SLACHTOFFERSCHAP VAN HUISELIJK GEWELD
Aard, omvang, omstandigheden en hulpzoekgedrag Uitgevoerd door: Intomart GfK bv Uw contact: Tom van Dijk/Mervin van Veen/Ellen Cox Tel.: +31 (0)35-6258411 / Fax: +31 (0)35-6246532 E-mail:
[email protected] Projectnummer: 17124 Datum: 30-6-2010
© 2010 WODC, Ministerie van Justitie. Auteursrecht voorbehouden. Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale verwerking of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de hiervoor genoemde instanties.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
2/164
INHOUD Pagina Voorwoord
5
Samenvatting
7
Summary
13
HOOFDSTUK 1. Inleiding 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Onderzoeksvragen 1.3 Definities
19 19 20 22
HOOFDSTUK 2. Onderzoeksopzet 2.1 Opzet van het onderzoek 2.2 Steekproef en respons 2.3 Waarborging gegevenskwaliteit 2.4 Fase I (online onderzoek): (non-)respons, weging en bereidheid tot deelname aan vervolgonderzoek 2.5 (Non-)respons fase II (face-to-face interviews) 2.6 Huiselijk geweld versus incidenten
25 25 26 31
HOOFDSTUK 3. Voorvallen in de huiselijke kring 3.1 Aantal verschillende voorvallen in huiselijke kring (ooit) 3.2 Beschrijving afzonderlijke voorvallen (ooit) 3.3 Daderschap voorvallen (ooit) 3.4 Samenvatting
51 51 53 55 56
32 39 41
HOOFDSTUK 4. Huiselijk geweld 57 4.1 Huiselijk geweld - aantal verschillende voorvallen (afgelopen vijf jaar) 57 4.2 Beschrijving afzonderlijke voorvallen (afgelopen vijf jaar) 58 4.3 Type slachtofferschap en profiel van de slachtoffers 61 4.4 Daders van huiselijk geweld 64 4.5 Motieven voor het plegen van huiselijk geweld 70 4.6 Indirecte betrokkenheid kinderen bij huiselijk geweld 72 4.7 Melding bij de politie 75 4.8 Samenvatting 77
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
3/164
HOOFDSTUK 5. Gevolgen voor de slachtoffers 5.1 Profiel van de slachtoffers 5.2 Belangrijkste dader 5.3 Gevolgen van huiselijk geweld 5.4 Samenvatting
81 81 84 86 91
HOOFDSTUK 6. Omstandigheden huiselijk geweld en relatie tussen slachtoffer en dader 6.1 Plaats waar huiselijk geweld zich afspeelt 6.2 Omstandigheden van het huiselijk geweld 6.3 Kenmerken van de dader 6.4 Verzet tegen de dader 6.5 Samenvatting
93 93 96 100 104 107
HOOFDSTUK 7. Hulpzoekgedrag 7.1 Contact met personen en hulpverlenende instanties 7.2 Redenen om hulp te zoeken 7.3 Volgorde waarin men hulp zoekt 7.4 Hulpverlening aan slachtoffers 7.5 Hulpverlening door de politie 7.6 Vervolgacties van de politie 7.7 Hulpverlening aan daders 7.8 Samenvatting
109 109 113 115 124 128 132 135 136
HOOFDSTUK 8. Profielen van de slachtoffers 8.1 Gender verschillen bij (ex-)partnergeweld 8.2 Slachtoffers van meerdere daders 8.3 De duur van het geweld 8.4 Geweld nog niet gestopt 8.5 Lichamelijk letsel 8.6 Samenvatting
137 137 145 147 153 159 163
BIJLAGEN:
1. Samenstelling begeleidingscommissie 2. Onderzoeksverantwoording 3. Vragenlijsten
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
4/164
Voorwoord Het is hopelijk alleen voor de mensen achter de schermen van deze studie nog zichtbaar, maar dit onderzoek is het resultaat van acrobatische toeren. Dat heeft natuurlijk met het onderwerp te maken. Huiselijk geweld is veruit de meest voorkomende vorm van geweld en één van de meest pijnlijke omdat de daders bij definitie vaak intieme bekenden zijn van het slachtoffer. Dat is één complicatie van dit onderzoek: het gaat over één van de meest beladen onderwerpen die maar denkbaar zijn. Een tweede complicatie is de beoogde groep respondenten. Dit onderzoek beoogde omvangrijke aantallen Turkse, Marokkaanse, Antilliaanse en Surinaamse respondenten te interviewen. En dat zijn tot op de dag van vandaag moeilijk te onderzoeken respondentgroepen. Een derde complicatie was gelegen in een meer inhoudelijke doelstelling. Dit onderzoek ambieerde zoveel mogelijk omstandigheden, situaties en gevolgen te detecteren om zodoende meer dan tot nu bekend was te komen tot zo precies mogelijke beschrijvingen. Het gevolg van die ambitie was een vragenlijst die ruimte biedt aan „alle mogelijkheden‟ en daardoor extreem complex is geworden. Niet voor de respondent, want die kon het eigen verhaal helemaal kwijt, maar wel voor de onderzoeker die de data wil analyseren. In dit rapport wordt een beschrijving gegeven van de uitkomsten. Niet minder maar zeker ook niet meer. Het is vooral bedoeld als een opstap voor nadere analyses. Daarom stoppen de beschrijvingen in dit rapport vaak op een punt waar je juist graag zou willen dat de verdieping doorgaat in plaats van eindigt. Daar is bewust niet voor gekozen, om heel praktische redenen: dit rapport zou een moloch zijn geworden. Dit onderzoek is geen replica van het onderzoek dat wij in 1997 hebben gepubliceerd over huiselijk geweld onder autochtonen en ook geen herhaling van het in 2002 gepubliceerde onderzoek naar huiselijk geweld onder allochtonen. Daarvoor zijn de verschillen te groot, vooral gelet op de vragenlijst. Deze is bij het huidige onderzoek gebaseerd op een internationaal ontwikkelde survey (International Violence Against Women Survey). Door de verschillen zijn de mogelijkheden om de onderzoeken met elkaar te kunnen vergelijken bijzonder klein. Om toch iets te kunnen zeggen over de vraag of de verschillende onderzoeken enigszins met elkaar sporen of juist niet en heel verschillende signalen afgeven, maken we in de hier vermelde tabel een vergelijking tussen de slachtofferincidenties op een aantal voorvallen die (alhoewel de vraagformulering niet in alle gevallen identiek was) redelijk met elkaar te vergelijken zijn 1.
1
De overige voorvallen uit deze rapportage zijn niet goed vergelijkbaar met het onderzoek van 1997 en zijn daarom niet in de tabel opgenomen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
5/164
Incidentie voorvallen (in % van de bevolking) 1997
2009
7 2
6 2
16 17 8 4 9 4
22 20 15 10 9 4
8 4
5 4
Lichamelijk geweld Dreigen met / tonen van mes of wapen Verwonden/snijden met wapen, mes of ander scherp voorwerp
Geestelijk geweld Bespotten/kleineren Dreigen verbreken relatie Verbieden uit te gaan Geen afspraak mogen maken Voortdurend in de gaten gehouden worden Op feestjes niet mogen praten
Seksueel geweld Gedwongen tot seksuele handelingen Verkrachting
Het beeld wat dan ontstaat, is – onderzoeksmethodologisch bezien – geruststellend, want de percentages liggen in de meeste gevallen heel redelijk in elkaars verlengde, ondanks alle verschillen tussen de methodiek die toen en nu is toegepast. Die bevinding herbevestigt wat wij al wisten: onderzoek naar huiselijk geweld is moeilijk, maar wel mogelijk. We hebben in ieder geval te maken met een meetfout – want die is er natuurlijk ook bij dit onderzoek – die tamelijk constant is. Dit rapport is geen onderzoeksverslag dat vlot weg leest. Dat heeft te maken met het punt dat we zojuist ook al noemden. Het voordeel daarvan is misschien wel dat het rapport door een deel van de lezers ook capita selecta gelezen kan worden. De tekst in dit verslag is voor een belangrijk deel geen doorlopend betoog. Voor de lezers die zo verspringend willen lezen is het misschien wel raadzaam het eerste hoofdstuk en ook de paragrafen 2.1 en 2.6 te lezen. Met die kennis van de opbouw, definities en structuur van het onderzoek kan dan verder voor een belangrijk deel capita selecta gelezen worden.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
6/164
Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk geweld slachtoffers worden geconfronteerd, met welke kenmerken de slachtoffers van huiselijk geweld kunnen worden beschreven, en hoe het hulpzoekgedrag van slachtoffers van huiselijk geweld kan worden gekarakteriseerd. In deze samenvatting worden de resultaten van het onderzoek puntsgewijs gepresenteerd. Het onderzoek is in twee fases uitgevoerd. De eerste fase betreft een (voor)onderzoek onder een zo representatief mogelijke groep leden van het Intomart GfK online respondentenpanel. De resultaten van deze eerste fase van het onderzoek worden beschreven in hoofdstuk 4 (“Huiselijk geweld”). De tweede fase betreft een verdiepend face-to-face onderzoek onder slachtoffers van huiselijk geweld uit de eerste fase. Het onderzoeksdoel van de tweede fase is het geven van een zo gedetailleerd mogelijke beschrijving van de omstandigheden waaronder huiselijk geweld plaatsvindt. Voor de steekproeftrekking van de respondenten voor fase II komen daarom louter slachtoffers van huiselijk geweld uit fase I in aanmerking. Dit betekent dat in fase II sprake is van een (bewust) selecte steekproef en dat statistische representativiteit ondergeschikt is gemaakt aan de mogelijkheden tot kwalitatieve verdieping. De resultaten van fase II mogen dan ook niet naar de gehele populatie worden gegeneraliseerd. De gegevens in hoofdstuk 5 (“Gevolgen voor de slachtoffers”), 6 (“Omstandigheden huiselijk geweld en relatie tussen slachtoffer en dader”), 7 (“Hulpzoekgedrag”) en 8 (“Profielen van de slachtoffers”) zijn afkomstig uit de face-to-face interviews van de tweede fase van het onderzoek. We beginnen met een samenvatting van de eerste onderzoeksfase, waarin huiselijk geweld in Nederland aan bod komt. Vervolgens gaan we in op de resultaten afkomstig uit de tweede fase van het onderzoek, om te beginnen met de gevolgen van huiselijk geweld. Daarna komt de relatie tussen het slachtoffer en de dader van huiselijk geweld aan de orde, gevolgd door een overzicht van het hulpzoekgedrag van het slachtoffer. We besluiten het hoofdstuk met een overzicht van een aantal slachtofferprofielen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
7/164
Fase I Voorvallen in de huiselijke kring De helft van de ondervraagden heeft ooit met minimaal één voorval in de huiselijke kring te maken gehad. In de laatste vijf jaar is 23 procent van de ondervraagden met minimaal één voorval geconfronteerd. De meest voorkomende voorvallen in de lichamelijke sfeer zijn het dreigen met lichamelijke pijn en het gooien van een voorwerp. Met beide gebeurtenissen heeft achttien procent van de respondenten ooit te maken gehad, en in de afgelopen vijf jaar was dit respectievelijk vijf en vier procent. Respondenten die een voorval in de seksuele sfeer hebben meegemaakt, zijn vooral geconfronteerd met het opdringen van seks. Tien procent van de respondenten heeft daar ooit mee te maken gehad, twee procent is hier in de afgelopen vijf jaar mee geconfronteerd. Bespot of gekleineerd worden, met opzet spullen kapot maken en dreigen de relatie te verbreken, zijn de meest voorkomende “overige” voorvallen. Dit geldt voor ongeveer een vijfde van de respondenten. Acht procent heeft in de afgelopen vijf jaar met tenminste één van deze voorvallen te maken gehad. Van degenen die weleens een voorval in de huiselijke kring heeft meegemaakt, heeft een kleine meerderheid zelf ook weleens iets gedaan bij een ander in de huiselijke kring. Huiselijk geweld In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen drie – gedeeltelijk overlappende – groepen slachtoffers: die van lichamelijk geweld/stalking, slachtoffers van seksueel geweld en slachtoffers van overig geweld. Tussen deze drie groepen slachtoffers zijn er nauwelijks verschillen qua leeftijd, opleidingsniveau en etniciteit, alle groepen slachtoffers verschillen echter wel op deze kenmerken van de Nederlandse bevolking als geheel. De drie groepen laten alleen ten aanzien van sekse wezenlijke verschillen zien. Vrouwen zijn – kijkend naar percentages slachtofferschap – duidelijk vaker slachtoffer van seksueel geweld en overig geweld dan mannen. Als we ons richten op slachtoffers van huiselijk geweld en de respondenten die alleen incidenten hebben meegemaakt buiten beschouwing laten, dan is in de afgelopen vijf jaar negen procent van de bevolking slachtoffer geworden van huiselijk geweld. De ex-partner en partner zijn de belangrijkste daders van huiselijk geweld (respectievelijk 46% en 34%). Slachtoffers van lichamelijk, seksueel en overig geweld schatten in grote lijnen de beweegredenen van de dader voor het plegen van huiselijk geweld hetzelfde in. Het gaat in de meeste gevallen om jaloezie (38%) of om het karakter van de dader (45%). In bijna een derde van de gevallen hebben kinderen iets gemerkt van huiselijk geweld.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
8/164
Ongeveer één op de vijf slachtoffers van huiselijk geweld doet melding bij de politie van het voorval dat hen het laatst is overkomen. Lichamelijk geweld wordt daarbij iets vaker gemeld dan gemiddeld (door ongeveer een kwart van de slachtoffers). Wanneer we kijken naar sekse, etniciteit en leeftijd, dan zien we dat vrouwen vaker melding doen van lichamelijk geweld dan mannen, en jongeren van 18-24 jaar minder vaak melding doen van overig geweld dan slachtoffers van 25 jaar en ouder.
Fase II: Verdiepende interviews onder slachtoffers van huiselijk geweld Gevolgen voor de slachtoffers Ruim tweederde van de slachtoffers van huiselijk geweld heeft – doorgaans op verschillende momenten – te maken gehad met meer dan één dader. In de meeste gevallen wordt de (ex-) partner als hoofddader van het huiselijk geweld aangewezen. Dit geldt voor 43 tot 44 procent van alle slachtoffers. Over het algemeen kunnen we zeggen dat vrouwen, jongeren en laagopgeleiden vaker met de gevolgen van huiselijk geweld te maken hebben gehad. Huiselijk geweld leidt vooral tot emotionele problemen. Dat geldt met name voor slachtoffers van seksueel geweld en voor vrouwen. Ook zijn er relatief veel problemen in de relationele sfeer; circa 85 procent van de slachtoffers van partnergeweld is gescheiden. Vooral respondenten die als kind slachtoffer van huiselijk geweld zijn geworden geven aan het vertrouwen in zichzelf en anderen te hebben verloren. Ook ervaren zij vaker problemen met intimiteit en seksualiteit en kunnen zij moeilijker relaties aangaan. Van de geïnterviewden die bij aanvang van het huiselijk geweld nog kind waren (jonger dan 12 jaar) zegt bijna 30 procent een suïcidepoging te hebben gedaan. We willen met het oog op het laatstgenoemde cijfer nogmaals benadrukken dat de resultaten van fase II niet mogen worden gegeneraliseerd naar de Nederlandse bevolking. Als we onze blik beperken tot de afgelopen vijf jaar, dan zien we dat vooral slachtofferschap van seksueel geweld negatieve gevolgen heeft en dan met name op het gebied van intimiteit en seksualiteit (64%). Omstandigheden huiselijk geweld en relatie tussen slachtoffer en dader Slachtoffers van huiselijk geweld wonen in de meerderheid van de gevallen in dezelfde woning als de dader (dit geldt voor 74-79% van de slachtoffers). Het huiselijk geweld van de dader staat meestal niet op zichzelf. Vaak maakt deze ook anderen in de huiselijke kring tot slachtoffer. Daders komen vaak ook om andere redenen dan huiselijk geweld in aanraking met politie of justitie (bijvoorbeeld voor verstoring van de openbare orde). Psychische problemen en het gebruik van alcohol spelen volgens slachtoffers een belangrijke rol bij het huiselijk geweld.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
9/164
De grote meerderheid van de slachtoffers is tegen de hoofddader van het huiselijk geweld in verzet gekomen, en heeft op deze manier geprobeerd het geweld te doen stoppen. Een kleine meerderheid van de respondenten die iets tegen het huiselijk geweld heeft ondernomen is van mening dat het verzet effect heeft gehad. Ruim twintig procent van de zich verzettende slachtoffers geeft aan dat het huiselijk geweld als gevolg van het verzet helemaal is gestopt. Meer dan vier op de tien slachtoffers vindt daarentegen dat het verzet niet heeft geholpen. De onderzoeksresultaten laten zien waarom huiselijk geweld voor de buitenwereld vaak moeilijk te herkennen is. De dader (maar ook het slachtoffer!) heeft namelijk „baat‟ bij het verhullen van het huiselijk geweld voor de buitenwereld. De motieven daarvoor verschillen wel enorm. De dader wil niet ontmaskerd worden en gedraagt zich daarom tegenover “de buitenwereld” heel anders dan tegenover het slachtoffer. Deze vorm van „maskeren‟ vindt plaats in 80 procent van de gevallen. Het slachtoffer van huiselijk geweld daarentegen, zit vol met gevoelens van schaamte. Schaamte maakt het voor velen moeilijk om met anderen over het huiselijk geweld te spreken of daadwerkelijk hulp in te schakelen. Bovendien is er de angst dat het geweld alleen maar erger wordt op het moment dat het slachtoffer besluit zich tegen het geweld van de dader te verzetten. Hulpzoekgedrag Alle schaamtegevoel ten spijt, bestaat bij de meerderheid van de slachtoffers behoefte aan een luisterend oor, zowel in de periode dat het geweld plaatsvindt als daarna (dit geldt voor ongeveer 60% van de slachtoffers). Slachtoffers praten vaak met vrienden en vriendinnen en hun moeder over het geweld. Van de hulpverlenende instanties wordt de huisarts het vaakst in vertrouwen genomen. Slachtoffers wenden zich nauwelijks tot de politie. Alhoewel een minderheid van de slachtoffers aangeeft dat het geweld door het contact met familie, vrienden of instanties is gestopt, blijkt het contact wel degelijk zinvol: velen voelen zich begrepen en geven aan iets aan het contact te hebben gehad. De keuze door het slachtoffer van het eerste contact heeft invloed op de mate waarin bij het tweede contact hulpverlenende instanties betrokken worden. Is de moeder de eerste persoon waarmee het slachtoffer praat, dan vindt een vervolgcontact met een hulpverlenende instantie maar beperkt plaats; bij vrienden/vriendinnen als eerste contact is dat vaker het geval. Huisartsen daarentegen verwijzen slachtoffers van huiselijk geweld veel vaker door naar andere hulpverlenende instanties. De politie is door de meerderheid van de slachtoffers die in fase II zijn geïnterviewd (72-76%) niet ingeschakeld voor het meest recentelijk meegemaakte voorval, met name omdat de slachtoffers het voorval niet belangrijk genoeg vonden, er nooit aan hebben gedacht om het voorval bij de politie te melden, of omdat ze bang zijn voor represailles van de dader. Slachtoffers die het voorval wel bij de politie hebben gemeld, zijn over het algemeen vaker ontevreden dan tevreden over het optreden van de politie.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
10/164
Profielen van slachtoffergroepen Voor een aantal slachtoffergroepen is een verdiepende analyse uitgevoerd. Het gaat om slachtoffers van partnergeweld, slachtoffers van meerdere daders, slachtoffers die lang aan huiselijk geweld blootstaan en degenen bij wie het geweld nog niet is gestopt en slachtoffers die lichamelijk letsel aan het geweld hebben overgehouden. De gevolgen van partnergeweld zijn voor mannelijke slachtoffers ingrijpend, maar minder ingrijpend dan voor vrouwelijke slachtoffers. Mannen weten in de periode dat het geweld gaande is iets beter de weg te vinden om hulp te zoeken; de hulpverlening van instanties blijkt echter niet altijd bevredigend te zijn. De gevolgen van huiselijk geweld zijn duidelijk ernstiger voor slachtoffers die in de loop van de tijd met meerdere daders te maken hebben gehad dan voor degenen die met één dader te maken hebben gehad. Slachtoffers die langer aan huiselijk geweld blootstaan, hebben vaker met een manipulerende en respectloze dader te maken. Bij de slachtoffers waar het geweld nog niet is gestopt, is vaker sprake van psychische problemen van de dader dan bij de groep waar het geweld wel gestopt is. De slachtoffers zelf melden vaker verlies van werk en conflicten met anderen dan degenen bij wie het geweld is gestopt. Slachtoffers bij wie het geweld nog niet is gestopt praten vaker met anderen (waaronder met de politie). Daarentegen voelt deze groep zich minder geholpen door hulpverlenende instanties. Bij slachtoffers die te maken hebben met lichamelijk letsel is het gevoel van machteloosheid groter dan in welke andere groep slachtoffers dan ook.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
11/164
Summary The aim of this survey was to obtain general information about victims of domestic violence in the Netherlands. The survey looked in detail at which types of domestic violence victims are faced with, the attributes that can be used to describe victims of domestic violence and how the help-seeking behaviour displayed by victims of domestic violence can be characterised. This summary presents the results of the survey point by point. The survey was conducted in two stages. The first stage involved a preliminary survey of a group of members - as representative as possible - who form part of the Intomart GfK online respondents panel. The results of this first stage of the survey are described in chapter 4 (“Domestic Violence”). The second stage involved in-depth face-to-face interviews of victims of domestic violence from the first stage. The aim of the second stage of the survey was to describe in as much detail as possible the circumstances in which domestic violence takes place. That is why only victims of domestic violence from stage I were eligible for the sample of respondents for stage II. This means that the sample in stage II was consciously selected and that statistical representation was subordinated to qualitative depth. No generalisation can therefore be made of the results of stage II as regards the entire population. The data in chapters 5 (“Consequences for the Victims”), 6 (“Circumstances of Domestic Violence and Relationship between Victim and Perpetrator”), 7 (“Help-seeking Behaviour”) and 8 (“Profiles of Groups of Victims”) came from the face-to-face interviews in the second stage of the survey. We will start with a summary of the first stage of the survey, which looked at domestic violence in the Netherlands. We will then examine the results from the second stage of the survey, starting with the consequences of domestic violence. This is followed by an investigation into the relationship between the victim and the perpetrator of domestic violence, and then a summary of victims‟ help-seeking behaviour. The chapter ends with a description of a number of victim profiles.
Stage I Incidents within the domestic sphere Half of those interviewed had at one time experienced at least one incident within the domestic sphere. Of those interviewed, 23 percent had been confronted with at least one incident in the last five years. The most common physical incidents involved the threat of physical pain and throwing objects. Both types of incidents had been experienced at one time by 18 percent of the respondents, and the figure for the last five years was five and four percent respectively.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
13/164
Respondents who had experienced an incident in the sexual sphere had primarily to contend with forced sex. Ten percent of the respondents had been subjected to that at one time. Being ridiculed or belittled, having things broken deliberately and threats of finishing the relationship were the most common “other” incidents. About one fifth of respondents had experienced this. Eight percent had experienced at least one of these incidents in the last five years. Of those who had suffered an incident within the domestic sphere now and again, a small majority had also done something to another person in the domestic sphere once in a while. Domestic violence The survey makes a distinction between three – partially overlapping – groups of victims: victims of physical violence/stalking, victims of sexual violence and victims of other violence. There are hardly any differences in terms of age, level of education or ethnicity between these groups, although all groups of victims differ from the Dutch population as a whole in these attributes. The three groups only show substantial differences with regard to gender. When we look at victimisation percentages, women are clearly more often victims of sexual and other violence than men. If we focus on victims of domestic violence and leave out the respondents who have only suffered sporadically, then nine percent of the population became victims of domestic violence in the last five years. Ex-partners and partners are the principal perpetrators of domestic violence (46% and 34% respectively). Broadly speaking, victims of physical, sexual and other violence estimate perpetrators‟ motives underlying domestic violence to be the same. In most cases, jealousy (38%) or the perpetrator‟s character (45%) is cited. In almost one third of all cases, children have witnessed elements of domestic violence. About one in five victims of domestic violence reports the incident that most recently occurred to the police. Physical violence is reported a little more often than average (by about a quarter of victims). If we look at gender, ethnicity and age, we see that women report physical violence more often than men, and young people aged between 18 and 24 report other violence less often than victims aged 25 and older.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
14/164
Stage II: In-depth Interviews of Victims of Domestic Violence Consequences for the Victims Over two-thirds of victims of domestic violence have suffered – generally at different times – at the hands of more than one perpetrator. In most cases, the partner or ex-partner is identified as the main perpetrator of the domestic violence. This is true for 43 to 44 percent of all victims. In general, we can say that women, young people and those with limited education suffer the consequences of domestic violence more often. Domestic violence leads primarily to emotional problems. This is mainly the case for victims of sexual violence and for women. There are also relatively more relational problems; around 85 percent of victims of violence by partners is divorced. Respondents who had been victims of domestic violence as children were most likely to indicate that they had lost confidence in themselves and others. They also encountered problems with intimacy and sexuality more often and found it more difficult to start relationships. Of those interviewed who had been children (younger than 12) when the domestic violence started, almost 30 percent said that they had attempted suicide. With respect to the figure just mentioned, we would like to emphasize once again that generalisations of the results of stage II must not be made with regard to the Dutch population. If we limit our attention to the last five years, we see that being a victim of sexual violence in particular has negative consequences, especially in terms of intimacy and sexuality (64%). Circumstances of Domestic Violence and Relationship between Victim and Perpetrator In the majority of cases, victims of domestic violence live in the same house as the perpetrator (74-79% of the victims). The domestic violence perpetrated does not usually happen in isolation. This often results in others in the domestic sphere becoming victims. Perpetrators often come into contact with the police or the law for other reasons than domestic violence (for example disorderly conduct). According to victims, psychological problems and alcohol abuse play a significant role in the domestic violence. The great majority of victims have taken action against the main perpetrator of the domestic violence, and tried to stop the violence in that way. A small majority of the respondents that had taken action against the domestic violence thinks that the resistance had been effective. Over 20 percent of the victims who resisted indicated that the domestic violence stopped as a result of their taking action. In contrast, more than four out of ten victims think that resistance did not help.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
15/164
The results of the survey show why domestic violence is often difficult for the outside world to recognise. The perpetrator (but also the victim!) „benefits‟ from concealing the domestic violence from the outside world although the motives for this differ enormously. The perpetrator does not want to be exposed and therefore behaves completely differently towards „the outside world‟ than towards the victim. This form of „disguise‟ takes place in 80 percent of cases. In contrast, the victim of domestic violence is filled with feelings of shame. Shame makes it difficult for many people to talk about the domestic violence to others or to actually ask for help. Furthermore there is a fear that the violence will only get worse as soon as the victim decides to resist the perpetrator. Help-seeking Behaviour In spite of these feelings of shame, the majority of victims has a need for someone to listen to them, both in the period in which the violence is taking place and afterwards (this is true for around 60% of the victims). Victims often talk to friends and their mothers about the violence. The family doctor is the most likely to be taken into the victim‟s confidence of all the health and welfare services. Victims rarely go to the police. Although a minority of victims indicated that the violence stopped due to their contacting family, friends or welfare services, making contact does seem to be worthwhile: many felt understood and indicated that the contact had done them some good. The victim‟s choice of who to contact first affects the degree to which health and welfare services are involved in the second contact. If the victim‟s mother is the first person to be talked to, a follow-up with one of the health and welfare services only takes place in a limited number of cases. If the first contact is with friends, this happens more often. In contrast, family doctors refer victims of domestic violence much more frequently to other health and welfare services. The majority of the victims interviewed in stage II (72-76%) did not contact the police about the most recent incident they had experienced, mainly because the victims did not consider the incident to be important enough, it had never occurred to them to report the incident to the police, or because they were frightened of reprisals by the perpetrator. Victims who had reported the incident to the police were generally more often dissatisfied than satisfied about the performance of the police. Profiles of Groups of Victims An in-depth analysis was conducted on a number of groups of victims. These were victims of violence perpetrated by a partner, victims of several perpetrators, victims who had been exposed to domestic violence for a long time and those for whom the violence has not yet ceased and victims who sustained physical injuries as a result of the violence.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
16/164
The consequences of violence by a partner are far-reaching for male victims, but less than for female victims. Men are slightly better at seeking help in the period that the violence is taking place, but the help provided by health and welfare services does not always turn out to be satisfactory. The consequences of domestic violence are clearly more serious for victims who have encountered several perpetrators over time than for those who have had to contend with one perpetrator. Victims who are exposed to domestic violence for a long time more often have to contend with a manipulative, disrespectful perpetrator. In the case of victims for whom the violence has not yet ceased, the perpetrator is more likely to have psychological problems than in the case of the group where the violence has stopped. The victims themselves more often report losing jobs and having conflicts with others than those for whom the violence has stopped. Victims for whom the violence has not yet ceased talk to other people more often (including the police). In contrast, this group feels less helped by health and welfare services. Victims who have had to contend with physical injuries have a greater feeling of powerlessness than any other group of victims.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
17/164
1.
Inleiding
1.1 Aanleiding en doel Vóór u ligt het verslag van een grootschalig kwantitatief survey-onderzoek naar slachtofferschap van huiselijk geweld in Nederland. Dit onderzoek maakt deel uit van een groter geheel, het Landelijk Onderzoek Huiselijk Geweld, dat uit drie onderdelen bestaat: een onderzoek naar slachtofferschap van huiselijk geweld (het onderwerp van dit rapport) een onderzoek naar daderschap van huiselijk geweld, en een zogeheten vangst/hervangstanalyse, die moet leiden tot een schatting van de omvang van huiselijk geweld in Nederland op basis van registratiegegevens. Het slachtofferschaponderzoek en het onderzoek naar de daders van huiselijk geweld staan in nauw verband tot elkaar; deze onderzoeken zijn gerelateerd, maar belichten de problematiek van huiselijk geweld ieder vanuit een ander perspectief. De belangrijkste focus in de voorliggende rapportage ligt op een verdieping van het inzicht in het slachtofferschap van huiselijk geweld. De drie deelonderzoeken vloeien voort uit het project Aanpak Huiselijk Geweld, een onderdeel van het Veiligheidsprogramma. Het slachtofferschaponderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over de aard en de kenmerken van huiselijk geweld, en over het hulpzoekgedrag van slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland; dit alles via de methode van “self report”. Belangrijk uitgangspunt van het onderzoek is, dat het inzicht moet bieden in alle verschijningsvormen van huiselijk geweld, dus ook de vormen die minder vaak voorkomen. Dit noopt tot een onderzoek met een zekere grootschaligheid: alleen wanneer een grote groep mensen wordt ondervraagd, is het mogelijk om ook weinig voorkomende verschijnselen te kunnen analyseren. Grootschaligheid introduceert echter het risico van oppervlakkigheid. Wij hebben dat willen voorkomen door het onderzoek in twee fasen uit te voeren. De eerste fase garandeert door de grootschalige opzet dat alle verschijningsvormen van huiselijk geweld in het onderzoek worden meegenomen. De tweede fase zorgt voor verdieping door uitgebreid stil te staan bij de omstandigheden waarin het huiselijk geweld plaatsvindt en bij de achtergrond van degenen die bij het geweld zijn betrokken. In hoofdstuk 2 volgt een uitgebreide beschrijving van de opzet van het onderzoek.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
19/164
1.2 Onderzoeksvragen Het onderzoek geeft antwoord op de volgende drie hoofdvragen: 1. Met welke typen van huiselijk geweld worden slachtoffers van huiselijk geweld geconfronteerd? 2. Met welke kenmerken kunnen de slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland worden beschreven? 3. Hoe kan het hulpzoekgedrag van slachtoffers van huiselijk geweld worden gekarakteriseerd? Bovenstaande vragen worden als volgt per hoofdstuk uitgewerkt: Fase I: online onderzoek onder een representatieve steekproef
Hoofdstuk 3: Voorvallen in de huiselijke kring (hoofdvragen 1 en 2) Hoeveel procent van de bevolking krijgt met tenminste één van de 21 in het onderzoek onderscheiden voorvallen te maken? Met hoeveel verschillende voorvallen krijgt men te maken? Welk deel van de bevolking krijgt met de afzonderlijke voorvallen te maken?
Hoofdstuk 4: Huiselijk geweld (hoofdvragen 1 en 2) Wat is de prevalentie van het slachtofferschap van de diverse vormen van huiselijk geweld in Nederland? In hoeverre verschilt het slachtofferschap tussen mannen en vrouwen, mensen van verschillende leeftijd, verschillend opleidingsniveau en etnische achtergrond? Van welke personen in de huiselijke kring wordt men slachtoffer? Wat zijn de – door het slachtoffer – ingeschatte motieven van de dader voor het plegen van het geweld? In hoeverre zijn kinderen indirect betrokken bij huiselijk geweld? In hoeverre worden de meest recentelijk overkomen voorvallen gemeld bij de politie?
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
20/164
Fase II: verdiepend face-to-face onderzoek onder slachtoffers van huiselijk geweld uit de eerste fase
Hoofdstuk 5: Gevolgen voor de slachtoffers (hoofdvraag 2) Wie is – in de ogen van de respondent - de belangrijkste dader van het huiselijk geweld? Wat zijn de gevolgen geweest van het huiselijk geweld? In hoeverre heeft men te maken gehad met lichamelijk letsel als gevolg van het geweld? Wat is de ernst van het letsel? Welke gevolgen heeft het huiselijk geweld in termen van verzuim van werk en opleiding? Wat zijn de indirecte gevolgen van het huiselijk geweld? Heeft het geweld gevolgen voor het sociale en emotionele functioneren van het slachtoffer?
Hoofdstuk 6: Omstandigheden huiselijk geweld en relatie tussen slachtoffer en dader (hoofdvraag 2) Op welke locatie speelt het huiselijk geweld zich af? Woont men in dezelfde woning als de dader? Duurt het geweld nog voort op het moment van interviewen? Heeft de dader buiten het slachtoffer ook anderen in de huiselijke kring met geweld geconfronteerd? Wat zijn de omstandigheden waaronder het huiselijk geweld zich afspeelt? Hoe gaan het slachtoffer en de dader met elkaar om? Zijn er bepaalde zaken die het huiselijk geweld “triggeren”? Wat zijn de kenmerken van de dader? Heeft het slachtoffer zich tegen de dader verzet?
Hoofdstuk 7: Hulpzoekgedrag (hoofdvraag 3) Heeft men hulp gezocht toen het geweld zich voordeed? Zo ja, met wie? Heeft men achteraf hulp gezocht? Zo ja, met wie? Waarom heeft men wel of geen hulp gezocht? Tot welke personen of instanties wendt men zich als eerste? En tot wie daarna? Voelt men zich begrepen door degene tot wie men zich wendt? Indien slachtoffers met niemand over hun situatie hebben gesproken, wat zijn de redenen om dat niet te doen? Heeft men het meest recentelijk overkomen voorval gemeld bij de politie? Hebben slachtoffers het geweld zelf gemeld bij de politie? Waarom heeft men het voorval niet gemeld? Wanneer zou men het voorval wel melden? Heeft de politie actie ondernomen naar aanleiding van de melding? Heeft de melding geleid tot het opnemen van een proces-verbaal? Zo nee, waarom niet? Is de dader gestraft of veroordeeld dankzij de aangifte? Hoe tevreden of ontevreden is men over het optreden van de politie in de zaak? Heeft de dader hulp gezocht en/of gekregen?
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
21/164
Hoofdstuk 8: Profielen van de slachtoffers (hoofdvragen 2 en 3) Partnergeweld Invloed van de leeftijd waarop het geweld begint Slachtoffers van meerdere daders Duur van het huiselijk geweld Slachtoffers waarbij het geweld is gestopt en slachtoffers waarbij het geweld nog voortduurt Lichamelijk letsel 1.3 Definities Voor de definitie van huiselijk geweld baseren we ons op het eerste grootschalige onderzoek naar huiselijk geweld, dat in 1997 door Intomart is uitgevoerd 2. Huiselijk geweld wordt daarin als volgt gedefinieerd:
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer gepleegd is. Geweld
:
Aantasting van de persoonlijke integriteit. Hierbij maken we onderscheid tussen psychisch en lichamelijk geweld, waaronder seksueel geweld.
Huiselijke kring :
De huiselijke kring bestaat uit (ex-)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden.
Huisvrienden
Personen die een vriendschappelijke band onderhouden met het slachtoffer, dan wel uit de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer komen, en die het slachtoffer in de huiselijke kring ontmoeten.
:
De definitie van huiselijk geweld is destijds tot stand gekomen na uitvoerige discussie met de begeleidingscommissie. Ook de huidige begeleidingscommissie heeft zich achter de bestaande definitie geschaard. De definitie gaat uit van de persoonlijke relatie die bestaat tussen het slachtoffer en de dader en niet van de locatie waar het geweld plaatsheeft. Het „huiselijke‟ van huiselijk geweld wordt dus niet bepaald door de plek waar het gebeurt, maar door de persoon die het geweld pleegt. Een categorie die in deze wat verwarrend kan zijn, is de „huisvriend‟. We noemen iemand een „huisvriend‟ als deze op regelmatige basis bij het slachtoffer „over de vloer‟ komt. Dat zegt echter nog niets over de plaats waar de huisvriend zich schuldig maakt aan het huiselijk geweld; dat kan ook ergens anders zijn dan in de woning van het slachtoffer. De definitie van „huisvriend‟ is daarom niet in tegenspraak met het principe van de persoonsgebondenheid van huiselijk geweld, maar slechts bedoeld ter afbakening van de groep.
2
Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening. Intomart SWO i.o.v. Ministerie van Justitie, Hilversum/Den Haag, 1997.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
22/164
In de rapportage onderscheiden we 21 mogelijke vormen van huiselijk geweld (zie onderstaande tabel). Deze zijn voor een deel – vooral waar het lichamelijk en seksueel geweld betreft – afkomstig uit de „International Violence Against Women Survey (IVAWS) 3. In dit onderzoek worden naast de voorvallen uit IVAWS nog een aantal voorvallen in de psychische sfeer onderscheiden. Nu is het zo dat veel van de voorvallen op zichzelf niet zonder meer als huiselijk geweld gekarakteriseerd kunnen worden. Bij verkrachting of verwonding met een mes is onmiddellijk duidelijk dat er sprake is van geweld. Maar bij het verbieden om uit te gaan, of het geven van een duw is dat op het eerste oog veel minder evident. Iemand verbieden om uit te gaan kan als het kinderen betreft heel verstandig zijn. En ook het geven van een duw is in veel gevallen een betekenisloos voorval. Het complexe nu is dat deze voorvallen niet slechts onschuldig kunnen zijn maar wel degelijk ook een onderdeel van beschadigend geweld kunnen uitmaken. In het volgende hoofdstuk gaan we dieper op het onderscheid tussen evident huiselijk geweld en incidenten in.
Tabel 1.3.1
De 21 voorvallen in het onderzoek
Voorvallen in psychische sfeer
1 Bespotten/kleineren 2 In de gaten houden/volgen 3 Verbieden uit te gaan 4 Verbieden te praten op feestjes 5 Gaan afspraak mogen maken 6 Spullen kapotmaken/vernielen 7 Dreigen verbreken relatie (partner) 8 Ander psychisch geweld
3
Voorvallen in lichamelijke sfeer
9 Dreigen lichamelijk pijn te doen 10 Voorwerp gooien 11 Slaan met voorwerp 12 Duwen/grijpen/aan haar trekken 13 Slaan/schoppen/bijten/stompen 14 Verstikken/wurgen/branden 15 Dreigen met mes of wapen 16 Verwonden met mes of wapen 17 Ander lichamelijk geweld
De reden om aan te sluiten bij IVAWS is internationale vergelijkbaarheid.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
23/164
Voorvallen in seksuele sfeer
18 Verkrachting 19 Seks opdringen 20 Dwingen seksuele handelingen te verrichten 21 Ander seksueel geweld
2.
Onderzoeksopzet
In dit hoofdstuk leggen we uit hoe het onderzoek is uitgevoerd. Eerst beschrijven we de globale onderzoeksopzet en de veldwerkmethode (paragraaf 2.1). Daarna volgen de wijze van steekproeftrekking en de respons (paragraaf 2.2). Paragraaf 2.3 gaat dieper in op de maatregelen die we hebben genomen om de kwaliteit van de gegevens te waarborgen. Onderdeel hiervan is een vergelijking tussen de respons en de non-respons, en de weging waarmee we voor verschillen in respons tussen bepaalde respondentgroepen hebben gecorrigeerd. In paragraaf 2.4 tenslotte maken we onderscheid tussen respondenten die slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld en degenen die met incidenten 4 te maken hebben gehad. 2.1 Opzet van het onderzoek Het onderzoek is in twee fases uitgevoerd. De eerste fase betreft een (voor)onderzoek onder een zo representatief mogelijke groep leden van het Intomart GfK online respondentenpanel. De tweede fase betreft een verdiepend face-to-face onderzoek onder slachtoffers van huiselijk geweld uit de eerste fase. De beide fases hebben elk een ander onderzoeksdoel: Fase I vindt online plaats en heeft tot doel een zo groot mogelijke groep mensen te benaderen, zodat ook over de zeldzamere vormen van huiselijk geweld betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan. Ook kunnen door het benaderen van een grote groep mensen de resultaten uitgesplitst worden tegen achtergrondkenmerken van de respondent, zoals sekse, etniciteit en leeftijd. Daarnaast kunnen we op basis van deze eerste fase (potentiële) respondenten werven/selecteren voor de tweede fase van het onderzoek. In fase II gaan we dieper in op de bevindingen van het online gedeelte. Hiertoe zijn de slachtoffers uit het eerste online gedeelte face-to-face geïnterviewd over onder andere de omstandigheden waarin het huiselijk geweld zich afspeelt, de achtergrond van degenen die bij de voorvallen zijn betrokken en het hulpzoekgedrag. Het is daarbij uitdrukkelijk niet de bedoeling om de exacte verhoudingen van allerlei doelgroepen in de samenleving puntprecies weer te geven. Het onderzoeksdoel van de tweede fase is het geven van een zo omvangrijk en gedetailleerd mogelijke beschrijving van de omstandigheden van huiselijk geweld. Met andere woorden: we streven in de tweede fase niet naar statistische representativiteit, het gaat om kwalitatieve verdieping. We hebben in fase II dan ook te maken met een bewust gekozen en dus selecte steekproef. De resultaten van fase II zijn om die reden niet zonder meer generaliseerbaar naar de Nederlandse bevolking. Ook is om dezelfde reden ervoor gekozen om geen totaalcijfers voor deze tweede fase van het onderzoek te rapporteren (zie ook paragraaf 2.3). Zouden we dit wel doen, dan wekken we ten onrechte de suggestie van een totaalcijfer, dat zou gelden voor de gehele bevolking.
4
Of een voorval al dan niet als „incident‟ wordt aangeduid, is afhankelijk van de aard van het voorval en de frequentie waarmee dit voorval zich voordoet (zie paragraaf 2.4). Aan de term „incident‟ kan in deze rapportage derhalve geen strafrechtelijke betekenis worden toegekend.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
25/164
2.2 Steekproef en respons In deze paragraaf beschrijven we de onderzoeksopzet van fase I en fase II. In figuur 2.2 wordt de tweefasenstructuur van het onderzoek schematisch weergegeven.
Figuur 2.2
Tweefasenstructuur onderzoek huiselijk geweld
Fase I: representatieve steekproef De steekproef voor de eerste fase van het onderzoek is getrokken uit het online panel van Intomart GfK. Het is van essentieel belang te onderkennen dat het gebruik van internetpanels beperkingen heeft. Allochtone groepen zijn in alle internetpanels ondervertegenwoordigd. Ook ouderen zijn in mindere mate aanwezig in panels, maar dit probleem wordt steeds minder groot. Wij zien geen directe reden om te veronderstellen dat (de mate van) internetgebruik onder oudere autochtone groepen gerelateerd zou zijn met het zich al dan niet voordoen van huiselijk geweld. De relatieve ondervertegenwoordiging van ouderen in het online panel kan daarom volgens ons zonder problemen worden ondervangen door een gestratificeerde steekproeftrekking, waarbij er door overbemonstering voor gezorgd wordt dat in de steekproef de groep ouderen afdoende is vertegenwoordigd 5.
5
Bij de steekproeftrekking is voor leeftijd een ondergrens van 18 jaar gehanteerd, er is geen bovengrens gedefinieerd. Het Intomart GfK Online panel kent geen maximum leeftijd voor lidmaatschap.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
26/164
De overige strata waarop de steekproef is getrokken betreffen sekse, opleidingsniveau (laag/middelbaar/hoog) en regio (Noord, Oost, West, Zuid + de drie grote steden en hun randgemeenten). In de steekproef is dus op de bovengenoemde aspecten (leeftijd, sekse, opleiding en regio) gestreefd naar een zo representatief mogelijke weergave van de gehele Nederlandse populatie. Omdat allochtonen6 zijn ondervertegenwoordigd in het gebruikte online panel, is er voor gekozen om het maximale rendement uit het online panel te halen. Dat betekent dat iedereen in de allochtone groepen van 18 jaar en ouder voor het onderzoek is uitgenodigd. Scheefheid op de variabelen sekse, leeftijd, opleidingsniveau en woonregio binnen deze groepen wordt daarbij voor lief genomen. Het is natuurlijk evident dat de mogelijkheden om volkomen representatieve uitspraken te doen over de allochtone groeperingen sterk worden verkleind. Wij hebben daarin geen aanleiding gezien om dan maar geen onderzoek te doen onder allochtone respondenten. Het is beter om onderzoek met beperkingen te doen onder allochtone groeperingen, dan helemaal geen onderzoek te doen. In totaal zijn 9508 personen uitgenodigd voor het onderzoek (Tabel 2.2.1).
Tabel 2.2.1
Autochtoon Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans
Respons fase I, in absolute aantallen Bruto steekproef 7148 383 343 1115 519
Respons (abs.) 5161 202 166 603 295
Respons (%) 72% 53% 48% 54% 57%
9508
6427
68%
Totaal
In totaal 6427 van hen (68%) hebben de vragenlijst ingevuld. De respons onder mensen met een Marokkaanse achtergrond is het laagst (48%); mensen met een Turkse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond responderen iets vaker (rond de 55%), maar nog altijd veel minder vaak dan autochtone respondenten (72%). De responspercentages zijn geheel in lijn met de gemiddelde responspercentages van het Intomart GfK Online panel, de afwijking bedraagt bij geen van de groepen meer dan vier procentpunten. We kunnen daarom stellen dat het onderwerp van onderzoek – de groepen als totaal beschouwend – niet responsverlagend heeft gewerkt. In hoeverre de non-respons verband houdt met enkele achtergrondkenmerken, wordt in de paragrafen 2.4 en 2.5 besproken.
6
De allochtone respondenten in dit onderzoek zijn van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse afkomst. Iemand is allochtoon wanneer hij/zij zelf in het buitenland is geboren óf tenminste één van de ouders. Indien beide ouders uit verschillende nationaliteiten hebben, dan krijgt de respondent die van de moeder toegewezen. Respondenten van Indonesiche afkomet en de beperkte restgroep allochtonen (o.a. bestaande uit mensen van Duitse en Belgische afkomst) zijn bij de groep “autochtonen” gevoegd.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
27/164
Fase I: aanvullende screening Als aanvulling op de representatieve steekproef is een screening uitgevoerd onder alle respondenten in het gehele online panel van Intomart GfK. De screening heeft als doel om zorg te dragen voor voldoende potentiële respondenten voor fase II, ingeval de eerste, representatieve steekproef daarvoor niet volstaat. Voor de aanvullende screening zijn alle panelleden uitgenodigd, die niet al eerder waren uitgenodigd voor deelname aan fase I. Voor de screening is alleen gevraagd naar het slachtofferschap van de 21 voorvallen die in het onderzoek worden onderscheiden, de overige delen van de vragenlijst van fase I zijn buiten beschouwing gelaten.
Tabel 2.2.2
Autochtoon Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans
Respons aanvullende screening fase I
7
Bruto steekproef 85221 123 112 314 146
Respons (abs.) 51402 24 27 72 43
Respons (%) 60% 20% 24% 23% 29%
85916
51568
60%
Totaal
Er zijn 85916 panelleden benaderd voor de aanvullende screening (Tabel 2.2.2). In totaal hebben 51568 mensen de vragenlijst ingevuld. De tabel toont over het geheel een lagere respons dan bij de representatieve steekproef. Dit geldt met name voor allochtonen 8. Voor de rapportage van de resultaten uit eerste fase van het onderzoek (hoofdstuk 3) is omwille van de statistische representativiteit geen gebruik gemaakt van de respondenten uit de aanvullende screening. Met de extra respondenten uit de screening is het aantal potentiële respondenten voor de tweede fase van het onderzoek aangevuld.
7
8
Er is sprake van een ondervertegenwoordiging van allochtonen in het gebruikte online panel. Hierdoor zijn de mogelijkheden om volkomen representatieve uitspraken te doen over de allochtone groeperingen sterk verkleind. In de periode tussen het trekken van de eerste steekproef en het uitvoeren van de screening heeft er een wervingsactie gelopen, met als doel het aantal allochtone respondenten in het internetpanel te verhogen (en daarmee ook het potentiële aantal allochtone respondenten voor de face-to-face interviews). De respons onder de tussentijds geworven allochtone respondenten ligt duidelijk lager dan onder de allochtone respondenten die zich in eerste instantie reeds in het panel bevonden.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
28/164
Fase II: face-to-face interviews Voor de tweede fase van het onderzoek zijn uitsluitend respondenten ondervraagd die blijkens de eerste fase te maken hebben gehad met één of meer van de 21 onderscheiden voorvallen. Het gaat daarbij om respondenten die desgevraagd zelf hebben aangegeven mee te willen doen aan een face-to-face vervolgonderzoek. Nu is het weinig zinvol interviews af te nemen over voorvallen, die in de ogen van de respondent wellicht niet eens als huiselijk geweld te kwalificeren zijn. Om die reden is een poging gedaan te filteren voor incidenten die feitelijk niet noemenswaardig zijn. In paragraaf 2.6 staat beschreven wanneer we wel en wanneer niet spreken van huiselijk geweld9. In totaal hebben in het representatieve deel van fase I 3344 respondenten vermeld met één of meer voorvallen te zijn geconfronteerd. Daarvan hebben er 1745 (52%) aangegeven mee te willen werken aan face-to-face vervolgonderzoek. Na toepassing van de selectiecriteria zijn daarvan 785 respondenten afgevallen; het uiteindelijke potentieel bedraagt daarmee 960 respondenten. Dat is onvoldoende om de respons voor fase II te kunnen behalen. Het tekort aan respondenten is aangevuld vanuit de aanvullende screening onder het gehele panel van Intomart GfK. Het totale potentieel (afkomstig uit de representatieve steekproef + de screening) komt daarmee op 3747 respondenten. Om de respons voor fase II te behalen hoeft niet het complete potentieel te worden aangesproken, uiteindelijk zijn 1660 mensen uitgenodigd voor deelname aan het onderzoek. Daarvan zijn er, zoals we reeds zagen in de vorige alinea, 960 afkomstig uit het representatieve deel en 700 uit de aanvullende screening.
9
Ten tijde van de steekproeftrekking voor fase II waren deze selectiecriteria nog niet in definitieve vorm vastgesteld en is met een voorlopige versie gewerkt. De voorlopige selectiecriteria zijn opgenomen in de bijlage. Vóórdat over fase II is gerapporteerd zijn de gegevens tegen het licht van de definitieve selectiecriteria gehouden. Ingeval er sprake bleek te zijn van incidenten, zijn de gegevens buiten verdere analyse gelaten. Een overzicht van deze exercitie is te vinden in tabel 2.2.3.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
29/164
De selectie uit de screening is met behulp van exact dezelfde criteria gemaakt als bij de representatieve steekproef. De uiteindelijke beschikbare aantallen respondenten, alsook de uiteindelijke respons, staan in tabel 2.2.3.
Tabel 2.2.3
Respons fase II
Autochtoon Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans
Beschikbare steekproef 3369 51 33 237 57
Contact gelegd 1380 48 28 149 55
Bruto respons (abs.) 792 21 11 80 27
Bruto respons (%) 57% 44% 39% 54% 49%
Netto respons 690 21 11 70 24
3747
1660
931
56%
816
Totaal
Tabel 2.2.3 toont de respons van het veldwerk van fase II. In de linker kolom staat de totale beschikbare steekproef (n = 3747). In het geval van allochtonen is de volledige beschikbare steekproef benaderd. Niet iedereen in deze groep kon in de veldwerkperiode worden bereikt, ook niet na herhaaldelijke benadering. In de tweede kolom is te zien in hoeveel gevallen de contactpogingen zijn geslaagd (n = 1660). In de groep “autochtonen” was het niet nodig de gehele beschikbare steekproef te benaderen; uiteindelijk zijn 1380 van de 3369 beschikbare allochtonen benaderd voor de interviews. Daarbij zijn eerst alle respondenten uit de representatieve steekproef benaderd, en is pas in tweede instantie gebruik gemaakt van de respondenten afkomstig uit de aanvullende screening. Uiteindelijk zijn 931 mensen geïnterviewd (zie de kolommen “bruto respons”). Van deze groep zijn 115 respondenten niet in de analyses opgenomen. Vierendertig respondenten meldden aan de interviewer dat zij bij nader inzien niet met een voorval te maken hebben gehad. Dit is vreemd, omdat zij tijdens de eerste fase van het onderzoek wel hebben aangegeven dat zij met een of meerdere voorvallen zijn geconfronteerd. Ook hebben deze mensen tijdens de eerste fase van het onderzoek kenbaar gemaakt dat zij bereid waren om hun medewerking aan een interview te verlenen. We kunnen alleen gissen naar de redenen van deze 34 mensen om niet aan de tweede fase van het onderzoek mee te werken. Wellicht bleek het voor hen uiteindelijk toch te confronterend om met iemand over het voorval/de voorvallen te praten. De overige 81 respondenten zijn buiten de rapportage gehouden omdat zij slechts incidenten hebben meegemaakt en niet met wezenlijk huiselijk geweld zijn geconfronteerd (zie paragraaf 2.4 voor de criteria die hierbij zijn gehanteerd). Er is uiteindelijk over 816 respondenten gerapporteerd (kolom “netto respons”).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
30/164
2.3 Waarborging gegevenskwaliteit Voor het afnemen van de interviews van zowel fase I (internet) als fase II (face-to-face interviews) is hetzelfde interviewsysteem ingezet. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een volledig computergestuurde vragenlijst. In de vragenlijsten zijn voor alle vragen – waar opportuun – zogeheten “vluchtcategorieën” opgenomen (“weet niet” en “wil niet zeggen”). Daarmee wordt bij gevoelige onderwerpen onoprecht invulgedrag voorkomen en wordt de kans op “foutieve” respons geminimaliseerd. Het interviewsysteem vereist volledig invullen van alle vragen. Bij onvolledig invullen wordt de respondent daarop opmerkzaam gemaakt en wordt de vraag opnieuw voorgelegd. Item non-respons is hierdoor uitgesloten. Daarnaast worden respondenten tijdens het invullen gewezen op het geven van tegenstrijdige antwoorden op verschillende vragen. Als dat gebeurt, dan worden de betreffende vragen opnieuw voorgelegd. Hierdoor blijft het controleren en opschonen van het bestand tot een minimum beperkt. Voorafgaand aan het afnemen van de interviews is benadrukt dat gegeven antwoorden volstrekt vertrouwelijk worden behandeld en dat de resultaten van het onderzoek zodanig worden gerapporteerd, dat nimmer te achterhalen is van wie de antwoorden afkomstig zijn. De interviewers hebben ter voorbereiding op de interviews in fase II een uitgebreide instructie gekregen. Tijdens een bijeenkomst zijn ze geïnformeerd over het thema huiselijk geweld, waarbij onder andere een film over huiselijk geweld is vertoond. Tevens zijn zij geïnstrueerd over de inhoudelijke aspecten van het onderzoek, zoals de vragenlijst, maar ook is expliciet aandacht besteed aan de manier waarop zij de respondenten het beste kunnen benaderen, hoe te handelen als zij denken dat hun eigen veiligheid in het geding is, en hoe zij de respondenten (indien nodig) kunnen doorverwijzen naar hulpverlenende instanties. Minder ervaren interviewers zijn hierbij begeleid en geïnformeerd door ervaren interviewers. De respondenten zijn door de interviewers via de telefoon of door het sturen van een e-mail (of door een combinatie van beide) benaderd voor het maken van een afspraak. Om te voorkomen dat mensen thuis in verlegenheid of in de problemen zouden worden gebracht, zijn de interviewers hierbij voorzichtig te werk gegaan. Bij telefonisch contact hebben zij bijvoorbeeld vóórdat zij vertelden waarvoor zij belden, grondig de naam en voorletters van de persoon in kwestie gecontroleerd. Het bleek niet altijd mogelijk de respondent thuis te interviewen, bijvoorbeeld uit angst voor de dader. In dat geval is afgesproken om het interview op “neutraal terrein” te houden, bijvoorbeeld in een cafetaria of café. Met als doel om de veiligheid van zowel de respondent als de interviewer te waarborgen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
31/164
2.4
Fase I (online onderzoek): (non-)respons, weging en bereidheid tot deelname aan vervolgonderzoek
2.4.1 (Non-)respons Een belangrijk gegeven bij elk onderzoek is de mate waarin de respondenten die meewerken aan het onderzoek afwijken van de weigeraars. De resultaten van het onderzoek kunnen immers worden vertekend omdat bepaalde respondenten als gevolg van selectieve (non-) respons zijn over- dan wel ondervertegenwoordigd. In de volgende grafieken wordt nagegaan in hoeverre er sprake is van verschillen tussen respondenten en weigeraars in fase I. Daarbij wordt gekeken naar de variabelen sekse, leeftijd en etniciteit.
Figuur 2.4.1/1 Respons naar sekse, leeftijd en opleiding Sekse
Respons
49
Non-respons
Leeftijd
Respons
51
43
Non-respons
57
Man
Vrouw
30
31
43
t/m 34
39
31
35-49
26
50 plus
Opleiding
Respons
18
Non-respons
19
53
29
59
Laag
Midden
22
Hoog
De grafieken tonen dat met name de groep 50-plussers iets vaker reageert en de groep tot en met 34 jaar juist minder vaak. Hoogopgeleiden responderen iets beter, en middelbaar opgeleiden daarentegen iets minder goed. Wanneer we tenslotte kijken naar sekse, blijkt dat mannen over het algemeen beter responderen dan vrouwen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
32/164
Figuur 2.4.1/2 Respons naar etniciteit Huishoudensgrootte
Etniciteit
Autochtoon
72
28
Turks
47
Surinaams
46
Antilliaans
43
0%
25%
68
32
5 en meer personen
53
63
37
Respons
48 52
Marokkaans
Totaal
Non-respons
4 personen
68
32
3 personen
39
61
54 2 personen
57
50%
1 persoon
75%
100%
72
28 66
34 0%
25%
50%
75%
100%
Wanneer we naar etniciteit kijken, dan zijn de verschillen evident: “autochtonen” responderen het best, mensen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst responderen minder goed op het online-deel van het onderzoek. Overigens responderen allochtonen ook op ander online onderzoek iets minder goed dan gemiddeld, bovenstaande cijfers wijken wat dat betreft niet wezenlijk van de gemiddelde respons van de getoonde groepen af. Ten aanzien van huishoudensgrootte zijn wel verschillen in respons tussen de grootteklassen te zien. Tweepersoonshuishoudens responderen het best. 2.4.2 Weging fase I Zoals reeds eerder beschreven is de steekproef voor de eerste fase gestratificeerd getrokken uit het online panel van Intomart GfK. Daarbij is ervoor gezorgd dat de steekproef op de kenmerken sekse, leeftijd, opleiding en regio overeenkomt met de verhoudingen in de Nederlandse bevolking. We zagen eveneens dat de respons op een aantal punten een geringe afwijking toont ten opzichte van degenen die niet aan het onderzoek hebben meegedaan. Om die reden is een correctie toegepast op het responsbestand om weer uit te komen bij de verhoudingen zoals die in de Nederlandse bevolking bestaan (weging).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
33/164
Tabel 2.4.2
Steekproef versus Nederlandse bevolking Steekproef Autochtonen Allochtonen 52,8 30,9 47,2 69,1
Nederlandse bevolking Autochtonen Allochtonen 49,1 50,2 50,9 49,8
Sekse
Mannen Vrouwen
Leeftijd
tm 24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 plus
8,9 14,6 30,4 27,6 18,5
21,3 33,6 32,7 10,4 1,9
13 15 29 24,9 18,1
20,4 27,4 34,3 13,4 4,6
Opleiding
Laag Midden Hoog
16,4 43,9 39,7
5,8 43,1 51,1
25,9 50,5 23,6
42,4 47 10,6
Regio
3 grote gemeenten: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag West (Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, excl. 3 grote gemeenten en randgemeenten) Randgemeenten
8,5
34,9
9,7
36,2
30,8
28,3
29,4
26,4
4,2
5,5
3,9
4,8
Noord (Groningen, Friesland, Drenthe)
11,5
4,6
11
2,7
Oost (Overijssel, Gelderland, Flevoland)
20,2
14,7
21,3
14,5
Zuid (Zeeland, Noord-Brabant, Limburg)
24,8
12,1
24,8
15,4
De tabel toont dat de groep autochtonen qua samenstelling beter overeenkomt met de verhoudingen in de Nederlandse bevolking dan de groep allochtonen. Met name het opleidingsniveau ligt bij allochtonen in de steekproef beduidend hoger. Om die reden is de weging voor beide groepen apart uitgevoerd. We hebben daarbij gestreefd naar een zo nauwkeurig mogelijke weging.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
34/164
Dat is in drie stappen gedaan: 1. De „autochtonen‟ zijn gewogen op de kenmerken geslacht, leeftijd, opleiding en regio. 2. De „allochtonen‟ zijn gewogen op de kenmerken geslacht, leeftijd en regio. Weging op opleiding is bij deze groep vanwege onvoldoende celvulling in de categorie „laag opgeleiden‟ niet mogelijk. Om dezelfde reden zijn ook niet alle groepen allochtonen afzonderlijk gewogen, maar tezamen10. 3. Om toch populatiegetrouwe verhoudingen tussen alle afzonderlijke etnische herkomstgroepen te krijgen, zijn de weegfactoren achteraf hierop gecorrigeerd11. Door de zorgvuldige en stapsgewijze weging is de weegfactor nergens hoger dan 3. We voorkomen hiermee kleuring van de resultaten door uitbijters. 2.4.3 Bereidheid tot meewerken met face-to-face vervolgonderzoek Voor de steekproef van de fase II gelden andere criteria dan voor de eerste fase. Zo worden alleen respondenten geselecteerd die met een voorval te maken hebben gehad én bereid zijn tot deelname aan face-to-face vervolgonderzoek. Om die reden is het van groot belang om na te gaan of er op voorhand specifieke groepen slachtoffers uitgesloten dreigen te worden voor deelname aan fase II. We vergelijken daarom toezeggers met mensen die niet bereid zijn mee te werken aan vervolgonderzoek. De volgende grafieken geven hiervan een overzicht:
10
11
Wanneer er in het rapport over allochtonen wordt gesproken, dan dient de lezer zich ervan bewust te zijn dat het daarbij voornamelijk gaat om middelbaar en hoger opgeleiden. Met andere woorden: er is wel degelijk rekening gehouden met de onderlinge verhoudingen tussen de diverse etnische groepen, alleen is dat achteraf gebeurd, dus na de „eigenlijke‟ weging. Alhoewel dit enigszins een compromis is ten opzichte van een „ideale‟ weging, voorkomen we hiermee extremen in de weegfactoren. Extreme weegfactoren kunnen bij het berekenen van slachtofferschapcijfers tot over- danwel onderschatting van (met name) de zeldzamere voorvallen leiden. Het enige - doch onvermijdelijke - nadeel aan bovengenoemde aanpak is dat de allochtone groeperingen in het onderzoek qua opleidingsniveau niet representatief zijn voor dezelfde groepen in de populatie als geheel.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
35/164
Figuur 2.4.3/1 Bereidheid meewerken met face-to-face interviews naar sekse, leeftijd en opleiding Sekse
Ja
Leeftijd
44
Nee
Ja
56
47
Nee
53
Man
33
32
38
34
t/m 34
Vrouw
35
35-49
29
50 plus
Opleiding
Ja
Nee
18
55
13
27
54
Laag
33
Midden
Hoog
Tussen de respondenten en weigeraars zijn de verschillen qua sekse gering. 50-plussers zijn het meest bereid tot deelname en hoger opgeleiden zijn juist iets minder snel geneigd mee te doen aan het face-to-face vervolgonderzoek.
Figuur 2.4.3/2 Bereidheid meewerken met face-to-face interviews naar etniciteit Etniciteit
Totaal
41
Autochtoon + overig
41
Surinaams Antilliaans
59
54 46
Turks Marokkaans
59
41
59
Nee
64
36 44
Ja
56
0% 25% 50% 75% 100%
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
36/164
De bereidheid tot deelname ligt bij mensen van Turkse afkomst iets lager dan gemiddeld, bij Surinamers is de bereidheid juist groter. Belangrijker nog dan het kijken naar de achtergrondkenmerken bij de bereidheid tot deelname aan vervolgonderzoek, is om ook op het niveau van de onderzoeksuitkomsten een blik op de verschillen te werpen. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat slachtoffers van bepaalde voorvallen meer of juist minder geneigd zijn tot deelname aan vervolgonderzoek.
Figuur 2.4.3/3 Bereidheid tot meewerken met face-to-face interviews naar aantal voorvallen Wil wel meewerken aan f-t-f vervolgonderzoek
21%
19%
Wil niet meewerken aan f-t-f vervolgonderzoek
8% 1 voorval
27%
2-4 voorvallen
24%
5-9 voorvallen 28%
32%
10 of meer voorvallen 41%
Allereerst is bekeken of het aantal voorvallen waarmee slachtoffers te maken hebben gehad samenhangt met de bereidheid om mee te doen aan face-to-face onderzoek. Dat blijkt het geval te zijn: naarmate men met meer verschillende voorvallen te maken heeft gehad, neemt de bereidheid tot deelname aan een face-to-face vervolgonderzoek toe. Dat is evenwel niet ongunstig te noemen. Het gaat hier in veel gevallen om de zwaardere gevallen van huiselijk geweld. Vooraf bestond bij ons de vrees dat juist bij deze groep schroom zou bestaan voor deelname aan vervolgonderzoek. Gezien de uitkomst lijkt deze vrees ongegrond.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
37/164
Tabel 2.4.3/1
Bereidheid meewerken aan face-to-face interviews naar aard voorval Wil Wil niet meewerken meewerken
Voorvallen Voorvallen in de geestelijke sfeer Bespotten/kleineren Voortdurend in de gaten houden/volgen Verbieden uit te gaan Verbieden te praten op feestjes Geen afspraak mogen maken Spullen kapotmaken/vernielen Dreigen verbreken relatie (partner) Ander psychisch geweld
Totaal
Aandeel van totaal slachtoffers
54% 60% 55% 67% 59% 52% 55% 59%
46% 40% 45% 33% 41% 48% 45% 41%
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
41% 19% 28% 9% 20% 39% 40% 34%
57% 58% 61% 60% 58% 72% 59% 64% 59%
43% 42% 39% 40% 42% 28% 41% 36% 41%
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
36% 33% 15% 26% 33% 7% 13% 4% 25%
66% 60% 70% 61%
34% 40% 30% 39%
100% 100% 100% 100%
8% 20% 9% 13%
Voorvallen in de lichamelijke sfeer Dreigen lichamelijk pijn te doen Voorwerp gooien Slaan met voorwerp Duwen/grijpen/aan haar trekken Slaan/schoppen/bijten/stompen Verstikken/wurgen/branden Dreigen met mes of wapen Verwonden met mes of wapen Ander lichamelijk geweld
Voorvallen in de seksuele sfeer Verkrachting Seks opdringen Dwingen seksuele handelingen te verrichten Ander seksueel geweld
Tabel 2.4.3/1 laat per voorval zien welk percentage van degenen die ermee te maken hebben gehad, wil meewerken met vervolgonderzoek of niet. Bijvoorbeeld: van degenen die ooit zijn bespot of gekleineerd, is 54 procent bereid om mee te doen met vervolgonderzoek en 46 procent niet. Bij sommige van de voorvallen zien we een hogere bereidheid om aan het onderzoek mee te werken dan bij andere. Dat geldt in het bijzonder voor verbieden te praten op feestjes, verstikken/wurgen/branden, verkrachting en dwingen seksuele handelingen te verrichten. Slachtoffers van genoemde voorvallen zijn bovengemiddeld bereid tot deelname aan vervolgonderzoek.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
38/164
Tenslotte is nagegaan in hoeverre de bereidheid om mee te werken aan de face-to-face interviews verschilt voor slachtoffers die wél en niet met anderen over de voorvallen gesproken hebben.
Tabel 2.4.3/2
Bereidheid meewerken aan face-to-face interviews naar geneigdheid om met iemand over de voorvallen te spreken
Heeft met niemand over de voorvallen gesproken/wn/wnz
Heeft wel over de voorvallen gesproken
Wil Wil niet meewerken meewerken 49% 51% 57% 43%
Tussen degenen die willen meewerken aan face-to-face vervolgonderzoek en degenen bij wie dat niet het geval is, valt een klein verschil te bespeuren: mensen die „meewerken‟ aan het onderzoek geven iets vaker aan met iemand te hebben gesproken over hetgeen hun is overkomen. 2.5
(Non-)respons fase II (face-to-face interviews)
2.5.1 (Non-)respons Het is niet alleen van belang om te kijken naar de bereidheid van respondenten om mee te doen met vervolgonderzoek, veel belangrijker is te zien of men na benadering door de interviewer ook daadwerkelijk met het onderzoek meedoet. In tabel 2.5.1 is voor een aantal achtergrondkenmerken de verdeling in de totale beschikbare steekproef voor fase II weergegeven. De tabel vormt een uitsplitsing van tabel 2.2.3. We tonen naast de beschikbare steekproef ook het na herhaaldelijke contactpogingen wel en niet bereikte deel van de steekproef12, alsmede de uiteindelijke respons.
12
In de groep “autochtoon” is een deel van de potentiële steekproef niet benaderd omdat ruim voldoende respondenten beschikbaar waren; in de allochtone groepen is wel het volledige potentieel benaderd.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
39/164
Tabel 2.5.1
(Non-)respons naar sekse, leeftijd, opleidingsniveau en etniciteit Totale Niet beschikbare benaderd/niet steekproef bereikt abs. kol.% abs. kol.%
Benaderd abs. kol.%
Respons Geslaagde (geslaagd/ gesprekken benaderd) abs. kol.%
Sekse Man Vrouw
Totaal
1109 30% 672 2638 70% 1555 3747 100% 2227
30% 70%
437 1083
29% 71%
269 662
29% 71%
100%
1520
100%
931
100%
62% 61%
Leeftijd 18 t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 plus
285 676 1445 1125 216
8% 18% 39% 30% 6%
149 372 888 700 118
7% 17% 40% 31% 5%
136 304 557 425 98
9% 20% 37% 28% 6%
59 165 363 285 59
6% 18% 39% 31% 6%
Totaal
3747 100%
2227
100%
1520
100%
931
100%
Laag Midden Hoog
544 2030 1088
15% 55% 30%
291 1217 695
13% 55% 32%
253 813 393
17% 56% 27%
158 520 222
18% 58% 25%
Totaal
3662 100%
2203
100%
1459
100%
900
100%
96% 0% 0% 4% 0%
1240 48 28 149 55
82% 3% 2% 10% 4%
792 21 11 80 27
85% 2% 1% 9% 3%
1520 100%
931
100%
43% 54% 65% 67% 60%
Opleidingsniveau* 62% 64% 56%
Etniciteit Autochtoon Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans
Totaal
3369 51 33 237 57
90% 1% 1% 6% 2%
3747 100%
2129 3 5 88 2
2227 100%
64% 44% 39% 54% 49%
*Personen van wie het opleidingsniveau onbekend is zijn buiten de percenteerbasis gelaten
Uit de tabel valt af te lezen dat er redelijk gelijkmatig over alle groepen is gerespondeerd, met uitzondering van jongeren (met name die onder de 25 jaar), allochtonen (met name Marokkanen) en, in mindere mate, hoogopgeleiden. In deze groepen respondeert men beneden gemiddeld. 2.5.2 Weging fase II In fase II gaat het zoals gezegd voornamelijk om het in kaart brengen van de omstandigheden van huiselijk geweld. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar diverse doelgroepen, zoals slachtoffers van verschillende geweldsvormen (zie de volgende paragraaf). Aangezien het om een selecte steekproef gaat (alleen mensen die met voorvallen te maken hebben gehad) en het expliciet niet de bedoeling is aan de hand van de steekproef allerlei parameters in de populatie als geheel te schetsen, zal er in de rapportage geen totaalcijfer worden vermeld en is afgezien van een weging13.
13
Zelfs indien weging wenselijk zou zijn, dan zou dit vanwege het ontbreken van populatiecijfers voor de doelgroep praktisch onuitvoerbaar zijn.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
40/164
2.6 Huiselijk geweld versus incidenten In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen slachtoffers van huiselijk geweld en respondenten die weleens een meer of minder vervelend incident in huiselijke kring hebben meegemaakt. We maken dit onderscheid op basis van de aard van de voorvallen én de 14 frequentie waarmee de voorvallen zich voordoen . Immers, een enkele keer bespot of beschimpt worden zal door weinigen als huiselijk geweld worden beschouwd; wanneer dit echter op zeer frequente en systematische wijze gebeurt, ontstaat een ander beeld en is het wel degelijk opportuun de situatie met de term “huiselijk geweld” te omschrijven.
Criterium 1: aard van de voorvallen in huiselijke kring Welke voorvallen kunnen op voorhand gerekend worden tot huiselijk geweld? Als hulpmiddel ter beantwoording van deze vraag is gekeken in hoeverre het slachtofferschap van het ene voorval samenhangt met het andere. We weten uit voorgaand onderzoek dat er in veel gevallen eerder sprake is van een heel complex aan voorvallen dat door de dader wordt gepleegd dan dat er sprake is van geïsoleerde gebeurtenissen. Ook weten we uit eerder onderzoek dat bepaalde typen voorvallen vaak samengaan. Middels een Principale Componentenanalyse (PCA) is onderzocht of we dergelijke “clusters” van voorvallen ook in dit onderzoek kunnen onderscheiden. Een PCA is een analysetechniek waarmee vastgesteld wordt of de oorspronkelijke variabelen kunnen worden samengevat door één of meerdere overkoepelende componenten. Op basis van de inhoud van de gegroepeerde variabelen wordt vervolgens door de onderzoeker bepaald hoe de overkoepelende component benoemd wordt.
14
Let op: in deze paragraaf gaan we in op fase I van het onderzoek.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
41/164
Mede op basis van deze analyse kunnen we de volgende vier groepen voorvallen (componenten) onderscheiden. Component 1: lichamelijk geweld (+”stalking”) • Slaan met voorwerp • Verstikken/wurgen/branden • Dreigen met mes of wapen • Verwonden met mes of wapen 15 • Voortdurend in de gaten houden/stalking Component 2: seksueel geweld • Verkrachting • Seks opdringen • Dwingen seksuele handelingen te verrichten • Ander seksueel geweld Component 3: controleren van het sociale leven van het slachtoffer door de dader • Verbieden uit te gaan • Verbieden te praten op feestjes • Geen afspraak mogen maken Component 4: agressieve gedragingen • Bespotten/kleineren • Spullen kapot maken/vernielen • Dreigen verbreken relatie partner • Ander psychisch geweld • Dreigen lichamelijk pijn te doen • Voorwerp gooien • Duwen/grijpen/aan haar trekken 16 • Slaan/schoppen/bijten/stompen • Ander lichamelijk geweld
15 16
Vanwege het ingrijpende karakter is dit item van groep 3 (controle) verplaatst naar groep 1 (lichamelijk geweld). De resultaten van de PCA geven aan dat deze specifieke voorvallen tot “agressieve gedragingen” (component 4) behoren.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
42/164
Component 1 en 2: intrinsieke voorvallen van huiselijk geweld De componenten 1 en 2 onderscheiden zich qua ernst van de voorvallen van de componenten 3 en 4. Component 1 omvat vormen van lichamelijk geweld, waarbij gebruik wordt gemaakt van voorwerpen of wapens, of waarbij gedreigd wordt die te gebruiken. Component 2 bestaat uit vier voorvallen in de seksuele sfeer. De ernst van de voorvallen die onder de eerste twee componenten vallen, is evident. Respondenten die met één of meer van deze voorvallen te maken hebben gehad worden daarom per definitie gerekend tot slachtoffers van huiselijk geweld. Component 3 en 4: impact afhankelijk van frequentie voorvallen Bij de voorvallen uit de componenten 3 en 4 kan minder duidelijk worden vastgesteld of er sprake is van huiselijk geweld. Zo is in het geval van slaan/schoppen/bijten/stompen, wanneer dat op systematische wijze plaatsvindt, duidelijk sprake van huiselijk geweld, maar is dat ook zo wanneer één keer een klap wordt uitgedeeld?
Criterium 2: frequentie voorvallen in huiselijke kring Voor de voorvallen die behoren bij de componenten 3 en 4 is het dus een stuk lastiger om te bepalen of er wel of geen sprake is van huiselijk geweld; een klassificering op basis van de aard van de voorvallen alleen volstaat niet. We zullen daarom ook rekening moeten houden met de frequentie waarmee deze voorvallen zich voordoen. Deze frequentie is vastgelegd voor alle voorvallen die zich in de afgelopen vijf jaar hebben voorgedaan, voor alle daders die de voorvallen hebben gepleegd. Bijvoorbeeld: als iemand twee keer te maken heeft gehad met het voorval “bespotten/kleineren”, waarbij het voorval de ene keer door dader X is gepleegd en de andere keer door dader Y, dan wordt aan de respondent gevraagd hoe vaak elk van de daders het voorval heeft gepleegd. Respondenten gebruikten daarbij de volgende antwoordcategorieën: • Eénmalig = 1x • Enkele malen = 3x • 1-3 keer per maand = 24x • 1-3 keer per week = 104x • (bijna) elke dag = 208x • Weet niet/wil niet zeggen = 1x
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
43/164
Om vast te stellen of er sprake is van huiselijk geweld, worden de antwoordcategorieën omgerekend naar een frequentie op jaarbasis. Een voorbeeld: veronderstel dat de respondent aangeeft één tot drie keer per maand slachtoffer te zijn van een bepaald voorval van huiselijk geweld. Omgerekend naar het aantal voorvallen dat deze respondent op jaarbasis zou meemaken, komen we op een aantal gebeurtenissen van tussen de 12 en 36 keer, ofwel 24 keer gemiddeld. Ingeval de respondent “weet niet” heeft ingevuld, is de jaarfrequentie op “1” gezet (immers, dat het voorval zich tenminste éénmalig heeft voorgedaan, is zeker) 17. Vervolgens zijn voor elke respondent per dader de jaarfrequenties (voor alle voorvallen die vallen onder component 3 en 4) bij elkaar opgeteld. Op basis van deze somfrequentie wordt vastgesteld of er sprake is van huiselijk geweld. Indien sprake is van meerdere daders, wordt uitgegaan van de dader met de hoogste somfrequentie. De grens waarboven we spreken van huiselijk geweld hebben we vervolgens op 9 gebeurtenissen gesteld. Met andere woorden: indien iemand gemiddeld op jaarbasis 10 gebeurtenissen of meer meemaakt, dan spreken we van huiselijk geweld, in de overige gevallen spreken we van incidenten. Deze grens is zodanig gekozen, dat incidenten niet worden opgevat als huiselijk geweld, terwijl tegelijkertijd de „lichtere‟ gevallen van huiselijk geweld niet ontkend worden 18. Op basis van bovenstaande indeling zijn drie groepen slachtoffers van huiselijk geweld te onderscheiden: een groep respondenten die te maken heeft gehad met lichamelijk geweld + stalking (component 1), een groep respondenten die te maken heeft gehad met seksueel geweld (component 2) en een groep respondenten die slachtoffer is geworden van overige vormen van geweld (component 3 en 4), met een jaarfrequentie van 10 gebeurtenissen of meer. Daarbij is het mogelijk dat respondenten zich in meerdere groepen bevinden: men kan immers zowel van lichamelijk, seksueel als overig geweld slachtoffer zijn geworden. De overlap tussen deze drie groepen staat in het volgende diagram:
17
18
In het geval de dader niet bekend is (weet niet/wil niet zeggen), is de frequentievraag niet gesteld. Ook in dergelijke gevallen wordt uitgegaan van een jaarfrequentie van 1. Als hulpmiddel bij de keuze voor een grens van 10 gebeurtenissen is een “breakdown” gemaakt. Dat houdt in dat we op respondentniveau het slachtofferschap van de afgelopen vijf jaar hebben afgezet tegen de somfrequentie waarmee de voorvallen door de belangrijkste dader op jaarbasis gepleegd zijn. Aan de hand van het “patroon” van het slachtofferschap en de somfrequentie hebben we de grens waarboven we spreken van huiselijk geweld getrokken bij 9 voorvallen (>= 10 gebeurtenissen = huiselijk geweld).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
44/164
Figuur 2.6
1.
Venndiagram overlap groepen slachtoffers
B
AB
2.
A ABC
BC
AC
C
3.
1
Lichamelijk geweld
2
Seksueel geweld
3
Overig geweld
A
Uitsluitend lichamelijk geweld
B
Uitsluitend seksueel geweld
C
Uitsluitend overig geweld
AB
Lichamelijk en seksueel geweld
AC
Lichamelijk en overig geweld
BC
Sekseel en overig geweld
ABC
Lichamelijk, seksueel en overig geweld
De figuur laat drie groepen slachtoffers zien die met huiselijk geweld te maken hebben gehad: 1. Lichamelijk geweld meegemaakt (component 1; n=325) 2. Seksueel geweld meegemaakt (component 2; n=165) 3. Overig geweld meegemaakt (componenten 3 en 4, indien sprake is van in totaal 10 of meer gebeurtenissen op jaarbasis; n=427) Ook is te zien dat de drie groepen slachtoffers een zekere mate van overlap kennen. Wanneer wordt gecorrigeerd voor deze overlap, dan resulteert dat in 648 respondenten die in de afgelopen vijf jaar slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld. Deze respondenten zijn als volgt in te delen. De letters komen overeen met die in de figuur. Tussen haakjes staan de absolute aantallen respondenten. A: B: C: AB: AC: BC: ABC:
Uitsluitend lichamelijk geweld (n=139) Uitsluitend seksueel geweld (n=72) Uitsluitend overig geweld (n=218) Lichamelijk en seksueel geweld (n=10) Lichamelijk en overig geweld (n=126) Seksueel geweld en overig geweld (n=33) Lichamelijk, seksueel en overig geweld (n=50)
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
45/164
Naast de respondenten die met één of meer vormen van huiselijk geweld te maken hebben gehad in de afgelopen vijf jaar, onderscheiden we de volgende groepen respondenten: Incidenten in huiselijke kring meegemaakt (componenten 3 en 4, indien sprake is van maximaal 9 gebeurtenissen op jaarbasis; n=928) Wel huiselijk geweld meegemaakt maar niet in de afgelopen vijf jaar (n=1768) Nooit huiselijk geweld meegemaakt (n=3083). We zijn echter primair geïnteresseerd in slachtofferschap van huiselijk geweld. In de rapportage richten we ons dan ook op de slachtoffers en staat het vergelijken van de drie slachtofferschapgroepen (lichamelijk, seksueel en overig geweld) centraal. Ook wanneer vergelijkingen gemaakt worden tussen mannen en vrouwen, diverse leeftijdsgroepen, mensen met verschillend opleidingsniveau en autochtonen en allochtonen, gaat het telkens om slachtoffers van huiselijk geweld volgens bovenstaande definitie. In de rapportage vergelijken we telkens de hoofdgroepen 1,2 en 3 uit figuur 2.4. Over alle deelgroepen afzonderlijk (A, B, C, AB, AC, etc.) rapporteren is vanwege de geringe aantallen respondenten in een aantal van deze groepen niet wenselijk. De hoofdgroepen tonen een zekere mate van overlap. Dit betekent dat een respondent, die in meerdere hoofdgroepen valt (bijvoorbeeld AB, deze heeft zowel met seksueel geweld als met andere vormen van lichamelijk geweld te maken gehad) meetelt voor het cijfer van zowel de ene als de andere groep. In de rapportage worden verschillen alleen beschreven als ze statistisch significant zijn (dus de kans dat ze door toeval veroorzaakt zijn, is kleiner dan 5%). Bij het doen van meerdere toetsen tegelijk (de zogeheten multiple comparisons, ofwel het gelijktijdig toetsen van meerdere hypothesen) bestaat de kans dat per toeval een significant verschil wordt gevonden, terwijl dat in werkelijkheid niet bestaat. Hiervoor is gecorrigeerd door middel van de Bonferroni correctie. Als de gegevens in een tabel staan, dan is met de kleur oranje aangegeven bij welke categorieën binnen één variabele (bijv. leeftijd) de percentages significant hoger liggen dan bij de andere categorieën. De kleur geeft echter niet aan ten opzichte van precies welke categorieën dat dan is; dat gebeurt in tekst bij de tabellen. Ook in het geval de resultaten grafisch zijn weergegeven in plaats van met een tabel, worden alleen statistisch significante verschillen beschreven. In hoofdstuk 3 en 4 worden de resultaten beschreven van het online gedeelte van het onderzoek, gebaseerd op de representatieve steekproef. Indien in deze hoofdstukken een statistisch significant verschil wordt beschreven, dan mag dat verschil met de nodige voorzichtigheid (we zeiden het al eerder, internetonderzoek kent nog altijd een aantal beperkingen) worden betrokken op de Nederlandse bevolking als geheel.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
46/164
De hoofdstukken 5 en verder hebben betrekking op de face-to-face interviews van de slachtoffers van huiselijk geweld (fase II). We herhalen nogmaals dat het doel van de interviews bestaat uit het geven van een kwalitatieve verdieping aan het online deel van het onderzoek. Er zijn alleen slachtoffers van huiselijk geweld geïnterviewd, de resultaten die in deze hoofdstukken worden beschreven mogen niet worden gegeneraliseerd naar de bevolking als geheel. Niettemin zal de lezer ook in de tabellen van fase II een significantietoetsing aantreffen. Niet met het doel om te kunnen generaliseren, maar om handvatten te bieden bij de interpretatie van de gegevens: welke verschillen beschrijven we wel en welke niet? Naast het bovenstaande geven we, waar van toepassing, een korte bloemlezing van open antwoorden die als “anders, namelijk” zijn nagecodeerd. Dat doen we alleen als deze categorie relatief groot is.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
47/164
DEEL I: Resultaten van het online onderzoek (fase I)
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
49/164
3.
Voorvallen in de huiselijke kring
Dit hoofdstuk gaat over voorvallen in de huiselijke kring. De resultaten in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit de online afgenomen vragenlijst (de – representatieve – eerste fase van het onderzoek)19. In paragraaf 3.1 beschrijven we welk deel van de bevolking te maken heeft gehad met één of meer van de 21 voorvallen die we in dit onderzoek onderscheiden. We bekijken daarbij ook met hoeveel verschillende voorvallen men is geconfronteerd. Het gaat er daarbij om of men daar ooit, op enig moment in het leven mee te maken heeft gehad. Daarbij laten we nog in het midden of er ook echt sprake is van huiselijk geweld, of dat we met een incident20 te maken hebben. De resultaten worden gepresenteerd zoals ingevuld door de respondenten 21. In paragraaf 3.2 beschrijven we voor alle 21 voorvallen afzonderlijk welk deel van de bevolking er mee te maken heeft gehad. 3.1 Aantal verschillende voorvallen in huiselijke kring (ooit) We bezien allereerst of mensen met een vervelend voorval in de huiselijke kring te maken hebben gehad en zo ja, met hoeveel verschillende voorvallen.
Figuur 3.1
Aantal voorvallen in huiselijke kring waarmee men ooit te maken heeft gehad 10 of meer 7% 5-9 12%
Geen 50%
2-4 18% Eén 13%
De helft van de ondervraagden heeft ooit met minimaal één voorval in de huiselijke kring te maken gehad. Een kleine meerderheid van hen geeft aan dat het om maximaal vier voorvallen ging; voor de overigen lag het aantal voorvallen hoger (5 maal of vaker).
19 20
21
De tweefasenstructuur van het onderzoek wordt uitgebreid beschreven in hoofdstuk 2. De politie hanteert de term “incident” doorgaans ook voor strafbare feiten. Wij doen dat nadrukkelijk niet; in dit rapport is een incident een relatief onbetekenende gebeurtenis, waarvan de ernst onvoldoende is om van huiselijk geweld te kunnen spreken. Het gaat dus om de gewogen resultaten, ongecorrigeerd voor eventuele incidenten.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
51/164
Als we alleen naar de afgelopen vijf jaar kijken, dan heeft 23 procent van de respondenten in die periode te maken gehad met één of meerdere voorvallen. Daarvan is elf procent met één voorval geconfronteerd, acht procent met 2-4 voorvallen en vier procent met 5 voorvallen of meer.
Tabel 3.1
Aantal voorvallen in huiselijke kring waarmee men ooit te maken heeft gehad 22 Ooit
Vrouw
Autochtoon
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Leeftijd
Man
Etniciteit
Totaal
Sekse
Geen voorval meegemaakt Wel voorval(len) meegemaakt
50% 50%
52% 48%
47% 53%
51% 49%
30% 70%
39% 62%
36% 64%
42% 58%
32% 68%
45% 56%
47% 53%
59% 41%
Percenteerbasis (n)
6427
3118
3309
5161
202
166
603
295
727
1179
1985
2536
Eén voorval meegemaakt 2-4 voorvallen meegemaakt 5-9 voorvallen meegemaakt 10 of meer voorvallen meegemaakt
25% 37% 25% 14%
29% 39% 23% 9%
22% 34% 26% 18%
25% 37% 25% 13%
20% 36% 18% 27%
20% 37% 28% 16%
20% 33% 32% 15%
19% 36% 31% 14%
23% 38% 30% 8%
22% 39% 25% 15%
25% 34% 23% 17%
28% 37% 23% 13%
Percenteerbasis (n)
3344
1501
1843
2515
147
106
404
172
514
697
1085
1048
Er hebben procentueel gezien meer vrouwen met één of meer voorvallen te maken gehad dan mannen. En dat niet alleen, vrouwen zijn ook met meer verschillende voorvallen geconfronteerd dan mannen. Allochtonen worden vaker met een voorval geconfronteerd dan autochtonen. Dat geldt met name voor mensen van Turkse of Surinaamse afkomst. Ook is bij respondenten met een Turkse achtergrond, vergeleken met autochtonen, een relatief grote groep met 10 of meer voorvallen geconfronteerd.
22
In de tabellen is met de kleur oranje aangegeven bij welke categorieën binnen één variabele (bijv. leeftijd) de percentages significant hoger liggen dan bij de andere categorieën. De kleur geeft echter niet aan ten opzichte van precies welke categorieën dat dan is; dat gebeurt in tekst bij de tabellen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
52/164
Wat we zien bij leeftijd is even opvallend als contra-intuïtief: naarmate men ouder wordt, geeft men vaker aan geen voorval te hebben meegemaakt. Dat is vreemd, want je zou verwachten dat juist ouderen, vanwege het simpele feit dat zij een langer leven achter de rug hebben, een grotere kans lopen om ooit met één of meer voorvallen te maken te hebben gehad. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat ouderen minder geneigd zijn om over persoonlijke zaken te spreken dan jongeren. Ook is het mogelijk dat ouderen een ander beeld bij de voorvallen in de huiselijke sfeer hebben dan jongeren, bijvoorbeeld door veranderde maatschappelijke opvattingen over huiselijk geweld. Of wellicht is het gebeurde dermate lang geleden, dat men het is vergeten. 3.2 Beschrijving afzonderlijke voorvallen (ooit) We hebben beschreven of en met hoeveel verschillende voorvallen mensen op enig moment in het leven te maken hebben gehad. Hieronder geven we weer welke voorvallen dat zijn. We doen dat voor alle 21 in dit onderzoek onderscheiden voorvallen.
Tabel 3.2
Voorvallen in de huiselijke kring (ooit meegemaakt) Ooit
Vrouw
Autochtoon
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Percenteerbasis (n)
Leeftijd
Man
Voorvallen in de lichamelijke sfeer + stalking Slaan met voorwerp Verstikken/wurgen/branden Dreigen met mes of wapen Verwonden met mes of wapen Voortdurend in de gaten houden/volgen Voorvallen in de seksuele sfeer Verkrachting Seks opdringen Dwingen seksuele handelingen te verrichten Ander seksueel geweld Overige voorvallen Bespotten/kleineren Verbieden uit te gaan Verbieden te praten op feestjes Geen afspraak mogen maken Spullen kapotmaken/vernielen Dreigen verbreken relatie (partner) Ander psychisch geweld Dreigen lichamelijk pijn te doen Voorwerp gooien Duwen/grijpen/aan haar trekken Slaan/schoppen/bijten/stompen Ander lichamelijk geweld
Etniciteit
Totaal
Sekse
7% 3% 6% 2% 9%
7% 2% 7% 2% 6%
7% 5% 6% 2% 12%
7% 3% 6% 2% 9%
17% 6% 13% 6% 21%
15% 9% 10% 5% 14%
12% 6% 11% 3% 13%
13% 6% 8% 4% 12%
10% 4% 6% 2% 8%
8% 3% 7% 2% 11%
7% 4% 8% 2% 11%
6% 2% 5% 1% 7%
4% 10% 5% 7%
1% 3% 1% 2%
7% 17% 9% 11%
4% 10% 5% 7%
4% 7% 2% 5%
3% 7% 3% 6%
5% 15% 5% 8%
3% 11% 4% 8%
4% 8% 3% 4%
4% 10% 4% 7%
5% 12% 6% 9%
4% 10% 5% 5%
22% 15% 4% 10% 21% 20% 16% 18% 18% 13% 17% 12%
18% 12% 3% 7% 21% 19% 11% 17% 17% 8% 17% 11%
25% 17% 5% 12% 20% 20% 22% 19% 18% 18% 17% 13%
21% 14% 4% 9% 20% 19% 16% 17% 17% 13% 17% 12%
37% 34% 12% 21% 32% 31% 23% 32% 23% 22% 30% 20%
29% 24% 6% 21% 24% 17% 20% 25% 24% 17% 24% 18%
28% 21% 7% 15% 27% 27% 22% 26% 24% 19% 24% 19%
23% 16% 5% 12% 28% 26% 21% 21% 21% 15% 20% 16%
30% 32% 5% 15% 26% 21% 14% 24% 24% 18% 29% 14%
25% 18% 5% 11% 22% 23% 18% 21% 19% 14% 20% 14%
24% 14% 5% 10% 24% 24% 19% 20% 19% 15% 18% 14%
16% 8% 4% 7% 16% 15% 14% 13% 14% 9% 11% 10%
202
166
603
295
727
6427
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
3118
3309
5161
53/164
1179
1985
2536
Voorvallen in de lichamelijke sfeer + stalking Van de voorvallen waarbij de lichamelijke integriteit in het geding is, komen stalking (9%), slaan met een voorwerp en dreigen met een mes of wapen het vaakst voor (6%-7%). Met poging tot verstikking/branden en verwonding met een mes of wapen krijgt twee tot drie procent van de respondenten te maken. Vrouwen krijgen vaker met “stalking” en “verstikken/wurgen/branden” te maken. Respondenten met een Turkse achtergrond worden vaker met alle voorvallen geconfronteerd dan autochtonen, behalve met “verstikken/wurgen/branden”. Degenen met een Marokkaanse achtergrond krijgen wel vaker dan autochtone slachtoffers met het laatstgenoemde voorval te maken, evenals met “slaan met een voorwerp”.
Voorvallen in de seksuele sfeer Bij één op de tien ondervraagden is weleens geprobeerd seks op te dringen; dit is het meest voorkomende voorval in de seksuele sfeer. Vijf procent van de respondenten is ooit gedwongen seksuele handelingen te verrichten en vier procent werd slachtoffer van verkrachting. Zeven procent van de respondenten is geconfronteerd met een andere vorm van seksueel geweld. Vrouwen krijgen beduidend vaker dan mannen te maken met voorvallen in de seksuele sfeer. Tussen autochtonen en allochtonen bestaan geen significante verschillen. Dat is wel het geval tussen degenen die nu 35-49 jaar zijn en jongeren. Dat wekt geen verbazing. Naarmate men ouder wordt, is de kans dat men meer heeft meegemaakt eenvoudigweg groter. Wat wel opvalt, is dat we bij de groep 50-plussers lagere percentages zien dan bij de 35-49 jarigen. Ook hier is mogelijk sprake van onderrapportage of leeftijdsspecifieke opvattingen over huiselijk geweld.
Overige voorvallen Bespotten/kleineren, spullen kapotmaken/vernielen en, ingeval men een partner heeft, het dreigen met het verbreken van de relatie, zijn de meest voorkomende “overige” voorvallen (20%-22%). Ook het dreigen met lichamelijk pijn doen en het gooien van een voorwerp worden elk door bijna een vijfde van de respondenten genoemd.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
54/164
Mannen krijgen bijna net zo vaak met “overige voorvallen” te maken als vrouwen. Alhoewel vrouwen significant vaker te maken krijgen met de meeste voorvallen (uitgezonderd spullen kapotmaken/vernielen, dreigen de relatie te verbreken, het gooien met een voorwerp en slaan/ schoppen/bijten/stompen), zijn de verschillen tussen de seksen kleiner dan bij lichamelijk en seksueel geweld. Als we kijken naar etnische achtergrond, dan zien we dat met name mensen van Turkse afkomst vaker met de genoemde voorvallen te maken hebben gehad dan autochtonen. “Verbieden uit te gaan” en “geen afspraak mogen maken” komen daarnaast ook vaker voor bij respondenten met een Marokkaanse achtergrond dan bij autochtonen. Als we leeftijd beschouwen, tenslotte, dan zien we voornamelijk verschillen tussen 50-plussers en de overige leeftijdsgroepen: 50-plussers geven – we zagen het eerder ook al – minder vaak aan met de voorvallen te maken te hebben gehad dan respondenten jonger dan 50 jaar. 3.3 Daderschap voorvallen (ooit) Er is aan de respondenten niet alleen gevraagd of men weleens met één of meerdere van de 21 voorvallen te maken heeft gehad in de hoedanigheid van slachtoffer, ook is gevraagd of men zelf weleens iets heeft gedaan bij een ander in de huiselijke kring 23. In onderstaande figuur geven we weer welk deel van de respondenten uitsluitend met een voorval te maken heeft gehad
Figuur 3.3
“Slachtofferschap” en “daderschap” van voorvallen in huiselijke kring (ooit) Zowel slachtoffer als dader (n=1898); 28%
Slachtoffer noch dader (n=2745); 45%
Alleen slachtoffer (n=1446); 22%
Alleen dader (n=338); 5%
23
Alhoewel we in deze paragraaf nog geen onderscheid maken tussen incidenten en huiselijk geweld, spreken we gemakshalve toch van slachtoffers en daders, in het besef dat dit wellicht in voorkomende gevallen te zware bewoordingen zijn.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
55/164
De figuur toont dat een kleine meerderheid van degenen die met een voorval in de huiselijke kring te maken hebben gehad, zelf ook weleens iets heeft gedaan bij een ander. Een bijna even grote groep heeft alleen één of meer voorvallen meegemaakt, maar heeft zelf niets bij een ander gedaan. Een kleine groep (5%) heeft alleen iets gedaan bij een ander in de huiselijke kring, maar is zelf niet met een voorval geconfronteerd. Bijna de helft van de respondenten (45%) heeft nooit een vervelend voorval in de huiselijke kring meegemaakt noch een ander ermee geconfronteerd. 3.4 Samenvatting De helft van de bevolking heeft op enig moment in het leven een vervelend voorval in de huiselijke kring meegemaakt. Als we alleen kijken naar de vijf jaar voorafgaand aan het onderzoek, dan zien we dat 23 procent van de bevolking met één of meer voorvallen te maken heeft gehad. In het algemeen geldt dat vrouwen vaker op enig moment in het leven met voorvallen te maken krijgen dan mannen, en dat dat vooral geldt voor voorvallen in de seksuele sfeer. Bij de voorvallen in de categorie “overig” valt op dat mannen daar bijna net zo vaak mee te maken krijgen als vrouwen. Als we naar etnische achtergrond kijken, dan blijken vooral mensen van Turkse afkomst vaker met de voorvallen te worden geconfronteerd, vergeleken met autochtonen. Daarnaast zien we dat 50-plussers minder vaak aangeven ooit een voorval te hebben meegemaakt dan jongere respondenten. Mogelijk gaat het hier om een vorm van onderrapportage, gezien de leeftijd zouden we namelijk eerder het omgekeerde verwachten. Als we kijken naar het aantal voorvallen dat men heeft meegemaakt, dan ontstaat een beeld dat in grote lijnen overeenkomt met het eerder genoemde: vrouwen krijgen met meer voorvallen te maken dan mannen en hetzelfde geldt voor mensen van Turkse afkomst. Ouderen geven minder vaak aan een voorval meegemaakt te hebben. Van degenen die weleens een voorval in de huiselijke kring hebben meegemaakt, heeft een kleine meerderheid zelf ook weleens iets gedaan bij een ander in de huiselijke kring.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
56/164
4.
Huiselijk geweld
In dit hoofdstuk richten we de aandacht op huiselijk geweld. Incidenten worden achterwege gelaten. De focus ligt op het huiselijk geweld dat zich in de afgelopen vijf jaar heeft afgespeeld. Hoe we huiselijk geweld hebben onderscheiden van incidenten wordt uitgebreid beschreven in hoofdstuk 2 (paragraaf 2.6). In paragraaf 4.1 bekijken we welk deel van de bevolking in de afgelopen vijf jaar met huiselijk geweld te maken heeft gehad. Ook bezien we met hoeveel verschillende voorvallen men is geconfronteerd. In paragraaf 4.2 richten we de pijlen op de 21 afzonderlijke voorvallen en bekijken we per voorval welk percentage van de bevolking er slachtoffer van is geworden. In paragraaf 4.3 geven we een beschrijving van de slachtoffers van huiselijk geweld; in paragraaf 4.4 staat het profiel van de dader centraal. Paragraaf 4.5 geeft tenslotte inzicht in de motieven van de dader voor het plegen van huiselijk geweld. 4.1 Huiselijk geweld - aantal verschillende voorvallen (afgelopen vijf jaar) Wanneer we de incidenten buiten beschouwing laten en alleen kijken naar huiselijk geweld, dan zien we dat negen procent van de respondenten daar in de afgelopen vijf jaar mee te maken heeft gehad. Bij twee procent gaat het om één voorval, vier procent heeft tussen de twee en vier verschillende voorvallen meegemaakt, bij twee procent is sprake van vijf tot negen voorvallen. Eén procent van de ondervraagden tenslotte, is met meer dan tien voorvallen geconfronteerd.
Figuur 4.1
Huiselijk geweld, aantal voorvallen waarmee men in de afgelopen vijf jaar te maken heeft gehad 2% 1% 2% 4%
Geen huiselijk geweld meegemaakt Eén voorval meegemaakt 2-4 voorvallen meegemaakt
5-9 voorvallen meegemaakt 91%
10 of meer voorvallen meegemaakt
We zien dat de overgrote meerderheid van degenen die in de afgelopen vijf jaar slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld, te maken heeft gekregen met meerdere voorvallen. De vraag is in hoeverre dat voor iedereen geldt. We maken daarom hierna een uitsplitsing naar type huiselijk geweld en sekse, etniciteit en leeftijd
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
57/164
Tabel 4.1
Aantal verschillende voorvallen van huiselijk geweld waarmee men in de afgelopen 5 jaar te maken heeft gehad afgelopen 5 jaar
Percenteerbasis (n) Eén voorval meegemaakt 2-4 voorvallen meegemaakt 5-9 voorvallen meegemaakt 10 of meer voorvallen meegemaakt
Percenteerbasis (n)
Vrouw
Autochtoon
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Wel huiselijk geweld meegemaakt
Leeftijd
Man
Geen huiselijk geweld meegemaakt
Etniciteit
Totaal
Sekse
91% 9%
93% 8%
89% 11%
91% 9%
79% 21%
82% 18%
84% 16%
89% 11%
82% 18%
87% 14%
89% 11%
96% 4%
6427 3118 3309 5161
202
166
603
295
727 1179 1985 2536
18% 42% 28% 12%
16% 39% 33% 12%
19% 43% 25% 13%
18% 42% 27% 12%
16% 27% 42% 15%
20% 36% 36% 9%
16% 40% 30% 14%
10% 62% 21% 7%
16% 41% 36% 8%
16% 43% 28% 14%
20% 37% 28% 16%
21% 50% 19% 10%
648
226
422
421
45
33
112
37
146
184
212
106
Vrouwen worden vaker slachtoffer van huiselijk geweld dan mannen. Het aantal voorvallen waarmee slachtoffers in de afgelopen vijf jaar zijn geconfronteerd ligt voor mannen en vrouwen op eenzelfde niveau, met alleen een iets hoger percentage mannen dat met 5-9 voorvallen te maken krijgt. Als we kijken naar etniciteit, dan zien we dat autochtonen gemiddeld minder vaak slachtoffer worden van huiselijk geweld dan allochtonen, met uitzondering van Antillianen. 4.2 Beschrijving afzonderlijke voorvallen (afgelopen vijf jaar) We zien ook in de tabel dat jongeren tot en met 24 jaar vaker met huiselijk geweld zijn geconfronteerd vijf jaar voorafgaand aan het onderzoek. Ook hier zien we bij deze groep dat een groter deel daarbij met 5-9 voorvallen te maken heeft gehad dan respondenten van 25 jaar en ouder.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
58/164
Tabel 4.2
Aard van de voorvallen van huiselijk geweld in de afgelopen vijf jaar Afgelopen vijf jaar
Vrouw
Autochtoon
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Percenteerbasis (n)
Leeftijd
Man
Lichamelijk geweld (+ stalking) Slaan met voorwerp Verstikken/wurgen/branden Dreigen met mes of wapen Verwonden met mes of wapen Voortdurend in de gaten houden/volgen Seksueel geweld Verkrachting Seks opdringen Dwingen seksuele handelingen te verrichten Ander seksueel geweld Overig geweld Bespotten/kleineren Verbieden uit te gaan Verbieden te praten op feestjes Geen afspraak mogen maken Spullen kapotmaken/vernielen Dreigen verbreken relatie (partner) Ander psychisch geweld Dreigen lichamelijk pijn te doen Voorwerp gooien Duwen/grijpen/aan haar trekken Slaan/schoppen/bijten/stompen Ander lichamelijk geweld
Etniciteit
Totaal
Sekse
1% 1% 1% 0% 3%
1% 0% 2% 0% 2%
1% 1% 1% 0% 3%
1% 1% 1% 0% 3%
4% 1% 4% 2% 9%
2% 2% 3% 1% 4%
3% 2% 3% 1% 5%
2% 1% 2% 1% 4%
3% 1% 3% 1% 3%
2% 1% 2% 0% 4%
1% 1% 2% 0% 4%
0% 0% 0% 0% 1%
1% 2% 1% 1%
0% 1% 1% 0%
1% 3% 2% 1%
1% 2% 1% 1%
1% 2% 2% 1%
1% 2% 1% 0%
1% 3% 1% 1%
0% 2% 1% 0%
1% 4% 2% 1%
1% 3% 2% 1%
1% 2% 1% 1%
0% 1% 0% 0%
5% 2% 1% 2% 4% 4% 4% 3% 3% 2% 3% 2%
4% 2% 1% 2% 3% 3% 3% 3% 3% 1% 3% 1%
6% 2% 1% 2% 4% 4% 5% 4% 3% 3% 3% 2%
5% 2% 1% 2% 3% 3% 4% 3% 3% 2% 2% 1%
9% 8% 3% 5% 7% 8% 8% 10% 8% 5% 8% 5%
10% 8% 2% 5% 5% 6% 6% 8% 6% 5% 7% 3%
7% 4% 2% 4% 5% 7% 7% 7% 4% 6% 6% 4%
4% 1% 0% 2% 3% 3% 5% 4% 4% 2% 2% 3%
9% 6% 1% 5% 6% 8% 5% 7% 6% 4% 6% 2%
8% 3% 1% 3% 5% 5% 6% 5% 4% 3% 4% 2%
6% 2% 1% 2% 5% 5% 6% 4% 3% 3% 3% 3%
2% 0% 0% 1% 1% 1% 2% 1% 1% 1% 1% 1%
6427
3118
3309
5161
202
166
603
295
727
1179
1985
2536
Lichamelijk geweld Het slachtofferschap van “slaan met voorwerp”, “verstikken/wurgen/branden” en “dreigen met mes of wapen” is bij circa één procent van de bevolking voorgekomen in de afgelopen vijf jaar. Stalking komt wat vaker voor, bij ongeveer drie procent. “Stalking” en “verstikken/wurgen/branden” komen vaker voor bij vrouwen, mannen worden vaker bedreigd met mes of wapen. Vergeleken met autochtonen komen de voorvallen “slaan met voorwerp”, “dreigen met mes of wapen” en stalking wat vaker voor bij mensen met een Turkse achtergrond. Ouderen geven nauwelijks aan slachtoffer te zijn geworden van lichamelijk geweld in de vijf jaar voorafgaand aan het onderzoek.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
59/164
Seksueel geweld Van alle voorvallen in de seksuele sfeer is één tot twee procent van de respondenten in de afgelopen vijf jaar slachtoffer geworden. Ook als we de blik beperken tot de vijf jaar voorafgaand aan het onderzoek zien we een vergelijkbaar beeld als bij “ooit”: vrouwen worden bij alle vormen van huiselijk geweld vaker slachtoffer. Tussen autochtonen en allochtonen zien we geen verschillen in slachtofferschap, ook niet tussen de diverse etnische groepen onderling. Respondenten onder de 50 jaar oud geven vaker aan met seksueel geweld te maken te hebben gehad dan 50-plussers.
Overig geweld Van de overige vormen van geweld komen bespotten en kleineren (5%), spullen kapot maken/vernielen, dreigen met het verbreken van de relatie en ander psychisch geweld het vaakst voor (4%). Vrouwen worden vaker dan mannen bespot of gekleineerd, bedreigd met het verbreken van de relatie of krijgen vaker te maken met een andere vorm van psychisch geweld. Ook worden van vrouwen vaker spullen kapot gemaakt of worden zij geduwd/gegrepen en aan het haar getrokken. Respondenten van Turkse afkomst krijgen vaker dan autochtonen te maken met een uitgaansverbod, worden vaker bedreigd met lichamelijke pijn, krijgen vaker een voorwerp naar zich gegooid en worden vaker geschopt, gelagen of gebeten. Respondenten met een Marokkaanse achtergrond wordt het vaker verboden uit te gaan. Dreigen met lichamelijk pijn doen, duwen/grijpen/aan het haar trekken komt vaker voor bij respondenten van Surinaamse afkomst. Kijkend naar leeftijd, dan zien we ook bij “overig geweld” dat 50-plussers minder vaak aangeven hier in de afgelopen vijf jaar mee te maken te hebben gehad.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
60/164
4.3 Type slachtofferschap en profiel van de slachtoffers In de vorige paragraaf is het slachtofferschap van huiselijk geweld beschouwd vanuit het perspectief van de voorvallen. In deze paragraaf ligt de focus op de drie slachtoffergroepen, die in paragraaf 2.6 staan omschreven. We geven daarbij voor elke groep een profiel, waarbij de volgende vragen aan bod komen: zijn er evenveel mannen als vrouwen slachtoffer geworden van lichamelijk, seksueel en overig geweld? Zijn er verschillen tussen de groepen ten aanzien van leeftijd, opleidingsniveau en etnische achtergrond? En in hoeverre verschillen slachtoffers van huiselijk geweld op deze punten van de Nederlandse bevolking als geheel? Een respondent kan in meerdere slachtofferschapsgroepen vallen. De groepen overlappen voor een deel. Hieronder staat per groep op welke (ongewogen) aantallen respondenten de grafieken zijn gebaseerd: 1. Slachtoffers van lichamelijk geweld (inclusief stalking), percenteerbasis (n)=325 2. Slachtoffers van seksueel geweld, percenteerbasis (n)=165 3. Slachtoffers van overig geweld, percenteerbasis (n)=427 De percenteerbasis (n) van de drie groepen tezamen (totaal huiselijk geweld) = 648. We benadrukken nogmaals dat het uitsluitend gaat om slachtoffers van huiselijk geweld in de afgelopen vijf jaar. Mensen die alleen met incidenten te maken hebben gehad worden wederom buiten beschouwing gelaten. 4.3.1 Sekse In figuur 4.3.1 staat per slachtoffergroep de verdeling tussen mannen en vrouwen aangegeven.
Figuur 4.3.1
Percentage mannen en vrouwen per slachtoffergroep (percenteerbasis (n)=648) Nederland 18+
Totaal huiselijk geweld
50%
50%
40%
60%
Man
Lichamelijk geweld + stalking
50%
Seksueel geweld
21%
Overig geweld
80%
36%
0%
Vrouw
50%
64%
50%
100%
Vrouwen zijn duidelijk vaker slachtoffer van seksueel geweld dan mannen (80% van de slachtoffers van seksueel geweld is vrouw). Dit geldt ook voor overig geweld (64% is vrouw), maar niet voor lichamelijk geweld. Daar is de verhouding man/vrouw 50/50.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
61/164
Als we kijken naar de totale groep slachtoffers en die vergelijken met de Nederlandse bevolking als geheel, dan zien we dat de sekseverhouding op 40 procent mannen en 60 procent vrouwen ligt (tegen 50%/50% voor Nederland als geheel). Dit is in lijn met wat we reeds zagen in de vorige paragraaf. 4.3.2 Leeftijd In figuur 4.3.2 is de leeftijdsverdeling per slachtoffergroep weergegeven. Het gaat om de leeftijd van de respondent op het moment van ondervraging.
Figuur 4.3.2
Leeftijdsverdeling per slachtoffergroep (percenteerbasis (n) = 648) Nederland 18+
14% 16%
Totaal huiselijk geweld
27%
29% 23%
24%
18%
34%
14%
3%
t/m 24 jaar 25-34 jaar
35-49 jaar
Lichamelijk geweld + stalking
24%
Seksueel geweld
29%
Overig geweld
21%
0%
24%
34%
24% 23%
15%
34% 39%
50%
3%
12% 2% 14%
50-64 jaar 65 plus
3%
100%
De drie slachtoffergroepen kennen ongeveer dezelfde leeftijdsverdeling. Wel zien we een iets groter aandeel jongeren tot en met 24 jaar bij de slachtoffers van seksueel geweld. Het gaat echter niet om een statistisch significant verschil. Als we de totale groep slachtoffers vergelijken met de Nederlandse bevolking als geheel, dan zien we dat ouderen in de afgelopen vijf jaar slechts in geringe mate aangeven slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Dat zagen we reeds eerder in paragraaf 3.2 en zien we ook hier terug. Met name 50-64 jarigen en 65-plussers worden minder vaak slachtoffer van huiselijk geweld. We willen hierbij aantekenen dat dit mogelijk voor een deel komt door onderrapportage of doordat mensen boven de 50 jaar andere opvattingen over huiselijk geweld hebben dan jongeren. Als we kijken naar de vraag of men “ooit” met een voorval te maken heeft gehad, dan zien we namelijk ook dat ouderen aangeven daar minder vaak mee te maken te hebben gehad. Dat is merkwaardig als we bedenken dat, als men ouder is, alleen al op grond van de leeftijd de kans groter is dat men op enig moment met een voorval is geconfronteerd.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
62/164
4.3.3
Opleidingsniveau24
Figuur 4.3.3
Opleidingsniveau per slachtoffergroep (percenteerbasis (n) = 648) Nederland 18+
Totaal huiselijk geweld
19%
15%
44%
37%
48%
37%
Laag/onbekend Middelbaar Lichamelijk geweld + stalking
14%
49%
Seksueel geweld
16%
42%
Overig geweld
16%
0%
38% 42%
49%
20%
40%
Hoog
35%
60%
80%
100%
Figuur 4.3.3 toont het gemiddelde opleidingsniveau binnen de drie groepen slachtoffers. We zien geen opvallende verschillen tussen de groepen. Het aandeel hoogopgeleiden lijkt wat groter in de groep slachtoffers van seksueel geweld, het verschil is echter niet statistisch significant. Als we de totale groep slachtoffers vergelijken met Nederland als geheel, dan zien we dat bij de slachtoffers het aandeel lager opgeleiden iets lager is en het aandeel middelbaar opgeleiden iets hoger. Het gaat echter om een relatief gering verschil. We kunnen concluderen dat het opleidingsniveau geen wezenlijke samenhang vertoont met huiselijk geweld.
24
We hebben het opleidingsniveau in drie klassen ingedeeld: laag (basisschool, VMBO-1), middelbaar (MAVO/VMBO2, HAVO, VWO, MBO) en hoger (HBO, WO).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
63/164
4.3.4
Etniciteit
Figuur 4.3.4
Etniciteit per slachtoffergroep (percenteerbasis (n) = 648)
Nederland 18+
2%2%2% 1%
94%
Totaal huiselijk geweld
4%
89%
Lichamelijk geweld + stalking
6%
87%
Seksueel geweld
92%
Overig geweld
89%
3%
3%
3%
1%
4%
1%
3% 2% 3% 4%
+
0% 20% 40% 60% 80% 100%
85%
4%
1%
3%
Autochtoon Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans
1%
100%
Figuur 4.3.4 bestaat uit twee delen. De linker grafiek toont de cijfers voor autochtonen en allochtonen tezamen in de werkelijke verhoudingen. In de rechter grafiek wordt om de verschillen duidelijker weer te geven “ingezoomd” op de allochtone groepen. Er zijn over het algemeen weinig verschillen te zien tussen de drie slachtofferschapsgroepen. Het aandeel allochtonen is wat lager bij slachtoffers van seksueel geweld dan bij de overige slachtofferschapsgroepen. Het aandeel mensen van Turkse afkomst is daarentegen weer wat hoger bij “lichamelijk geweld/stalking”. In geen van de gevallen gaat het om statistisch significante verschillen. Als we de slachtoffers vergelijken met Nederland als geheel, dan zien we dat allochtonen vaker slachtoffer worden dan autochtonen. Dit zagen we eerder ook in paragraaf 3.2, zij het vanuit een andere invalshoek. 4.4
Daders van huiselijk geweld
4.4.1 Daders huiselijk geweld per type slachtofferschap Voor alle vormen van huiselijk geweld waar de respondent in de afgelopen vijf jaar mee te maken heeft gehad is gevraagd wie de dader is. Het kan daarbij gaan om één dader of om meer dan één. En er kan sprake zijn van meerdere daders op één moment (bij één voorval) of om verschillende daders op verschillende momenten (bij hetzelfde of verschillende voorvallen).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
64/164
Bij de meeste voorvallen worden dezelfde typen daders genoemd. We volstaan daarom met het tonen van het totaal voor alle voorvallen, uitgesplitst naar slachtoffers van lichamelijk geweld, seksueel geweld en overig geweld25.
Tabel 4.4.1
Relatie dader met slachtoffer op het moment dat de voorvallen plaatsvonden, naar slachtoffergroep
Seksueel geweld
Overig geweld
Totaal huiselijk geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Totaal huiselijk geweld
Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Mijn kind(eren) Mijn stiefkind(eren) Stiefvader Stiefmoeder Stiefbroer Stiefzus Oom Tante Opa Oma Ander familielid Huisgenoot (géén familie) Huisvriend(in) Andere persoon in de huiselijke kring Weet niet/wil niet zeggen
Ongewogen aantallen*
Lichamelijk geweld + stalking
Gewogen percentages
32% 50% 16% 16% 12% 9% 7% 3% 2% 1% 2% 1% 4% 3% 3% 2% 14% 9% 6% 20% 30%
35% 57% 15% 19% 11% 7% 6% 4% 4% 2% 2% 3% 4% 4% 3% 3% 8% 8% 13% 21% 27%
40% 53% 22% 21% 16% 9% 6% 2% 3% 2% 1% 1% 4% 3% 1% 1% 12% 7% 7% 16% 11%
34% 46% 19% 19% 13% 9% 6% 2% 2% 1% 1% 1% 3% 2% 2% 1% 11% 8% 7% 18% 23%
102 155 51 50 37 27 25 7 5 3 5 3 12 11 6 7 44 24 21 57 97
61 88 22 30 17 13 9 5 6 3 2 4 8 5 4 4 13 14 21 30 44
174 224 85 89 57 37 28 9 10 5 3 3 18 12 5 6 54 21 26 64 50
227 287 107 113 74 50 40 10 13 5 5 4 21 14 8 9 74 40 43 106 148
Percenteerbasis (n)
325
165
427
648
In de tabel staat het aantal keer dat een type dader is genoemd, uitgedrukt als percentage van het totale aantal slachtoffers in de verschillende slachtofferschapsgroepen. Bij 46 procent van alle slachtoffers was dus in de afgelopen vijf jaar, bij tenminste één van de voorvallen de expartner betrokken26.
25
26
De ongewogen aantallen die in de kolommen rechts in de tabel zijn weergegeven tellen niet op tot de percenteerbasis, omdat men van meerdere daders slachtoffer kan worden. De aantallen in de tabel zijn ongewogen, de percentages gewogen. Het totaalpercentage bij de “ex-partner” is lager dan de afzonderlijke percentages van de slachtofferschapsgroepen. Dat lijkt op het eerste oog vreemd, maar wordt veroorzaakt doordat de drie slachtofferschapgroepen overlappen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
65/164
De ex-partner wordt verreweg het vaakst genoemd als dader van huiselijk geweld (door ongeveer de helft van de respondenten). Voor de goede orde: er is aan de respondenten gevraagd naar de aard van de relatie op het moment dat het voorval zich voltrok. Van een ex-partner als dader spreken we dus alleen als hij/zij op het moment waarop het voorval zich voltrok expartner was. Althans: we gaan dan uit van het antwoord van de respondenten. Op basis van andere antwoorden is er reden te veronderstellen dat een deel van de respondenten de aard van de huidige relatie heeft vermeld en niet de toenmalige relatie. Zo weten we bijvoorbeeld dat 75 procent van de slachtoffers met de dader in hetzelfde huis woonde en dat 85 procent naar aanleiding van de gebeurtenissen gescheiden is. Waar een belangrijk deel van de respondenten spreekt over de ex-partner als toenmalige dader, was dat feitelijk de partner. De partner van het slachtoffer wordt door ongeveer een derde van de respondenten als dader aangemerkt. Eén op de vijf noemt (één van) de ouders (vader: 19% en moeder: 19%). Andere personen in de huiselijke kring worden door achttien procent van de ondervraagden als dader genoemd, één op de acht noemt een broer als „dader‟ (13%). Opvallend is dat de identiteit van de dader door maar liefst 23 procent van de respondenten niet nader wordt gespecificeerd, vooral waar het gaat om lichamelijk en seksueel geweld. Tussen de drie groepen zien we weinig verschillen: alleen bij slachtoffers van “overig geweld” is iets vaker de huidige partner, de vader of de moeder betrokken. Huisvrienden worden naar verhouding vaak als dader genoemd door slachtoffers van seksueel geweld. 4.4.2
Daders huiselijk geweld, naar type slachtofferschap, sekse, etniciteit en leeftijd van het slachtoffer In de volgende tabellen hebben we voor de slachtoffers van lichamelijk geweld/stalking, seksueel geweld en overig geweld afzonderlijk een nadere uitsplitsing gemaakt. We kijken daarbij naar eventuele verschillen tussen mannen en vrouwen, autochtonen en allochtonen en slachtoffers in verschillende leeftijdsgroepen. Omdat door deze uitsplitsing per groep een kleinere percenteerbasis ontstaat, hebben we een aantal categorieën uit de vorige tabel samengenomen, zodat er voldoende respondenten overblijven om nog betrouwbare uitspraken over te kunnen doen. Wij wijzen de lezer er nogmaals op dat de leeftijd in de tabellen slaat op de huidige leeftijd van de respondent.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
66/164
Slachtoffers van lichamelijk geweld Tabel 4.4.2/1
Met welke daders hebben slachtoffers van lichamelijk geweld te maken? afgelopen 5 jaar Etniciteit Leeftijd
Vrouw
Autochtoon
Allochtoon
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Percenteerbasis (n)
Man
Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder (Stief)broer (Stief)zus (Stief)kinderen Stiefvader- of moeder Overige familieleden Huisgenoot (géén familie) Huisvriend(in) Andere persoon in de huiselijke kring Weet niet/wil niet zeggen
Totaal
Sekse
32% 50% 16% 16% 12% 10% 9% 2% 17% 9% 6% 20% 30%
30% 39% 18% 19% 12% 10% 10% 1% 20% 15% 7% 24% 31%
34% 60% 15% 13% 12% 9% 9% 3% 15% 4% 5% 17% 29%
32% 51% 15% 15% 12% 10% 9% 2% 17% 11% 5% 21% 29%
26% 43% 25% 22% 14% 9% 7% 1% 19% 2% 13% 14% 39%
23% 49% 34% 34% 17% 14% 0% 0% 14% 19% 6% 23% 40%
24% 58% 14% 18% 10% 7% 0% 3% 15% 9% 10% 18% 32%
41% 52% 8% 8% 7% 8% 16% 4% 22% 5% 5% 22% 23%
35% 35% 8% 5% 18% 10% 19% 0% 15% 5% 3% 18% 26%
325
138
187
202
123
68
99
103
55
We zien in tabel 4.4.2/1 dat vrouwen vaker slachtoffer worden van de ex-partner dan mannen. Mannen zijn daarentegen vaker slachtoffer van huisgenoten dan vrouwen. Het percentage allochtonen dat aangeeft niet te weten wie de dader is, of dat niet wil zeggen, is hoger bij allochtone respondenten dan bij autochtone respondenten. Het verschil is echter niet statistisch significant. Wanneer we kijken naar de vier leeftijdsgroepen, dan zien we dat jongeren tot en met 24 jaar vaker slachtoffer worden van vader, moeder of huisgenoten die géén familie zijn. We zien ook dat jongeren ongeveer even vaak aangeven slachtoffer te zijn geworden van de ex-partner als de andere leeftijdsgroepen. Mogelijk is bij deze groep sprake van “dating violence”. Als we naar de (stief)kinderen als dadergroep kijken, dan zien we dat die pas bij slachtoffers vanaf 35 jaar een rol gaan spelen. Ouders jonger dan 35 jaar hebben eenvoudigweg geen kinderen die oud genoeg zijn om lichamelijk geweld tegen hun ouders te kunnen gebruiken.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
67/164
Seksueel geweld Tabel 4.4.2/2
Met welke daders hebben slachtoffers van seksueel geweld te maken? afgelopen 5 jaar Etniciteit Leeftijd
Vrouw
Autochtoon
Allochtoon
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Percenteerbasis (n)
Man
Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder (Stief)broer (Stief)zus (Stief)kinderen Stiefvader- of moeder Overige familieleden Huisgenoot (géén familie) Huisvriend(in) Andere persoon in de huiselijke kring Weet niet/wil niet zeggen
Totaal
Sekse
35% 57% 15% 19% 11% 9% 9% 5% 13% 8% 13% 21% 27%
33% 60% 16% 21% 17% 10% 13% 5% 24% 22% 17% 26% 23%
35% 57% 15% 18% 9% 9% 8% 5% 10% 5% 12% 19% 28%
35% 58% 15% 18% 11% 9% 9% 5% 13% 8% 14% 21% 26%
34% 50% 17% 24% 15% 11% 5% 4% 13% 4% 9% 17% 34%
20% 58% 28% 30% 12% 9% 0% 5% 5% 6% 13% 22% 43%
27% 70% 14% 20% 9% 6% 4% 5% 14% 10% 16% 26% 28%
44% 61% 9% 13% 7% 12% 21% 6% 14% 7% 15% 14% 14%
59% 24% 6% 5% 22% 7% 8% 6% 22% 11% 4% 23% 21%
165
32
133
110
55
39
49
56
21
Mannen die slachtoffer zijn van seksueel geweld, worden -blijkens de tabel- vaker dan vrouwen slachtoffer van andere familieleden dan met name in de tabel genoemd (oom, tante, opa, oma, etc.). Ook worden zij vaker slachtoffer van huisgenoten die géén familie zijn. Allochtonen en autochtonen worden – in grote lijnen – van dezelfde typen daders slachtoffer. Tussen de diverse leeftijdsgroepen zien we wel een paar verschillen. Zo is in de leeftijdsgroepen van 25-49 jaar duidelijk vaker sprake van de ex-partner als dader dan bij 50-plussers. Bij laatstgenoemde groep wordt de huidige partner juist vaker genoemd.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
68/164
Overig geweld Tabel 4.4.2/3
Met welke daders hebben slachtoffers van overig geweld te maken? afgelopen 5 jaar Etniciteit Leeftijd
Vrouw
Autochtoon
Allochtoon
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Percenteerbasis (n)
Man
Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder (Stief)broer (Stief)zus (Stief)kinderen Stiefvader- of moeder Overige familieleden Huisgenoot (géén familie) Huisvriend(in) Andere persoon in de huiselijke kring Weet niet/wil niet zeggen
Totaal
Sekse
40% 53% 22% 21% 16% 10% 8% 4% 15% 7% 7% 16% 11%
38% 52% 21% 18% 19% 10% 9% 2% 24% 11% 9% 20% 9%
40% 54% 22% 23% 15% 10% 8% 5% 11% 4% 7% 14% 12%
40% 54% 21% 21% 16% 10% 9% 4% 15% 7% 8% 16% 10%
37% 44% 32% 27% 21% 11% 5% 1% 20% 3% 4% 19% 17%
25% 42% 44% 42% 33% 18% 0% 4% 8% 10% 7% 13% 17%
37% 62% 24% 26% 13% 6% 2% 4% 15% 8% 8% 15% 13%
47% 53% 13% 11% 8% 9% 12% 5% 17% 5% 10% 17% 9%
43% 52% 12% 13% 18% 7% 19% 3% 22% 5% 2% 19% 5%
427
129
298
277
150
81
124
155
67
Net zoals mannen die met seksueel geweld zijn geconfronteerd, zien we dat ook mannen die met “overig” geweld te maken hebben gehad vaker dan vrouwen slachtoffer worden van andere familieleden dan de met name in de tabel genoemde. Voor het overige zien we tussen beide seksen geen wezenlijke verschillen. Ook bij overig geweld zijn, evenals bij de andere vormen van huiselijk geweld, qua daderprofiel relatief weinig verschillen zichtbaar tussen autochtonen en allochtonen. Wat leeftijd betreft, zien we dat jongeren t/m 24 jaar bovengemiddeld slachtoffer worden van hun vader, moeder of (stief)broer. Respondenten in de leeftijd tussen 25-34 jaar worden relatief vaker slachtoffer van hun ex-partner dan jongeren t/m 24 jaar. Ook worden zij vaker slachtoffer van hun moeder dan respondenten tussen 35 en 49 jaar. Deze laatstgenoemde groep wordt juist vaker dan jongeren slachtoffer van hun huidige partner. Ook bij de slachtoffers van “overige” voorvallen zien we dat pas vanaf 34 jaar de (stief)kinderen een rol beginnen te spelen als dader.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
69/164
4.5
Motieven voor het plegen van huiselijk geweld
4.5.1 Motieven voor het plegen van het geweld per type slachtofferschap Daders kunnen om verschillende redenen overgaan tot het plegen van huiselijk geweld. De dader kan bijvoorbeeld ruzie hebben met het slachtoffer of onder invloed zijn van drugs of alcohol. Of misschien heeft de dader een opvliegend karakter. Nu is het lastig om de beweegredenen van de dader met zekerheid vast te stellen door het bevragen van het slachtoffer. Toch hebben we de slachtoffers gevraagd waarom zij denken dat de dader is overgegaan tot het plegen van huiselijk geweld.
Figuur 4.5.1
Redenen voor het plegen van voorvallen, % „genoemd‟ (inschatting slachtoffer)
Seksueel geweld
Overig geweld
Totaal huiselijk geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Totaal huiselijk geweld
Ongewogen aantallen
Lichamelijk geweld + stalking
Gewogen percentages
Het zit in zijn of haar karakter
38%
42%
45%
40%
113
57
181
232
Hij of zij vindt het normaal
35%
36%
37%
32%
97
55
151
185
Hij of zij heeft al eerder dergelijke daden gepleegd
22%
19%
18%
16%
63
32
80
99
Psychische problemen van de dader
36%
30%
42%
35%
101
41
165
195
Alcoholgebruik van de dader
17%
20%
17%
16%
51
29
69
90
Druggebruik van de dader
12%
13%
11%
10%
33
17
44
55
Een conflict/ruzie tussen de dader en u
38%
38%
40%
37%
118
58
171
228
Een conflict/ruzie tussen de dader en een ander of anderen
22%
13%
18%
17%
53
20
76
95
Jaloezie van de dader
51%
39%
43%
40%
135
58
176
229 24
Als reactie op zwangerschap/kraamperiode van uzelf
5%
2%
4%
4%
15
4
20
Als reactie op zwangerschap/kraamperiode van de dader
3%
0%
2%
1%
4
0
5
5
De dader vond dat ik het verdiende
27%
22%
22%
19%
74
34
97
117
Zo is onze relatie nu eenmaal
12%
4%
10%
9%
32
10
45
56
Iets anders
20%
21%
15%
17%
52
31
64
96
Geen duidelijke reden
16%
18%
13%
13%
42
27
47
74
Weet niet Wil ik niet zeggen
5% 3%
12% 4%
5% 2%
5% 2%
12 9
12 4
20 7
27 12
Vrijwel alle respondenten kunnen een reden aandragen voor het gedrag van de dader; slechts vijf procent weet niet waarom deze zich aan het voorval schuldig heeft gemaakt. Verklaringen die vaak worden genoemd zijn het karakter van de dader en jaloezie. Daarnaast wordt een conflict of ruzie vaak genoemd als reden voor het plegen van huiselijk geweld. Ook psychische problemen van de dader worden vaak vermeld.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
70/164
Slachtoffers van lichamelijk, seksueel en overig geweld dichten de dader in grote lijnen dezelfde motieven voor zijn of haar acties toe. Er zijn echter een paar verschillen. Slachtoffers van lichamelijk geweld geven vaker aan dat er jaloezie of een conflict in het geding is. Slachtoffers van overig geweld noemen vaker psychische problemen van de dader. Slachtoffers van zowel lichamelijk als “overig” geweld geven in vergelijking met slachtoffers van seksueel geweld vaker te kennen dat hun relatie met de dader “nu eenmaal zo is”. Slachtoffers van seksueel geweld weten vaker geen reden te geven voor het gedrag van de dader. 4.5.2
Motieven voor het plegen van lichamelijk, seksueel en overig geweld naar sekse, etniciteit en leeftijd Hieronder vermelden we voor de motieven – per slachtoffergroep – of er verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen, allochtonen en autochtonen en slachtoffers in verschillende leeftijdsgroepen. Omdat het aantal verschillen beperkt is, volstaan we met een tekstuele beschrijving van de opvallendste resultaten.
Lichamelijk geweld Vrouwen die van lichamelijk geweld slachtoffer zijn geworden schrijven dat vaker dan mannen toe aan psychische problemen en alcoholgebruik van de dader. Ook blijkt uit de gegevens dat mannen vaker reageren met geweld op zwangerschap of kraamperiode van de vrouw, dan dat vrouwen als gevolg van hun eigen zwangerschap of kraamperiode geweld tegen mannen gebruiken. Psychische problemen worden ook relatief vaker als motief genoemd door 50plussers (47%) dan door jongeren t/m 24 jaar (21%).
Seksueel geweld Bij slachtoffers van seksueel geweld zien we geen noemenswaardige verschillen tussen mannen en vrouwen, allochtonen en autochtonen en respondenten uit verschillende leeftijdsgroepen.
Overig geweld Onder slachtoffers van “overig geweld” wordt drugsgebruik van de dader vaker door vrouwen genoemd als motief voor het plegen van huiselijk geweld (14%) dan door mannen (6%). Verder geven vrouwen, zoals we ook al zagen bij “lichamelijk geweld”, vaker dan mannen aan dat het geweld plaatsvond als reactie op zwangerschap of kraamperiode.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
71/164
4.6 Indirecte betrokkenheid kinderen bij huiselijk geweld In deze paragraaf richten we ons op indirecte betrokkenheid van kinderen bij huiselijk geweld. We bedoelen hiermee of kinderen op enig moment iets van het geweld hebben gemerkt. Dat kan zijn als getuige, maar ook op meer indirecte wijze, bijvoorbeeld door een gespannen sfeer in huis. We tonen de antwoorden op de vraag: “Hebben kinderen (jongeren dan 18 jaar) op enig moment iets gemerkt van dit voorval?” zoals die zijn gegeven door slachtoffers van lichamelijk, seksueel en overig geweld. Het gaat daarbij om het meest recente voorval. 4.6.1
Indirecte betrokkenheid kinderen bij huiselijk geweld, per type slachtoffer
Tabel 4.6.1
Hebben kinderen jonger dan 18 jaar iets gemerkt van huiselijk geweld (meest recente voorval in afgelopen vijf jaar)
Ja Nee Weet niet Wil niet zeggen
Lichamelijk geweld + stalking 30% 63% 5% 2%
Seksueel geweld 14% 77% 8% 2%
Overig geweld 38% 56% 6% 1%
Totaal 31% 63% 5% 1%
Percenteerbasis (n)
325
165
427
648
Tabel 4.6.1 laat zien dat, volgens de respondenten, in bijna een derde van de gevallen op enig moment kinderen iets hebben gemerkt van huiselijk geweld. Volgens slachtoffers van seksueel geweld is dat in mindere mate het geval, maar nog altijd in veertien procent van de gevallen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
72/164
4.6.2
Indirecte betrokkenheid kinderen bij huiselijk geweld, naar type slachtoffer, sekse, etniciteit en leeftijd van het slachtoffer van het geweld
Lichamelijk geweld + stalking Tabel 4.6.2/1
Hebben volgens slachtoffers van lichamelijk geweld + stalking kinderen iets van de voorvallen gemerkt? (meest recente voorval in afgelopen vijf jaar)
Vrouw
Autochtoon
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Leeftijd
Man
Etniciteit
Totaal
Sekse
Ja Nee Weet niet Wil niet zeggen
30% 63% 5% 2%
30% 64% 6% 1%
31% 62% 4% 3%
31% 63% 4% 1%
9% 74% 10% 8%
31% 51% 13% 6%
42% 54% 5% 0%
49% 45% 6% 0%
31% 61% 4% 4%
11% 84% 5% 1%
42% 52% 6% 0%
34% 60% 3% 3%
Percenteerbasis (n)
325
138
187
202
31
14
56
22
68
99
103
55
In tabel 4.6.2/1 is te zien dat er qua sekse en etniciteit weinig verschil bestaat voor wat betreft de indirecte betrokkenheid van kinderen bij het geweld. Voor leeftijd zien we dat wel: jongeren t/m 24 jaar en respondenten van 35 jaar en ouder geven vaker aan dat kinderen getuige zijn geweest van het geweld. Bij jongeren t/m 24 jaar zal het daarbij waarschijnlijk vaker gaan om broer(s) of zus(sen), bij slachtoffers boven de 35 jaar gaat het waarschijnlijk eerder om de eigen kinderen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
73/164
Seksueel geweld Tabel 4.6.2/2
Hebben volgens slachtoffers van seksueel geweld kinderen iets van de voorvallen gemerkt? (meest recente voorval in afgelopen vijf jaar)
Vrouw
Autochtoon
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Leeftijd
Man
Etniciteit
Totaal
Sekse
Ja Nee Weet niet Wil niet zeggen
14% 77% 8% 2%
16% 71% 13% 0%
13% 78% 7% 2%
13% 77% 8% 2%
8% 82% 10% 0%
49% 51% 0% 0%
18% 79% 3% 0%
25% 60% 15% 0%
5% 79% 11% 5%
10% 85% 4% 0%
26% 66% 7% 0%
9% 80% 11% 0%
Percenteerbasis (n)
165
32
133
110
10
6
27
12
39
49
56
21
Ruim een kwart (26%) van de slachtoffers van seksueel geweld met een leeftijd tussen 35 en 49 jaar geeft aan dat kinderen iets van het seksueel geweld hebben gemerkt. Onder de respondenten in andere leeftijdscategorieën ligt dat percentage lager. Als we kijken naar sekse en etniciteit, dan zien we geen wezenlijke verschillen tussen mannen en vrouwen en ook niet tussen autochtonen en allochtonen.
Overig geweld Tabel 4.6.2/3
Hebben volgens slachtoffers van overig geweld kinderen iets van de voorvallen gemerkt? (meest recente voorval in afgelopen vijf jaar)
Vrouw
Autochtoon
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Leeftijd
Man
Etniciteit
Totaal
Sekse
Ja Nee Weet niet Wil niet zeggen
38% 56% 6% 1%
33% 59% 9% 0%
40% 54% 5% 1%
38% 56% 6% 1%
22% 62% 16% 0%
44% 47% 6% 3%
40% 53% 6% 0%
51% 43% 5% 0%
37% 51% 9% 3%
22% 73% 5% 0%
49% 46% 6% 0%
35% 60% 6% 0%
Percenteerbasis (n)
427
129
298
277
28
26
77
19
81
124
155
67
Bijna de helft (49%) van de slachtoffers van overig geweld tussen 35 en 49 jaar geeft aan dat kinderen iets van het geweld hebben gemerkt. Dat is meer dan dat slachtoffers van 25-34 jaar melden (22%). Voor het overige zien we geen noemenswaardige verschillen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
74/164
4.7 Melding bij de politie In deze paragraaf gaan we na in hoeverre mensen die in de afgelopen vijf jaar met huiselijk geweld zijn geconfronteerd daar melding van hebben gedaan bij de politie. 4.7.1
Melding huiselijk geweld bij de politie, per type slachtoffer
Seksueel geweld
Overig geweld
Totaal
Melding meest recente voorval van huiselijk geweld bij de politie, per type slachtoffer Lichamelijk geweld + stalking
Tabel 4.7.1/1
Ja Nee Weet niet Wil ik niet zeggen
25% 72% 1% 2%
16% 80% 1% 3%
18% 80% 0% 1%
20% 78% 1% 2%
Percenteerbasis (n)
325
165
427
648
Uit tabel 4.7.1/1 kunnen we opmaken dat het meest recentelijk overkomen voorval door ongeveer één op de vijf respondenten wordt gemeld bij de politie. Lichamelijk geweld + stalking wordt ten opzichte van de overige geweldsvormen iets vaker bij de politie gemeld.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
75/164
Lichamelijk geweld + stalking Tabel 4.7.1/2
Melding meest recente voorval van huiselijk geweld, slachtoffers van lichamelijk geweld+stalking
Vrouw
Autochtoon
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Leeftijd
Man
Etniciteit
Totaal
Sekse
Ja Nee Weet niet Wil niet zeggen
25% 72% 1% 2%
19% 77% 2% 3%
31% 66% 1% 2%
24% 72% 1% 2%
27% 73% 0% 0%
41% 46% 0% 13%
29% 69% 0% 2%
34% 66% 0% 0%
8% 90% 0% 2%
24% 69% 0% 7%
31% 68% 1% 0%
38% 58% 4% 0%
Percenteerbasis (n)
325
138
187
202
31
14
56
22
68
99
103
55
In tabel 4.7.1/2 is te zien dat vrouwen significant vaker melding doen van lichamelijk geweld of stalking dan mannen. Jongeren in de leeftijd van 18 t/m 24 jaar daarentegen, doen benedengemiddeld melding daarvan. Tussen de diverse etnische groepen zien we geen statistisch significante verschillen.
Seksueel geweld Melding meest recente voorval van huiselijk geweld, slachtoffers van seksueel geweld
16% 81% 1% 2%
20% 80% 0% 0%
33% 49% 0% 18%
Percenteerbasis (n)
165
32
133
110
10
6
50 jaar en ouder
16% 81% 0% 3%
35-49 jaar
Marokkaans
17% 78% 4% 1%
25-34 jaar
Turks
16% 80% 1% 3%
18-24 jaar
Autochtoon
Ja Nee Weet niet Wil niet zeggen
Antilliaans
Vrouw
Leeftijd
Man
Etniciteit
Totaal
Sekse
17% 0% 74% 100% 3% 0% 6% 0%
18% 76% 0% 6%
15% 81% 0% 4%
14% 83% 3% 1%
21% 79% 0% 0%
39
49
56
21
Surinaams
Tabel 4.7.1/3
27
12
Bij slachtoffers van seksueel geweld zijn voor wat betreft het meldingsgedrag weinig noemenswaardige verschillen te zien. Alleen mannen geven significant vaker aan niet (meer) te weten of zij melding hebben gemaakt van het meest recentelijk overkomen voorval in de seksuele sfeer.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
76/164
Overig geweld Tabel 4.7.1/4
Melding meest recente voorval van huiselijk geweld, slachtoffers van overig geweld
Vrouw
Autochtoon
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50 jaar en ouder
Leeftijd
Man
Etniciteit
Totaal
Sekse
Ja Nee Weet niet Wil niet zeggen
18% 80% 0% 1%
14% 84% 0% 1%
20% 78% 0% 1%
18% 81% 0% 1%
27% 67% 0% 6%
21% 76% 0% 3%
24% 75% 0% 1%
42% 58% 0% 0%
4% 96% 0% 1%
20% 76% 0% 4%
22% 78% 0% 0%
25% 73% 2% 0%
Percenteerbasis (n)
427
129
298
277
28
26
77
19
81
124
155
67
Bij “overig geweld” zien we alleen een significant verschil in meldingsgedrag tussen jongeren van 18-24 jaar en de overige leeftijdsgroepen: jongeren doen beduidend minder vaak melding van hetgeen zij als laatste hebben meegemaakt dan personen van 25 jaar en ouder. 4.8
Samenvatting
Huiselijk geweld Als we incidentele voorvallen niet meerekenen en alleen naar slachtofferschap van huiselijk geweld kijken, dan heeft negen procent van de bevolking daar in de afgelopen vijf jaar mee te maken gehad. De eerdere constatering dat vrouwen vaker met voorvallen worden geconfronteerd dan mannen blijft overeind: dat zien we ook als we de aandacht op alleen huiselijk geweld richten. Verder zien we dat slachtoffers van Turkse afkomst vaker dan autochtonen met lichamelijk geweld, stalking en overig geweld te maken krijgen. Ook in de afgelopen vijf jaar rapporteren 50-plussers minder geweld dan mensen onder de 50 jaar.
Profiel van de slachtoffers Huiselijk geweld is ook bekeken vanuit het perspectief van de drie slachtoffergroepen (slachtoffers van lichamelijk geweld/stalking, seksueel geweld en overig geweld). Per groep is een slachtofferprofiel gemaakt, waarbij de groepen onderling qua samenstelling vergeleken worden. Alle slachtoffers tezamen worden op hun beurt weer vergeleken met de Nederlandse bevolking als geheel.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
77/164
De groep slachtoffers van seksueel geweld bestaat grotendeels uit vrouwen (80%). Ook bij de slachtoffers van overig geweld zijn vrouwen oververtegenwoordigd (64%). Als we kijken naar leeftijd, dan zien we dat vooral 65-plussers en mensen van 50-64 in alle drie de slachtofferschapsgroepen zijn ondervertegenwoordigd. Bij opleiding zien we alleen een lichte oververtegenwoordiging van hoger opgeleiden bij seksueel geweld en een ondervertegenwoordiging van lager opgeleiden voor wat betreft het totaal aan lichamelijk geweld. Bij etniciteit tenslotte, zien we voornamelijk een verschil tussen autochtonen en allochtonen, met hogere percentages huiselijk geweld in de laatstgenoemde groep.
Daders van huiselijk geweld De ex-partner en partner zijn de belangrijkste daders van huiselijk geweld. Ook de vader en moeder worden vaak genoemd, evenals broer en zus, een ander familielid of een niet nader gespecificeerd persoon in de huiselijke kring.
Motief voor het plegen van huiselijk geweld/indirecte betrokkenheid kinderen Slachtoffers van lichamelijk, seksueel en overig geweld schatten in grote lijnen de beweegredenen van de dader voor het plegen van huiselijk geweld hetzelfde in. Het gaat in de meeste gevallen om jaloezie of om het karakter van de dader. In bijna een derde van de gevallen hebben kinderen, naar inschatting van de respondenten, iets gemerkt van het huiselijk geweld.
Melding van het huiselijk geweld bij de politie Ongeveer één op de vijf slachtoffers van huiselijk geweld doet melding bij de politie van het voorval dat hen het laatst is overkomen. Lichamelijk geweld wordt daarbij iets vaker gemeld dan gemiddeld (door ongeveer een kwart van de slachtoffers). Wanneer we kijken naar sekse, etniciteit en leeftijd, dan zien we dat vrouwen vaker melding doen van lichamelijk geweld dan mannen, en jongeren van 18-24 jaar minder vaak melding doen van overig geweld dan slachtoffers van 25 jaar en ouder.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
78/164
DEEL II: Resultaten van de face-to-face interviews (fase II)
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
79/164
5.
Gevolgen voor de slachtoffers
In dit hoofdstuk onderzoeken we de gevolgen van huiselijk geweld voor het slachtoffer. De gegevens in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit de face-to-face interviews van de tweede fase van het onderzoek27. We beginnen met een typering van de geïnterviewde slachtoffers van huiselijk geweld: we kijken daarbij naar sekse, leeftijd, opleidingsniveau en etniciteit. Deze achtergrondkenmerken vormen de basis voor de koppen in de tabellen in dit hoofdstuk en de daarop volgende. Daarna richten we ons op belangrijkste dader (hoofddader) van het huiselijk geweld. Deze hoofddader vormt de leidraad van het hoofdstuk, alsook van de hoofdstukken 6, 7 en 8. We rapporteren primair over het huiselijk geweld dat door deze persoon is gepleegd. Na vaststelling van de belangrijkste dader gaan we dieper in op de gevolgen van huiselijk geweld voor de slachtoffers: is er sprake van lichamelijk letsel als gevolg van de voorvallen? Zo ja, heeft men daar medische hulp voor (nodig) gehad? En in hoeverre hebben de gebeurtenissen het maatschappelijk functioneren van de betrokkenen beïnvloed? 5.1 Profiel van de slachtoffers In de volgende figuren tonen we wat de samenstelling is van de voor fase II geïnterviewde groep respondenten. Omdat de steekproef niet generaliseerbaar is naar de populatie als geheel (we streven immers geen statistische representativiteit na in fase II, zie hoofdstuk 2) tonen we geen totaal voor de drie groepen huiselijk geweld. We tonen wel, evenals in hoofdstuk 4, ter referentie de verhoudingen in de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder als geheel.
27
De tweefasenstructuur van het onderzoek wordt uitgebreid beschreven in hoofdstuk 2.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
81/164
5.1.1 Sekse In figuur 5.1.1 staat per slachtoffergroep de verdeling tussen mannen en vrouwen aangegeven.
Figuur 5.1.1
Percentage mannen en vrouwen per slachtoffergroep
Nederland 18+
50%
Lichamelijk geweld + stalking
50%
24%
Seksueel geweld 11%
Overig geweld
Vrouw
89%
23%
0%
Man
76%
77%
50%
100%
We zien dat vrouwen duidelijk zijn oververtegenwoordigd in de steekproef. Dat komt voor een deel doordat vrouwen vaker slachtoffer zijn van de wat zwaardere vormen van huiselijk geweld en daardoor een grotere kans liepen om geselecteerd te worden voor de steekproef. 5.1.2 Leeftijd In figuur 5.1.2 is de leeftijdsverdeling per slachtoffergroep weergegeven. Het gaat om de leeftijd van de respondent op het moment van ondervraging.
Figuur 5.1.2
Leeftijdsverdeling per slachtoffergroep
Nederland 18+
14% 16%
29%
24%
18%
18 t/m 24 jaar 25-34 jaar Lichamelijk geweld + stalking 4% 20%
40%
31%
6%
33%
5%
32%
5%
35-49 jaar
50-64 jaar Seksueel geweld 3% 17%
Overig geweld 5% 18% 0%
42%
41%
50%
65 plus
100%
De drie slachtoffergroepen kennen ongeveer dezelfde leeftijdsverdeling. Vergeleken de Nederlandse en de bevolking als geheel zien we dat alle drie de groepen een ondervertegenwoordiging kennen van jongeren (18-24) en ouderen (65 plus).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
82/164
5.1.3
Opleidingsniveau28
Figuur 5.1.3
Opleidingsniveau per slachtoffergroep
Nederland 18+
19%
44%
37%
Laag Lichamelijk geweld + stalking
15%
51%
34%
Seksueel geweld
15%
53%
32%
Overig geweld
14%
Middelbaar Hoog
0%
51%
20%
40%
35%
60%
80%
100%
Figuur 5.1.3 toont het gemiddelde opleidingsniveau per slachtoffergroep. We zien geen opvallende verschillen tussen de groepen. Vergeleken de Nederlandse bevolking als geheel zien we dat zich verhoudingsgewijs iets minder laagopgeleiden en iets meer middelbaar opgeleiden in de steekproef bevinden. 5.1.4
Etniciteit
Figuur 5.1.4
Etniciteit per slachtoffergroep
Nederland 18+
2%2%2%
94%
Lichamelijk geweld + stalking
3% 2%
82%
Seksueel geweld
87%
Overig geweld
84%
1% 1% 3% 2%
9%
1%
4%
8%
3%
8%
3%
Autochtoon Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans
+
0% 20% 40% 60% 80% 100%
85%
100%
Figuur 5.1.4 bestaat uit twee delen. De linker grafiek toont de cijfers voor autochtonen en allochtonen tezamen in de werkelijke verhoudingen. In de rechter grafiek wordt om de verschillen duidelijker weer te geven “ingezoomd” op de allochtone groepen.
28
We hebben het opleidingsniveau in drie klassen ingedeeld: laag (basisschool, VMBO-1), middelbaar (MAVO/ VMBO-2, HAVO, VWO, MBO) en hoger (HBO, WO).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
83/164
Er zijn over het algemeen weinig verschillen te zien tussen de drie slachtofferschapsgroepen. Het aandeel allochtonen is wat lager bij slachtoffers van seksueel geweld dan bij de overige slachtofferschapsgroepen. Ten opzichte van Nederland als geheel is het aandeel allochtonen in de steekproef groter. Dat was ook expliciet de bedoeling, alle allochtone slachtoffers van huiselijk geweld uit fase I die bereid waren mee te doen aan het vervolgonderzoek zijn benaderd voor deelname. Uiteindelijk zijn 690 autochtonen, 21 mensen met een Turkse achtergrond, 11 met een Marokkaanse, 70 met een Surinaamse en 24 met een Antilliaanse achtergrond geïnterviewd. Dat is voor de allochtone groepen onvoldoende om over de afzonderlijke groepen betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Om die reden worden in de tabellen de vier genoemde groepen allochtonen onder één noemer samengenomen. 5.2 Belangrijkste dader Ruim tweederde van de slachtoffers van huiselijk geweld (68%), die voor de tweede fase van het onderzoek zijn geïnterviewd, heeft te maken gehad met meer dan één dader. Meestal is één van de daders verantwoordelijk voor het leeuwendeel van het geweld. In de vragenlijst konden de respondenten zélf aangeven wie deze hoofddader is. Die hoofddader is degene die verantwoordelijk is voor de meest ingrijpende vormen van huiselijk geweld. Over de acties van deze persoon zijn de vervolgvragen van het onderzoek gesteld. Tabel 5.2 toont wie de respondenten als de “belangrijkste” dader aanwijzen 29. Het gaat in dit hoofdstuk (en de volgende) om respondenten die op enig moment in het leven (“ooit”) slachtoffer zijn geworden van lichamelijk, seksueel en overig geweld. Wanneer we ons primair zouden richten op de afgelopen vijf jaar, dan bestaat het risico dat respondenten gebeurtenissen van langer dan vijf jaar geleden verwarren met zaken die recenter zijn gebeurd 30. Niettemin vermelden we voor de volledigheid ook het slachtofferschap van de afgelopen vijf jaar.
29
30
In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op louter slachtoffers van huiselijk geweld, respondenten die met alleen incidenten te maken hebben gehad worden buiten beschouwing gelaten. Dit wordt ook wel “telescoping” genoemd. In hoofdstuk 3 (waar we ons wél op de afgelopen vijf jaar richten) is telescoping een minder groot probleem, omdat de vragenlijst van het online deel relatief simpel is en er niet uitgebreid wordt ingegaan op de omstandigheden waarin het huiselijk geweld plaatsvindt. In de hoofdstukken 4, 5 en 6 is dat wel het geval. Het is ondoenlijk voor respondenten om bij alle antwoorden die over de omstandigheden van huiselijk geweld gaan precies na te gaan wanneer die omstandigheden zich voordeden. Om die reden is in de interviews bij de vervolgvragen over het slachtofferschap geen onderscheid gemaakt tussen “ooit” en de afgelopen vijf jaar.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
84/164
We tonen niet alleen het soort slachtofferschap waarmee men geconfronteerd is, ook laten we de belangrijke demografische gegevens van het slachtoffer zien (sekse, leeftijd toen de voorvallen begonnen, opleiding en etniciteit). Ook daarbij gaat het telkens om degenen die “ooit” slachtoffer zijn geworden.
Belangrijkste dader
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 5.2
Partner of echtgeno(o)t(e) 17% 17% 17% 17% 10% 12% 18% 0% 10% 22% 26% 28% 22% 17% 16% 16% 25% 30% 23% Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) 44% 43% 43% 41% 43% 35% 43% 1% 40% 67% 59% 53% 44% 51% 41% 37% 45% 38% 39% Vader 12% 10% 13% 11% 20% 16% 12% 38% 17% 1% 0% 1% 0% 6% 13% 16% 7% 9% 10% Moeder 8% 7% 9% 9% 5% 8% 8% 24% 5% 2% 1% 1% 0% 8% 8% 9% 4% 6% 8% Broer 3% 3% 2% 3% 4% 5% 2% 8% 5% 0% 1% 0% 0% 4% 1% 5% 2% 1% 2% Zus 0% 0% 0% 0% 2% 1% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 1% Zoon(s)/stiefzoon(s) 2% 1% 2% 2% 1% 3% 1% 0% 0% 0% 2% 6% 13% 2% 2% 1% 4% 2% 4% Dochter(s)/stiefdochter(s) 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 1% 1% 4% 0% 1% 0% 1% 0% 1% Stiefvader/pleegvader 3% 3% 3% 3% 5% 3% 3% 9% 7% 1% 0% 0% 0% 4% 3% 3% 1% 2% 3% Stiefmoeder/pleegmoeder 1% 0% 1% 1% 0% 1% 1% 2% 0% 0% 0% 0% 0% 2% 1% 0% 1% 0% 0% Stiefbroer/pleegbroer 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% Stiefzus/pleegzus 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% Oom 1% 2% 1% 2% 2% 2% 2% 3% 2% 1% 1% 0% 0% 1% 2% 1% 2% 2% 0% Tante 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% Opa 1% 1% 0% 0% 1% 0% 1% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% Oma 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% Ander familielid 2% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 1% 2% 2% 3% 0% 0% 0% 3% 1% 1% 2% 2% Huisgenoot (géén familie) 1% 2% 1% 2% 1% 2% 2% 1% 3% 2% 2% 0% 0% 1% 2% 2% 1% 1% 1% Huisvriend(in) 2% 2% 1% 2% 0% 3% 2% 2% 1% 2% 1% 3% 4% 2% 2% 2% 1% 2% 1% Andere persoon in de huiselijke kring 4% 4% 3% 4% 6% 7% 3% 4% 5% 2% 4% 5% 9% 3% 4% 4% 4% 3% 4% "Weet niet/wil niet zeggen" 1% 3% 0% 2% 1% 4% 2% 3% 2% 1% 1% 2% 4% 1% 3% 2% 1% 0% 0% Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
De ex-partner (circa 43%) of partner (17%) worden het vaakst genoemd als belangrijkste pleger van huiselijk geweld. Naast de (ex-)partner worden de vader en de moeder vaak als hoofddader aangemerkt. Tussen de drie groepen slachtoffers zijn geen verschillen in de rangorde van daders te vinden. Of het geweld “ooit” plaatsvond of in de afgelopen vijf jaar, maakt voor de rangorde eveneens niet uit. We zien wél een verband tussen wie de daders zijn en de demografische achtergrondgegevens van de slachtoffers. Zo worden vrouwen vaker slachtoffer van de ex-partner, en mannen vaker van hun broer of een andere persoon in de huiselijke kring. Ook wordt de ex-partner vooral genoemd door respondenten die bij aanvang van de voorvallen 13 jaar en ouder waren31.
31
In de tabelkop staat de leeftijd waarop er volgens de respondenten zich voor het iets vervelends voordeed tussen zichzelf en degene die zij nu, op het moment dat de interviews zijn afgenomen, als de belangrijkste dader zien. De leeftijd die wordt getoond heeft betrekking op de periode waarin het geweld is begonnen. Dat zegt echter nog niets over de aard van het geweld in die periode, we weten alleen dat het geweld toen begon. We kunnen dus niet zonder meer uitspraken doen over bijvoorbeeld huiselijk geweld in de kindertijd.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
85/164
173
89
246
Wie op jonge leeftijd slachtoffer wordt, heeft vaker de vader of moeder als dader. Ook de stiefof pleegvader wordt relatief vaak als hoofddader genoemd door deze groep, evenals de broer. De vader tenslotte, is bij allochtone slachtoffers relatief vaak de belangrijkste pleger van het geweld (20% versus 11% bij autochtonen). We kunnen concluderen dat in de meeste gevallen de (ex-)partner als hoofddader van het huiselijk geweld wordt aangewezen. Er is één uitzondering: bij jonge slachtoffers van huiselijk geweld (jonger dan 12 jaar) vormen (stief)vaders, moeders en ook broers de belangrijkste hoofddaders. 5.3 Gevolgen van huiselijk geweld Aan de respondenten is tijdens de interviews een aantal mogelijke gevolgen van huiselijk geweld voorgelegd, met de vraag of men daar weleens mee te maken heeft gehad. Er is hun gevraagd daarbij alles wat door de belangrijkste dader is gedaan mee te nemen in de beoordeling. Het kan gaan om gevolgen in de relationele sfeer, problemen op emotioneel gebied en gevolgen ten aanzien van opleiding, werk en de financiële situatie. Ook gaan we na of het geweld heeft geleid tot verslavingsproblemen, suïcidepogingen, lichamelijk letsel of het afreageren op voorwerpen of personen.
Relationele gevolgen32
690
126
198
618
213
89
184
162
Overig geweld
720
Seksueel geweld
508
Lichamelijk geweld + stalking
609
86% 138 24% 46% 53%
Hoog
Percenteerbasis (n)
83% 0% 67% 87% 374 1 45 163 35% 53% 25% 34% 47% 35% 49% 57% 66% 70% 71% 62%
79% 80% 81% 87% 77% 96 15 72 229 149 25% 9% 40% 34% 33% 48% 22% 56% 47% 41% 47% 30% 65% 61% 58%
79% 122 35% 53% 60%
79% 61 38% 48% 60%
78% 152 34% 50% 58%
173
89
246
118
23
107
Midden
81% 93 32% 42% 43%
Laag
84% 67 29% 38% 60%
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
82% 400 35% 47% 60%
35 - 49 jaar
Man
83% 434 37% 50% 64%
25 - 34 jaar
Allochtoon
85% 301 36% 50% 68%
18 - 24 jaar
Autochtoon
85% 370 38% 51% 64%
t/m 12 jaar
Overig geweld
Ik ben gescheiden van deze persoon Percenteerbasis (n) Ik heb het contact met familie verloren Ik heb vrienden verloren Ik kreeg moeite met relaties
13 t/m 17 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Vrouw
Tabel 5.3.1
401
278
Voor de respondenten bij wie de dader van huiselijk geweld de (ex-)partner is, is scheiding het belangrijkste gevolg in de relationele sfeer. Dat geldt voor alle soorten huiselijk geweld in gelijke mate en voor alle demografische groepen, met één uitzondering: onder respondenten die als jongere (18-34 jaar) werden geconfronteerd met huiselijk geweld ligt het scheidingspercentage hoger dan bij respondenten die 35 jaar en ouder waren.
32
Het percentage “ik ben gescheiden van deze persoon” heeft een afwijkende percenteerbasis (alleen degenen waarop een scheiding van toepassing kan zijn), deze staat direct onder de percentages in de tabel.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
86/164
Respondenten bij wie het huiselijk geweld in de kindertijd (tot en met 12 jaar) is begonnen, hebben vaker het contact met familie verloren dan degenen die op latere leeftijd met het geweld zijn geconfronteerd. Waarschijnlijk komt dit doordat bij jonge slachtoffers vaak een familielid de hoofddader is (zie paragraaf 4.1). Verlies van vrienden treedt vaker op bij degenen die in de leeftijd van 18 tot en met 24 jaar slachtoffer zijn geworden en bij lager opgeleiden. Slachtoffers van seksueel geweld geven aan meer moeite te hebben gekregen met relaties. Dat geldt eveneens voor vrouwen en degenen die als minderjarige slachtoffer zijn geworden.
Tabel 5.3.2
Gevolgen in de emotionele sfeer Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Ik heb er een gevoel van boosheid/woede door gekregen Ik werd neerslachtig Ik ben er overspannen van geworden Ik heb/had minder zelfvertrouwen Ik heb/had moeite mensen te vertrouwen Ik kreeg nachtmerries Ik kreeg angstgevoelens Ik kreeg problemen met intimiteit en seksualiteit
76% 67% 54% 76% 71% 49% 66% 58%
76% 70% 56% 80% 74% 53% 67% 69%
76% 69% 55% 78% 70% 47% 65% 57%
74% 66% 52% 76% 68% 45% 62% 57%
77% 57% 43% 68% 63% 41% 56% 41%
69% 52% 39% 60% 52% 28% 41% 36%
76% 68% 54% 80% 72% 50% 68% 60%
78% 67% 50% 85% 78% 55% 68% 60%
67% 66% 47% 82% 75% 52% 63% 69%
73% 65% 57% 78% 70% 46% 64% 57%
72% 59% 47% 64% 61% 32% 54% 49%
77% 67% 51% 64% 56% 37% 56% 42%
74% 39% 30% 52% 26% 26% 39% 26%
79% 67% 65% 76% 72% 51% 68% 57%
72% 66% 51% 75% 69% 48% 63% 55%
75% 60% 46% 76% 63% 39% 55% 54%
75% 73% 58% 71% 70% 50% 67% 52%
80% 78% 60% 78% 73% 47% 69% 64%
79% 74% 57% 73% 68% 46% 65% 52%
Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
173
89
246
Huiselijk geweld heeft grote gevolgen op emotioneel gebied. De meerderheid van de slachtoffers krijgt last van gevoelens van boosheid, angst en neerslachtigheid. Velen krijgen minder vertrouwen in de medemens of in zichzelf. Ook kan het geweld leiden tot problemen met intimiteit en seksualiteit. Seksueel geweld leidt naar verhouding het meest tot emotionele problemen, alhoewel slachtoffers van de beide andere vormen van huiselijk geweld ook in een hoge mate geconfronteerd worden met verschillende emotionele gevolgen. Slachtoffers verliezen het zelfvertrouwen en het vertrouwen in anderen, krijgen nachtmerries en krijgen problemen met intimiteit en seksualiteit. Vrouwen krijgen vaker te maken met emotionele problemen dan mannen. Dat geldt voor alle problemen die in de tabel staan. Respondenten die als minderjarige te maken hebben gehad met huiselijk geweld, hebben vaker problemen gekregen met het zelfvertrouwen en vertrouwen in anderen. Over het algemeen is uit de resultaten af te leiden dat men meer problemen met het (zelf)vertrouwen ondervindt naarmate men op een jongere leeftijd voor het eerst met huiselijk geweld is geconfronteerd. Minderjarigen krijgen ook vaker nachtmerries en problemen met intimiteit en seksualiteit. Laagopgeleiden raken vaker overspannen van de voorvallen dan middelbaar- en hoger opgeleiden.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
87/164
Gevolgen voor opleiding, werk, wonen en financiën Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
31% 26% 30% 14% 14%
42% 26% 41% 18% 14%
32% 19% 22% 26% 12%
30% 18% 27% 28% 9%
56% 33% 52% 16% 21%
43% 27% 49% 8% 12%
Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
Overig - structureel geweld
13 t/m 17 jaar
41% 22% 37% 24% 13%
Seksueel geweld
t/m 12 jaar
40% 27% 39% 16% 14%
Lichamelijk geweld + stalking
Vrouw
43% 28% 42% 18% 15%
37% 22% 37% 41% 38% 41% 30% 17% 26% 26% 26% 33% 44% 22% 49% 40% 33% 47% 8% 4% 13% 16% 19% 18% 13% 4% 15% 13% 17% 19%
46% 38% 47% 18% 28%
42% 33% 41% 19% 17%
89
246
118
23
107
Hoog
Man
43% 27% 43% 19% 16%
Midden
Allochtoon
45% 29% 43% 19% 16%
Laag
Autochtoon
Ik moest verhuizen Ik kon niet naar mijn werk Ik kan of kon me veel uitgaven niet veroorloven Ik kon niet naar school/mijn opleiding Ik heb mijn baan erdoor verloren
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
35 - 49 jaar
Overig - structureel geweld
Sekse
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
50 jaar en ouder
Tabel 5.3.3
401
278
173
De gevolgen voor opleiding, werk, wonen en de financiële situatie zijn voor slachtoffers van de drie soorten huiselijk geweld nagenoeg gelijk. Alleen degenen die in de afgelopen vijf jaar slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld, geven iets vaker aan hun baan daardoor te hebben verloren. Allochtonen en mensen die vóór het zeventiende levensjaar slachtoffer worden, verzuimen vaker van school door het geweld. Vrouwen moeten vaker verhuizen of hebben zichzelf financiële beperkingen moeten opleggen. Degenen bij wie het geweld in de leeftijd van 18 tot en met 24 jaar begon, moesten vaker gedwongen verhuizen, konden vaker niet naar het werk en hadden meer problemen met de uitgaven. Dat laatste geldt overigens ook voor mensen die bij aanvang van het geweld tussen de 25 en 49 jaar oud waren. Het is belangrijk om hierbij niet uit het oog te verliezen dat dit de leeftijd betreft waarop de voorvallen begonnen; het hoeft niet de leeftijd te zijn waarop de genoemde gevolgen zich openbaarden.
Verslavingsproblemen en poging tot zelfmoord
Ik heb er eetproblemen door gekregen Ik heb er problemen met medicijnen door gekregen Ik heb er een drankprobleem door gekregen Ik heb er een drugsprobleem door gekregen Ik heb een poging tot zelfdoding gedaan Percenteerbasis (n)
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 5.3.4
28% 29% 28% 26% 26% 14% 29% 33% 27% 22% 19% 27% 9% 32% 25% 25% 26% 30% 27% 19% 20% 19% 18% 14% 14% 18% 14% 12% 17% 19% 25% 13% 29% 20% 10% 21% 18% 20% 7% 6% 7% 7% 1% 11% 5% 9% 2% 6% 4% 7% 9% 8% 7% 5% 6% 3% 6% 3% 3% 3% 2% 4% 3% 2% 3% 3% 2% 1% 0% 0% 4% 3% 1% 1% 5% 2% 23% 25% 22% 20% 18% 10% 24% 29% 23% 24% 12% 12% 4% 29% 21% 16% 20% 26% 19% 609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
173
Slachtoffers van lichamelijk, seksueel en overig geweld hebben ongeveer even vaak verslavingsproblemen gekregen of gepoogd zichzelf van het leven te beroven. Dat laatste is door ruim een vijfde van de geïnterviewde slachtoffers van huiselijk geweld gedaan. In het algemeen leidt huiselijk geweld vaker tot eet- en medicijnproblemen dan tot drank- en drugsproblemen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
88/164
89
246
Autochtonen en mannen geven vaker aan een drankprobleem te hebben gekregen, vrouwen krijgen vaker eetproblemen en doen vaker een suïcidepoging. Ook respondenten die op jonge leeftijd (tot en met 12 jaar) slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld krijgen vaker eetproblemen en doen vaker een poging tot zelfdoding. Laag- en middelbaar opgeleiden krijgen vaker problemen met medicijnen door het geweld dan hoger opgeleiden; laagopgeleiden doen vaker dan hoogopgeleiden een poging zichzelf van het leven te beroven. Alhoewel blijkt dat met name vrouwen met een laag opleidingsniveau en vrouwen die als kind voor het eerst slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld een poging tot zelfdoding hebben gedaan, willen we nogmaals benadrukken dat deze resultaten niet representatief zijn voor de Nederlandse bevolking33.
Lichamelijk letsel
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 5.3.5
Ik heb tijdelijk lichamelijk letsel opgelopen 40% 37% 37% 34% 30% 25% 36% 28% 36% 42% 30% 36% 30% 36% 35% 32% 42% 46% 41% Ik heb er blijvend lichamelijk letsel aan overgehouden 13% 15% 13% 12% 7% 5% 13% 11% 11% 16% 10% 6% 13% 18% 12% 9% 13% 16% 11% Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
173
Van de slachtoffers van huiselijk geweld heeft bijna tweevijfde te maken gehad met lichamelijk letsel; bij 13 tot 15 procent gaat het zelfs om blijvend lichamelijk letsel. De verschillen tussen de drie slachtofferschapsgroepen zijn gering, alleen slachtoffers van lichamelijk geweld geven, zoals te verwachten, iets vaker aan tijdelijk lichamelijk letsel te hebben opgelopen. Mannen houden minder vaak letsel over aan het geweld dan vrouwen; dat geldt zowel voor tijdelijk als blijvend lichamelijk letsel. Wel blijken mannen die in de afgelopen vijf jaar slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld, vaker blijvend lichamelijk letsel te hebben overgehouden dan mannelijke slachtoffers van lichamelijk en overig geweld. In de leeftijdsgroep 18-24 jaar hebben meer respondenten tijdelijk letsel opgelopen dan in de andere leeftijdscategorieën. Laagopgeleiden, tenslotte, krijgen vaker te maken met blijvend lichamelijk letsel.
33
Voor een uitgebreidere toelichting verwijzen wij u naar hoofdstuk 2.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
89/164
89
246
Tabel 5.3.6
Lichamelijk letsel en blootstelling aan huiselijk geweld
t/m 1 jaar
2 t/m 4 jaar
5 t/m 9 jaar
10 t/m 14 jaar
15 jaar en ouder
Aantal jaren blootstelling
Ik heb tijdelijk lichamelijk letsel opgelopen
28%
32%
32%
44%
32%
Ik heb er blijvend lichamelijk letsel aan overgehouden
8%
11%
13%
18%
12%
Percenteerbasis (n)
145
158
138
128
124
Het is aannemelijk dat respondenten die in hun leven langer met huiselijk geweld te maken hebben gehad, vaker aangeven dat zij lichamelijk letsel hebben opgelopen naar aanleiding van de voorvallen. Hiervan blijkt echter geen sprake te zijn. Zo geven respondenten die gedurende maximaal één jaar slachtoffer van huiselijk geweld zijn geweest, even vaak aan dat zij letsel hebben opgelopen als respondenten die 15 jaar of langer slachtoffer zijn geweest. In de volgende paragraaf gaan we nader in op het lichamelijk letsel dat aan de slachtoffers is toegebracht.
Afreageren
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 5.3.7
Ik heb me op een voorwerp afgereageerd/iets kapotgeslagen 30% 29% 30% 27% 33% 27% 28% 39% 33% 25% 25% 17% 13% 34% 28% 26% 27% 27% 28% Ik heb me op iemand anders afgereageerd 23% 21% 23% 20% 29% 19% 22% 32% 27% 17% 13% 15% 4% 23% 20% 21% 25% 30% 29% Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
Allochtone slachtoffers hebben zich als gevolg van het huiselijk geweld vaker op iemand anders afgereageerd dan autochtone slachtoffers. Verder reageren slachtoffers die bij aanvang van de voorvallen 12 jaar of jonger waren, zich vaker af op zowel objecten als personen (dan slachtoffers die op latere leeftijd met huiselijk geweld zijn geconfronteerd).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
90/164
173
89
246
5.4 Samenvatting Ruim tweederde van de slachtoffers van huiselijk geweld heeft te maken gehad met meer dan één dader. In de meeste gevallen wordt de (ex-)partner als hoofddader van het huiselijk geweld aangewezen. Over het algemeen kunnen we zeggen dat vrouwen, jongeren en laagopgeleiden vaker met de gevolgen van huiselijk geweld te maken hebben gehad. Huiselijk geweld leidt vooral tot emotionele problemen. Dat geldt met name voor slachtoffers van seksueel geweld en voor vrouwen. Ook zijn er relatief veel problemen in de relationele sfeer; circa 85 procent van de slachtoffers van huiselijk geweld is gescheiden van de (ex-)partner.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
91/164
6.
Omstandigheden huiselijk geweld en relatie tussen slachtoffer en dader
In hoofdstuk 3 hebben we kort besproken waarom de pleger van het huiselijk geweld – naar inschatting van het slachtoffer – tot zijn of haar daden kwam. In dit hoofdstuk gaan we dieper op deze materie in. Het gaat daarbij niet alleen om het motief van de dader, maar om het geheel aan omstandigheden waaronder het huiselijk geweld plaatsvindt. Centraal staan de drie vormen van huiselijk geweld uit hoofdstuk 4; incidenten worden wederom buiten beschouwing gelaten. We beschrijven in dit hoofdstuk zowel de situationele omstandigheden ten tijde van het huiselijk geweld, als de achtergrond van de dader. Naast leeftijd en opleidingsniveau van de dader, komen ook zijn of haar (psychische) gezondheidstoestand en een eventueel crimineel of gewelddadig verleden aan bod. Hierbij gaat het nadrukkelijk om de inschatting door het slachtoffer. Als laatste onderzoeken we of en hoe het slachtoffer zich heeft verzet tegen de dader. Heeft het verzet effect gehad en waarom verzetten sommige slachtoffers zich niet? 6.1 Plaats waar huiselijk geweld zich afspeelt Huiselijk geweld is geen kwestie van plaats, maar van personen. Als iemand uit de huiselijke kring het geweld pleegt, is er sprake van huiselijk geweld, ook als dat geweld zich op een andere plaats dan in de woning afspeelt. De volgende tabel geeft een overzicht van de plaats(en) waar het huiselijk geweld zich afspeelt.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
93/164
Waar vinden de voorvallen plaats/zijn de voorvallen gestopt?
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 6.1.1
Woonde u in dezelfde woning als de dader? Ja 77% 74% 79% 75% 78% 74% 76% 79% 52% 78% 81% 73% 74% 85% 75% 73% 69% 78% 72% Een gedeelte van de periode 8% 7% 7% 7% 9% 8% 7% 7% 10% 8% 7% 6% 0% 7% 6% 9% 12% 7% 12% Nee 15% 19% 14% 18% 14% 18% 17% 14% 38% 14% 12% 21% 26% 8% 19% 18% 19% 16% 15% Weet niet 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% Wil niet zeggen 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
Waar gebeurden de voorvallen? In uw eigen huis 77% 76% 79% 76% 78% 73% 77% 71% 48% 82% 88% 80% 83% 79% 75% 78% 78% 84% 79% In het huis van degene die het deed (als dat een ander huis is dan dat van het slachtoffer) 11% 13% 12% 12% 14% 10% 13% 21% 32% 8% 1% 6% 4% 10% 13% 12% 10% 11% 12% In een ander woonhuis 3% 4% 2% 3% 1% 5% 2% 2% 6% 2% 2% 4% 4% 4% 3% 3% 2% 1% 2% Ergens buiten, bijv. op straat, in het bos 6% 5% 4% 5% 4% 6% 4% 2% 11% 5% 4% 6% 9% 4% 6% 4% 7% 2% 4% Op een andere plek 3% 3% 3% 4% 2% 6% 3% 4% 3% 3% 5% 3% 0% 3% 3% 3% 4% 1% 3% Weet niet 0% 0% 0% 0% 1% 1% 0% 1% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% Wil niet zeggen 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
Zijn de voorvallen gestopt? Het is gestopt 89% 91% 88% 89% 91% 88% 90% 93% 90% 92% 92% 73% 91% 91% 91% 87% 74% 73% 74% Het komt nog regelmatig voor 3% 3% 3% 3% 2% 4% 3% 2% 2% 2% 1% 9% 4% 3% 3% 3% 8% 11% 9% Het komt af en toe nog voor 7% 6% 8% 8% 6% 8% 7% 5% 8% 5% 6% 19% 0% 7% 6% 10% 17% 15% 17% Weet niet 1% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 1% 0% 4% 0% 1% 0% 1% 1% 0% Wil niet zeggen 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
173
Het komt niet als een verrassing dat het slachtoffer in de meerderheid van de gevallen in dezelfde woning als de dader woont. Immers, de (ex-)partner, moeder, vader of broers en zussen zijn in de meeste gevallen de dader. Er bestaan relatief weinig verschillen tussen de diverse groepen slachtoffers; wel wonen slachtoffers, bij wie het geweld start op een leeftijd tussen de 13 en 17 jaar, vaker in een andere woning dan de dader. In die leeftijdsgroep is vaker sprake van slachtofferschap in het huis van de dader of ergens buiten, zoals op straat of in het bos. Ook slachtoffers van lichamelijk en seksueel geweld wonen, vergeleken met slachtoffers van overig geweld, vaker in een andere woning dan de dader. Bij gemiddeld negen op de tien respondenten is het geweld inmiddels gestopt. Volgens slachtoffers bij wie het geweld begonnen is op een leeftijd tussen 35 en 49 jaar, komt het geweld in bijna 30 procent van de gevallen nog steeds voor; dit percentage ligt duidelijk hoger dan bij de overige leeftijdscategorieën (4-10%).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
94/164
89
246
Onderstaande tabel toont of de dader – volgens het slachtoffer – ook bij anderen weleens iets heeft gedaan.
Heeft de dader weleens bij anderen in de huiselijke kring iets gedaan?
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 6.1.2
Bespot of gekleineerd worden 47% 42% 46% 43% 44% 43% 43% 57% 34% 34% 39% 44% 13% 47% 41% 44% 49% 53% 52% Lichamelijk pijn gedaan 38% 34% 37% 34% 39% 34% 35% 52% 26% 29% 29% 28% 13% 41% 33% 32% 35% 43% 35% Een andere vorm van psychisch geweld 36% 31% 34% 32% 32% 31% 32% 45% 27% 22% 28% 32%
9% 33% 32% 30% 34% 37% 36%
Geslagen, geschopt, gebeten of gestompt 31% 27% 30% 27% 29% 30% 27% 46% 21% 21% 22% 20%
9% 33% 27% 27% 31% 39% 31%
Op pijnlijke of angstaanjagende wijze geduwd of 29% 25% 27% 25% 29% 25% 25% 37% 21% 19% 24% 21% 13% 27% 24% 26% 27% 34% 27% gegrepen, de arm omgedraaid of aan het haar getrokken Een voorwerp naar zich gegooid gekregen 25% 21% 23% 21% 21% 22% 21% 34% 15% 16% 17% 21%
4% 22% 20% 22% 23% 21% 23%
Met opzet spullen kapot gemaakt of vernield 23% 20% 22% 20% 24% 25% 19% 25% 20% 15% 23% 19% 13% 25% 20% 18% 23% 23% 24% Voortdurend in de gaten gehouden of gevolgd worden 22% 16% 19% 17% 21% 18% 17% 24% 11% 10% 18% 20% Niet mogen uitgaan 19% 15% 17% 15% 26% 19% 15% 31% 16% Geslagen met een voorwerp 19% 15% 17% 15% 21% 18% 15% 30% 10%
9%
Een andere vorm van lichamelijk geweld 14% 12% 12% 11% 14% 10% 12% 17% Niet met anderen mogen praten op feestjes 13%
9% 11%
8% 20% 10% 10% 20%
Geprobeerd seks aan de persoon/personen op te dringen 11% 15% 10% 11%
7%
0% 16% 17% 18% 22% 11% 20%
9%
0% 15% 15% 18% 14% 14% 17%
8% 13% 13%
4% 17% 15% 17% 19% 23% 18%
Geen afspraak met iemand mogen maken 17% 13% 15% 13% 22% 17% 13% 24% 14% 10%
9%
8% 10%
0% 13% 14% 15% 16% 12% 15%
9% 10%
8%
9%
4% 11% 12% 11%
7%
7%
7% 10% 11%
9%
8%
5%
8%
5%
0%
9%
8% 11%
4% 12% 15% 16%
8%
9%
4%
0% 12% 11%
9%
8%
9%
7%
Bedreigd met een mes of wapen
9%
8%
8%
6% 13%
6%
8%
9%
8%
5%
9%
4%
4%
8%
6%
8%
8%
9%
9%
Door de partner of expartner gedwongen seksuele handelingen te verrichten
6%
8%
6%
6%
4%
2%
7%
9%
6%
4%
5%
3%
0%
8%
6%
4%
5%
7%
5%
Een andere vorm van seksueel geweld
6%
8%
6%
6%
3%
3%
7%
9%
8%
4%
4%
5%
0%
8%
5%
6%
4%
2%
5%
Verkracht worden
6%
7%
5%
5%
4%
2%
6%
8%
7%
4%
4%
3%
0%
7%
5%
5%
4%
5%
4%
Gedreigd de relatie met de partner of ex-partner te verbreken
5%
5%
5%
5%
6%
8%
5% 15%
2%
2%
1%
2%
0%
5%
5%
6%
4%
8%
6%
Verstikt, gewurgd of gebrand worden
5%
5%
4%
4%
9%
2%
5%
7%
2%
5%
4%
1%
0%
5%
5%
3%
2%
3%
2%
Verwond met een mes of wapen
3%
3%
2%
2%
4%
2%
2%
3%
1%
2%
2%
1%
0%
1%
2%
2%
1%
1%
2%
Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
173
89
246
In veel gevallen worden er, naast het slachtoffer, nog één of meer anderen in de huiselijke kring door de dader met voorvallen geconfronteerd. De mate waarin dat gebeurt verschilt sterk van voorval tot voorval: in bijna de helft van de gevallen bijvoorbeeld, worden ook anderen dan het slachtoffer bespot of gekleineerd. Bij voorvallen die evident tot de zwaardere categorie behoren gaat het eerder om enkele procenten. De “anderen” in de huiselijke kring krijgen – als we naar de rangorde kijken – in grote lijnen met dezelfde voorvallen te maken als de slachtoffers zelf.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
95/164
De verschillen tussen de drie groepen slachtoffers zijn evident: slachtoffers van lichamelijk geweld melden vaker dat er ook lichamelijk geweld bij anderen wordt gepleegd. Vrouwen en slachtoffers van seksueel geweld (dit zijn veelal dezelfde respondenten, aangezien vrouwen vaker slachtoffer van seksueel geweld zijn dan mannen) melden vaker dat de dader ook anderen met seksueel geweld belast. Niet mogen uitgaan, geen afspraak met iemand mogen maken, niet met anderen mogen praten op feestjes, bedreiging met mes of wapen, verstikking of wurging; allochtone slachtoffers zien vaker dat de dader zich daar ook bij anderen schuldig aan maakt. 6.2 Omstandigheden van het huiselijk geweld In deze paragraaf tonen we de omstandigheden waaronder het huiselijk geweld zich voordoet. Dat kan natuurlijk van situatie tot situatie verschillen of veranderen in de tijd. Daarom is expliciet aan de respondenten gevraagd om aan te geven wat de omstandigheden rondom het geweld doorgaans zijn. Om dit te achterhalen, hebben we een aantal stellingen aan de respondent voorgelegd die de relatie tussen haar of hemzelf en de dader beschrijven. De stellingen zijn vanuit twee perspectieven geformuleerd. Eerst wordt een aantal mogelijke gedragingen van de dader ten opzichte van het slachtoffer beschreven, met de vraag in hoeverre deze van toepassing zijn34. Vervolgens worden (grotendeels) dezelfde stellingen “gespiegeld” gesteld, vanuit de vraag of de respondent zelf ook weleens deze gedragingen heeft vertoond ten opzichte van de dader. De afzonderlijke stellingen zeggen op zich natuurlijk al veel over de omstandigheden van het huiselijk geweld, het is echter interessanter om te kijken wat er “achter de stellingen” schuilgaat. Met andere woorden: in hoeverre meten de stellingen op indirecte wijze een aantal achterliggende “dimensies”? Om hierachter te komen is een Principale Componenten Analyse (PCA) uitgevoerd. We gaan hier niet omstandig in op deze analysetechniek, daarvoor verwijzen wij naar de bijlage. Kort gezegd worden met PCA stellingen gegroepeerd op basis van overeenkomstige antwoordpatronen. Vervolgens kan aan de hand van de inhoud van de stellingen de betekenis van de dimensies (componenten) worden geduid. Op deze dimensies worden de diverse slachtoffergroepen onderling vergeleken.
34
Altijd/vaak van toepassing, regelmatig van toepassing, soms van toepassing, niet van toepassing, weet niet, wil niet zeggen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
96/164
Tabel 6.2.1 geeft een overzicht van de stellingen die met behulp van de PCA bij elkaar zijn gegroepeerd. De omstandigheden waaronder het huiselijk geweld plaatsvindt kunnen in vijf dimensies worden samengevat, zowel voor het gedrag van de dader ten opzichte van het slachtoffer als andersom. In de linker kolom staan de stellingen die het gedrag van de dader ten opzichte van het slachtoffer meten. De stellingen meten de achterliggende dimensies respectloosheid, controle, manipulatief gedrag, kinderen als dreigmiddel gebruiken, en het hebben van een goede relatie. In de rechter kolom staan de stellingen die het gedrag van het slachtoffer ten opzichte van de dader beschrijven. Deze kunnen worden samengevat onder de noemers respectloosheid, controle, kinderen als dreigmiddel gebruiken en machteloosheid/proberen erger te voorkomen. Eén factor groepeert een aantal stellingen die in onderlinge samenhang niet goed benoembaar zijn. We laten deze restfactor verder buiten beschouwing in de beschrijving.
Tabel 6.2.1
Onderwerpen omstandigheden huiselijk geweld
Gedrag dader t.o.v. slachtoffer
Gedrag slachtoffer t.o.v. dader
Respectloosheid
Respectloosheid
Hij/zij waardeerde me niet en wees me af Hij/zij leefde langs me heen, had weinig oog voor me Hij/zij had een vijandige houding ten opzichte van mij Hij/zij liet blijken mij te minachten Ik deed in zijn/haar ogen dingen verkeerd Hij/zij respecteerde mijn mening niet
Ik reageerde vijandig ten opzichte van hem/haar Ik liet blijken hem/haar te minachten Ik waardeerde de dader niet en wees hem/haar af Ik leefde langs de dader heen, ik had weinig oog voor hem/haar Ik respecteerde de mening van de dader niet Hij/zij deed in mijn ogen dingen verkeerd
Controle
Controle
Hij/zij verbood mij met anderen om te gaan Ik mocht de deur niet uit Ik mocht van hem/haar niet met anderen telefoneren Ik mocht van hem/haar niet over mijn eigen geld beschikken Hij/zij probeerde de baas over mij te spelen Ik stelde me afhankelijk van hem/haar op
Ik verbood hem/haar met anderen om te gaan Hij/zij mocht van mij de deur niet uit gaan Ik verbood hem/haar met anderen te telefoneren Ik probeerde de baas over hem/haar te spelen Ik chanteerde hem/haar Ik maakte spullen van hem/haar kapot
Manipulatief gedrag
Kinderen als dreigmiddel
Hij/zij Hij/zij Hij/zij Hij/zij Hij/zij Hij/zij
Ik dreigde mijn kind/de kinderen iets aan te doen Ik dreigde mijn kind/de kinderen van hem/haar af te pakken
probeerde voor de buitenwereld te verbergen wat hij/zij bij mij deed deed pogingen om "het weer goed te maken" maakte spullen van mij kapot deed de dingen bij mij opzettelijk/expres begon zonder aanleiding ruzie te maken chanteerde mij
Machteloosheid/proberen erger te voorkomen Ik hoopte maar dat de dader zou stoppen met wat hij/zij bij mij deed Ik deed maar precies wat hij/zij wilde om erger te voorkomen
Kinderen als dreigmiddel
Restfactor (niet gerapporteerd)
Hij/zij dreigde mijn kind/de kinderen van mij af te pakken Hij/zij dreigde mijn kind/de kinderen iets aan te doen
Wanneer hij/zij achteraf excuses aanbood, dan aanvaardde ik die Ik liet blijken de dader te waarderen Ik probeerde een nieuw voorval te voorkomen door op hem/haar in te praten Hij/zij stelde zich afhankelijk van mij op Ik liet hem/haar niet over zijn/haar eigen geld beschikken
Wél een goede relatie Er was sprake van een uit de hand gelopen situatie, het ging niet expres Ik had een goede relatie met hem/haar op het moment van de voorvallen Hij/zij liet blijken mij te waarderen
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
97/164
De antwoorden op de afzonderlijke stellingen zijn per dimensie samengenomen tot een schaalscore, die het gemiddelde van de stellingen weergeeft (met een minimum van 0 en een maximum van 10). Deze gemiddelden worden getoond in de volgende tabel, uitgesplitst naar de verschillende te vergelijken groepen.
Tabel 6.2.2
Wederzijds gedrag tussen slachtoffer en dader Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
5,5 4,1 5,3 2,0 2,3
5,1 4,0 5,2 1,8 2,4
5,4 3,9 5,1 1,9 2,3
5,1 3,6 4,9 1,9 2,5
4,6 3,6 4,7 1,1 2,7
4,5 2,8 4,0 1,8 2,9
5,2 3,9 5,1 1,7 2,4
5,3 3,6 4,6 1,7 2,0
4,5 3,7 5,1 1,0 2,6
5,2 4,3 5,3 2,0 2,8
5,0 3,3 4,9 1,8 2,5
4,8 3,0 4,7 1,8 2,8
3,9 1,9 4,0 0,3 2,8
5,8 4,6 5,7 2,2 2,2
5,1 3,7 4,9 1,9 2,3
4,7 3,1 4,5 1,4 3,0
5,3 3,8 5,2 1,9 2,6
5,3 3,8 5,4 1,5 2,6
5,5 3,6 5,1 1,7 2,4
Respectloosheid Controle Kinderen als dreigmiddel Afhankelijkheid dader van slachtoffer Machteloosheid/proberen erger te voorkomen
2,9 0,3 0,3 3,1 6,6
2,8 0,3 0,3 3,0 6,9
2,9 0,3 0,3 3,1 6,7
2,7 0,3 0,3 3,0 6,5
3,0 0,3 0,2 3,0 6,0
2,6 0,4 0,1 2,9 5,3
2,8 0,2 0,3 3,0 6,7
3,2 0,2 0,0 1,8 7,1
3,2 0,4 0,1 2,8 6,5
2,5 0,2 0,4 3,7 6,6
2,4 0,4 0,3 3,4 5,9
2,9 0,3 0,2 3,6 5,5
2,5 0,5 0,0 3,0 4,7
3,1 0,3 0,2 3,1 7,1
2,9 0,3 0,4 2,9 6,5
2,5 0,3 0,2 3,0 6,0
2,8 0,3 0,1 3,4 6,3
2,8 0,4 0,0 3,6 6,8
2,8 0,3 0,1 3,3 6,4
Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
173
89
246
Gedrag dader t.o.v. slachtoffer Respectloosheid Controle Manipulatief gedrag Kinderen als dreigmiddel Wél een goede relatie
Gedrag slachtoffer t.o.v. dader
Gedrag dader (t.o.v. slachtoffer) Tussen de drie slachtofferschapgroepen zien we enkele verschillen tussen de scores op de dimensies. Zo blijkt dat vooral slachtoffers van lichamelijk geweld vinden dat de dader zich respectloos, controlerend en manipulatief heeft gedragen. Autochtonen geven vaker dan allochtonen aan dat de kinderen door de dader worden ingezet als dreigmiddel. Vrouwen en laagopgeleiden vinden vaker dat de dader zich respectloos gedraagt, of probeert hen te controleren of te manipuleren. Mannen en hoogopgeleiden zeggen vaker dat er wel degelijk sprake is van een goede relatie tussen dader en slachtoffer. Wie op jeugdige leeftijd (tot en met 24 jaar) met huiselijk geweld te maken heeft gehad, scoort hoger op de dimensie “controle” dan ouderen (50-plussers). Jonge volwassenen (tot en met 24 jaar) dichten de dader vaker manipulatief gedrag toe dan jongeren tot en met 12 jaar.
Gedrag slachtoffer (t.o.v. dader) Slachtoffers van seksueel geweld, vrouwen, lager opgeleiden en respondenten die op jeugdige leeftijd met huiselijk geweld werden geconfronteerd, voelen zich vaker machteloos tegenover de dader. Respondenten die vóór hun zeventiende levensjaar slachtoffer van huiselijk geweld zijn geworden en laag- en middelbaar opgeleiden geven vaker aan dat zij zich respectloos ten opzichte van de dader van huiselijk geweld hebben gedragen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
98/164
Invloed specifieke gebeurtenissen We hebben de respondenten niet alleen gevraagd stellingen te beantwoorden die gaan over de omstandigheden waaronder het huiselijk geweld zich voordeed, we hebben hun ook gevraagd een inschatting te geven van andere mogelijke invloeden op het gedrag van de dader.
Tabel 6.2.3
Invloed specifieke gebeurtenissen op het gedrag van de dader Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Psychische problemen Alcohol/drugsgebuik Ernstige conflicten met iemand anders Scheiding Verlies werk Sterfgeval Verliefdheid Zwangerschap Ernstige ziekte of pijn Verhuizing Geboorte Nieuwe baan Anders, namelijk ... (vul hieronder in) Geen van bovenstaande zaken Weet ik niet (meer) Wil ik niet zeggen
48% 33% 18% 16% 10% 9% 9% 6% 6% 5% 4% 2% 24% 9% 6% 0%
47% 36% 16% 15% 9% 10% 8% 6% 5% 4% 4% 3% 23% 10% 8% 0%
48% 33% 17% 16% 11% 10% 9% 5% 6% 5% 4% 3% 26% 9% 5% 0%
46% 31% 15% 16% 9% 10% 9% 5% 7% 4% 4% 2% 26% 9% 6% 0%
45% 31% 20% 12% 12% 6% 7% 5% 2% 6% 2% 4% 22% 16% 9% 0%
50% 21% 15% 17% 10% 11% 12% 3% 6% 7% 5% 3% 22% 12% 5% 1%
45% 35% 16% 14% 10% 9% 8% 6% 6% 4% 4% 3% 27% 10% 7% 0%
43% 16% 16% 14% 6% 9% 3% 1% 6% 4% 3% 1% 30% 14% 11% 0%
45% 42% 18% 7% 8% 5% 10% 5% 6% 1% 3% 3% 18% 16% 8% 0%
45% 36% 15% 15% 13% 11% 12% 11% 5% 7% 5% 3% 29% 8% 4% 1%
47% 36% 15% 15% 12% 9% 12% 7% 4% 5% 4% 3% 24% 8% 3% 0%
50% 36% 15% 22% 11% 9% 11% 1% 9% 3% 3% 3% 23% 5% 3% 0%
48% 44% 9% 26% 9% 22% 4% 4% 13% 0% 4% 4% 22% 4% 4% 0%
38% 39% 9% 10% 8% 10% 6% 5% 8% 0% 5% 0% 20% 13% 6% 0%
43% 36% 16% 14% 9% 8% 9% 5% 6% 4% 4% 3% 24% 9% 7% 0%
53% 23% 17% 19% 9% 11% 11% 6% 5% 7% 4% 3% 30% 10% 6% 0%
54% 37% 23% 23% 13% 10% 12% 9% 6% 5% 4% 2% 24% 6% 6% 0%
55% 33% 25% 17% 11% 12% 9% 11% 2% 8% 7% 5% 28% 8% 7% 0%
53% 34% 20% 20% 13% 11% 12% 8% 7% 6% 5% 2% 23% 7% 5% 0%
Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
173
89
246
Bijna de helft van de slachtoffers geeft aan dat psychische problemen de oorzaak zijn van het geweld door de dader, gevolgd door alcohol- en drugsgebruik. Vrouwelijke slachtoffers geven vaker aan dat er alcohol of drugs in het spel zijn; hoogopgeleide slachtoffers geven vaker aan dat psychische problemen de grondslag vormen voor het geweld. Andere oorzaken die regelmatig worden genoemd (door 9-18% van de slachtoffers) zijn ernstige conflicten van de dader met iemand anders dan het slachtoffer, scheiding en het verliezen van werk. Ook is te zien dat ongeveer een kwart van de slachtoffers andere oorzaken voor het huiselijk geweld noemt. De hierbij genoemde oorzaken zijn erg divers. Zo verwijst een aantal slachtoffers naar de culturele achtergrond van de dader als mogelijke oorzaak. Een van de respondenten noemt bijvoorbeeld: “boosheid niet kunnen beheersen, andere cultuur (Turkije, hij kwam van het platteland, wist niet beter)”. Een ander verwijst naar de verblijfsstatus van de dader: “illegaliteit en alle daarbij voorkomende problemen (o.a. financieel)”. Ook wordt het verleden van de dader genoemd: “het is haar vroeger zelf ook overkomen”, “zelf in zijn jeugd ook zwaar mishandeld door zijn vader” en “het werd door zijn eigen jeugdtrauma veroorzaakt, zijn vader bleek zijn eigen vader niet te zijn”. Jaloezie is een andere oorzaak die regelmatig ter sprake wordt gebracht: “jaloezie van mijn ex-vrouw t.o.v. mijn omgang met andere vrouwen”. Verder worden er verschillende relationele en seksuele oorzaken genoemd, zoals “hij had een relatie met een vrouw die getrouwd was en die moest hij geheim houden”, “hij ging vreemd”, “verzwegen homoseksualiteit”, en “seksverslaafd”.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
99/164
6.3 Kenmerken van de dader In deze paragraaf gaan we na in hoeverre de kenmerken van de dader samenhangen met het gepleegde geweld. Het gaat daarbij niet alleen om leeftijd en opleiding van de dader, ook wordt gekeken naar eventueel tegen derden gericht geweld, gedrag waarvoor men in aanraking met de politie is geweest en mogelijke gezondheids- of drugsproblemen.
Leeftijd en opleiding
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 6.3.1
Leeftijd dader bij aanvang voorvallen Jonger dan 18 jaar 6% 8% 7% 7% 8% 9% 7% 11% 19% 2% 3% 5% 13% 8% 6% 8% 7% 5% 9% 18 - 24 jaar 18% 16% 18% 17% 18% 16% 17% 6% 28% 39% 11% 4% 4% 22% 17% 15% 14% 15% 14% 25 - 34 jaar 39% 38% 38% 37% 33% 32% 38% 37% 17% 44% 55% 19% 4% 33% 38% 36% 34% 47% 35% 35 - 49 jaar 32% 31% 32% 32% 37% 37% 31% 38% 23% 14% 30% 64% 35% 30% 33% 34% 39% 30% 35% 50 - 64 jaar 4% 5% 4% 5% 2% 4% 5% 5% 10% 1% 1% 4% 35% 3% 4% 6% 5% 2% 5% 65 jaar en ouder 1% 1% 1% 1% 2% 2% 1% 1% 1% 0% 1% 2% 9% 2% 1% 1% 1% 0% 1% Weet niet 1% 2% 1% 1% 1% 1% 1% 2% 2% 0% 0% 2% 0% 2% 1% 1% 1% 1% 1% Wil niet zeggen 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
Hoogst gevolgde opleiding dader bij aanvang voorvallen Geen opleiding Basisonderwijs/lagere school VMBO/LBO/MAVO HAVO/VWO/MBO/HBS HBO of Universiteit Weet niet Wil niet zeggen
4% 20% 36% 20% 12% 9% 0%
3% 20% 38% 18% 12% 10% 0%
3% 20% 36% 20% 14% 7% 0%
3% 19% 36% 20% 14% 8% 0%
4% 17% 37% 18% 13% 13% 0%
3% 13% 36% 24% 15% 9% 0%
3% 21% 36% 18% 13% 9% 0%
4% 30% 32% 10% 10% 13% 0%
7% 16% 38% 18% 9% 12% 0%
2% 1% 4% 4% 3% 4% 3% 4% 16% 7% 18% 26% 33% 19% 14% 16% 40% 41% 36% 13% 41% 39% 30% 39% 22% 31% 18% 30% 14% 18% 24% 20% 14% 14% 20% 17% 1% 10% 23% 13% 7% 5% 5% 9% 8% 11% 6% 9% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
5% 18% 38% 17% 14% 9% 0%
4% 17% 34% 20% 18% 7% 0%
Had de dader een betaalde baan >16u? Ja 62% 67% 64% 65% 59% 54% 68% 60% 56% 70% 65% 69% 65% 54% 67% 65% 69% 75% 65% Nee 34% 30% 34% 33% 36% 42% 30% 34% 38% 29% 33% 31% 30% 42% 31% 32% 29% 23% 33% Weet niet 3% 3% 2% 2% 6% 4% 2% 6% 5% 1% 1% 0% 4% 3% 2% 3% 2% 2% 2% Wil niet zeggen 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
173
De meeste daders zijn – volgens de slachtoffers – bij aanvang van de voorvallen tussen de 18 en 49 jaar oud; met de nadruk op de leeftijdscategorie van 25-34 jaar (circa 40% van de daders). Er bestaat een bijna lineair verband tussen de leeftijd van dader en die van het slachtoffer; naarmate het slachtoffer ouder is bij aanvang van het geweld, is ook de dader ouder. Met uitzondering van de jongste categorie slachtoffers; driekwart van de daders van jonge slachtoffers (jonger dan 12 jaar) heeft een leeftijd tussen de 25 en 49 jaar en is daarmee een stuk ouder dan het slachtoffer. Een verklaring hiervoor is dat de moeder en vader van deze jonge slachtoffers in veel gevallen de hoofddaders van het geweld zijn (zie paragraaf 4.1).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
100/164
89
246
Bij vrouwelijke slachtoffers en slachtoffers bij wie het geweld in de jonge kinderjaren aanving, heeft de dader vaker alleen het basisonderwijs gevolgd. Slachtoffers van lichamelijk en overig geweld geven – vaker dan slachtoffers van seksueel geweld – aan dat de dader geen betaalde betrekking (van meer dan 16 uur per week) had. Mannen hebben daarbij vaker met een dader zonder baan te maken dan vrouwen.
Lichamelijk geweld gebruikt tegen derden
508
690
126
198
618
213
246
162
118
23
107
Midden
89
184
Laag
173
89
50 jaar en ouder
4% 11% 30% 39% 16% 0%
35 - 49 jaar
3% 14% 33% 34% 17% 0%
25 - 34 jaar
5% 13% 28% 35% 20% 0%
18 - 24 jaar
5% 4% 4% 4% 0% 5% 3% 3% 18% 9% 9% 9% 13% 11% 11% 6% 20% 30% 25% 29% 13% 25% 25% 19% 34% 38% 45% 39% 70% 41% 41% 49% 24% 19% 17% 19% 4% 18% 20% 22% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
13 t/m 17 jaar
t/m 12 jaar
Vrouw
Man
Allochtoon
Overig geweld
720
Overig geweld
609
4% 4% 3% 6% 1% 4% 2% 11% 9% 9% 11% 8% 10% 5% 25% 25% 23% 25% 17% 25% 15% 38% 43% 45% 38% 57% 40% 53% 23% 20% 21% 18% 17% 22% 26% 0% 0% 0% 1% 1% 0% 0%
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
Seksueel geweld
Percenteerbasis (n)
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Lichamelijk geweld + stalking
4% 10% 24% 40% 21% 0%
Etniciteit
Hoog
Vaak Regelmatig Soms Nooit Weet niet Wil niet zeggen
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 6.3.2
401
278
Aan de respondenten is gevraagd of de dader weleens lichamelijk geweld heeft gebruikt tegen iemand buiten de huiselijke kring, bijvoorbeeld in een café of op het werk. Ongeveer twee op de vijf daders heeft dat weleens gedaan. Er zijn hierbij nauwelijks verschillen te zien tussen daders die horen bij de drie verschillende groepen slachtoffers. Allochtonen en vrouwen geven iets vaker aan dat de dader zich vaak (ook) schuldig heeft gemaakt aan geweld tegen derden. Slachtoffers van overig geweld, mannen en slachtoffers die toen het geweld begon jonger dan 12 jaar of 50-plusser waren, geven daarentegen iets vaker aan dat de dader nooit lichamelijk geweld tegen derden heeft gebruikt.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
101/164
In contact geweest met de politie
Overig geweld
22% 11% 20% 12% 27% 22% 16% 20% 0% 26% 18% 15% 27% 25% 24% 19% 10% 18% 5% 21% 21% 19% 21% 13% 22% 18% 12% 25% 21% 24% 16% 6% 13% 8% 15% 13% 12% 15% 9% 19% 11% 10% 20% 17% 17% 10% 8% 10% 5% 16% 13% 9% 11% 4% 14% 11% 7% 14% 12% 12% 4% 6% 9% 3% 5% 14% 11% 9% 0% 8% 8% 8% 13% 12% 9% 10% 2% 8% 1% 12% 10% 7% 6% 4% 11% 7% 4% 9% 7% 8% 6% 3% 9% 4% 9% 8% 6% 14% 9% 10% 8% 5% 14% 14% 11% 11% 1% 7% 1% 12% 8% 9% 3% 0% 8% 6% 3% 9% 9% 7% 4% 1% 5% 4% 6% 7% 3% 1% 4% 7% 4% 4% 4% 7% 3% 2% 0% 2% 2% 3% 2% 2% 1% 0% 4% 2% 1% 1% 1% 1% 3% 1% 2% 0% 5% 2% 0% 4% 0% 5% 2% 0% 2% 1% 2% 2% 1% 2% 1% 2% 2% 1% 3% 0% 4% 1% 1% 3% 2% 3% 126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
173
Tabel 6.3.3 laat zien of daders van huiselijk geweld weleens in aanraking zijn geweest met de politie voor een ander voorval dan huiselijk geweld. De tabel is samengesteld uit meerdere vragen, de percentages tellen daarom niet op tot 100 procent. Een substantieel deel van de daders is volgens de geïnterviewden weleens in contact geweest met politie of justitie voor één of meerdere voorvallen. Daarbij wordt verstoring van de openbare orde het vaakst genoemd, gevolgd door lichamelijk geweld tegen iemand buiten de huiselijke kring, bedreiging of chantage van iemand buiten de huiselijke kring en diefstal. Vrouwelijke slachtoffers geven vaker aan dan mannelijke slachtoffers dat de dader in aanraking is geweest met de politie. Opvallend genoeg zien we weinig verschil in de mate waarin daders met de politie in aanraking zijn geweest tussen de drie groepen slachtoffers. Er is één uitzondering: daders van seksueel geweld zijn iets vaker al eerder in aanraking zijn geweest met de politie voor zaken als aanranding en seksuele intimidatie.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Hoog
690
Midden
720
Laag
508
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
609
35 - 49 jaar
Percenteerbasis (n)
25 - 34 jaar
17% 16% 11% 10% 9% 6% 8% 5% 4% 2% 1% 1%
18 - 24 jaar
19% 18% 13% 11% 8% 7% 8% 6% 4% 2% 2% 2%
13 t/m 17 jaar
20% 17% 13% 11% 8% 8% 9% 6% 7% 3% 2% 2%
t/m 12 jaar
Autochtoon
20% 18% 14% 12% 9% 8% 8% 7% 5% 3% 2% 2%
Vrouw
Overig geweld
Verstoring openbare orde Lichamelijk geweld tegen iemand buiten de huiselijke kring Bedreiging of chantage van iemand buiten de huiselijke kring Diefstal (bijvoorbeeld winkeldiefstal of zakkenrollerij) Fraude/belastingfraude Inbraak Vernieling van straatmeubilair/vandalisme Drugshandel Aanranding/seksuele intimidatie Verkrachting Gewapende overval Moord/doodslag
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Allochtoon
Tabel 6.3.3
102/164
89
246
Tabel 6.3.4
Gezondheidsproblemen/drugsproblemen van de dader Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Was bij andere mensen heel anders dan thuis Had last van onvoorspelbare stemmingswisselingen Dronk veel Was depressief Was zenuwachtig Was veel ziek Gebruikte kalmerende middelen/slaapmiddelen Had een drugsprobleem
82% 75% 45% 42% 38% 28% 21% 13%
80% 71% 49% 40% 37% 25% 17% 13%
82% 75% 43% 43% 39% 28% 19% 12%
79% 73% 43% 43% 39% 29% 20% 9%
77% 69% 39% 37% 36% 17% 13% 23%
68% 71% 28% 52% 41% 37% 28% 7%
83% 72% 47% 39% 38% 24% 16% 13%
78% 68% 27% 40% 38% 28% 18% 2%
78% 69% 51% 35% 38% 18% 20% 24%
85% 76% 47% 37% 37% 23% 12% 15%
80% 73% 47% 46% 34% 27% 18% 13%
74% 82% 54% 55% 51% 38% 38% 13%
71% 59% 53% 41% 47% 41% 18% 12%
79% 69% 42% 36% 26% 33% 18% 10%
83% 74% 47% 42% 40% 26% 19% 15%
75% 70% 37% 46% 40% 26% 20% 7%
82% 82% 54% 45% 37% 29% 19% 15%
81% 77% 45% 47% 36% 24% 20% 17%
82% 81% 47% 46% 40% 26% 20% 13%
Percenteerbasis (n)
515
410
623
566
109
162
513
183
55
158
143
93
17
98
324
228
140
75
208
Aan de respondenten die ten tijde van de voorvallen bij de dader in huis woonden is gevraagd of de dader problemen had met zijn of haar gezondheid of zich tegenover derden anders gedroeg. Tabel 6.3.4 geeft daarvan een overzicht; de percentages betreffen de antwoordcategorieën “helemaal” plus “enigszins” van toepassing. Acht van de tien slachtoffers geven aan dat de dader zich elders heel anders gedroeg dan thuis. Daarnaast leed de dader volgens driekwart van de slachtoffers aan onvoorspelbare stemmingswisselingen. Ook alcoholmisbruik, depressie en zenuwachtigheid bij de dader worden relatief vaak (door circa vier op de tien respondenten) genoemd. Slachtoffers van lichamelijk en overig geweld zijn vaker van mening dat de dader last had van onvoorspelbare stemmingswisselingen dan slachtoffers van seksueel geweld. Deze laatstgenoemde groep vindt daarentegen vaker dat de dader veel dronk. Vrouwen geven vaker aan dat de dader zich elders anders gedroeg dan thuis, veel dronk of een drugsprobleem had. Mannen maken vaker melding van ziekte, depressie en het gebruik van kalmerings- of slaapmiddelen bij de dader. Zenuwachtigheid bij de dader wordt vaker genoemd door middelbaar en hoger opgeleiden.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
103/164
6.4 Verzet tegen de dader Slachtoffers van huiselijk geweld kunnen op verschillende manieren proberen om het geweld te doen ophouden. We onderzoeken in deze paragraaf of men zich heeft verzet, waar dat verzet uit bestaat, en of het verzet van het slachtoffer tegen de dader effect heeft gehad.
Tabel 6.4.1
Vormen van verzet tegen de hoofddader van huiselijk geweld Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Contact met deze persoon zoveel mogelijk vermeden Besproken met de persoon zelf Voorval(len) gemeld bij de politie Voorval(len) gemeld bij een instantie Besproken met een ander Situatie(s) vermeden waarin het voorval voorkwam Gezorgd dat er steeds iemand in de buurt is Slot (op deur) aangebracht Anders Nee, niets gedaan
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
34% 29% 29% 26% 24% 23% 12% 9% 25% 13%
32% 29% 27% 25% 24% 23% 13% 11% 25% 13%
33% 31% 25% 25% 25% 24% 11% 8% 25% 14%
31% 30% 23% 23% 26% 23% 12% 7% 25% 14%
36% 32% 27% 24% 22% 22% 7% 9% 20% 20%
29% 32% 13% 21% 28% 25% 4% 3% 17% 20%
33% 30% 27% 23% 24% 22% 13% 9% 27% 14%
36% 21% 12% 17% 22% 26% 9% 6% 24% 25%
43% 25% 25% 25% 27% 29% 23% 11% 23% 16%
28% 35% 24% 24% 30% 20% 9% 7% 25% 11%
24% 34% 32% 24% 22% 21% 8% 8% 31% 9%
31% 39% 36% 31% 28% 18% 10% 11% 20% 9%
30% 26% 13% 17% 26% 13% 13% 9% 9% 22%
26% 28% 20% 27% 20% 23% 12% 7% 24% 12%
31% 29% 27% 24% 25% 21% 12% 10% 23% 15%
34% 31% 19% 18% 26% 24% 9% 5% 27% 17%
38% 36% 41% 36% 29% 24% 13% 11% 33% 6%
34% 38% 38% 32% 25% 26% 10% 10% 28% 8%
38% 39% 35% 31% 31% 25% 14% 10% 27% 9%
506
717
688
124
196
616
212
89
182
161
118
23
106
401
275
172
88
244
Percenteerbasis (n) 606
Eén op de zeven slachtoffers heeft zich niet tegen het huiselijk geweld verzet. Dat geldt in sterkere mate voor mannen dan voor vrouwen. De grote meerderheid van de slachtoffers heeft dus wél geprobeerd het geweld te doen stoppen. Zij trachtten vooral het contact met de dader zoveel mogelijk te vermijden. Ook hebben zij geprobeerd het geweld te stoppen door het gebeurde met de dader te bespreken, of door de voorvallen bij de politie of een hulpverlenende instantie te melden. Mannen maken in mindere mate melding van het huiselijk geweld bij de politie dan vrouwen. Opvallend is dat in de afgelopen vijf jaar meer mensen aangeven de voorvallen bij de politie te hebben gemeld dan wanneer we “ooit” als rapportageperiode nemen. Slachtoffers van lichamelijk geweld gaan vaker naar de politie dan slachtoffers van seksueel en overig geweld. Slachtoffers van seksueel geweld pogen vaker het geweld te stoppen door een slot op hun deur aan te brengen dan slachtoffers van lichamelijk of overig geweld. De leeftijd van het slachtoffer bepaalt in sterke mate of en hoe deze zich heeft (kunnen) verzet(ten) tegen de dader. Op erg jonge leeftijd staan slachtoffers machtelozer tegenover het geweld: van de jonge slachtoffergroep (jonger dan 13 jaar) heeft maar liefst een kwart geen verzet uitgeoefend tegen de dader. Met het ouder worden, nemen zowel weerbaarheid als mogelijkheden van verzet toe; in eerste instantie liggen die nog sterker in vermijding dan in confrontatie. Zo hebben jonge slachtoffers in de leeftijd van 13 t/m 17 jaar vaker geprobeerd om de dader te ontwijken en als dat niet lukte zo veel mogelijk gezorgd dat er steeds iemand anders in de buurt was om herhaling van het geweld te voorkomen. Na het 18 de levensjaar gaan slachtoffers vaker de confrontatie aan met de dader; minimaal een derde van de slachtoffers tussen 18-49 jaar heeft het geweld besproken met de dader. Ook meldt men op deze leeftijd de voorvallen vaker bij de politie.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
104/164
Maar liefst een kwart van alle respondenten geeft aan iets anders te hebben gedaan om een einde te maken aan het huiselijk geweld dan voorgecodeerd in de vragenlijst. Vaak gaat het hierbij om de beëindiging van de relatie met de dader (scheiding). Zo is een slachtoffer van mening: “Echtscheiding was de enige oplossing”. Ook vluchten wordt door diverse slachtoffers genoemd, bijvoorbeeld: “Ik ben weggelopen uit huis”, “Ben op een voor hem onbekend adres ondergedoken met de kinderen”, en “Ben gevlucht van deze persoon”. Ook geven slachtoffers aan dat ze zelf geweld aangewend hebben tegen de dader om zo het huiselijk geweld te stoppen. Een van de respondenten verwijst in dit opzicht bijvoorbeeld naar “afweren en terugslaan”. Een ander heeft gedreigd “met het gebruiken van een aardappelmes”. Slachtoffers hebben vervolgens aangegeven of het verzet tegen de dader effect heeft gehad.
Heeft verzet tegen de dader effect gehad?
Ja, ik voelde me daarna beter Ja, de voorvallen zijn een tijdje gestopt of kwamen minder vaak voor Ja, de voorvallen zijn helemaal gestopt Ja (anders) Nee, het hielp niet Weet niet Wil niet zeggen
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 6.4.2
21% 21% 22% 21% 34% 21% 23% 17% 20% 20% 29% 27% 30% 22% 19% 26% 28% 26% 27% 12% 13% 14% 13% 18% 11% 15% 12%
8% 16% 16% 10% 15% 15% 12% 16% 14% 13% 16%
22% 23% 21% 22% 28% 28% 22% 23% 30% 20% 23% 21% 45% 25% 22% 23% 23% 23% 22% 15% 14% 15% 14% 15% 11% 15% 13% 17% 19% 11% 10% 5% 8% 14% 18% 18% 18% 18% 43% 42% 44% 43% 27% 40% 40% 44% 37% 40% 34% 45% 30% 42% 44% 35% 36% 40% 40% 2% 2% 1% 2% 3% 3% 2% 4% 1% 1% 2% 1% 5% 1% 2% 3% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
Percenteerbasis (n) 595
493
700
669
118
188
599
202
86
178
160
116
20
106
389
263
169
Een kleine meerderheid van de respondenten die iets tegen het huiselijk geweld heeft ondernomen is van mening dat het verzet effect heeft gehad. Opvallend is dat ruim vier op de tien slachtoffers vindt dat het verzet niet heeft geholpen. Autochtone slachtoffers geven vaker aan dat het verzet niet heeft geholpen. Allochtone slachtoffers zijn daarentegen, meer dan autochtone slachtoffers, van mening dat het verzet wel effect heeft gehad. Niet zozeer omdat het geweld is gestopt, alswel omdat zij zichzelf beter zijn gaan voelen omdat zij zich hebben verzet. Ruim twintig procent van de slachtoffers geeft aan dat het huiselijk geweld als gevolg van het verzet helemaal is gestopt. Er zijn geen grote verschillen te zien tussen slachtoffers van lichamelijk, seksueel en overig geweld. Zoals we eerder in deze paragraaf zagen, is er ook een groep slachtoffers die niets heeft ondernomen om het geweld te beëindigen. Aan deze slachtoffers is gevraagd waarom zij zich niet hebben verzet.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
105/164
87
240
Waarom heeft men zich niet tegen de dader verzet?
32% 42% 21% 17% 6% 9% 8% 6% 8% 8% 2% 8% 0% 2% 30% 2% 2%
29% 21% 29% 21% 14% 7% 7% 7% 0% 0% 7% 0% 0% 0% 43% 7% 0%
30% 10% 20% 15% 20% 10% 5% 10% 15% 5% 0% 0% 0% 0% 35% 0% 0%
80
68
99
98
25
40
83
53
14
20
Overig geweld
18 - 24 jaar
33% 35% 23% 18% 7% 11% 10% 5% 13% 6% 4% 5% 1% 1% 33% 1% 1%
Seksueel geweld
13 t/m 17 jaar
18% 10% 15% 23% 25% 3% 3% 13% 0% 5% 3% 0% 5% 0% 35% 5% 3%
Lichamelijk geweld + stalking
t/m 12 jaar
44% 40% 24% 16% 16% 12% 12% 4% 8% 8% 8% 0% 4% 0% 20% 0% 4%
Hoog
Vrouw
24% 24% 19% 20% 12% 7% 6% 8% 9% 5% 2% 4% 2% 1% 37% 3% 1%
Midden
Man
31% 27% 25% 22% 11% 8% 8% 9% 9% 5% 3% 3% 2% 1% 32% 2% 1%
Laag
Allochtoon
24% 32% 24% 19% 6% 12% 10% 7% 16% 9% 3% 6% 2% 2% 40% 2% 3%
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
21% 0% 0% 23% 0% 0% 0% 31% 14% 0% 0% 23% 14% 27% 40% 46% 36% 18% 0% 15% 7% 0% 0% 8% 7% 0% 0% 8% 7% 0% 20% 15% 7% 9% 0% 8% 7% 0% 0% 8% 7% 0% 0% 8% 0% 0% 0% 8% 14% 9% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 21% 64% 40% 39% 0% 0% 20% 0% 7% 0% 0% 0%
37% 29% 20% 12% 9% 10% 10% 3% 10% 9% 3% 3% 2% 2% 36% 2% 2%
17% 23% 19% 21% 15% 4% 2% 9% 9% 2% 2% 2% 2% 0% 32% 4% 0%
30% 20% 40% 40% 10% 10% 10% 20% 30% 20% 10% 0% 0% 0% 40% 10% 0%
43% 43% 29% 43% 14% 14% 14% 14% 43% 14% 14% 14% 0% 0% 29% 0% 0%
46% 32% 36% 41% 18% 5% 9% 14% 18% 9% 5% 9% 5% 0% 23% 5% 0%
59
47
10
14
11
50 jaar en ouder
Autochtoon
33% 30% 24% 21% 13% 11% 11% 10% 10% 8% 5% 4% 1% 1% 35% 4% 1%
35 - 49 jaar
Overig geweld
Percenteerbasis (n)
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Seksueel geweld
Het kwam niet in me op er iets tegen te doen Ik was te jong om er iets tegen te kunnen doen Ik was veel te bang Ik kon er niets tegen doen Ik vond het niet nodig Ik had geen plek om naar toe te gaan Ik dacht dat ik toch niet serieus zou worden genomen Ik werd gechanteerd Ik werd bedreigd Ik kende niemand die mij kon steunen Hij/zij probeerde het goed te maken Ik wist niet wat er gebeurde Ik had medelijden met hem/haar Hij/zij gaf mij cadeautjes Anders Weet niet Wil niet zeggen
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
25 - 34 jaar
Tabel 6.4.3
5
13
Een relatief kleine groep heeft zich niet tegen de dader verzet. De cijfers in de tabel zijn op een beperkte groep respondenten gebaseerd. Onderstaande conclusies moeten dan ook met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.
Onmacht Gevoelens van onmacht zijn de belangrijkste reden voor slachtoffers om zich niet te verzetten tegen het geweld van de dader. Ongeveer de helft van de slachtoffers geeft aan dat het gewoon niet bij hen opkwam of dat men niets tegen het geweld kón doen. Allochtonen geven vaker dan autochtonen aan dat verzet niet in hun opkwam. Het gevoel dat men niets tegen het geweld kon doen speelt vooral bij laag opgeleiden een rol, meer dan bij respondenten met een middelbaar of hoog opleidingsniveau.
Beperkte weerbaarheid Een derde van de slachtoffers geeft aan dat men simpelweg te jong was om er iets tegen te doen; niet verrassend gezien de oververtegenwoordiging van jonge slachtoffers (tot 13 jaar) in de groep slachtoffers die zich niet tegen de dader hebben verzet. Vrouwen geven vaker aan dan mannen dat zij te jong waren om zich te kunnen verzetten.
Angst Ook angst speelt een grote rol in de weerbaarheid tegenover de dader; circa een kwart van de respondenten zegt veel te bang te zijn geweest om zich tegen het geweld te verzetten.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
106/164
7
22
Overige oorzaken Mannen geven duidelijk vaker dan vrouwen aan zich niet tegen de dader te hebben verzet omdat zij dit niet nodig vonden. Medelijden met de dader van het huiselijk geweld en het krijgen van cadeautjes van deze dader hebben nauwelijks invloed op die beslissing. Een opvallend grote groep respondenten noemt andere redenen om zich niet te verweren tegen het geweld dan de reeds genoemde. Belangrijk element in deze antwoorden is de schaamte voor de buitenwereld; slachtoffers proberen zo min mogelijk aandacht op het geweld te vestigen. Ook verwachten velen geen heil van verzet; dit zou toch geen effect hebben of zelfs tot een escalatie van geweld kunnen leiden. 6.5 Samenvatting Slachtoffers van huiselijk geweld wonen in de meerderheid van de gevallen in dezelfde woning als de dader. Het huiselijk geweld van de dader staat meestal niet op zichzelf. Vaak maakt deze ook anderen in de huiselijke kring tot slachtoffer. Daders komen vaak om andere redenen dan huiselijk geweld in aanraking met politie of justitie (bijvoorbeeld in circa een op de vijf gevallen voor verstoring van de openbare orde). Psychische problemen en het gebruik van alcohol spelen volgens slachtoffers een belangrijke rol bij het huiselijk geweld. De onderzoeksresultaten laten zien waarom huiselijk geweld voor de buitenwereld vaak moeilijk te herkennen is. De dader (maar ook het slachtoffer!) heeft namelijk „baat‟ bij het verhullen van het huiselijk geweld voor de buitenwereld. De motieven daarvoor verschillen wel zeer. De dader wil niet ontmaskerd worden en gedraagt zich daarom tegenover “de buitenwereld” heel anders dan tegenover het slachtoffer. Deze vorm van „maskeren‟ vindt plaats in 80 procent van de gevallen. Het slachtoffer van huiselijk geweld daarentegen, zit vol met gevoelens van schaamte. Schaamte maakt het moeilijk om met anderen over het huiselijk geweld te spreken of daadwerkelijk hulp in te schakelen. Bovendien is er de angst dat het geweld alleen maar erger wordt op het moment dat het slachtoffer besluit zich tegen het geweld van de dader te verzetten.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
107/164
7.
Hulpzoekgedrag
Dit hoofdstuk beschrijft het hulpzoekgedrag van slachtoffers van huiselijk geweld. Slachtoffers kunnen zich tot verschillende personen en instanties richten met de vraag om hulp. We gaan allereerst na welke personen of instanties dat zijn. Vervolgens bezien we of er ook echt hulp is verleend aan de slachtoffers en hoe deze daarover oordelen. Bij de hulpverlening door de politie staan we wat uitgebreider stil. Tenslotte beschrijven we of ook de dader van het huiselijk geweld hulp heeft gezocht en gekregen. 7.1 Contact met personen en hulpverlenende instanties Met wie hebben slachtoffers gesproken over het huiselijk geweld? Deze vraag wordt beantwoord in deze paragraaf. Men kan hulp zoeken bij personen uit de nabije omgeving, bijvoorbeeld familie en vrienden; maar ook bij hulpverlenende instanties als RIAGG/GGZ, politie of maatschappelijk werk. We maken een onderscheid tussen de hulpvraag tijdens de periode van het huiselijk geweld en de hulpvraag na beëindiging van het huiselijk geweld.
Contact in de periode van de voorvallen Circa een derde van de respondenten heeft met niemand over het huiselijk geweld gesproken in de periode dat het zich voordeed. Dat geldt sterker voor jongere slachtoffers (t/m 24 jaar) dan voor oudere slachtoffers. En ook sterker voor slachtoffers van seksueel geweld dan voor slachtoffers van lichamelijk of overig geweld.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
109/164
Tabel 7.1.1
Ten tijde van de voorvallen hulp gezocht bij: Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Ik heb er toen met niemand over gesproken Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Zoon(s)/stiefzoon(s) Dochter(s)/stiefdochter(s) Stiefvader/pleegvader Stiefmoeder/pleegmoeder Stiefbroer/pleegbroer Stiefzus/pleegzus Oom Tante Opa Oma Schoonouders Zwager/schoonzus Ander familielid Vrienden/vriendinnen De buren Huisarts Schoolarts Andere arts of medische instelling Politie Bureau voor rechtshulp/advocaat Justitie in de buurt (JiB) Meld misdaad anoniem Crisisopvang Telefonische hulpdienst/Korrelatie Iemand van school/docent Algemeen Maatschappelijk Werk Een geestelijke (pastoor, dominee, imam, rabbijn) EHBO Bureau slachtofferhulp of een vergelijkbare instelling Het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) RIAGG/GGZ Blijf van m'n lijf/vrouwenopvang Therapeutische hulpverlening Via internet (bijvoorbeeld discussiefora/chatten) Anderen Weet niet Wil niet zeggen
27% 10% 6% 13% 24% 9% 14% 3% 3% 1% 1% 0% 0% 3% 5% 2% 3% 4% 5% 5% 31% 6% 22% 1% 8% 17% 4% 1% 1% 3% 3% 5% 12% 3% 1% 3% 1% 1% 11% 3% 8% 1% 9% 1% 0%
33% 8% 6% 11% 22% 8% 12% 2% 3% 0% 0% 0% 0% 2% 6% 1% 3% 5% 5% 5% 29% 5% 20% 1% 9% 14% 4% 0% 1% 3% 2% 4% 11% 3% 1% 3% 0% 1% 11% 3% 9% 1% 7% 1% 0%
28% 10% 5% 12% 23% 9% 13% 2% 3% 0% 1% 0% 0% 3% 5% 1% 3% 4% 5% 5% 32% 5% 20% 1% 7% 15% 4% 1% 0% 3% 3% 5% 12% 3% 1% 3% 1% 1% 12% 2% 8% 1% 8% 1% 0%
30% 10% 5% 12% 22% 9% 13% 2% 3% 0% 0% 0% 0% 3% 5% 1% 3% 4% 5% 4% 30% 5% 20% 1% 7% 13% 3% 0% 1% 3% 3% 4% 11% 3% 1% 2% 0% 0% 11% 2% 8% 0% 8% 1% 0%
27% 10% 5% 10% 33% 12% 18% 1% 2% 2% 1% 0% 1% 3% 10% 0% 3% 4% 3% 12% 37% 5% 17% 2% 6% 20% 2% 1% 0% 5% 2% 9% 10% 3% 1% 6% 3% 1% 9% 5% 3% 2% 6% 1% 0%
24% 15% 6% 16% 25% 13% 15% 1% 1% 1% 1% 0% 1% 4% 5% 3% 4% 3% 4% 6% 33% 6% 21% 0% 8% 11% 4% 0% 1% 2% 2% 3% 9% 4% 1% 2% 0% 0% 14% 0% 9% 2% 8% 1% 0%
31% 8% 5% 11% 23% 8% 13% 2% 3% 0% 0% 0% 0% 2% 6% 1% 3% 5% 5% 5% 30% 5% 19% 1% 7% 15% 3% 1% 1% 3% 3% 5% 11% 3% 1% 3% 1% 1% 10% 3% 7% 0% 8% 1% 0%
43% 5% 4% 7% 16% 5% 9% 0% 0% 1% 1% 0% 1% 4% 8% 2% 8% 2% 2% 6% 16% 2% 9% 2% 4% 6% 2% 1% 1% 2% 3% 10% 4% 2% 1% 1% 1% 1% 11% 1% 4% 1% 8% 1% 0%
39% 9% 3% 11% 30% 6% 18% 0% 1% 0% 1% 0% 0% 3% 10% 2% 2% 2% 1% 8% 20% 1% 7% 1% 8% 7% 1% 1% 1% 1% 0% 5% 5% 3% 1% 1% 0% 0% 7% 2% 6% 0% 5% 0% 0%
29% 7% 6% 14% 27% 7% 11% 1% 2% 1% 1% 0% 0% 1% 3% 0% 0% 3% 5% 3% 34% 5% 22% 1% 7% 13% 4% 0% 0% 3% 2% 1% 13% 1% 1% 3% 0% 0% 7% 3% 7% 1% 9% 1% 1%
18% 12% 6% 18% 30% 14% 19% 3% 3% 1% 0% 0% 0% 4% 6% 1% 2% 9% 5% 6% 43% 7% 27% 1% 7% 20% 3% 1% 0% 1% 3% 2% 14% 6% 0% 3% 2% 1% 11% 3% 11% 0% 7% 1% 0%
13% 18% 7% 14% 24% 18% 18% 5% 7% 0% 1% 0% 1% 1% 2% 2% 1% 5% 9% 7% 43% 11% 31% 0% 14% 31% 9% 1% 1% 9% 5% 3% 19% 3% 0% 4% 0% 1% 20% 3% 12% 2% 11% 0% 0%
13% 26% 0% 0% 9% 4% 4% 13% 22% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 4% 0% 0% 39% 13% 26% 0% 4% 9% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 9% 0% 0% 0% 0% 0% 4% 0% 4% 0% 9% 0% 0%
24% 7% 1% 11% 19% 5% 14% 8% 8% 0% 0% 0% 0% 3% 5% 2% 4% 6% 6% 4% 20% 5% 15% 1% 6% 11% 3% 1% 1% 2% 3% 5% 12% 3% 0% 1% 0% 1% 14% 2% 4% 0% 12% 1% 0%
31% 9% 7% 10% 22% 10% 14% 1% 2% 1% 1% 0% 0% 3% 5% 1% 2% 4% 5% 4% 30% 5% 21% 1% 8% 16% 4% 0% 0% 4% 3% 4% 12% 2% 1% 2% 0% 0% 9% 3% 8% 0% 7% 1% 1%
29% 11% 4% 15% 26% 11% 13% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 3% 5% 1% 3% 4% 3% 7% 36% 6% 19% 1% 6% 12% 3% 0% 1% 1% 2% 4% 8% 3% 0% 3% 1% 0% 13% 0% 9% 1% 7% 0% 0%
14% 18% 9% 16% 32% 13% 15% 5% 4% 1% 1% 0% 1% 4% 9% 2% 4% 7% 6% 8% 45% 9% 35% 2% 12% 28% 6% 2% 0% 7% 4% 6% 16% 4% 2% 6% 2% 2% 15% 3% 12% 2% 11% 0% 0%
21% 14% 8% 11% 34% 8% 10% 1% 2% 0% 0% 0% 1% 1% 9% 2% 5% 6% 7% 8% 43% 7% 25% 2% 11% 18% 9% 1% 1% 6% 5% 5% 15% 3% 3% 5% 1% 1% 14% 2% 15% 2% 8% 1% 0%
18% 17% 7% 16% 30% 13% 13% 3% 3% 0% 1% 0% 1% 4% 9% 2% 4% 7% 7% 8% 43% 8% 28% 2% 9% 24% 7% 2% 0% 6% 4% 6% 13% 4% 2% 5% 2% 1% 17% 3% 11% 1% 9% 0% 0%
Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
89
184
162
118
23
107
401
278
173
89
246
Een meerderheid van ruim tweederde van de slachtoffers spreekt dus wél over het huiselijk geweld in de periode dat het zich voordoet. Dat geldt in ongeveer gelijke mate voor slachtoffers van lichamelijk, seksueel en overig geweld. Vrienden of vriendinnen worden het vaakst door de slachtoffers in vertrouwen genomen (door bijna een derde van de slachtoffers). Een vijfde van de slachtoffers spreekt over het gebeurde met de moeder. Slechts één op de tien slachtoffers spreekt over het huiselijk geweld met de eigen partner; niet vreemd gezien deze ook vaak de dader is (paragraaf 4.1). Allochtone slachtoffers praten vaker dan autochtone slachtoffers over het geweld met hun moeder, tante of een ander familielid.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
110/164
Van alle hulpverlenende instanties wordt de huisarts het vaakst in vertrouwen genomen. Dit geldt voor ongeveer één op de vijf slachtoffers. De huisarts neemt hiermee als vertrouwenspersoon de derde positie in; na vrienden/vriendinnen en de moeder. Ongeveer vijftien procent van de slachtoffers heeft tijdens het huiselijk geweld met de politie gesproken. Allochtonen deden dit vaker dan autochtonen. En slachtoffers van lichamelijk geweld vaker dan slachtoffers van seksueel en overig geweld. Ruim één op de tien slachtoffers heeft hulp gezocht bij Algemeen Maatschappelijk Werk en het RIAGG/GGZ. Opvallend is dat slachtoffers in de leeftijd van 35-49 jaar vaker naar deze hulpverlenende instanties zijn gestapt dan slachtoffers in de overige leeftijdsgroepen. Allochtonen zoeken ten tijde van het geweld doorgaans vaker contact met hulpverlenende instanties dan autochtonen. Zo spreken allochtone slachtoffers vaker met de politie, iemand van school, Bureau Slachtofferhulp, Blijf van mijn Lijf huis, en het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld. Ook zijn zij actiever op discussiefora of chatmachines via internet. Autochtone slachtoffers hebben vaker contact gehad met therapeutische hulpverlening. 35
Opvallend is dat slachtoffers zelf nauwelijks contact zoeken met hulpverlenende instanties, zoals het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK).
Contact na beëindiging van de voorvallen Aan respondenten bij wie het huiselijk geweld inmiddels is gestopt, is gevraagd of zij, ná het stoppen van de voorvallen, weleens met iemand hebben gesproken over hetgeen hen is overkomen. Met het stoppen van het huiselijk geweld lijkt de barrière voor slachtoffers om hierover met anderen te praten kleiner te zijn geworden. Heeft ten tijde van het huiselijk geweld een derde van de slachtoffers nooit met anderen gepraat over het geweld, na beëindiging van het huiselijk geweld is dit percentage gehalveerd tot circa vijftien procent. Er zijn geen verschillen tussen slachtoffers van lichamelijk, seksueel en overig geweld. Echter, mannen en allochtonen blijven na beëindiging van het huiselijk geweld vaker zwijgen over het geweld dan vrouwen en autochtonen.
35
We willen benadrukken dat deze groep allochtone slachtoffers niet representatief is voor de Nederlandse allochtone bevolking.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
111/164
Tabel 7.1.2
Na beëindiging van de voorvallen hulp gezocht bij: Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Ik heb er toen met niemand over gesproken Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Zoon(s)/stiefzoon(s) Dochter(s)/stiefdochter(s) Stiefvader/pleegvader Stiefmoeder/pleegmoeder Stiefbroer/pleegbroer Stiefzus/pleegzus Oom Tante Opa Oma Schoonouders Zwager/schoonzus Ander familielid Vrienden/vriendinnen De buren Huisarts Schoolarts Andere arts of medische instelling Politie Bureau voor rechtshulp/advocaat Justitie in de buurt (JiB) Meld misdaad anoniem Crisisopvang Telefonische hulpdienst/Korrelatie Iemand van school/docent Algemeen Maatschappelijk Werk Een geestelijke (pastoor, dominee, imam, rabbijn) EHBO Bureau slachtofferhulp of een vergelijkbare instelling Het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) RIAGG/GGZ Blijf van m'n lijf/vrouwenopvang Therapeutische hulpverlening Via internet (bijvoorbeeld discussiefora/chatten) Anderen Weet niet Wil niet zeggen
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
14% 22% 5% 14% 28% 13% 17% 5% 5% 1% 0% 0% 0% 2% 4% 0% 2% 4% 4% 5% 37% 4% 18% 0% 7% 12% 2% 0% 0% 2% 2% 3% 14% 4% 0% 3% 1% 0% 18% 3% 17% 2% 5% 1% 0%
15% 22% 7% 15% 29% 12% 18% 4% 5% 1% 0% 0% 0% 2% 4% 0% 2% 4% 4% 5% 38% 3% 18% 1% 9% 12% 3% 1% 0% 2% 2% 2% 14% 4% 0% 3% 1% 0% 19% 3% 20% 1% 7% 0% 0%
13% 22% 6% 14% 28% 13% 19% 4% 4% 1% 0% 0% 0% 2% 5% 0% 2% 4% 4% 5% 39% 3% 18% 1% 7% 10% 2% 1% 0% 2% 2% 3% 14% 3% 0% 3% 1% 0% 19% 2% 18% 2% 6% 1% 0%
14% 23% 5% 15% 28% 13% 19% 5% 5% 1% 0% 0% 0% 2% 4% 0% 2% 3% 4% 5% 35% 3% 18% 1% 7% 10% 2% 1% 0% 1% 2% 2% 13% 3% 0% 3% 1% 0% 18% 2% 18% 2% 6% 1% 0%
24% 13% 5% 6% 24% 11% 15% 0% 1% 0% 0% 1% 0% 4% 7% 0% 3% 3% 3% 8% 42% 3% 7% 1% 5% 6% 0% 0% 0% 3% 0% 3% 9% 2% 1% 3% 1% 0% 10% 2% 10% 1% 3% 1% 0%
22% 20% 3% 11% 20% 11% 14% 3% 3% 0% 0% 0% 0% 4% 4% 1% 1% 4% 2% 4% 27% 3% 15% 0% 5% 3% 1% 0% 1% 1% 1% 1% 10% 2% 0% 3% 0% 0% 15% 0% 11% 2% 5% 2% 1%
14% 22% 6% 15% 30% 13% 19% 5% 5% 1% 0% 0% 0% 2% 5% 0% 2% 3% 4% 5% 39% 3% 17% 1% 7% 12% 3% 1% 0% 2% 2% 3% 13% 3% 0% 3% 1% 0% 18% 3% 18% 1% 6% 1% 0%
16% 31% 11% 9% 24% 14% 21% 3% 2% 2% 0% 0% 1% 3% 7% 1% 3% 3% 4% 7% 27% 2% 16% 1% 10% 8% 1% 1% 0% 2% 2% 5% 10% 4% 1% 3% 0% 0% 19% 1% 23% 3% 7% 1% 0%
23% 25% 4% 16% 31% 8% 19% 0% 0% 1% 1% 0% 0% 5% 9% 0% 1% 3% 0% 6% 39% 0% 15% 1% 6% 10% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 9% 0% 1% 3% 0% 0% 14% 0% 19% 1% 6% 1% 0%
11% 21% 4% 18% 35% 14% 17% 5% 7% 1% 0% 0% 0% 1% 4% 0% 1% 3% 4% 5% 41% 3% 16% 1% 4% 9% 3% 1% 0% 2% 1% 2% 11% 2% 0% 2% 1% 0% 16% 5% 13% 1% 7% 1% 0%
17% 13% 3% 22% 30% 13% 21% 4% 5% 0% 0% 0% 0% 3% 3% 0% 1% 5% 5% 5% 41% 3% 13% 0% 5% 12% 4% 0% 0% 1% 1% 1% 15% 5% 0% 3% 1% 1% 16% 2% 15% 1% 2% 0% 1%
14% 11% 0% 6% 16% 13% 13% 9% 7% 0% 0% 0% 0% 1% 2% 1% 1% 2% 6% 1% 36% 7% 22% 0% 8% 12% 2% 0% 1% 1% 2% 1% 17% 2% 0% 6% 1% 1% 15% 2% 13% 0% 6% 2% 0%
19% 19% 0% 5% 10% 10% 10% 19% 19% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 5% 29% 10% 24% 0% 5% 10% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 10% 0% 0% 0% 0% 0% 14% 0% 5% 0% 0% 0% 0%
22% 14% 3% 12% 23% 10% 13% 8% 7% 1% 0% 0% 0% 3% 5% 0% 3% 4% 2% 3% 28% 4% 18% 0% 6% 11% 1% 0% 0% 3% 2% 1% 16% 1% 0% 2% 1% 0% 18% 2% 7% 0% 9% 0% 0%
14% 24% 6% 14% 27% 13% 19% 4% 4% 1% 0% 0% 0% 2% 4% 0% 0% 4% 5% 4% 34% 3% 19% 1% 7% 12% 3% 1% 0% 2% 1% 2% 14% 4% 0% 3% 1% 0% 17% 3% 14% 1% 5% 1% 0%
18% 22% 6% 15% 31% 14% 19% 3% 3% 0% 0% 0% 0% 3% 5% 0% 3% 3% 3% 6% 42% 2% 12% 0% 8% 5% 1% 0% 0% 0% 2% 2% 11% 3% 0% 4% 0% 0% 19% 1% 24% 2% 5% 0% 0%
16% 13% 2% 19% 34% 16% 17% 7% 6% 0% 1% 0% 0% 2% 4% 0% 0% 5% 4% 5% 45% 6% 20% 2% 8% 16% 3% 1% 0% 2% 0% 5% 13% 2% 0% 7% 2% 1% 18% 2% 9% 1% 2% 2% 0%
12% 14% 5% 25% 42% 19% 20% 5% 6% 0% 0% 0% 0% 2% 8% 2% 3% 8% 5% 6% 52% 6% 20% 2% 9% 12% 5% 2% 0% 3% 3% 6% 12% 5% 2% 9% 2% 2% 20% 2% 17% 2% 8% 0% 0%
15% 16% 4% 18% 33% 18% 19% 4% 5% 1% 1% 0% 0% 1% 6% 1% 2% 7% 4% 7% 50% 6% 20% 1% 8% 15% 4% 2% 0% 3% 2% 4% 14% 4% 1% 7% 1% 1% 20% 3% 12% 2% 4% 1% 0%
462
633
613
115
175
553
198
80
170
149
86
21
97
364
241
128
65
183
Percenteerbasis (n) 543
Vrienden en vriendinnen blijven de belangrijkste vertrouwenspersonen, ook nadat het geweld is gestopt. Vooral voor vrouwelijke slachtoffers is dat het geval. Ook spreken vrouwen vaker met hun moeder over wat hen is overkomen. Circa één op de acht slachtoffers spreekt met de vader, zus, en/of broer. Nadat het geweld is gestopt, praat een relatief groter deel van de slachtoffers erover met hun partner of echtgeno(o)t(e) (22%). Dat is niet vreemd; in een aantal gevallen zal dat een andere partner zijn dan degene die het geweld pleegde. Voor oudere slachtoffers (50+) blijven de kinderen (zoon, dochter) belangrijke gesprekspartners.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
112/164
De huisarts, het RIAGG/GGZ en therapeutische hulpverlening zijn na beëindiging van het geweld de meest gefrequenteerde instanties (alle door bijna 20% van de slachtoffers). Autochtonen spreken vaker met therapeutische hulpverlening, het RIAGG/GGZ en de huisarts dan allochtonen. Dit is opvallend: bij allochtonen zagen we juist vaker contact met hulpverlenende instanties tijdens de geweldsperiode. Na beëindiging van het huiselijk geweld zoeken vrouwen en hoogopgeleiden vaker therapeutische hulpverlening. De politie wordt na beëindiging van het geweld duidelijk minder vaak benaderd door mannelijke slachtoffers dan tijdens het huiselijk geweld. 7.2 Redenen om hulp te zoeken Respondenten hebben aangegeven waarom zij wel of geen hulp hebben gezocht. Ook hier maken we onderscheid tussen redenen voor het wel of niet zoeken van hulp ten tijde van het huiselijk geweld en na beëindiging van het geweld.
Redenen om hulp te zoeken in de periode van het geweld Het grootste deel van de slachtoffers (circa 60%) heeft met bekenden of met hulpverlenende instanties gesproken om het hart te luchten of om een luisterend oor te vinden. Dat is voor alle drie de groepen slachtoffers de meest genoemde reden om hulp te zoeken.
Redenen om hulp te zoeken ten tijde van het geweld
Ik wilde dat het voorval stopte/de voorvallen stopten Ik wilde voorkomen dat de dader hetzelfde bij anderen zou doen Ik wilde voorkomen dat mijn kind/kinderen er last van zou/zouden krijgen Ik wilde mijn hart luchten/een luisterend oor Ik wilde hulp zoeken voor de dader Ik vond dat het mijn plicht was Om opgevangen en geholpen te worden Andere reden Weet niet Wil niet zeggen
Overig geweld
46% 46% 45% 44% 50% 40% 46% 47% 47% 45% 42% 43% 45% 48% 45% 39% 52% 41% 50% 9% 11%
9%
8% 15% 11%
9% 17% 13%
16% 17% 16% 15% 13% 11% 16% 63% 15% 9% 35% 14% 1% 1%
Percenteerbasis (n) 441
3%
3% 10%
8% 10%
7% 10%
9% 13% 15% 11%
7% 17% 22% 22% 10% 15% 14% 14% 17% 16% 11%
59% 15% 8% 38% 16% 0% 0%
65% 16% 8% 34% 14% 0% 0%
64% 15% 7% 34% 14% 0% 0%
62% 12% 14% 30% 18% 0% 1%
70% 20% 15% 25% 13% 1% 0%
62% 60% 58% 60% 13% 8% 7% 15% 5% 5% 7% 6% 36% 38% 33% 33% 14% 15% 11% 14% 0% 1% 0% 1% 1% 0% 0% 1%
68% 20% 12% 29% 17% 0% 0%
72% 15% 7% 33% 12% 0% 1%
60% 40% 25% 35% 0% 0% 0%
56% 10% 6% 31% 11% 2% 0%
65% 14% 7% 37% 12% 0% 1%
64% 17% 9% 28% 18% 0% 0%
66% 18% 11% 33% 15% 0% 0%
67% 9% 12% 26% 28% 0% 0%
71% 17% 10% 33% 16% 0% 0%
341
514
483
91
149
425
133
103
20
82
272
197
149
69
200
120
55
127
De wens om het geweld te doen stoppen wordt door bijna de helft van de slachtoffers gegeven als reden om hulp te zoeken. Ruim een derde van slachtoffers nam contact op om zelf opgevangen en geholpen te worden. Een minderheid van de respondenten wilde – door over het geweld te praten – voorkomen dat de dader hetzelfde bij de kinderen of anderen zou doen. Ook het willen helpen van de dader wordt als reden genoemd voor het inschakelen van hulp.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 7.2.1
113/164
Slachtoffers jonger dan 12 jaar zochten – ten tijde van het huiselijk geweld – vaker contact met personen of instanties omdat ze wilden voorkomen dat de dader hetzelfde bij anderen zou doen. We willen hierbij benadrukken dat dit niet per definitie betekent dat zij hulp hebben gezocht over de voorvallen die hen als kind zijn overkomen. Ook allochtonen hebben, meer dan autochtonen, hulp gezocht teneinde te voorkomen dat de dader bij anderen hetzelfde zou doen. Mannen zochten vaker contact uit plichtsbesef of omdat zij hulp wilden zoeken voor de dader.
Redenen om hulp te zoeken na beëindiging van het geweld Redenen om hulp te zoeken na beëindiging van het geweld
5% 14% 18% 14%
Overig geweld
Hoog
Midden
Laag
7% 12% 13% 11% 10% 13% 18% 14%
9%
6% 13% 12% 11% 16% 11% 13%
69% 67% 69% 67% 78% 68% 69% 62% 75% 69% 78% 65% 65% 66% 68% 71% 74% 77% 75% 7% 5% 6% 5% 6% 5% 5% 2% 2% 5% 7% 10% 24% 9% 5% 4% 8% 4% 7% 6% 5% 5% 5% 5% 8% 4% 6% 7% 4% 5% 3% 24% 13% 5% 2% 9% 11% 8% 43% 48% 44% 44% 30% 26% 46% 45% 44% 44% 38% 35% 41% 49% 40% 41% 35% 39% 37% 21% 20% 20% 21% 21% 18% 21% 27% 21% 22% 12% 22% 6% 15% 19% 24% 18% 18% 18% 0% 0% 1% 1% 0% 2% 0% 1% 0% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0%
Percenteerbasis (n) 459
393
542
519
86
133
472
165
61
149
122
72
17
76
310
196
106
Het zoeken van een luisterend oor is ook na beëindiging van het huiselijk geweld de belangrijkste reden om met iemand over het geweld te praten. Geholpen/opgevangen willen worden wordt daarna het vaakst genoemd. Dat geldt in nog wat sterkere mate voor slachtoffers van seksueel geweld. Laatstgenoemden zeggen ook vaker dat men wilde voorkomen dat de dader bij anderen hetzelfde zou doen. Over het algemeen komen de redenen om hulp te zoeken tijdens en na het huiselijk geweld sterk met elkaar overeen. Het grootste verschil is dat tijdens het huiselijk geweld een groot deel van de slachtoffers hulp zoekt om het geweld te laten stoppen. Na beëindiging van het geweld heeft de hulpbehoefte een meer curatief karakter; slachtoffers willen opgevangen en geholpen worden. Opvallend is verder dat ten tijde van het geweld meer slachtoffers hulp voor de dader zoeken dan na beëindiging van het huiselijk geweld.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Seksueel geweld
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
7%
7% 14%
t/m 12 jaar
9%
Vrouw
9% 10% 12% 16% 16%
13% 15% 13% 12% 14%
Man
25 - 34 jaar
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
18 - 24 jaar
11% 15% 10% 12%
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Allochtoon
Overig geweld
Etniciteit
13 t/m 17 jaar
Ik wilde voorkomen dat de dader hetzelfde bij anderen zou doen Ik wilde voorkomen dat mijn kind/kinderen er last van zou/zouden krijgen Ik wilde mijn hart luchten/een luisterend oor Ik wilde hulp zoeken voor de dader Ik vond dat het mijn plicht was Om opgevangen en geholpen te worden Andere reden Weet niet Wil niet zeggen
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 7.2.2
114/164
57
154
Redenen om geen hulp te zoeken De meeste slachtoffers hebben op enig moment – tijdens of na beëindiging van het geweld – hulp gezocht bij bekenden of bij hulpverlenende instanties. Een minderheid heeft dit echter niet gedaan. Tabel 7.2.3 laat zien waarom.
Tabel 7.2.3
Redenen om geen hulp te zoeken Aantal respondenten
Ik durf(de) er niet over te praten Ik weet/wist niet aan wie ik dit moet/moest vertellen Het probleem is/was opgelost Ik schaam(de) me ervoor Ik vind/vond het niet belangrijk genoeg Ik ben/was te jong om erover te praten Ik mag/mocht er niet over praten Ik ben/was bang dat het dan opnieuw gebeurt/gebeurde Ik voel(de) me medeschuldig aan het probleem Anders Weet niet
16 9 7 7 6 6 3 3 2 15 1
Totaal
75
Angst en schaamte blijken de belangrijkste redenen om niet met anderen over het geweld te praten. Ook het ontbreken van een vertrouwenspersoon in de directe omgeving vormt hiervoor een grote barrière. Slachtoffers weten vaak niet aan wie ze hun verhaal kwijt kunnen. 7.3 Volgorde waarin men hulp zoekt Slachtoffers van huiselijk geweld zoeken vaak meerdere keren hulp. Men spreekt bijvoorbeeld met vrienden én met de huisarts over het huiselijk geweld. In deze paragraaf bieden we inzicht in het proces van het hulpzoekgedrag. Wat is de volgorde geweest waarin het slachtoffer contact heeft gelegd met hulpverleners? Is het slachtoffer bijvoorbeeld eerst naar een vriend gegaan en vervolgens naar de huisarts of juist andersom? We maken daarbij geen onderscheid tussen contact tijdens en na beëindiging van het geweld. Eerste hulpverlener We gaan het hulpzoekproces stap voor stap ontrafelen. We beginnen met de persoon of instantie waartoe slachtoffers van huiselijk geweld zich in eerste instantie hebben gewend.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
115/164
Eerste persoon of hulpverlenende instantie waarbij men hulp zoekt
Vrienden/vriendinnen 19% 20% 21% Moeder 15% 14% 15% Partner of echtgeno(o)t(e) 9% 8% 9% Zus 5% 6% 5% Vader 3% 3% 3% Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) 2% 2% 2% Tante 2% 2% 2% Broer 2% 2% 2% Dochter(s)/stiefdochter(s) 1% 1% 1% Schoonouders 1% 2% 1% Oma 1% 1% 1% Zwager/schoonzus 1% 1% 1% Ander familielid 1% 1% 1% De buren 1% 1% 1% Zoon(s)/stiefzoon(s) 0% 1% 1% Stiefmoeder/pleegmoeder 0% 0% 0% Opa 0% 0% 0% Huisarts 13% 12% 12% Politie 4% 3% 4% RIAGG/GGZ 3% 5% 4% Algemeen Maatschappelijk Werk 3% 4% 3% Therapeutische hulpverlening 3% 3% 2% Andere arts of medische instelling 2% 2% 2% Iemand van school/docent 1% 1% 1% Een geestelijke (pastoor, dominee, imam, rabbijn) 1% 1% 1% Telefonische hulpdienst/Korrelatie 1% 1% 1% Bureau slachtofferhulp of een vergelijkbare instelling 1% 1% 1% Blijf van m'n lijf/vrouwenopvang 0% 1% 0% Bureau voor rechtshulp/advocaat 0% 0% 0% Crisisopvang 0% 0% 0% Via internet (bijvoorbeeld discussiefora/chatten) 0% 0% 0% Schoolarts 0% 0% 0% Anderen 3% 3% 3% Percenteerbasis (n) 473
393
560
Overig geweld
19% 24% 16% 21% 15% 20% 17% 15% 10% 6% 12% 9% 5% 8% 4% 6% 4% 1% 2% 4% 2% 0% 2% 2% 2% 1% 3% 2% 3% 3% 3% 3% 1% 0% 1% 1% 1% 2% 0% 2% 1% 1% 2% 1% 1% 0% 2% 1% 1% 2% 0% 2% 1% 0% 2% 1% 1% 0% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 13% 6% 13% 11% 3% 9% 2% 5% 4% 2% 2% 4% 3% 3% 2% 3% 2% 2% 3% 2% 2% 1% 4% 1% 1% 2% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 0% 0% 1% 0% 2% 1% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 3% 1% 5% 3%
13% 22% 21% 25% 17% 38% 11% 15% 29% 20% 12% 6% 0% 8% 10% 9% 7% 9% 9% 19% 5% 5% 4% 5% 6% 7% 0% 7% 2% 6% 5% 3% 2% 0% 5% 3% 3% 1% 2% 1% 0% 0% 5% 2% 1% 1% 0% 0% 3% 1% 2% 2% 3% 4% 6% 3% 0% 0% 1% 2% 2% 6% 3% 1% 2% 1% 2% 0% 0% 3% 4% 0% 0% 0% 0% 0% 3% 0% 0% 2% 1% 2% 0% 4% 3% 2% 1% 0% 1% 0% 1% 1% 0% 0% 2% 2% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 2% 13% 3% 0% 2% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 10% 6% 13% 13% 15% 6% 15% 1% 2% 4% 5% 9% 6% 5% 6% 2% 3% 3% 3% 0% 3% 2% 3% 4% 4% 3% 0% 11% 4% 2% 1% 1% 2% 0% 3% 1% 3% 0% 2% 5% 0% 0% 4% 2% 0% 0% 0% 0% 1% 1% 2% 0% 2% 2% 0% 1% 0% 0% 1% 2% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 5% 0% 4% 2% 3% 6% 4%
23% 19% 21% 24% 21% 16% 16% 14% 11% 13% 10% 9% 11% 7% 12% 5% 6% 4% 10% 5% 3% 3% 3% 4% 4% 3% 2% 1% 3% 2% 2% 1% 3% 3% 2% 2% 4% 2% 1% 3% 0% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 3% 1% 0% 1% 0% 0% 1% 1% 0% 1% 0% 2% 1% 1% 1% 1% 2% 1% 1% 1% 1% 1% 0% 1% 1% 1% 1% 0% 0% 1% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 1% 11% 11% 15% 13% 11% 4% 3% 7% 1% 7% 3% 5% 3% 6% 4% 3% 1% 1% 0% 2% 1% 3% 0% 0% 0% 2% 2% 2% 3% 3% 0% 1% 1% 1% 1% 0% 2% 1% 0% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 1% 1% 1% 0% 1% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 4% 2% 3% 4% 3%
522
144
299
90
131
481
68
139
127
98
16
76
213
144
Dat blijkt in eerste instantie te gaan om een groot scala van personen en hulpverlenende instanties. Geen enkele persoon of instantie wordt door meer dan een vijfde van de slachtoffers benaderd. Vrienden en vriendinnen worden het vaakst genoemd (circa 20%), gevolgd door de moeder van het slachtoffer (circa 15%) en de huisarts (12-13%). Dit resultaat bevestigt de belangrijke positie van de huisarts in de eerstelijns zorg. Slachtoffers van huiselijk geweld gaan vaker als eerste naar de huisarts toe met hun verhaal dan naar andere hulpverleners. De politie is zelden de eerste hulpverlenende instantie waarbij slachtoffers van huiselijk geweld hulp zoeken. Slachtoffers van lichamelijk, seksueel en overig geweld zoeken de eerste keer nagenoeg bij dezelfde personen en instanties hulp. Voor allochtonen vormen politie en Bureau Slachtofferhulp iets vaker de eerste hulpkanalen dan voor autochtone slachtoffers. Deze allochtone slachtoffers hebben nooit eerder met iemand gepraat over het huiselijk geweld, zelfs niet met familie of vrienden. In een groot aantal gevallen gaat het daarbij het om huiselijk geweld dat nog steeds plaatsvindt (zie eerder dit hoofdstuk). Moeders vormen vaker het eerste aanspreekpunt bij redelijk jonge slachtoffers van huiselijk geweld (13 t/m 24 jaar).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 7.3.1
116/164
71
199
Tweede hulpverlener We bezien nu tot welke persoon of instantie slachtoffers van huiselijk geweld zich in tweede instantie hebben gewend. Ook hier maken we weer een onderscheid tussen personen en de diverse hulpinstanties als politie, huisarts en GGZ/RIAGG.
Tweede persoon of hulpverlenende instantie waarbij men hulp zoekt
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 7.3.2
Vrienden/vriendinnen 12% 12% 11% 10% 14% 11% 11% 7% 9% 12% 9% 16% 0% 10% 10% 12% 18% 19% 16% Moeder 11% 12% 11% 12% 13% 9% 13% 10% 17% 13% 12% 9% 10% 12% 11% 14% 7% 9% 10% Vader 6% 4% 6% 6% 4% 8% 5% 2% 6% 7% 12% 3% 0% 7% 6% 7% 6% 5% 7% Zus 6% 8% 7% 7% 9% 10% 6% 6% 11% 11% 5% 3% 10% 8% 8% 5% 5% 2% 4% Partner of echtgeno(o)t(e) 3% 4% 3% 4% 3% 3% 4% 7% 6% 5% 1% 1% 0% 2% 3% 5% 2% 0% 3% Broer 3% 3% 3% 3% 3% 4% 3% 2% 9% 4% 2% 3% 10% 0% 3% 5% 3% 5% 4% Dochter(s)/stiefdochter(s) 3% 3% 3% 2% 1% 1% 3% 0% 0% 2% 2% 4% 40% 7% 2% 1% 3% 4% 3% Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) 2% 2% 2% 2% 0% 1% 2% 5% 0% 1% 0% 1% 0% 0% 3% 1% 2% 4% 1% Schoonouders 2% 1% 1% 2% 1% 2% 1% 1% 2% 1% 3% 1% 0% 2% 2% 1% 3% 0% 3% Ander familielid 1% 1% 1% 1% 3% 1% 1% 0% 2% 0% 0% 5% 0% 2% 1% 1% 3% 4% 2% Tante 1% 1% 1% 2% 1% 0% 2% 4% 2% 1% 1% 0% 0% 2% 2% 1% 0% 0% 1% De buren 1% 1% 1% 1% 0% 2% 1% 0% 0% 1% 0% 4% 0% 2% 1% 1% 2% 2% 2% Stiefvader/pleegvader 1% 1% 1% 1% 1% 0% 1% 1% 2% 0% 1% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% Oma 1% 1% 1% 1% 0% 2% 1% 4% 0% 0% 0% 0% 0% 2% 1% 1% 0% 0% 0% Zwager/schoonzus 1% 1% 1% 1% 0% 0% 1% 1% 0% 3% 0% 0% 0% 3% 0% 1% 0% 2% 1% Zoon(s)/stiefzoon(s) 1% 0% 0% 1% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 2% 0% 0% 0% 1% 0% 1% 0% 1% Oom 0% 0% 0% 1% 0% 1% 0% 2% 0% 0% 0% 0% 0% 2% 0% 0% 0% 0% 1% Opa 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% Huisarts 9% 8% 9% 9% 7% 12% 8% 4% 4% 11% 8% 13% 20% 10% 10% 7% 10% 4% 10% Politie 8% 5% 6% 5% 10% 2% 7% 5% 8% 3% 9% 8% 0% 5% 6% 6% 9% 9% 7% RIAGG/GGZ 7% 9% 8% 9% 3% 14% 7% 11% 9% 5% 11% 5% 10% 8% 9% 7% 4% 7% 7% Algemeen Maatschappelijk Werk 5% 5% 5% 4% 9% 4% 5% 4% 0% 7% 4% 8% 0% 2% 6% 5% 5% 9% 5% Therapeutische hulpverlening 4% 5% 3% 4% 3% 4% 4% 4% 8% 5% 2% 5% 0% 3% 2% 6% 2% 5% 3% Andere arts of medische instelling 2% 2% 3% 3% 0% 2% 2% 3% 4% 1% 3% 3% 0% 2% 3% 2% 3% 0% 2% Iemand van school/docent 2% 2% 2% 2% 3% 1% 2% 6% 0% 0% 1% 0% 0% 2% 2% 2% 2% 2% 2% Crisisopvang 2% 2% 2% 1% 4% 1% 2% 2% 0% 3% 1% 3% 0% 0% 3% 0% 3% 4% 3% Een geestelijke (pastoor, dominee, imam, rabbijn) 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 0% 0% 3% 0% 0% 2% 1% 1% 0% 0% 1% Blijf van m'n lijf/vrouwenopvang 1% 1% 1% 1% 1% 0% 1% 1% 0% 1% 1% 1% 0% 0% 1% 1% 0% 0% 0% Schoolarts 1% 1% 0% 0% 3% 0% 1% 1% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 2% 2% 1% Justitie in de buurt (JiB) 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 1% 1% 0% 1% Bureau slachtofferhulp of een vergelijkbare instelling 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% Bureau voor rechtshulp/advocaat 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 2% 0% 0% 0% 0% 0% Telefonische hulpdienst/Korrelatie 0% 0% 0% 1% 0% 0% 1% 1% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 1% Via internet (bijvoorbeeld discussiefora/chatten) 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% Anderen 4% 4% 4% 4% 3% 1% 5% 6% 2% 4% 5% 3% 0% 7% 3% 4% 5% 5% 3% Percenteerbasis (n)
383
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
314
446
411
71
93
389
117/164
113
53
112
99
77
10
60
237
166
117
57
163
Ook in tweede instantie zoekt men vooral hulp bij vrienden/vriendinnen en de moeder om over de voorvallen te spreken. Slachtoffers van seksueel geweld praten vaker met hun zus over de voorvallen dan slachtoffers van lichamelijk geweld. Vergeleken met de eerste keer dan men hulp zoekt, verschuift bij het tweede contact de vraag van slachtoffers in lichte mate van personen naar hulpverlenende instanties. Politie en RIAGG/ GGZ worden vaker bij het tweede contact benaderd dan bij het eerste. Met de politie wordt vaker contact opgenomen door slachtoffers van lichamelijk geweld. En ook als tweede hulpkanaal blijft de huisarts een belangrijke vertrouwenspersoon voor slachtoffers.
Volgorde contact met hulpverleners Nu we de eerste en tweede hulpverlener geïdentificeerd hebben, is het interessant om te kijken in welke volgorde de slachtoffers de diverse hulpverleners hebben benaderd. Heeft het slachtoffer bijvoorbeeld in eerste instantie vrienden benaderd en vervolgens de politie? En hoe heeft de verwijzing plaatsgevonden tussen hulpverlenende instanties onderling? Naar welke persoon of instantie heeft de huisarts als poortwachter bij het eerste contact doorverwezen: bijvoorbeeld naar een Blijf van mijn Lijf - huis of naar het GGZ/RIAGG? Analyse 1: advies voor verdere hulp door belangrijkste eerste hulpcontacten Tabel 7.3.3 geeft de volgorde weer waarin de hulpverleners door het slachtoffer zijn benaderd. De drie belangrijkste hulpverleners bij het eerste contact (kolommen) hebben we afgezet tegen alle hulpverleners die in tweede instantie door het slachtoffer zijn benaderd (rijen). Zo kunnen we zien bij wie slachtoffers in tweede instantie hulp hebben gezocht, nadat zij in eerste instantie hebben gepraat met hun vrienden/vriendinnen, moeder, en huisarts. Deze gegevens verschaffen ons enig inzicht in hoe deze laatstgenoemde personen de respondenten mogelijk hebben geadviseerd over waar verder hulp te zoeken 36.
36
Een eventueel tweede contact zal in veel gevallen wel, maar uiteraard niet altijd plaatsvinden op aanraden van een ander. Het tweede contact kan ook op initiatief van de respondent zelf plaatsvinden.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
118/164
Tabel 7.3.3
Naar wie gaat men na het eerste contact?
Belangrijkste persoon of instantie 2e contact
Huisarts
Vrienden/vriendinnen
Moeder
Belangrijkste persoon of instantie 1e contact
Partner of echtgeno(o)t(e) 4 4 1 Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) 1 2 1 Vader 17 4 Moeder 17 3 Broer 6 4 1 Zus 8 5 2 Zoon(s)/stiefzoon(s) 1 Dochter(s)/stiefdochter(s) 3 2 Stiefvader/pleegvader 2 1 Tante 2 1 1 Oma 1 Schoonouders 2 1 Zwager/schoonzus 1 Ander familielid 3 Vrienden/vriendinnen 9 7 De buren 3 1 Huisarts 5 12 Andere arts of medische instelling 1 2 4 Politie 6 4 7 Crisisopvang 2 1 Telefonische hulpdienst/Korrelatie 1 Iemand van school/docent 1 1 Algemeen Maatschappelijk Werk 4 3 8 Een geestelijke (pastoor, dominee, imam, rabbijn) 2 1 RIAGG/GGZ 4 5 14 Therapeutische hulpverlening 2 2 5 Via internet (bijvoorbeeld discussiefora/chatten) 1 Anderen 3 4 4
Leeswijzer: 17 respondenten die in eerste instantie hulp zochten bij moeder, gingen daarna voor hulp naar vader
Totaal 80 87 63
Slachtoffers die in eerste instantie met vrienden en vriendinnen over het huiselijk geweld hebben gepraat, hebben in tweede instantie vooral met hun moeder en met de huisarts gesproken. Een ander patroon is zichtbaar bij slachtoffers die in eerste instantie hulp hebben gezocht bij hun moeder. Zij hebben in tweede instantie juist vaak met hun vader over de voorvallen gesproken, en in mindere mate met de huisarts. Slachtoffers die in eerste instantie naar de huisarts zijn gegaan, zijn in tweede instantie vooral bij het RIAGG/GGZ terecht gekomen. De keuze van het slachtoffer voor het eerste contact, heeft dus grote invloed op mate waarin bij het tweede contact hulpverlenende instanties betrokken worden. Is de moeder de eerste persoon waarmee het slachtoffer praat, dan vindt een vervolgcontact met een hulpverlenende instantie maar beperkt plaats (33%); bij vrienden/vriendinnen als eerste contact is dat vaker het geval (45%). Huisartsen daarentegen verwijzen slachtoffers van huiselijk geweld veel vaker (in 70% van de gevallen) door naar andere hulpverlenende instanties.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
119/164
Analyse 2: welk contact ging aan het tweede hulpcontact vooraf? Onderstaande tabel geeft opnieuw de volgorde weer waarin de hulpverleners door het slachtoffer zijn benaderd, maar dan omgekeerd aan de vorige tabel. De vijf belangrijkste hulpverleners bij het tweede contact (kolommen) hebben we afgezet tegen alle hulpverleners die in eerste instantie door het slachtoffer zijn benaderd (rijen). Zo krijgen we breder inzicht in de personen of hulpverlenende instanties die door de slachtoffers zijn bezocht vóór het tweede hulpcontact.
Tabel 7.3.4
Door wie is naar de tweede contactpersoon/instantie doorverwezen?
1 1
Vrienden/vriendinnen
Zus
4 3 2 8
8 1 2 9 1 5
1
RIAGG/GGZ
Partner of echtgeno(o)t(e) 5 Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) 2 Vader 7 Moeder Broer 2 Zus 4 Zoon(s)/stiefzoon(s) 1 Dochter(s)/stiefdochter(s) Tante Oma 1 Schoonouders Zwager/schoonzus 1 Ander familielid 1 Vrienden/vriendinnen 17 De buren 1 Huisarts 3 Schoolarts 1 Andere arts of medische instelling Politie 1 Telefonische hulpdienst/Korrelatie Iemand van school/docent Algemeen Maatschappelijk Werk 3 Een geestelijke (pastoor, dominee, imam, rabbijn) Bureau slachtofferhulp of een vergelijkbare instelling RIAGG/GGZ 4 Blijf van m'n lijf/vrouwenopvang Therapeutische hulpverlening 2 Anderen 1
Huisarts
Belangrijkste persoon of instantie 1e contact
Moeder
Belangrijkste persoon of instantie 2e contact
5 1 1 5
3 1 1 4
2
1
1 1
1 1
1
5
1 1 1 1 12
2
7
3 1
1
2 2
3 2
2 1 1 1
3 1
14
1 3
5
5
1 1
1
1 2 1
1 1 1
Totaal 57 33 52 42 39
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
120/164
Leeswijzer: 17 respondenten gingen voor hulp naar moeder, nadat zij in eerste instantie hulp hadden gezocht bij vrienden/vriendinnen
Na met name vrienden/vriendinnen, en in mindere mate de vader, komt het slachtoffer bij de moeder terecht om in tweede instantie mee te praten. Moeders die als eerste door het slachtoffer in vertrouwen zijn genomen, “verwijzen” het slachtoffer juist vaker door naar de zus of vrienden/vriendinnen van het slachtoffer. Slachtoffers die in tweede instantie met vrienden/ vriendinnen contact opnemen, hebben van tevoren vaker contact gehad met de moeder, alsook met hun partner. Slachtoffers komen voor hulpverlening vooral bij de huisarts terecht nadat zij eerst met vrienden en vriendinnen hebben gepraat, en aan contact met het RIAGG/GGZ gaat vooral contact met de huisarts vooraf. Wanneer slachtoffers bij het eerste contact een hulpverlenende instantie hebben gesproken, hebben zij in tweede instantie duidelijk minder vaak contact met moeder, zus of huisarts. Het lijkt erop dat hulpverlenende instanties slachtoffers vaker “doorverwijzen” naar personen buiten de huiselijke kring, zoals vrienden/vriendinnen, of naar het GGZ/RIAGG.
Redenen om hulp te zoeken bij hulpverleners De slachtoffers van huiselijk geweld blijken in eerste instantie vooral hulp te zoeken bij hun vrienden/vriendinnen, moeder, en huisarts. Welke redenen hebben zij gehad om ten tijde van het geweld hulp bij deze drie belangrijkste hulpverleners te zoeken?
Vrienden/ vriendinnen
Huisarts
Redenen om hulp te zoeken bij hulpverleners (eerste contact) ten tijde van het geweld
Moeder
Tabel 7.3.5
Ik wilde dat het voorval stopte/de voorvallen stopten Ik wilde voorkomen dat de dader hetzelfde bij anderen zou doen Ik wilde voorkomen dat mijn kind/kinderen er last van zou/zouden Ik wilde mijn hart luchten/een luisterend oor Ik wilde hulp zoeken voor de dader Ik vond dat het mijn plicht was Om opgevangen en geholpen te worden Andere reden Weet niet Wil niet zeggen
39 9 7 55 12 7 28 5 0 0
41 8 19 80 13 5 36 12 0 1
41 7 13 32 15 6 24 7 0 0
Totaal
76
98
61
Slachtoffers die in eerste instantie met hun moeder en vrienden en vriendinnen over het geweld hebben gesproken, zochten ten tijde van het geweld vooral een luisterend oor. Bij de huisarts werd vooral hulp gezocht door slachtoffers die het geweld wilden stoppen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
121/164
Vrienden/ vriendinnen
Huisarts
Redenen om hulp te zoeken bij hulpverleners (eerste contact) na beëindiging van het geweld
Moeder
Tabel 7.3.6
Ik wilde voorkomen dat de dader hetzelfde bij anderen zou doen Ik wilde voorkomen dat mijn kind/kinderen er last van zou/zouden Ik wilde mijn hart luchten/een luisterend oor Ik wilde hulp zoeken voor de dader Ik vond dat het mijn plicht was Om opgevangen en geholpen te worden Andere reden Weet niet Wil niet zeggen
16 9 57 6 4 35 15 0 0
11 11 88 8 2 49 20 0 0
4 9 42 3 3 30 9 2 0
Totaal
79
105
60
Slachtoffers die na de beëindiging van het geweld in eerste instantie met hun moeder, vrienden en vriendinnen, of hun huisarts over het geweld hebben gesproken, zochten op dat moment vooral een luisterend oor. In de volgende tabellen zijn de redenen om (tijdens en na afloop van het geweld) hulp te zoeken afgezet tegen de belangrijkste vijf hulpverleners bij het tweede contact. Hieruit blijkt dat slachtoffers die in tweede instantie over het geweld hebben gesproken, vooral naar een luisterend oor zochten.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
122/164
Zus
Vrienden/vriendinnen
Huisarts
RIAGG/GGZ
Redenen om hulp te zoeken bij hulpverleners (tweede contact) ten tijde van het geweld
Moeder
Tabel 7.3.7
Ik wilde dat het voorval stopte/de voorvallen stopten Ik wilde voorkomen dat de dader hetzelfde bij anderen zou doen Ik wilde voorkomen dat mijn kind/kinderen er last van zou/zouden krijgen Ik wilde mijn hart luchten/een luisterend oor Ik wilde hulp zoeken voor de dader Ik vond dat het mijn plicht was Om opgevangen en geholpen te worden Andere reden Weet niet Wil niet zeggen
23 3 8 34 5 1 21 5 0 1
15 5 5 22 6 5 14 2 0 0
23 3 6 25 5 3 12 7 0 0
15 4 6 22 9 4 16 4 0 1
15 4 5 18 9 3 10 4 0 0
Totaal
45
29
39
33
29
Tabel 7.3.8
Redenen om hulp te zoeken bij hulpverleners (tweede contact) na beëindiging
Moeder
Zus
Vrienden/vriendinnen
Huisarts
RIAGG/GGZ
van het geweld
Ik wilde voorkomen dat de dader hetzelfde bij anderen zou doen Ik wilde voorkomen dat mijn kind/kinderen er last van zou/zouden krijgen Ik wilde mijn hart luchten/een luisterend oor Ik wilde hulp zoeken voor de dader Ik vond dat het mijn plicht was Om opgevangen en geholpen te worden Andere reden Weet niet Wil niet zeggen
6 4 39 1 2 25 13 0 0
8 6 22 3 2 12 2 0 0
8 7 39 1 3 14 11 0 0
4 8 27 7 3 21 7 0 0
3 5 26 3 1 19 6 0 0
Totaal
48
29
48
37
35
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
123/164
7.4 Hulpverlening aan slachtoffers In deze paragraaf staat de hulpverlening aan de slachtoffers van huiselijk geweld centraal. Hoe hebben slachtoffers de hulp ervaren die zij van personen en/of instanties hebben gekregen? Gaf de hulp een goed gevoel en was men tevreden na afloop? Is het huiselijk geweld dankzij de hulp gestopt? Er is ook nagegaan hoe lang de slachtoffers gebruik hebben gemaakt van de hulpverlening. Tabel 7.4.1 geeft weer in hoeverre het slachtoffer zich door de hulpverlenende personen of instanties begrepen voelt37.
Tabel 7.4.1
In hoeverre voelt men zich begrepen? Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Partner of echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Vrienden/vriendinnen Huisarts Politie Algemeen Maatschappelijk Werk RIAGG/GGZ Therapeutische hulpverlening
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
68% 61% 65% 57% 69% 71% 67% 49% 61% 44% 74%
66% 56% 56% 50% 68% 68% 63% 47% 58% 51% 75%
68% 57% 63% 56% 69% 72% 66% 46% 60% 49% 76%
71% 60% 62% 56% 67% 72% 67% 47% 66% 50% 75%
67% 41% 66% 65% 83% 77% 64% 57% 40% 53% 85%
69% 55% 68% 69% 78% 76% 65% 36% 63% 42% 72%
71% 58% 62% 54% 68% 72% 68% 51% 62% 53% 77%
78% 26% 47% 46% 56% 60% 64% 32% 36% 53% 76%
68% 47% 52% 60% 71% 60% 59% 62% 40% 57% 77%
78% 66% 68% 56% 78% 79% 78% 44% 71% 46% 78%
63% 66% 73% 63% 73% 82% 63% 56% 78% 49% 69%
50% 82% 79% 74% 83% 79% 61% 50% 64% 57% 87%
67% 0% 50% 100% 50% 70% 71% 67% 67% 33% 100%
67% 65% 50% 57% 68% 70% 72% 44% 64% 56% 56%
76% 57% 65% 57% 67% 72% 74% 49% 63% 53% 85%
65% 59% 62% 60% 75% 73% 56% 48% 61% 47% 71%
46% 68% 74% 72% 89% 71% 70% 52% 67% 38% 59%
42% 71% 67% 71% 94% 74% 67% 44% 38% 48% 70%
53% 61% 67% 62% 78% 69% 67% 42% 56% 48% 67%
Toelichting: deze tabel is beperkt tot de personen/instanties die door tenminste 100 respondenten genoemd werden. Slachtoffers voelen zich vaker wel dan niet begrepen door de personen bij wie zij voor hulp aankloppen. Men voelt zich het best begrepen door therapeutische hulpverleners, vrienden/ vriendinnen, zussen en partners. Ongeveer de helft van de slachtoffers voelt zich niet begrepen door de politie en het RIAGG/GGZ. Slachtoffers van seksueel geweld voelen zich minder vaak begrepen door hun moeder dan slachtoffers van lichamelijk en overig geweld. Allochtone slachtoffers voelen zich duidelijk minder begrepen door het Algemeen Maatschappelijk werk dan autochtone slachtoffers. Verder valt op dat slachtoffers in de leeftijd van 18-49 jaar zich duidelijk beter begrepen voelen door hun ouders dan slachtoffers die jonger zijn ten tijde van het huiselijk geweld (17 jaar of jonger).
37
Weergave sompercentage: ik voel me „helemaal‟ en „enisgzins‟ begrepen door personen of instanties.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
124/164
Tabel 7.4.2 geeft weer in hoeverre het slachtoffer iets aan de hulp van personen of instanties heeft gehad38.
Tabel 7.4.2
Heeft men iets aan de hulp gehad? Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Partner of echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Vrienden/vriendinnen Huisarts Politie Algemeen Maatschappelijk Werk RIAGG/GGZ Therapeutische hulpverlening
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
76% 75% 76% 76% 73% 87% 72% 61% 74% 62% 86%
76% 70% 70% 81% 71% 83% 70% 60% 69% 66% 82%
75% 73% 74% 73% 70% 85% 72% 58% 70% 66% 86%
79% 73% 73% 74% 71% 85% 70% 57% 74% 66% 86%
67% 65% 81% 70% 83% 93% 84% 68% 55% 74% 92%
69% 66% 73% 66% 70% 83% 67% 36% 63% 63% 84%
80% 74% 74% 76% 73% 87% 73% 63% 73% 68% 87%
91% 41% 53% 52% 56% 81% 62% 46% 52% 66% 88%
64% 68% 67% 70% 67% 81% 77% 77% 60% 71% 82%
80% 71% 81% 85% 84% 87% 82% 53% 79% 70% 93%
69% 88% 83% 85% 81% 90% 71% 69% 84% 64% 83%
63% 88% 88% 83% 87% 84% 64% 58% 71% 73% 87%
67% 100% 100% 100% 50% 90% 71% 67% 33% 67% 100%
72% 82% 63% 79% 72% 81% 76% 67% 77% 76% 78%
80% 67% 73% 72% 68% 86% 76% 62% 72% 64% 87%
74% 78% 76% 76% 80% 87% 65% 53% 68% 69% 87%
51% 80% 80% 83% 77% 85% 72% 60% 72% 52% 79%
47% 81% 79% 79% 75% 78% 57% 44% 50% 57% 70%
63% 79% 80% 77% 71% 84% 67% 51% 62% 59% 79%
Een ruime meerderheid van de slachtoffers geeft aan daadwerkelijk iets aan de hulp te hebben gehad. Ook hier zijn slachtoffers het meest te spreken over de hulp die zij hebben gehad van vrienden/vriendinnen of therapeutische hulpverleners; dat geldt voor minstens 8 op de 10 hulpzoekers. Ondanks dat men minder vaak zegt zich begrepen te voelen door de politie en het RIAGG/GGZ, heeft een meerderheid van 60-66 procent naar eigen zeggen wél profijt van de door deze instanties geboden hulp. Mannelijke en vrouwelijke slachtoffers verschillen enorm in hun mening over de politie: mannen (36%) zijn veel minder vaak van mening dat de politie hen daadwerkelijk heeft geholpen dan vrouwen (63%). Slachtoffers van seksueel geweld hebben minder vaak iets gehad aan de hulp van hun moeder dan slachtoffers van lichamelijk geweld; in de vorige paragraaf bleek ook al dat deze slachtoffers zich minder begrepen voelden door hun moeder.
38
Weergave sompercentage: ik heb „veel‟ en „een beetje‟ aan de hulp van personen of instanties gehad.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
125/164
Tabel 7.4.3 geeft weer in hoeverre het huiselijk geweld is gestopt door contact van het slachtoffer met personen of hulpverlenende instanties.
Tabel 7.4.3
Is het huiselijk geweld dankzij de hulp gestopt? Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Partner of echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Vrienden/vriendinnen Huisarts Politie Algemeen Maatschappelijk Werk RIAGG/GGZ Therapeutische hulpverlening
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
18% 19% 19% 15% 16% 12% 15% 36% 21% 13% 25%
21% 20% 18% 19% 17% 15% 15% 33% 20% 14% 25%
20% 16% 18% 13% 15% 12% 13% 34% 19% 14% 23%
20% 18% 16% 15% 16% 13% 13% 30% 19% 14% 23%
17% 24% 36% 10% 24% 12% 20% 50% 20% 16% 23%
15% 11% 17% 9% 15% 15% 15% 18% 21% 21% 25%
21% 21% 20% 16% 18% 12% 13% 36% 19% 12% 23%
16% 4% 18% 6% 16% 10% 10% 32% 8% 11% 12%
24% 32% 21% 10% 21% 19% 12% 46% 0% 21% 29%
20% 23% 24% 15% 22% 14% 15% 34% 24% 18% 30%
26% 20% 19% 26% 10% 14% 18% 49% 28% 15% 35%
17% 12% 9% 17% 22% 11% 11% 20% 21% 10% 22%
33% 0% 0% 0% 0% 20% 14% 0% 33% 33% 50%
11% 24% 17% 14% 8% 5% 16% 28% 9% 12% 44%
23% 22% 19% 17% 15% 16% 15% 33% 25% 14% 22%
15% 13% 17% 11% 22% 12% 9% 33% 13% 16% 21%
17% 15% 14% 14% 11% 13% 19% 30% 22% 14% 14%
21% 24% 19% 29% 19% 16% 23% 26% 19% 13% 15%
20% 20% 21% 13% 14% 15% 18% 29% 24% 14% 14%
Alhoewel een ruime meerderheid van de slachtoffers meent wel wat aan de gevraagde hulp te hebben gehad, geeft een minderheid van hen aan dat het huiselijk geweld ook echt door het contact is gestopt. Het contact met de politie is het effectiefst: ruim een derde van de slachtoffers geeft aan dat het huiselijk geweld daardoor is gestopt. Dat geldt met name voor allochtone slachtoffers. Mogelijk komt dit doordat allochtonen eerder naar de politie gaan dan autochtonen. Vaak is dat al in de periode dat het geweld plaatsvindt en niet achteraf (paragraaf 7.1). Naast contact met de politie blijkt, in een kwart van de gevallen, therapeutische hulpverlening te leiden tot een halt aan het geweld. Bij allochtonen leidt het praten met de moeder vaker tot beëindiging van het geweld: ruim een derde van de allochtone slachtoffers geeft aan dat het geweld is gestopt na contact met hun moeder, bij autochtone slachtoffers is dit zestien procent. Contact met vrienden/vriendinnen of de huisarts leidt minder vaak tot het stoppen van het geweld. Dat wil niet zeggen dat deze contacten niet zinvol zijn voor de slachtoffers; velen voelen zich juist door deze personen begrepen. Men geeft dan ook vaak aan iets aan het contact te hebben gehad.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
126/164
Tabel 7.4.4 geeft informatie over de periode waarin slachtoffers (tot nu toe) gebruik hebben gemaakt van de hulpverlening.
Hoe lang heeft men van de hulp gebruik gemaakt?
461
71
112
119
108
420
138
49
86
14
72
264
176
14% 6% 15% 2% 0% 1% 5% 4% 7% 14% 11% 11% 15% 15% 15% 47% 62% 48% 3% 4% 4% 130
Veel slachtoffers maken langdurig gebruik van hulpverlening. Voor circa de helft van de slachtoffers is dat langer dan een jaar. Met name bij autochtonen en bij mensen die op jonge leeftijd, tijdens de kinderjaren, slachtoffer zijn geworden, is sprake van langdurige hulpverlening. Slachtoffers van de verschillende typen huiselijk geweld verschillen wat de tijdsduur van de hulp betreft nauwelijks van elkaar. Wel lijken personen die de afgelopen vijf jaar slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld langer gebruik te maken van hulpverlening dan slachtoffers van lichamelijk en overig geweld.
Verbetersuggesties Aan de slachtoffers is gevraagd op welke wijze de hulpverlening waarmee zij contact hebben gehad verbeterd zou kunnen worden. Veel suggesties hebben betrekking op de huisarts. Daarmee is niet gezegd dat slachtoffers niet te spreken zijn over de huisarts. Eerder is het te zien als een bevestiging van de belangrijke rol van de huisarts in de eerstelijns zorg. Huisartsen dienen volgens de respondent twee dingen te doen: luisteren en dóórvragen als het slachtoffer in bedekte termen praat over wat hem of haar is overkomen. Wat de huisarts niet moet doen is de problemen bagatelliseren of partij trekken voor één der betrokkenen. Volgens de slachtoffers zijn sommige huisartsen totaal niet kundig om met dergelijke problemen om te gaan; in de artsenopleiding zou meer aandacht moeten komen voor het omgaan met huiselijk geweld. In dit kader geven enkele slachtoffers aan dat het geweld al lang geleden heeft plaatsgevonden en dat zij het idee hebben dat „in de huidige tijden‟ huisartsen beter met huiselijk geweld om kunnen gaan. Tenslotte mogen huisartsen in de ogen van slachtoffers kordater optreden bij signalering van huiselijk geweld; zij moeten sneller ingrijpen of verwijzen naar andere hulpinstanties.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
127/164
Overig geweld
495
19% 29% 13% 13% 11% 1% 0% 3% 1% 1% 6% 7% 3% 7% 4% 11% 14% 11% 10% 13% 15% 7% 15% 19% 12% 44% 36% 51% 46% 57% 5% 7% 4% 5% 2%
Seksueel geweld
351
12% 2% 5% 15% 18% 45% 4%
Lichamelijk geweld + stalking
426
11% 2% 5% 14% 20% 44% 4%
Hoog
Percenteerbasis (n)
10% 7% 6% 1% 1% 2% 6% 6% 6% 11% 8% 10% 17% 10% 25% 52% 65% 49% 3% 3% 2%
Midden
19% 3% 5% 12% 14% 44% 5%
Laag
10% 3% 10% 16% 24% 35% 3%
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
12% 1% 5% 11% 15% 53% 4%
25 - 34 jaar
Man
11% 2% 5% 12% 16% 52% 3%
18 - 24 jaar
Allochtoon
10% 1% 5% 10% 17% 54% 4%
13 t/m 17 jaar
Autochtoon
12% 2% 5% 13% 16% 49% 4%
t/m 12 jaar
Overig geweld
Een enkele keer Een week Langer dan een week maar korter dan een maand Langer dan een maand maar korter dan een half jaar Een half jaar tot een jaar Of langer dan een jaar Weet niet
35 - 49 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Vrouw
Tabel 7.4.4
55
170
7.5 Hulpverlening door de politie In deze paragraaf gaan we dieper in op de hulpverlening door de politie aan slachtoffers van huiselijk geweld. Hierbij richten we ons niet langer op het geheel aan voorvallen, maar op het meest recente voorval in huiselijke kring dat de respondent heeft meegemaakt. Deze verbijzondering stelt ons in staat om specifieker op het proces van aangifte en de vervolgstappen door de politie in te gaan. We gaan eerst na in hoeverre huiselijk geweld wordt aangegeven bij de politie. Is er aangifte gedaan? Door wie? Vervolgens kijken we naar het resultaat van de aangifte; is de dader vastgezet of zijn er juridische stappen ondernomen? Tenslotte bespreken we de tevredenheid over de totale hulpverlening door de politie.
Meest recente voorval in huiselijke kring Onderstaande tabel geeft een overzicht van de meest recente voorvallen die slachtoffers in huiselijke kring hebben meegemaakt.
Meest recentelijk overkomen voorval
U werd bespot of gekleineerd 20% 21% 23% 22% 19% 22% 21% 30% U werd voortdurend in de gaten gehouden of gevolgd 10% 7% 8% 7% 8% 4% 8% 2% U mocht niet uitgaan 2% 2% 2% 2% 3% 3% 2% 1% U mocht niet met anderen praten op feestjes 0% 0% 1% 1% 0% 2% 0% 1% U mocht geen afspraak met iemand maken 2% 1% 2% 1% 3% 3% 1% 2% Iemand heeft met opzet spullen van u kapot gemaakt of vernie 4% 3% 4% 4% 2% 7% 3% 1% Uw huidige of ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) dreigde de re 5% 4% 6% 7% 2% 11% 4% 0% U had te maken met een andere vorm van psychisch geweld 13% 13% 15% 14% 17% 16% 14% 17% Iemand dreigde u lichamelijk pijn te doen 5% 3% 4% 4% 6% 5% 4% 5% Er werd een voorwerp naar u gegooid 2% 1% 2% 2% 2% 3% 2% 1% U werd geslagen met een voorwerp 2% 1% 2% 1% 2% 2% 2% 2% U bent op pijnlijke of angstaanjagende wijze geduwd of gegrepen 4% 2% 3% 3% 4% 3% 3% 1% U bent geslagen, geschopt, gebeten of gestompt 9% 7% 9% 9% 9% 9% 8% 8% Er is geprobeerd u te verstikken, te wurgen of te branden 3% 3% 3% 2% 4% 1% 3% 0% U bent bedreigd met een mes of wapen 3% 2% 2% 2% 4% 3% 2% 1% U bent verwond met een mes of wapen 1% 0% 1% 0% 2% 1% 1% 0% U heeft te maken gehad met een andere vorm van lichamelijk geweld 2% 2% 2% 1% 4% 2% 2% 2% U bent verkracht 6% 9% 6% 6% 3% 2% 7% 6% Er is geprobeerd u seks op te dringen 5% 12% 5% 8% 4% 4% 9% 11% U bent door uw huidige of ex-partner of echtgeno(o)t(e) seks 1% 3% 1% 2% 1% 1% 2% 2% Er is een andere vorm van seksueel geweld tegen u gepleegd 1% 3% 1% 2% 1% 2% 2% 5% Percenteerbasis (n)
609
508
720
690
126
198
618
213
128/164
Overig geweld
16% 23% 14% 14% 9% 21% 21% 22% 20% 23% 25% 3% 9% 13% 9% 0% 8% 8% 6% 17% 11% 9% 3% 3% 2% 0% 4% 2% 3% 1% 2% 2% 2% 0% 0% 1% 2% 0% 1% 1% 0% 0% 0% 1% 1% 1% 2% 3% 4% 3% 1% 2% 1% 1% 2% 6% 2% 5% 9% 9% 4% 4% 5% 9% 8% 6% 3% 8% 10% 10% 13% 2% 6% 7% 5% 3% 6% 10% 10% 13% 18% 13% 11% 14% 17% 9% 8% 13% 6% 4% 3% 4% 0% 3% 5% 4% 4% 3% 4% 0% 3% 3% 2% 0% 2% 2% 1% 2% 1% 2% 2% 1% 0% 3% 0% 3% 2% 1% 3% 3% 2% 2% 2% 5% 4% 9% 4% 4% 1% 5% 2% 5% 6% 9% 11% 9% 17% 13% 6% 10% 6% 6% 9% 3% 2% 7% 2% 4% 2% 2% 3% 4% 5% 4% 3% 5% 1% 3% 4% 3% 2% 2% 1% 1% 1% 1% 0% 1% 0% 4% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 3% 2% 1% 2% 0% 3% 2% 1% 2% 3% 2% 15% 7% 4% 2% 4% 8% 6% 6% 6% 8% 5% 10% 8% 4% 7% 4% 7% 9% 7% 2% 9% 2% 2% 4% 1% 1% 0% 2% 3% 1% 1% 0% 0% 3% 0% 0% 0% 0% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 89
184
162
118
23
107
401
278
We zien dat wat men doorgaans (over het geheel genomen) meemaakt, een redelijke voorspeller is van het meest recentelijk overkomen voorval. Bijvoorbeeld: heeft men doorgaans vooral te maken gehad met seksueel geweld, dan is de kans groter dat ook het meest recent overkomen voorval in de seksuele sfeer ligt. Dit is echter niet per definitie het geval; wij willen de lezer dan ook vragen er rekening mee te houden, dat het voorval waarover het in deze paragraaf gaat, atypisch kan zijn voor het slachtofferschapprofiel van de respondent.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Man
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Vrouw
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 7.5.1
173
89
246
Melding van het voorval bij de politie Tabel 7.5.2 geeft aan in hoeverre het meest recente voorval is gemeld bij de politie, en wie deze melding heeft gedaan.
Melding meest recente voorval bij de politie
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 7.5.2
Ja, ikzelf 24% 20% 21% 19% 21% 14% 21% 8% 18% 22% 25% 32% 13% 20% 22% 14% 34% 24% 26% Ja, iemand anders 4% 5% 4% 4% 4% 2% 4% 3% 6% 4% 4% 1% 13% 8% 4% 1% 4% 5% 3% Nee 72% 75% 76% 78% 73% 84% 75% 90% 76% 73% 70% 67% 74% 73% 74% 84% 63% 72% 70% Weet niet 0% 0% 0% 0% 2% 1% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% Wil niet zeggen 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
Een duidelijke meerderheid (72-76%) van de slachtoffers heeft het meest recente voorval niet bij de politie gemeld. Slachtoffers van overig geweld, mannen, hoogopgeleiden en slachtoffers jonger dan 12 jaar doen vaker geen aangifte. Circa een kwart van de slachtoffers meldt het voorval dus wél39. Meestal doet men dat zelf, een minderheid laat dat aan een ander over. Slachtoffers van lichamelijk geweld maken vaker dan slachtoffers van seksueel en overig geweld zelf melding van het voorval. Dit geldt ook voor respondenten die in de afgelopen vijf jaar slachtoffer van lichamelijk geweld zijn geworden; van hen heeft ruim een derde het voorval zelf bij de politie gemeld. Bij een klein aantal slachtoffers wordt het voorval door anderen gemeld. Onderstaande tabel geeft weer wie dit zijn. Het gaat om maar weinig respondenten, de tabel is slechts indicatief.
Tabel 7.5.3
Personen die het voorval namens de dader bij de politie melden Aantal respondenten
39
Uw partner of ex-partner Kind(eren)/Stiefkinderen Ouders of grootouders/Stiefouders Anderen (familie) Anderen (vrienden/kennissen) De buren Arts of instelling Ander persoon
3 5 6 2 2 8 1 2
Totaal
29
Zeventien procent van de respondenten in fase I van het onderzoek geeft aan het meest recente voorval bij de politie te hebben gemeld (percenteerbasis (n) = 1490).
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
129/164
Naast de slachtoffers zelf, zijn het vooral de buren, (stief)ouders, grootouders of kinderen die het voorval melden bij de politie. Meldingen over huiselijk geweld bij de politie zijn zelden afkomstig van artsen of hulpverlenende instellingen. In totaal heeft een kwart van de slachtoffers melding gemaakt van het voorval. De redenen om het voorval niet te melden staan in tabel 7.5.4.
Tabel 7.5.4
Redenen om het voorval niet te melden Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Vindt het een persoonlijke aangelegenheid Niet belangrijk genoeg / nooit aan gedacht Bij een eerder voorval heeft de politie er niets aan gedaan De politie kan er toch niets aan doen Angst voor de dader / bang voor represailles Schaamte / dacht dat het de eigen schuld was Wilde niet dat iemand het wist / privézaak Wilde niet dat de dader in de problemen zou komen Zou toch niet geloofd worden Het hoort er nu eenmaal bij Andere reden Weet niet
25% 24% 3% 19% 20% 13% 10% 4% 8% 4% 21% 2%
21% 22% 3% 16% 22% 17% 12% 5% 9% 3% 25% 1%
25% 27% 3% 19% 18% 12% 11% 5% 8% 4% 20% 2%
25% 26% 3% 17% 16% 12% 11% 5% 8% 4% 21% 2%
27% 36% 1% 17% 20% 10% 9% 8% 2% 5% 20% 0%
35% 32% 1% 16% 7% 5% 8% 5% 5% 6% 17% 2%
22% 26% 3% 17% 20% 14% 11% 5% 8% 3% 22% 2%
22% 31% 2% 13% 16% 13% 8% 5% 9% 7% 25% 2%
19% 31% 4% 19% 22% 16% 13% 4% 6% 6% 22% 2%
25% 27% 3% 20% 22% 14% 14% 5% 4% 2% 17% 2%
26% 31% 2% 16% 12% 13% 10% 4% 8% 3% 18% 0%
35% 15% 3% 23% 13% 5% 8% 8% 8% 3% 20% 5%
53% 18% 0% 12% 0% 0% 12% 24% 6% 0% 6% 0%
13% 18% 3% 26% 24% 13% 15% 4% 13% 0% 24% 1%
22% 24% 3% 16% 19% 13% 10% 4% 8% 3% 20% 3%
34% 34% 2% 16% 12% 11% 9% 8% 6% 6% 20% 1%
34% 23% 6% 24% 14% 6% 6% 8% 9% 4% 19% 2%
28% 25% 3% 20% 20% 6% 9% 5% 6% 3% 28% 0%
33% 31% 4% 25% 16% 8% 8% 8% 6% 5% 17% 1%
Percenteerbasis (n)
438
383
545
535
92
166
461
191
68
135
113
79
17
78
297
232
109
64
173
De meeste slachtoffers hebben geen melding gedaan bij de politie, omdat zij het voorval niet belangrijk genoeg vonden, of er nooit aan hebben gedacht om het voorval bij de politie te melden. Ook beschouwt een relatief groot deel van de slachtoffers het voorval als een persoonlijke aangelegenheid. Deze redenen worden vaker genoemd door slachtoffers van overig geweld dan door slachtoffers van seksueel geweld. Ook hoger opgeleiden noemen beide redenen vaker dan lager en middelbaar opgeleiden. Mannen vinden het voorval vaker een persoonlijke aangelegenheid dan vrouwen, en houden het voorval daarom meer voor zich. Ook angst en schaamte spelen een belangrijke rol bij de afweging om geen melding te maken van het geweld. Vrouwen die slachtoffer zijn van seksueel geweld vrezen vooral represailles van de dader; ook vormt bij deze groep het schaamtegevoel een belangrijke reden om het voorval in de doofpot te stoppen. Opvallend is dat een relatief groot gedeelte van de slachtoffers geen melding van het voorval heeft gemaakt omdat „de politie er toch niets aan kan doen‟.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
130/164
Tevens noemt een vijfde tot een kwart van de slachtoffers andere redenen voor het niet melden van het voorval. Zo blijkt dat een aantal respondenten de dader of een ander heeft willen beschermen: “Ik vind dat ik het niet hoor te zeggen. Daar moet je niet mee te koop lopen. Je moet je huwelijk in bescherming nemen. Je neemt de persoon in bescherming omdat hij ook nog goede dingen… Ook hij heeft veel meegemaakt”. Een andere respondent zegt bijvoorbeeld: “Om mijn zus in bescherming te nemen, om haar huwelijk goed te houden”. Ook zijn er respondenten die aangeven dat zij het voorval niet hebben aangegeven omdat zij het voorval niet ernstig genoeg vonden: “Ik dacht dat het geen misdaad was”, “Ik vond het geen strafbare feiten”, en “Kwam toen niet in me op”. Ook de tijdgeest heeft bij enkele respondenten een rol gespeeld: “In die tijd deed je dat niet en kwam ook niet in mij op”, en “Ik was te jong, durfde het niet eens aan iemand te vertellen”. Daarnaast zijn er een aantal respondenten die twijfelden aan de politie, bijvoorbeeld doordat een bekende van de dader bij de politie werkt. Tabel 7.5.5 geeft aan of slachtoffers er toe te bewegen zijn om, onder bepaalde voorwaarden, het voorval wél te melden bij de politie.
Redenen om het voorval wél te melden
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 7.5.5
Ik zou nooit een voorval melden bij de politie 18% 15% 18% 17% 19% 20% 16% 26% 15% 15% 13% 12% 7% 22% 18% 16% 13% 15% 15% Zou wel een voorval melden onder zekere voorwaarden 62% 67% 63% 65% 58% 58% 66% 60% 57% 68% 71% 70% 57% 59% 62% 69% 67% 65% 64% Nee/Weet niet 20% 18% 20% 19% 24% 22% 18% 16% 30% 17% 17% 18% 36% 19% 21% 16% 20% 21% 22% Percenteerbasis (n) 331
300
399
395
59
113
341
131
47
99
78
67
14
64
225
153
84
Een kwart van de slachtoffers zou geen melding maken van huiselijk geweld bij de politie, zelfs niet onder bepaalde voorwaarden. Een meerderheid van ongeveer twee derde van de slachtoffers is hier wel toe te bewegen. Het gaat om de volgende situaties: Als het geweld lichamelijk is waarbij het slachtoffer zichtbare verwondingen heeft opgelopen; Als het geweld levensbedreigend of zeer ernstig (bijv. verkrachting) is in de ogen van het slachtoffer; Als het geweld structureel plaatsvindt; Als de eigen kinderen ook slachtoffer worden van het geweld; Als de dader niet uit de eigen huiselijke kring zou komen; Als het geweld nu zou plaatsvinden; in plaats van jaren geleden toen het slachtoffer (te) jong was om het te melden of de maatschappij/hulpverlening nog minder openstond voor geweld binnen het gezin.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
131/164
48
120
Uit de open antwoorden blijkt dat sommige slachtoffers de voorvallen lijken te bagatelliseren. Zo wordt gezegd: “Ik had wel aangifte gedaan als de verkrachting heel lichamelijk gewelddadig was geweest”. Ook hebben enkele slachtoffers maar beperkt vertrouwen in de politie. Zo zou een respondent wel melding hebben gemaakt als: “Ik wist dat er iets aan gedaan zou worden en de politie achter je zou staan”. Een ander vindt het melden van huiselijk geweld “absoluut zinloos, de politie reageert niet”. 7.6 Vervolgacties van de politie Tabel 7.6.1 geeft een overzicht van de acties die de politie heeft ondernomen naar aanleiding van de melding van huiselijk geweld.
Tabel 7.6.1
Vervolgacties van de politie Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Autochtoon
Allochtoon
Man
Vrouw
t/m 12 jaar
13 t/m 17 jaar
18 - 24 jaar
25 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 jaar en ouder
Laag
Midden
Hoog
Lichamelijk geweld + stalking
Seksueel geweld
Overig geweld
Opleiding
Overig geweld
Sekse
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Proces-verbaal opgemaakt Doorverwezen naar hulpverlening De dader uit huis geplaatst Bescherming geboden aan respondent Informatie gegeven over juridische stappen De politie deed niets Anders Weet niet
48% 24% 8% 19% 12% 25% 22% 1%
51% 27% 8% 18% 14% 25% 23% 1%
47% 24% 8% 17% 12% 27% 21% 1%
46% 23% 8% 14% 12% 27% 24% 1%
56% 25% 9% 34% 9% 19% 13% 3%
36% 16% 3% 16% 10% 39% 29% 3%
50% 25% 9% 17% 12% 23% 21% 1%
36% 32% 5% 0% 0% 23% 18% 9%
48% 19% 10% 19% 14% 10% 33% 0%
46% 19% 8% 19% 10% 31% 17% 0%
50% 25% 8% 17% 19% 29% 21% 0%
54% 23% 10% 26% 10% 26% 23% 0%
50% 50% 0% 17% 0% 17% 33% 0%
48% 28% 14% 17% 3% 21% 14% 0%
46% 21% 8% 17% 15% 26% 24% 1%
50% 27% 5% 14% 9% 27% 25% 2%
50% 33% 5% 23% 11% 23% 20% 0%
40% 32% 0% 24% 4% 28% 32% 0%
47% 30% 7% 23% 8% 25% 19% 0%
Percenteerbasis (n)
169
124
173
154
32
31
155
22
21
48
48
39
6
29
103
44
64
25
73
Ongeveer een kwart van de slachtoffers geeft aan dat de politie niets met de melding heeft gedaan. Bij iets minder dan de helft van de meldingen is er proces-verbaal opgemaakt. In meer dan een kwart van de gevallen heeft de politie het slachtoffer doorverwezen naar de hulpverlening. Tussen slachtoffers van de verschillende typen geweld zijn er nauwelijks verschillen te zien. Wel geven allochtone slachtoffers vaker dan autochtone slachtoffers aan dat zij bescherming hebben gekregen van de politie; bijvoorbeeld doordat de dader is gearresteerd.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
132/164
In tabel 7.6.2 kunnen we zien hoeveel slachtoffers die melding doen bij de politie uiteindelijk een proces-verbaal hebben ondertekend.
Heeft het slachtoffer proces verbaal ondertekend?
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 7.6.2
Ja 52% 49% 50% 47% 59% 42% 51% 41% 38% 48% 46% 67% 67% 38% 52% 52% 53% 44% 51% Nee 47% 46% 48% 49% 38% 55% 46% 46% 57% 52% 50% 33% 33% 55% 44% 48% 47% 56% 49% Weet niet 2% 5% 2% 3% 3% 3% 3% 14% 5% 0% 4% 0% 0% 7% 4% 0% 0% 0% 0% Percenteerbasis (n)
169
124
173
154
32
31
155
22
21
48
48
39
6
29
103
44
64
25
Bij circa de helft van de respondenten die bij de politie melding van het voorval heeft gemaakt, is uiteindelijk geen proces-verbaal ondertekend. Onderstaande tabel toont waarom dat niet is gebeurd.
Tabel 7.6.3
Redenen om geen aangifte te doen
Betrokkene wilde zelf niet/wilde geen aangifte tegen de dader doen Betrokkene wist niet dat er aangifte kon worden gedaan De politie liet betrokkene te lang wachten Betrokkene voelde zich niet serieus genomen door de politie Betrokkene dacht dat de politie er niets tegen wilde doen Betrokkene dacht dat de politie er niets tegen kon doen De politie gedroeg zich onhebbelijk tegen de betrokkene De politie leek onverschillig/toonde geen interesse De politie leek te discrimineren De politie vond de zaak niet ernstig genoeg De politie adviseerde me om geen aangifte te doen De politie weigerde de aangifte te accepteren zonder opgaaf van redenen Anders Weet niet Wil niet zeggen
% 15% 1% 1% 17% 3% 6% 1% 10% 0% 17% 9% 1% 46% 2% 0%
Aantal 13 1 1 15 3 5 1 9 0 15 8 1 40 2 0
In bijna 4 van de 10 gevallen waarin uiteindelijk geen proces-verbaal is opgemaakt, voelde het slachtoffer zich niet begrepen door de politie. Slachtoffers noemen de houding van de politie onverschillig of bagatelliserend ten aanzien van de ernst van het voorval. In totaal zeventien procent van de slachtoffers voelt zich niet serieus genomen door de politie.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
133/164
73
Aan de andere kant geeft vijftien procent van de slachtoffers aan er zelf voor gekozen te hebben om geen aangifte tegen de dader te doen. Uit de open antwoorden blijkt, dat men vaak aangifte achterwege laat uit angst voor de dader. Ook adviseerde de politie regelmatig om geen aangifte te doen omdat het geweld dan verder zou escaleren of omdat er toch niets aan te doen zou zijn. Tabel 7.6.4 geeft aan in hoeverre de aangifte bij de politie heeft geleid tot een straf of maatregel tegen de dader.
Tabel 7.6.4
Heeft de aangifte geleid tot straf of maatregel?
Ja Nee Nog niet bekend (zaak nog niet afgerond) Weet niet
% 43,5 44,6 10,9 1,1
Aantal 40 41 10 1
Totaal
100
92
De aangifte bij de politie heeft in ruim vier van de tien gevallen daadwerkelijk geleid tot een straf of maatregel tegen de dader. Bij elf procent van de aangiften is de zaak nog niet afgerond.
Tevredenheid over de politie Tenslotte is de slachtoffers gevraagd in hoeverre zij tevreden zijn over het optreden van de politie ten aanzien van het meest recente voorval.
Tevredenheid contact politie
32
31
155
22
21
134/164
48
48
39
6
29
103
44
Overig geweld
154
Seksueel geweld
173
31% 0% 31% 32% 27% 18% 17% 14% 16% 23% 13% 0% 14% 8% 9% 26% 50% 31% 33% 23% 10% 33% 3% 11% 14% 3% 0% 7% 1% 5%
Lichamelijk geweld + stalking
124
Hoog
169
35% 17% 10% 31% 6% 0%
Midden
Percenteerbasis (n)
28% 32% 19% 31% 17% 14% 29% 13% 10% 9% 14% 6% 30% 32% 24% 31% 12% 5% 10% 17% 3% 9% 5% 2%
Laag
39% 13% 13% 26% 7% 3%
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
19% 22% 16% 31% 13% 0%
35 - 49 jaar
33% 16% 9% 29% 10% 3%
25 - 34 jaar
Man
31% 17% 10% 28% 11% 2%
18 - 24 jaar
Allochtoon
31% 18% 9% 30% 10% 3%
13 t/m 17 jaar
Autochtoon
29% 17% 11% 29% 11% 3%
t/m 12 jaar
Overig geweld
Zeer ontevreden Ontevreden Neutraal Tevreden Zeer tevreden Weet niet
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Seksueel geweld
Etniciteit
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Vrouw
Tabel 7.6.5
23% 52% 33% 19% 20% 16% 14% 0% 14% 30% 16% 22% 13% 8% 14% 2% 4% 1% 64
25
73
Slachtoffers blijken een uitgesproken mening te hebben over de politie; zij zijn óf tevreden óf ontevreden. Over het algemeen zijn er iets meer slachtoffers ontevreden dan tevreden over alles wat de politie in hun zaak heeft gedaan. Opvallend veel slachtoffers zijn „zeer ontevreden‟; dat geldt voor drie op de tien slachtoffers van huiselijk geweld. Van respondenten die de afgelopen vijf jaar slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld, zijn slachtoffers van seksueel en overig geweld vaker „zeer ontevreden‟ over het optreden van de politie dan slachtoffers van lichamelijk geweld. Bij slachtoffers van seksueel geweld loopt dit aandeel zelfs op tot 52 procent. 7.7 Hulpverlening aan daders In deze laatste paragraaf gaan we nader in op de hulpverlening aan de dader van huiselijk geweld. Aan de slachtoffers is gevraagd of de dader (vrijwillig dan wel onder dwang) hulp heeft gezocht of gekregen voor zijn/haar gedrag.
Heeft de dader hulp gezocht?
Ja, vrijwillig 8% 7% 9% 9% 7% 13% 8% 6% 1% 7% 15% 11% Ja, na aandringen/onder dwang 16% 14% 15% 15% 13% 19% 14% 10% 9% 15% 19% 24% Nee 62% 64% 63% 62% 64% 56% 65% 73% 69% 65% 53% 54% Weet niet 14% 15% 13% 13% 16% 12% 14% 12% 21% 12% 13% 11% Percenteerbasis (n)
561
460
662
628
109
172
565
189
77
169
150
109
21
97
364
248
135/164
Overig geweld
14% 9% 12% 20% 22% 18% 52% 62% 58% 15% 8% 12% 163
Het merendeel van de daders (ruim 60%) heeft volgens de slachtoffers geen hulp gezocht of gekregen. Een minderheid van ruim twintig procent heeft wél hulp gekregen; in de meeste gevallen niet vrijwillig, maar na aandringen of onder dwang. Vrouwen geven vaker aan dat de dader helemaal geen hulp heeft gezocht of gekregen; en als ze die wel hebben gekregen ging dat minder vaak op vrijwillige basis dan bij de daders waar mannen mee te maken hebben gehad. Jonge slachtoffers (ten tijde van het geweld 17 jaar op jonger) geven vaker aan dat de dader geen hulp heeft gezocht of gekregen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
29% 6% 10% 9% 14% 10% 14% 19% 33% 63% 64% 60% 24% 21% 12% 12%
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 7.7.1
79
226
Voor de daders die wel hulp hebben gezocht of gekregen is nagegaan of zij die hulp zelf hebben gezocht, of samen met andere personen.
Heeft de dader alleen of samen met anderen hulp gezocht?
Overig geweld
Seksueel geweld
Hoog
Midden
Laag
Lichamelijk geweld + stalking
Afgelopen vijf jaar Slachtofferschap
Opleiding
50 jaar en ouder
35 - 49 jaar
25 - 34 jaar
18 - 24 jaar
13 t/m 17 jaar
Vrouw
t/m 12 jaar
Ooit Leeftijd bij aanvang voorvallen
Sekse
Man
Etniciteit
Allochtoon
Overig geweld
Seksueel geweld
Lichamelijk geweld + stalking
Slachtofferschap
Autochtoon
Tabel 7.7.2
Zelfstandig hulp gezocht 39% 38% 37% 36% 50% 35% 39% 50% 25% 37% 38% 32% 33% 38% 37% 36% 37% 29% 38% Samen met respondent of met anderen 50% 44% 50% 52% 36% 60% 46% 33% 50% 40% 56% 66% 56% 56% 50% 52% 52% 58% 53% Weet niet 12% 18% 13% 12% 14% 6% 15% 17% 25% 24% 6% 3% 11% 6% 13% 12% 11% 13% 9% Percenteerbasis (n)
137
94
161
153
22
55
120
30
8
38
50
38
9
16
86
69
54
Het blijkt dat daders vooral samen met anderen hulp hebben gezocht; ofwel samen met het slachtoffer ofwel met een andere bekende. Een kleine 40 procent van de daders heeft de hulp zelfstandig gezocht of gekregen. 7.8 Samenvatting Een meerderheid van de slachtoffers van huiselijk geweld heeft in de periode dat het geweld zich voordoet, maar vooral ook daarna, behoefte aan een luisterend oor. Slachtoffers praten vaak met vrienden en vriendinnen en hun moeder over het geweld. Van de hulpverlenende instanties wordt de huisarts het vaakst in vertrouwen genomen. Ongeveer een vijfde van de slachtoffers wendt zich tot de politie, bij ongeveer één op de twintig respondenten doet iemand anders melding van het geweld bij de politie. Alhoewel een minderheid van de slachtoffers aangeeft dat het geweld door het contact is gestopt, blijkt het contact wel degelijk zinvol: velen voelen zich begrepen en geven aan iets aan het contact te hebben gehad. De keuze van het slachtoffer voor het eerste contact heeft invloed op de mate waarin bij het tweede contact hulpverlenende instanties betrokken worden. Is de moeder de eerste persoon waarmee het slachtoffer praat, dan vindt een vervolgcontact met een hulpverlenende instantie maar beperkt plaats; bij vrienden/vriendinnen als eerste contact is dat vaker het geval. Huisartsen verwijzen slachtoffers van huiselijk geweld veel vaker door naar andere hulpverlenende instanties. De politie is door de meerderheid van de slachtoffers niet ingeschakeld, met name omdat de slachtoffers het voorval niet belangrijk genoeg vonden, er nooit aan hebben gedacht om het voorval bij de politie te melden, of omdat ze bang zijn voor represailles van de dader. Slachtoffers die het voorval wel bij de politie hebben gemeld, zijn over het algemeen vaker ontevreden dan tevreden over het optreden van de politie.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
136/164
24
66
8.
Profielen van de slachtoffers
In dit hoofdstuk zoomen we nader in op verschillende slachtoffergroepen: Mannelijke en vrouwelijke slachtoffers van relationeel geweld; Mensen die voor het eerst slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld in een viertal categorieën: 1 t/m 6 jaar, 7 t/m 12 jaar, 13 t/m 16 jaar en 17 jaar of ouder; Slachtoffers van één dader en slachtoffers van meerdere daders; Slachtoffers waarbij het geweld korter dan vijf jaar duurde, slachtoffers waarbij het geweld langer duurde dan vijf jaar maar korter dan tien jaar, slachtoffers waarbij het geweld langer dan tien jaar duurde; Slachtoffers waarbij het geweld gestopt is en slachtoffers waarbij het geweld voortduurt; Slachtoffers met lichamelijk letsel en slachtoffers zonder lichamelijk letsel. Voor elk van deze groepen zullen we nagaan in hoeverre en met betrekking tot welke aspecten zij zich van elkaar onderscheiden. 8.1 Gender verschillen bij (ex-)partnergeweld Zoals we eerder zagen zijn partners en ex-partners de belangrijkste daders van huiselijk geweld. In deze paragraaf gaan we dieper in op partnergeweld en bezien we in hoeverre er verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld 40.
Mannelijke slachtoffers zijn vaak hoogopgeleid Zowel de mannen die slachtoffer worden van partnergeweld als hun daders zijn hoger opgeleid dan vrouwelijke slachtoffers van partnergeweld en hun daders.
Vrouwen op jongere leeftijd slachtoffer Vrouwen zijn gemiddeld jonger als zij slachtoffer worden van partnergeweld dan mannen. De helft van de vrouwen wordt vóór het 25e levensjaar slachtoffer, tegen ongeveer een vijfde van de mannen.
Geweld voor vrouwelijke slachtoffers ernstiger We hebben de respondenten gevraagd om de ernst aan te geven voor het meest ingrijpende voorval. Meer dan 85 procent van zowel de mannen als de vrouwen kwalificeren het voorval als tenminste “ernstig”, kijken we echter naar het oordeel “zeer ernstig”, dan wordt dat door 50 procent van de vrouwen geveld, tegen 37 procent van de mannen.
40
In de vragenlijst is niet gevraagd naar de sekse van de dader; we weten daarom niet in hoeverre het bij partnergeweld om hetero- danwel homoseksuele relaties gaat.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
137/164
Ook noemen vrouwen het voorval vaker „een misdaad‟ (56% vrouwen versus 20% mannen); mannen spreken eerder van „een fout, maar geen misdaad‟ (58% van de mannen versus 39% vrouwen). De volgende figuur illustreert dit.
Figuur 8.1.1
Man
Vrouw
Misdaad
Omschrijving van het voorval door mannelijke en vrouwelijke slachtoffers van (ex-) partnergeweld (percenteerbasis (n) M=93 en V=374)
20%
58%
56%
Fout maar geen misdaad
19%
39%
2%
4% 2%
Iets dat wel eens kan gebeuren
Weet niet/ geen opgave
We zien tevens dat vrouwen als gevolg van het geweld vaker dan mannen te maken hebben met blijvend of tijdelijk lichamelijk letsel (tabel 8.1.3). Ook dit is een indicatie dat het geweld tegen vrouwen een ernstiger karakter heeft dan geweld tegen mannen. We komen daar later nog op terug. Eén en ander verklaart wellicht ook het feit dat mannen minder vaak aangifte doen van het geweld (19%) dan vrouwen (31%).
Verschillende daders bij mannelijke en vrouwelijke slachtoffers Vrouwen zijn, vaker dan mannen, slachtoffer van een (ex-)partner die al eens met de politie in aanraking is geweest. Als we bezien waarvoor deze partner met de politie te maken heeft gehad, dan gaat het vaak om vernieling of vandalisme, maar ook over verstoring van de openbare orde, inbraken, drugshandel of lichamelijk geweld tegen iemand buiten de huiselijke kring.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
138/164
Tabel 8.1.1
Verschillen in de mate waarin daders in aanraking zijn geweest met de politie; naar mannelijke en vrouwelijke slachtoffers van (ex-) partnergeweld
Vernieling van straatmeubilair, vandalisme Verstoring openbare orde Fraude, belastingfraude Diefstal Inbraak Gewapende overval Drugshandel Bedreiging / chantage buiten huiselijke kring Lichamelijk geweld buiten huiselijke kring Aanranding, seksuele intimidatie Verkrachting Moord/doodslag Percenteerbasis (n)
Man 2% 10% 10% 10% 1% 0% 0% 8% 11% 0% 0% 1%
Vrouw 10% 24% 11% 13% 11% 3% 11% 15% 23% 7% 3% 2%
93
374
Vrouwen geven vaker aan dat er sprake was van overmatig drank of drugsgebruik bij de dader. Mannen praten juist vaker over depressieve, zenuwachtige daders die veel ziek waren of kalmerende middelen gebruikten.
Tabel 8.1.2
Zaken van toepassing op de dader ten tijde van geweld (gepercenteerd op allen die in hetzelfde huis woonde/woont, % helemaal/enigszins van toepassing)
Was veel ziek Was zenuwachtig Was depressief Dronk veel Had een drugsprobleem Gebruikte kalmerende middelen Was bij andere mensen heel anders dan thuis Had last van onvoorspelbare stemmingswisselingen Percenteerbasis (n)
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Man 51% 46% 62% 33% 7% 37% 76% 81%
Vrouw 24% 39% 41% 55% 17% 16% 84% 76%
85
331
139/164
Partnergeweld ook voor mannen ingrijpend We constateerden eerder dat partnergeweld voor vrouwen van een ernstiger aard is dan voor mannen. De gevolgen voor mannelijke slachtoffers moeten evenwel niet gebagatelliseerd worden. Onderstaande tabel toont dat ook voor mannen de gevolgen van partnergeweld aanzienlijk zijn:
Tabel 8.1.3
Gevolgen voor slachtoffers van (ex-)partnergeweld.
Gescheiden van deze persoon Gevoel van boosheid gekregen Vrienden verloren Werd neerslachtig Had/heb minder zelfvertrouwen Moeite mensen te vertrouwen Ben er overspannen van geworden Moest verhuizen Veel uitgaven niet veroorloven Kreeg moeite met relaties Kon niet naar mijn werk Kreeg angstgevoelens Tijdelijk lichamelijk letsel Contact met familie verloren Op een voorwerp afgereageerd Kreeg nachtmerries Heb mijn baan verloren Heb eetproblemen gekregen Heb een drankprobleem gekregen Problemen met medicijnen gekregen Kon niet naar school/opleiding Op iemand anders afgereageerd Poging tot zelfdoding gedaan Blijvend lichamelijk letsel Heb een drugsprobleem gekregen Percenteerbasis (n)
Man 81% 67% 57% 57% 57% 47% 44% 42% 42% 42% 37% 32% 30% 27% 24% 20% 19% 18% 13% 13% 12% 11% 8% 4% 2%
Vrouw 83% 76% 55% 68% 79% 71% 56% 49% 54% 66% 28% 67% 42% 27% 27% 47% 16% 27% 4% 21% 15% 17% 22% 14% 2%
93
374
We zien bij zowel mannen als vrouwen dat de gevolgen ingrijpend zijn. We kunnen concluderen dat de gevolgen van partnergeweld voor mannen ernstig zijn en voor vrouwen nog ernstiger.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
140/164
Machtsverhoudingen in de partnerrelatie In het onderzoek is een aantal stellingen aan de respondent voorgelegd die de relatie met de dader beschrijven. Hiermee kunnen we de omstandigheden achterhalen, waaronder het geweld heeft plaatsgevonden. De stellingen zijn vanuit twee perspectieven geformuleerd. Eerst wordt een aantal mogelijke gedragingen van de dader ten opzichte van het slachtoffer beschreven, met de vraag in hoeverre deze van toepassing zijn. Vervolgens worden (grotendeels) dezelfde stellingen “gespiegeld” gesteld, vanuit de vraag of de respondent zelf ook weleens deze gedragingen heeft vertoond ten opzichte van de dader. De stellingen zijn gegroepeerd in een aantal achterliggende dimensies. Welke dimensies dat zijn is vastgesteld met behulp van een Principale Componentenanalyse. De afzonderlijke stellingen zijn samengenomen tot een schaalscore. De schaalscore geeft het gemiddelde van de stellingen weer (met een minimum van 0 en een maximum van 10. Voor een exacte toelichting van deze analyse en een overzicht van de dimensies die uit de analyse zijn gedestilleerd, verwijzen we naar paragraaf 5.2). Als we naar de gemiddelde schaalscores op de dimensies kijken, dan zien we dat partnergeweld gericht tegen vrouwen een enigszins ander karakter heeft dan partnergeweld gericht tegen mannen. Vrouwelijke slachtoffers van partnergeweld worden iets vaker respectloos behandeld. Zo geven veel vrouwen aan niet gewaardeerd te worden of door de dader te worden geminacht. Ook worden vrouwen vaker gemanipuleerd of gecontroleerd. Mannelijke slachtoffers van partnergeweld zijn in het algemeen iets milder van oordeel over hetgeen hen wordt aangedaan. Zo geven zij iets vaker aan dat er eigenlijk wel sprake is van een goede relatie met de dader.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
141/164
Figuur 8.1.2
Houding van dader ten opzichte van slachtoffer; verschil tussen mannelijke en vrouwelijke slachtoffers van (ex-) partnergeweld (percenteerbasis n=93 en 374) (op een schaal lopend van 0-10)
Respectloosheid van de dader tov slachtoffer
4,5
4,5
Manipulatief gedrag dader tov slachtoffer 3,1
Controle van dader tov slachtoffer Wèl een goede relatie van dader met slachtoffer
2,5
Kinderen gebruikt als dreigmiddel door dader
5,4
5,5
Man
4,2
Vrouw
3,3
1,8 1,7 0
5
10
Soms gebruikt de dader de kinderen als dreigmiddel. Als mannen dat doen, dreigen zij hun slachtoffer vaker de kinderen iets aan te doen. Vrouwen dreigen hun slachtoffer vaker met het afpakken van de kinderen.
Figuur 8.1.3
Houding van slachtoffer ten opzichte van de dader; verschil tussen mannelijke en vrouwelijke slachtoffers van (ex-) partnergeweld (percenteerbasis n=93 en 374) (op een schaal lopend van 0-10)
Machteloosheid, proberen erger te voorkomen
5,7
4,0 3,6
Afhankelijkheid dader van slachtoffer
Respectloosheid van slachtoffer naar de dader
2,3 2,6
Man Vrouw
0,5 0,3
Controle van slachtoffer tov dader Kinderen gebruikt als dreigmiddel door slachtoffer
0,1 0,3 0
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
6,7
5
142/164
10
Hulpzoekgedrag Ruim een kwart van de vrouwen (26%) praat met niemand over wat er is gebeurd, ten opzichte van negentien procent van de mannen. Het gaat echter niet om een significant verschil. Anders dan je wellicht zou verwachten praten mannen met meer verschillende mensen over de situatie dan vrouwen op het moment dat de voorvallen worden gepleegd. Mannen praten gemiddeld met 3 personen/instanties over de problematiek, vrouwen met 2,6 personen/instanties41.
Tabel 8.1.4
Mate waarin men ten tijde van het geweld met anderen sprak. Weergegeven zijn gesprekspartners die door min. 10% van de slachtoffers zijn genoemd.
Praatte met niemand ten tijde van voorvallen Partner Vader Moeder Zus Vrienden/vriendinnen Huisarts Politie Algemeen maatschappelijk werk RIAGG /GGZ Percenteerbasis (n)
Man 19% 16% 18% 26% 14% 44% 30% 12% 14% 19%
Vrouw 26% 6% 13% 25% 14% 36% 23% 19% 14% 9%
93
374
Mannen die proberen bij hulpinstanties aan te kloppen voelen zich vaak onbegrepen, zo lijkt het want de aantallen respondenten zijn klein. Dan gaat het bijvoorbeeld over de politie, maar ook over Bureau Slachtofferhulp, en RIAGG/GGZ. Een voorbeeld: 11 van de 18 mannen die een voorval meldden bij de politie waren ontevreden over het contact.
Tabel 8.1.5
41
Mate van tevredenheid over contact politie; naar mannelijke en vrouwelijke slachtoffers van partnergeweld
Ontevreden Neutraal Tevreden
Man 61% 17% 22%
Vrouw 47% 8% 44%
Percenteerbasis (n)
18
117
We zagen ook in tabel 7.1.1 dat meer mannen dan vrouwen met iemand over het gebeurde spreken ten tijde van de voorvallen. In tabel 7.1.2 zien we juist dat mannen minder vaak praten over hetgeen hun is overkomen nadat het huiselijk geweld is opgehouden.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
143/164
Als we kijken naar het begrip dat slachtoffers krijgen van moeders, broers en vrienden en ook bij de therapeutische hulpverlening, dan zien we tussen mannen en vrouwen geen wezenlijke verschillen. Maar bij huisarts, RIAGG/GGZ, vader, buren en de politie krijgen mannen minder begrip. Door het geringe aantal respondenten dat deze vraag heeft beantwoord moeten we echter voorzichtig zijn met het trekken van sterke conclusies uit de figuur.
Figuur 8.1.4
Mate van begrip voor slachtoffers van (ex-)partnergeweld bij diverse gesprekspartners Broer
65%
75%
72% 68%
Moeder
76% 74%
Vrienden/vriendinnen
75% 78%
Therapeutische hulpverlening Algemeen maatschappelijk werk
69% 72%
Huisarts
63% 71%
45%
Partner/echtgenote
39%
RIAGG/GGZ
Vrouw
59% 57%
50%
Vader
71% 70%
Buren 27%
Politie 0%
Man
92%
54%
50%
100%
Ook de mate waarin mannen iets aan de hulp gehad hebben is relatief gering. Vrouwen lijken iets meer baat bij de hulpverlening te hebben. Blijkbaar is het ook voor de instanties lastig om mannelijke slachtoffers te helpen. Ook bij deze vraag zijn de cijfers door het geringe aantal respondenten slechts indicatief, we kunnen er geen harde conclusies aan verbinden.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
144/164
Figuur 8.1.5
Mate waarin men veel gehad heeft aan de hulp van de verschillende gesprekspartners - % heeft veel gehad aan de hulp 38%
Broer Moeder
44%
Vrienden/vriendinnen
44%
67%
60% 63% 63% 67%
Therapeutische hulpverlening 44%
Algemeen maatschappelijk … 22%
Huisarts
46%
32%
Vader 20%
Buren 0%
0%
Vrouw
58%
35%
RIAGG/GGZ
Man
45%
30%
Partner/echtgenote
Politie
55%
63%
58% 33%
50%
100%
Alles samenvattend kunnen we de conclusie trekken dat partnergeweld er voor mannen anders uitziet dan voor vrouwen. Mannelijke slachtoffers zijn hoger opgeleid en krijgen op latere leeftijd voor het eerst met geweld te maken. De gevolgen van partnergeweld zijn voor mannen ingrijpend, maar minder dan voor vrouwen. Mannen weten in de periode dat het geweld gaande is iets beter de weg te vinden om hulp te zoeken; als zij echter een instantie benaderen dan blijkt de hulpverlening niet altijd bevredigend te zijn. 8.2
Slachtoffers van meerdere daders
Jonge slachtoffers hebben vaker met meerdere daders te maken Een aanzienlijk deel van de slachtoffers krijgt te maken met meerdere daders. Met name slachtoffers bij wie het geweld al jong begint, krijgen vaker te maken met meerdere daders.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
145/164
Figuur 8.2.1
Slachtoffer van 1 dader
Leeftijd van slachtoffers bij aanvang voorvallen; naar hoeveelheid daders (één of meerdere (Percentagebasis n= 256 (1dader), 533 (meerdere)
7% 10%
Slachtoffer van meerdere daders
28%
36%
tot 12 jaar
55%
12%
13-17 jaar
21%
18-24 jaar
31%
25 jaar of ouder
Gevolgen bij meerdere daders aanzienlijk Tabel 8.2.1
Gevolgen voor slachtoffers; naar hoeveelheid daders (één of meerdere)
Gescheiden van deze persoon Had/heb minder zelfvertrouwen Gevoel van boosheid gekregen Moeite mensen te vertrouwen Werd neerslachtig Kreeg angstgevoelens Kreeg moeite met relaties Ben er overspannen van geworden Kreeg nachtmerries Vrienden verloren Moest verhuizen Contact met familie verloren Veel uitgaven niet veroorloven Op een voorwerp afgereageerd Tijdelijk lichamelijk letsel Heb eetproblemen gekregen Kon niet naar mijn werk Poging tot zelfdoding gedaan Op iemand anders afgereageerd Kon niet naar school/opleiding Problemen met medicijnen gekregen Heb mijn baan verloren Blijvend lichamelijk letsel Heb een drankprobleem gekregen Heb een drugsprobleem gekregen
79% 71% 69% 60% 62% 58% 56% 46% 36% 49% 42% 28% 44% 19% 38% 25% 3% 15% 19% 13% 17% 14% 9% 4% 2%
Meerdere daders 85% 77% 77% 71% 66% 63% 62% 53% 48% 45% 39% 37% 36% 33% 32% 26% 26% 23% 23% 19% 18% 14% 12% 7% 2%
Percenteerbasis (n)
262
554
Eén dader
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
146/164
De gevolgen van huiselijk geweld zijn duidelijk ernstiger voor slachtoffers van meerdere daders dan voor degenen die met één dader te maken hebben gehad. Meer dan de helft van de slachtoffers van meerdere daders is overspannen geworden. Ook is in deze groep het risico op een zelfdoding aanzienlijk groter; 23 procent heeft een poging tot zelfdoding gedaan. Hier gaat het voor een belangrijk deel ook om een stapeling van factoren: jongere slachtoffers hebben vaker met meerdere daders van doen. En heel jonge slachtoffers ondervinden ernstiger gevolgen. 8.3 De duur van het geweld In deze paragraaf bezien we de mogelijke effecten van langdurige blootstelling aan huiselijk geweld. We maken onderscheid naar de volgende perioden: Geweld dat korter duurde dan vijf jaar Geweld duurde vijf t/m negen jaar Geweld duurde tien jaar of langer. Voor al deze respondenten geldt dat het geweld nu niet meer voortduurt. Het geweld is gestopt.
Langdurig geweld begint vaak al voor het 12e jaar. Figuur 8.3.1
Leeftijd waarop voor het eerst te maken met geweld, bekeken naar de duur van het geweld
10 jaar of langer
5-9 jaar
Korter dan 5 jaar
tot 12 jaar
43%
33%
16%
9%
4%
18%
13-17 jaar
26%
24%
23%
18-24 jaar
22%
38%
42%
25 jaar of ouder
Percenteerbasis (n)= 252 (10 jaar +), n=138 (5-9), n=303 (< 4 jaar )
Bij slachtoffers die tien jaar of langer met geweld te maken hebben gehad, is het geweld vaker al voor hun 12e levensjaar begonnen. Dit betekent dat met name jongere slachtoffers grotere risico‟s lopen slachtoffer te worden van langdurig geweld.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
147/164
Langdurig geweld vaker in het eigen huis Langdurig geweld (langer dan vijf jaar) vindt vaker plaats in het eigen huis van het slachtoffer. Bij 86 procent van de slachtoffers gebeurt het geweld in het eigen huis. Duurt het geweld vier jaar of korter, dan is dat 65 procent.
Figuur 8.3.2
Locatie waar het geweld plaats vindt, bekeken naar de duur van het geweld
10 jaar of langer
85%
10%3%
Eigen huis
Huis van dader 5-9 jaar
88%
7% 3%
Ander woonhuis Ergens buiten
Korter dan 5 jaar
65%
16% 6%9%4%
Andere plek
Percenteerbasis (n)= 252 (10 jaar +), n=138 (5-9), n=303 (< 4 jaar )
Dader vaker last van psychische problemen Daar waar sprake is van langdurig geweld (tien jaar of langer) worden relatief vaak psychische problemen, ernstige ziekte of pijn of de geboorte van een kind genoemd als van invloed op de dingen die de dader deed.
Tabel 8.3.1
Situaties of gebeurtenissen van invloed op de dingen die de dader deed; naar de duur van het geweld. 10 jaar of langer
5-9 jaar
Sterfgeval van een bekende
11%
12%
7%
Scheiding
15%
12%
15%
Verlies werk
12%
6%
8%
8%
7%
2%
18%
16%
12%
Ernstige ziekte of pijn Ernstige conflicten met iemand anders
korter dan 5 jaar
Verliefdheid
6%
5%
12%
Zwangerschap
6%
7%
4%
Geboorte
7%
6%
1%
Nieuwe baan
2%
3%
4%
Verhuizing
6%
4%
3%
Psychische problemen
53%
42%
40%
Alcohol/drugsgebruik
34%
33%
33%
Anders
30%
25%
24%
Geen van deze
8%
12%
9%
Percenteerbasis (n)
252
138
303
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
148/164
Bij langdurig geweld meer schone schijn Daders van huiselijk geweld hebben vaak twee gezichten. Dit geldt nog sterker voor de situaties waarbij het geweld al langere tijd voortduurt (vijf jaar of langer). Bij ruim 80 procent van deze slachtoffers is de dader bij andere mensen heel anders dan thuis. Bij kortdurend geweld (tot vijf jaar) zien we dat minder vaak (71%).
Figuur 8.3.3
Percentage daders dat zich elders anders voordoet dan thuis, naar blootstellingsduur van het slachtoffer
10 jaar of langer
86%
5-9 jaar
82%
Korter dan 5 jaar
71% 0%
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
50%
100%
149/164
Bij langdurig geweld meerdere slachtoffers Als het geweld tegen het geïnterviewde slachtoffer langer heeft geduurd, dan is de kans ook groter dat er meerdere slachtoffers zijn gemaakt door dezelfde dader. De leeftijd van het slachtoffer speelt hier ook een rol. We zagen namelijk al eerder dat in een situatie met jonge slachtoffers er ook vaak meerdere slachtoffers zijn.
Tabel 8.3.2
Wat de dader bij anderen (dan het geïnterviewde slachtoffer) heeft gedaan Weergegeven zijn de percentages slachtoffers die aangeven dat ook anderen hiermee te maken kregen
Bespot of gekleineerd worden Voortdurend in de gaten houden Niet mogen uitgaan Geen afspraak mogen maken Met opzet spullen vernielen Gedreigd relatie te verbreken Andere vorm psychisch geweld Lichamelijk pijn doen Geslagen met een voorwerp Duwen, grijpen, arm omdraaien Gelagen, geschopt gebeten Verstikt gewurgd of gebrand Bedreigd met een mes/wapen Andere vorm lichamelijk geweld Verkracht worden Proberen seks op te dringen Gedwongen seksuele handelingen Andere vorm seksueel geweld
10 jaar of korter dan langer 5-9 jaar 5 jaar 58% 41% 27% 23% 15% 12% 27% 15% 7% 23% 10% 7% 26% 21% 15% 18% 15% 8% 44% 32% 18% 47% 35% 24% 21% 20% 10% 36% 28% 39% 30% 18% 6% 6% 3% 8% 7% 7% 17% 11% 8% 7% 6% 4% 12% 12% 10% 8% 5% 5% 8% 7% 5%
Percenteerbasis (n)
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
252
138
303
150/164
Hoe langer het geweld duurt, des te ernstiger de gevolgen Tabel 8.3.3
Gevolgen voor slachtoffers; naar de duur van het geweld
Gescheiden van deze persoon Had/heb minder zelfvertrouwen Gevoel van boosheid gekregen Moeite mensen te vertrouwen Werd neerslachtig Kreeg angstgevoelens Kreeg moeite met relaties Ben er overspannen van geworden Vrienden verloren Kreeg nachtmerries Veel uitgaven niet veroorloven Contact met familie verloren Moest verhuizen Tijdelijk lichamelijk letsel Heb eetproblemen gekregen Op een voorwerp afgereageerd Poging tot zelfdoding gedaan Kon niet naar mijn werk Kon niet naar school/opleiding Op iemand anders afgereageerd Problemen met medicijnen gekregen Heb mijn baan verloren Blijvend lichamelijk letsel Heb een drankprobleem gekregen Heb een drugsprobleem gekregen
10 jaar of korter dan langer 5-9 jaar 5 jaar 89% 85% 81% 81% 83% 68% 78% 75% 70% 73% 71% 63% 71% 66% 55% 68% 61% 56% 66% 68% 58% 62% 57% 39% 56% 45% 40% 54% 49% 38% 51% 41% 27% 51% 33% 22% 45% 47% 35% 38% 32% 30% 35% 23% 19% 34% 27% 25% 31% 20% 14% 30% 27% 22% 25% 16% 12% 23% 16% 19% 21% 17% 14% 20% 12% 10% 15% 13% 9% 9% 7% 5% 3% 2% 3%
Percenteerbasis (n)
129
86
183
We zien dat degenen die langdurig aan het geweld hebben blootgestaan, daar op latere leeftijd duidelijk ernstiger gevolgen van hebben ondervonden. Wanneer we respondenten vragen naar hoe zij de ernst van de voorvallen inschatten op het moment dat die gebeurden, dan zien we dat de duur van het geweld niet van invloed is op het antwoord dat men geeft op die vraag. Dit doet vermoeden dat veel respondenten zich op het moment zelf niet volledig bewust waren van de mogelijke toekomstige gevolgen van hetgeen hen overkwam.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
151/164
Machtsverhoudingen We kijken nu wederom naar de machtsverhoudingen tussen slachtoffer en dader, maar nu vanuit het perspectief van de duur van het geweld. De indicatoren die de machtsverhoudingen weergeven hebben een waarde van minimaal 0 en maximaal 10, waarbij geldt hoe hoger, des te vaker men er mee te maken heeft gehad (zie ook de vorige paragrafen en paragraaf 5.2). Naarmate het geweld langer duurt, is er ook meer sprake van respectloosheid, manipulatief gedrag en controlerend gedrag. Het lijkt erop dat deze gedragingen zich versterken naarmate de duur van het geweld toeneemt. Dit effect is zichtbaar op alle dimensies.
Figuur 8.3.4
Houding van dader ten opzichte van slachtoffer naar de duur van het geweld, schaalscore 0-10 1,0 1,9 2,7
Kinderen als dreigmiddel
4,0
Respectloosheid van de dader tov slachtoffer
5,3 6,1
4,5 5,1 5,4
Manipulatief gedrag dader tov slachtoffer
2,9 3,9 4,6
Controle van dader tov slachtoffer
t/m 4 jaar 5-9 jaar 10 jaar of langer
3,1 2,3 1,9
Wèl een goede relatie van dader met slachtoffer 0
5
10
Percenteerbasis (n)= 252 (10 jaar +), n=138 (5-9), n=303 (< 4 jaar )
Kijken we naar het gespiegelde gedrag van het slachtoffer dan zien we dit effect niet sterk terug. Wel zien we dat machteloosheid sterk toeneemt als het geweld eenmaal langer dan vier jaar duurt.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
152/164
Figuur 8.4.5
Houding van slachtoffer ten opzichte van dader naar de duur van het geweld, schaalscore 0-10 0,1 0,3 0,4
Kinderen als dreigmiddel
5,6
Machteloosheid, proberen erger te voorkomen
7,2 7,1
2,9 3,3 2,7
Afhankelijkheid dader van slachtoffer
t/m 4 jaar 5-9 jaar 10 jaar of langer
2,5 2,9 3,0
Respectloosheid van slachtoffer naar de dader
0,3 0,4 0,2
Controle van slachtoffer tov dader 0
5
10
Percenteerbasis (n)= 252 (10 jaar +), n=138 (5-9), n=303 (< 4 jaar )
Al met al kunnen we constateren dat naarmate men langer aan geweld blootstaat, men vaker met een manipulerende en respectloze dader te maken heeft. We zullen straks zien dat dit ook geldt voor de ernst van het geweld. 8.4 Geweld nog niet gestopt Bij de overgrote meerderheid van de geïnterviewde slachtoffers is het geweld gestopt. Bij zo‟n tien procent van de respondenten is dit niet het geval. In deze paragraaf bezien we welke verschillen er bestaan tussen beide groepen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
153/164
Factoren die van invloed zijn op het geweld Bij 60 procent van de slachtoffers waar het geweld nog niet is gestopt, is sprake van psychische problemen van de dader. Dit is aanzienlijk hoger dan bij de groep waar het geweld gestopt is. Ook verlies van werk en conflicten met anderen worden vaker genoemd door degenen die nu nog met geweld te maken hebben.
Tabel 8.4.1
Factoren die van invloed zijn op het geweld; naar slachtoffers bij wie geweld gestopt is en bij wie het nog voortduurt Geweld is gestopt
Geweld komt nog voor
Sterfgeval
9%
13%
Scheiding
14%
21% 17%
Verlies werk
9%
Ernstige ziekte of pijn
6%
8%
Ernstige conflicten met iemand anders
15%
26%
Verliefdheid
9%
9%
Zwangerschap
5%
9%
Geboorte
4%
6%
Nieuwe baan
3%
2%
Verhuizing
4%
4%
Psychische problemen
44%
60%
Alcohol/drugsgebruik
31%
33%
Anders
26%
26%
Geen van deze
11%
6%
Percenteerbasis (n)
728
85
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
154/164
Minder ingebed in sociaal netwerk Figuur 8.4.1
Contacten met anderen; naar slachtoffers bij wie geweld gestopt is en bij wie het nog voortduurt
Als ik iets leuks mee maak is er iemand met wie ik dat kan delen
74%
Ik bezoek vrienden en familie
67%
Vrienden en familie bezoeken mij
55%
Als ik pijn heb is er iemand die me steunt
85%
79%
70%
70% 61%
Als ik hulp nodig heb bij karweitjes is er iemand die helpt
55%
Als ik verdrietig ben, dan is er iemand met wie ik dat kan delen
69%
67% 60%
Anderen komen bij mij voor steun en advies
67% 71%
Anderen komen bij mij met persoonlijke problemen
Geweld is gestopt Geweld komt nog voor
64% 68%
Als ik me gespannen voel is er iemand die helpt
57% 55% 55% 54%
Ik praat vertrouwelijk met anderen Ik bespreek mijn problemen met anderen
45% 39%
0%
50%
100%
Percenteerbasis (n) = 728 (gestopt), n=85 (niet gestopt)
Respondenten bij wie het geweld nog niet is gestopt, hebben minder contacten met anderen. Vooral waar het gaat om familie- en vriendenbezoek en de mate waarin er iemand is om op terug te vallen bij pijn, hulpbehoefte of juist leuke zaken, staan deze slachtoffers vaker alleen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
155/164
Er wordt wel degelijk hulp gezocht, problemen zijn bekend Het is niet zo dat de problemen bij deze slachtoffers onbekend zijn bij vrienden, familie en instanties. Er wordt veelvuldig over de problemen gesproken met diverse partijen.
Tabel 8.4.2
Mate waarin werd gesproken over de situatie, ten tijde van geweld; naar slachtoffers bij wie geweld gestopt is en bij wie het nog voortduurt
Praatte met niemand ten tijde van voorvallen Partner Vader Moeder Zus Vrienden/vriendinnen Huisarts Politie Algemeen maatschappelijk werk RIAGG /GGZ Percenteerbasis (n)
Geweld Geweld is komt nog gestopt voor 31% 19% 8% 28% 11% 20% 23% 29% 13% 18% 29% 44% 18% 32% 13% 27% 10% 20% 9% 26% 728
85
Slachtoffers bij wie het geweld nog voortduurt, hebben juist al vaak met mensen gesproken. Vaker dan bij mensen bij wie het geweld al gestopt is. Men praat met vrienden, familie, maar ook met de politie, huisarts, bureau voor rechtshulp en de crisisopvang of maatschappelijk werk. We constateren geen verschil in aangiftegedrag. Van alle slachtoffers bij wie het geweld nog niet is gestopt heeft 22 procent aangifte gedaan. In de groep slachtoffers waarbij geweld wel gestopt is, is dit negentien procent.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
156/164
Begrip vooral groot familie en vrienden De mate waarin men begrepen wordt lijkt groot, vooral in het informele circuit. Familie en vrienden tonen veel begrip, vooral ook de rol van de buren is opmerkelijk.
Figuur 8.4.2
Mate waarin men begrepen wordt door de gesprekspartners; naar slachtoffers bij wie geweld gestopt is en bij wie het nog voortduurt 62% 68%
Moeder
50% 55%
RIAGG/GGZ
76% 75%
Therapeutische hulpverlening
70% 67%
Zus
73% 70%
Vrienden/vriendinnen
58% 52%
Vader
Geweld is gestopt
60% 50%
Crisisopvang
Geweld komt nog voor
51% 39%
Politie
Buren
70%
Huisarts
52%
Andere arts
42%
Algemeen maatschappelijk werk
41%
Partner/echtgenote
33%
0%
85%
69%
59%
65% 75%
50%
100%
Tevens zegt een groot deel daadwerkelijk iets aan de hulp te hebben. Er zijn weinig verschillen tussen slachtoffers waarbij het geweld gestopt is en slachtoffers waarbij het geweld nog niet gestopt is, als het gaat om de hulp van familie en vrienden.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
157/164
Dit ligt heel anders bij de officiële instanties. Hier voelen de slachtoffers waarbij het geweld ondertussen gestopt is, zich aanzienlijk beter geholpen dan de groep die nog in een geweldssituatie zit. We moeten echter voorzichtig zijn met de interpretatie van de resultaten, deze zijn bij deze vraag slechts op een beperkt aantal respondenten gebaseerd.
Figuur 8.4.3
Mate waarin men iets aan de hulp heeft gehad; naar slachtoffers bij wie geweld gestopt is en bij wie het nog voortduurt 50% 52%
Moeder RIAGG/GGZ
45%
27%
Therapeutische hulpverlening
69%
42% 46% 53%
Zus
56% 57%
Vrienden/vriendinnen
46% 47%
Vader
Geweld is gestopt
40% 40%
Crisisopvang Politie Buren
51%
20%
Huisarts
geweld komt nog voor
33%
9%
44%
26%
41% 36%
Andere arts Algemeen maatschappelijk … Partner/echtgenote
29%
49%
33%
0%
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
50%
65%
100%
158/164
8.5 Lichamelijk letsel Sommige slachtoffers krijgen te maken met lichamelijk letsel, andere niet. In deze paragraaf behandelen we een paar opvallende verschillen tussen deze groepen.
Psychische problemen bij de dader en alcohol en drugsgebruik van belang bij lichamelijk letsel Bij geweld waar lichamelijk letsel een rol speelt, worden aanzienlijk vaker psychische problemen en alcohol- en drugsgebruik van de dader genoemd.
Tabel 8.5.1.
Situaties van invloed op de dingen die de dader deed; naar mate van lichamelijk letsel
Lichamelijk Lichamelijk letsel, letsel, geen medische medische hulp nodig hulp nodig Sterfgeval 10% 9% Scheiding 13% 13% Verlies werk 13% 11% Ernstige ziekte of pijn 7% 6% Ernstige conflicten met iemand anders 18% 22% Verliefdheid 7% 8% Zwangerschap 9% 3% Geboorte 6% 4% Nieuwe baan 2% 1% Verhuizing 4% 4% Psychische problemen 54% 52% Alcohol/drugsgebruik 43% 35% Anders 28% 27% Geen van deze 5% 9% Percenteerbasis (n)
179
111
Geen lichamelijk letsel 9% 16% 8% 5% 14% 10% 4% 3% 3% 5% 42% 27% 25% 12% 526
Daders ook buitenshuis gewelddadig Slachtoffers waarbij sprake is van lichamelijk letsel hebben vaker te maken met een dader die ook buiten de huiselijke kring weleens lichamelijk geweld heeft gebruikt. Van de slachtoffers die te maken hebben met lichamelijk letsel, geeft negentien procent aan dat de dader ook buitenshuis weleens geweld gebruikt. In de categorie „geweld zonder letsel‟ is dit negen procent.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
159/164
Lichamelijk letsel wordt door daders uit alle opleidingscategorieën veroorzaakt We constateren geen verschil in opleidingsniveau van de dader in de mate van toegebracht lichamelijk letsel.
Figuur 8.5.1
Opleidingsniveau van de dader; naar mate van lichamelijk letsel
Geen lichamelijk letsel
22%
Lichamelijk letsel, geen medische hulp nodig
25%
Lichamelijk letsel, medische hulp nodig
22%
0% Geen /lager onderwijs
38%
18%
37%
18%
32%
25%
50% VMBO/MAVO
14%
11%
14%
100% Havo VWO
HBO/universiteit
Percenteerbasis (n)=179 (met letsel en med. hulp) n=111 (met letsel) n=526 (zonder letsel))
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
160/164
Gevolgen voor slachtoffers met lichamelijk letsel Het behoeft geen betoog dat het lichamelijk letsel de gevolgen voor het slachtoffer alleen nog maar indringender maakt. Onderstaande tabel maakt dit duidelijk.
Lichamelijk letsel, geen medische hulp nodig
Geen lichamelijk letsel
Gevolgen voor de slachtoffers; naar de mate van lichamelijk
Lichamelijk letsel, medische hulp nodig
Tabel 8.5.2
Tijdelijk lichamelijk letsel Moeite mensen te vertrouwen Gescheiden van deze persoon Had/heb minder zelfvertrouwen Gevoel van boosheid gekregen Kreeg angstgevoelens Werd neerslachtig Kreeg moeite met relaties Vrienden verloren Ben er overspannen van geworden Kreeg nachtmerries Veel uitgaven niet veroorloven Moest verhuizen Contact met familie verloren Kon niet naar mijn werk Heb eetproblemen gekregen Blijvend lichamelijk letsel Poging tot zelfdoding gedaan Op een voorwerp afgereageerd Kon niet naar school/opleiding Problemen met medicijnen gekregen Heb mijn baan verloren Op iemand anders afgereageerd Heb een drankprobleem gekregen Heb een drugsprobleem gekregen
93% 84% 84% 82% 80% 77% 74% 74% 70% 68% 66% 55% 54% 50% 42% 39% 37% 36% 35% 29% 27% 26% 24% 7% 2%
90% 69% 84% 73% 75% 67% 71% 61% 49% 52% 52% 42% 45% 32% 26% 35% 20% 17% 31% 18% 14% 16% 29% 8% 4%
1% 61% 81% 73% 72% 55% 59% 56% 37% 44% 35% 32% 34% 29% 20% 19% 1% 15% 25% 13% 14% 9% 19% 5% 2%
Percenteerbasis (n)
119
73
275
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
161/164
Machtsverhoudingen De indicatorwaarden (lopend van 0 tot en met 10, zie paragraaf 5.2) die de machtsverhoudingen weergeven, tonen dat als er sprake is van ernstiger lichamelijk letsel, er ook sprake is van meer respectloosheid, manipulatief gedrag en controlerend gedrag. Dit effect is zichtbaar op alle dimensies en vergelijkbaar met de effecten die we zagen bij langdurig geweld.
Figuur 8.5.2
Houding van dader ten opzichte van slachtoffer; naar de mate van lichamelijk letsel, schaalscore 0-10 1,5 1,4
Kinderen als dreigmiddel
2,5 4,5
Respectloosheid van de dader tov slachtoffer
4,3
Manipulatief gedrag dader tov slachtoffer 3,1
Controle van dader tov slachtoffer
4,0
5,6 6,2 5,4 6,1
Geen lichamelijk letsel Lichamelijk letsel, geen medische hulp nodig Lichamelijk letsel, medische hulp nodig
4,9
2,8 2,4 1,8
Wèl een goede relatie van dader met slachtoffer 0
5
10
Percenteerbasis (n)=179 (met letsel en med. hulp) n=111 (met letsel) n=526 (zonder letsel)
Bij slachtoffers die te maken hebben met lichamelijk letsel is de machteloosheid groot en feitelijk groter dan in welke andere groep slachtoffers dan ook. Men wordt – door de fysieke overmacht – min of meer gedwongen te doen wat de dader wil, om erger te voorkomen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
162/164
Figuur 8.5.3
Houding van slachtoffer ten opzichte van dader; naar de mate van lichamelijk letsel, schaalscore 0-10 0,2 0,2 0,4
Kinderen als dreigmiddel
5,9
Machteloosheid, proberen erger te voorkomen
6,9 7,3
2,8 3,2 3,2
Afhankelijkheid dader van slachtoffer
Geen lichamelijk letsel Lichamelijk letsel, geen medische hulp nodig
2,6 2,9 3,0
Respectloosheid van slachtoffer naar de dader
Lichamelijk letsel, medische hulp nodig
0,3 0,3 0,3
Controle van slachtoffer tov dader 0
5
10
Percenteerbasis (n)=179 (met letsel en med. hulp) n=111 (met letsel) n=526 (zonder letsel)
8.6 Samenvatting Partnergeweld ziet er voor mannen anders uit dan voor vrouwen. Mannelijke slachtoffers zijn hoger opgeleid en krijgen op latere leeftijd voor het eerst met geweld te maken. De gevolgen van partnergeweld zijn voor mannen ingrijpend, maar minder dan voor vrouwen. Mannen weten in de periode dat het geweld gaande is iets beter de weg te vinden om hulp te zoeken; als zij echter een instantie benaderen dan blijkt de hulpverlening niet altijd bevredigend te zijn. De gevolgen van huiselijk geweld zijn duidelijk ernstiger voor slachtoffers van meerdere daders dan voor degenen die met één dader te maken hebben gehad. Dat uit zich onder andere in overspannenheid of zelfs in een hoger percentage dat een poging tot zelfdoding heeft gedaan. Het gaat hierbij voor een belangrijk deel ook om een stapeling van factoren: jongere slachtoffers hebben vaker met meerdere daders van doen. En heel jonge slachtoffers ondervinden ernstiger gevolgen. Slachtoffers die langer aan huiselijk geweld blootstaan, hebben vaker met een manipulerende en respectloze dader te maken.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
163/164
Bij de slachtoffers waar het geweld nog niet is gestopt, is vaker sprake van psychische problemen van de dader dan bij de groep waar het geweld wel gestopt is. Ook verlies van werk en conflicten met anderen worden vaker genoemd door degenen die nu nog met geweld te maken hebben. Respondenten bij wie het geweld nog niet is gestopt, hebben minder contacten met anderen. Slachtoffers bij wie het geweld nog niet is gestopt praten vaker met anderen en doen vaker aangifte bij de politie. Daarentegen voelt deze groep zich minder geholpen door hulpverlenende instanties Bij slachtoffers die te maken hebben met lichamelijk letsel is het gevoel van machteloosheid groter dan in welke andere groep slachtoffers dan ook.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
164/164
BIJLAGE 1 Samenstelling begeleidingscommissie
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Samenstelling begeleidingscommissie Huiselijk Geweld:
Voorzitter: mevrouw prof. mr. dr. C.C.J.H. Bijleveld, Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) Mevrouw drs. A.L. Daalder, Ministerie van Justitie - Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) De heer dr. H.C.J. van der Veen, Ministerie van Justitie - Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) Mevrouw dr. L.M. van der Knaap, Int. Victimology Institute Tilburg (INTERVICT) Mevrouw drs. W.M. Kleiman, Ministerie van Justitie - Directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ) Mevrouw drs. A. Tiems, Ministerie van VWS - Directie Maatschappelijke Ondersteuning De heer dr. H.B. Ferwerda, Advies- en Onderzoeksgroep Beke Mevrouw drs. M. de Nennie, Ministerie van OCW - Directie Emancipatie Mevrouw mr. G. Sert, Ministerie van OCW - Directie Emancipatie
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
BIJLAGE 2 Onderzoeksverantwoording
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Selectiecriteria steekproeftrekking fase II Om te voorkomen dat in de tweede fase van het onderzoek personen geïnterviewd zouden worden die niet met huiselijk geweld te maken hebben gehad, doch slechts met incidenten, is een poging gedaan te filteren voor incidenten die feitelijk niet noemenswaardig zijn. Ten tijde van de steekproeftrekking van fase II waren de definitieve criteria voor wanneer we wel en niet van huiselijk geweld spreken, nog niet bepaald. Er is toen voor gekozen de steekproef te trekken op basis van onderstaande, voorlopige criteria en achteraf tot een definitieve vaststelling te komen van wat wel en niet als huiselijk geweld kan worden beschouwd. De respondenten die voor het vervolgonderzoek zijn geselecteerd moesten aan de volgende voorwaarden voldoen: Een respondent is geselecteerd als deze minimaal met twee of meer voorvallen uit de categorie „lichamelijk geweld‟ te maken heeft gehad. Als dat „slaan met of zonder gebruikmaking van een voorwerp‟, „poging tot verstikking‟ of „verwonding met een mes of wapen‟ is, dan volstaat één voorval voor selectie. Indien sprake is van minimaal één voorval in de categorie „seksueel geweld‟, dan is de respondent geselecteerd. Als sprake is van slachtofferschap van vijf of meer verschillende voorvallen in de categorie „psychisch geweld‟, dan valt de respondent binnen de selectie. De selectiecriteria komen zeer dicht in de buurt van de uiteindelijk gehanteerde criteria, die in paragraaf 2.6 zijn beschreven. Principale Componenten Analyse (PCA) In sociaal-wetenschappelijk onderzoek wordt een bepaald concept vaak op indirecte wijze gemeten met een zogeheten “stellingenbatterij”. Aan de respondent wordt een (groot) aantal stellingen voorgelegd, meestal in de vorm van een vijf- of zevenpuntsschaal (bijvoorbeeld: helemaal mee eens/mee eens/niet mee eens of oneens/mee oneens/helemaal mee oneens ). Deze stellingen meten elk een bepaald aspect van één of meer achterliggende concepten (of “dimensies”). Om erachter te komen welke stellingen bij elkaar horen en gezamenlijk een dimensie vertegenwoordigen, kan een Principale Componenten Analyse (PCA) worden uitgevoerd. Met deze analysetechniek worden een aantal “virtuele” variabelen gecreëerd, die model staan voor de achter de stellingen liggende dimensies. Deze virtuele variabelen (componenten genoemd) zijn in de regel ongecorreleerd, zodat we zeker weten dat zij conceptueel gezien unieke zaken meten. Vervolgens wordt de correlatie berekend tussen de componenten en de afzonderlijke stellingen. Meestal (en ook in dit onderzoek) gebeurt dat op iteratieve wijze; de componenten worden een aantal keer berekend met als uiteindelijke doel dat een groep stellingen zoveel mogelijk gaat samenhangen met slechts één van de componenten. Dit wordt rotatie genoemd en zorgt ervoor dat de componenten maximaal van elkaar verschillen en inhoudelijk beter te duiden zijn. Duiding ofwel het benoemen van een component gebeurt aan de hand van de inhoud van de stellingen die het sterkst met de component in kwestie samenhangen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
PCA wordt vaak verward met factoranalyse en ten onrechte vaak ook zo genoemd. Alhoewel PCA en factoranalyse in de praktijk vaak grotendeels vergelijkbare resultaten opleveren, bestaat er een subtiel verschil tussen beide technieken. We zullen hier niet omstandig ingaan op deze verschillen, het komt er in grote lijnen op neer dat PCA vooral exploratief gebruikt wordt en factoranalyse meer in toetsende zin.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
BIJLAGE 3 Vragenlijsten
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Vragenlijst Fase I Huiselijk geweld
NIEUWE PAGINA V1.
Welkom bij dit onderzoek. De Nederlandse overheid vindt persoonlijke veiligheid van groot belang en wil daarom weten in hoeverre en op welke wijzen mensen situaties hebben meegemaakt die hun persoonlijke veiligheid hebben aangetast. Om dit in kaart te brengen willen wij u een aantal vragen voorleggen. Een belangrijk deel van de vragen is er op gericht om te achterhalen in hoeverre en op welke wijze u misschien zelf bent geconfronteerd met dergelijke situaties. Wij benadrukken dat uw antwoorden volstrekt vertrouwelijk worden behandeld en dat de resultaten van het onderzoek zodanig worden gerapporteerd, dat nimmer te achterhalen is van wie de antwoorden afkomstig zijn. DISPLAY OP VOLGENDE PAGINA In dit onderzoek richten we ons voornamelijk op voorvallen, die zich hebben voorgedaan in uw huiselijke kring door toedoen van uw (ex-) partner of (ex) echtgeno(o)t(e), uw kind(eren), een familielid, een huisgenoot of een huisvriend(in). Het gaat er dus om wie de pleger was, het voorval hoeft zich niet perse bij u thuis te hebben voorgedaan.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Kunt u aangeven of in uw huiselijke kring u weleens de volgende voorvallen zijn overkomen? Als dat het geval is, wilt u dan aangeven in welk jaar/welke jaren deze voorvallen hebben plaatsgevonden? U kunt dit aangeven door de betreffende jaren aan te klikken. Als het een langere periode betreft, geeft u dat dan aan door meerdere vakjes aan te kruisen die van toepassing zijn. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
U werd bespot of gekleineerd U werd voortdurend in de gaten gehouden of gevolgd U mocht niet uitgaan U mocht niet met anderen praten op feestjes U mocht geen afspraak met iemand maken Iemand heeft met opzet spullen van u kapot gemaakt of vernield Uw huidige of ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) dreigde de relatie te verbreken U had te maken met een andere vorm van psychisch geweld
ANTWOORDMOGELIJKHEDEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
2008 en/of 2007 2006 en/of 2005 2004 en/of 2003, Eerder dan in 2003 Weet niet meer wanneer Nooit overkomen Weet niet Wil ik niet zeggen
V2.
Wilt u ook bij deze vraag aangeven of deze voorvallen u weleens zijn overkomen in uw huiselijke kring? En zo ja, in welk jaar of welke jaren dat was? A. B. C. D.
Iemand dreigde u lichamelijk pijn te doen. Er werd een voorwerp naar u gegooid. U werd geslagen met een voorwerp. U bent op pijnlijke of angstaanjagende wijze geduwd of gegrepen, uw arm is omgedraaid of u bent aan uw haar getrokken. E. U bent geslagen, geschopt, gebeten of gestompt. F. Er is geprobeerd u te verstikken, te wurgen of te branden. G. U bent bedreigd met een mes of wapen H. U bent verwond met een mes of wapen. I. U heeft te maken gehad met een andere vorm van lichamelijk geweld. ANTWOORDMOGELIJKHEDEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
2008 en/of 2007 2006 en/of 2005 2004 en/of 2003, Eerder dan in 2003 Weet niet meer wanneer Nooit overkomen Weet niet Wil ik niet zeggen
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
V3.
Kunt u ook van de volgende gebeurtenissen weer aangeven of dit u weleens in huiselijke kring is overkomen? En zo ja, in welke periode(n)? A. B. C. D.
U bent verkracht Er is geprobeerd u seks op te dringen U bent door uw huidige of ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) gedwongen seksuele handelingen te verrichten Er is een andere vorm van seksueel geweld tegen u gepleegd
ANTWOORDMOGELIJKHEDEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
2008 en/of 2007 2006 en/of 2005 2004 en/of 2003, Eerder dan in 2003 Weet niet meer wanneer Nooit overkomen Weet niet Wil ik niet zeggen
SELECTEER VOORVALLEN WAARVAN MEN DE AFGELOPEN VIJF JAAR SLACHTOFFER IS GEWORDEN (V1A t/m F, V2, V3 = 1,2 OF 3). OVER DEZE VOORVALLEN WORDEN VERVOLG-VRAGEN V1_1, V1_2, V1_3…..V3_3 GESTELD, ALLE VRAGEN PER VOORVAL.
V1E: Kunt u aangeven van wie u geen afspraak met iemand mocht maken? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven.
ONDERSTAANDE TEKST VOOR ALLE DELICTEN WEERGEVEN U heeft aangegeven dat het volgende voorval u in de afgelopen vijf jaar weleens is overkomen:
V1F: Kunt u aangeven wie met opzet spullen van u heeft kapot gemaakt of vernield? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven.
WISSELENDE TEKST, AFHANKELIJK VAN VOORVAL: V1A: Kunt u aangeven door wie u werd bespot of gekleineerd? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven.
V1G: Was degene die de relatie dreigde te verbreken uw huidige partner of echtgeno(o)t(e), uw eventuele ex-partner of –echtgeno(o)t(e) of was dat bij beide het geval (indien van toepassing kunt u beide vakjes aanklikken)? ALLEEN CATEGORIE 1 EN 2 TONEN
V1B: Kunt u aangeven door wie u voortdurend in de gaten werd gehouden of gevolgd? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven.
V1H: Kunt u aangeven wie de dader van dit voorval was? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere daders, dan kunt u dat ook aangeven. Indien u met meerdere voorvallen te maken heeft gehad, beantwoordt u dan deze vraag over het voorval dat u het VET: laatst is overkomen.
V1C: Kunt u aangeven van wie u niet mocht uitgaan? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven.
V2A T/M V3E: Kunt u aangeven wie de dader van dit voorval was? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere daders, dan kunt u dat ook aangeven.
V1D: Kunt u aangeven van wie u niet met anderen mocht praten op feestjes? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
BIJ V3C ALLEEN CATEGORIE 1 EN 2 TONEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Mijn kind(eren) Mijn stiefkind(eren) Stiefvader Stiefmoeder Stiefbroer Stiefzus Oom Tante Opa Oma Ander familielid Huisgenoot (géén familie) Huisvriend(in) Andere persoon in de huiselijke kring Weet niet/wil niet zeggen
MULTIPLE
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
< ONDERSTAANDE VRAAG WORDT VOOR ALLE GENOEMDE DADERS GESTELD> Hoe vaak pleegde het voorval: ? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Eénmalig Enkele malen 1-3 keer per maand 1-3 keer per week (Bijna) elke dag Weet niet Wil ik niet zeggen
< ONDERSTAANDE VRAAG WORDT VOOR ALLE GENOEMDE DADERS GESTELD > Kunt u aangeven waarom, volgens u, deze persoon tot deze daden kwam? U kunt meer dan één antwoord geven. MULTIPLE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Het zit in zijn of haar karakter Hij of zij vindt het normaal Hij of zij heeft al eerder dergelijke daden gepleegd Psychische problemen van de dader Alcoholgebruik van de dader Drugsgebruik van de dader Een conflict/ruzie tussen de dader en u Een conflict/ruzie tussen de dader en een ander of anderen Jaloezie van de dader Als reactie op zwangerschap/kraamperiode van uzelf Als reactie op zwangerschap/kraamperiode van de dader De dader vond dat ik het verdiende Zo is onze relatie nu eenmaal Iets anders Geen duidelijke reden Weet niet Wil ik niet zeggen
V7.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
V4. 1.)
Welke van deze voorvallen is u het meest recent overkomen?
2.) We stellen u nu een aantal vragen over het voorval: V5.
Hebben op enig moment kinderen, jonger dan 18 jaar, iets gemerkt van dit voorval? 1. 2. 3. 4.
V6.
Ja Nee Weet niet Wil ik niet zeggen
Heeft u aan het voorval lichamelijk letsel overgehouden? 1. 2. 3. 4. 5.
Ja, tijdelijk letsel Ja, blijvend letsel Nee Weet niet (meer) Wil ik niet zeggen
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Heeft u naar aanleiding van het voorval behandeling van een huisarts of in een ziekenhuis nodig gehad? Zo ja, in welk jaar/welke jaren was dat?
V8.
Nee, niet nodig geweest Ja, in 2008 en/of 2007 Ja, in 2006 en/of 2005 Ja, in 2004 en/of 2003 Weet niet meer wanneer Weet niet of ik ben behandeld Niet van toepassing Wil ik niet zeggen
Heeft u melding gedaan bij de politie over het voorval: ? 1. 2. 3. 4.
Ja Nee Weet niet Wil ik niet zeggen
V9.
Heeft u, na het voorval, hier weleens met iemand over gesproken, omdat u bijvoorbeeld hulp wilde of een luisterend oor? Zo ja, met wie? Het gaat hierbij om zowel persoonlijke contacten als om contacten met hulpverlenende instanties. U kunt meerdere antwoorden geven.
MULTIPLE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
Ik heb er toen met niemand over gesproken Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Mijn kind(eren) Mijn stiefkind(eren) Stiefvader Stiefmoeder Stiefbroer Stiefzus Oom Tante Opa Oma Ander familielid Vrienden/vriendinnen Huisarts Andere arts of medische instelling Bureau slachtofferhulp of een vergelijkbare instelling Het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Politie Via internet (bijvoorbeeld discussiefora/chatten) Anderen die niet hierboven zijn genoemd Weet niet Wil ik niet zeggen
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
/SELECTIE: V9 = 1 V10. U heeft niet gesproken over het voorval rond de tijd dat het plaatsvond. Kunt u aangeven wat de belangrijkste reden is dat u er niet met anderen over gesproken heeft? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Ik durf(de) er niet over te praten Ik mag/mocht er niet over praten Ik voel(de) me medeschuldig aan het probleem Ik schaam(de) me ervoor Ik ben/was bang dat het dan opnieuw gebeurt/gebeurde Ik ben/was te jong om erover te praten Ik wist niet aan wie ik dit moest vertellen Anders, namelijk……….INVULVAK
/EINDE SELECTIE: V9 = 1 We hebben zojuist vragen gesteld over vervelende voorvallen die u kunnen zijn overkomen. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat u zelf in een situatie bent gekomen die u ertoe heeft gebracht om een ander iets aan te doen. Daar kunt u uw redenen voor hebben gehad en het hoeft niet meteen met opzet te zijn gebeurd. In het volgende deel van de vragenlijst willen we u een aantal vragen stellen over dergelijke situaties. De vragenlijst is bedoeld om informatie in te winnen, niet om mensen te veroordelen. We vragen u daarom de vragen over deze situaties zo eerlijk mogelijk te beantwoorden. Ook hier geldt dat uw anonimiteit volstrekt is gegarandeerd VET: Let op: de vragen gaan alleen over personen in de huiselijke kring ((ex-)partner of (ex-)echtgeno(o)t(e), familie, huisgenoten, huisvriend(in)nen)!
V11.
Kunt u aangeven of u het volgende weleens heeft gedaan bij iemand in de huiselijke kring? Zo ja, kunt u aangeven om welk jaar/welke jaren het daarbij gaat? A. Iemand bespotten of kleineren B. Iemand voortdurend in de gaten houden of volgen C. Iemand verbieden uit te gaan D. Iemand verbieden met anderen te praten op feestjes E. Iemand verbieden een afspraak met iemand anders te maken F. Met opzet iemands spullen kapot maken of vernielen. G. U dreigde uw (ex-)partner of (ex-)echtgeno(o)t(e) de relatie te verbreken H. Een andere vorm van psychisch geweld gepleegd
ANTWOORDMOGELIJKHEDEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. V12.
2008 en/of 2007 2006 en/of 2005 2004 en/of 2003 Eerder dan in 2003 Weet niet meer wanneer Nooit gedaan Weet niet Wil ik niet zeggen
En kunt u aangeven of u het volgende weleens heeft gedaan bij iemand in de huise-lijke kring? En zo ja, kunt u aangeven in welk jaar/welke jaren? A. B. C. D. E. F. G. H. I.
Dreigen om iemand lichamelijk pijn te doen. Een voorwerp naar iemand gooien. Iemand met een voorwerp slaan. Iemand op pijnlijke of angstaanjagende wijze duwen of grijpen, de arm omdraaien, aan het haar trekken. Iemand slaan, schoppen, bijten of stompen. Proberen iemand te verstikken, te wurgen of te branden. Iemand dreigen met een mes of wapen. Iemand verwonden met een mes of wapen. Een andere vorm van lichamelijk geweld gepleegd.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
ANTWOORDMOGELIJKHEDEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. V13.
2008 en/of 2007 2006 en/of 2005 2004 en/of 2003 Eerder dan in 2003 Weet niet meer wanneer Nooit gedaan Weet niet Wil ik niet zeggen
Kunt u ook van het volgende aangeven of u dit weleens heeft gedaan bij iemand in de huiselijke kring? En zo ja, kunt u aangeven wanneer? A. B. C.
Iemand verkrachten Iemand seks opdringen Uw (ex-) partner of (ex-) echtgeno(o)t(e) dwingen seksuele handelingen te verrichten D. Een andere vorm van seksueel geweld gepleegd. ANTWOORDMOGELIJKHEDEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
2008 en/of 2007 2006 en/of 2005 2004 en/of 2003 Eerder dan in 2003 Weet niet meer wanneer Nooit gedaan Weet niet Wil ik niet zeggen
SELECTEER VOORVALLEN WAARVAN MEN DE AFGELOPEN VIJF JAAR DADER IS GEWEEST. OVER DEZE VOORVALLEN WORDEN ONDERSTAANDE VERVOLGVRAGEN GESTELD, ALLE VRAGEN PER VOORVAL.
V11G: Was degene met wie u de relatie dreigde te verbreken uw huidige partner of echtgeno(o)t(e), uw eventuele ex-partner of –echtgeno(o)t(e) of was dat bij beide het geval (indien van toepassing kunt u beide vakjes aanklikken)? ALLEEN CATEGORIE 1 EN 2 TONEN
U heeft aangegeven u in de afgelopen vijf jaar iemand met het volgende voorval heeft geconfronteerd:
V11H: Kunt u aangeven bij wie u dit heeft gedaan? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven.
V11A: Kunt u aangeven wie u heeft bespot of gekleineerd? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. V11B: Kunt u aangeven wie u voortdurend in de gaten heeft gehouden of gevolgd? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. V11C: Kunt u aangeven wie er van u niet mocht uitgaan? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. V11D: Kunt u aangeven wie er van u niet met anderen mocht praten op feestjes? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. V11E: Kunt u aangeven wie er van u geen afspraak met iemand mocht maken? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. V11F: Kunt u aangeven van wie u met opzet spullen heeft kapot gemaakt of vernield? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
V12A T/M V13E: Kunt u aangeven bij wie u dit heeft gedaan? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. BIJ V13C ALLEEN CATEGORIE 1 EN 2 TONEN VOOR VRAAGTEKST ZIE HIERVOOR ANTWOORDCATEGORIEEN: MULTIPLE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Mijn partner of echtgeno(o)t(e) Mijn ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Mijn kind(eren) Mijn stiefkind(eren) Stiefvader Stiefmoeder Stiefbroer Stiefzus Oom Tante Opa Oma Ander familielid Huisgenoot (géén familie) Huisvriend(in) Andere persoon in de huiselijke kring Weet niet/wil niet zeggen
/EINDE SELECTEER VOORVALLEN WAARVAN MEN DE AFGELOPEN VIJF JAAR DADER IS GEWEEST. OVER DEZE VOORVALLEN WORDEN ONDERSTAANDE VERVOLGVRAGEN GESTELD, ALLE VRAGEN PER VOORVAL.
V16.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
/SELECTIE: HEEFT BIJ V11, V12 OF V13 MINIMAAL ÉÉN KEER CODE 1 || 3 INGEVULD V14. Heeft iemand uit uw huiselijke kring de afgelopen vijf jaar weleens als gevolg van door u gepleegd geweld een behandeling van een huisarts of in een ziekenhuis nodig gehad? Zo ja, in welk jaar/welke jaren was dat? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. V15.
Nee, niet nodig geweest Ja, in 2008 en/of 2007 Ja, in 2006 en/of 2005 Ja, in 2004 en/of 2003 Weet niet meer wanneer Niet van toepassing Weet niet Wil ik niet zeggen
Heeft de politie weleens contact met u gehad als verdachte van huiselijk geweld? Zo ja, voor hoeveel verschillende zaken? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Nooit 1 zaak 2 – 3 zaken 4 – 5 zaken meer dan 5 zaken Ja, maar weet niet hoeveel zaken Weet niet Wil ik niet zeggen
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
En heeft de politie weleens contact met u gehad als verdachte van geweld VET: buiten de huiselijke kring? Zo ja, voor hoeveel zaken? Nooit 1 zaak 2 – 3 zaken 4 – 5 zaken meer dan 5 zaken Ja, maar weet niet hoeveel zaken Weet niet Wil ik niet zeggen
/EINDE SELECTIE: HEEFT BIJ V11, V12 OF V13 MINIMAAL ÉÉN KEER CODE 1 || 3 INGEVULD /SELECTIE: INDIEN RP SLACHTOFFER IS VAN HUISELIJK GEWELD EN GEEN DADER: Tenslotte zouden wij u willen vragen of u bereid bent om mee te werken aan een vervolg op dit onderzoek naar voorvallen die in de huiselijke sfeer plaatsvinden. Wij realiseren ons dat voor mensen die geweld in de huiselijke sfeer zelf hebben meegemaakt de herinnering eraan pijnlijk kan zijn. Wij hopen van harte dat u desalniettemin uw medewerking wilt verlenen aan een interview. Het is voor de overheid heel belangrijk kennis te verkrijgen over huiselijk geweld. Uiteraard zullen ook in het vervolgonderzoek uw antwoorden vertrouwelijk blijven. V17.
Bent u bereidt om binnenkort mee te werken aan een interview over voorvallen rond huiselijk geweld? 1. 2.
Ja Nee
INDIEN V17. = 1 “JA” Het vervolgonderzoek vindt plaats op basis van gesprekken die een interviewer voert bij mensen thuis of op een andere door hen gewenste plaats. Wij zouden daarvoor graag telefonisch een afspraak willen maken. V17_1.
Heeft u voorkeur voor een mannelijke of vrouwelijke interviewer, of maakt u dat niet uit? 1. 2. 3.
Mannelijke interviewer Vrouwelijke interviewer Maakt niet uit
VOLGEND SCHERM: De vraag of men mee wil werken aan dit vervolgonderzoek stellen we aan veel mensen. Het kan zijn dat er meer mensen mee willen werken aan het onderzoek dan het aantal mensen dat we moeten interviewen. Het is dus mogelijk dat wij u niet zullen benaderen voor het vervolgonderzoek. Maar misschien ook wel en dan zullen we telefonisch contact met u opnemen. Uiteraard zal dat met de hoogst mogelijke discretie gebeuren. TESKTSUBST INDIEN NUMMER BEKEND: Het volgende nummer is bij panel.intomartgfk bekend uit de aanmeldingsvragenlijst: V17_2.
Op welk telefoonnummer kunnen wij u het best bereiken?
TOON ANTWOORDCATEGORIE 1 ALLEEN INDIEN NUMMER BEKEND: 1. Op bovenstaand nummer 2. Op een ander nummer, namelijk: ……………INVULVAK
INDIEN 2 VRAAG BEVESTIGING: TOON NUMMER, JA=DOOR, NEE=TERUG /EINDE SELECTIE: INDIEN RP SLACHTOFFER IS VAN HUISELIJK GEWELD EN GEEN DADER: /SELECTIE: INDIEN RP DADER IS VAN HUISELIJK GEWELD (EN EVENTUEEL SLACHTOFFER): Tenslotte zouden wij u willen vragen of u bereid bent om mee te werken aan een vervolg op dit onderzoek naar voorvallen die in de huiselijke sfeer plaatsvinden. Wij realiseren ons dat voor mensen die geweld in de huiselijke sfeer zelf hebben meegemaakt de herinnering eraan pijnlijk kan zijn, ook als zij zelf meer of minder gewelddadige dingen hebben gedaan. Wij hopen van harte dat u desalniettemin uw medewerking wilt verlenen aan een interview. Het is voor de overheid heel belangrijk kennis te verkrijgen over huiselijk geweld. Uiteraard zullen ook in het vervolgonderzoek uw antwoorden vertrouwelijk blijven. V18.
Bent u bereidt om binnenkort mee te werken aan vervolgonderzoek over voorvallen rond huiselijk geweld? 1. 2.
INDIEN V18. = 1 “JA” Het vervolgonderzoek vindt plaats op basis van gesprekken die een interviewer voert bij mensen thuis of op een andere door hen gewenste plaats. Wij zouden daarvoor graag een afspraak willen maken. HIER VERVALT DE VRAAG NAAR VOORKEUR VOOR INTERVIEWER, DOORNUMMEREN V18_1. Op welke wijze wilt u het liefst voor een afspraak worden benaderd? 1. 2.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Ja Nee
Per telefoon Per e-mail
VOLGEND SCHERM (INDIEN TELEFOON): De vraag of men mee wil werken aan dit vervolgonderzoek stellen we aan veel mensen. Het kan zijn dat er meer mensen mee willen werken aan het onderzoek dan het aantal mensen dat we moeten interviewen. Het is dus mogelijk dat wij u niet zullen benaderen voor het vervolgonderzoek. Maar misschien ook wel en dan zullen we telefonisch contact met u opnemen. Uiteraard zal dat met de hoogst mogelijke discretie gebeuren. TESKTSUBST INDIEN NUMMER BEKEND: Het volgende nummer is bij panel.intomartgfk bekend uit de aanmeldingsvragenlijst: V18_2A.
Op welk telefoonnummer kunnen wij u het best bereiken?
TOON ANTWOORDCATEGORIE 1 ALLEEN INDIEN NUMMER BEKEND: 1. Op bovenstaand nummer 2. Op een ander nummer, namelijk: ……………INVULVAK INDIEN 2 VRAAG BEVESTIGING: TOON NUMMER, JA=DOOR, NEE=TERUG VOLGEND SCHERM (INDIEN E_MAIL): De vraag of men mee wil werken aan dit vervolgonderzoek stellen we aan veel mensen. Het kan zijn dat er meer mensen mee willen werken aan het onderzoek dan het aantal mensen dat we moeten interviewen. Het is dus mogelijk dat wij u niet zullen benaderen voor het vervolgonderzoek. Maar misschien ook wel en dan zullen we per e-mail contact met u opnemen. Uiteraard zal dat met de hoogst mogelijke discretie gebeuren.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
TESKTSUBST INDIEN NUMMER BEKEND: Het volgende e0mailadres is bij panel.intomartgfk bekend uit de aanmeldingsvragenlijst: V18_2B.
Kunnen wij u op dat e-mailadres bereiken voor een afspraak? 1. 2.
Ja Nee, liever op het volgende e-mailadres:
……………INVULVAK INDIEN 2 VRAAG BEVESTIGING: TOON E-MAILADRES, JA=DOOR, NEE=TERUG Dan zijn we nu aangekomen bij het einde van de vragenlijst. Mocht u naar aanleiding van deze vragenlijst willen napraten over dit onderwerp, dan kunt u bij de volgende instanties terecht: Napraten over het onderwerp: KORRELATIE (WWW.KORRELATIE.NL 0900-1450 (30 CENT P/M)) Hulpverlening bij slachtofferschap: Hulpverlening aan plegers van huiselijk geweld: WWW.STEUNPUNTHUISELIJKGEWELD.NL / 0900 1 26 26 26 (5 CENT P/M) Hulpverlening bij slachtofferschap: SLACHTOFFERHULP NEDERLAND (WWW.SLACHTOFFERHULP.NL / 0900-0101 (LOKAAL TARIEF) Melding en aangifte: POLITIE (WWW.POLITIE.NL / 0900-8844 /TEKSTTELEFOON VOOR DOVEN EN SLECHTHORENDEN: 0900-1844 (LOKAAL TARIEF))
Vragenlijst Fase 2 Huiselijk geweld INTRODUCTIE EN CONTROLE ENQ: Controleer eerst aan de hand van geslacht, naam en geboortedatum op de afsprakenlijst of de juiste persoon geïnterviewd wordt. Indien nee, vragen of afspraak met de juiste persoon kan worden gemaakt. Ik laat u nu een aantal uitspraken zien over contacten die u met anderen heeft. Kunt u voor elke uitspraak aangeven of dat altijd, regelmatig, soms, bijna nooit of nooit het geval is? ENQ: Overhandig de laptop een de respondent en laat deze zelf de vragen invullen. Leg zonodig uit wat de bedoeling is als de respondent vragen hierover heeft. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Altijd Regelmatig Soms Bijna nooit Nooit Weet ik niet Wil ik niet zeggen Ik praat vertrouwelijk met anderen Anderen komen bij mij voor steun en advies Vrienden en familie bezoeken mij Als ik me gespannen voel of onder druk sta, dan is er iemand die me helpt Als ik iets leuks meemaak, dan is er iemand met wie ik dat kan delen Als ik pijn heb, dan is er iemand die me steunt Ik bespreek mijn persoonlijke problemen met anderen Ik bezoek vrienden of familie Anderen komen bij mij met hun persoonlijke problemen Als ik verdrietig ben, dan is er iemand met wie ik dat kan delen Als ik hulp nodig heb bij karweitjes die ik niet alleen kan uitvoeren, dan is er iemand die me daarbij helpt
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Nu volgt een aantal uitspraken die meer algemeen van aard zijn. Wilt u bij elk van de onderstaande opvattingen aangeven wat uw mening is? U kunt daarbij aangeven of u het er helemaal mee oneens, oneens, eens of helemaal eens bent. U kunt ook een neutraal antwoord geven Denkt u er niet te lang over na, het gaat namelijk om uw eerste indruk. Goede of foute antwoorden zijn er niet want het gaat om uw persoonlijke mening. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Helemaal mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Helemaal mee oneens Weet ik niet Wil ik niet zeggen Of de mensen je aardig vinden of niet, is iets waar je zelf weinig aan kunt doen De meeste narigheden in je leven overkomen je zonder dat je er veel aan kunt doen Hoe sterk je je ook inspant, vaak wordt het niet gewaardeerd Of een huwelijk of relatie goed uitpakt, hangt voor een groot deel af van omstandigheden waar je geen invloed op hebt Je kunt nog zo je best doen, maar als het geluk je tegenzit mislukken veel dingen Of je een goede baan krijgt of niet, hangt er maar helemaal vanaf of je toevallig op het juiste moment op de juiste plaats zit Krijgen wat je bereiken wilt, wordt voornamelijk door jezelf bepaald
U kunt de computer nu teruggeven aan de interviewer.
III
Slachtofferschap
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
U heeft een tijdje terug in de internet-vragenlijst aangegeven met welke voorvallen in de huiselijke kring u te maken heeft gehad. Ik wil deze vragen voor alle zekerheid nogmaals met u doorlopen, zodat ik straks de juiste vervolgvragen aan u stel. ENQ: u kunt de volgende vragen door de respondent zelf laten invullen, of de vragen voorlezen als de respondent dat prettiger vindt. Laat het eerste scherm aan de respondent zien en laat zien hoe de vragen ingevuld moeten worden. Vraag daarna of de respondent de vragen zelf wil beantwoorden. III1
Kunt u aangeven of in uw huiselijke kring u weleens de volgende voorvallen zijn overkomen? Als dat het geval is, wilt u dan aangeven in welk jaar/welke jaren deze voorvallen hebben plaatsgevonden? U kunt dit aangeven door de betreffende jaren aan te klikken. Als het een langere periode betreft, geeft u dat dan aan door meerdere vakjes aan te kruisen die van toepassing zijn. A. U werd bespot of gekleineerd B. U werd voortdurend in de gaten gehouden of gevolgd C. U mocht niet uitgaan D. U mocht niet met anderen praten op feestjes E. U mocht geen afspraak met iemand maken F. Iemand heeft met opzet spullen van u kapot gemaakt of vernield G. Uw huidige of ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) dreigde de relatie te verbreken H. U had te maken met een andere vorm van psychisch geweld
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
III2
2008 en/of 2007 2006 en/of 2005 2004 en/of 2003, Eerder dan in 2003 Weet niet meer wanneer Nooit overkomen Weet niet Wil ik niet zeggen
Wilt u ook bij deze vraag aangeven of deze voorvallen u weleens zijn overkomen in uw huiselijke kring? En zo ja, in welk jaar of welke jaren dat was? A. B. C. D.
Iemand dreigde u lichamelijk pijn te doen. Er werd een voorwerp naar u gegooid. U werd geslagen met een voorwerp. U bent op pijnlijke of angstaanjagende wijze geduwd of gegrepen, uw arm is omgedraaid of u bent aan uw haar getrokken. E. U bent geslagen, geschopt, gebeten of gestompt. F. Er is geprobeerd u te verstikken, te wurgen of te branden. G. U bent bedreigd met een mes of wapen H. U bent verwond met een mes of wapen. I. U heeft te maken gehad met een andere vorm van lichamelijk geweld. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
2008 en/of 2007 2006 en/of 2005 2004 en/of 2003, Eerder dan in 2003 Weet niet meer wanneer Nooit overkomen Weet niet Wil ik niet zeggen
III3
Kunt u ook van de volgende gebeurtenissen weer aangeven of dit u weleens in huiselijke kring is overkomen? En zo ja, in welke periode(n)? E. F. G. H.
U bent verkracht Er is geprobeerd u seks op te dringen U bent door uw huidige of ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) [weghalen, hou hier ook bij vervolgvragen rekening mee] gedwongen seksuele handelingen te verrichten Er is een andere vorm van seksueel geweld tegen u gepleegd
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
2008 en/of 2007 2006 en/of 2005 2004 en/of 2003, Eerder dan in 2003 Weet niet meer wanneer Nooit overkomen Weet niet Wil ik niet zeggen
<SELECTEER VOORVALLEN WAARVAN MEN OOIT SLACHTOFFER IS GEWORDEN. OVER DEZE VOORVALLEN WORDEN VERVOLGVRAGEN V1_1, V1_2, V1_3…..V3_3 GESTELD, ALLE VRAGEN PER VOORVAL. III1_1AC01..C18 T/M III1_1HC01..C18 (= VASTLEGGEN DADERS VRAAG III1A T/M H) III2_1AC01..C18 T/M III2_1IC01..C18 (= VASTLEGGEN DADERS VRAAG III2A T/M I) III3_1AC01..C18 T/M III3_1DC01..C18 (= VASTLEGGEN DADERS VRAAG III3 A T/M D)>
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
VARIABELEN BENOEMEN VOLGENS BOVENSTAANDE LOGICA.
U heeft aangegeven dat het volgende voorval u [afgelopen vijf jaar weghalen] weleens is overkomen:
WISSELENDE TEKST, AFHANKELIJK VAN VOORVAL: III1A Kunt u aangeven door wie u werd bespot of gekleineerd? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. III1B Kunt u aangeven door wie u voortdurend in de gaten werd gehouden of gevolgd? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. III1C Kunt u aangeven van wie u niet mocht uitgaan? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. III1D: Kunt u aangeven van wie u niet met anderen mocht praten op feestjes? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven.
III1E: Kunt u aangeven van wie u geen afspraak met iemand mocht maken? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. III1F: Kunt u aangeven wie met opzet spullen van u heeft kapot gemaakt of vernield? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. III1G: Was degene die de relatie dreigde te verbreken uw huidige partner of echtgeno(o)t(e), uw eventuele ex-partner of –echtgeno(o)t(e) of was dat bij beide het geval (indien van toepassing kunt u beide vakjes aanklikken)? III1H: Kunt u aangeven wie de dader van dit voorval was? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere daders, dan kunt u dat ook aangeven. Indien u met meerdere voorvallen te maken heeft gehad, beantwoordt u dan deze vraag over het voorval dat u het VET: laatst is overkomen. III2A T/M III3D: Kunt u aangeven wie de dader van dit voorval was? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere daders, dan kunt u dat ook aangeven.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
<MULTIPLE> 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42.
Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Zoon(s)/stiefzoon(s) Dochter(s)/stiefdochter(s) Stiefvader/pleegvader Stiefmoeder/pleegmoeder Stiefbroer/pleegbroer Stiefzus/pleegzus Oom Tante Opa Oma Ander familielid Huisgenoot (géén familie) Huisvriend(in) Andere persoon in de huiselijke kring Weet niet/wil niet zeggen
31. Hij/zij was zelf ook slachtoffer van de eerder genoemde vervelende voorvallen in de huiselijke kring 32. Iets anders 33. Geen duidelijke reden 34. Weet niet 35. Wil ik niet zeggen
Hoe vaak pleegde het voorval: ? 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Eénmalig Enkele malen 1-3 keer per maand 1-3 keer per week (Bijna) elke dag Weet niet Wil ik niet zeggen
Kunt u aangeven waarom, volgens u, tot deze daden kwam? U kunt meer dan één antwoord geven. <MULTIPLE> 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
Het zit in zijn of haar karakter Hij of zij vindt het normaal Hij of zij heeft al eerder dergelijke daden gepleegd Psychische problemen van de dader Alcoholgebruik van de dader Druggebruik van de dader Een conflict/ruzie tussen de dader en u Een conflict/ruzie tussen de dader en een ander of anderen Jaloezie van de dader Als reactie op zwangerschap/kraamperiode van uzelf Als reactie op zwangerschap/kraamperiode van de dader De dader vond dat ik het verdiende Zo is onze relatie nu eenmaal
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
IV
Verdieping slachtofferblok
/display als sprake is van één dader U heeft aangegeven dat verantwoordelijk is voor u overkomen . Ik wil u nu een aantal vragen stellen over deze persoon en de dingen die deze persoon bij u heeft gedaan. /display als sprake is van meer dan één dader Ik wil nu met u dieper ingaan op wat u is overkomen. Volgens de informatie die u mij zojuist heeft gegeven hebben zijn er verschillende personen verantwoordelijk voor de dingen die u zijn overkomen. Ik noem nu op om welke personen het gaat. Kunt u aangeven welke persoon - volgens u – de dingen bij u heeft gedaan die u zelf als het meest ingrijpend heeft ervaren? ENQ: Als respondent dat niet goed kan bepalen, ga dan uit van de voorvallen die zich het kortst geleden hebben voorgedaan. /als sprake is van meer dan één dader De volgende vragen gaan over en de dingen die deze persoon bij u heeft gedaan.
IV1 Woonde u in de periode dat het gebeurde met deze persoon in dezelfde woning? ENQ: ook als het slechts om een gedeelte van de week gaat, geldt “ja” 1. 2. 3. 4. 5.
Ja Een gedeelte van de periode Nee (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV2 Hoe oud was u, toen zich voor het eerst iets vervelends voordeed tussen u en die persoon? ENQ: hou er rekening mee dat deze vraag vreemd kan overkomen op de respondent als sprake is van een enkel voorval /_________/ Jaar IV3 Komt op dit moment nog weleens voor, of is het gestopt? ENQ: hou er rekening mee dat deze vraag vreemd kan overkomen op de respondent als sprake is van een enkel voorval. Spontaan laten antwoorden, helpen toegestaan. 1. 2. 3. 4. 5.
Het is gestopt Het komt nog regelmatig voor Het komt af en toe nog voor (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV4 /als voorvallen zijn gestopt Hoe oud was u, toen stopten? ENQ: hou er rekening mee dat deze vraag vreemd kan overkomen op de respondent als sprake is van een enkel voorval /_________/ Jaar IV5 Waar <[gebeurde/gebeurden] [dit voorval/deze voorvallen]> doorgaans? ENQ: let op” het huis waar het slachtoffer permanent woont/woonde ten tijde van het voorval geldt als “eigen huis”, ook al is/was deze niet zelf de hoofdbewoner. Spontaan laten antwoorden, helpen toegestaan 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
In uw eigen huis In het huis van degene die het deed (als dat een ander huis is dan dat van de respondent) In een ander woonhuis Ergens buiten, bijv. op straat, in het bos Op een andere plek (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
Ik laat u nu een aantal uitspraken zien over de situatie waarin zich . Het gaat nog steeds om de dingen die bij u deed. U kunt aangeven of de uitspraken wel of niet van toepassing waren op de situatie tussen u en . U kunt ook aangeven hoe vaak de uitspraken op de situatie van toepassing waren. ENQ: geef laptop aan respondent zodat deze zelf de vragen kan invullen.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
IV60 <Stellingen dader >> slachtoffer>
Geweldsspiraal A. B.
C. D. E.
Hij/zij deed de dingen bij mij opzettelijk/expres Er was sprake van een uit de hand gelopen situatie, het ging niet expres Hij/zij deed pogingen om “het weer goed te maken” Hij/zij begon zonder aanleiding ruzie te maken Hij/zij probeerde voor de buitenwereld te verbergen wat hij/zij bij mij deed
Liefde/genegenheid F.
G. H. I. J.
Ik had een goede relatie met hem/haar op het moment van de voorvallen Hij/zij liet blijken mij te waarderen Hij/zij leefde langs me heen, had weinig oog voor me Hij/zij waardeerde me niet en wees me af Hij/zij had meestal een vijandige houding ten opzichte van mij
Machtsverhoudingen K. L. M. N. O. P. Q. R. S. T. U. /als V. W.
Hij/zij probeerde de baas over mij te spelen Hij/zij respecteerde mijn mening niet Hij/zij liet blijken mij te minachten Ik deed in zijn/haar ogen dingen verkeerd Ik mocht van hem/haar niet over mijn eigen geld beschikken Hij/zij verbood mij met anderen om te gaan Ik mocht van hem/haar niet met anderen telefoneren Hij/zij chanteerde mij Hij/zij maakte spullen van mij kapot Ik mocht de deur niet uit Ik stelde me afhankelijk van hem/haar op sprake is van geweld door (ex-) partner Hij/zij dreigde mijn kind/de kinderen iets aan te doen Hij/zij dreigde mijn kind/de kinderen van mij af te pakken
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Antwoordcategorieën: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Altijd/vaak van toepassing Regelmatig toepassing Soms van toepassing Niet van toepassing Weet ik niet (meer) Zeg ik liever niet
IV61 <Spiegelen: (slachtoffer >> dader)> U krijgt nu een lijst met dezelfde soort uitspraken als daarnet. Om een goed beeld te krijgen van de situatie waarin de dingen plaatsvonden die bij u deed, gaan de uitspraken over uw eigen reactie op de situatie. Houdt u daarbij in gedachten dat de vragen niet bedoeld zijn om u te veroordelen of ergens de schuld van te geven, maar om de situatie goed in beeld te brengen.
Geweldsspiraal
Ik hoopte maar dat <mijn> zou stoppen met wat hij/zij bij mij deed Ik probeerde een nieuw voorval te voorkomen door op hem/haar in te praten Wanneer hij/zij achteraf excuses aanbood, dan aanvaardde ik die Ik deed maar precies wat hij/zij wilde om erger te voorkomen
Liefde/genegenheid
Ik liet blijken <mijn> te waarderen Ik leefde langs <mijn> heen, ik had weinig oog voor hem/haar Ik waardeerde <mijn> niet en wees hem/haar af Ik reageerde vijandig ten opzichte van hem/haar
Machtsverhoudingen
Ik probeerde de baas over hem/haar te spelen Ik respecteerde de mening van <mijn> niet Ik liet blijken hem/haar te minachten Hij/zij deed in mijn ogen verkeerd Ik liet hem/haar niet over zijn/haar eigen geld beschikken Ik verbood hem/haar met anderen om te gaan Ik verbood hem/haar met anderen te telefoneren Ik chanteerde hem/haar Ik maakte spullen van hem/haar kapot Hij/zij mocht van mij de deur niet uit gaan Hij/zij stelde zich afhankelijk van mij op /als sprake is van geweld door (ex-) partner Ik dreigde mijn kind/de kinderen iets aan te doen Ik dreigde mijn kind/de kinderen van hem/haar af te pakken Antwoordcategorieën: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Altijd/vaak van toepassing Regelmatig toepassing Soms van toepassing Niet van toepassing Weet ik niet (meer) Zeg ik liever niet
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
IV62 Kunt u van de volgende zaken aangeven of u die weleens deed ten tijde van die door zijn gepleegd? A. B. C. D. E. F. G. H.
Dreigen de relatie/banden die ik met die persoon had te verbreken Deze persoon bespotten of kleineren of op een andere manier psychisch pijn doen Geschreeuwd/om hulp geroepen Losgerukt/gevochten/(terug)geslagen Voorwerpen kapot maken/met voorwerpen gooien Weggegaan/weggevlucht Mezelf opgesloten De dader vragen ermee op te houden
Iets anders, namelijk….(vul hieronder in) Antwoordcategorieën: 1. 2. 3. 4.
Ja Nee Weet ik niet (meer) Wil ik niet zeggen
IV63 Kunt u aangeven of de volgende situaties of gebeurtenissen naar uw mening van invloed waren op de dingen die bij u deed? Als meerdere gebeurtenissen van toepassing waren, kruist u die dan a.u.b. allemaal aan. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Sterfgeval Scheiding Verlies werk Ernstige ziekte of pijn Ernstige conflicten met iemand anders Verliefdheid Zwangerschap Geboorte Nieuwe baan Verhuizing Psychische problemen Alcohol/drugsgebuik Anders, namelijk …(vul hieronder in) Geen van bovenstaande zaken Weet niet ik (meer) Wil ik niet zeggen
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
IV13 <Werd het voorval/Werden de voorvallen> waarover we u zojuist bevraagd hebben door alleen gedaan of waren er bij ook andere personen aanwezig die dingen bij u deden? Zo ja, kunt u hieronder aangeven wie dat was of wie dat waren? U kunt meerdere personen aankruisen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Zoon(s)/stiefzoon(s) Dochter(s)/stiefdochter(s) Stiefvader/pleegvader Stiefmoeder/pleegmoeder Stiefbroer/pleegbroer Stiefzus/pleegzus Oom Tante Opa Oma Ander familielid Huisgenoot (géén familie) Huisvriend(in) Andere persoon in de huiselijke kring Weet niet/wil niet zeggen
IV14 Welke gevolgen voor u? Let op: het is de bedoeling dat u de hele lijst doorleest en alle gevolgen aanklikt waar u mee te maken hebt gehad. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27.
Ik ben gescheiden van deze persoon <deze categorie alleen indien (ex) partner de dader is> Ik heb het contact met familie verloren Ik heb vrienden verloren Ik moest verhuizen Ik kon vaak [vaak weghalen] niet naar mijn werk Ik kon niet naar school/mijn opleiding Ik heb mijn baan erdoor verloren Ik kan of kon me veel uitgaven niet veroorloven Ik heb er een drankprobleem door gekregen Ik heb er een drugsprobleem door gekregen Ik heb er problemen met medicijnen door gekregen Ik heb er eetproblemen door gekregen Ik ben er overspannen van geworden Ik heb er een gevoel van boosheid/woede door gekregen Ik kreeg angstgevoelens Ik kreeg problemen met intimiteit en seksualiteit Ik werd neerslachtig Ik kreeg nachtmerries Ik heb/had minder zelfvertrouwen Ik heb/had moeite mensen te vertrouwen Ik kreeg moeite met relaties Ik heb er blijvend lichamelijk letsel aan overgehouden Ik heb tijdelijk lichamelijk letsel opgelopen Ik heb me op iemand anders afgereageerd Ik heb me op een voorwerp afgereageerd/iets kapotgeslagen Ik heb een poging tot zelfdoding gedaan Iets anders, namelijk…(vul hieronder in)
/___________/ 1. 2. 3. 4.
Ja, mee te maken gehad Nee, niet mee te maken gehad Weet niet Zeg ik liever niet
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
U kunt nu de computer weer teruggeven aan de interviewer IV64 Zijn er nog dingen die u kwijt wilt over de situatie waarin de voorvallen zich voordeden die niet bij de vorige vragen aan bod zijn gekomen? ENQ: benadruk het belang van een zo volledig mogelijk beeld 1. 2. 3. 4.
Nee Weet niet (meer) Wil er niet verder over praten Ja, namelijk….
/______________/ die door zijn veroorzaakt weleens lichamelijk letsel opgelopen? 1. 2. 3. 4.
Ja Nee (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)>
IV7a /als ja bij IV14 (categorie 23 of 24) U heeft zojuist aangegeven lichamelijk letsel te hebben opgelopen. Hoe ernstig was het letsel? Het kan zijn dat u vaker letsel heeft gehad en dat de ernst van het letsel varieerde. Wilt u hier dan het meest ernstige letsel aangeven? ENQ: lees voor 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Letsel, waarbij geen arts of EHBO nodig was Letsel, waarbij eenmalige medische hulp nodig was Letsel, waarbij meermalige medische hulp nodig was Letsel, waarbij ziekenhuisopname nodig was (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV7b /als IV7a = 2,3 of 4 Heeft u toen ook daadwerkelijk medische hulp gekregen? 1. Ja 2. Nee 3. (ENQ: niet oplezen: Weet niet) 4. (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen) IV8a /als IV7= 2,3,4 of 5 Had u het idee dat uw leven in gevaar was op het moment van dit voorval? 1. 2. 3. 4.
Ja Nee (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV15 /als IV14C6 = ja Kunt u inschatten hoeveel dagen u in totaal niet naar uw werk kon als gevolg van . Het gaat hier dus weer over alle voorvallen die u heeft meegemaakt waarbij was betrokken. ENQ: lees voor 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Minder dan een dag Eén dag Twee tot vijf dagen Vijf tot tien dagen Tien tot twintig dagen Meer dan twintig dagen (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV16 Kunt u aangeven waardoor u niet naar uw werk kon? U kunt meerdere antwoorden geven ENQ: spontaan laten antwoorden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 9. 8.
Ik kon het emotioneel niet aan Ik wilde niet dat mijn collega‟s het zouden merken Ik mocht niet naar mijn werk van degene die mij iets aandeed Ik was in een ziekenhuis opgenomen Ik schaamde me voor wat er gebeurd was Vanwege lichamelijk letsel/pijn Anders, namelijk… (vul hieronder in) (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
V17a Over het geheel bekeken, hoe ernstig vond u op het moment dat het gebeurde? Was dat zeer ernstig, ernstig of niet heel ernstig? Als u met meerdere voorvallen te maken heeft gehad, wilt u dan uitgaan van het meest ernstige voorval? 1. 2. 3. 4. 5.
Zeer ernstig Ernstig Niet heel ernstig (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV17b /als V17a = 1 2 of 3 Kunt u toelichten waarom u dat vindt? 1. 2.
Weet niet Wil niet zeggen
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
IV18 Hoe zou u volgens u het best omschreven kunnen worden; als een misdaad, een fout maar geen misdaad of iets dat weleens kan gebeuren? ENQ: lees voor 1. 2. 3. 4. 5.
Misdaad Fout maar geen misdaad Iets dat weleens kan gebeuren (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
V19 Heeft u achteraf geprobeerd iets te doen om de voorvallen waarover we het zojuist hadden te stoppen? U kunt meerdere antwoorden geven. ENQ: spontaan laten antwoorden 1. 2. 3. 4.
Nee, niets gedaan Slot (op deur) aangebracht Contact met deze persoon zoveel mogelijk vermeden Zoveel mogelijk de situatie(s) vermeden waarin het voorval voorkwam 5. Gezorgd dat er steeds iemand in de buurt is 6. Besproken met de persoon zelf 7. Besproken met een ander 8. Voorval(len) gemeld bij de politie 9. Voorval(len) gemeld bij een instantie (RIAGG, hulpverlening, opvang, etc.) 10. Anders, namelijk…(vul hieronder in) 11. (ENQ: niet oplezen: Weet niet) 12. (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV20 /als respondent iets tegen de dader heeft gedaan of U heeft aangegeven dat u ten tijde van de voorvallen of erna iets tegen de voorvallen hebt geprobeerd te doen. Heeft het geholpen dat u er iets tegen heeft gedaan? U kunt meerdere antwoorden geven ENQ: spontaan laten antwoorden, respondent mag geholpen worden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Ja, ik voelde me daarna beter Ja, de voorvallen zijn een tijdje gestopt of kwamen minder vaak voor Ja, de voorvallen zijn helemaal gestopt Ja, namelijk…(vul hieronder in) Nee, het hielp niet (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV21 /als respondent niet heeft geprobeerd iets tegen de dader te doen Kunt u aangeven waarom u er achteraf niets tegen heeft gedaan? U kunt meerdere antwoorden geven ENQ: spontaan laten antwoorden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Het kwam niet in me op er iets tegen te doen Ik vond het niet nodig Ik had medelijden met hem/haar Hij/zij gaf mij cadeautjes Hij/zij probeerde het goed te maken Ik kon er niets tegen doen Ik was te jong om er iets tegen te kunnen doen Ik wist niet wat er gebeurde Ik was veel te bang Ik had geen plek om naar toe te gaan Ik kende niemand die mij kon steunen Ik dacht dat ik toch niet serieus zou worden genomen Ik werd gechanteerd Ik werd bedreigd Anders, namelijk…(vul hieronder in) (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
/___________/
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
IV22a Heeft u er, in de periode dat gepleegd, weleens met iemand over gesproken? Zo ja, met wie? Het gaat hierbij om zowel persoonlijke contacten als om contacten met hulpverlenende instanties. U kunt meerdere antwoorden geven, het gaat om de relatie die u met de perso(o)n(en) had op het moment dat u erover heeft gesproken. ENQ: spontaan laten antwoorden
Personen 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51.
Ik heb er toen met niemand over gesproken Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Mijn kind(eren) Mijn stiefkind(eren) Stiefvader Stiefmoeder Stiefbroer Stiefzus Oom Tante Opa Oma Schoonouder(s) Zwager/schoonzus Ander familielid Vrienden/vriendinnen De buren
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
Instanties/personen buiten de huiselijke kring of familie 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72.
Huisarts Schoolarts Andere arts of medische instelling Politie Bureau voor rechtshulp/advocaat Justitie in de buurt (JiB) Meld misdaad anoniem Crisisopvang Telefonische hulpdienst/Correlatie Iemand van school/docent Algemeen Maatschappelijk Werk Een geestelijke (pastoor, dominee, imam, rabbijn) EHBO Bureau slachtofferhulp of een vergelijkbare instelling Het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) RIAGG/GGZ Blijf van m‟n lijf/vrouwenopvang Therapeutische hulpverlening Via internet (bijvoorbeeld discussiefora/chatten) Anderen die niet hierboven zijn genoemd, namelijk…(vul hieronder in) 73. (ENQ: niet oplezen: Weet niet) 74. (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen) /__________/
IV22b Kunt u aangeven waarom u er toen met iemand over heeft gepraat? U kunt meerdere antwoorden geven ENQ: spontaan laten antwoorden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Ik wilde dat het voorval stopte/de voorvallen stopten Ik wilde voorkomen dat de dader hetzelfde bij anderen zou doen Ik wilde voorkomen dat mijn kind/kinderen er last van zou/zouden krijgen Ik wilde mijn hart luchten/een luisterend oor Ik wilde hulp zoeken voor de dader Ik vond dat het mijn plicht was Om opgevangen en geholpen te worden Andere reden, namelijk (vul hieronder in) (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV23 /als de voorvallen nu gestopt zijn (IV3 = ja) Heeft u er, nadat <de gebeurtenis/de gebeurtenissen) gestopt <was/waren> weleens met iemand over gesproken? Zo ja, met wie? Ook hier gaat het om zowel persoonlijke contacten als om contacten met hulpverlenende instanties. U kunt meerdere antwoorden geven, het gaat om de relatie die u met de perso(o)n(en) had op het moment dat u erover heeft gesproken. ENQ: spontaan laten antwoorden
Personen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Ik heb er toen met niemand over gesproken Partner of echtgeno(o)t(e) Ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Mijn kind(eren) Mijn stiefkind(eren) Stiefvader
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
Stiefmoeder Stiefbroer Stiefzus Oom Tante Opa Oma Schoonouder(s) Zwager/schoonzus Ander familielid Vrienden/vriendinnen De buren
Instanties/personen buiten de huiselijke kring of familie 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43.
Huisarts Schoolarts Andere arts of medische instelling Politie Bureau voor rechtshulp/advocaat Justitie in de buurt (JiB) Meld misdaad anoniem Crisisopvang Telefonische hulpdienst/Correlatie Iemand van school/docent Algemeen Maatschappelijk Werk Een geestelijke (pastoor, dominee, imam, rabbijn) EHBO Bureau slachtofferhulp of een vergelijkbare instelling Het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) RIAGG/GGZ Blijf van m‟n lijf/vrouwenopvang Therapeutische hulpverlening Via internet (bijvoorbeeld discussiefora/chatten) Anderen die niet hierboven zijn genoemd, namelijk…(vul hieronder in) 44. (ENQ: niet oplezen: Weet niet) 45. (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen) /__________/
IV23b Kunt u aangeven waarom u er naderhand, toen gestopt, met iemand over heeft gepraat? U kunt meerdere antwoorden geven
IV25 /als respondent met niemand heeft gesproken en IV21 is niet 2 (geen behoefte/niet ernstig) en niet 25 (politie) Kunt u aangeven wanneer u wel iemand in vertrouwen zou nemen over het voorval? Wat zou daarvoor moeten gebeuren?
ENQ: spontaan laten antwoorden
ENQ: spontaan laten antwoorden
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Ik wilde voorkomen dat de dader hetzelfde bij anderen zou doen Ik wilde voorkomen dat mijn kind/kinderen er last van zou/zouden krijgen Ik wilde mijn hart luchten/een luisterend oor Ik wilde hulp zoeken voor de dader Ik vond dat het mijn plicht was Om opgevangen en geholpen te worden Andere reden, namelijk (vul hieronder in) (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV24 /als respondent met niemand heeft gesproken U heeft er dus niet met anderen over gesproken. Kunt u aangeven wat de belangrijkste reden is/was dat u dat niet gedaan heeft? ENQ: spontaan laten antwoorden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Ik vind/vond het niet belangrijk genoeg Het probleem is/was opgelost Ik durf(de) er niet over te praten Ik mag/mocht er niet over praten Ik voel(de) me medeschuldig aan het probleem Ik schaam(de) me ervoor Ik ben/was bang dat het dan opnieuw gebeurt/gebeurde Ik ben/was te jong om erover te praten Ik weet/wist niet aan wie ik dit moet/moest vertellen Anders, namelijk…(vul hieronder in) (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
/__________/
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
1. 2. 3.
Ik zou er nooit met iemand over praten Ik zou er wel met iemand over praten als…(vul hieronder in) Nee/Weet niet
/__________/
<Meldings- en aangiftegedrag>
IV26 We tonen u nu de voorvallen waarvan u zonet heeft aangegeven dat u die heeft meegemaakt. Kunt u zeggen welke van de genoemde voorvallen u het meest recentelijk is overkomen? <meld misdaad anoniem hier opnemen wekt verwarring, vooralsnog niet doen> IV27 Heeft u of iemand anders dit voorval gemeld bij de politie? 1. 2. 3. 4. 5.
Ja, ikzelf Ja, iemand anders Nee (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV28 /als IV27 = ja, iemand anders Kunt u zeggen wie het voorval bij de politie heeft gemeld? ENQ: Spontaan laten antwoorden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Uw partner of ex-partner Kind(eren)/Stiefkinderen Broer of zus/Stiefbroer of stiefzus Ouders of grootouders/stiefouders Anderen (familie) Anderen (vrienden/kennissen) De buren Arts of instelling (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV29 /als IV27 = nee Waarom heeft u het voorval niet bij de politie gemeld? ENQ: Meerdere antwoorden mogelijk, spontaan laten antwoorden. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Vindt het een persoonlijke aangelegenheid / vriend bij betrokken / vindt het een familieaangelegenheid Niet belangrijk genoeg / nooit aan gedacht Bij een eerder voorval heeft de politie er niets aan gedaan De politie kan er toch niets aan doen Angst voor de dader / bang voor represailles Schaamte / dacht dat het de eigen schuld was Wilde niet dat iemand het wist / privézaak Wilde niet dat de dader gearresteerd zou worden / in de problemen zou komen Zou toch niet geloofd worden Het hoort er nu eenmaal bij Anders, namelijk …(vul hieronder in) (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
/__________/
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
IV30 /als IV27 = nee en IV29 is niet 2 (niet belangrijk genoeg) Kunt u aangeven wanneer u het voorval wel zou melden bij de politie? ENQ: met andere woorden: wat zou de respondent ertoe kunnen bewegen het voorval wel te melden? 1. 2. 3.
Ik zou nooit een voorval melden bij de politie Ik zou het voorval wel bij de politie melden als…(vul hieronder in) Nee/Weet niet
/__________/ IV31 /als IV27 = ja Wat heeft de politie gedaan om u te helpen? ENQ: Meerdere antwoorden mogelijk, spontaan laten antwoorden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Proces-verbaal opgemaakt Doorverwezen naar hulpverlening De dader uit huis geplaatst Bescherming geboden aan de respondent (bijv. de dader gearresteerd) Informatie gegeven over eventueel te nemen juridische stappen De politie deed niets 6= single categorie Iets anders, namelijk …(vul hieronder in) (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
/________/ IV32 /als IV27= ja Heeft u uiteindelijk een proces-verbaal ondertekend? 1. 2. 3. 4.
Ja Nee (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV33 /als geen proces-verbaal opgemaakt (= als IV32 is nee) Kunt u aangeven waarom er geen proces-verbaal is opgemaakt? ENQ: Meerdere antwoorden mogelijk, spontaan laten antwoorden. Let op het verschil tussen het zelf geen aangifte (willen) doen van de respondent en het weigeren van de aangifte door de politie (de laatste drie antwoordopties (10, 11 en 12)) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Betrokkene wilde zelf niet/wilde geen aangifte tegen de dader doen Betrokkene wist niet dat er aangifte kon worden gedaan De politie liet betrokkene te lang wachten Betrokkene voelde zich niet serieus genomen door de politie Betrokkene dacht dat de politie er niets tegen wilde doen Betrokkene dacht dat de politie er niets tegen kon doen De politie gedroeg zich onhebbelijk tegen de betrokkene De politie leek onverschillig/toonde geen interesse De politie leek te discrimineren De politie vond de zaak niet ernstig genoeg De politie adviseerde me om geen aangifte te doen De politie weigerde de aangifte te accepteren zonder opgaaf van redenen Anders, namelijk… (vul hieronder in) (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
/__________/ IV34 /als IV32 = ja Heeft de aangifte geleid tot een straf of maatregel tegen de betreffende persoon? 1. 2. 3. 4. 5.
Ja Nee Nog niet bekend (zaak nog niet afgerond) (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
IV36h1 /als IV27 = ja Als u nadenkt over alles wat de politie in deze zaak heeft gedaan, bent u daarover dan tevreden of ontevreden? ENQ: vraag bij twijfel: “…of er tussenin?” en registreer “neutraal” 1. 2. 3. 4.
Tevreden (ENQ: niet oplezen: Neutraal) Ontevreden (ENQ: niet oplezen: Weet niet)
IV36h2 /als IV36h1 = tevreden En bent u dan tevreden of zeer tevreden? 1. 2.
Zeer tevreden Tevreden
IV36h3 /als IV36h2 = ontevreden En bent u dan ontevreden of zeer ontevreden? 1. 2.
Zeer ontevreden Ontevreden
<maak nieuwe variabele aan op basis van IV36h1 t/m h3, codering omdraaien> 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Nu wil ik u graag een paar algemene vragen stellen over de persoon waarover we het zojuist hebben gehad. ENQ: refereer zonodig nog een keer aan de betreffende persoon IV40a Had ten tijde van
Ja Nee (Weet niet ENQ: niet voorlezen) (Weet niet ENQ: wil niet zeggen)
IV41 Wat was de leeftijd van deze persoon toen begonnen? ENQ: indien met het niet weet, vraag dan een schatting. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Jonger dan 18 jaar 18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder (ENQ: niet oplezen: Weet niet (meer)) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
IV42 Weet u wat de hoogste opleiding is die deze persoon had gevolgd toen begonnen? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Geen opleiding Basisonderwijs/lagere school VMBO/LBO/MAVO HAVO/VWO/MBO/HBS HBO of Universiteit (ENQ: niet oplezen: Weet niet (meer)) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV43 Heeft deze persoon, voor zover u weet, weleens lichamelijk geweld gebruikt tegen iemand buiten de huiselijke kring, bijvoorbeeld in een café of op het werk? ENQ: zo ja, doorvragen: gebeurde dat vaak, regelmatig of gebeurde dat soms? 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Vaak Regelmatig Soms Nooit (ENQ: niet oplezen: Weet niet (meer)) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV39a Kunt u aangeven of ook weleens bij anderen in uw huiselijke kring iets heeft gedaan? Voor de volledigheid som ik de voorvallen nogmaals op, kunt u aangeven of iemand in uw huiselijke kring daar weleens mee te maken heeft gehad? ENQ: Met andere woorden: heeft de dader nog andere personen in de huiselijke kring lastiggevallen? Lees voor A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L.
Bespot of gekleineerd worden Voortdurend in de gaten gehouden of gevolgd worden Niet mogen uitgaan Niet met anderen mogen praten of feesten Geen afspraak met iemand mogen maken Met opzet spullen kapot gemaakt of vernield Gedreigd de relatie met de partner te verbreken Een andere vorm van psychisch geweld
Lichamelijk pijn gedaan Een voorwerp naar zich gegooid gekregen geslagen met een voorwerp
U.
Op pijnlijke of angstaanjagende wijze geduwd of gegrepen, de arm omgedraaid of aan het haar getrokken Geslagen, geschopt, gebeten of gestompt Verstikt, gewurgd of gebrand worden Bedreigd met ene mes of wapen Verwond met een mes of wapen Een andere vorm van lichamelijk geweld Verkracht worden Geprobeerd seks aan de persoon/personen op te dringen Door de partner of ex-partner gedwongen seksuele handelingen te verrichten Een andere vorm van seksueel geweld
1. 2. 3. 4.
Ja, daar heeft iemand mee te maken gehad Nee, daar heeft niemand mee te maken gehad Weet niet Wil niet zeggen
M. N. O. P. Q. R. S. T.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
V39b Heeft u weleens een dier of huisdier mishandeld? 1. 2. 3. 4.
Ja Nee (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV44 Is – voor zover u weet - weleens als dader in aanraking geweest met de politie of justitie voor één van de volgende voorvallen? ENQ: lees voor A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L.
Vernieling van straatmeubilair/vandalisme Verstoring openbare orde (bv. scheld- of vechtpartijen, voetbalvandalisme) Fraude/belastingfraude Diefstal (bijvoorbeeld winkeldiefstal of zakkenrollerij) Inbraak Drugshandel Gewapende overval Bedreiging of chantage van iemand buiten de huiselijke kring Lichamelijk geweld tegen iemand buiten de huiselijke kring Aanranding/seksuele intimidatie Verkrachting Moord/doodslag
1. 2. 5. 3.
Ja Nee (ENQ: niet oplezen: Weetniet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
IV48 /als respondent bij dader woont/woonde Kunt u aangeven in hoeverre de volgende zaken op van toepassing waren ten tijde van ? ENQ: lees de antwoordcategorieën hardop voor
V.
A. B. C. D. E. F. G. H.
Was veel ziek Was zenuwachtig Was depressief Dronk veel Had een drugsprobleem Gebruikte kalmerende middelen/slaapmiddelen Was bij andere mensen heel anders dan thuis Had last van onvoorspelbare stemmingswisselingen
1. 2. 3. 1. 2.
Helemaal van toepassing Enigszins van toepassing Niet van toepassing (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
Hulpverlening
U heeft zojuist aangegeven dat u met één of meer hulpverlenende instanties gesproken heeft omdat u hulp wilde of een luisterend oor. V1_[1/2] /als gesproken met meer dan één persoon/instantie bij IV22 of IV23, alleen de gekozen instanties tonen Kunt u aangeven met welke persoon of welke instantie u het eerst contact heeft gezocht? En met welke instantie daarna? Ik wil nu graag voor elke persoon of instantie waarmee u contact heeft gehad nagaan of u het gevoel had begrepen te worden en of u er echt iets aan heeft gehad, omdat het probleem verholpen werd. V2 /als gesproken met instantie IV22 of IV23 Kunt u aangeven van de volgende of u zich begrepen voelde? ENQ: lees voor
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
1. 2. 3. 4. 5.
Ja Enigszins Nee (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
V3a /als gesproken met persoon of instantie IV22 of IV23 En heeft u iets aan de hulp van deze perso(o)n(en)/instantie(s) gehad? Zo, ja, is dat: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Veel Een beetje Weinig Niets (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
V3b /als gesproken met instantie IV15 of IV16 = 22 t/m 41 waarmee u te maken heeft gehad gestopt als gevolg van het contact met deze perso(o)n(en)/instantie(s)? 1. 2. 3. 4.
Ja Nee Weet niet (meer) Wil niet zeggen
V4_[1…20] /als gesproken met instantie IV22 of IV23 = 23 t/m 43 Heeft u een suggestie hoe de waar u contact mee heeft gehad de hulpverlening kunnen verbeteren? 1. 2.
Nee/weet niet Ja, namelijk…(vul hieronder in)
/__________/
V5 /als gesproken met instantie IV22 of IV23 = 23 t/m 43 Hoe lang heeft u alles bij elkaar (tot nu toe) gebruik gemaakt van de hulpverlening? Was dit: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Een enkele keer Een week Langer dan een week maar korter dan een maand Langer dan een maand maar korter dan een half jaar Een half jaar tot een jaar Of langer dan een jaar Weet niet (meer) (ENQ: niet oplezen) Wil niet zeggen (ENQ: niet oplezen)
V6a Weet u of de persoon waar we zojuist over hebben gesproken, te weten , hulp heeft gezocht of gekregen voor de dingen die hij of zij u heeft aangedaan? Zo ja, heeft deze persoon dat uit eigen beweging gedaan of na aandringen/dwang van anderen (bijvoorbeeld uzelf, familie, justitie) 1. 2. 3. 4. 5.
Ja, vrijwillig Ja, na aandringen/onder dwang Nee Weet niet (meer) (ENQ: niet oplezen) Wil niet zeggen (ENQ: niet oplezen)
V6b /als V6a=ja En heeft de persoon zelfstandig hulp gezocht/gekregen of samen met u of met een bekende? 1. 2. 3. 4.
Hij/zij heeft zelfstandig hulp gezocht of gekregen Hij/zij heeft samen met u of met een bekende hulp gezocht/gekregen Weet niet (meer) (ENQ: niet oplezen) Wil niet zeggen (ENQ: niet oplezen)
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
VI
Daderschap
We hebben u zonet een aantal vragen gesteld over de dingen die bij u gedaan zijn door . Het kan natuurlijk ook zo zijn dat u in een situatie bent gekomen waarin u zélf iets heeft gedaan bij deze persoon of bij iemand anders uit uw huiselijke kring. Dat hoeft natuurlijk niet persé met opzet te zijn gebeurd, maar het is wel belangrijk voor het onderzoek om dit te weten. ENQ: Benadruk dat het er niet om gaat om mensen te veroordelen en dat het uiterst belangrijk is voor het nut van het onderzoek dat de respondent eerlijk antwoordt. Benadruk nogmaals de vertrouwelijkheid/anonimiteit van het onderzoek. Kunt u aangeven of u het volgende weleens heeft gedaan bij iemand uit uw huiselijke kring? ENQ: het gaat erom of de persoon dat ooit weleens gedaan heeft, ook al is het lang geleden ENQ: Geef de laptop aan de respondent zodat deze zelf de lijst kan invullen. Heeft u weleens: VI1 A. B. C. D. E. F. G. H.
Iemand bespot of gekleineerd Iemand voortdurend in de gaten gehouden of gevolgd Iemand verboden uit te gaan Iemand verboden met anderen te praten op feestjes Iemand verboden een afspraak met iemand anders te maken Met opzet iemands spullen kapot gemaakt of vernield Gedreigd de relatie met uw huidige of ex-partner of echtgeno(o)t(e) te verbreken Een andere vorm van psychisch geweld gepleegd
VI2 A. B. C. D. E. F. G. H. I. VI3
A. B. C. D.
Iemand gedreigd lichamelijk pijn te doen. Iemand gedreigd om een voorwerp naar hem/haar te gooien. Iemand met een voorwerp geslagen. Iemand op pijnlijke of angstaanjagende wijze geduwd of gegrepen, de arm omgedraaid, aan het haar getrokken. Iemand geslagen, geschopt, gebeten of gestompt. Iemand geprobeerd te verstikken, te wurgen of te branden. Iemand gedreigd met een mes of wapen. Iemand verwond met een mes of wapen. Een andere vorm van lichamelijk geweld gepleegd. Iemand verkracht Iemand seks opgedrongen Iemand gedwongen seksuele handelingen te verrichten Een andere vorm van seksueel geweld gepleegd.
1. 2. 3. 4.
Ja Nee (Weet niet ENQ: niet oplezen) (Wil niet zeggen ENQ: niet oplezen)
VI1_1A t/m H <SELECTEER VOORVALLEN WAARVAN MEN DADER IS GEWEEST (VI1A t/m H, VI2A t/m I, VI3A t/m D = 1). OVER DEZE VOORVALLEN WORDEN ONDERSTAANDE VERVOLGVRAGEN GESTELD, ALLE VRAGEN PER VOORVAL. VI1_1AC01..C21 T/M VI1_1HC01..C21 (= VASTLEGGEN DADERS VRAAG 11A T/M H) VI2_1AC01..C21 T/M VI2_1IC01..C21 (= VASTLEGGEN DADERS VRAAG 12A T/M H) VI3_1AC01..C21 T/M VI3_1DC01..C21 (= VASTLEGGEN DADERS VRAAG 13A T/M D)> U heeft aangegeven dat u weleens iemand uit de huiselijke kring met het volgende voorval heeft geconfronteerd:
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
VI1A Kunt u aangeven wie u heeft bespot of gekleineerd? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. VI1B Kunt u aangeven wie u voortdurend in de gaten heeft gehouden of gevolgd? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. VI1C Kunt u aangeven wie er van u niet mocht uitgaan? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. VI1D Kunt u aangeven wie er van u niet met anderen mocht praten op feestjes? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. VI1E Kunt u aangeven wie er van u geen afspraak met iemand mocht maken? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. VI1F Kunt u aangeven van wie u met opzet spullen heeft kapot gemaakt of vernield? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. VI1G Was degene met wie u de relatie dreigde te verbreken uw huidige partner of echtgeno(o)t(e), uw eventuele ex-partner of -echtgeno(o)t(e) of was dat bij beide het geval (indien van toepassing kunt u beide vakjes aanklikken)? ALLEEN CATEGORIE 1 EN 2 TONEN VI1H Kunt u aangeven bij wie u dit heeft gedaan? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven.
VI2A T/M VI3D Kunt u aangeven bij wie u dit heeft gedaan? Het gaat om de relatie die u met deze persoon had VET: op het moment van het voorval. Als sprake is van meerdere personen, dan kunt u dat ook aangeven. MULTIPLE 1. 2. 3. 4. 5. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Mijn partner of echtgeno(o)t(e) Mijn ex-partner of ex-echtgeno(o)t(e) Vader Moeder Broer Zus Zoon(s)/stiefzoon(s) Dochter(s)/stiefdochter(s) Stiefvader/pleegvader Stiefmoeder/pleegmoeder Stiefbroer/pleegbroer Stiefzus/pleegzus Oom Tante Opa Oma Ander familielid Huisgenoot (géén familie) Huisvriend(in) Andere persoon in de huiselijke kring Weet niet/wil niet zeggen
<EINDE SELECTIE VOORVALLEN WAARVAN DADER IS GEWEEST (VI1A t/m H, VI2, VI3 = 1)>
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
VII Daderschap vervolgvragen /als sprake is van daderschap volgens blok VI <de vragen uit dit blok worden alleen gesteld indien bij blok VI minstens bij één van de voorvallen “ja” is ingevuld> ENQ: klik naar het volgende scherm, geef de laptop aan de respondent en laat deze de volgende vragen zelf invullen. VII1 U heeft zojuist aangegeven zelf één of meerdere dingen gedaan te hebben bij één of meerdere personen in uw huiselijke kring. Kunt aangeven waarom u dit deed? U kunt meerdere antwoorden geven <eerste item is naar achter “zo is onze relatie nu eenmaal“ verplaatst> 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
Ik Ik Ik Ik Ik Ik Ik
was kwaad vond wat ik deed rechtvaardig had teveel alcohol gebruikt had drugs gebruikt had psychische problemen had ruzie met de genoemde persoon had ruzie met een ander/anderen en de genoemde persoon stond in de weg Ik was jaloers Ik voelde mij onbegrepen door de persoon/personen in kwestie Ik voelde mij bedreigd door de persoon/personen in kwestie Als reactie op zwangerschap/kraamperiode van de genoemde persoon Als reactie op mijn eigen zwangerschap/kraamperiode Ik vond dat de genoemde persoon het verdiende Zo is onze relatie nu eenmaal Als reactie op wat mij aangedaan is Iets anders Geen duidelijke reden Weet ik niet (meer) Zeg ik liever niet
VII2 Hoe vaak is/was er sprake van de door u gepleegde voorvallen? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Eénmalig Enkele malen 1-3 keer per maand 1-3 keer per week (Bijna) elke dag Weet niet Wil ik niet zeggen
U kunt nu de computer teruggeven aan de interviewer VII5 Woonde u in de periode dat het gebeurde bij deze persoon/personen in dezelfde woning? 1. 2. 3. 4. 5.
Ja Gedeeltelijk (bij sommige voorvallen wel, bij andere niet) Nee (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
VII6 Waar <[gebeurde/gebeurden] [dit voorval/deze voorvallen]> doorgaans? ENQ: als de partner het slachtoffer was en men permanent met de partner samenwoonde op het moment van het voorval, dan geldt “eigen huis” 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
In uw eigen huis In het huis van degene die het voorval onderging (waaronder het ouderlijk huis) In een ander woonhuis Ergens buiten, bijv. op straat, in het bos Op een andere plek (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld
VII3 Heeft er weleens iemand lichamelijk letsel opgelopen door wat u heeft gedaan? 1. 2. 3. 4.
Ja Nee (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
VII4a /als ja bij VII3 Hoe ernstig was het letsel? Het kan zijn er meerdere personen letsel hebben gehad of dat de ernst van het letsel varieerde. Wilt u hier dan het meest ernstige letsel aangeven? 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Gering letsel, waarbij geen arts of EHBO nodig was Letsel, waarbij eenmalige medische hulp is verleend [“nodig”staat er nog”] Letsel, waarbij meermalige medische hulp is verleend Letsel, waarbij ziekenhuisopname is verleend (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
VII4b /als VII4a = 2,3 of 4 Was deze hulp naar uw mening ook echt nodig? 1. 2. 3. 4.
Ja Nee (ENQ: niet oplezen: Weet niet) (ENQ: niet oplezen: Wil niet zeggen)
VIII
Afsluiting
<mogelijk kunnen hiervóór nog de (IVAWS) vragen worden gesteld over de jeugd van de respondent> VI_open_[c01..c61] We zijn nu aan gekomen aan het einde van het gesprek. Zijn er nog zaken die u kwijt wilt die niet aan de orde zijn gekomen in dit interview, en die volgens u wel van belang zijn voor dit onderzoek? ENQ: indien ja, probeer zoveel mogelijk informatie los te krijgen bij de respondent. Het is daarbij belangrijk om zo concreet mogelijk op te schrijven wat de respondent bedoelt. 1. 2.
Nee Ja, namelijk…(vul hieronder in)
/__________/ ENQ: bedank respondent voor het gesprek en overhandig indien de respondent daar prijs op stelt de informatie over nazorg/adressen/melding en aangifte.
30-6-2010/17124 Rapport Huiselijk Geweld