
46
groep ‘betrokkenen’ niet worden gebruikt en mist er dus een deel van de bij de Politie geregistreerde direct betrokkenen van huiselijk geweld. Verder wordt niet altijd even nauwkeurig geregistreerd, waardoor de betrouwbaarheid van de resultaten lager zal zijn. Tot slot geven sommige instanties aan dat aangezien deze registratiesystemen primair bedoeld zijn als elektronische cliëntvolgsystemen niet al deze systemen er op ingericht om op eenvoudige wijze registratiebestanden te extraheren. Er zijn echter ook duidelijke voordelen van onderzoek op basis van bestaande registraties. Allereerst is het voor betrokkenen minder belastend dan het invullen van een vragenlijst. Ten tweede, is er nauwelijks sprake van non-respons op het niveau van de cliënten. Ten derde, is het een relatief goedkope manier om aan informatie over huiselijk geweld te komen. Meerwaarde van het koppelen van de registraties is dat onder andere uitspraken kunnen worden gedaan over het unieke aantal Amsterdamse plegers en slachtoffers van huiselijk geweld in het totale aantal registraties van de meewerkende instanties, over de mate, richting en tijdspanne waarin personen bij meerdere instanties geregistreerd staan en over een (beperkt) aantal kenmerken van de betrokken personen. Het is technisch mogelijk om registratiebestanden van verschillende organisaties 1 aan elkaar te koppelen op basis van persoonsgegevens, aangezien alle meewerkende instanties deze registreren. Echter, de mogelijkheid dat, ondanks een zeer zorgvuldige en tijdrovende koppeling met ingebouwde controle stappen, bepaalde mensen onterecht niet gekoppeld zijn (door schrijffouten in namen en geboortedata en doordat personen in verschillende registraties wisselend met hun geboortenaam dan wel de naam van hun partner staan) blijft bestaan. Een andere beperking met betrekking tot het koppelen van registraties op basis van persoonsgegevens is dat sommige instanties de gevraagde persoonsgegevens in verband met de privacy van cliënten niet wilden aanleveren. In verschillende soortgelijke projecten (Oosterlee et al., 2006; Benschop et al., 2008) is in verband met de privacy van cliënten ervoor gekozen om te koppelen op basis van (externe) versleutelde persoonsgegevens. Bij een soortgelijke werkwijze in dit onderzoek zouden er waarschijnlijk meer instellingen (o.a. GGZ-De Waag en verschillende Meldpunten Zorg en Overlast) hebben meegewerkt en zou de koppeling minder tijd hebben gekost (nl. geen controlestappen mogelijk). Het grote aantal schrijffouten en de verschillen in registratie van meisjes/geboortenamen zouden dan echter niet aan het licht zijn gekomen en er zou dus onterecht minder overlap zijn. Bij herhaling van dit onderzoek zou onze voorkeur uitgaan naar koppelen op basis van een versleuteld eenduidig cliëntnummer zoals het burgerservicenummer (BSN-nummer) 2 . Indien dit door alle instanties uit het GBA wordt overgenomen (of indien onmogelijk, aan de hand van overlegde documenten zal worden geregistreerd) zullen hier nauwelijks fouten in zitten en levert dit veel tijdwinst op. Bovendien verhoog je hiermee de mate van anonimiteit van de verwerkte registraties waardoor privacy van betrokkenen beter gewaarborgd is. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de vangst-hervangst methode om een schatting te maken van het totale aantal Amsterdammers dat slachtoffer is geworden van Huiselijk Geweld.
1 2
SHG niet voor telefonische contacten Het dient nog verder uitgezocht te worden of BSN-nummers hiervoor mogen worden gebruikt.
47
Er kleven echter de nodige bezwaren aan het gebruik van de vangst-hervangst methode bij de schatting van het huiselijk geweld. Er wordt niet aan alle gestelde aannamen voldaan. Met name de afhankelijkheid tussen instanties heeft gevolgen: Sommige registraties vallen af omdat men zich op verschillende groepen slachtoffers richt, andere registraties omdat instanties (bijna) volledig met elkaar samenwerken (bijvoorbeeld het Letselspreekuur en de Politie, en Slachtofferhulp en de Politie). Analyses van de registratiegegevens laten zien dat ook tussen andere instanties veelal een positieve afhankelijkheid bestaat, doordat soms naar elkaar verwezen wordt, samengewerkt wordt of doordat personen wanneer zij eenmaal de stap hebben genomen om iets aan het huiselijk geweld te doen wellicht relatief vaak zowel naar de Politie als naar de hulpverlening stappen. Schattingen op basis van twee registraties geven daardoor een onderschatting van de totale omvang. Bij een schatting op basis van drie registraties kan gecorrigeerd worden voor deze afhankelijkheid. Dit leidt echter wel tot een grotere statistische onbetrouwbaarheid (de correctiefactor zelf wordt immers ook geschat) en een schatting met een relatief groot betrouwbaarheidsinterval. Hierdoor wordt de interpretatie van bijvoorbeeld jaarlijkse schattingen of deelpopulaties belemmerd. Daar komt nog bij dat de wederzijdse afhankelijkheid
tussen
de
instanties
alleen
maar
zal
toenemen
door
de
toenemende
samenwerkingsafspraken (o.a. Gemeente Amsterdam, 2008b). De schatting geeft wel een orde van grootte weer, maar in het geval van een periodieke herhaling van een dergelijke schatting zullen verschillen bijna altijd toegeschreven worden aan deze statistische variatie en minder snel geïnterpreteerd kunnen worden als een werkelijke stijging of daling van de prevalentie van huiselijk geweld in Amsterdam. De vangst-hervangst methode lijkt hierdoor niet geschikt voor herhaaldelijke schattingen van de omvang ter evaluatie van beleid.
1
Met de huidige meewerkende instanties was één schatting op basis van drie instanties mogelijk: Politie, Steunpunt Huiselijk Geweld en Vangnet & Advies.
4.1.2 Kenmerken van slachtoffers en plegers In totaal hebben 21 instanties in Amsterdam registraties aangeleverd over 2007. Bij deze instanties waren samen 4822 unieke personen (waaronder 2790 slachtoffers en 1901 plegers) geregistreerd in verband met huiselijk geweld. 2 , 3 , 4 Dit gaat om 0.8% van de Amsterdammers van 18 jaar en ouder. In dit onderzoek zijn analyses gedaan met betrekking tot slachtoffers en met betrekking tot plegers. Dit is echter in veel gevallen een versimpelde weergave van de werkelijkheid. Een deel van het huiselijk geweld is namelijk wederkerig (Archer, 2002; Römkens, 1997). Studies naar vormen van fysiek geweld laten zien dat mannen wat vaker zwaardere vormen van geweld gebruiken dan vrouwen (Archer, 2002). Het is hierdoor waarschijnlijk dat zij bij wederkerig geweld vaker als pleger geregistreerd worden dan vrouwen, terwijl zij eigenlijk allebei pleger en slachtoffer zijn. Mannen zijn
1
Overigens wordt bij alle schattingsmethodes het zichtbare deel geëxtrapoleerd om het verborgen deel te schatten en hebben we altijd te maken met aannames die kunnen worden geschonden. 2 Twee instanties leverden anonieme cijfers aan. Doordat deze gegevens niet te koppelen zijn is het niet duidelijk of het om unieke personen gaat of om personen die al in een van de andere registraties voorkomen. 3 Personen kunnen en als slachtoffer en als pleger staan geregistreerd. Bij een deel van de personen is de rol onbekend. 4 Dit is exclusief de categorie ‘betrokkenen’ van de Politie.
48
waarschijnlijk ondergerepresenteerd in de slachtofferbestanden, vrouwen in de plegerbestanden. Dit dient in het achterhoofd te worden gehouden bij het interpreteren van de resultaten. De meeste slachtoffers (73,1%) staan bij één stadsbrede instantie geregistreerd. Wanneer personen bij meerdere instanties geregistreerd zijn is dat vaak bij instanties die samenwerkingsafspraken hebben (bijvoorbeeld tussen Politie en Slachtofferhulp, Politie en Letselspreekuur of Politie en V&A). Slachtoffers zijn vaak eerst bij de Politie geregistreerd en daarna pas bij een andere instantie (SHG en V&A). In een aantal gevallen was de overlap tussen instanties anders dan op basis van samenwerkingsafspraken of informatie uit de registraties te verwachten was: Letselspreekuur overlapte niet volledig met Politie en personen die bij Slachtofferhulp hadden aangegeven via de Politie te komen waren niet allemaal terug te vinden in het Politiebestand. Wellicht zijn deze personen bij de Politie geregistreerd als ‘betrokkene’, onder een andere projectcode, of als ‘gewoon’ geweld. Voor de verdere analyses is met name gebruik gemaakt van de registraties van vier instanties 1 die in de gehele stad actief zijn: Politie* 2 , SHG, Slachtofferhulp en Vangnet & Advies. SHG, V&A en Slachtofferhulp worden als het Hulpverleningsdeel* gezien. In 2007 staan 2728 Amsterdammers bij deze stadsbrede organisaties als slachtoffer geregistreerd. Geregistreerde slachtoffers zijn in meerderheid (maar niet uitsluitend) vrouwen: 7.0 per duizend Amsterdamse vrouwen zijn in 2007 geregistreerd bij de Politie, SHG, V&A of SLH, tegen 1.6 per duizend Amsterdamse mannen. Opvallend is dat in de Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2008 (Dijkshoorn et al., 2009) het percentage Amsterdamse mannen en vrouwen van 16 jaar en ouder dat aangaf in het jaar voor het invullen van de vragenlijst (dus in 2007) slachtoffer te zijn geworden van huiselijk geweld niet significant van elkaar verschilt. Mogelijk zijn vrouwelijke slachtoffers vaker bekend en geregistreerd bij de hulpverlening en of Politie dan mannelijke slachtoffers. Uitgaande van de stadsdeelindeling per 2010, wonen geregistreerde slachtoffers relatief vaak in Zuidoost (0.7%), Noord (0.6%) en Nieuw West (0.5%) en het minste in het Centrum (0.3%) en Zuid (0.2%). In zowel West als Oost is in 2007 0.4% van de inwoners als slachtoffer geregistreerd. Naarmate de leeftijd hoger is, is het geregistreerde aantal slachtoffers lager (9 op de duizend vrouwen van 20-29 jaar, 1 op de duizend vrouwen van 60 jaar en ouder). Van de slachtoffers die bij de Politie geregistreerd zijn is 25.1% ook bij de hulpverlening (SHG, V&A en SLH) bekend. Dit percentage is hoger bij vrouwen (27.9%) dan bij mannen (18.8%). In Zuidoost (17.0%), Centrum (18.5%) en Oost (21.9%) is een kleiner deel van de bij de Politie bekende slachtoffers ook bij de hulpverlening geregistreerd dan in Amsterdam Zuid (26.6%), West (29.4%) en Nieuw West (30.4%). De bij de Politie geregistreerde slachtoffers uit Amsterdam Noord worden met 38.5% het vaakst ook bij de hulpverlening geregistreerd. Deze grote overlap is mogelijk het gevolg van de samenwerkingsafspraken in verband met de pilot tijdelijk huisverbod die in 2007 in Amsterdam-Noord plaats had (zie ook Vree et al., 2007). Een verklaring voor de lage overlap in
1
VJ valt af aangezien alleen gezinnen met kinderen hiervoor in aanmerking komen en niet op rol wordt geregistreerd. De Roggeveen valt af omdat daar waarschijnlijk veel personen van buiten Amsterdam komen. Letselspreekuur wordt niet beschouwd als hulpverlening. 2 Politie*= slachtoffers Politie + slachtoffers Letselspreekuur + slachtoffers Slachtofferhulp die hebben aangegeven via de Politie bij Slachtofferhulp terecht te zijn gekomen
49
Zuidoost zou kunnen zijn dat in Zuidoost pas halverwege het jaar 2007 een Steunpunt Huiselijk Geweld is geopend. In dit onderzoek is ook nog gekeken naar de mate van overlap met lokale instanties waarbij slachtoffers geregistreerd zijn. Hierbij vallen verschillende zaken op: Allereerst dat de Meldpunten Zorg en Overlast ondanks de intensieve samenwerking met Politie en V&A, toch ook een relatief groot aantal slachtoffers zien die niet bij V&A en Politie staan geregistreerd. Bij het beperkte aantal instanties voor Maatschappelijke Dienstverlening/AMW die wel registraties hebben aangeleverd waar slachtoffers en daders onderscheiden kunnen worden, staat ook een relatief grote groep slachtoffers geregistreerd die niet bij de andere organisaties geregistreerd staat. Wanneer alle instanties voor Maatschappelijke Dienstverlening/AMW in Amsterdam registraties zouden aanleveren dan zou dit op stedelijk niveau waardevolle informatie opleveren en leiden tot een genuanceerder beeld op stadsdeelniveau (nl. meer personen alleen bij hulpverlening bekend). Opvallend zijn ook de cijfers van de Spoedeisende Hulp van het AMC. Van de 50 slachtoffers van huiselijk geweld afkomstig uit Zuidoost waren er 22 (44.0%) reeds in één van de registraties bekend (Politie* en of Hulpverlening*). Daarbij moet opgemerkt worden dat de mensen die bij de Spoedeisende Hulp aangeven dat er sprake is van huiselijk geweld waarschijnlijk meer geneigd zijn dit elders te melden dan de slachtoffers die bij de Spoedeisende hulp behandeld worden zonder dat de werkelijke toedracht bekend wordt. Dit kan worden gezien als een teken dat, hoewel Zuidoost de meeste geregistreerde slachtoffers van huiselijk geweld kent, ook hier (evenals bij andere stadsdelen) de meerderheid van de slachtoffers van huiselijk geweld uit 2007 onbekend gebleven is. Plegers zijn in de registraties van de Politie en/of Vangnet & Advies in meerderheid (maar niet uitsluitend) mannen (1679 mannen versus 195 vrouwen). Het aantal Amsterdammers dat in 2007 als pleger geregistreerd staat bij Politie en of V&A varieert per stadsdeel: van 0,1% in Zuid tot 0,6% in Zuidoost.
Het
aantal
geregistreerde
Amsterdamse
plegers
is
lager
onder
de
hogere
leeftijdscategorieën: 5,0 op de duizend Amsterdammers van 20-29 jaar staat geregistreerd als pleger, tegen 0,7 op de tienduizend Amsterdammers voor de 60+ groep). Als plegers en slachtoffers op basis van de registraties van Vangnet & Advies en de Politie (plegers: N=1876, slachtoffers: N=2271) worden vergeleken, valt op dat er in alle stadsdelen en over alle leeftijdsgroepen meer slachtoffers zijn geregistreerd dan plegers. De verdeling over de leeftijdsgroepen en over de stadsdelen is wel gelijk tussen plegers en slachtoffers: de oudere leeftijdsgroepen zijn zowel bij plegers als bij slachtoffers minder vaak geregistreerd en het geregistreerde aantal plegers en slachtoffers is het laagst in Zuid en het hoogst in Zuidoost. Concluderend kan worden gesteld dat er verschillen zijn tussen stadsdelen in de mate waarin inwoners in 2007 geregistreerd slachtoffer dan wel pleger zijn van huiselijk geweld en in de mate waarin slachtoffers bekend zijn bij de Politie, de hulpverlening of bij zowel de Politie als de Hulpverlening. Daarnaast zijn er verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke slachtoffers en tussen leeftijdscategorieën in de mate waarin zij bekend zijn bij de Politie, bij de hulpverlening of bij beiden. Verder onderzoek moet inzicht bieden in de redenen die hieraan ten grondslag liggen. Belangrijke vragen hierbij zijn bijvoorbeeld: Kunnen de verschillen in overlap tussen hulpverlening en politie
50
tussen de stadsdelen verklaard worden door verschillen in samenwerking tussen politie en hulpverlening in die stadsdelen? Verandert dit over de jaren heen? En wat zijn de redenen dat mannen die als slachtoffer bij de politie bekend zijn minder vaak bij de hulpverlening terecht komen?
4.1.3 Omvangschatting d.m.v. vangst-hervangst methode Op basis van de registraties van Politie*, SHG en V&A, waarbij gecorrigeerd wordt voor deze afhankelijkheid, is geschat dat 1,9% van de Amsterdammers van 18 jaar en ouder in 2007 slachtoffer is geworden van huiselijk geweld [95% Betrouwbaarheidsinterval: 1,1% -3,4%]. 1 Een kwart hiervan is bekend bij de Politie en/of Hulpverlening* (Steunpunt Huiselijk Geweld, Vangnet & Advies en Slachtofferhulp). Onder de driekwart Amsterdammers die niet bij de Hulpverlening* en/of Politie geregistreerd zijn, kunnen zowel mensen zitten die nergens bekend zijn als mensen die bij een andere dan de genoemde instanties bekend zijn in verband met huiselijk geweld. Aangezien andere registraties ongeschikt waren is het niet mogelijk geweest om te kijken of een andere combinatie van instanties tot dezelfde omvangschatting zou leiden. De schatting van het totale aantal en van het ‘dark number’ liggen echter wel in lijn met andere onderzoeken. Zo schatten Oosterlee et al (2006) met behulp van de vangst-hervangst methode de 1-jaars prevalentie van huiselijk geweldsslachtoffers in Haarlem op 2%. Ook daar bleek de overlap tussen hulpverlening en Politie een kwart. De Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2008 (Dijkshoorn et al., 2009) kwam met behulp van vragenlijstonderzoek onder Amsterdammers van 16 jaar en ouder uit op 1.5% Amsterdammers die in het jaar voor het invullen van de vragenlijst (dus in 2007) slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld. Uit eerder onderzoek bleek dat 11 à 12 % van het huiselijk geweld gemeld wordt bij de Politie (Van Dijk et al., 1997, 2002). Echter, uitgaande van onze schatting en het aantal bij de Politie geregistreerde slachtoffers, is het percentage van de personen met huiselijk geweld dat bij de Politie geregistreerd staat hoger (nl. 19%). Dit duidt mogelijk op een onderschatting van het totale aantal slachtoffers. Daarbij komt dat een deel van de Amsterdamse personen die door de Politie als ‘betrokkenen’ werden geregistreerd en waarvan de rol (slachtoffer/pleger of getuige) onduidelijk was niet betrokken is bij dit onderzoek. Uitgaande van 11 à 12% zou je op een totale omvang van 2.8 à 3.0%
van
de
Amsterdammers
komen.
Deze
schatting
valt
nog
wel
binnen
het
betrouwbaarheidsinterval van ons onderzoek. Uitgaande van de vooronderstelling dat bij elk slachtoffer een pleger hoort 2 , kunnen we hier stellen dat grofweg 4% (of tussen de 2% tot 6%) van de volwassen Amsterdammers in één jaar tijd als slachtoffer of pleger te maken heeft met huiselijk geweld. 3 Dit betekent dat een veelvoud van de Amsterdammers familie, vrienden, buren of andere bekenden heeft die hiermee te maken heeft (zie ook Lindeman & Bosveld, 2009). Toch blijft het merendeel onbekend voor de Politie of hulpverlening. Van belang is dat het hier slechts om één jaar gaat, een momentopname. Het aantal volwassen
1
Op basis van een model waarbij gecorrigeerd wordt voor de afhankelijkheid tussen Politie* en SHG, tussen Politie* en V&A en tussen V&A en SHG. 2 De indeling pleger-slachtoffer is voor een deel van de groep niet conform de werkelijkheid daar er soms ook sprake is van wederkerig geweld. 3 ‘Grofweg’, omdat er ook meerdere slachtoffers van een pleger kunnen zijn .
51
Amsterdammers dat gedurende zijn of haar leven als slachtoffer, of pleger te maken heeft met huiselijk geweld is dus nog veel hoger. Voor plegers was een omvangschatting met behulp van de vangst-hervangst methode niet mogelijk in verband met het beperkte aantal geschikte registraties. Ook was het, in verband met de sterke positieve samenhang tussen de verschillende instanties niet mogelijk om een omvangschatting te doen op subgroepen slachtoffers, zoals stadsdelen en specifieke leeftijdsgroepen. Voor een vergelijking tussen stadsdelen en leeftijdsgroepen zijn we daardoor genoodzaakt om de aantallen geregistreerde slachtoffers te vergelijken. Hierbij moeten we bedenken dat het strikt genomen niet mogelijk is om te concluderen dat er in Zuidoost ook daadwerkelijk 3, 5 maal meer slachtoffers van huiselijk geweld zijn dan in Amsterdam Zuid. Indien het percentage van het huiselijk geweld dat gesignaleerd wordt verschilt tussen de beide stadsdelen kan het werkelijke verschil groter of kleiner zijn.
4.2
Een structurele monitor huiselijk geweld?
Dit onderzoek is bedoeld als eerste stap richting een structurele monitor Huiselijk Geweld. De volgende aanbevelingen kunnen worden gedaan met betrekking tot het opzetten van een structurele monitor. Allereerst is een betrouwbare en volledige registratie noodzakelijk. Op dit moment is dat nog niet het geval. Hiervoor is het nodig dat alle instanties bij het registreren eenzelfde definitie van huiselijk geweld hanteren en dat er een uniforme registratieset wordt ontwikkeld en geïmplementeerd. Dit betekent niet dat alle instanties hetzelfde registratiesysteem met dezelfde velden moeten gebruiken, maar dat alle instanties een uniforme basisset van items met betrekking tot huiselijk geweld in hun eigen registratie zouden moeten integreren. De exacte inhoud van deze basisset moet nog worden bepaald. Er leven veel vragen met betrekking tot huiselijk geweld en tijdens de onderzoeksperiode zijn door verschillende instanties en gemeentelijke diensten ook verschillende vragen gesteld met betrekking tot aspecten waar wij in dit onderzoek geen informatie over hebben verzameld (zoals over de omvang van de groep gezinnen met kinderen waarin huiselijk geweld plaats heeft) of instantieoverstijgende uitspraken hebben kunnen doen (zoals de aard en ernst van geweld). Bij het opstellen van de basisset is het belangrijk om helder te hebben welke informatie nodig is en ook om hieromtrent keuzes te maken in verband met de haalbaarheid om instanties de nodige informatie te laten registreren. Om draagvlak te creëren wordt aanbevolen een dergelijke basisset in samenspraak met instanties te ontwikkelen. In dit onderzoek hebben we gekeken naar slachtoffers en naar plegers. Zoals eerder genoemd doet deze indeling slechts deels recht aan de werkelijkheid. Een deel van het geweld is wederkerig, een persoon is dan dus zowel slachtoffer als pleger van het geweld. Er dient voor de monitor nagedacht te worden over of men uitspraken wil doen over slachtoffers dan wel plegers of over direct betrokkenen bij situaties van huiselijk geweld. Met uitzondering van de politieregistraties (zie bijlage) kan in het huidige onderzoek de ernst van het huiselijk geweld niet bepaald worden. Voor een toekomstige interpretatie van trends is het van groot belang om een maat voor de ernst van het huiselijk geweld mee te nemen zodat achterhaald
52
kan worden of een eventuele trend betrekking heeft op de lichtere of ernstigere vormen van huiselijk geweld. Het huidige onderzoek richtte zich specifiek op Amsterdammers van 18 jaar en ouder aangezien Paulus et al. (2008) recentelijk een onderzoek hebben uitgevoerd naar kindermishandeling. Kindermishandeling wordt nog niet structureel gemonitord. Voor een completer beeld over huiselijk geweld in Amsterdam zou het goed zijn om ook kindermishandeling mee te nemen in de monitor. Daarnaast kan voor de volledigheid ook Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) en Eer Gerelateerd Geweld worden meegenomen, zodat het brede spectrum Huiselijk Geweld is gedekt. In dit onderzoek zijn meerdere stadsbrede en lokale registraties meegenomen. De vraag is of dit voor de monitor nodig is. Mogelijk kan volstaan worden met een beperkt aantal instanties die als indicator kunnen dienen. Op basis van dit onderzoek zouden wij adviseren om in ieder geval de registraties van de Politie en het SHG mee te nemen. Ook zouden wij adviseren om de registraties van alle Maatschappelijk Werk instanties mee te nemen als stedelijke partij. Dit kan alleen als alle lokale Amsterdamse instanties voor Maatschappelijke Dienstverlening registraties aanleveren met betrekking tot hun afdelingen Algemeen Maatschappelijk Werk. De overlap tussen registraties van Maatschappelijk Werk en Politie is waarschijnlijk een betere indicator voor (veranderingen in) het bereik van hulpverlening en Politie dan die van Politie met organisaties als Steunpunt Huiselijk Geweld, Meldpunten Zorg en Overlast of Vangnet en Advies waar intensiever mee wordt samengewerkt en naar wordt doorverwezen. Daarnaast zou het waardevol zijn om ook registraties van Spoedeisende Hulp afdelingen van alle ziekenhuizen in Amsterdam te betrekken. Dit is op kortere termijn echter alleen mogelijk bij de VU en AMC die de incidenten structureel registreren in het letsel informatie systeem (LIS) van consument en veiligheid. Indien de monitor zich ook richt op kindermishandeling dan dienen ook aanvullende registraties te worden meegenomen zoals registraties van het AMK en Vangnet Jeugd (zie Paulus et al., 2008). De vraag is met welke frequentie instanties registraties zullen moeten aanleveren. In de Flevolandmonitor (Benschop et al., 2008) bijvoorbeeld gebeurt dit elk jaar en worden ook elk jaar bestanden gekoppeld. Een mogelijkheid is om elk jaar registraties te laten aanleveren met versleutelde BSN gegevens met eenzelfde algoritme waardoor ook recidieven te signaleren zijn. Het is echter de vraag of in verband met het zien van trends in de tijd dit elk jaar nodig is. Elke twee of vier jaar zal wellicht ook voldoende houvast bieden voor beleid. Om de registraties in perspectief te plaatsen zouden we op grond van bevolkingsonderzoek moeten onderzoeken welk deel van de bevolking dat te maken heeft met huiselijk geweld daarvan melding heeft gedaan bij Politie of hulpverlening (en type hulpverlening) en daarmee geregistreerd zou moeten zijn. Aangezien dit onderzoek uitwijst dat het hierbij gaat om ongeveer 0,5% van de bevolking zijn hier grootschalige bevolkingsonderzoeken nodig (een random steekproef van meer dan 10.000
mensen
voor
tenminste
50
actueel
geregistreerde
slachtoffers).
Een
dergelijk
bevolkingsonderzoek zou bij voorkeur in G4 verband binnen de Gezondheidsmonitor uitgevoerd moeten worden. Op deze wijze is het mogelijk meer kennis te genereren over het deel van de
53
slachtoffers dat wel en het deel dat niet in beeld komt. Bovendien kan door de vergelijking van de kenmerken van de huiselijk geweldsslachtoffers met Politie contact uit de gezondheidmonitor met de totale groep slachtoffers die door de Politie is geregistreerd een indruk gekregen worden van eventuele vertekeningen van het bevolkingsonderzoek.
4.3
Tenslotte
Registraties zijn continu in ontwikkeling, enkel door het gebruik ervan kunnen we de mogelijkheden en onmogelijkheden in kaart brengen. De grote overlap tussen de registraties geeft al weer dat het simpelweg optellen van de gesignaleerde slachtoffers bij verschillende instanties ons geen goed antwoord geeft op de vraag hoeveel slachtoffers er bij politie en hulpverlening in beeld zijn. Wel geeft het de mate van samenwerking tussen instanties weer. Verwacht wordt dat deze in de jaren na 2007 alleen maar intensiever is geworden. Met de registratie van burgerservicenummer neemt de mogelijkheden voor periodieke koppeling van registraties voor onderzoek toe. Uitgezocht moet worden of en hoe we deze ontwikkeling kunnen gebruiken voor dergelijke onderzoeken op een manier waarop de privacy van de betrokkenen gegarandeerd kan worden. Tot slot, signalering en registreren is weliswaar van belang om een beeld te vormen van de ontwikkelingen van het huiselijk geweld in Amsterdam maar is geen doel op zich; het benoemen van de problemen is voor het slachtoffer (en pleger) een eerste stap naar een oplossing en kan voorkomen dat het huiselijk geweld verder uit de hand loopt. Bovendien wordt hiermee een maatschappelijk signaal gegeven dat huiselijk geweld niet getolereerd kan worden.
54
5
Dankwoord
Hierbij willen wij verschillende instanties alle instanties die hebben meegewerkt aan dit onderzoek bedanken voor hun bijdragen:
Voor het leveren van registratiebestanden danken wij de Politie
Amsterdam-Amstelland, de GGD Amsterdam (Letselspreekuur, Vangnet & Advies en Vangnet Jeugd), Slachtofferhulp Nederland, De Blijfgroep (Steunpunten Huiselijk Geweld), HVO Querido (de Roggeveen en het passantenhotel), het Meldpunt Zorg en Overlast Bos en Lommer, het Meldpunt Zorg en Overlast Centrum, het Meldpunt Zorg en Overlast Osdorp, het Sociaal Meldpunt Oud West, het Meldpunt Zorg en Overlast Oost-Watergraafsmeer, het Meldpunt Zorg en Overlast, het Meldpunt Zorg en Overlast Westerpark, het Meldpunt Zorg en Overlast Zeeburg, Maatschappelijke Dienstverlening/ Algemeen Maatschappelijk Werk Combiwel, Maatschappelijke Dienstverlening/ Algemeen
Maatschappelijk
Werk
Dynamo,
Maatschappelijke
Dienstverlening/
Algemeen
Maatschappelijk Werk Madizo, Maatschappelijke Dienstverlening/ Algemeen Maatschappelijk Werk Sezo, Maatschappelijke Dienstverlening/ Algemeen Maatschappelijk Werk Raster, en het AMC (Spoedeisende Hulp). Voor het leveren van anonieme bestanden bedanken wij het Meldpunt Zorg en Overlast De Baarsjes en het meldpunt Zorg en Overlast Zuidoost.
55
56
6.
Referenties
Archer J. Sex differences in physically aggressive acts between heterosexual partners: a metaanalytic review. Aggression and Violent Behavior 2002;7:313-351. Bakker F, Graaf H de, Haas S de, Kedde H, Kruijer H, Wijsen C. Seksuele gezondheid in Nederland 2009. Utrecht: Rutgers Nisso Groep, 2009. Ballif-Spanvill B, Clayton CJ, Hendrix SB. Witness and nonwitness children's violent and peaceful behavior in different types of simulated conflict with peers. American Journal of Orthopsychiatry 2007;77:206-215. Beke BMWA, Bottenberg M. De vele gezichten van huiselijk geweld: aard, omvang en achtergronden. Amsterdam: SWP, 2003. Benschop A, Wouters M, Korf DJ. Flevomonitor 2007: kwetsbare groepen en huiselijk geweld. Amsterdam: Rozenberg Publishers, 2008. Buster MC, Brussel GH van, Brink W van den. Estimating the number of opiate users in Amsterdam by capture-recapture: the importance of case definition. European Journal of Epidemiology 2001;17:935-942. David B, Snijders TAB. Estimating the size of the homeless population in Budapest, Hungary. Quality and Quantity 2002;36:291-303. Dijk T van, Flight S, Oppenhuis E, Duesmann B. Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening, Hilversum: Intomart, 1997. Dijk T van, Flight S., Oppenhuis E, Duesmann B. Domestic violence: a national study of the nature, size and effects of domestic violence in the Netherlands. European Journal on Criminal Policy and Research 1998;6:7-35. Dijk T van, Oppenhuis E, Abrahamse M, Meijer A. Huisel k geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen, Marokkanen en Turken in Nederland: aard, omvang en hulpverlening. Hilversum: Intomart, 2002. Dijkshoorn H, Dijk TK van, Janssen AP (ed.). Zo gezond is Amsterdam. Eindrapport Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2008. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2009. Dijkstra S. Kinderen (v/m) die getuige zijn van geweld tussen hun ouders. Een basisverkenning van korte en lange termijn effecten. Bilthoven: Dijkstra, 2001
57
Dijkstra S. Geweld en veerkracht in gezinnen: over posities, professionals en preventie van overdracht. Bilthoven: Dijkstra, 2007. Draijer N. Seksuele traumatisering in de jeugd: lange termijn gevolgen van seksueel misbruik van meisjes door verwanten. Amsterdam: SUA, 1990. Ellsberg M, Jansen HAFM, Heise L, Watts CH, Garcia-Moreno C. Intimate partner violence and women’s physical and mental health in the WHO multi-country study on women’s health and domestic violence: an observational study. Lancet 2008;371:1165-1172. Gemeente Amsterdam. Mensen maken Amsterdam: het programakkoord 2006-2010. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, 2006. Gemeente Amsterdam. Actieprogramma aanpak eergerelateerd geweld. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, 2007. Gemeente Amsterdam. Definitieboekje collegeperiode 2007-2010: jaarplan 2008. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, 2008a. Gemeente Amsterdam. Huiselijk geweld de deur uit: kaderstellend model aanpak huiselijk geweld stad en stadsdelen: de basisafspraken tussen stadsdelen in de bestuursperiode 2006-2010. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, 2008b. Gemeente Amsterdam. Procesmodel Ketenaanpak Stoppen van Huiselijk Geweld. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, 2008c. GGD Nederland. Aanpak en preventie van Huiselijk geweld. Een handreiking voor GGD’en. Utrecht: GGD Nederland, 2005. Goderie M, Woerds S ter. Meten van geweld achter de voordeur: verslag van de pilots lokale vrouwenveiligheidsindex. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut, 2005. Haugaard JJ, Emery RE. Methodological issues in child sexual abuse research. Child Abuse & Neglect 1989;13:89-100. Kernic MA, Wolf ME, Holt VL, Mcknight B, Huebner CE, Rivara FP. Behavioral problems among children whose mothers are abused by an intimate partner. Child Abuse & Neglect 2003;27:12311246. Kuppens JMM, Heijden PGM van der, Ferwerda HB. Registraties huiselijk geweld bekeken: een vooronderzoek in het kader van vangst- en hervangstschattingen. Den Haag: WODC, 2007.
58
Lamers-Winkelman F, Slot NW, Bijl B, Vijlbrief AC. Scholieren over mishandeling: resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen van het voortgezet onderwijs. Amsterdam/Duivendrecht: Vrije Universiteit Amsterdam/PI Research, 2007. Leeuwenburgh I. Amsterdams Protocol Kindermishandeling, zorgsignale en handelen bij (een vermoeden) van kindermishandeling; voor beroepskrachten die werken met kinderen tot 18 jaar en/of hun (aankomende) ouders. Amsterdam: AMK Amsterdam, 2005. Lindeman E, Bosveld W. Nulmeting WMO. Amsterdam: O+S, 2009. Lünnemann KD, Bruinsma MY. Geweld binnen en buiten: aard, omvang en daders van huiselijk en publiek geweld in Nederland. Meppel: Boom, 2005. Ministerie van Justitie. Factsheet huiselijk geweld. Den Haag: Ministerie van Justitie, 2008. Naar een grootstedelijke integrale aanpak van huiselijk geweld 2008-2011: G4 actieprogramma. S.l. : s.n., 2008 [http://www.veiligheidbegintbijvoorkomen.nl/] Oosterlee A, Vink RM. De omvang van huiselijk geweld in Haarlem: een schatting met de vangsthervangst analysemethode, toegepast op de gegevens uit een registratieproject van acht ketenpartners binnen het Haarlemse project Geweld in het gezin. Haarlem: GGD Kennemerland, 2006. Oosterlee A, Vink RM, Smit F. Prevalence of family violence in adults and children: estimates using the capture-recapture method. European Journal of Public Health 2009;19:586-591. Osté J. Uniforme registratie Meldpunten Zorg en Overlast. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2008. Paulus T, Wenneker C, Slot J. Kindermishandeling in Amsterdam: omvang en aard van kindermishandeling op basis van politie en jeugdzorgcijfers over 2006. Amsterdam: O+S, 2008. Renner LM, Slack KS. Intimate partner violence and child maltreatment: understanding intra- and intergenerational connections. Child Abuse & Neglect 2006;30:599-617. Römkens R. Onder ons gezegd en gezwegen: geweld tegen vrouwen in man-vrouw relaties. Rijswijk: Ministerie van WVC, 1989 Römkens R. Gewoon geweld? Omvang, aard, gevolgen en achtergronden van geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger, 1992. Römkens R. Prevalence of wife abuse in the Netherlands: combining quantitative and qualitative methods in survey research. Journal of Interpersonal Violence 1997;12:99-125.
59
Seber G. The estimation of animal abundance and related parameters. 2nd ed. London: Charles Griffen, 1982. Sikkel D, Heijden PGM van der, Gils G van. Methoden voor omvangschattingen van verborgen populaties, met name illegalen. Den Haag: WODC, 2006. Smit F, Brunenberg W, Heijden P van der. Het schatten van populatiegroottes: toepassingen en een voorbeeld. TSG Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg 1996;74:171-176. Stith SM, Rosen KH, Middleton KA, Busch AL, Lundeberg K, Carlton RP. The intergenerational transmission of spouse abuse: a meta-analysis. Journal of Marriage and the Family 2000;62:640-654. Vree FM van, Vaan KBM de, Broek SD. Evaluatie pilots huisverbod: eindrapport. Zoetermeer: Research voor Beleid, 2007. Willemsen F. Huiselijk geweld en herkomstland: een verkennend onderzoek naar de incidentie van huiselijk geweld en allochtone daders en slachtoffers. Den Haag: WODC, 2007. Wolf J, Jonker I, Nicolas S, Meertens V, Pas S te. Maat en baat van de vrouwenopvang: onderzoek naar vraag en aanbod. Amsterdam: SWP, 2006. Yerden I. Families onder druk: huiselijk geweld in Marokkaanse en Turkse gezinnen. Amsterdam: Van Gennep, 2008. IJzendoorn MH van, Prinzie P, Euser EM, Groeneveld MG, Brilleslijper-Kater SN, Noort-van der Linden AMT van, Bakermans-Kranenburg MJ, Juffer F, Mesman J, Klein Velderman M, San Martin Beuk M. Kindermishandeling in Nederland Anno 2005. De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Universiteit Leiden, 2005.
Internetpagina’s met nadere informatie: http://www.huiselijkgeweld.amsterdam.nl/
60
7
Bijlagen
7.1
Bijlage 1
Beschrijving instanties, registraties en personen
Politie Amsterdam-Amstelland Wijze van aanraking met Huiselijk geweld De Politie komt op verschillende manieren in aanraking met huiselijk geweld. Het kan bijvoorbeeld zijn dat buren melding maken van huiselijk geweld, of doordat mensen zelf melding maken van huiselijk geweld en of aangifte doen van huiselijk geweld. Relevante Registratie De Politie Amsterdam-Amstelland registreert incidenten en aangiftes in het bedrijfsprocessensysteem X-Pol. Aan alle huiselijk geweldszaken wordt in principe de Projectcode Huiselijk geweld toegekend. De Politie registreert NAW gegevens, geboortedatum, geslacht, geboorteland (indicatie voor etniciteit), datum incident, datum aangifte, rol (slachtoffer, aangever, verdachte), relatie slachtoffer-pleger (gericht op ouderen 55+, huisvrienden, ouders, kinderen 18-, overige familieleden, partner en expartner (meerdere antwoorden mogelijk)), delict, en aantal aangiften en eventueel ingetrokken aangifte. Selectie van bestand voor onderzoek Het databestand is als volgt geselecteerd: •
Datum kennisname in 2007 (datum melding/aangifte);
•
projectcode HG bij aangevers, slachtoffers of verdachten;
•
18+;
•
Postcodegebied Amsterdam.
•
Alleen voor de plegers: geen geweld tav 18- kinderen (relatie slachtoffer-pleger).
Opmerkingen •
Informatie is goed te exporteren uit registratiesysteem.
•
De groepen ‘Slachtoffer’ en ‘Aangever’ uit de Politieregistraties zijn in dit onderzoek na overleg met medewerkers van de Politie samengevoegd tot de categorie slachtoffers.
•
‘Verdachten’ zijn gecategoriseerd als plegers.
•
Personen die in zowel het slachtofferbestand voorkwamen als in het pleger bestand zijn zowel als slachtoffer als als pleger benoemd.
•
Er is ook nog een categorie ‘Betrokkenen’. Hierin worden personen geregistreerd die op een of andere manier betrokken zijn bij het huiselijk geweld. Bijvoorbeeld een buurvrouw die de Politie heeft gebeld. Het gebeurt echter ook dat hier slachtoffers en of plegers worden geregistreerd als het niet duidelijk is welke rol men heeft en als het om niet strafbare vormen van huiselijk geweld gaat (ruzie/huiselijke twist).
61
Omdat bij deze categorie niet duidelijk is of het om slachtoffers en of plegers gaat of om bijvoorbeeld de meldende buurvrouw gaat is deze categorie niet meegenomen in dit onderzoek.
Totaal Sekse Man Vrouw Missing Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 18-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 80+ 6565+ Stadsdeel Onbekend Amsterdam-Noord Bos en Lommer Centrum De Baarsjes Geuzenveld-Slotermeer Oost-Watergraafsmeer Osdorp Oud-West Oud-Zuid Slotervaart Westerpark Westpoort Zeeburg Zuideramstel Zuidoost Rol Slachtoffer Pleger Slachtoffer en pleger Rol*Sekse Slachtoffer man Pleger man Slachtoffer en pleger man Slachtoffer vrouw Pleger vrouw Slachtoffer en pleger vrouw
N
%
3735
100.0
1943 1789 3
52.0 47.9 0.1
174 1203 1063 846 316 92 38 3 3659 76
4.7 32.2 28.5 22.7 8.5 2.5 2.5 0.1 98.0 2.0
120 537 194 273 164 278 260 240 101 199 206 139 11 249 130 634
3.5 14.4 5.2 7.3 4.4 7.4 7 6.4 2.7 5.3 5.5 3.7 0.3 6.7 3.5 17
1933 1693 109
51.8 45.3 2.9
315 1571 57 1617 120 52
16.2 80.9 2.9 90.4 6.7 2.9
35.97(11.85) 18 83
62
Het databestand van de Politie bevat 3735 unieke personen. Hiervan zijn 726 personen in 2007 meerdere keren in verband met huiselijk geweld in aanraking geweest met de Politie (535 twee keer, 119 drie keer, 48 vier keer, 16 vijf keer, 5 zes keer, 2 zeven keer, 1 acht keer). De gemiddelde leeftijd is 36 jaar. De oudste persoon is 83 jaar en de jongste 18 jaar. Het bestand bevat zowel plegers als slachtoffers. Ongeveer 16% van de mannen staat als slachtoffer, 3% als slachtoffer en als pleger en 81% als pleger van huiselijk geweld geregistreerd. Van de vrouwen staat 90% als slachtoffer, 3% als pleger en als slachtoffer en 7% als pleger van huiselijk geweld geregistreerd. Bij veruit de meeste slachtoffers wordt het huiselijk geweld gepleegd door hun partner (43%) of ex-partner (41%). In 7% van de gevallen wordt het huiselijk geweld gepleegd door ouders, en in 9% van de gevallen door familie. 2% van de slachtoffers geeft aan mishandeld te zijn door een huisvriend. In 1% van de gevallen staat het huiselijk geweld als seniorenmishandeling (55+) geregistreerd. Bij de plegers is het slachtoffer in 45% van de gevallen een partner, in 42% een ex-partner, in 5% zijn het de ouders, in 9% overige familie en in 1.6% een huisvriend. In 1% van de gevallen staat seniorenmishandeling (55+) geregistreerd. Het huiselijk geweld bestond voor 45% uit eenvoudige mishandelingen, 29% bedreigingen, 6% huiselijke twist zonder gevolgen, 4% zware mishandelingen, 1.9% vernieling van overige objecten, 1.8% doodslag/moord, 1.2% overlast/ stalken, 1.2% gijzeling/ontvoering, 1.1% verkrachting, 1.1% overige mishandeling. De overige 8% bestond uit overige incidenten huiselijk geweld zoals twisten, diefstal (met geweld), zeden en vernieling. De helft van alle slachtoffers is geboren in Nederland. 14% in Suriname, 10% in Marokko, 6% in Turkije, 2% op de Nederlandse Antillen en 1% in Ghana. Andere landen waar slachtoffers zijn geboren komen in minder dan 1% van de gevallen voor. Een soortgelijke verdeling zie je ook bij de plegers: 44% in Nederland geboren, 17% in Suriname, 12% in Marokko, 8% in Turkije, 4% op de Nederlandse Antillen, 1% in Ghana en 1% in Pakistan. De overige geboortelanden komen in minder dan 1% van de gevallen voor. Van de personen die zowel als dader als pleger staan is 48% in Nederland geboren, 15% in Suriname, 10% in Marokko, 3% in Ghana, 2% in Turkije, 2% in Pakistan, 2% in Afghanistan, 2% in Iran, 2% Polen, 2% Joegoslavië en 2% in de Sovjet-Unie. De overig geboortelanden komen in minder dan 1% van de gevallen voor. Het percentage personen dat melding maakt/aangifte doet/bekend is bij de Politie varieert licht per kwartaal: 27% in het eerste kwartaal, 31% in het tweede kwartaal, 28% in het derde kwartaal en 24% in het vierde kwartaal.
63
Steunpunt Huiselijk geweld Wijze van aanraking met Huiselijk geweld Slachtoffers, plegers en omstanders van huiselijk geweld kunnen in Amsterdam terecht voor informatie, advies en hulp bij een van de zes Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG). Deze Steunpunten maken onderdeel uit van de Blijf Groep. Relevante Registratie Het steunpunt huiselijk geweld registreert in REGAS. Het registratiesysteem is van oorsprong bedoeld geweest voor de vrouwenopvang. Daarom zijn sommige zaken zoals rol van cliënt niet geregistreerd. In 2008/2009 is het SHG overgegaan op nieuw registratievelden die meer aansluiten op de werkwijze en cliëntenpopulatie van het SHG. In 2007 werden de volgende voor dit onderzoek relevante gegevens geregistreerd: Naam, adres, sekse, geboortedatum, geboorteland, geboorteland vader, geboorteland moeder, dagbesteding, opleiding, bron van inkomsten, aanmelddatum, afsluitdatum, initiatiefnemer, soort instelling, hulp in het verleden en soort hulp in verleden. Daarnaast werd er nog de soort huiselijk geweld en de mate van ernst volgends cliënt geregistreerd. Bij seksueel geweld werd er een uitgebreid formulier ingevuld (aard seksueel geweld, wanneer geweld plaatsvond, wie pleger was, sekse dader, of melding bij Politie is gedaan). Bij telefonisch contact werd maar een beperkt aantal velden ingevuld (o.a. geen NAW gegevens). Selectie van bestand voor onderzoek Het databestand is als volgt geselecteerd: •
Meldingsdatum in 2007;
•
18+;
•
Postcodegebied Amsterdam.
Opmerkingen •
SHG registreert niet de rol van de cliënten.
•
De gegevens met betrekking tot aard en ernst en met betrekking tot seksueel geweld konden niet op persoonsniveau uit het systeem worden gehaald.
•
Zij gaven aan dat er in 2007 nauwelijks plegers geregistreerd zijn bij het SHG en dat op een enkeling na het om slachtoffers van huiselijk geweld ging.
•
Er is dan ook voor gekozen om alle personen die bij SHG zijn aangemeld dan ook als slachtoffers te beschouwen, tenzij deze: o
in andere registraties slechts als pleger vermeld stonden
pleger
o
in andere registraties als pleger en slachtoffer vermeld stonden
pleger en
slachtoffer
64
In 2007 zijn er 614 unieke personen aangemeld bij een van de zes vestigingen van het steunpunten huiselijk geweld. Personen konden in dezelfde periode meerdere trajecten hebben lopen. 16 personen zijn in 2007 meerdere keren heraangemeld. Het overgrote merendeel van de cliënten van het Steunpunt Huiselijk Geweld is vrouw (85%). De cliënten zijn gemiddeld 36 jaar (de jongste is 18 en de oudste 74). Er zijn slechts enkele personen ouder dan 65 jaar (1.5%). Veruit de meeste cliënten komen uit Amsterdam-Noord. 39% van de cliënten is geboren in Nederland, 15% in Marokko, 12% in Suriname, 9% in Turkije, 1.5% in Egypte, 1.3% in Pakistan, 1.1% in Indonesië, 1.0% in Ghana en 1.0% in Afghanistan. Er zijn 45 geboortelanden waar per land minder dan 1% van de cliënten vandaan komt. In 3% van de gevallen is het geboorteland onbekend. Van de in Nederland geboren cliënten heeft nog eens 38% één of meer ouders die in het buitenland zijn geboren. In totaal zijn dus 149 personen van Nederlandse herkomst. Van driekwart van de cliënten is het opleidingsniveau bekend. Van deze cliënten heeft 51 personen een buitenlandse opleiding die verder niet geclassificeerd is, 166 hebben
een
laag
opleidingsniveau
(geen/LO/MAVO/LBO/VMBO),
163
een
middelbaar
opleidingsniveau (HAVO/VWO/MBO) en 83 een hoog opleidingsniveau (HBO/Universiteit). Van 93% is de dagbesteding bekend. 249 personen hebben regulier betaald werk, 132 personen hebben geen werk, 112 personen zorgen voor een huishouden met kinderen/anderen, 26 personen volgen een opleiding, 28 personen zorgen voor een huishouden zonder zorg voor anderen en 18 personen hebben een ander soort werk. Het aantal aangemelde cliënten neemt iets toe per kwartaal: 23%, 24%, 26% en 30%.
65
Totaal Sekse Man Vrouw Missing Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max Missing 18-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70+ 6565+ Stadsdeel Onbekend Amsterdam-Noord Bos en Lommer Centrum De Baarsjes Geuzenveld-Slotermeer Oost-Watergraafsmeer Osdorp Oud-West Oud-Zuid Slotervaart Westerpark Westpoort Zeeburg Zuideramstel Zuidoost Rol Slachtoffer Pleger Slachtoffer en pleger Rol*Sekse Slachtoffer man Pleger man Slachtoffer en pleger man Slachtoffer vrouw Slachtoffer en pleger vrouw Pleger vrouw
N
%
614
100.0
89 524 1
14.5 85.3 0.2
16 175 200 154 51 15 3 605 9
2.6 28.5 32.6 25.1 8.3 2.4 0.5 98.5 1.5
27 135 21 27 18 59 24 44 17 60 35 13 2 40 24 68
4.4 22.0 3.4 4.4 2.9 9.6 3.9 7.2 2.8 9.8 5.7 2.1 0.3 6.5 3.9 11.1
565 31 18
92.0 5.0 2.9
59 27 3 505 15 4
66.3 30.3 3.4 96.4 2.9 0.8
36.6 (10.8) 18 74
66
Slachtofferhulp Nederland Wijze van aanraking met Huiselijk geweld Slachtofferhulp Nederland helpt jaarlijks circa 100.000 slachtoffers na een misdrijf of verkeersongeluk. Vrijwilligers en beroepskrachten bieden praktische en juridische adviezen en emotionele steun. Een groot deel van de slachtoffers die bij Slachtofferhulp terecht komt wordt via de Politie verwezen. Het is echter ook mogelijk om via andere instanties of op eigen initiatief contact op te nemen met Slachtofferhulp. Huiselijk geweld is een van de misdrijven waarvoor cliënten bij Slachtofferhulp terecht kunnen, met name ook voor de juridische ondersteuning, zoals bijvoorbeeld het verhalen van de schade binnen het strafproces of het opstellen van de schriftelijke slachtofferverklaring. Relevante Registratie Slachtofferhulp heeft een digitaal cliëntregistratiesysteem. De volgende voor dit onderzoek relevante gegevens worden ingevoerd: naam, adres, datum aangifte Politie, delict (geweld, zeden, verkeer, vermogen en anders/geen delict, met steeds weer subcategorieën), belaging (ja/nee) , huiselijk geweld (ja/nee), twee aanvinkbare subvragen bij huiselijk geweld (‘dader is bekende uit de huiselijke kring ( (ex)-partner, gezins-, familieleden, en huisvrienden’) en ‘er is sprake van stelselmatig geweld’), type cliënt (slachtoffer (privé of bedrijf), getuige, betrokkenen, nabestaande, veroorzaker), verwezen door (Politie/justitie/juridisch, (geestelijke) gezondheidszorg, dienstverlening, eigen initiatief- (met subinstanties)), de verleende diensten (emotionele ondersteuning, juridische begeleiding, praktische dienstverlening), en naar welke instantie ze verwezen zijn (Politie/justitie/juridisch, (geestelijke) gezondheidszorg, dienstverlening, eigen initiatief- (met subinstanties)). Selectie van bestand voor onderzoek Het databestand is als volgt geselecteerd: •
aanmelddatum 2007;
•
Huiselijk geweld;
•
18+;
•
Postcodegebied Amsterdam.
Opmerkingen •
Opvallend is de aanvinkbare subvraag ‘dader is een bekende uit de huiselijke kring’ achter huiselijk geweld, aangezien dit een kernonderdeel is van de definitie van huiselijk geweld.
•
Het veld ‘belaging’ is geen verplicht veld en werd daardoor vaak niet ingevuld. Slachtofferhulp vermoedt onderrapportage.
•
Het systeem nodigt er niet toe uit om de zedenmisdrijven te combineren met Huiselijk Geweld. Slachtofferhulp vermoedt onderrapportage.
67
Het databestand van Slachtofferhulp bevatte 381 unieke personen die zich in 2007 hebben gemeld bij Slachtofferhulp Amsterdam in verband met huiselijk geweld. 13 mensen zijn meerdere keren aangemeld (11 twee keer en 2 drie keer). De overgrote meerderheid is vrouw (88%). De gemiddelde leeftijd is 34 jaar. De grootste groep personen is tussen de 20 en 29 jaar (37%). Het aantal personen van 65 jaar en ouder is laag (2%). Slachtofferhulp ziet in verband met huiselijk geweld hoofdzakelijk slachtoffers (99%). De aanmeldingen komen voor het merendeel via de Politie bij Slachtofferhulp terecht (88%), in 11% van de gevallen komt men op eigen initiatief en 0.3% van de meldingen komt via het openbaar ministerie, 0.3% via schadebemiddeling en 0.3% via een Meldpunt tegen discriminatie. 343 personen (90%) hebben aangifte gedaan bij de Politie. In 5% van de gevallen kwam naast huiselijk geweld ook belaging voor. Bijna de helft van de aanmeldingen gebeurt in verband met huiselijk geweld zonder letsel (47%). Dreiging met geweld vormt de tweede grote reden van aanmelding (28% van de gevallen). In 19% van de gevallen is er sprake van huiselijk geweld met letsel. Overige vormen kwamen in minder dan 7% voor. Het aantal aanmeldingen in verband met huiselijk geweld was in het eerste kwartaal fors lager dan in de andere kwartalen: 3% versus 24% in tweede kwartaal, 35% in derde kwartaal en 39% in vierde kwartaal.
1
1
Slachtofferhulp vermoedt dat het niet zozeer is dat er minder slachtoffers van huiselijk geweld zich bij Slachtofferhulp melden, maar dat er na het eerste kwartaal meer gestuurd is op een correcte registratie.
68
Totaal Sekse Man Vrouw Missing Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max Missing 18-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 6565+ Stadsdeel Amsterdam-Noord Bos en Lommer Centrum De Baarsjes Geuzenveld-Slotermeer Oost-Watergraafsmeer Osdorp Oud-West Oud-Zuid Slotervaart Westerpark Westpoort Zeeburg Zuideramstel Zuidoost Rol Slachtoffer Pleger Overig Rol*Sekse Slachtoffer man Pleger man Overig man Slachtoffer vrouw Overig vrouw
N
%
381
100.0
44 336 1
11.5 88.2 0.3
1 19 142 107 74 30 5 3 373 7
0.3 5.0 37.3 28.1 19.4 7.9 1.3 0.8 97.9 1.8
90 18 24 26 39 17 27 11 16 27 18 0 19 11 38
23.6 4.7 6.3 6.8 10.2 4.5 7.1 2.9 4.2 7.1 4.7 0 5.0 2.9 10.0
376 1 4
98.7 0.3 1.0
42 1 1 333 3
95.5 2.3 2.3 99.1 0.9
34.6 (11.3) 18 77
69
Letselspreekuur Wijze van aanraking met huiselijk geweld In Amsterdam worden slachtoffers van huiselijk geweld die bij de Politie aangifte doen voor een onafhankelijke letselverklaring doorgestuurd naar het Letselspreekuur van de GGD Amsterdam. Het lichamelijke letsel wordt door de forensisch arts bekeken, beschreven en beoordeeld. De letselverklaring wordt door de Politie bij het proces-verbaal gevoegd. Relevante registratie Het Letselspreekuur maakt gebruik van Formatus als elektronisch registratiesysteem. In Formatus worden gegevens geregistreerd met betrekking tot naam, geboortedatum, geslacht, huiselijk geweld (ja/nee), datum afgifte letselverklaring, dader (vrij in te vullen), beschrijving van incident en datum incident, beschrijving van uitwendig zichtbaar letsel, inschatting van de duur van de genezing van het letsel, en of het letsel bij de toedracht past. Er wordt niet expliciet op rol en soort geweld geregistreerd, maar alle bezoekers zijn in ieder geval slachtoffer van fysiek geweld. Etniciteit en het adres van het slachtoffer worden niet geregistreerd. Wel is terug te vinden of de aanvrager een Politiebureau in Amsterdam was. Selectie van bestand voor onderzoek Het databestand is als volgt geselecteerd: •
Letselverklaringen opgemaakt in 2007 door GGD Amsterdam;
•
huiselijk geweld;
•
18+;
•
Aanvrager is bureau in Amsterdam.
Opmerkingen •
Informatie is eenvoudig te exporteren uit registratiebestand.
•
Bij gebrek aan informatie over de woonplaats van het slachtoffer kunnen in het databestand ook mensen zitten die wel via een Amsterdams Politie bureau binnenkomen, maar niet in Amsterdam wonen.
•
In principe zou dit hele bestand moeten overlappen met het bestand van de Politie, aangezien mensen die het Letselspreekuur bezoeken zijn verwezen door de Politie.
•
Niet alle artsen vinken altijd huiselijk geweld aan terwijl dit wel zou moeten. In werkelijkheid zien de Letselspreekuurartsen dus meer personen in verband met huiselijk geweld.
In 2007 staan er bij het Letselspreekuur 280 mensen met lichamelijk letsel veroorzaakt door huiselijk geweld geregistreerd. 7 mensen zijn in 2007 twee keer bij het Letselspreekuur geweest voor een letselverklaring. De gemiddelde leeftijd is 35 jaar. 90% van de bezoekers van het Letselspreekuur is vrouw. De helft is mishandeld door de partner, 36% door de ex-partner, 6% door kind, 2.4% door broers, 1.0% door vader en 3% door overige personen.
70
Het percentage cliënten dat per kwartaal werd aangemeld varieerde tussen de 21 en 28% (eerste kwartaal 28%, tweede kwartaal 25%, derde kwartaal 21%, vierde kwartaal 28%).
N Totaal Sekse Man Vrouw Missing Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) min max 18-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 6565+ Rol Slachtoffer
% 280
100.0
26 253 1
9.3 90.4 0.4
19 103 64 59 23 8 4 273 7
6.8 36.8 22.9 21.1 8.2 2.9 1.4 97.5 2.5
35.0 (12.6) 18 77
280
100
71
Vangnet & Advies Wijze van aanraking met Huiselijk geweld De afdeling Vangnet & Advies van de GGD Amsterdam is een 24-uurs dienst die sociale en psychiatrische problemen inventariseert bij personen die overlast veroorzaken of die in de openbaarheid, al dan niet in crisis, zorg oproepen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen psychiatrische, maatschappelijke, verslavings of justitiële problemen. Na bezoek en onderzoek ter plaatse wordt, indien nodig, een passend verwijs- of behandeltraject ingezet. Daarnaast houden zij ook hygiënisch woningtoezicht; vervuilde woningen worden onderzocht, waarna een interventie kan worden gepleegd. Bij rampen of calamiteiten wordt het team ingezet voor de acute psychosociale hulpverlening. Melders bij Vangnet & Advies zijn de Meldpunten Zorg en Overlast en de Politie. Via de Politie en de Meldpunten Zorg- en Overlast komen zij in aanraking met huiselijk geweld. Relevante Registratie V&A registreert hun cliëntcontacten in GINO, een elektronisch cliëntdossier. In dit dossier worden naam, adres, sekse, geboortedatum, etnische herkomst (Nederlands, Turks, Marokkaans, Antilliaans, Surinaams, overig geïndustrialiseerd, overig niet-geïndustrialiseerd, Zuid-Europees, Oost-Europees, Aziatisch), aanmelddatum, aanleiding (o.a. huiselijk geweld en relationeel geweld), problematiek (o.a. huiselijk geweld, relationeel geweld) en rol huiselijk geweld (slachtoffer, pleger, allebei) geregistreerd. Selectie van bestand voor onderzoek: •
2007;
•
Amsterdam;
•
18+;
•
Huiselijk geweld of relationeel geweld in aanleiding of problematiekveld.
Opmerkingen •
Makkelijk uit Gino te exporteren.
•
Relationeel geweld is een onderdeel van huiselijk geweld, maar wordt hier apart geregistreerd.
In totaal zijn in 2007 288 unieke personen bij Vangnet & Advies aangemeld in verband met huiselijk geweld. 30 personen zijn meerdere keren aangemeld in 2007: 28 twee keer en 2 personen drie keer. De gemiddelde leeftijd van de cliënten is 36 jaar. 4% is 65 jaar of ouder. Veruit de meeste aanmeldingen komen uit Amsterdam-Noord (29%) gevolgd door Amsterdam Zuidoost (11%). Iets meer dan de helft van de cliënten staat geregistreerd als uitsluitend slachtoffer, een derde als uitsluitend pleger en 8% staat en als pleger en als slachtoffer geregistreerd. De verhouding mannelijke versus vrouwelijke slachtoffers is ongeveer 1:10. De verhouding mannelijke versus vrouwelijke plegers is ongeveer 6:1.
72
N Totaal Sekse Man Vrouw leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 18-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 80+ 6565+ Stadsdeel Onbekend Amsterdam-Noord Bos en Lommer Centrum De Baarsjes Geuzenveld-Slotermeer Oost-Watergraafsmeer Osdorp Oud-West Oud-Zuid Slotervaart Westerpark Westpoort Zeeburg Zuideramstel Zuidoost Rol Slachtoffer Pleger Slachtoffer en pleger Rol*Sekse Slachtoffer man Pleger man Slachtoffer en pleger man Slachtoffer vrouw Pleger vrouw Slachtoffer en pleger vrouw
% 288
100.0
111 177
38.5 61.5
13 94 79 58 29 10 4 1 277 11
4.5 32.6 27.4 20.1 10.1 3.5 1.4 0.3 96.2 3.8
4 82 10 15 23 21 14 15 16 13 11 14 1 11 7 31
1.4 28.5 3.5 5.2 8.0 7.3 4.9 5.2 5.6 4.5 3.8 4.9 0.3 3.8 2.4 10.8
169 96 23
58.7 33.3 8.0
36.5 (12.7) 18 81
16 83 12 153 13 11
14.4 74.8 10.8 86.4 7.3 6.2
73
Het percentage vrouwen en mannen, dat zowel slachtoffer als pleger is, is gelijk. In 87% van de gevallen is de culturele herkomst geregistreerd. 28% is als Nederlands geregistreerd, 18% als Marokkaans, 12% als Surinaamse, 11% is geregistreerd als overig niet- geïndustrialiseerd, 10% heeft een Turkse achtergrond, 2.5% is geregistreerd als overig geïndustrialiseerd, 2.1% heeft een OostEuropees achtergrond en 1.7% Antilliaans. Zuid-Europees en Aziatisch worden in minder dan 1% van de gevallen genoemd. 26% van de aanmeldingen komt in het eerste kwartaal binnen, 33% in het tweede kwartaal, 24% in het derde en 19% in het vierde kwartaal.
74
Vangnet Jeugd Wijze van aanraking met Huiselijk geweld Vangnet Jeugd, GGD Amsterdam, houdt zich bezig met kinderen vanaf voor de geboorte tot 19 jaar in Amsterdam die mogelijk in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij hebben als doel om in te grijpen in de bedreigende situatie om te zorgen dat kinderen de zorg krijgen die ze nodig hebben en daarnaast te voorkomen dat ze ontsporen. Vangnet Jeugd zoekt de gezinnen op, brengt hun situatie in kaart en stelt vast welke hulp nodig is. Daarna wordt de juiste hulpverleningsinstantie ingeschakeld. Vangnet Jeugd is vijf dagen per week tijdens werktijd bereikbaar. Nieuwe aanmeldingen kunnen worden gedaan door de volgende instanties: Jeugdgezondheidszorg (JGZ), Maatschappelijke en geestelijke gezondheidszorg (MGGZ), Politie, verloskundigen en ziekenhuizen. Als er sprake is van drugsgebruik door (één van) de ouders kan iedereen aanmelden. Eén van de problemen die gezinnen kunnen hebben is huiselijk geweld. Relevante Registratie Vangnet Jeugd registreert informatie met betrekking tot de gezinnen die bij hen worden aangemeld in Gino, een elektronisch cliënt dossier. In Gino worden de volgende relevante velden bijgehouden: naw gegevens, geboortedatum, sekse, postcode, aanmelder, problematiek (o.a. relationeel geweld, gewelddadig event). Selectie van bestand voor onderzoek: •
2007;
•
Amsterdam;
•
Problematiek is relationeel geweld of gewelddadig event dat binnen de definitie van huiselijk geweld valt en gepleegd is door iemand van 18+.
Opmerkingen •
Alleen gezinnen of zwangeren kunnen in aanmerking komen voor aanmelding bij Vangnet jeugd.
•
In al deze gezinnen zijn dus kinderen betrokken bij het huiselijk geweld.
•
Registratie van gewelddadige events moest handmatig worden nagekeken op relevantie.
•
Registratie van problematiek op gezinsniveau.
•
Bij meerdere aanmeldingen is in de registraties niet terug te zien of huiselijk geweld bij eerste, tweede etc. aanmelding een rol speelde.
•
Rol wordt niet geregistreerd.
•
Indien personen in andere bestanden voorkwamen kan na koppeling iets over de rollen worden gezegd.
•
Gegevens zijn redelijk goed te exporteren.
75
In 2007 zijn 374 volwassenen aangemeld bij Vangnet Jeugd. Het gaat hier om 211 gezinnen. 14 gezinnen worden in 2007 een tweede keer aangemeld bij Vangnet Jeugd (14 vrouwen en 11 mannen). De gemiddelde leeftijd is 36 jaar. De meeste aanmeldingen in verband met huiselijk geweld komen uit Amsterdam-Noord. In 93% van de gevallen is de culturele herkomst geregistreerd. 23% heeft een Marokkaanse herkomst, 20% heeft de Nederlandse herkomst, 16% de Surinaamse, 12% heeft een Turkse herkomst, 11% is geregistreerd als overig niet- geïndustrialiseerd, 2.9% Antilliaans, 2.4% OostEuropees, 4% is geregistreerd als overig geïndustrialiseerd, 1.3% Aziatisch. Zuid-Europees wordt in 0.8% als herkomst genoemd. 27% van de aanmeldingen wordt in het eerste kwartaal gedaan, 32% in het tweede kwartaal, 32% in het derde en 16% in het vierde kwartaal. N Totaal Sekse Man Vrouw Missing Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max Missing 18-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70+ 6565+ Stadsdeel Onbekend Amsterdam-Noord Bos en Lommer Centrum De Baarsjes Geuzenveld-Slotermeer Oost-Watergraafsmeer Osdorp Oud-West Oud-Zuid Slotervaart Westerpark Westpoort Zeeburg Zuideramstel Zuidoost Rol Onbekend
% 374
100.0
166 208
44.4 55.6
7 93 148 108 17 1
1.9 24.9 39.6 28.9 4.5 0.3
373 1
99.7 0.3
7 78 34 20 19 20 40 27 5 24 22 7 0 21 13 37
1.9 20.9 9.1 5.3 5.1 5.3 10.7 7.2 1.3 6.4 5.9 1.9 0 5.6 3.5 9.9
374
100.0
36.1 (8.6) 18 69
76
HVO Querido- Roggeveen Wijze van aanraking met Huiselijk geweld HvO Querido biedt opvang, woonbegeleiding en dagactiviteiten aan dak- en thuislozen, personen met psychiatrische en of verslavingsproblemen en vrouwen en gezinnen in nood in Amsterdam en Diemen. Ook het Amsterdams coördinatiepunt personenhandel maakt onderdeel uit van HVOQuerido. De Roggeveen is een laagdrempelig 24-uurs opvangcentrum voor vrouwen, kinderen en gezinnen in nood en kent vijf vormen van opvang en dienst- en hulpverlening: (1) crisisopvang aan vrouwen en/of gezinnen, (2) avond/nachtopvang van vrouw (met kind), man met kinderen, (illegaal) gezin met kinderen, (3) residentiële opvang van individuele vrouwen en voor een- of tweeoudergezinnen, (4) doorstroomproject voor vrouwen, (5) ambulante opvang. De cliënten van de Roggeveen zijn dakloos of het slachtoffer van mishandeling en/of seksueel geweld. Daarnaast kunnen relatie- en opvoedingsproblemen, gedwongen prostitutie, verslaving, huurschulden of een combinatie van deze factoren, redenen zijn waardoor vrouwen en hun kinderen tijdelijk niet over veilig onderdak en een eigen thuis kunnen beschikken. Registraties De Roggeveen registreert niet digitaal het voorkomen van huiselijk geweld. Dit wordt schriftelijk wel in een rapportage aangegeven. Voor dit onderzoek heeft HVO-Querido de dossiers over het jaar 2007 onderzocht op het voorkomen van huiselijk geweldsincidenten. Indien huiselijk geweld voorkwam is dit in een Excel- formulier ingevoerd met de volgende velden: naam, postcode, sekse, geboortedatum, etnische herkomst, afdeling binnen Roggeveen, datum aanmelding, soort geweld, relatie slachtofferpleger. Selectie van bestand voor onderzoek: •
2007;
•
18+;
•
Huiselijk geweld;
•
Postcode in Amsterdam of onbekend.
Opmerkingen •
Aanleveren van registraties voor dit onderzoek moet handmatig en is dus veel werk.
•
Het is vaak onduidelijk waar de bewoners voorheen woonden. Hierdoor is selectie op Amsterdam lastig. Alle personen waarbij een postcode buiten Amsterdam stond zijn niet meegenomen.
•
Alle bewoners zijn ten minste slachtoffer van huiselijk geweld.
•
Bij personen die in verband met huiselijk geweld bij de Roggeveen zijn gekomen is de ernst dusdanig dat personen niet meer thuis konden verblijven.
77
In 2007 verblijven er in de Roggeveen 84 personen waarbij sprake is van huiselijk geweld (als reden van aanmelding of tijdens verblijf): 84 vrouwen en 1 man. De gemiddelde leeftijd is 29 jaar. Daarmee zijn de personen die bij de Roggeveen bekend zijn relatief jonger dan bij de andere instanties: de helft van de personen is tussen de 20 en 29 jaar. 32% is met zekerheid afkomstig uit Amsterdam. Meer dan de helft van de personen die met huiselijk geweld te maken krijgt woont in de Crisisopvang van de Roggeveen (58%), 29% op een GGD plek, 8% woont in de residentiële opvang en 5% in de Ambulante woonbegeleiding van de Roggeveen. De twee grootste groepen naar etnische herkomst zijn Marokkanen (17%) en Hongaren (11%). Het aantal personen met een Nederlandse achtergrond is relatief laag, nl. 6%. De overige 56 personen zijn afkomstig uit 26 verschillende landen. Per persoon is de belangrijkste vorm van huiselijk geweld aangegeven: In 56% ging het om seksueel geweld, 37% fysiek geweld, en 7% geestelijk geweld. De relatie tussen slachtoffers en pleger is zeer onvolledig ingevuld. Het aantal personen dat bij de Roggeveen aangemeld is in verband met huiselijk geweld is met name in het derde kwartaal relatief hoog: 42% tegenover 19% in het eerste kwartaal, 16% in het tweede kwartaal en 24% in het vierde kwartaal.
78
N Totaal Sekse Man Vrouw Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 18-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 80+ 6565+ Stadsdeel Onbekend Amsterdam-Noord Bos en Lommer Centrum De Baarsjes Geuzenveld-Slotermeer Oost-Watergraafsmeer Osdorp Oud-West Oud-Zuid Slotervaart Westerpark Westpoort Zeeburg Zuideramstel Zuidoost Rol Slachtoffer
% 84 83 1
100.0 98.8 1.2
10 43 19 8 3 1
11.9 51.2 22.6 9.5 3.6 1.2
83 1
98.8 1.2
57 5 3 2 5 1 2
67.9 6.0 3.6 2.4 6.0 1.2 2.4
1 2
1.2 2.4
2
2.4
1 1 2
1.2 1.2 2.4
84
100.0
29.1 (9.86) 18 66
79
Lokale instanties Maatschappelijke Dienstverlening Amsterdam/Algemeen Maatschappelijk Werk Wijze van aanraking met Huiselijk geweld De Maatschappelijke Dienstverlening in Amsterdam omvat het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW), de Sociaal Raadslieden, Schuldhulpverlening en het Ouderenwerk. Met name het AMW en het Ouderenwerk krijgen te maken met huiselijk geweld. Het AMW is een laagdrempelige eerstelijnsvoorziening, die personen psychosociale hulpverlening biedt door middel van gesprekken. Het Ouderenwerk (ouderenadviesbureau, wijkpost of servicepunt voor ouderen) geeft informatie aan 55+-ers over onder andere huisvestings- en vervoersproblemen, subsidie- en bijstandsvragen, en maaltijdvoorzieningen. Ook bemiddelen zij en organiseren cursussen en informatiebijeenkomsten. In Amsterdam zijn verschillende instanties voor Maatschappelijke Dienstverlening die ieder in andere stadsdelen werkzaam zijn: Blankenberg Stichting (Westerpark, Centrum), Combiwel (OudWest,
Oud
Zuid),
Stichting
Dynamo(Oost/Watergraafsmeer,
Doras
Maatschappelijke
Zeeburg),
Stichting
Dienstverlening
Welzijn
Westelijke
(Amsterdam-Noord), Tuinsteden
'Impuls'
(Geuzenveld-Slotermeer, Slotervaart), Stichting MaDi Amsterdam Zuidoost en Diemen (MADIZO)( Zuidoost en Diemen), PuurZuid (Oud Zuid, ZuiderAmstel), Raster, Maatschappelijke Dienstverlening (Bos en Lommer, De Baarsjes, Oud-West 1 ), SEZO Maatschappelijke Dienstverlening (Osdorp). Voor dit onderzoek hebben de volgende instanties voor Maatschappelijke Dienstverlening registraties geleverd over hun AMW bestanden: Combiwel, Dynamo, MaDIZO, Raster en SEZO. Registraties De AMW afdelingen van deze instanties registreren hun cliënten volgens een landelijk informatiemodel AMW, de MadiMonitor. In de MadiMonitor over 2007 (model 2003) werden de volgende relevante velden geregistreerd: Naam, postcode, datum incident/registratie, Geboortedatum, sekse, geboorteland cliënt, geboorteland moeder, geboorteland vader, land van herkomst volgens definitie van CBS, datum aanmelding. Huiselijk geweld is geen expliciet veld. Wel kunnen onder het veld manifest probleem verschillende relevante problematiek items worden geregistreerd (1900 items: problemen van cliënt doordat cliënt of diens partner/kind/ouder slachtoffer is van machtsmisbruik en of geweld(smisdrijven), zijnde een schadelijke vorm van een lichamelijke, psychische of seksuele handeling) (zie tabel 1). Daarnaast zijn gegevens opgevraagd mbt onderlinge relatie cliënten (v250), Bron van inkomsten (v069), Samenlevingsverband (v294), initiatief intake (v203), type verwijzer (v332), hulpverleningsverleden
(v197), type hulpverlening (v325), externe verwijzing (v339), type
hulp- en dienstverlener (v324).
1
In 2007 had Raster ook nog een afdeling voor Schuldhulpverlening in Westerpark.
80
Tabel 1
1900 items MadiMonitor model 2003
1910
Cliënt (of diens partner/kind/ouder) is slachtoffer van actueel lichamelijk geweld.
1920
Cliënt (of diens partner/kind/ouder) is slachtoffer van actueel psychisch geweld
1930
Cliënt (of diens partner/kind/ouder) is slachtoffer van actueel seksueel geweld.
1931
rubriek 1930, incest
1932
rubriek 1930, aanranding
1933
rubriek 1930, verkrachting
1934
rubriek 1930, vrouwenmishandeling
1935
rubriek 1930, ongewenste intimiteiten
1936
rubriek 1930, vrouwenhandel/gedwongen prostitutie
1939
rubriek 1930, overige
1940
Cliënt heeft problemen met verwerkwerking oorlogsproblematiek zelf ondergaan of diens partner/kind/ouder
1941
rubriek 1940, oorlogstrauma's in Europa.
1942
rubriek 1940, oorlogstrauma's in Japan/Nederlands Indië.
1949
rubriek 1940, overige verwerking oorlogsgeweld in het verleden.
1950
Cliënt heeft problemen met verwerking geweld, in het verleden zelf ondergaan of diens partner/kind/ouder
1951
rubriek 1950, verwerking lichamelijk geweld in het verleden
1952
rubriek 1950, verwerking psychisch geweld in het verleden
1961
rubriek 1960, verwerking incest
1962
rubriek 1960, verwerking aanranding
1963
rubriek 1960, verwerking verkrachting
1964
rubriek 1960, verwerking vrouwenmishandeling
1965
rubriek 1960, verwerking ongewenste intimiteiten
1966
rubriek 1960, verwerking vrouwenhandel/gedwongen prostitutie
1969
rubriek 1960, overige
1970
Cliënt heeft problemen met dader te zijn van gewelds(misdrijf) of problemen met dader zijn van diens partner/kind/ouder
1971
rubriek 1970, lichamelijk geweld
1972
rubriek 1970, psychisch geweld
1973
rubriek 1970, seksueel geweld
1979
rubriek 1970, overige misdrijven
1990
Cliënt heeft problemen met slachtoffer te zijn van overige misdrijven of het slachtoffer zijn van diens partner/kind/ouder
Selectie registraties: •
2007;
•
18+;
•
Postcode in Amsterdam;
•
Type manifestprobleem (1900, 1910, 1920, 1930, 1931, 1932, 1933, 1934, 1935, 1936, 1939, 1950, 1951, 1952, 1961, 1962, 1963, 1964, 1965, 1966, 1969, 1970, 1971, 1972, 1973).
Opmerkingen •
Bij 1900 items hoeft het niet noodzakelijkerwijs om huiselijk geweld te gaan. Er bestaat dus wellicht een overschatting van het aantal personen dat binnen die instantie te maken heeft met huiselijk geweld.
•
Niet alle AMW’s hebben de gevraagde achtergrondgegevens geleverd.
•
In 2008 is dit model vernieuwd en ook aangepast voor de bredere Maatschappelijke Dienstverlening: het model Informatiemodel AMW/ Maatschappelijke Dienstverlening 2008. Aangezien gebruik wordt gemaakt van registraties uit 2007, wordt echter deze nieuwste versie hier niet gebruikt.
81
Combiwel Opmerkingen •
Registreren in Regas.
Combiwel heeft slechts een kleine Algemeen Maatschappelijk Werk tak. In 2007 is slechts een persoon bij Combiwel aangemeld in verband met Huiselijk geweld. Het ging om een man van 65-plus.
Dynamo Opmerkingen •
Registreren in Regipro.
•
Handmatig rol opgezocht.
In 2007 zijn er 50 unieke personen bij Dynamo aangemeld in verband met huiselijk geweld. De gemiddelde leeftijd is 38 jaar (M=38.25, SD=9.406). Het overgrote merendeel is vrouw. Het merendeel is afkomstig uit Oost-Watergraafsmeer (58%) en uit Zeeburg (28%). Bij 10% was het adres onbekend. In 16% van de gevallen was het land van herkomst onbekend, 22% was afkomstig uit Marokko, 14% uit Nederland, 10% uit Turkije, 6% uit Suriname en 4% uit Egypte. De overige 14 personen kwamen uit 14 verschillende landen. Van 41 personen is bekend wat hun gezinssituatie is: 15 personen zijn alleenstaand, 10 personen wonen in een eenouderhuishouden, 11 personen wonen met hun partner en kinderen, 2 personen
wonen
met
alleen
hun
partner
en
3
personen
wonen
in
een
ander
meerpersoonshuishouden. De helft van de cliënten is op eigen initiatief bij Dynamo gekomen (25 personen), 8 personen zijn verwezen door de huisartsen. 2 personen zijn op initiatief van de maatschappelijk werker gekomen. De overige personen zijn door andere instellingen verwezen, o.a. ambulante GGZ, bureau rechtshulp,
schuldhulpverlening,
gezondheidscentrum,
ggd,
Politie,
sociaal
raadslieden
en
schoolbegeleidingsdienst. Van 15 personen is bekend dat zij al eerder bij het AMW zijn geweest, 25 personen nog nooit en van 10 personen is het onbekend. Er vinden nauwelijks externe verwijzingen plaats te vinden. 15 personen hebben geweld gepleegd, 34 personen zijn uitsluitend slachtoffer en 1 persoon is zowel slachtoffer al pleger van geweld. Het aantal aanmeldingen per kwartaal varieert: 34% in eerste kwartaal, 20% in tweede kwartaal, 28% in derde kwartaal en 18% in het
vierde
kwartaal.
82
N Totaal Sekse Man Vrouw Missing Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max Missing 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 6565+ Stadsdeel Onbekend Centrum Oost-Watergraafsmeer Zeeburg Zuidoost Rol Slachtoffer Pleger Slachtoffer en pleger Rol*Sekse Slachtoffer man Pleger man Slachtoffer vrouw Pleger vrouw Slachtoffer en pleger vrouw
% 50
100.0
8 40 2
16.0 80.0 4.0
6 7 20 12 4 1 43 1
12.0 14.0 40.0 24.0 8.0 2.0 86.0 2.0
5 1 29 14 1
10.0 2.0 58.0 28.0 2.0
34 15 1
68.0 30.0 2.0
6 2 26 13 1
75.0 25.0 65.0 32.5 2.5
38.25 (9.41) 22 65
83
Madizo Opmerkingen •
Registreren in 2007 in Regipro. Sinds 2009 in Regas.
•
Moeite met exporteren van gegevens op cliëntniveau.
•
Niet alle velden geleverd (data aanmelding).
•
Registraties op papier aangeleverd.
•
Inschatting meerderheid in ieder geval slachtoffer.
In 2007 zijn er bij Madizo 19 personen aangemeld in verband met in ieder geval huiselijk geweld (2 mannen, 17 vrouwen). De gemiddelde leeftijd was 36 jaar (M=36.99, SD=10.09). Bijna de helft van de personen is van Surinaamse herkomst (9; 47%), vijf personen waren van Nederlandse herkomst (26%), twee uit twee verschillende andere landen en van drie personen was de herkomst onbekend. Zeven personen zijn zeker al eerder bij het algemeen Maatschappelijk Werk geweest (37%). In de meerderheid van de gevallen lag het initiatief voor de aanmelding bij het AMW bij de cliënt zelf (68%). In 11 gevallen zijn er kinderen in het gezin (6 eenoudergezinnen (32%), vijf paren met kinderen (26%)). Verder drie eenpersoonshuishoudens (16%), 1 institutioneel huishouden en van 4 personen is de huishoudsamenstelling onbekend. Zes personen zijn verwezen naar specifieke diensten AMW, 4 personen naar de GGZ, 1 naar de maatschappelijke opvang, en 2 personen naar overige instanties.
N Totaal Sekse Man Vrouw Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 20-29 30-39 40-49 50-59 65Stadsdeel Onbekend Zuidoost Rol Onbekend
% 19
100.0
2 17
10.5 89.5
5 5 7 2 19
26.3 26.3 36.8 10.5 100.0
2 17
10.5 89.5
19
100.0
36.99 (10.09) 23 58
84
Raster Opmerkingen •
Registreren in Central Station.
•
Niet alle velden geleverd (o.a. 1900 items).
•
Inschatting Raster: meerderheid in ieder geval slachtoffer.
In 2007 zijn er 35 cliënten aangemeld bij Raster in verband met huiselijk geweld (4 mannen en 30 vrouwen). De gemiddelde leeftijd was 38 jaar. De rol en het type huiselijk geweld zijn onbekend. In 23 gevallen kwamen deze personen uit huishoudens waar kinderen bij betrokken zijn (15 eenoudergezinnen (43%) en 8 samenwonend met partner en kinderen (23%)). Acht personen waren alleenstaand (23%), een samenwonend met alleen partner en een persoon woonden samen met andere personen. Van twee personen was de samenstelling van het huishouden onbekend. Van 13 personen (37%) is bekend dat zij al eerder bij het AMW zijn geweest, 15 personen niet en van de rest is het onbekend. Vijf personen zijn verwezen naar de GGZ, 3 naar de Maatschappelijke opvang, en 5 naar overige instanties. Zowel in het eerste als in het tweede kwartaal worden 10 personen aangemeld, in het derde kwartaal 11 personen en in het vierde kwartaal vier personen.
N Totaal Sekse Man Vrouw Missing Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 20-29 30-39 40-49 50-59 65Stadsdeel Bos en Lommer De Baarsjes Oud-West Westerpark Westpoort Rol Onbekend
% 35
100.0
4 30 1
11.4 85.7 2.9
5 16 11 3 35
14.3.0 45.7.0 31.4.0 8.6.0 100.0
11 11 11 1 1
31.4 31.4 31.4 2.9 2.9
38.41(7.85) 24 54
100.0
85
Sezo Opmerkingen •
Registreren in Regas.
•
Moeite met exporteren van gegevens.
•
Niet alle velden geleverd (bv 1900 items).
•
Registraties op papier aangeleverd.
•
Inschatting meerderheid in ieder geval slachtoffer.
In 2007 zijn bij het Maatschappelijk Werk van Sezo 20 unieke personen aangemeld in verband met huiselijk geweld (19 vrouwen en 1 man). De gemiddelde leeftijd is 37 jaar. Acht personen hebben een Marokkaanse herkomst (35%), zes een Nederlandse (30%), twee personen een Turkse herkomst en vier personen komen uit vier verschillende landen. De herkomst van een persoon is onbekend. In de helft van de gevallen bevinden zich in ieder geval ook kinderen in het gezin (35% paren met kinderen, 15% eenoudergezinnen). In 4 gevallen gaat het om alleenstaande personen (20%), in drie gevallen om paren (5%) en in 3 gevallen is de samenlevingsvorm niet bekend. Het is onbekend welke vorm van huiselijk geweld plaats heeft of had en welke rol personen hadden. Het merendeel is volgens Sezo hoogstwaarschijnlijk slachtoffer. Het aantal aanmeldingen per kwartaal varieert van 10 in het eerste kwartaal (50%), tot 2 in het tweede kwartaal (10%), 5 in het derde kwartaal (25%) en 3 in het vierde kwartaal (15%).
N Totaal Sekse Man Vrouw Missing Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 6565+ Stadsdeel Osdorp Rol Onbekend
% 20
100.0
1 19
5.0 95.0
8 5 5 1
40.0 25.0 25.0 5.0
1 19 1
5.0 95.0 5.0
20
100.0
20
100.0
37.10 (12.20) 22 70
86
Meldpunten Zorg en Overlast Wijze van aanraking met huiselijk geweld Bij de Meldpunten Zorg en Overlast kunnen Amsterdammers en hulpverleners terecht wanneer zij overlast ervaren van medebewoners, of als zij zich zorgen maken om buurtbewoners. De Meldpunten richten zich in het bijzonder op Amsterdammers met meervoudige en of complexe problematiek. Huiselijk geweld is een van de mogelijke problematieken. De Meldpunten brengen een melding zo snel mogelijk onder bij de juiste hulpverlenende instantie, coördineren de hulpverlening en gaan na of de hulp heeft geholpen. De Meldpunten werken ondermeer samen met de stadsdelen, GGD, Politie, GGZ-instellingen, Maatschappelijk Werk, verslavingszorg en thuiszorg. Elk stadsdeel heeft zijn eigen Meldpunt. Registraties Alle Meldpunten Zorg en Overlast registreren in principe dezelfde velden (Oste, 2008). Echter niet overal wordt dezelfde software gebruikt. Bij het veld hoofdproblematiek zijn er de volgende relevante antwoordopties: Huiselijk geweld Volwassenen, Huiselijk geweld Ouderen/65+. Daarnaast bestaat ook huiselijk Geweld Kinderen (maar daar wordt in dit onderzoek geen gebruik van gemaakt).
De
Meldpunten registreren naam, adres, sekse, etnische herkomst en aanmelddatum. Inhoudelijke informatie met betrekking tot huiselijk geweld staat in het elektronisch dossier. Voor dit onderzoek is de Meldpunten Zorg en Overlast gevraagd de volgende informatie uit de dossiers aan te leveren met betrekking tot huiselijk geweld:
soort huiselijk geweld (psychisch, lichamelijk, seksueel),
rol(slachtoffer, pleger, allebei), relatie slachtoffer-pleger, kinderen in gezin, melder, verwezen naar. Selectie •
2007;
•
18+;
•
Huiselijk geweld Volwassenen, huiselijk geweld ouderen/65+;
•
Postcode.
Opmerkingen •
De meewerkende Meldpunten hadden allemaal veel moeite om op persoonsniveau registraties te extraheren.
•
Niet alle Meldpunten registreren etnische herkomst.
•
Sommige Meldpunten registreren ook de gegevens van zowel slachtoffer als pleger. Deze gegevens zijn dan allebei omgenomen in dit onderzoek.
•
Veelal hebben zij casussen uitgedraaid die vervolgens in een excelbestand zijn ingevoerd.
87
Meldpunt Zorg en Overlast Bos en Lommer •
Registratiesysteem Central Station
In 2007 zijn er bij het Meldpunt 2007 24 unieke personen aangemeld (18 vrouwen en 6 mannen). De gemiddelde leeftijd is 36 jaar. Van vier personen is de herkomst onbekend (16.7%). Zeven personen hebben een Marokkaanse achtergrond (29%), vijf een Nederlandse achtergrond (21%), drie een Surinaamse achtergrond (13%), drie een Turkse achtergrond (13%) en twee een andere Afrikaanse achtergrond (8%). In 17 gevallen staan de personen geregistreerd als slachtoffer (71%)(17 vrouwen en 1 man), in vijf gevallen gaat het om plegers (21%)(5 mannen), bij twee personen is de rol onbekend (1 man en 1 vrouw). Alle plegers zijn mannen. Een vrouw staat zowel als pleger als als slachtoffer geregistreerd. Het huiselijk geweld speelt het meeste tussen de (ex)partners (21 gevallen; 88%). In de overige gevallen speelt het geweld tussen ouders en hun meerderjarige kinderen. Alle aanmeldinitiatieven op een na, komen van instanties. Het grootste aantal aanmeldingen komt binnen via de Politie (N=7;29%), gevolgd door Vangnet & Advies (N=6; 25%). Het stadsdeel, Maatschappelijk Werk, sociaal raadslieden en het steunpunt huiselijk geweld hebben ieder 2 personen aangemeld. Woningbouwvereniging, overige vaste convenantpartners en een bewoner meldden ieder een persoon aan. Tijdens de hulpverlening is in meer dan de helft van de gevallen Vangnet Jeugd de casemanager (14; 58%). Andere casemanagers zijn Vangnet en Advies (3), Steunpunt huiselijk geweld (3), AMK (1), Jellinek (1), mentrum (1), Politie (1). Bij afsluiting zijn de volgende instanties casemanager: Steunpunt huiselijk geweld (6), Bureau Jeugdzorg (3), Dienstencentrum Bos en lommer (2), Vangnet Jeugd (2), Jellinek (2), mentrum (1), Politie (1), raad van de kinderbescherming (1) en amk (1). In 5 gevallen was er geen casemanager. In het eerste kwartaal werden 7 personen aangemeld (29%), 8 in het tweede kwartaal (33%), 5 in het derde kwartaal (21%) en 4 in het vierde kwartaal (17%).
88
N Totaal Sekse Man Vrouw Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 18-19 20-29 30-39 40-49 50-59 65Stadsdeel Bos en Lommer De Baarsjes Rol Slachtoffer Pleger Slachtoffer en pleger Onbekend Rol*Sekse Pleger man Onbekend man Slachtoffer vrouw Onbekend vrouw
% 24
100.0
6 18
25.0 75.0
1 6 8 7 2 24
4.2 25.0 33.3 29.2 8.3 100.0
22 2
91.7 8.3
17 5 1 1
70.8 20.8 4.2 4.2
5 1 13 1
86.3 16.7 94.4 5.6
36.14 (9.14)
89
Meldpunt Zorg en Overlast Centrum •
Registratiesysteem is Perfect View
•
Etniciteit niet geregistreerd
In 2007 zijn er drie mannen gemeld bij het Meldpunt Zorg en Overlast Centrum in verband met huiselijk geweld (twee plegers en een slachtoffer). De gemiddelde leeftijd is 57 jaar. Een persoon is gemeld door buren en twee door de woningbouwvereniging. In alle gevallen ging het om huiselijk geweld tussen partners. Alle aanmeldingen zijn in het eerste kwartaal van 2007 gedaan.
N Totaal Sekse Man Vrouw Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 30-39 50-59 80+ 6565+ Stadsdeel Centrum Rol Slachtoffer Pleger Rol*Sekse Slachtoffer man Pleger man
% 3
100.0
3 0
100.0 0
1 1 1 2 1
33.3 33.3 33.3 33.3 33.3
3
100.0
1 2
33.3 66.6
1 2
33.3 66.6
57.72 (23.69) 34 81
90
Meldpunt Zorg en Overlast Oost-Watergraafsmeer •
Registratiesysteem is Perfect View
•
Etniciteit niet geregistreerd
In 2007 zijn er 24 unieke personen in verband met huiselijk geweld aangemeld bij het Meldpunt Zorg en Overlast Oost-Watergraafsmeer ( 14 vrouwen en 10 mannen). Twee personen zijn binnen het jaar een tweede keer heraangemeld. In 10 gevallen gaat het om slachtoffers, in 8 gevallen om plegers en in 6 gevallen is het onduidelijk of het om slachtoffers of plegers gaat. Het overgrote deel van de aanmeldingen (18) komt via de Politie binnen, drie aanmeldingen komen via Vangnet Jeugd binnen, drie door bewoners, een door een woningbouwvereniging en een door een andere melder. In 79% gaat het om huishoudens met kinderen. Tweederde van het geweld vindt plaats tussen partners, 21% tussen ex-partners (5 personen). De overige drie aanmeldingen gaan over geweld tussen andere gezinsleden. In zeven gevallen was er duidelijk sprake van lichamelijk geweld, in een geval van psychisch en lichamelijk geweld. De andere gevallen waren onbekend. In het eerste kwartaal zijn vier aanmeldingen geweest (17%), 9 in het tweede kwartaal (37%), 7 in het derde kwartaal (29%) en 6 in het vierde kwartaal (25%). N Totaal Sekse Man Vrouw Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 80+ 6565+ Stadsdeel Amsterdam-Noord Oost-Watergraafsmeer Osdorp Rol Slachtoffer Pleger Onbekend Rol*Sekse Pleger man Onbekend man Slachtoffer vrouw Onbekend vrouw
% 24
100.0
10 14
41.7 58.3
3 112 5 11 2 1 1 22 2
12.5 50.0 20.0 4.2 8.3 4.2 33.0 91.7 8.3
1 22 1
4.2 91.7 4.2
10 8 6
41.6 33.3 25.0
8 2 11 3
80.0 20.0 73.3 26.7
40.92 (11.98) 25 70
91
Meldpunt Zorg en Overlast Osdorp •
Registratiesysteem is Regipro
•
Etnische herkomst is niet geregistreerd
In 2007 zijn er vier unieke personen aangemeld bij het Meldpunt Zorg en Overlast in Osdorp in verband met huiselijk geweld (twee mannen en twee vrouwen). In alle vier de gevallen ging het om huiselijk geweld tussen partners. De beide mannen staan geregistreerd als pleger, een vrouw als slachtoffer en een vrouw als pleger en slachtoffer. In alle gevallen ging het om geestelijk en lichamelijk geweld. Kinderen maakten deel uit van alle huishoudens. Drie aanmeldingen kwamen via de Politie binnen en een via Vangnet en Advies. In twee gevallen is doorverwezen naar het steunpunt huiselijk geweld en in twee gevallen naar BJZ (waarvan één keer BJZ/AMK). Twee aanmeldingen worden in het eerste kwartaal gedaan, een in het derde kwartaal en een in het vierde kwartaal.
N Totaal Sekse Man Vrouw Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 30-39 40-49 50-59 60-69 6565+ Stadsdeel Osdorp Zuidoost Rol Slachtoffer Pleger Slachtoffer en pleger Rol*Sekse Pleger man Slachtoffer vrouw Slachtoffer en pleger vrouw
% 4
100.0
2 2
50.0 50.0
1 2
25.0 50.0
1 3 1
25.0 75.0 25.0
3 1
75.0 25.0
1 2 1
25.0 50.0 25.0
2 1 1
100.0 50.0 50.0
55.53 (14.26) 31 65
92
Sociaal Meldpunt Oud-West •
Registratiesysteem is Regipro
•
Registreren niet op etniciteit
In 2007 zijn er 12 unieke personen aangemeld bij het Sociaal Meldpunt Oud West (3 vrouwen, 9 mannen). Bijna alle aanmeldingen betreffen plegers van huiselijk geweld (11 van de 12). Er is een slachtoffer (een vrouw). In 10 gevallen zijn er kinderen in het gezin (83%). In driekwart van de gevallen gaat het om huiselijk geweld tussen partners, de andere drie gevallen gaat het tussen volwassen ouders en kinderen. In 11 gevallen gaat het om lichamelijk en psychisch geweld, in een geval gaat het ‘alleen’ om psychisch geweld. Drie gevallen zijn door buren gemeld, drie meldingen door
Vangnet
en
Advies,
drie
door
de
Politie.
Vangnet
Jeugd,
huiseigenaren
en
de
schuldhulpverlening deden ieder een melding. De casussen zijn in acht gevallen verwezen naar de GGD/V&A en de Politie, twee gevallen alleen naar de Politie, in 1 geval naar Vangnet Jeugd en in een geval naar het steunpunt huiselijk geweld. In het eerste kwartaal werden 4 personen aangemeld (33%), 2 personen in het tweede kwartaal (17%), 4 personen in het derde kwartaal (33%) en 2 personen in het vierde kwartaal (17%). N Totaal Sekse Man Vrouw Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 20-29 30-39 40-49 50-59 65Stadsdeel Oud-West Rol Slachtoffer Pleger Rol*Sekse Pleger man Slachtoffer vrouw Pleger vrouw
% 12
100.0
9 3
75.0 25.0
4 5 1 2 12
33.3 41.7 8.3 16.7 100.0
12
100.0
1 11
8.3 91.7
9 1 2
100.0 33.3 66.6
35.73 (8.62) 26 50
93
Meldpunt Zorg en Overlast Westerpark Opmerkingen •
Registratiesysteem is Regipro
•
Registreren niet op etniciteit
Twaalf unieke personen zijn in 2007 bij het Meldpunt Zorg en Overlast aangemeld (7 vrouwen en 5 mannen). De gemiddelde leeftijd was 42 jaar. In 5 gevallen (42%) waren er kinderen bij het huishouden betrokken. Van het grootste deel van de personen is onbekend wat de rol was binnen het huiselijk geweld. In twee gevallen is bekend dat het om slachtoffers gaat, in 1 geval om een pleger. In tweederde van de gevallen is bekend wie gemeld heeft: 4 keer een bewoner (33%) en AMW, Vangnet Jeugd, Politie en een overige melder ieder één keer. In het tweede kwartaal kwamen vijf meldingen binnen (42%), in het derde kwartaal ook vijf (42%) en in het vierde kwartaal kwamen twee meldingen binnen (17%). N Totaal Sekse Man Vrouw Lleeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 30-39 40-49 50-59 Stadsdeel Westerpark Rol Slachtoffer Pleger Onbekend Rol*Sekse Pleger man Onbekend man Slachtoffer vrouw Onbekend vrouw
% 12
100.0
5 7 42.24 (6.83) 32 56 4 6 2
33.3 50.0 16.7
12
100
2 1 9
16.6 8.3 75.0
1 4 2 5
20.0 80.0 28.6 71.4
94
Meldpunten Zorg en Overlast Zeeburg Opmerkingen •
Registratiesysteem is Regipro
In 2007 zijn er 55 unieke personen gemeld bij het Meldpunt Zorg en Overlast Zeeburg in verband met huiselijk geweld (24 vrouwen, 31 mannen). De gemiddelde leeftijd is 38 jaar. In 21 gevallen ging het om slachtoffers (38%)(19 vrouwen en 2 mannen), in 30 gevallen om plegers (55%) (2 vrouwen en 28 mannen) in 4 gevallen om personen die zowel pleger als slachtoffer waren (7%) (3 vrouwen en 1 man). Van 30 personen is de etnische herkomst bekend: 10 Marokkanen, 8 Turken, 3 Surinamers, 3 Nederlanders, 2 Pakistanen , 2 personen uit Thailand, 1 uit Egypte, en 1 uit Brazilië. Bij 22 gevallen ging het zeker om lichamelijk geweld en bij nog eens 20 gevallen was er een vermoeden van lichamelijk geweld. Naast het lichamelijke geweld of een vermoeden van lichamelijk geweld was er bij 12 personen ook sprake van geestelijk geweld en bij 5 personen ook een vermoeden van geestelijk geweld. Bij 3 personen was er “alleen” sprake van geestelijk geweld en bij een persoon was er een vermoeden van alleen huiselijk geweld. Bij de overige negen personen was het soort huiselijk geweld onbekend. De relatie tussen slachtoffers en plegers is in meer dan de helft van de gevallen de partner (alleen partner: N=24, 44%; partner en overige gezinsleden: N=7, 13%). In 15 gevallen (27%) gaat het om overige gezinsleden (geen minderjarige kinderen), in 7 gevallen om de ex-partner (6 keer alleen ex-partner (11%) en 1 keer ex-partner en overige gezinsleden (2%)). In twee gevallen gaat het om een overig familielid (4%). In 80% van de gevallen is het bekend dat er kinderen in het gezin zijn, in 13% van de gevallen is dit zeker niet zo, in 7% is het onbekend. In veruit de meeste gevallen is de Politie de melder (N=29, 53%). Daarnaast hebben de volgende partijen cliënten gemeld bij het Meldpunt Zorg en Overlast Zeeburg: Woningbouwvereniging (N=7; 13%), Steunpunt huiselijk geweld (N=6; 11%), HVO-Querido (N=4; 7%), Betrokkene (N=3; 6%), Dynamo (N=1;2%), Vangnet & Advies (N=1; 2%), Jellinek (N=1;2%), Meldpunt Zorg en Overlast Oost/Watergraafsmeer (N=1; 2%). Het aantal meldingen neemt per kwartaal toe: 8 in het eerste kwartaal (15%), 9 in het tweede kwartaal (16%), 13 in het derde kwartaal (24%) en 24 in het vierde kwartaal (44%).
95
N Totaal Sekse Man Vrouw Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max Missing 18-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 6565+ Stadsdeel Onbekend Oost-Watergraafsmeer Zeeburg Rol Slachtoffer Pleger Slachtoffer en pleger Rol*Sekse Pleger man Slachtoffer man Slachtoffer en pleger man Slachtoffer vrouw Pleger vrouw Slachtoffer en pleger vrouw
% 55
100.0
31 24
56.4 43.6
38.66(12.48) 19 77 7 1 15 12 11 7 1 1 54 1
12.7 1.8 27.3 21.8 20.0 12.7 1.8 1.8 98.2 1.8
3 1 51
5.5 1.8 92.7
21 30 4
38.2 54.5 7.3
28 2 1 19 2 3
90.3 6.5 3.2 79.2 8.3 12.5
96
Spoedeisende hulp AMC Wijze van aanraking met Huiselijk geweld Slachtoffers van huiselijk geweld waarbij acute medische Zorg nodig is naar aanleiding van lichamelijk geweld kunnen een beroep doen op de spoedeisende hulp van het AMC. Relevante Registratie De spoedeisende hulp van het AMC registreert in hun eigen dossiers en in het letsel informatie systeem (LIS) van Consument en Veiligheid. In de eigen dossiers worden onder andere NAW gegevens, patiëntnummer en gegevens met betrekking tot geboorteland geregistreerd en in het LIS worden patiëntnummer, geboortedatum, sekse, vier cijfers van de postcode, datum binnenkomst, verwijzing, relatie slachtofferdader, datum oplopen letsel. Selectie van bestand voor onderzoek Het databestand is als volgt geselecteerd: •
Gezien in 2007;
•
18+;
•
Postcodegebied Amsterdam;
•
Oorzaak letsel is geweld;
•
Relatie slachtoffer-dader is kind-ouder, partner en ex-partner.
Opmerkingen •
Consument en Veiligheid heeft selectie uitgevoerd en lisdata aangeleverd aan AMC, AMC heeft NAW gegevens erbij gezocht.
•
In principe is iedereen tenminste slachtoffer.
•
Niet alle categorieën van personen die pleger kunnen zijn bij huiselijk geweld werden onderscheiden. Daarom is de selectie slechts gemaakt op die categorieën die hier zeker onder vallen, nl kind-ouder, partner en ex-partner. Wellicht zijn er dus nog meer gevallen van huiselijk geweld.
•
Geboorteland wordt veelal niet ingevuld en daarom hier niet vermeld.
In 2007 zijn er 64 personen bij de spoedeisende hulp geregistreerd in verband met huiselijk geweld (53 vrouwen en 11 mannen). De gemiddelde leeftijd is 33 jaar. De overgrote meerderheid is afkomstig uit Zuidoost, waar het ziekenhuis is gelegen. In driekwart van de gevallen is de partner de pleger, in 13 gevallen (20%) is de ex-partner de pleger van het geweld en in 3 gevallen heeft het geweld plaatsgevonden tussen ouders en kinderen (5%)(slachtoffer is meerderjarig). In 70% van de gevallen is het letsel veroorzaakt door lichaamskracht, in 14% van de gevallen door een scherp voorwerp en in 9% door een stomp voorwerp. In 2% is het lichamelijk letsel veroorzaakt door iets anders en in 5% is het onbekend. Een persoon is overleden naar aanleiding van het huiselijk geweld.
97
86% van de personen neemt zelf het initiatief om naar de spoedeisende hulp te gaan, 11% komt op initiatief van de ambulanceverpleegkundige, 2% op initiatief van de huisarts en 2% op initiatief van de röntgenafdeling. Het aantal meldingen varieert van 10 in het eerste kwartaal (16%) tot 22 in het tweede kwartaal (34%). In het derde en vierde kwartaal gaat het respectievelijk om 14 (22%) en 18 (28%) meldingen N Totaal Sekse Man Vrouw Leeftijd (in jaar) Gemiddelde (SD) Min Max 18-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 6565+ Stadsdeel Amsterdam-Noord Bos en Lommer Centrum Geuzenveld-Slotermeer Oost-Watergraafsmeer Osdorp Oud-West Oud-Zuid Zeeburg Zuidoost Rol Slachtoffer
% 64
100.0
11 53
17.2 82.8
2 27 16 14 4 1 64
3.1 42.2 25 21.9 6.3 1.6 100
2 1 1 1 3 2 1 2 1 50
3.1 1.6 1.6 1.6 4.7 3.1 1.6 3.1 1.6 78.1
64
100.0
33.59 (10.36) 18 60
98
HVO Querido- Passantenhotel Wijze van aanraking met Huiselijk geweld Het Passantenhotel is een hotelachtige voorziening voor dakloze Amsterdammers. Gedurende de pilot tijdelijk huisverbod (van Vree et al., 2007) die in 2007 in Amsterdam-Noord is uitgevoerd zijn plegers die een tijdelijk huisverbod opgelegd kregen en nergens anders naartoe konden opgevangen in het passantenhotel. Het Passantenhotel Registraties Het passantenhotel registreert niet digitaal het voorkomen van huiselijk geweld. Voor dit onderzoek is HVO-Querido nagegaan wie in verband met de pilot tijdelijk huisverbod in 2007 bij het passantenhotel heeft gelogeerd. Over deze personen is een Excel- formulier ingevuld met de volgende velden: naam, postcode, sekse, geboortedatum, etnische herkomst, afdeling binnen Roggeveen, datum aanmelding, soort geweld, relatie slachtoffer-pleger. Selectie van bestand voor onderzoek: •
2007;
•
18+;
•
Pilot Tijdelijk huisverbod;
•
Postcode is Amsterdam of onbekend.
Opmerkingen •
Iedereen is in ieder geval pleger.
•
Bij tijdelijk huisverbod was ook Politie en Vangnet en Advies betrokken.
•
Herkomst niet consequent geregistreerd.
Tijdens de pilot tijdelijk huisverbod zijn er in 2007 8 mannen ondergebracht bij het passantenhotel. De gemiddelde leeftijd van deze mannen was 38 jaar (M=38.3, SD=12.2). In zeven gevallen ging het om lichamelijk geweld. In een geval om psychisch geweld.
99
Bestanden die niet gekoppeld zijn Meldpunt Zorg en Overlast Baarsjes Op het Meldpunt Zorg en Overlast Baarsjes zijn in 2007 25 huiselijk geweld zaken aangemeld en doorverwezen naar de hulpverlening.
Meldpunt Zorg en Overlast Zuidoost In 2007 zijn er 18 unieke personen geregistreerd in verband met huiselijk geweld (11 mannen en 7 vrouwen). 8 meldingen kwamen via Vangnet & Advies binnen, 4 via woningbouwverenigingen, 4 via de Politie en 2 via AMC de Meren. Acht mannen waren als pleger geregistreerd. Twee vrouwen staan als slachtoffer geregistreerd en een vrouw als slachtoffer en pleger. In de overige gevallen is de rol onbekend. In 10 gevallen maakten in ieder geval kinderen deel uit van het huishouden. In het eerste kwartaal kwamen 3 meldingen binnen, in de overige kwartalen ieder vijf.
100
7.2
Bijlage 2
Tabel 1: Sociaal demografisch gegevens onderzoekspopulatie
Totaal Sekse Man Vrouw Missing Leeftijd (in jaar) M (SD) Min Max Missing 18-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 80+ 6565+ Stadsdeel Onbekend Amsterdam-Noord Bos en Lommer Centrum De Baarsjes GeuzenveldSlotermeer OostWatergraafsmeer Osdorp Oud-West Oud-Zuid Slotervaart Westerpark Westpoort Zeeburg Zuideramstel Zuidoost Rol Slachtoffer Pleger Slachtoffer en pleger Onbekend Rol*Sekse Slachtoffer man Pleger man
N 4836
% van bevolking van 18 en ouder in % stadsdeel 100.0
2222 2606 8
45.9 53.9 0.2
14 219 1523 1382 1109 417 121 46 5 4723 99
0.3 4.5 31.5 28.6 22.9 8.6 2.5 1.0 0.1 97.7 2.0
281 674 243 316 216
6.1 13.9 5.0 6.5 4.5
1.0 1.1 0.5 0.8
335
6.9
1.1
340 311 135 270 247 173 13 342 156 774
7.0 6.4 2.8 5.6 5.1 3.6 0.3 7.1 3.2 16.0
0.7 0.9 0.5 0.4 0.8 1.0 2.2 0.9 0.4 1.3
2648 1756 146 286
54.8 36.3 3.0 5.9
407 1615 78
18.3 72.7 3.5
36.08 (11.80) 18 83
101
Slachtoffer en pleger man Onbekend man Slachtoffer vrouw Pleger vrouw Slachtoffer en pleger vrouw Onbekend vrouw
122 2238 138
5.5 85.9 5.3
68 162
2.6 6.2
102
st er d Bo am s en Noo Lo rd m G eu C mer e z nt D O en v e r os e Ba um t-W l da r at S lo s je er te s gr rm aa e fs er m e O er sd O ud orp -W O es ud t Sl -Z ot ui d e W rva es ar te t rp Ze ark Zu eb id e r urg am Zu ste id l oo st
Am
%
st er d Bo a m s en Noo Lo rd m m G Ce e r eu ze De ntr u O n ve Ba m os ar ld t-W -S sje at lo te s er gr rme aa er fs m e O er s O dor p ud -W O est ud Sl -Zu i ot e d W rva e s ar te t rp a Ze rk Zu eb u id e r rg am s Zu tel id oo st
Am
7.3 Bijlage 3
0,80% 0,70% 0,60% 0,50% 0,40% 0,30% 0,20% 0,10% 0,00%
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% pol
pol/hv
hv
Figuur 1: Aantal slachtoffer per 100 inwoners van stadsdeel dat geregistreerd is bij hulpverlening* en/of Politie*
pol
pol/hv
hv
Figuur 2: Percentage slachtoffers per stadsdeel dat geregistreerd is bij Politie* en of hulpverlening*
103
st er d Bo a m s en No Lo o rd m m G Ce e r eu nt ze D O n v e B rum os el a t-W d -S ar s at lo t jes er e r gr m aa ee r fs m e O er sd O ud orp -W O es ud t Sl -Zu ot e id W rva e s ar te t rp a Ze rk Zu e id b u e r rg am Zu ste id l oo st
Am
0,60%
0,50%
0,40%
0,30%
0,20%
0,10%
0,00%
Figuur 3: Aantal plegers per 100 inwoners dat geregistreerd is bij Politie en of V&A per stadsdeel
104
7.4
Bijlage 4
Vangnet Jeugd Bij Vangnet Jeugd wordt geen rol geregistreerd. Slachtoffers 141 van de 374 personen die geregistreerd staan bij Vangnet Jeugd in verband met huiselijk geweld staan bij andere instanties als slachtoffer geregistreerd, waarvan 96% bij een stadsbrede instanties (zie ook tabel 1). Tabel 1: Overlap Vangnet Jeugd met stadsbrede instanties - Slachtoffers
VJ
Politie N=2060 102
LSP N=280 20
SLH N=377 23
SHG N=583 61
V&A N=195 34
Rog N=84 0
Ruim drieënhalf keer zoveel slachtoffers staan in 2007 eerder bij de Politie geregistreerd dan bij Vangnet jeugd. (zie tabel 2). De helft van deze personen is binnen twee weken ook bij Vangnet Jeugd geregistreerd. Acht personen zijn op dezelfde dag zowel bij de Politie als bij Vangnet Jeugd geregistreerd. Tabel 2: Overlap Politie/VJ naar volgorde en tijdspanne registratie - Slachtoffers VJ - Politie Totale overlap – Aantal
102
Zelfde dag- Aantal (%)
8 (8%)
Richting
Politie
Aantal % binnen 2 weken
VJ
VJ
Politie
73 (72%)
20 (20%)
51%
15%
Plegers 87 personen die geregistreerd staan bij Vangnet Jeugd staan als pleger bij andere instanties geregistreerd, waarvan 99% bij stadsbrede instanties (zie tabel 3). Tabel 3: Overlap Vangnet Jeugd met stadsbrede instanties- Plegers
VJ
Politie
LSP
SLH
SHG
V&A
Passantenhotel
(N=1808)
(N=16)
(N=16)
(N=49)
(N=124)
(N=8)
80
3
2
14
25
5
105
Vier keer zoveel plegers staan eerder bij de Politie geregistreerd dan bij Vangnet Jeugd (zie tabel 4). 70% van deze plegers is binnen twee weken ook geregistreerd bij Vangnet jeugd. 10 personen staan op dezelfde dag bij de Politie en bij Vangnet Jeugd geregistreerd.
Tabel 4: Overlap Politie/VJ naar volgorde en tijdspanne registratie -Plegers VJ-Politie Totale overlap – Aantal
80
Zelfde dag- Aantal (%)
10 (13%)
Richting
Politie
VJ
VJ
Politie
Aantal
56 (70%)
14 (18%)
% binnen 2 weken
57%
29%
106
7.5
Bijlage 5
Jeugdige plegers van huiselijk geweld Er staan 269 jeugdige plegers van huiselijk geweld in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar geregistreerd bij de Politie en of V&A. Het overgrote merendeel hiervan is man (zie Tabel 1). Tabel 1: Aantal Jeugdige plegers van huiselijk geweld naar sekse
250
aantal
200 150 100 50 0 vrouw
man
In tabel 2 staat het aantal en % bij Vangnet & Advies en de Politie geregistreerde jeugdige plegers. Het percentage jeugdige plegers varieert van 0.2% in Zuid tot 0.6% in Zuidoost. Tabel 2: Jeugdige plegers per stadsdeel (aantal en %)
60 50
30 20 10
Zu id oo st
N oo rd
W es t
uw
O os t N ie
C en tru m
W es t
0
Zu id
aantal
40
107
0,7 0,6
%
0,5 0,4 0,3 0,2 0,1
Zu id oo st
No or d
Ni e
uw
W es t
O os t
W es t
Ce nt ru m
Zu id
0
7.6
Bijlage 6 Overlap instanties plegers
Tabel 1: Overlap tussen stadsbrede instanties –plegers Politie
LSP
SLH
SHG
V&A
VJ
PAS
(N=1808)
(N=16)
(N=16)
(N=49)
(N=124)
(N=87)
(N=8)
16
16
44
56
80
7
1
3
0
1
2
0
15
14
5
25
8
Politie(N=1808) LSP
(N=16) 16
3
SLH
16
3
SHG
(N=49) 44
0
4
V&A
(N=124) 56
1
1
15
(N=87) 80
3
2
14
25
(N=8) 7
0
0
5
8
4
(N=16)
VJ PAS
5 5
Overlap bij stadsbrede instanties Aantal (%)
162 (9.0%) 16 (100%) 16 (100%) 49 (100%) 65 (52.4%) 86 (98.9%) 8 (100%)
Overlap bij instantie(s) incl. lokaalniveau Aantal (%)
180(10.0%) 16 (100%) 16 (100%) 49 (100%) 68 (54.8%) 87 (100%) 8 (100%)
108