Faculteit Politieke & Sociale Wetenschappen Universitaire Instelling Antwerpen - Academiejaar 1999-2000
EINDRAPPORT LEERONDERZOEK
AARD EN OMVANG VAN DE GEEFCULTUUR IN VLAANDEREN
Begeleiding : Dimitri Mortelmans & Sofie Damen Medewerkers: Bart Piron - Caroline Schaut - David Versweyveld - Els De bruyn Jeff Van Ouytsel - Jet Wauters - Koen Potters - Lana Raeymaeckers - Liv Passot Marjan Bresseleers - Maud Embrechts - Pieter Leenknecht - Roliene Röben - Sofie Van Camp - Sophie Van Ostaeyen
INLEIDING Dit rapport is het resultaat van het leeronderzoek over de Vlaamse geefcultuur, dat kaderde in het BOF-project “Geven in Vlaanderen. Aard en omvang van het geschenken geven in Vlaanderen”, met als promotor professor Herman Meulemans en professor Walter Weyns als copromotor. In een eerste fase richtten de studenten zich op literatuuronderzoek. In een tweede fase analyseerden zij de gegevens, afkomstig van een postenquête. Deze was goed voor een respons van bijna 40 % en leverde 730 bruikbare vragenlijsten op. Dit eindrapport is een bundeling geworden van de papers die de studenten afleverden. Vijf groepjes namen telkens een onderdeel van het onderzoek voor hun rekening. Zij trachten een antwoord te formuleren op onderstaande en andere vragen. In een eerste deel gaan we na hoe de aankoop van geschenken verloopt. Welke systemen bestaan er bijvoorbeeld om kerstgeschenken te kopen? Hoe verloopt het aankoopritueel? Is het kopen van geschenken inderdaad een vrouwenzaak? Geeft men over het algemeen liever nuttige cadeaus? Wordt er gemakkelijk geld gegeven? Vervolgens wordt onderzocht waarom mensen geschenken geven. Welke eigenschappen moeten geschenk bezitten? Hoe belangrijk is de verpakking van het geschenk? Stelt men een budget op voor de aankoop van geschenken? Ten derde wordt de wederkerigheid in geefrelaties onder de loep genomen. Geven mensen volgens het ‘do ut des’-principe? Krijgen mensen evenveel terug dan ze geven? Wie geeft vaak? Wie krijgt vaak? Speelt er een Mattheuseffect? Daarnaast worden onze resultaten vergeleken met het onderzoek van Aafke Komter naar de geefcultuur in Nederland. Daarna verschuift de aandacht naar geschenken die steeds vaker opduiken: geld en geschenkbonnen. Wie krijgt geld en wie geeft geld? Met welke gelegenheden wordt geld gegeven? Ziet men geld als een gepast geschenk? Waarom wel, waarom niet? Wordt geld als geschenk verhuld verpakt? Dezelfde vragen werden gesteld voor geschenkbonnen. Welke verschillen bestaan er tussen het geven / krijgen van geld en het geven / krijgen van geschenkbonnen? Tot slot komt het liefdadig geven aan bod. Wie geeft aan liefdadigheid en waarom? Bestaan er verschillen tussen hogere en lagere inkomens? Hoeveel wordt gegeven? Worden giften vermeld op de belastingsbrief? Hoe zit het met de invloed van de media op het geven? Welke initiatieven krijgen veel steun? Hoeveel geeft men gemiddeld? Waarom geeft men bij deuraan-deur-collectes? Zijn er verschillen tussen de acties Kom op tegen Kanker en Levenslijn wat kennis en geefgedrag betreft?
OVERZICHT 1
AANKOOPSTRATEGIEËN -------------------------------------------------------------- 1
(ELS DE BRUYN, MAUD EMBRECHTS, SOPHIE VAN OSTAEYEN)
2
GESCHENKEN ALGEMEEN EN BUDGETTERING ------------------------------------- 29
(LIV PASSOT, SOFIE VAN CAMP, JET WAUTERS)
3. WEDERKERIGHEID ------------------------------------------------------------------- 62 (MARJAN BRESSELEERS, PIETER LEENKNECHT)
4. EEN GESCHENK ALS (G)EEN ANDER? GELD EN GESCHENKBONNEN BINNEN DE GEEFCULTUUR IN VLAANDEREN ------------------------------------------------- 100 (BART PIRON, KOEN POTTERS, CAROLINE SCHAUT, JEFF VAN OUYTSEL)
5
LIEFDADIGHEID -------------------------------------------------------------------- 147
(LANA RAEYMAECKERS, ROLIENE RÖBEN, DAVID VERSWEYVELD)
1
AANKOOPSTRATEGIEËN
2
Hoofdstuk 1 Aankoopstrategieën Els De bruyn, Maud Embrechts, Sophie Van Ostaeyen
3 INHOUDSTAFEL
1 INLEIDING ------------------------------------------------------------------------------ 4 2 ALGEMENE AANKOOPSTRATEGIEËN ------------------------------------------------- 5 3 AANKOOPSTRATEGIEËN PER GESCHENKGELEGENHEID ---------------------------- 8 3.1 Kerstmis ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 8 3.1.1 Kerstmis: geschenkjes voor de kinderen 8 3.1.2 Wie koopt kerstgeschenken? 10 3.1.3 Attitude bij het kopen van kerstgeschenken 13 3.2 Valentijn ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 18 3.3 Moederdag: ‘Zeg het met bloemen’ ------------------------------------------------------------------------------- 21 3.4 Vaderdag: een vaak vergeten feest? ------------------------------------------------------------------------------- 23 3.5 Geld als algemeen aanvaard geschenk bij een huwelijksfeest ------------------------------------------------- 26 3.6 Geboorte/doopfeest: voorkeur voor een zelf gekozen geschenk ---------------------------------------------- 27
4 BESLUIT ------------------------------------------------------------------------------ 28
4
Inleiding Het geven van geschenken is erg belangrijk in onze samenleving. Zo bevestigt het geven van geschenken met rituele gelegenheden zoals Kerstmis en moederdag het voortdurende belang van sociale banden. Geschenken geven heeft een sociaal belang dat vaak onderschat wordt. Zo beweert Lüschen dat geschenken geven zorgt voor de relatieve stabiliteit van het gezinsleven in westerse maatschappijen. De leden hebben zich aan de kapitalistische samenleving aangepast door ondersteunende mechanismen als kerstrituelen te ontwikkelen. (Cheal, 1987: 150-151) Geschenken geven is ook een belangrijke vorm van economische uitwisseling. Maar geschenken geven is eveneens een vorm van sociale ruil en symbolische communicatie. Zo geeft een geschenk een identiteit aan de gever, maar ook aan de ontvanger. Geschenken staan voor sympathie, affectie enz. en kan een plicht zijn, een keuze of een mengeling van beide (Webley, Lea en Portalska, 1983: 224). Uit dit alles blijkt dat geven zeer belangrijk is in onze maatschappij. In deze studie beperken we ons tot het onderzoeken van de aankoopstrategieën die mensen hanteren bij het kopen van geschenken. Na een algemeen beeld van deze aankoopstrategieën te schetsen, zullen we deze nader onderzoeken voor zes geefgelegenheden, namelijk Kerstmis, Valentijn, moederdag, vaderdag, het huwelijk en de geboorte of de doop.
5
Algemene aankoopstrategieën Vooraleer we onderzoeken hoe mensen geschenken geven bij verschillende geschenkgelegenheden, bestuderen we eerst de algemene aankoopstrategieën. Mensen verkiezen een geschenkenlijst boven geld geven of zelf een cadeautje zoeken. Een lijst heeft het voordeel dat men er zeker van kan zijn dat het cadeau in de goede smaak valt, het is gemakkelijk en bovendien persoonlijker dan geld geven. Geld geven is voor velen uit de boze, omdat het enkele economische eigenschappen bezit die niet te verenigen zijn met geschenken geven. Ten eerste geeft geld een precieze geldelijke waarde aan de relatie. Lijsten lijden aan hetzelfde probleem, maar toch worden ze op dezelfde manier ingeschat als geschenken geven. Vervolgens wordt geld vaak beschouwd als een universeel ruilmiddel zodat het niet meer geschikt is voor uitwisseling tussen individuen. Lijsten zijn daarentegen niet universeel en houden ook rekening met de verlangens van de ontvanger. Tenslotte heeft geld ook een commerciële bijklank die het onderscheid tussen een economisch goed en een geschenk doet vervagen. Geld mist ook de persoonlijke eigenschappen die samengaan met een cadeau. Een geschenk drukt namelijk liefde en bezorgdheid van de gever uit. Geld geven vraagt daarentegen weinig inspanning van de gever. Juist het gebrek aan de nodige inspanning maakt geld een slecht geschenk. Bovendien hangt geschenken geven samen met wederkerigheid. Dit brengt een schuld, een verplichting mee tot wederzijds geven. Er is een normatieve druk om een evenwicht in uitwisseling te creëren. Geld kan deze normen schaden doordat een onevenwichtige uitwisseling meer zichtbaar wordt, wat vernederend is voor de gever van het minderwaardige geschenk. Daarenboven kan een gelijktijdige uitwisseling van geld de potentiële schuld teniet doen, zodat er slechts een kleine basis blijft voor de voortzetting van de relatie. Tenslotte heeft de gever geen direct toezicht op de wijze waarop het geld wordt uitgegeven. Daardoor is het misschien wel het ideale geschenk voor de ontvanger, maar het nut voor de gever is verminderd aangezien hij de identificatie met het geschenk verliest, zoals het bewijs van een geschenk gegeven te hebben en herinnerd te blijven door de ontvanger (Burgoyne en Routh, 1991: 49-50). Wanneer we aankoopstrategieën onderzoeken naar geslacht, leeftijd, burgerlijke stand en hoogst behaalde diploma, ontdekken we toch enkele nuanceringen. Mannen geven eerder geld, dan een cadeau uit een geschenkenlijst. Vooral traditioneel ingestelde mannen zien winkelen als een aspect van het klassieke rollenpatroon. Geschenken geven wordt vaak bekeken als een werk van liefde en zorgen. Deze eigenschappen worden veelal aan vrouwen toegeschreven. Zo kunnen meer progressief ingestelde vrouwen minder betrokken zijn en dus ook eerder geld geven (Fischer en Arnold, 1990: 335). Ook oudere mensen hebben een voorkeur voor geld. Een voorwaarde om geld te kunnen geven, is dat de gever ouder is of een hogere status heeft dan de ontvanger (Burgoyne en Routh, 1991: 48). Ouderen ontvangen niet graag geld van jongeren, omdat ze dan het gevoel
6 hebben dat ze onderhouden worden (Caplow e.a., 1982: 229). Oudere mensen weten vaak ook niet meer zo goed wat ze moeten kopen in deze maatschappij van overvloed. Ze hebben het gevoel dat iedereen alles al heeft (Cheal, 1987: 160). Daarbij komt dat ze niet meer zo mobiel zijn. Gescheiden mensen en verweduwden kiezen zowel voor een lijst als voor geld. Verweduwden behoren vaak tot de oudere leeftijdsgroepen en hier gelden dus dezelfde redenen als bij oudere mensen. Ongehuwde personen geven niet zo snel geld, maar tot deze categorie behoren veel jongeren voor wie het sociaal onaanvaardbaar is geld te geven. Gehuwden kopen veel van een lijst. De reden hiervoor is dat vrouwen het meest betrokken zijn bij geschenken geven. Mannen zijn meer afhankelijk van samenwerking met vrouwen dan vrouwen afhankelijk zijn van mannen met betrekking tot geschenken geven (Cheal, 1987: 153). Wanneer men het behaalde diploma onderzoekt, blijken laaggeschoolden ook eerder geld te verkiezen. Deze resultaten komen ook naar voor in een studie van Fischer en Arnold (1990: 342) waaruit blijkt dat hoger geschoolden meer betrokken zijn bij geschenken geven.
7
Tabel 1: Hoe verkiest u geschenken te geven naar geslacht, leeftijd, burgerlijke stand, hoogst behaalde diploma (in %) Geslacht N=514
Totaal Chi2
Lijst
49.8
Geld
25.8
Man
Leeftijd Vrouw Chi2
43.3
54.2
32.2
21.4
** Zelf kiezen
24.4
Burgerlijke stand
10-29
30-39
40-59
60+
50.0
52.5
46.2
33.0
19.1
17.7
24.5
49.5
*** 24.5
24.2
Chi2
Gezamenlijk netto maandinkomen
Ongehuwd
Gehuwd
48.4
52.1
Gescheidenverweduwd 42.7
13.7
29.6
33.3
*** 30.9
29.8
19.3
17.5
Chi2
L.O.
Hoger sec. 47.8
Hobu
Unief
25.0
Lager sec. 46.3
55.5
55.1
55.6
32.8
29.9
21.4
11.6
19.4
20.9
22.3
23.1
33.3
*** 37.9
18.3
24.0
8
Aankoopstrategieën per geschenkgelegenheid In het volgende deel onderzoeken we hoe mensen geschenken geven bij enkele geefgelegenheden. Deze geefgelegenheden zijn Kerstmis, Valentijn, moederdag, vaderdag, het huwelijk en de geboorte of de doop.
KERSTMIS Kerstmis is één van de belangrijkste gelegenheden waarbij geschenken worden gegeven. De activiteiten en symbolen die Kerstmis omringen, houden twee belangrijke boodschappen in, namelijk het onderhouden van sociale banden en het koesteren van kinderen (Caplow e.a., 1982: 234). De laatste jaren is de consumptie met kerstmis enorm gestegen (Fischer en Arnold, 1990: 33). In dit deel onderzoeken we wat men geeft, wie de geschenken koopt en welke houding men heeft ten opzichte van het kopen van kerstgeschenken.
Kerstmis: geschenkjes voor de kinderen In dit deel bestuderen we geschenken geven aan kinderen. We houden rekening met de leeftijd, het gezamenlijk netto maandinkomen en het hoogst behaalde diploma van de respondenten. Wanneer we leeftijd van naderbij bekijken, zien we dat jonge mensen, als ze al kinderen hebben, vaak een cadeau geven. De dertigers en de veertigers hebben vaak thuiswonende kleine kinderen die eveneens een geschenkje krijgen. Het koesteren van kinderen is dan ook een belangrijk thema van Kerstmis. Dit komt ook naar voor in de figuur van de kerstman, het belangrijkste symbool van het seculiere Kerstmis. De kerstman zelf ontvangt niets voor zijn vrijgevigheid. Dit benadrukt ook het eenrichtingsverkeer van geschenken tussen ouders en kinderen (Caplow, 1982: 234-235). Oudere mensen geven dan weer eerder geld. Een reden is dat ze vaak het gevoel hebben dat hun kinderen alles kunnen kopen wat ze willen in een samenleving waar veel overvloed is. Geschenken geven is dan een verspilde moeite, omdat niemand nog werkelijk iets nodig heeft (Cheal, 1987: 160). Een andere reden is dat hun kinderen vaak studenten zijn die zeer blij zijn geld te ontvangen omdat ze het vaak niet breed hebben (Burgoyne en Routh, 1991: 54). Hoge inkomens geven een cadeau, terwijl lage inkomens eerder geld geven. Wanneer men het diploma bestudeert, zien we dat laaggeschoolden eerder geld geven en hoger geschoolden een cadeau. Een reden hiervoor ligt in het feit dat hoger geschoolden meer betrokken zijn bij geschenken geven (Fisher en Arnold, 1990: 342).
9
Tabel 2: Systeem geschenken kinderen naar leeftijd, gezamenlijk netto maandinkomen, hoogst behaalde diploma (in %) Leeftijd N=645 Geen kinderen Cadeau Geld Geen cadeau Andere
Chi2
***
Gezamenlijk netto maandinkomen
10-29 30-39 40-59
60+
84.9
29.5
11.0
12.2
13.2 1.3 0.6 0.0
56.8 5.7 2.3 5.7
61.2 19.0 3.4 5.4
30.9 43.9 6.5 6.5
Chi2
***
0-49999
Hoogst behaalde diploma
7000089999 30.1
90000119999 27.8
>=120000
42.3
5000069999 32.3
28.1
27.0 22.6 4.4 3.7
32.3 28.3 1.6 5.5
55.3 6.5 3.2 4.9
54.4 10.6 2.8 4.4
50.8 14.1 3.1 3.9
Fisher’s Exact
***
L.O.
Hoger secundair 27.7
Hobu
Unief
12.0
Lager secundair 17.8
28.3
44.2
42.0 38.0 6.0 2.0
43.3 28.9 6.7 3.3
45.7 20.1 0.5 6.0
52.2 9.3 4.4 5.8
47.7 5.8 2.3 0.0
10
Wie koopt kerstgeschenken? Uit tabel 3 blijkt dat voornamelijk vrouwen geschenken kopen. Mannen hebben relatief weinig te maken met geschenken geven (Chaplow, 1982: 230). Mannen kopen ook vaak met de partner. Mannen zijn op dit gebied veel afhankelijker van samenwerking met vrouwen. Hier herkennen we het klassieke rollenpatroon (Cheal, 1987: 152). Wanneer men dit naar leeftijd bekijkt, blijkt dat men tussen dertig en zestig jaar zelf gaat winkelen. Jonge mensen zullen voornamelijk de ouders voor hen laten winkelen en de oude mensen laten vaak hun kinderen voor hen winkelen. Opgesplitst naar geslacht (tabel 4), zien we dat vrouwen overwegend zelf gaan winkelen en vanaf de leeftijd van veertig jaar kopen mensen meer volgens het klassieke man/vrouw rollenpatroon.Wel stellen we een lichte daling vast vanaf de leeftijd van zestig jaar. Uit de burgerlijke stand blijkt dat verweduwden en gescheiden personen voornamelijk zelf geschenken kopen. Dit is logisch, aangezien zij vaak geen partner hebben. De gehuwden kopen vaak met de partner of laten door de partner de geschenken kopen. De ongehuwde personen laten hun geschenken vaak door anderen kopen. Dit zijn meestal jonge mensen die waarschijnlijk hun moeder de geschenken laten kopen. De lage inkomens kopen meestal zelf hun geschenken. Uit ons onderzoek blijkt dat de respondenten met een gezamenlijk laag inkomen geen partner hebben. De hogere inkomens zullen wel sneller met of door de partner laten kopen.
11
Tabel 3: Wie koopt geschenken naar geslacht, leeftijd, burgerlijke stand en gezamenlijk netto maandinkomen (in %) Geslacht N=683 Ikzelf Partner Partner en ik Kind (eren) Andere
Leeftijd
Chi2
man
vrouw
***
15.2 37.0 30.6 1.0 16.2
84.5 8.3 5.3 0.2 1.7
Burgerlijke stand
Chi2
10-29
30-39
40-59
60+
***
39.8 5.6 20.5 0.0 34.1
52.6 12.0 31.4 0.0 4.0
50.6 21.1 23.0 0.4 4.9
36.3 25.7 20.3 8.0 9.7
Chi2
ongehuwd
gehuwd
***
47.1 2.7 18.7 0.0 31.5
39.7 25.0 29.4 1.2 4.7
Gezamenlijk netto maandinkomen gescheiden- Chi2 verweduwd 74.7 2.1 *** 10.5 5.3 7.4
050000- 70000- 9000049999 69999 89999 119999 60.3 50.8 50.0 42.2 8.4 15.1 13.9 19.9 14.5 19.8 29.5 31.1 3.8 2.4 0.0 0.6 13.0 11.9 6.6 7.2
>= 120000 13.6 23.4 25.0 0.8 20.2
13
Tabel 4: Wie koopt geschenken naar leeftijd, opgesplitst naar geslacht (in %) 2
Chi Ikzelf Partner Partner en ik
***
10-29
Man 30-39 40-59
60+
20.3
13.8
11.2
17.7
11.0
34.5
50.5
42.6
Vrouw Fisher’s 10-29 30-39 40-59 Exact 52.6 71.8 77.9 ***
60+ 63.6
2.1
0.8
0.6
0.0
20.3
44.8
31.8
26.5
20.6
24.8
16.9
11.4
Kind(eren)
0.0
0.0
0.9
2.9
0.0
0.0
0.0
15.9
Andere
48.4
6.9
5.6
10.3
24.7
2.6
4.5
9.1
Attitude bij het kopen van kerstgeschenken Tabel 5 geeft een beeld van de houding van de respondenten tegenover het kopen van kerstgeschenken. De attitudes werden opgedeeld in drie dimensies. De eerste dimensie omvat enkele emotionele criteria zoals ontspannend, vrouwenzaak, tijdverlies, moeilijk en leuk. Een tweede dimensie verwijst naar de omstandigheden waarin het kopen van kerstgeschenken meestal gebeurt. Deze dimensie kan verder worden opgedeeld in enkele subcategorieën: met wie (alleen, met kinderen en met vrienden), waar (shoppingcenter en in de buurt), wanneer (op voorhand) en de duur van het inkopen doen (duurt lang). Een laatste dimensie tenslotte heeft betrekking op de aard van het geschenk; meer bepaald de prijs die men bereid is ervoor te betalen (‘goedkoop’). Als we in deze tabel kijken naar de geslachtsverschillen, valt op dat de meerderheid, zowel bij de mannen als bij de vrouwen, het kopen van kerstgeschenken geen vrouwenzaak vindt. Tussen de twee geslachten is overigens nauwelijks een verschil te merken. Toch kunnen enkele duidelijke genderverschillen worden vastgesteld. Vrouwen scoren algemeen gesproken beter op bepaalde emotionele criteria dan mannen: vrouwen schrijven aan het kopen van kerstgeschenken meer positieve eigenschappen toe. In tegenstelling tot mannen vinden zij dit immers eerder een ontspannende en leuke bezigheid. Bovendien doen zij hun inkopen meer op voorhand. Mannen daarentegen vereenzelvigen het kopen van kerstgeschenken dan weer met eerder negatieve kenmerken zoals ‘tijdverlies’ en ‘moeilijk’. Het kopen van geschenken lijkt dus in de praktijk toch eerder een vrouwenzaak te zijn. Deze vaststelling wordt bevestigd door eerder gevoerde onderzoeken van onder meer Caplow, Cheal, Sherry en McGrath. Hieruit blijkt immers dat vrouwen algemeen vaker verantwoordelijk zijn voor het kopen en het geven van geschenken (Rucker en Dolstra, 1993 : 55). Een verklaring hiervoor vinden we terug bij Di Leonardo (1987). Zij wijst op het belang van de vrouw bij het creëren en in stand houden van sociale netwerken. Dit gebeurt onder meer door het geven van geschenken bij bepaalde gelegenheden. Deze taak ligt, aldus Di Leonardo, in het verlengde van de zorgtaak van de vrouw. Mannen daarentegen zien het aanschaffen van kerstgeschenken eerder vanuit materialistische en hedonistische waarden. Zij voelen zich enkel verplicht om cadeautjes te kopen voor hun echtgenoten en soms voor hun kinderen, maar niet voor andere familieleden en vrienden, zoals dat bij vrouwen wel het geval is (Fisher and Arnold, 1990: 334).
14 Ook Komter (1985) wees reeds op de verantwoordelijkheid van de vrouw in het gezin voor het onderhouden van de sociale contacten. Dit betekent concreet dat vrouwen veel meer dan mannen denken aan verjaardagen, bruiloften, geboortes, het kopen van cadeautjes, het sturen van attenties en het plegen van telefoontjes. De mannen bleken voor deze situatie wat meer legitimeringen naar voor te schuiven dan de vrouwen en beklemtoonden sterker hun eigen gebrek aan belangstelling en capaciteiten op dit gebied. Nochtans stelden Fisher en Arnold (1990) een verschil vast tussen eerder traditioneel ingesteldeen progressief ingestelde mannen. Deze laatsten voelen zich, aldus deze auteurs, enigszins meer betrokken bij het kopen van geschenken met Kerstmis. Bij de vrouwen zijn het daarentegen de meer traditioneel ingestelde vrouwen die zich meer bezig houden met kerstinkopen doen. Hoewel vrouwen dus algemeen meer betrokken zijn bij het kopen van kerstgeschenken dan mannen, zal hun betrokkenheid verminderen naarmate de eisen van hun carrière en van hun familiale leven groter worden. Hoewel er praktisch geen verschil bestaat tussen mannen en vrouwen met betrekking tot de attitude ‘vrouwenzaak’, kan wat dit betreft wel een onderscheid worden vastgesteld tussen de verschillende leeftijdscategorieën. Het zijn vooral de ouderen die het kopen van geschenken als een typische vrouwenzaak aanzien. Dit kan verklaard worden door het feit dat bij jongeren het traditionele rollenpatroon meer doorbroken is dan in de oudere leeftijdscategorieën. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de ideeën en verwachtingen van vrouwen de sporen dragen van de periode waarin zij opgroeiden. Vrouwen uit de oudere generatie hebben dan ook een traditionelere visie op de invulling van hun levensloop dan vrouwen uit jongere generaties. Jongere vrouwen blijken sterker gericht te zijn op het uitoefenen van een beroep dan oudere vrouwen, terwijl deze laatste zich meer op het gezin concentreren (Keuzenkamp, 1995: 49-52). Verder valt op dat de middelste leeftijdscategorieën -en in het bijzonder de dertigjarigen- het kerstinkopen doen eerder als ‘tijdverlies’ beschouwen in vergelijking met de jongeren en de zestigplussers. Bovendien besteden deze leeftijdscategorieën minder tijd aan het kopen van kerstgeschenken. Tenslotte blijken grote verschillen te bestaan tussen jongeren en zestigplussers op de subcategorie ‘met wie’ ze hun kerstinkopen doen. Jongeren blijken hun inkopen eerder met vrienden te doen, terwijl ouderen eerder in gezelschap van hun kinderen of alleen kerstgeschenken kopen. Verklaring hiervoor kan worden gevonden in de verschillende sociale netwerken waarin jongeren en ouderen vertoeven. Jongeren blijken immers een zeer uitgebreid netwerk van vrienden te hebben waarmee ze intensief contact houden (Busschots en Lauwers, 1994: 58). Ouderen daarentegen hebben vooral contact met familieleden en in het bijzonder met hun kinderen. Met de stijgende leeftijd wordt immers het aantal relaties aangetast doordat familieleden, vrienden, kennissen en leeftijdsgenoten onttrokken worden door de dood. Een intensifiëring van de relaties met kinderen en kleinkinderen doet zich dan voor (Dooghe, 1968: 107-108). Als we kijken naar de invloed van de burgerlijke stand op het kopen van kerstgeschenken, valt op dat gescheiden en verweduwde respondenten hun inkopen eerder met hun kinderen doen in vergelijking met de gehuwden en de ongehuwden. Dit kan te maken hebben met het gemis in
15 deze categorie van een partner. Ook het groter aandeel in deze categorie van respondenten die goedkope geschenken aanschaffen zou hiervan een gevolg kunnen zijn. Het gezinsinkomen van een éénoudergezin ligt immers laag in een tweeverdienersamenleving (Cantillon, 1999: 252). Wanneer we de attitudes vergelijken naar onderwijsniveau, stellen we vast dat laaggeschoolden het kopen van geschenken eerder dan hoger geschoolden als een vrouwenzaak zien. Eerder werd al gewezen op het feit dat vrouwen uit de oudere generatie een traditionelere visie hebben op de invulling van hun levensloop in vergelijking met jongere vrouwen. Nochtans blijken ook duidelijke verschillen te bestaan wat dit betreft tussen laag- en hooggeschoolde vrouwen. Er blijkt immers een samenhang te bestaan tussen het onderwijsniveau en de keuze voor een bepaald ‘levensontwerp’. Veelal wordt de huishoudelijke rol immers dominant in het leven van veel laaggeschoolde vrouwen. Laaggeschoolden hebben dan ook vaak traditionele opvattingen over de toekomstige taakverdeling met de partner. (Keuzenkamp, 1995: 40-41) Met betrekking tot de andere emotionele criteria valt verder op dat respondenten met een universitair diploma het kopen van kerstgeschenken minder ontspannend vinden ten opzichte van lager geschoolden. Bovendien vinden zij dit meer tijdverlies. Dit is echter in tegenspraak met tabel 1 en met bevindingen uit vroegere onderzoeken zoals onder meer dat van Fisher en Arnold (1990) die stelden dat hooggeschoolden meer betrokken zijn bij het kopen van geschenken dan laaggeschoolden (cfr.supra). Respondenten met een laag onderwijsniveau schaffen eerder goedkope producten aan. De verklaring hiervoor is wellicht te vinden in het lagere inkomen dat laaggeschoolden hebben in vergelijking met hoger geschoolden. Zij kunnen dus minder geld besteden aan geschenken. Lage inkomensklassen kopen inderdaad eerder goedkope producten, zo blijkt uit het laatste gedeelte van de tabel. Fisher en Arnold (1990) stelden reeds vast dat zowel mannen als vrouwen met een hoger inkomen meer geld spenderen aan kerstcadeaus. Zij suggereerden dat mensen met een hoger inkomen en een veeleisende job mogelijk ‘geld’ in de plaats stellen van ‘tijd’. Daarnaast vinden respondenten uit de lagere inkomensklassen het in vergelijking met de hogere inkomensklassen eerder een vrouwenzaak. Ook in dit verband kan weer gewezen worden op het traditionele rollenpatroon als verklarende factor.
17 Tabel 5: Houding tegenover het kopen van kerstgeschenken naar geslacht, leeftijd, burgerlijke stand, hoogst behaalde diploma en gezamenlijk netto maandinkomen, uitgedrukt in % eens. Geslacht 2
Emotionele dimensie Ontspannend Vrouwenzaak
Leeftijd 2
Burgerlijke stand 2
Hoogst behaalde diploma 2
Chi F.Ex.
Man
Vrouw
Chi F.Ex.
10-29
30-39
40-59
60+
Chi F.Ex.
Gehuwd
Ongehuwd
Gescheiden verweduwd
Chi F.Ex.
**
36.3
44.1
0.432
42.1
37.3
38.7
51.8
0.303
38.9
41.3
48.8
LO
LS
Gezamenlijk netto maandinkomen 2
HS
Hobu
Unief
Chi F.Ex.
0 49999
50000 69999
70000 89999
90000 119999
>= 120000
*
41.9 49.4 45.4
39.5
25.9
0.468
47.9
41.4
43.6
38.6
32.5
*
34.1
36.2
***
23.1
28.1
42.1
56.8
***
20.0
41.9
39.5
***
57.1 54.3 39.8
27.5
36.1
***
38.3
43.6
32.1
32.1
34.2
***
21.3
12.9
**
13.5
20.2
16.5
14.7
0.225
17.2
14.7
17.5
***
17.9 15.1 15.3
16.0
27.4
0.112
10.0
22.5
17.1
16.0
17.0
Moeilijk
**
47.6
34.9
**
46.9
37.5
39.3
35.0
0.070
45.2
39.3
32.9
0.068
41.9 35.5 38.3
39.9
48.8
0.275
34.2
42.5
36.0
41.9
45.0
Leuk
***
36.4
56.8
0.355
54.3
47.1
44.4
51.2
0.667
46.1
51.1
53.0
0.052
54.5 56.0 53.6
46.6
31.4
0.169
55.6
49.6
50.9
48.0
36.1
Tijdverlies
Omstandig Met wie
***
36.9
55.6
**
36.6
46.7
56.8
49.4
0.139
48.3
42.7
60.0
0.689
43.3 48.7 46.3
54.1
47.6
0.380
49.6
47.8
50.0
40.2
57.0
Met kinderen
Alleen
0.897
13.1
13.7
***
6.4
11.4
14.6
28.6
***
6.5
14.3
23.4
***
25.0 21.2 18.2
9.1
7.7
0.063
38.3
43.6
32.1
32.1
34.2
Met vrienden
0.062
8.6
11.1
***
19.0
7.6
6.5
6.0
***
21.1
4.5
11.4
***
8.0
11.9 11.3
5.9
3.8
*
16.8
12.8
6.9
6.8
6.5
Shoppingcenter
0.959
15.3
15.1
**
10.4
18.9
13.9
22.1
*
8.2
18.0
18.5
***
22.6 24.7 16.8
13.2
10.6
0.673
19.0
14.4
12.5
16.5
13.0
In de buurt
0.859
64.8
63.7
*
61.0
63.3
66.8
64.9
*
66.8
58.3
65.4
***
50.0 70.4 63.5
67.0
65.9
0.947
63.2
66.1
62.7
65.9
63.6
***
12.7
24.9
**
14.0
18.3
20.1
34.1
*
15.0
20.9
26.5
0.100
32.4 35.7 20.3
19.2
8.1
0.658
22.5
22.5
18.4
20.0
14.4
0.941
28.1
27.8
*
34.1
22.0
26.8
32.0
0.887
27.1
29.7
28.8
0.334
32.1 31.0 27.1
24.8
32.1
*
24.6
37.8
22.2
28.3
25.0
0.195
12.1
12.9
0.414
12.2
13.7
11.4
13.9
*
11.6
10.2
22.5
***
22.6 23.6 14.0
10.7
4.7
*
19.3
16.2
11.9
11.1
5.1
Waar
Wanneer Op voorhand
Duurtijd Duurt lang
Aard van het geschenk Goedkoop
18
VALENTIJN Valentijn, feest der geliefden, wordt gevierd op 14 februari. Het is vooral pas de laatste jaren dat op deze dag cadeautjes worden uitgewisseld. Uit onze onderzoeksresultaten blijkt dat toch nog 43.9% van de ondervraagden helemaal niets doet op deze feestdag. Redenen hiervoor kunnen zijn: geen vriend (-in) hebben (20.9%), geen geld hebben, niet de tijd hebben om het juiste cadeau te zoeken. Verder is het zich verplicht voelen iets te geven ook een belangrijke reden om niets te geven. Als men iets geeft, wil men dat doen om affectie en liefde te tonen voor de partner, en niet omdat dit door de maatschappij wordt opgedrongen (Otnes,1994:163). Redenen om Valentijn wel te vieren zijn dus het tonen van affectie en liefde. Verder blijkt uit onderzoek van Otnes (1994:160) dat men zich verplicht kan voelen de rol van romantische partner te spelen omdat dit nu eenmaal bij de verwachtingen hoort. Een derde reden om Valentijn te vieren zou liggen in het feit dat er een sfeer wordt gecreëerd door handelaars, waardoor men zich verplicht gaat voelen ook aan deze feestdag mee te doen. Als we naar de verschillen tussen de geslachten kijken, dan blijkt dat mannen opvallend meer bloemen geven, terwijl de vrouwen sneller een cadeautje zullen geven. Dit lijkt ons vrij logisch, aangezien het in onze cultuur ingebakken is aan vrouwen bloemen te geven en aan mannen niet. Misschien is het ook wel zo dat vrouwen meer aandacht schenken aan deze feestdag, en eerder creatief willen zijn, terwijl mannen er redelijk ‘gemakkelijk van af komen’ door bloemen te kopen. Bij vergelijking naar leeftijd blijkt dat ouderen eerder dan jongeren niets doen. Ze zijn niet gesocialiseerd met Valentijn. Verder volgen zij de commercie misschien niet zo snel, of hechten niet meer zo veel belang aan zulk een feestdag. Daar komt dan ook nog eens bij, zoals ook al eerder werd beargumenteerd, dat zij niet meer zo mobiel zijn. Als zij toch iets willen doen, zullen ze eerder bloemen geven, terwijl jongeren eerder uit eten gaan. Jongeren geven ook sneller een kaartje, zij kunnen zich het financieel niet zo snel veroorloven dure cadeaus te kopen, of hechten meer belang aan ‘het gebaar’. Wanneer we een vergelijking maken naar burgerlijke stand, dan valt het op dat het vooral de gehuwden zijn die niets doen om Valentijn te vieren. Een reden hiervoor kan zijn het vanzelfsprekend vinden van de relatie, waardoor men het niet nodig vindt deze dag te vieren. Verder zitten er in deze categorie veel ouderen, die minder gesocialiseerd zijn met Valentijn.Wat scholing betreft zijn het vooral de laaggeschoolden die een feest als Valentijn onopgemerkt voorbij laten gaan. Dit bevestigt de eerdere stelling dat hoger opgeleiden meer betrokken zijn bij het geven van geschenken. Wel willen we nog opmerken dat, als men Valentijn viert, de laaggeschoolden vooral bloemen geven aan hun partner, terwijl de hoger geschoolden eerder uit eten gaan of een cadeautje kopen. Als we de verschillende inkomensgroepen vergelijken, komen we tot een eerder tegengestelde conclusie: het zouden de hogere inkomensklassen zijn die eerder niets doen met Valentijn. Dit valt moeilijk te rijmen met onze bevindingen in verband met opleiding. We kunnen er hier dus niet van uitgaan dat de hoger geschoolden zich ook in de hogere inkomensklasse bevinden.
19
Tabel 6: Geschenken bij Valentijn naar geslacht, leeftijd, burgerlijke stand (in %) Totaal
Geslacht Chi2
Uit eten gaan Cadeau Cadeau en uit eten gaan Bloemen Bloemen en uit eten gaan Kaartje Cadeau, kaartje en uit eten gaan Niets Andere combinaties Niet van toepassing
Leeftijd
13.9 7.8 6.1
12.5 4.6 5.0
15.0 10.0 7.0
7.0 4.1
12.9 7.6
2.5 1.5
2.0 0.7
5.2 2.3
11.3 7.0
6.6 5.0
2.0 1.0
3.7 4.2
5.8 5.2
2.9 3.5
2.0 2.3
1.6 0.0
23.0 11.5
23.7 11.2
22.4 11.7
13.0 16.2
20.8 13.9
26.1 10.5
32.2 4.1
31.5 12.0
13.7 12.6
3.1 7.1
20.9
19.5
22.0
24.7
15.0
15.5
35.5
5.4
35.2
61.2
***
***
3039 16.2 12.1 8.1
4059 12.8 7.4 5.1
60+
Chi2
1029 14.9 8.4 9.1
3.0 2.8
Man Vrouw F.E.
Burgerlijke stand
11.6 1.7 1.7
Gehuwd 17.4 8.5 5.2
Ongehuwd 10.4 8.2 8.2
Gescheiden Verweduwd 5.1 4.1 6.1
10.1 5.7
1.7 0.6
3.1 4.1
2.3 1.9
3.9 5.5
4.1 2.0
***
20
Tabel 7: Geschenken bij Valentijn naar hoogst behaalde diploma en gezamenlijk netto maandinkomen (in %) Totaal
Hoogst behaalde diploma F.E.
Uit eten gaan Cadeau Cadeau en uit eten gaan Bloemen Bloemen en uit eten gaan Kaartje Cadeau, kaartje en uit eten gaan Niets Andere combinaties Niet van toepassing
Gezamenlijk netto maandinkomen
LO
Lager sec.
Hoger sec.
Hobu
Unief
13.9 7.8 6.1
10.0 0.0 0.0
12.1 5.5 5.5
13.8 9.2 6.1
16.3 8.8 6.1
14.0 9.3 8.1
7.0 4.1
14.0 4.0
8.8 3.3
7.2 6.6
5.1 3.3
8.2 2.3
2.0 0.0
3.3 2.2
3.6 1.5
2.3 3.7
1.2 2.3
23.0 11.5
32.0 4.0
29.7 4.4
21.4 14.8
21.4 12.1
20.9
34.0
25.2
15.8
20.9
3.0 2.8
***
F.E.
7000089999 17.0 7.6 7.6
90000119999 18.2 9.7 5.7
>= 120000
9.7 4.5 6.7
5000069999 10.3 6.4 4.0
4.5 3.7
7.1 0.0
7.6 6.8
6.3 6.8
8.1 3.3
5.2 2.3
1.6 0.0
2.5 4.2
5.1 4.0
0.0 3.2
20.2 12.8
14.9 6.7
27.8 11.9
17.8 10.2
20.4 15.3
31.7 11.4
11.6
41.8
30.9
18.7
8.5
10.6
***
0-49999
13.8 11.4 6.5
21
MOEDERDAG: ‘ZEG HET MET BLOEMEN’ Op moederdag laten kinderen hun moeder zien hoezeer zij haar liefhebben. De idee hiervoor een speciale dag aan te wijzen, kwam van de Amerikaanse Ann Jarvis. Op 8 mei 1914 werd de tweede zondag van mei officieel ingesteld als moederdag (Van Es, 1959: 7-8). Toch is het ontstaan van deze feestdag moeilijk te situeren. In Europa zou de viering ten vroegste en dan nog sporadisch tot stand zijn gekomen tussen beide wereldoorlogen, terwijl in Antwerpen reeds in 1913 dit gebruik bestond. Het was de Antwerpse kunstschilder en tekenaar Frans Van Kuyck die voor de eerste maal op 15 augustus 1913 de ‘Dag der Moeder’ inrichtte. Zijn doel was tot alle moeders de hulde uit te breiden die de christenen die dag bewijzen aan de Moeder van Christus. Deze volkstraditie is blijven bestaan, en nu wordt Moederdag in Antwerpen dus zowel op de tweede zondag van mei als op O.L.V.-Hemelvaart gevierd (Van Es, 1959: 13-14). Moederdag kan op verschillende manieren worden gevierd. Vaak doet men samen iets (bijvoorbeeld wandelen of barbecuen) en maakt men het gezellig (door bijvoorbeeld taart te eten bij de koffie) (Trendbox, 1996: 9). Met deze feestdag worden ook heel wat geschenkjes gegeven: slechts 8,6% van de ondervraagden geeft niks. Bloemen zijn voor deze gelegenheid een zeer populair geschenk. Dit blijkt zowel uit onze tabel als uit onderzoek van Cheal (1988: 98). Volgens Cheal drukt men met bloemen gevoelens van sympathie en respect uit. Moederdag zou dan ook een gelegenheid voor sentimentaliteit zijn. Als we naar de verdeling over de geslachten kijken, kunnen we besluiten dat mannen sneller niets geven dan vrouwen. Hieruit kunnen we afleiden dat het kopen van geschenken toch meer een vrouwenzaak is, dat vrouwen er gewoonweg meer mee bezig zijn. Dit bevestigt vroegere bevindingen. Tussen de verschillende leeftijdsgroepen merken we weinig verschillen: bloemen scoren het hoogst in elke leeftijdsgroep. Wel kunnen we opmerken dat hoe jonger men is, hoe meer men geeft met moederdag. Uit een vergelijking naar opleidingsniveau blijkt dat hoger geschoolden sneller een cadeau geven en ook sneller meer geven. Ook diegenen uit de hogere inkomensklassen geven meer. De meest voor de hand liggende verklaring zou natuurlijk zijn dat deze groepen meer geld hebben en dus ook meer geschenken kunnen kopen.
22
Tabel 7: Geschenken bij moederdag naar geslacht, leeftijd, burgerlijke stand, hoogst behaalde diploma en gezamenlijk netto maandinkomen (in %) Totaal
Geslacht Chi Man Vrouw Chi2 2
Cadeau Bloemen Bloemen en cadeau Bloemen, cadeau en kaartje Niets Andere combinaties Niet van toepassing
15.8 43.5 10.5 3.1
15.7 43.5 13.6
15.9 43.3 8.1
1.4
4.5
***
1029 18.5 44.6 8.9
Leeftijd 3039 16.5 48.2 11.6
4059 15.0 43.3 11.7
12.7 35.5 8.2
5.7
3.1
2.4
0.9
60+
***
2
Chi
Burgerlijke stand Gehuwd Ongehuwd Gescheiden Verweduwd 16.4 17.4 10.6 43.8 42.9 43.6 12.9 8.2 4.3 2.3
6.6
0.0
***
8.6 5.2
12.9 3.7
5.2 6.3
9.6 7.6
6.1 6.1
8.9 4.9
10.0 0.9
8.7 3.7
10.4 8.8
4.3 4.2
13.4
9.2
16.7
5.1
8.4
13.8
31.8
12.2
6.1
33.0
23
VADERDAG: EEN VAAK VERGETEN FEEST? Vaderdag is een gelijkaardig feest als moederdag, maar zoals de naam al doet vermoeden zijn het hier de vaders en grootvaders die gevierd worden. In België valt dit feest op 19 maart. Net zoals moederdag ontstond ook vaderdag in de Verenigde Staten. De eerste viering ervan werd in 1910 tot stand gebracht door Mrs John Bruce Dodd. De verspreiding van deze feestdag verliep zeer traag, en werd vooral door aansporing van handelaars tot stand gebracht (Van Es, 1959: 11). Volgens Cheal (1988) is vaderdag een gelegenheid tot sociabiliteit, in tegenstelling tot moederdag, een dag die eerder gelegenheid tot sentimentaliteit geeft. Met vaderdag zou men dan ook eerder cadeautjes geven die mensen ontspannen of die mensen zichzelf goed doen voelen. Een vaak voorkomend geschenk bij deze feestdag is dan ook alcohol. Wat in deze tabel sterk opvalt, is dat 17.8% met vaderdag geen geschenk geeft, dit tegenover slechts 8.6% bij moederdag. Aan moederdag wordt dus meer aandacht besteed, vaderdag wordt eerder vergeten. Een ander verschil is dat met vaderdag vooral cadeaus worden gegeven, geen bloemen zoals met moederdag. Ook hier zijn het weer vooral de vrouwen die cadeaus geven, mannen geven sneller niets. Hieruit blijkt weer maar eens dat het geven van geschenken toch nog steeds een typische vrouwenzaak is. Uit de vergelijking naar leeftijdsgroepen kunnen we besluiten dat het vooral de jongere groep is die niets geeft met vaderdag. Als ze toch iets doen, geven ze eerder een kaartje dan een cadeau. Misschien heeft de jongere categorie gewoon het geld niet om cadeaus te kopen, of hecht hij niet zoveel belang aan deze feestdag. Verder blijkt dat ongehuwden eerder niets geven met vaderdag, gehuwden geven eerder een cadeau. Een verklaring kunnen we ook hier moeilijk voor vinden. Misschien is het zo dat gehuwden meer belang hechten aan het familiale leven en dus ook aan de familiale feestdagen.
24
Tabel 8: Geschenken bij vaderdag naar geslacht, leeftijd, burgerlijke stand, hoogst behaalde diploma (in %)
Totaal
Geslacht Chi Man vrouw 2
Cadeau Kaartje Kaartje en cadeau Niets Niet van toepassing
48.7 4.4 4.8
39.8 2.4 2.1
Chi
55.1 5.8 6.9
*** 17.8 24.3
2
Leeftijd 10- 30- 4029 39 59 50.3 56.6 49.6 10.1 4.8 2.0 6.9 6.0 4.5
2
60+ Chi 32.7 0.9 0.9
*** 24.2 31.5
13.2 19.0
*** 23.9 18.1 15.8 13.3 8.8 14.5 28.1 52.2
Burgerlijke stand Gehuwd Ongehuwd Gescheiden F.E. Verweduwd 53.9 47.3 28.7 3.0 7.1 5.3 3.9 7.7 3.2 *** 16.4 25.3 9.6 22.8 12.6 53.2
Hoogst behaalde diploma LO Lager Hoger Hobu Unief sec. sec. 43.5 44.7 52.4 48.2 50.6 4.3 3.5 3.7 3.2 4.7 0.0 2.4 4.3 6.0 4.7 19.6 32.6
9.4 40.0
13.4 26.2
22.2 20.4
20.0 20.0
26
GELD ALS ALGEMEEN AANVAARD GESCHENK BIJ EEN HUWELIJKSFEEST Het huwelijk is een unieke geschenkgelegenheid. Enkel bij het huwelijk wordt geld als cadeau algemeen aanvaard (Cheal, 1988: 92). Cheal maakt dan ook het onderscheid tussen gift en presentation. Met een ‘gift’ bedoeld Cheal dan een voorwerp dat men kiest voor iemand met die persoon in gedachte. Meestal wordt een ‘gift’ gekocht, al kan men een ‘gift’ ook zelf maken. Een ‘presentation’ is altijd geld. Meestal wordt door de bruid en bruidegom op voorhand bekend gemaakt welke geschenkvorm zij verkiezen (1988: 122-126). Zowel aan het geven van geld als aan het geven van een geschenk zijn voor- en nadelen verbonden. Het krijgen van geld vindt men meestal praktischer, men kan ermee doen wat men wil. Anderzijds is geld onpersoonlijk, het is een gemakkelijk geschenk, je hoeft er geen moeite voor te doen. Aan het krijgen van een geschenk daarentegen hecht men vaak meer waarde. Als je het terugziet, denk je aan de gever en aan de gelegenheid. Er zit een gedachte achter, iemand heeft iets specifieks gekocht voor jou, heeft er tijd en moeite in gestoken. Nadeel is dat je cadeaus kunt krijgen waar je niets mee kan doen, die je lelijk vindt, of die je al hebt. Dit laatste zal dan ook vaker voorkomen bij reeds samenwonende koppels, die al over veel huishoudelijke apparaten en meubels beschikken. Een ‘gulden middenweg’ is dan ook het opmaken van een huwelijkslijst, zodat je zeker iets krijgt wat je wil.
Tabel 9: Geschenken bij huwelijk N=329 Geld zelf Geld gevraagd Nuttig lijst Andere
% 21.6 19.5 17.9 41.0
Uit de tabel blijkt dat meestal geld wordt gegeven, zowel uit eigen beweging als wanneer het gevraagd wordt. Geld wordt dus bij het huwelijk algemeen aanvaard als geschenk. Ook het geven van een geschenk dat gekozen wordt uit een huwelijkslijst komt nog vaak voor. Verder moet ook nog opgemerkt worden dat de categorie ‘andere’ een hoog percentage bevat. Het gaat hier echter om een optelling van verschillende categorieën waarin slechts zeer kleine percentages aanwezig waren.
27
GEBOORTE/DOOPFEEST: VOORKEUR VOOR EEN ZELF GEKOZEN GESCHENK Na een geboorte komen familieleden, buren en vrienden de ouders feliciteren met hun nakomeling. Tijdens zo’n kraambezoek gaat het er gezellig aan toe, meestal brengt men ook geschenkjes mee. Vroeger waren dat vooral symbolische geschenken. Men gaf vruchtbaarheidssymbolen mee zoals koekjes, ronde broodjes of eieren. Maar naarmate de welvaart en het stedelijke leven toenamen, ging de symbolische betekenis van het geschenk aan de kraamvrouw verloren. De geldelijke waarde en het nut ervan kwamen meer op de voorgrond te staan (Rosseels, 1995: 77). Dit blijkt ook uit onze tabel. Meestal wordt iets nuttigs gegeven. Gewoon geld geven komt hier niet zo vaak voor. Ook uit onderzoek van Cheal (1988: 93) blijkt dat men bij een kraambezoek vooral nuttige cadeaus wil geven, zoals kleertjes of verzorgingsmateriaal. Bovendien geeft men graag zelf iets, omdat dat toch persoonlijker is dan iets van een lijst. Daarbij komt dan ook nog dat de meeste mensen het gemakkelijk vinden iets te kopen voor een baby. Tabel 10: Geschenken bij geboorte/doop (in %) N=731 Geld zelf Nuttig zelf Nuttig lijst Nuttig lijst en nuttig zelf Andere
% 5.6 37.0 19.2 31.4 6.8
28
Besluit Uit ons onderzoek komen twee zaken meermaals sterk naar voor: enerzijds het geven van geld versus het geven van een cadeau, anderzijds het feit dat vrouwen s meer betrokken zijn bij het geven van geschenken dan mannen. Het geven van geld wordt vaak niet aanvaard. Geld bezit geen persoonlijke eigenschappen en vraagt weinig inspanning. Een geschenk is pas een goed geschenk als het persoonlijk is en als men er enige moeite voor heeft gedaan. Juist daarom is geld een slecht geschenk. Soms wordt geld echter wel aanvaard: als de gever ouder is of een hogere status heeft dan de ontvanger. En ook bij het huwelijk wordt geld als geschenk aanvaard. Wat uit ons onderzoek ook sterk blijkt, is dat er met betrekking tot het geven van geschenken wel degelijk een genderverschil bestaat. Geschenken geven wordt vaak bekeken als een werk van liefde en zorgen. Het onderhoudt de sociale netwerken. En volgens het klassieke rollenpatroon is dit dus een vrouwentaak. Zowel met Kerstmis, moederdag en vaderdag zijn het vooral de vrouwen die instaan voor de aankoop van cadeautjes. Opmerkelijk is dan toch wel dat zowel vrouwen als mannen het kopen van kerstgeschenken geen vrouwenzaak vinden. Toch komt het er in de praktijk op neer dat dit wel degelijk een vrouwenzaak is. Vrouwen kopen niet enkel vaker de geschenken dan mannen, vrouwen schrijven er ook meer positieve eigenschappen aan toe. In tegenstelling tot mannen vinden zij dit immers eerder een ontspannende en leuke bezigheid, terwijl mannen het kopen van kerstgeschenken eerder vereenzelvigen met negatieve kenmerken zoals ‘tijdverlies’ en ‘moeilijk’.
29
GESCHENKEN ALGEMEEN & BUDGETTERING
30
HOOFDSTUK 2 GESCHENKEN ALGEMEEN & BUDGETTERING Liv Passot, Sofie Van Camp, Jet Wauters
31 INHOUDSTAFEL
1 INLEIDING ................................................................................................... 32 1.1 Inleiding: het geschenk: een ruime kadering .................................................................................... 32 1.1.1 Definitie .................................................................................................................................... 32 1.1.2 Functies .................................................................................................................................... 33 1.1.3 Dimensies ................................................................................................................................. 33 1.1.4 Fases ......................................................................................................................................... 34 1.1.5 Sociologische duiding .............................................................................................................. 34
2 ONDERZOEKSRESULTATEN ......................................................................... 35 2.1 Algemene eigenschappen van geschenken ....................................................................................... 35 2.2 Verpakking ....................................................................................................................................... 41 2.3 Redenen van het schenken ............................................................................................................... 43 2.4 Geschenken binnen specifieke relaties ............................................................................................. 46 2.4.1 Self-gift .................................................................................................................................... 46 2.4.2 Geven aan je partner ................................................................................................................. 50 2.4.3 Geven aan je kind ..................................................................................................................... 53 2.4.4 Geven aan een kleinkind .......................................................................................................... 55 2.4.5 Geven aan een nabij familielid ................................................................................................. 56 2.4.6 Geven aan een vriend ............................................................................................................... 58
3 HET HANTEREN VAN EEN BUDGET BIJ HET KOPEN VAN GESCHENKEN ......... 60 3.1.1 3.1.2
Bedragen van geschenken ........................................................................................................ 60 Mate van hanteren van een budget .......................................................................................... 61
32
4 BESLUIT...................................................................................................... 61
Inleiding Iedereen krijgt en geeft wel eens een geschenk. Het geven van geschenken is volledig ingebed in onze samenleving. Nochtans is de cultuur van het geven een ingewikkelde zaak: bij het geven van een geschenk gaat het immers ook over macht, wederkerigheid en impliciete afspraken. Het geven van een cadeau verloopt via ongeschreven regels en kent specifieke patronen binnen welbepaalde relaties. Er bestaan bovendien verschillende soorten geschenken. In deze paper gaan we dieper in op wat een geschenk in het algemeen is en waarom het gegeven wordt, daarna spitsen we ons toe op het geven binnen specifieke relatievormen en tot slot wordt het al dan niet hanteren van een budget belicht.
INLEIDING: HET GESCHENK: EEN RUIME KADERING Definitie Wat is een geschenk? In de sociologische literatuur vindt men niet veel hulp bij het omschrijven van het begrip. In de meeste onderzoeken omlijnen de onderzoekers dan ook zelf een aantal geefobjecten en geefactiviteiten om ze voor te leggen aan de respondenten. In een Nederlands onderzoek, gevoerd door Aafke Komter, werden de volgende omschrijvingen gehanteerd: geven van geschenken, gastvrijheid (eten en logeren), hulp en zorg (Komter en Vollebergh, 1997: 750). Hier gaat het hoofdzakelijk om “materiële” geschenken, eventueel in de vorm van geld, cadeaubonnen of iets zelfgemaakt. Het belang van wederkerigheid wordt in de literatuur meermaals onderstreept. Bij het geven van een geschenk zijn twee partijen gemoeid: de gever en de ontvanger. Er is sprake van “informele wederkerigheid”. Er wordt immers niet echt een contract afgesloten, maar er wordt wel degelijk een informele, impliciete, onderlinge afspraak gemaakt. De ontvanger moet op zijn beurt, bij een andere gelegenheid een geschenk geven aan de gever. Daarnaast is er ook sprake van “impliciete onvrijwilligheid”, wat wil zeggen dat men bij bepaalde gelegenheden, zoals bij kerstmis, verjaardag, moederdag enz., onder sociale druk een cadeau moet kopen (Robben en Pieters, 1993: 9). Dit moet wel genuanceerd worden door de bevindingen van Aafke Komter: “geven wordt ervaren als een niet-economische, spontane en altruïstische activiteit die bedoeld is om persoonlijke gevoelens over te brengen en niet om een ruiltransactie tot stand te brengen” (Komter, 1996: 105). Dit duidt
33 er ook al op dat een geschenk ook steeds iets zegt over de aard van de relatie, daar gaan we echter later dieper op in.
Functies Er zijn vier functies te onderscheiden in het geefproces (Belk, 1979, 96-105). Ten eerste hebben geschenken een communicatieve functie. Hiermee wordt bedoeld dat geschenken gevoelens van eer en respect meedelen. Het geschenk op zich is daarbij niet belangrijk, wel het feit dat je iets geeft. Het geschenk zegt zowel iets over het beeld dat de gever van de ontvanger heeft, als over het zelfbeeld van de gever. Een tweede functie van geschenken is de sociale ruil. Geschenken dienen om relaties op te starten, te definiëren en te onderhouden. Twee elementen helpen de relatie gever-ontvanger te omschrijven. Hoe groter de relatieve kost van het geschenk, hoe intiemer de relatie wordt aangeduid. Met relatief wordt bedoeld dat de prijs van het geschenk in verhouding wordt gebracht tot de financiële mogelijkheden van de gever. De intimiteit van de relatie wordt ook bepaald door de aard van het geschenk. Hoe persoonlijker het geschenk is, hoe intiemer de relatie. Economische ruil is de derde functie van geschenken. Zo stelt Kerton (1971, geciteerd in Belk, 1979: 103) dat de gever “makes transfers to another so long as the reward for so doing is greater than the costs, adjusted for the cost of social disapproval.” Een laatste functie van geschenken bestaat erin kinderen te socialiseren. Een bekend voorbeeld hiervan is het belang van cadeautjes zoals poppen en wapens bij het ontstaan en onderhouden van geslachtsrollen.
Dimensies Geschenken kunnen getypeerd worden aan de hand van vier dimensies (Belk, 1979, 96). De gever kan een individu zijn, een gezin of een organisatie. Dit geldt ook voor de ontvanger. Het geschenk zelf kan geld zijn, gekochte goederen of diensten, zelfgemaakte voorwerpen, persoonlijke diensten of iets dat de gever vroeger bezat. De context ten laatste kan ook het verschil maken: wordt het geschenk gegeven in het openbaar of in intieme kring? Bij welke gelegenheid wordt het gegeven?
34
Fases Het proces van het geven van een cadeau kent een drietal fases: de voorbereiding door de gever, de overdracht en de consumptie van het geschenk door de ontvanger (Sherry, 1983, in Robben, 1993). Het kiezen van het geschenk verloopt volgens de gewone koopstrategie van de consument: verschillende mogelijke geschenken worden tegen elkaar afgewogen. Bij de overdracht vindt een tweevoudige interpretatie plaats. Enerzijds vraagt de ontvanger zich af welke boodschap de gever wil meedelen. Anderzijds neemt de gever de reactie van de ontvanger waar. Wat je uiteindelijk met het geschenk doet (zet je het op de kast of berg je het weg) toont aan of je het apprecieert of niet.
Sociologische duiding Cheal (1987) situeert geschenken in een meer algemene maatschappelijke trend. Privésfeer en publieke sfeer zijn met name sterk van elkaar gescheiden in de hedendaagse samenleving. De privé-sfeer wordt gestuurd door waarden als liefde en genegenheid. De publieke sfeer daarentegen wordt beheerst door de geldlogica. Geschenken horen in principe tot de privé-sfeer. Iets geven is namelijk ook iets van zichzelf geven, terwijl iets ontvangen ook betekent iets van andermans identiteit ontvangen. Een paradox ontstaat wanneer geschenken uit de publieke sfeer worden gehaald. De meeste geschenken worden tegenwoordig gekocht. Gekochte goederen zijn vooral massaproducten, dus per definitie onpersoonlijk. Om in de privé-sfeer als geschenk te kunnen dienen, moeten ze op één of andere manier “verpersoonlijkt” worden. Dit kan bijvoorbeeld door het geschenk te verpakken. Soms lost dit echter het probleem niet op, daar veel verpakkingen massaproducten zijn geworden. Een ander maatschappelijk feit dat invloed heeft op het geven van geschenken is de massaconsumptie. Er vinden nu zo veel transacties plaats rond elk individu dat het geven van geschenken dreigt onopgemerkt te blijven naast alle andere transacties. Daarom moet de gever het geschenk proberen te valoriseren. Dat kan op twee manieren. Soms worden er meerdere geschenken aan eenzelfde persoon gegeven bij één geefgelegenheid. Soms zorgt de gever ervoor dat het geschenk bijzonder aantrekkelijk is. Het moet met andere woorden nuttig en zo persoonlijk mogelijk zijn. Cheal vermeldt nog dat vrouwen meestal impliciet worden beschouwd als verantwoordelijk voor het kiezen en geven van geschenken voor het gezin. Dit heeft volgens hem te maken met het feit dat vrouwen de belangrijke rol spelen van “relatieonderhoudsters” in de privé-sfeer.
35
Onderzoeksresultaten In dit hoofdstuk bespreken we de resultaten van ons onderzoek. In een eerste paragraaf belichten we een aantal algemene eigenschappen van geschenken zoals bijvoorbeeld de functie van een cadeau. Uit het onderzoek bleek dat we bijzondere aandacht moesten schenken aan de verpakking van een geschenk en de motieven die spelen bij het geven van een cadeau. Het belang van de motieven vonden we ook terug in de onderzoeksresultaten van Aafke Komter. Volgens haar telt niet zozeer wat gegeven wordt, maar wel de intentie van de gever die erachter zit. De meest waardevolle geschenken zijn zelfgemaakte cadeaus waarin veel tijd en vooral denkwerk gekropen zijn. De waarde van een gift wordt veeleer bepaald door de liefde, tijd, opoffering en aandacht die erin zitten en niet door de prijs die ervoor wordt betaald (Komter, 1993: 313). Verpakking en redenen van geschenken worden dan ook in twee aparte paragrafen behandeld.
Een vierde paragraaf is volledig gewijd aan het geven van geschenken binnen specifieke relaties en de laatste paragraaf van dit hoofdstuk behandelt het hanteren van een budget bij de aankoop van een cadeau.
ALGEMENE EIGENSCHAPPEN VAN GESCHENKEN Een eerste bevinding slaat op het belang van de functie van het geschenk. De helft van de respondenten geeft aan dat geschenken wel degelijk “een nut” moeten hebben. Vooral vrouwen, bejaarden en laaggeschoolden vinden dat. De jongste respondenten daarentegen zijn het daar minder mee eens. Het is niet duidelijk wat “nut” precies inhoudt. Nut betekent voor het merendeel van de respondenten zeker niet per definitie dat het geschenk een opvoedkundige waarde moet hebben, of dat het leerzaam moet zijn. Nuttig zijn kan even goed betekenen dat het gegevene bruikbaar is, of gewoon praktisch. Hoe hoger de leeftijd en/of hoe lager de opleiding van de respondenten, hoe meer ze denken dat een geschenk toch educatief moet zijn, of dat het de ontvanger iets moet bijbrengen. Ook mannen hebben meer dan vrouwen de neiging om deze opvoedkundige eigenschap toe te kennen aan geschenken. Een tweede conclusie heeft betrekking op het persoonlijke karakter van geschenken. De meeste respondenten menen dat een geschenk iets over henzelf zegt. Dit aspect van geschenken wordt bijzonder benadrukt door hooggeschoolden. Het persoonlijke karakter
36 van geschenken houdt meer precies in dat wanneer een respondent een geschenk krijgt, hij verwacht daarin iets van zichzelf terug te vinden. Het omgekeerde geldt echter ook: als respondenten een geschenk geven, leggen ze daarin weer iets van henzelf in. De meeste respondenten, uitgezonderd mannen, bejaarden en laaggeschoolden, geven trouwens aan dat ze enkel geschenken kopen die ze zelf mooi vinden. Een geschenk is in zekere zin de spiegel van de persoon: dit heeft te maken met onthulling, ontkenning of bevestiging van identiteit. Een geschenk zegt iets over wie we zijn en wat we met de ander voorhebben. Met een geschenk kunnen we uitdrukken dat de ander de moeite waard is, het is een bevestiging van de persoon van de ontvanger met al zijn kwaliteiten, eigenaardigheden en tekortkomingen (Komter, 1993: 306-314, Komter, 1996). Voor twee derden van de respondenten moet een geschenk ook een verrassing zijn. Hoe lagergeschoold en jonger de respondent, hoe belangrijk dat verrassingseffect is. Zoals
verwacht,
krijgen
en
geven
de
meeste
mensen
graag
geschenken.
37
Tabel 3: Verband tussen eigenschappen van geschenken (=”Helemaal eens”+ ”Eens” of “Helemaal oneens”+ “Oneens” waar aangeduid) en respectievelijk geslacht, leeftijd en opleiding. (In kolompercentages per item) Totaal
chi2
N=88 FACTOR BELANG VAN DE FUNCTIE VAN HET GESCHENK -Een geschenk moet nuttig zijn -Voor kinderen moet een geschenk een opvoedkundige waarde hebben -Een geschenk moet de ontvanger iets bijbrengen/leerzaam zijn FACTOR PERSOONLIJK KARAKTER VAN GESCHENKEN -Ik wil iets van mezelf in een geschenk leggen -Ik koop enkel geschenken die ik zelf mooi vind -In het geschenk dat ik krijg, moet ik iets van mezelf terugvinden ANDERE -Een geschenk moet een verrassing zijn -Een gepast geschenk vinden kost veel tijd -Een geschenk is iets grappigs -Ik wil de geschenken die ik krijg zelf kiezen, daarom geef ik een geschenklijstje
Vrouw chi2
10-29
30-39
40-59
60+
N=307
N=423
N=165
N=176
N=264
N=126
Man
chi2 LO
LSEC
HSEC HOBU UNIV
N=50
N=94
N=201 N=227
N=90
50.1 36.7
** *
57.1 42.1
45.2 32.9
* ***
45.4 27.8
47.1 33.9
49.1 35.5
63.1 55.5
*
63.4 51.1
51.1 42.4
54.6 34.2
45.8 39.3
41.1 36.7
12.3
***
17.4
8.6
***
6.1
9.8
11.5
25.8
**
21.7
21.7
9.2
8.9
16.7
50.0
*
45.2
53.6
*
55.2
49.4
53.6
35.6
***
42.2
40.7
38.6
58.0
65.6
48.7
***
40.5
54.4
***
50.3
56.3
49.8
33.1
***
47.8
42.6
42.6
53.6
58.9
35.1
40.9
*
47.2
39.9
34.6
32.5
***
26.1
27.5
29.7
46.4
57.3
73.6 63.2
63.2 63.8
62.0 62.5
67.5 59.2
***
80.9 60.9
70.7 56.5
73.1 60.9
55.1 63.1
56.7 72.2
33.7 11.0
18.5 10.3
19.8 15.0
23.7 14.5
* *
27.3 4.4
17.6 11.1
29.4 14.3
16.2 16.5
22.2 4.4
38.4
65.8 62.4
*
65.3 59.9
66.1 64.1
23.3 12.9
* **
25.3 14.5
22.0 11.8
*** **
38 Ten vierde willen we dieper ingaan op het relationeel aspect van het schenken. Geschenken hebben een symbolische waarde: ze drukken vriendschap of liefde uit. Geschenken zijn juist plezierig omdat ze door iemand anders gegeven worden, of omdat ze voor iemand anders bedoeld zijn. De notie “eer” is hier van belang. Een gift kan beschouwd worden als een eerbetoon aan de ander, als een uiting van respect en waardering. (Komter, 1996) De waarde of de kostbaarheid van het geschenk ligt dus veeleer in het geefproces dan in de materiële eigenschappen van het geschenk zelf. Die trend is duidelijk zichtbaar bij bejaarden. Omgekeerd scoren dertigers het laagst op de vier items van deze factor. Voor hen is het relationele aspect van het schenken blijkbaar minder belangrijk dan voor de andere leeftijdscategorieën. Ook houders van een universitair diploma zijn minder gericht op de symbolische waarde van geschenken dan de lagergeschoolde respondenten. Het geven van geschenken heeft ook zijn negatieve kanten. Die worden vooral benadrukt door mannen, maar ook door de jongste en de oudste respondenten. Meer in het bijzonder verwijzen mannen naar het feit dat ze hun geschenken met moeilijkheden uitkiezen, en dat ze niet graag geschenken geven wanneer het een verplichting is, zoals met Kerstmis. Voor de meeste respondenten is het gemakkelijker gezegd dan gedaan om een geschenk te geven. De meerderheid gaat ook akkoord met de stelling dat veel geefgelegenheden niets meer zijn dan commerciële bedoeningen. Cadeaus schenken geeft een goed gevoel. Vrouwen zijn het daar bijzonder mee eens. Anderzijds denken de meeste respondenten, vooral bejaarden, dat ze meestal goede geschenken geven. Vrouwen en jongeren kunnen soms niet wachten met het geven van hun geschenken. Omtrent de vraag of respondenten liever geven of krijgen, blijkt dat geven plezieriger is. Terwijl het verschil niet uitgesproken is bij mannen, geven vrouwen naar hun eigen zeggen veel liever dan dat ze krijgen.
39
Tabel 4: Verband tussen eigenschappen van geschenken (=”Helemaal eens”+ ”Eens” of “Helemaal oneens”+ “Oneens” waar aangeduid) en respectievelijk geslacht, leeftijd en opleiding. (In kolompercentages per item) Totaal chi2 N=86 FACTOR BELANG VAN HET RELATIONEEL ASPECT -Ik zie graag de uitdrukkingen op het gezicht van mensen die een geschenk openmaken -Ik ben altijd dankbaar voor het geschenk dat ik krijg, wat het ook is -Voor mij zijn geschenken een manier om je vriendschap of liefde mee te delen -Voor mij heeft het geschenk dat ik krijg altijd een bijzondere waarde, omdat ik het van iemand anders heb gekregen FACTOR HOUDEN VAN GESCHENKEN -Ik probeer altijd iets te geven waarvan ik denk dat de ontvanger het leuk vindt -“Ik hou echt niet van geschenken geven”: niet eens -“Het geven of krijgen van geschenken interesseert mij niet”: niet eens -“Ik hou niet van verrassende geschenken”: niet eens FACTOR NEGATIEVE KANTEN
Man N=307
Vrouw N=423
chi2
10-29 N=165
30-39 N=176
40-59 N=264
60+ N=126
85.9
84.0
86.3
84.0
85.3
***
79.8
89.2
80.1
**
84.5
77.0
***
74.2
71.4
83.5
92.7
77.5
76.8
**
78.5
69.5
75.0
***
73.0
58.1
97.6
77.8
70.2
*
64.8
74.0
97.5
*
95.7
98.8
82.9
***
75.0
88.7
81.7
***
75.0
86.5
78.0
**
72.1
82.2
*
***
chi2 LO LSE HSEC N=5 C N=201 0 N=94
HOBU N=227
UNIV N=90
87.5
82.2
86.4
88.0
73.3
89.4
89.3
83.9
78.2
64.4
90.0
78.7
76.9
79.7
73.2
76.7
72.3
79.2
72.3
76.9
71.7
65.2
62.2
97.7
97.7
96.6
95.7
98.9
98.5
97.3
96.7
90.2
81.7
82.0
76.9
77.1
79.1
84.3
84.0
77.8
82.8
81.6
81.2
81.7
83.0
83.5
80.7
82.7
80.9
89.6
83.3
73.2
65.0
74.5
78.0
79.8
78.2
67.4
***
*
40
VAN HET SCHENKEN -Veel geefgelegenheden zijn niets meer dan commerciële bedoeningen -Geschenken geven is gemakkelijker gezegd dan gedaan -Ik heb moeilijkheden met het uitkiezen van geschenken -Ik hou niet van geschenken geven wanneer het een verplichting is, zoals met Kerstmis ANDERE -Het geven van geschenken geeft me een goed gevoel -Ik denk dat ik meestal goede geschenken geef -Geschenken geven is plezieriger dan geschenken krijgen -Ik kan nooit wachten met het geven van mijn geschenk -Geschenken krijgen is plezieriger dan geschenken geven -Als ik een geschenk krijg, ga ik onmiddellijk op zoek naar de boodschap die er achter zit
59.1
62.3
56.7
55.2
55.8
54.6
60.1
59.8
55.6
64.7
61.7
58.2
59.1
58.2
59.6
**
56.4
45.4
57.8
62.2
68.1
59.3
56.4
50.9
51.1
***
54.0
38.3
40.4
57.5
53.2
50.6
43.2
40.4
50.0
25.5
27.5
21.2
18.2
27.0
87.2
88.0
87.4
89.8
84.4
45.8
***
54.8
39.2
22.6
***
27.9
18.8
25.9
19.5
21.1
25.8
88.6
***
82.6
93.0
89.0
86.9
87.4
93.4
72.9
*
68.1
76.4
***
71.2
70.1
72.8
79.8
85.1
70.3
75.8
68.4
70.8
36.3
41.9
*
32.3
37.9
39.5
51.7
34.0
48.4
37.9
39.6
38.6
39.5
***
26.0
**
20.3
30.2
***
46.6
23.4
18.9
17.0
22.2
26.4
24.2
22.7
24.4
16.8
***
22.4
12.5
*
19.6
12.6
14.9
23.1
29.8
20.7
17.2
12.9
14.4
12.0
*
14.3
10.4
15.3
9.2
10.0
15.8
19.2
13.2
11.1
9.8
13.5
41
VERPAKKING Zoals hoger vermeld kan de verpakking een bijzondere functie hebben. De verpakking kan namelijk dienen om een onpersoonlijk object, gekocht op de markt, te personaliseren. Het verrassingseffect dat veel respondenten zo belangrijk vinden en het persoonlijk aspect van een cadeau liggen soms dicht bij elkaar. Een alledaags, banaal “ding” kan van onschatbare waarde worden als het gegeven wordt door die éne persoon, voor die bijzondere gelegenheid. Ook al is er geen verrassingseffect, het uitpakken blijft symbolisch belang. De resultaten van ons onderzoek bevestigen dat volgens de meerderheid van de respondenten een geschenk onlosmakelijk verbonden is met een verpakking. Ook al zijn er duidelijke verwachtingen over de inhoud van een cadeau, dan nog zorgt een verpakking voor het noodzakelijke “verrassingseffect”. Toch gaat 41.4% van de respondenten akkoord met de stelling dat de verpakking niet belangrijk is, maar dat enkel de inhoud telt. Vrouwen, zestigplussers en de laagst geschoolden wijzen vaker op het belang van de verpakking . Houders van een universitair diploma en mannen hechten daar minder belang aan.
42
Tabel 5: Verband tussen belang van de verpakking bij een geschenk (=”Helemaal eens”+ ”Eens” in kolompercentages per item) en respectievelijk geslacht, leeftijd en opleiding. Totaal
chi2
N=299 -Zonder verpakking, zou het verrassingseffect verloren gaan -Ook al weet je wat het geschenk is, dan nog moet het verpakt zijn - Een geschenk zonder verpakking is geen echt geschenk - De verpakking toont aan dat de gever moeite heeft gedaan voor het geschenk - De verpakking is niet belangrijk, enkel de inhoud telt.
70.1
*
Man
Vrouw chi2
N=30 N=423 7 64.9 73.8
30-39
40-59
60+
N=165
N=176
N=264
N=126
71.2
66.5
71.0
54.6
48.3
52.8
HSEC
HOBU
N=50
N=94
N=201
N=227
71.9
79.2
73.9
73.2
69.5
61.1
59.9
68.0
76.6
59.8
57.3
59.4
47.8
50.6
55.7
56.7
66.0
52.2
54.0
56.6
47.8
72.9
52.2
52.3
47.4
42.2
48.9
52.1
42.4
36.3
33.3
52.8
60.7
54.0
52.5
55.1
50.9
48.3
52.9
***
48.5
40.9
53.2
63.6
47.4
37.1
**
36.2
36.9
39.7
58.2
*
chi2 LO
LSEC
57.3
41.4
*
10-29
*
UNIV N=90
43
REDENEN VAN HET SCHENKEN Op de vraag waarom geschenken worden gegeven, zijn vier antwoorden gegeven. De meeste respondenten menen dat ze niet onder druk van de norm schenken: ze geven niet omdat zij zich daartoe verplicht voelen, ook niet omdat dat wordt verwacht of omdat men dat gewoon is. Deze weigering van de norm als reden om geschenken te geven is sterker bij de mannen, en zwakker bij de leeftijdscategorie van de dertigers en bij de categorie van de universitair geschoolden. Nog geen derde van de houders van een universitair diploma verwerpt de uitspraak dat ze geschenken geven omdat dat wordt verwacht, terwijl bijna twee derden van de middelgeschoolden die reden afwijzen. Deze correlatie tussen de factor geven omwille van de norm en opleiding kan op twee manieren geïnterpreteerd worden. Ofwel is de sociale en culturele druk om te schenken sterker bij de hooggeschoolden dan bij de laaggeschoolden. Ofwel hebben hooggeschoolden een groter besef van die druk dan laaggeschoolden. De tweede interpretatie lijkt ons meer plausibel. Het schenken wordt soms ook opgevat als middel om de attitude van de ontvanger tegenover de schenker te beïnvloeden. Deze reden om geschenken te geven wordt echter sterk afgewezen: men geeft geen geschenken om iets terug te krijgen, noch om iemand gunstig te stemmen, noch om relaties op te starten of te onderhouden. Soms wordt wel een cadeau gegeven om iets goed te maken, vooral door jongeren. De meest onaanvaardbare reden om te schenken is blijkbaar “om iets terug te krijgen”. Die reden correleert op een significante manier met opleiding: hoe hoger de opleiding, hoe sterker die reden afgewezen wordt. Weer kan de vraag gesteld worden of dit verband houdt met een kleinere focus op wederkerigheid bij hooggeschoolden, of met een groter besef van die verwachting bij laaggeschoolden.
44
Tabel 6: Verband tussen aangegeven redenen waarom cadeaus worden geschonken (=”Helemaal eens”+ ”Eens” of “Helemaal oneens”+ “Oneens” waar aangeduid) en respectievelijk geslacht, leeftijd en opleiding. (In kolompercentages per item) Totaal
chi2
N=276 FACTOR GEVEN OMWILLE VAN DE NORM -“omdat men zich ertoe verplicht voelt”: niet eens -“omdat dat wordt verwacht”: niet eens -“omdat men dat gewoon is”: niet eens FACTOR GEVEN MET EEN BEPAALD DOEL OP HET OOG -“om iets terug te krijgen”: niet eens -“om iemand gunstig te stemmen”: niet eens -“om relaties op te starten”: niet eens -“om relaties te onderhouden”: niet eens -om iets goed te maken FACTOR GEVEN ALS EEN RELATIONELE BOODSCHAP -om iemand te bedanken -om waardering te tonen -om vriendschap en liefde te tonen ANDERE -om anderen een plezier te doen -omdat het op zichzelf plezierig is
Man
Vrouw chi2
N=307 N=423
10-29
30-39
40-59
60+
N=165
N=176
N=264
N=126
chi2 LO
LSEC
HSEC
HOBU
UNIV
N=50
N=94
N=201
N=227
N=90
50.0
51.7
48.7
46.0
45.9
53.1
54.8
*
65.2
48.3
56.1
45.5
43.8
45.8 40.7
46.1 44.1
45.5 38.2
44.2 39.3
43.6 36.6
45.7 44.4
51.7 40.9
***
47.8 48.9
44.9 37.1
59.2 44.7
41.3 39.5
32.6 33.0
85.0 65.8
87.7 69.3
84.1 61.4
90.7 66.9
84.9 72.0
87.8 68.8
Ex?
*
80.4 66.7
88.8 65.2
88.8 70.4
85.6 67.0
91.0 70.8
48.5 37.1 37.5
67.1 45.2 40.1
** ***
58.9 38.7 51.5
66.1 47.4 38.4
53.9 38.0 37.2
62.7 47.0 26.1
58.7 51.1 38.3
66.3 43.3 38.2
57.4 44.4 37.2
61.3 38.3 39.6
64.0 40.5 32.6
91.7 80.2 80.1
89.5 81.0 81.5
93.3 79.7 79.1
89.5 76.6 69.8
93.4 80.2 83.1
91.5 83.0 87.4
***
**
91.4 82.2 81.0
**
95.7 65.9 72.0
91.2 80.7 74.7
92.4 78.6 78.7
89.6 81.9 80.2
93.3 88.8 92.1
73.6 67.2
69.8 58.2
76.3 73.8
84.1 72.4
63.7 64.0
73.9 65.9
73.0 67.8
*** *
59.6 58.7
69.2 68.5
65.1 68.7
78.7 69.1
82.0 55.1
86.6 67.8 59.4 41.9 39.0
* ***
***
***
45 Respondenten zeggen eigenlijk dat mensen geschenken geven om een positieve relationele boodschap mee te delen. Met een geschenk drukt men dankbaarheid, waardering, vriendschap of liefde uit. Dertigers zijn daar minder overtuigd van. Zoals ze meer aandacht besteden aan de norm, wijzen ze ook minder sterk op “sociaal aanvaardbare redenen” dan de andere leeftijdscategorieën. Houders van een universitair diploma daarentegen achten eerder meer belang aan deze set van redenen dan de andere opleidingscategorieën. Ook bejaarden zeggen meer dan andere leeftijdscategorieën dat ze geschenken geven om een of ander gevoelen uit te drukken. Geschenken worden ook gegeven om anderen een plezier te doen, vooral bij de jongsten en de hoogst geschoolden, of gewoon omdat het op zichzelf plezierig is. Die laatste reden wordt meer door vrouwen dan door mannen ingeroepen.
46
GESCHENKEN BINNEN SPECIFIEKE RELATIES Tot nu toe werd “het geschenk” in het algemeen besproken. Geschenken zijn echter niet globaal samen te vatten. Er bestaan grote verschillen tussen geschenken die binnen specifieke relaties worden gegeven. Daar gaan we hier verder op in. De eerste specifieke soort geschenken die wordt behandeld, betreft geschenken in een aparte “relatie”, namelijk de relatie tot zichzelf, de zogenaamde “self-gift”. Verder komen aan bod: geschenken aan de partner, een kind, een kleinkind, huwelijksgeschenken aan een kleinkind, een nabij familielid en een vriend. Bij het bespreken van deze laatste relaties wordt tegelijk ook stilgestaan bij het budget dat bij het kopen van geschenken binnen deze relatie gehanteerd wordt, terwijl bij de self-gift eerder gefocust wordt op de aard van het cadeau.
Self-gift Een self-gift wordt door Mick & DeMoss (1990: 328) als volgt gedefinieerd: “a personally symbolic self-communication through special indulgences that tend to be premeditated and highly context bound”. Zoals je een geschenk aan iemand geeft om je gevoelens en gedachten mee te delen, houdt het geven van geschenken aan jezelf en communicatiedimensie in. Bijvoorbeeld, je geeft jezelf een geschenk als je geslaagd bent voor een examen. Hiermee deel je jezelf mee dat je trots bent op jezelf. Meestal zijn dat dingen die ietwat duurder en speciaal zijn, anders dan de andere dingen die je voor jezelf koopt, zoals juwelen en parfum. De context is de tweede belangrijke dimensie van self-gift. Men geeft zichzelf een geschenk bij een bepaalde gelegenheid, zoals met Pasen, bij het afstuderen of als men zich verzoent met iemand. De socio-culturele omgeving is hierbij de belangrijkste factor. Mick en DeMoss (1990) sommen ook redenen van self-gift op. We geven onszelf een geschenk om iets te vieren (hoge examenresultaten), als we ons down voelen (slechte examenresultaten), als er een vakantie is (Kerstmis), wanneer we ons gestresseerd voelen (te veel werk), wanneer we extra geld hebben om te spenderen en wanneer we het item nodig hebben. Volgens hen kopen mannen geschenken voor zichzelf vooral omdat ze een beloning willen, en vrouwen omdat ze iets willen vieren. Er zijn ook mensen die niet veel voor zichzelf kopen maar geld sparen om dan iets groot en specialer te kopen. Ook wij hebben in ons onderzoek gepeild naar redenen van self-gift. Het blijkt dat iets meer dan de helft van de respondenten geschenken kopen voor zichzelf. De top vier van de aangegeven redenen ziet er als volgt uit: om een behoefte te vervullen, om zichzelf op te vrolijken, omdat de respondent in een koopbui is, of omdat hij meent dat hij het verdiend heeft.
47
Drie artikelen komen er uit als de toppers van self-gifts, namelijk audio-video-pc, parfum, juwelen, beauty en kleding. Tabel 5: redenen van self-gifts Verdiend N=78
Opvrolijken N=134
11,0%
19,0%
Behoefte vervullen N=135 19,1%
Iets vieren N=25 3,5%
Koopbui N=85 12,0%
Stoom afblazen N=26 3,7%
Geld over N=28 4,0%
Andere N=70 9,9%
Als geschenk voor zichzelf kopen mannen meer audio-video-pc dan vrouwen. Mannen spenderen ook meer aan hobby dan vrouwen, misschien omdat er meer mannen zijn die een hobby hebben dan vrouwen. Voor parfum, juwelen en beauty liggen de verhoudingen enigszins anders: vrouwen kopen dat meer dan mannen als geschenk voor zichzelf en ook voor kleding is dit zo. Mannen kopen dan weer meer boeken als self-gift dan vrouwen. Mannen en vrouwen hebben andere domeinen waar ze hun geld aan geven. Mannen schenken zichzelf, in het algemeen, minder extra’s dan vrouwen. Het percentage mannen dat een geschenk voor zichzelf koopt om zich op te vrolijken is hoger dan bij de vrouwen. Het blijkt dat er meer mannen zijn dan vrouwen die iets voor zichzelf kopen omdat ze in een koopbui zijn.
Vooral de categorie tieners en twintigers en de dertigers kopen iets voor zichzelf. De tieners en de twintigers geven hoofdzakelijk geld aan audio-video-pc. In de categorie hobby koopt de groep zestig plussers iets voor zichzelf. Bejaarden en gepensioneerden hebben dan ook meer de tijd om zich bezig te houden met hun hobby, vandaar dat ze er meer geld aan spenderen. Parfum, juwelen en beauty, en in mindere mate ook kleding, zijn bij alle leeftijden even belangrijk. Er bestaat een significante samenhang tussen levenssituatie en het al dan niet kopen van geschenken voor zichzelf. Mensen die samenleven met hun partner of met hun partner en kind(eren) kopen minder een geschenk voor zichzelf dan mensen die met een kind samenleven of die samenwonen met vrienden broer of zus. De mensen die nog thuis of alleen wonen, kopen het meest iets voor zichzelf: zij hebben ook het meest geld over om nog iets voor zichzelf te kopen. Het gezamenlijk netto-maandinkomen bepaalt niet of mensen geneigd zijn een geschenk voor zichzelf te kopen, het bepaalt echter wel welk geschenk men zich veroorlooft. Audio-video-pc wordt gekocht in de laagste inkomenscategorie, parfum, juwelen en beauty worden gekocht door mensen met hoge inkomens omdat dit luxeartikelen zijn. Boeken
48 worden het meest gekocht door respondenten uit de hoogste inkomenscategorie, wellicht omdat dit de categorie is die het meest leest: een hoog inkomen reflecteert heel vaak een hoge opleiding. Het verband tussen inkomen en soort self-gift is heel sterk significant. Meer dan de helft van de mensen met een diploma hoger secundair, hobu en universiteit kopen iets voor zichzelf. Zij zijn ook degenen die het meest verdienen dus ze hebben meer geld over om iets voor zichzelf te kopen dan anderen. De resultaten van deze correlatie lopen parallel met de hoger genoemde samenhang tussen inkomen en soort self-gift. Mensen met een laag of juist een heel hoog diploma schenken zichzelf vaak audio-videopc, terwijl diezelfde mensen met een laag diploma zichzelf geen dure parfum, juwelen of beautyproducten kopen. Kleding is een geschenk dat vooral door de laagste categorie gekocht wordt. Spontaan denken we aan twee verklaringen. Het kan enerzijds zijn dat de hoogste klasse kleding niet beschouwt als een extra, terwijl dit voor de laagste klasse wel is. Het kan ook zijn dat de laagste categorie meer maar goedkopere kledij koopt. Aan de kleding van de hoogste categorie zou een hoger prijskaartje hangen; ze zouden echter minder stukken kopen. Het blijkt dat mensen met minder dan twee kinderen meer iets voor zichzelf kopen dan mensen met meer dan twee kinderen. Daarentegen is er geen statistisch significant verband gevonden tussen aantal kleinkinderen en self-gift.
49
Tabel 6: verband tussen het al dan niet kopen van self-gifts tijdens de afgelopen vier maanden, het soort self-gift en respectievelijk geslacht, leeftijd en gezamenlijk maandelijks inkomen
Iets voor jezelf gekocht Audio video pc Hobby Parfum juwelen beauty Bloemen Kleding Boeken
Totaal N=19
Chi2
Man N=307
Vrouw N=423
Chi2
60+ N=126
40-59 N=264
30-39 N=176
10-29 N=165
53,7% (386) 20,3% (76) 5,6% (21) 14,2% (53)
***
42,1%
62,3%
***
30,9%
49,0%
61,7%
69,8%
*** *** ***
38,9% 13,5% 3,2%
10,9% 1,6% 19,8%
*** *** ***
17,1% 11,4% 11,4%
13,0% 6,5% 13,8%
13,3% 6,7% 16,2%
36,0% 1,8% 13,5%
5,3%(20) 29,9% (112) 5,1% (19)
*** ***
0,00% 11,9%
8,06% 39,1%
*** ***
2,9% 37,1%
8,1% 25,2%
6,7% 33,3%
***
12,7%
1,2%
***
5,7%
7,3%
4,8%
Chi2
04+9999 N=141 49,3%
500069999 N=129 51,2%
7000089999 N=123 59,7%
90000119999 N=182 56,9%
>120000 N=128
*** *** ***
30,8% 1,5% 13,9%
17,7% 8,1% 9,7%
12,9% 8,6% 17,1%
19,2% 4,0% 10,1%
24,6% 6,2% 18,5%
1,8% 29,7%
*** ***
1,5% 26,2%
6,5% 29,0%
7,1% 37,1%
9,1% 31,3%
1,5% 23,1%
2,7%
***
3,1%
3,2%
4,3%
4,0%
12,3%
51,6%
50
Geven aan je partner
Aan partners worden dure geschenken gegeven. Dit kan verklaard worden door het feit dat mensen geschenken geven om liefde en genegenheid te uiten, om gevoelens mee te delen. Per definitie is een partnerrelatie een relatie waarin intense en diepe gevoelens gemengd zijn. Bovendien is het geen vaststaande relatie, het is niet zo dat je iemands partner bent omdat het nu éénmaal zo is, wat wel het geval is bij een familiale band. Het geven van geschenken bij tijd en stond kan aldus bijdragen tot het bevestigen van de relatie en vooral dan van de achtergrondgevoelens. De helft van de tieners en de twintigers geven zelfs geschenken tussen duizend en tweeduizend frank. Wellicht omdat het per definitie nog jonge relaties zijn en dat het om mensen gaan die vaak nog thuis wonen en toch een (klein) inkomen hebben. Uit recent Nederlands onderzoekt bleek dat iets meer dan de helft van de scholieren een baantje heeft (Meeus en ’t Hart, 1993 in Komter en Schuyt, 1993: 282). Amerikaans onderzoek waarin specifieke geefpatronen binnen huwelijken werden bestudeerd, bevestigt dat jonge huwelijkspartners elkaar meer geschenken geven. Binnen huwelijken die al langer standhouden en binnen grotere gezinnen daarentegen worden door de partners het minst geschenken gegeven. Dit wordt op verschillende manieren uitgelegd. In jonge relaties zijn de partners niet alleen meer op de relatie zelf gefocust maar ook op elkaar. Wanneer er echter kinderen geboren worden, moeten de beide partners ook de rol van ouder opnemen, wat de aandacht ernstig afleidt (C. T. Brockmann, Y. Peterson, 1990: 31-35). Uit de vergelijking van de verschillende tabellen kunnen we in het algemeen afleiden dat heel jonge mensen best veel geld uitgeven voor de mensen die hen echt nauw aan het hart liggen (nabije familie, partner).
52
Tabel 7: Hoeveel besteed je gemiddeld aan een geschenk voor je partner? Volgens hoogst behaalde diploma, aantal thuiswonende kinderen, leeftijd, gemmiddeld gezinsinkomen per maand, het aantal kinderen (kolompercentages per item) Totaal N=515 11,7 7,0 20,0 37,1 21,2 3,1
0 1-500 501-1000 1001-2000 2001-5000 >5000
LO N=33 21,2 3,0 24,2 24,2 21,2 6,1
*** *** *** *** *** ***
LSEC N=65 13,3 10,8 21,5 43,1 10,8 1,5
HSEC N=146 9,6 6,2 19,9 34,9 26,0 3,4
HOBU N=153 14,4 5,9 17,7 42,5 17,0 2,6
Chi²
60+
40-59
30-39
10-29
Chi²
0-50 000
* * * * * *
N=74 23,0 10,8 16,2 23,0 20,3 6,8
N=192 11,5 5,7 18,8 36,0 24,0 4,2
N=136 8,8 6,6 24,3 39,0 19,1 2,2
N=113 7,1 7,1 19,5 46,0 19,5 0,0
* * * * * *
N=81 18,5 8,6 18,5 35,8 17,3 1,2
0 1-500 501-1000 1001-2000 2001-5000 >5000
Chi² 0 1-500 501-1000 1001-2000 2001-5000 >5000
Chi²
** ** ** ** ** **
0-2 N=240 12,5 5,4 15,8 40,8 23,3 2,1
1-2 N=125 11,2 10,4 25,6 30,4 26,8 5,6
UNIV N=74 8,1 8,1 21,6 33,8 23,0 5,4
Chi²
50 00070 000 N=78 11,5 6,4 26,9 39,7 15,4 0,0
** ** ** ** ** **
0 n=84 20,2 4,8 11,9 27,4 29,8 6,0 70 00090 000 N=100 9,0 5,0 15,0 47,0 19,0 5,0
1-2 N=212 9,0 6,6 19,3 43,4 19,8 1,9
>2 N=62 11,3 11,3 27,4 32,3 12,9 4,8
90 000120 000 N=139 10,1 5,8 23,7 34,5 23,0 2,9
>12 0000 N=97 12,4 7,2 17,5 28,9 27,8 6,2
53
Geven aan je kind Komter (Komter, 1994 en 1996) besprak in verband met het geven tussen ouders en kinderen twee patronen : het doorgeefpatroon en het teruggeefpatroon. Het doorgeefpatroon Het doorgeefpatroon betreft de overdracht van generatie op generatie. Als kind krijgen we meer dan dat we kunnen geven. Het geven van ouders kan geïnspireerd zijn door schuldbesef of verantwoordelijkheidsgevoel. Veel ouders willen dat hun kinderen het beter zullen krijgen dan zij ooit gehad hebben. Eenmaal zelfstandig volgt een min of meer neutrale periode waarin door de kinderen meer gegeven wordt aan vrienden en leeftijdsgenoten. In een derde fase zijn de kinderen zelf ouders geworden en geven op hun beurt veel aan hun kinderen. Er wordt dus niets "teruggegeven" maar er wordt doorgegeven van generatie op generatie (Komter, 1994, 22-25). Het teruggeefpatroon Het teruggeefpatroon patroon verduidelijkt het geven tussen twee generaties onderling: van jong naar oud en van oud naar jong. Is onze samenleving zo geëvolueerd dat van traditionele vanzelfsprekendheid in de verplichtingen tussen ouders en kinderen afgeweken kan en mag worden? Het lijkt er inderdaad op dat de verzorgingsstaat een groot deel van de zorg-geefactiviteit heeft overgenomen. Toch blijft het zo dat ouders het meest aan hun kinderen geven en dat deze geschenken het minst met gevoelens van verplichting gepaard gaan. Wij bestudeerden het geven van ouders aan hun kinderen los van deze patronen. Toch konden ook wij vaststellen dat aan kinderen erg dure geschenken worden gegeven. Het valt in deze tabel op hoe de bedragen die gespendeerd worden aan geschenken voor kinderen mooi gespreid liggen. De ouder-kindrelatie schijnt universeel weerspiegeld te worden in geschenken die ongeveer altijd evenveel kosten wat ook het opleidingsniveau, de leeftijd het inkomen of het aantal thuiswonende kinderen is.
54
Tabel 8: Verband tussen gemiddeld bedrag van een geschenk aan een eigen kind en respectievelijk hoogst behaalde diploma, aantal thuiswonende kinderen, leeftijd, gemmiddeld gezinsinkomen per maand (kolompercentages per item)
Totaal N=482 8,9 2,9 29,0 33,2 20,5 5,4
0 1-500 501-1000 1001-2000 2001-5000 >5000
0 1-500 501-1000 1001-2000 2001-5000 >5000
Chi² *** *** *** *** *** ***
LO N=42 7,1 7,1 35,7 33,3 14,3 2,4
LSEC N=72 11,1 1,4 36,1 25,0 20,8 5,7
HSEC N=141 6,4 5,0 24,8 34,8 23,4 5,7
HOBU N=152 4,6 1,3 27,0 40,1 21,1 5,9
Chi²
60+
40-59
30-39
10-29
Chi²
0-50 000 N=86
*** *** *** *** *** ***
N=101 6,9 6,9 26,7 23,8 20,8 14,9
N=216 4,2 1,9 28,2 32,9 27,8 5,1
N=121 6,6 2,5 36,4 43,0 11,6 0,0
N=44 43,2 0,0 18,2 29,6 9,1 0,0
*** *** *** *** *** ***
22,1 5,8 33,7 26,7 10,5 1,2
UNIV N=51 11,8 0,0 35,3 25,5 21,6 5,9
Chi² *** *** *** *** *** ***
50 00070 000 N=86 4,7 3,5 31,4 25,6 24,4 10,5
0 N=113 4,4 5,3 26,6 25,7 23,0 15,0
70 00090 000 N=85 4,0 1,6 33,1 37,9 22,6 0,8
1-2 N=255 2,4 2,0 31,0 39,6 22,0 3,1
>2 N=70 1,4 4,3 34,3 37,1 21,4 1,4
90 000120 000 N124 4,0 1,6 33,1 37,9 22,6 0,8
>120 000 N=86 8,1 1,2 19,8 36,1 21,0 14,0
55
Geven aan een kleinkind Mannen geven meer uit aan een geschenk voor een kleinkind dan vrouwen. Mannen scoren over alle budgetcategorieën hoger. Dit is een algemene trend : mannen geven minder vaak geschenken maar de geschenken die ze geven zijn duurder (Komter, 1997: 755). Verder blijkt ook het aantal thuiswonende kinderen van invloed te zijn op het bedrag dat gemiddeld uitgegeven wordt aan een cadeau voor een kleinkind. De respondenten die geen thuiswonende kinderen meer hebben geven beduidend meer uit aan de cadeautjes voor hun kleinkinderen dan de grootouders bij wie nog niet alle kinderen het huis uit zijn. In het gezinsbudget is er dan ook meer ruimte voor extra’s als alle kinderen het huis uit zijn. Sowieso zijn mensen iets ouder wanneer alle kinderen het huis verlaten hebben. Meestal beschikken ze dan ook over meer financiële middelen, daar ze hun kinderen niet meer moeten onderhouden. Tabel 9: Verband tussen gemiddeld bedrag van een geschenk voor een kleinkind en respectievelijk geslacht, aantal thuiswonende kinderen (kolompercentages per item)
0 1-500 501-1000 1001-2000 2001-5000 >5000
Totaal N=212 38,2 9,0 21,7 18,4 10,8 1,9
Chi² * * * * * *
Man N=104 30,8 11,5 25,0 22,1 8,7 1,9
Vrouw N=108 45,4 6,5 18,5 14,8 13,0 1,9
Chi² *** *** *** *** *** ***
0 N=92 6,5 14,1 32,6 28,1 15,2 3,3
1-2 N=70 51,4 5,7 14,3 15,7 11,4 1,4
De bedragen die uitgegeven worden voor huwelijksgeschenken aan kinderen en kleinkinderen lopen exorbitant hoog op (tot meer dan een miljoen). Veel ouders en grootouders dragen bij in de kosten van het trouwfeest, of deze kosten zelfs volledig op zich nemen (al dan niet samen met de (groot)ouders van de andere huwelijkspartner) en dit dan beschouwen als het huwelijkscadeau.
56 Tabel 10: Verband tussen het gemiddeld bedrag voor een huwelijkscadeau voor een kleinkind en respectievelijk het aantal kinderen en het geslacht ( kolompercentages per item)
0 1-5000 5001-20000 >20000
Totaal N=126 70,6 11,9 13,5 4,0
Chi² *** *** *** ***
0-2 N=58 79,3 3,4 12,0 5,1
>2 N=35 42,8 25,7 25,7 5,7
Chi² *** *** *** ***
Man N=61 62,3 14,7 19,6 3,8
Vrouw N=65 78,4 9,2 7,6 4,6
Geven aan een nabij familielid Aan nabije familieleden worden duurdere geschenken gegeven dan aan vrienden. Dit duidt op de grotere afstand in een vriendschapsrelatie dan in een familiale relatie. Het valt daarbij vooral op dat universitair geschoolden en mensen met een HOBU-diploma hoge bedragen uitgeven aan geschenken voor nabije familieleden. Wanneer we de resultaten van de kruistabel met het aantal thuiswonende kinderen bekijken, merken we dat op dat ouders met veel thuiswonende kinderen dure geschenken kopen voor hun nabije familieleden. Misschien zijn deze nabije familieleden juist de kinderen die nog thuis wonen. Juist met deze kinderen heeft men een zeer intense relatie die veruitwendigd en geëxpliciteerd wordt in dure cadeaus. Zoals bij de andere categorieën vindt men ook hier bij de zestigplussers een zeer hoog percentage in de categorie die niets geeft. Verder valt op dat de tieners en twintigers hier betrekkelijk hoog scoren, ook in de klasse van de dure geschenken. Dit zijn alweer de kinderen die nog thuis wonen en toch reeds over één of andere vorm van inkomen beschikken en het zich aldus kunnen permitteren om hun ouders en broers en/of zussen te vergasten op redelijk dure verrassingen.
57
Tabel 11: Verband tussen het gemiddeld bedrag van een geschenk voor een nabij familielid en respectievelijk hoogst behaalde diploma, aantal thuiswonende kinderen, leeftijd (kolompercentages per item) Totaal N=578 11,1 30,4 39,3 15,6 3,6
0 1-500 501-1000 1001-2000 2001-5000 Chi²
0 1-500 501-1000 1001-2000 2001-5000
*** *** *** *** *** ***
Chi² *** *** *** *** ***
LO N=32 37,5 28,1 18,8 12,6 3,1
LSEC N=65 24,6 32,3 33,9 7,7 1,5
60+
40-59
30-39
10-29
N=71 46,5 21,1 21,1 9,9 1,4
N=197 8,1 34,0 39,1 15,2 3,6
N=160 3,1 25,6 48,8 16 ,9 5,6
N=150 6,7 35,3 38,0 17,3 2,7
HSEC N=152 10,5 29,0 38,2 17,1 5,3
HOBU N=192 6,3 28,7 44,8 15,6 4,7
UNIV N=78 2,6 33,3 41,0 21,8 1,3
Chi² *** *** *** *** ***
0 N=80 35,0 22,5 26,3 13,8 2,5
1-2 N=231 7,8 29,4 42,0 17,8 3,0
>2 N=63 9,5 39,7 41,3 7,9 1,6
58
Geven aan een vriend Aan een vriend worden er minder of goedkopere geschenken gegeven dan aan een familielid. Dit duidt op de grotere afstand in een relatie tussen vrienden dan in een relatie tussen familieleden. Ook hier valt het op dat laaggeschoolden minder besteden aan hun geschenken voor vrienden. Hoger opgeleiden geven het meest. De achtergrondvariabele gemiddeld maandelijks gezinsinkomen weerspiegelt gedeeltelijk de achtergrondvariabele hoogst behaalde diploma. De hoogste percentages worden nog steeds over een lijn teruggevonden bij de goedkoopste geschenken. De hoge inkomenscategorieën geven meer dan de lage inkomenscategorieën. Als men over meer geld beschikt kan men immers meer geld uitgeven aan geschenken. Bij de achtergrondvariabele leeftijd valt direct op dat de categorieën die het meest geven tussen dertig en zestig jaar oud zijn en dat de minst gulle gevers jonger dan dertig of ouder dan zestig zijn. Het is opvallend dat de helft van de zestigplussers niets geeft. Veel oudere mensen hebben immers niet meer zo veel vrienden, of ze houden er misschien ietwat afstandelijke vriendschapsrelaties op na binnen dewelke het niet tot de geplogenheden behoort om veel geschenken te geven. Bij de respondenten jonger dan dertig valt slechts 9,0% in deze nulcategorie. Velen onder hen zitten immers nog op school of maken deel uit van een sterk sociaal netwerk waarbinnen soms intense vriendschapsrelaties worden onderhouden. Jonge vrienden geven zeer veel kleine geschenken. Tussen dertig en zestig jaar geven mensen geschenken aan hun vrienden meestal geschenken van minder dan duizend frank. Deze groep mensen maakt het gros van de beroepsactieve bevolking uit en beschikt over een zekerder en ruimer inkomen dan het zakgeld, studentenloon of pensioen van de jongeren en oudere respondenten. Hierbij moet ook weer opgemerkt worden dat jongeren dikwijls meer geven aan vrienden door hun vaak hoge activiteit binnen een sociaal netwerk (Komter, 1996: 309). Verder merkt Komter ook op dat giften aan vrienden dikwijls met genegenheid gepaard gaan en slechts zelden met verplichting. Een vriendschapsrelatie is ook vrijblijvender dan een familiale band (Komter, 1996: 108).
59
Tabel 12: Hoeveel besteed je gemiddeld aan een geschenk voor een vriend? Volgens hoogst behaalde diploma, gemiddeld gezinsinkomen, leeftijd (kolompercentages per item) Totaal N=508 24,0 50,2 20,3 4,1 1,2 0,2
0 1-500 501-1000 1001-2000 2001-5000 >5000
0 1-500 501-1000 1001-2000 2001-5000 >5000
Chi²
LO
LSEC
HSEC
HOBU
UNIV
*** *** *** *** *** ***
N=26 46,2 38,5 15,4 0,0 0,0 0,0
N=57 35,1 50,9 8,8 3,5 1,8 0,0
N=132 31,1 44,7 16,6 5,3 2,7 0,0
N=172 19,2 50,6 26,2 2,9 0,6 0,6
N=63 20,6 50,8 20,6 6,4 1,6 0,0
Chi²
60+
40-59
30-39
10-29
*** *** *** *** *** ***
N=63 52,4 33,3 9,5 4,8 0,0 0,0
N=169 27,2 46,8 18,9 4,7 1,8 0,6
N=132 22,7 48,5 25,0 3,0 0,8 0,0
N=144 9,0 63,2 22,2 4,2 1,4 0,0
Chi² 0-50 000
*** *** *** *** *** ***
N=95 17,9 61,1 14,7 4,2 1,6 0,0
50 00070 000 N=85 30,6 37,7 24,7 4,7 1,2 1,2
70 00090 000 N=86 24,4 57,0 15,1 1,2 2,3 0,0
90 000120 000 N=142 25,4 50,0 21,1 2,8 0,7 0,0
>120 000 N=85 22,4 44,7 13,5 8,2 1,2 0,0
60
Het hanteren van een budget bij het kopen van geschenken Nu volgt een analyse van het hanteren van een budget bij het kopen van geschenken. Er wordt zowel ingegaan op de hoogte van de prijzen van geschenken als op de mate van hanteren van een budget bij het kopen van die geschenken. Het belang van achtergrondvariabelen zoals geslacht, leeftijd en levenssituatie wordt hierbij ook besproken.
Bedragen van geschenken In het algemeen kan gesteld worden dat de geschenken die mannen geven duurder zijn dan geschenken gegeven door vrouwen. Over de hele lijn zijn de percentages hoger bij mannen dan bij vrouwen. Dit strookt met wat uit een eerste literatuuronderzoek bleek: vrouwen geven vaker geschenkjes die minder kosten en mannen geven minder vaak een cadeau, maar, als ze geven, gooien ze er in één keer meer geld tegenaan. Het is dan ook zo dat het doen van boodschappen en aankopen binnen een gezin traditioneel meer tot het vrouwelijke activiteitendomein behoort (Cheal, 1987: 153). Iemand die vaker op pad is om te kopen, koopt wellicht ook vaker een presentje, al was maar als de gelegenheid zich voordoet, of bij toeval. Het is ook logisch dat iemand die vaker koopt, minder kan besteden per keer. Mannen die dus traditioneel minder op kooptocht zijn, moeten speciaal op pad voor het kopen van een welbepaald geschenk en besteden dan ook meer per keer. Verder is het ook een algemene vaststelling dat laaggeschoolden minder geven. De hoogste percentages bevinden zich in de categorie van de laaggeschoolden ook rond de vijfhonderd à duizend frank. In de tabellen waar de percentages bij de laaggeschoolden dan toch ietwat gespreid zijn, stellen we vast dat de percentages toch beduidend lager liggen dan bij de hoger geschoolden. Veel heeft hier wellicht te maken met het feit dat laaggeschoolden een laaggekwalificeerde (en dus slechtbetaalde) job hebben of van een vervangingsinkomen leven. Komter relativeert wel het belang van financiële vermogens. Ze stelt dat hoge activiteit binnen een sociaal netwerk minstens even bepalend is voor de intensiteit van geschenken geven (Komter, 1996: 309). Het idee van de peergroup maakt dan weer dat lager geschoolden vaker met lager geschoolden omgaan, zo wordt er dus minder gegeven (en verwacht?) onder laaggeschoolden. Diploma is in zekere zin ook een beetje “erfelijk bepaald” dus ook binnen familiale relaties wordt dit bestedings- en geefpatroon weerspiegeld.
61
Mate van hanteren van een budget Het blijkt dat de meeste respondenten een budget hanteren bij het kopen van geschenken, maar dat ze daar soepel mee omspringen: voor meer dan de helft van de respondenten mag een geschenk gerust iets meer kosten dan ze het gepland hebben. Vrouwen, tieners, twintigers, dertigers, laag- en hooggeschoolden hanteren vaker een budget dan mannen, veertigers, vijftigers, zestigplussers en middelgeschoolden. Ook heel hoge en heel lage inkomenscategorieën blijken vaker een budget te hanteren dan de middencategorieën. Dit verband is nochtans niet statistisch significant, dit betekent dat er een redelijke kans bestaat dat het verschil tussen de net genoemde categorieën te wijten is aan het toeval. Dat de respondenten meestal een bedrag in hun hoofd hebben als ze een geschenk zoeken voor iemand, wordt toch genuanceerd met het volgende cijfer. Er werd aan de respondenten gevraagd om een bedrag aan te geven voor een aantal gelegenheden. Hoeveel zouden ze bijvoorbeeld uitgeven voor het kerstgeschenk van hun partner, voor het huwelijksgeschenk van vrienden, voor het verjaardagsgeschenk van hun kinderen, enz. Weinig van de respondenten waren in staat om in (bijna) alle situaties een bedrag aan te geven. Slechts 13.3% kon bedragen noemen voor tenminste de helft van de gevallen. Eenderde van de respondenten kon niet eens vijf bedragen aangeven. Als het er dus op aankomt bedragen te plakken op geschenken, blijken de respondenten toch niet zo vaak met budgettering te werken. Het kan natuurlijk dat de vraag een te intensieve inspanning vroeg en dat de respondenten al dan niet onbewust liever geen budget aangaven dan zich drieëntwintig keren te concentreren.
63
Tabel 13: Verband tussen mate van hanteren van budgetten (=”Helemaal eens”+ ”Eens” of “Helemaal oneens”+ “Oneens” waar aangeduid) en respectievelijk geslacht, leeftijd, opleiding en inkomen. (In kolompercentages per item)
-“Ik hanteer absoluut geen budget bij het kopen van geschenken”: niet eens -“Voor mij is het van geen belang hoeveel een geschenk kost”: niet eens - Een geschenk mag gerust iets meer kosten dan ik had gepland - Voor het kopen van geschenken heb ik een vooraf bepaald budget, waar ik niet van afwijk - Als ik in de winkel het ideale geschenk voor iemand zie, dan koop ik het. Ook als is het veel te duur
chi2 Man Vrouw chi2
10-29
30-39
40-59
60+
chi2 LO LSEC
*** 62.5
76.1
**
69.9
77.8
68.1
64.1
**
60.3
67.1
*
65.6
64.2
64.9
60.2
65.8
60.1
70.6
57.4
60.9
62.7
25.9
27.0
25.0
25.2
37.5
29.6
23.6
26.9
21.0
28.8
18.9
24.2
Totaal N=169 70.3 64.1 62.5
Tot.
*
Chi
70.3
150 000 70.7
64.1
67.4
58.4
59.0
70.9
64.6
62.5 ***
53.0
64.0
72.1
55.0
72.4
25.9
39.7
29.1
30.3
35.2
27.8
18.7
20.8
21.5
21.4
32.5
2
-“Ik hanteer absoluut geen budget bij het kopen van geschenken”: niet eens -“Voor mij is het van geen belang hoeveel een geschenk kost”: niet eens - Een geschenk mag gerust iets meer kosten dan ik had gepland - Voor het kopen van geschenken heb ik een vooraf bepaald budget, waar ik niet van afwijk - Als ik het ideale geschenk zie, dan koop ik het. Ook al is het veel te duur
*
23.6
*
50 000- 70 000- 90 000- >120 000 70 000 90 000 120 000 66.4 66.4 77.5 69.1
HSEC
HOBU
UNIV
76.1
68.1
63.1
75.9
77.8
68.8
68.5
58.1
68.3
63.3
*
54.4
50.0
63.6
66.5
68.9
40.2
*
48.9
40.9
27.6
34.4
22.0
*
15.2
19.8
24.8
19.6
23.3
36.7
61
Besluit De meeste mensen zijn het erover eens dat het geven van een geschenk hoofdzakelijk een positief gebeuren is. Men geeft een cadeau om een positieve boodschap mee te delen, hetzij om een relatie te bevestigen, hetzij om gevoelens van liefde, vriendschap en genegenheid over te brengen. Dit terwijl de gever een goed gevoel ervaart bij het geven. Ook een geschenk aan zichzelf houdt een relationele boodschap in. Verder wordt het persoonlijk aspect van een geschenk door de meeste respondenten benadrukt, vandaar het belang van een verpakking. Sociologisch uitgedrukt: een verpakking dient om een product uit de publieke sfeer in de privé-sfeer te brengen. DE algemene trends die uit het Nederlands onderzoek van Aafke Komter (1992) bleken, worden in ons onderzoek bevestigd. Vrouwen geven vaker een cadeau dan mannen, maar per geschenk besteden mannen meer. Jongeren kennen intense geefactiviteiten gezien hun hoge participatie in dense sociale netwerken en hun engagement in nog jonge relaties. Ook tussen ouders en kinderen wordt veel gegeven. Komter constateerde in haar onderzoek een soort Matheuseffect: zij die al veel hebben, krijgen veel. Ook deze tendens schijnt bevestigd te worden: onder vrienden zijn het vooral hoger opgeleiden die veel geven.
62
WEDERKERIGHEID
63
HOOFDSTUK 3 WEDERKERIGHEID Marjan Bresseleers, Pieter Leenknecht
INHOUDSTAFEL
64
1 INLEIDING: DE GESCHENKCULTUUR EN DE WEDERKERIGHEID ------------------ 65 2 WOORD: WAT ZEGGEN ZE TE DOEN IN THEORIE? -------------------------------- 67 2.1 2.2
Analyse van relatief geven en ontvangen ------------------------------------------------------------------------- 67 Houdingen tegenover geven en wederkerigheid ----------------------------------------------------------------- 70
3 DAAD: WAT DOEN ZE IN DE PRAKTIJK? ------------------------------------------- 75 3.1 3.2 3.3
Wie zijn de gevers en ontvangers ---------------------------------------------------------------------------------- 79 Wat werd er gegeven en gekregen --------------------------------------------------------------------------------- 85 De geschenkgelegenheden------------------------------------------------------------------------------------------- 91
65
4 BESLUIT: OVEREENKOMST TUSSEN WOORD EN DAAD --------------------------- 97
Inleiding: de geschenkcultuur en de wederkerigheid Geven is een eeuwenoud fenomeen dat in (weliswaar in verschillende vormen) alle culturen voorkomt. Denken we dan maar aan de oud-Griekse samenleving ten tijde van Homerus: elke gift impliceerde de verwachting van een tegengift. De waarde ervan was dan ook vooral symbolisch: men gaf omwille van het prestige, de eer of de status die erin besloten lag. Want immers, hoe meer men gaf en ontving des te hoger het sociaal prestige dat men genoot. Mauss zag wederkerigheid als de essentie van het geven: ‘do ut des’ (ik geef opdat jij geeft). Door giftuitwisseling raken mensen op elkaar betrokken, verplichten ze zich aan elkaar, kunnen ze met elkaar communiceren, goederen en diensten uitwisselen en sociale banden aangaan. Een ander voorbeeld dat hierop van toepassing is, komt uit Malinowski’s antropologische studie naar de Kula, de ceremoniële giftuitwisseling tussen de bewoners van de Trobiandeilandenkring ten oosten van Nieuw-Guinea. Hij merkte dat reciprociteit de algemene regel is die aan de uitwisseling van geschenken ten grondslag ligt. 'Pure giften', giften waarvoor men niets terugverwacht, en giften die te typeren zijn als 'barter' -ruilhandel waarbij persoonlijke winstoogmerken voorop staan-, zijn de uitzonderingen. Bovendien is er in deze giftuitwisseling ook een sociologische dimensie terug te vinden. Hoe dichterbij de sociale relatie (verwanten, partner) hoe meer belangeloos gegeven wordt. Omgekeerd ook, in het geven aan minder vertrouwde personen staat het ruilelement (egoïsme en eigenbelang) vaker centraal. De vraag is natuurlijk in hoeverre het oprukkend individualisme de wederkerigheid in de geschenkcultuur in de huidige westerse wereld heeft verdrongen? Uit recente onderzoeken van onder andere Aafke Komter blijkt dat het motief 'wederkerigheid' nog altijd de norm is. De simpele stelregel ‘do ut des’ blijkt een belangrijke rol te spelen in het samenhouden van de samenleving 1. Dit betekent niet dat er geen sprake is van de twee andere motieven om te geven, namelijk 'eigenbelang en egoïsme' -ik geef om er zelf beter van te worden- en 'puur altruïsme en welwillendheid' - het geven van iets voor niets. Komter spreekt van de mobilisatie en kanalisatie van de egoïstische motieven in de wederzijdse ruil in een voor beiden aanvaardbare ruil. Altruïsme en eigenbelang gaan dus hand in hand in de wederkerige giftuitwisseling.
1
‘wanneer je iets van een ander krijgt, sta je bij die ander tot op zekere hoogte in het krijt. Gevoelens van dankbaarheid brengen ons ertoe deze ‘schuld’ in te lossen met een tegengift. Zo ontstaat een cyclus van wederkerige giftuitwisseling en daarmee de basis voor duurzame sociale relaties.’(Komter, 1993; 278)
66 In de veronderstelling dat inderdaad de wederkerigheid (met als belangrijke norm; ik geef opdat jij teruggeeft) het geven bepaalt, dan heeft dat volgens Komter wel consequenties voor de inrichting van de samenleving. De norm van wederkerigheid kan niet met volle kracht worden toegepast op relaties met kinderen, oudere mensen, lichamelijk of mentaal gehandicapten, … Volgens Gouldner is het dan ook nodig een tweede norm in te voeren. De norm van het geven van iets voor niets of nog, de norm of benficience. Gouldner vermeldde evenwel ook dat dergelijke norm zou afnemen naarmate een samenleving welvarender zou worden en naarmate de staat meer zou bijspringen en hulp en zorg zou gaan geven (Komter, 1993). In volgend hoofdstuk proberen we dan ook wat meer inzicht te scheppen in de huidige geefcultuur en de rol van de wederkerigheid daarin, toegespitst op gegevens uit Vlaanderen. In een eerste deel, ‘woord’ peilden we naar wat de mensen denken te doen, of zeggen te zullen doen en welke hun houdingen zijn tegenover het geven en krijgen van geschenken in het algemeen, en in het bijzonder met betrekking tot de wederkerigheid. Hierbij probeerden we (aan de hand van een bivariate analyse) te achterhalen welke de determinerende achtergrondvariabelen zijn. In een tweede deel, ‘daad’ analyseerden we de feitelijke gegevens: wat hebben de respondenten effectief gegeven / gekregen, aan wie / van wie en voor welke gelegenheid. Ook hier met de bedoeling te achterhalen wat de belangrijke onafhankelijke variabelen zijn. Tot slot zullen we nagaan in welke mate er inderdaad een overeenkomst bestaat tussen woord en daad, in welke mate mensen effectief doen wat ze zeggen of denken te doen. Daarnaast zullen we doorheen de hele paper onze bevindingen confronteren met de resultaten uit het onderzoek in Nederland door Aafke Komter.
67
Woord: Wat zeggen ze te doen in theorie? Iedereen maakt wel in grotere of kleinere mate deel uit van een sociaal netwerk, waarin sprake is van wederzijds geven en ontvangen. Gouldner die onderzoek deed naar de wederkerigheid als mechanisme om sociale relaties te creëren, te corrigeren en te stabiliseren, wees echter ook op het feit dat die wederkerigheid niet noodzakelijkerwijs gelijkwaardigheid betekent. Wat dus inhoudt dat sommigen meer zullen geven dan ontvangen en omgekeerd. Op die materie wordt dieper ingegaan in het tweede deel, 'daad' waar we de feitelijke gegevens in verband met geschenken geven en ontvangen zullen behandelen. De vraag die ons hier echter bezig houdt is de vraag of deze theoretische veronderstelling ook werkelijk overeen komt met wat mensen persoonlijk aanvoelen; vinden diegenen die minder geven in verhouding tot wat ze ontvangen dat ze dat inderdaad ook zo doen en omgekeerd?
ANALYSE VAN RELATIEF GEVEN EN ONTVANGEN Komter (Komter, 1993: 11) gaf in haar onderzoek aan dat iedereen het gevoel heeft meer te geven dan te ontvangen. Haar verklaring daarvoor is, ten eerste dat in haar onderzoeksopzet een belangrijke categorie van ontvangers, kinderen, niet in de steekproef zaten. Daarnaast speelt volgens haar ook het geheugen een belangrijke rol; men onthoudt eerder (of beter) wat men geeft dan wat men gekregen heeft. Ten derde is er soms ook sprake van vertekening van de waarneming: omdat men graag een gulle indruk wil geven, overschatten velen hun eigen vrijgevigheid. Dit speelt ook in omgekeerde richting: ontevredenheid over een bepaald cadeau leidt tot onderschatting ervan. Aan de hand van volgende gegevens gaan we na of uit dit onderzoek analoge conclusies af te leiden zijn. Tabel 7: Vindt u in het algemeen dat u evenveel geeft als u ontvangt? / Vindt u van uzelf dat u meer, minder, of evenveel geschenken aan anderen geeft, vergeleken met mensen uit uw omgeving? / Vindt u van uzelf dat u meer, minder of evenveel ontvangt, vergeleken met mensen uit uw omgeving?
Meer Evenveel Minder
Vindt u in het algemeen dat u evenveel geeft dan u ontvangt? N=714
Vindt u dat u meer, minder of evenveel geeft, vergeleken met mensen uit uw omgeving? N=293
34.0 59.7 6.3
23.1 62.6 14.3
Vindt u dat u meer, minder of evenveel ontvangt, vergeleken met mensen uit uw omgeving? N=294 8.6 70.2 21.2
Ook uit onze onderzoeksgegevens kunnen inderdaad gelijkaardige conclusies getrokken worden.
68 De ruime meerderheid, ongeveer twee derde, zegt evenveel te geven als te krijgen ook in vergelijking met mensen uit hun omgeving. De overigen beweren bijna allen, zoals uit voorgaande tabel blijkt, in het algemeen meer te geven dan te krijgen ook in verhouding tot hun omgeving en minder te ontvangen dan de mensen uit hun omgeving. Het gevoel meer te geven, houdt natuurlijk ook het gevoel minder ontvangen te hebben in; inzoverre hebben de respondenten consequent geantwoord. Maar in realiteit moeten die ‘meer’- gevers natuurlijk gecompenseerd worden door de ‘meer’- ontvangers. Op die manier kunnen we spreken van een eerste dissonantie tussen woord en daad. Aan de hand van de volgende tabel analyseren we de ‘meer-gevers’. De verklaringen gegeven door Komter gelden ook hier. Ook hier was het opzet om enkel 'volwassen' respondenten in de steekproef op te nemen. Uit volgende tabellen kan afgeleid worden welke nu juist die respondenten zijn die beweren in het algemeen meer te geven dan te ontvangen.
69 Tabel 8: Het percentage respondenten die ‘meer geven’ antwoorden volgens geslacht en leeftijd. (De weergegeven percentages zijn rijpercentages)
Chi²
% dat in het algemeen vindt meer te geven dan te ontvangen
Totaal Geslacht
Leeftijd
34.0 0.58
***
Mannen
32.0
Vrouwen
35.4
Tieners-twintigers
17.2
Dertigers
35.1
Veertig-vijftigers
35.5
Zestig-plussers
52.5
Tabel 9 Het percentage respondenten die ‘meer geven’ antwoorden volgens maandinkomen. (De weergegeven percentages zijn rijpercentages)
gezamenlijk netto-
% dat van zichzelf vindt, vergeleken met mensen uit zijn omgeving, meer te geven dan anderen
Totaal Gezamenljk netto maand** inkomen
23.1 0-49.999
18.3
50.000-69.999
22.8
70.000-89.999
21.4
90.000-119.999
24.9
>=120.000
27.3
Omtrent het belang van het geslacht kunnen geen conclusies getrokken worden, vermits de resultaten niet significant zijn. Leeftijd en gezamenlijk netto maandinkomen blijken daarentegen wel discriminerende variabelen, die bovendien een significant verband opleverden. De leeftijd blijkt
70 rechtevenredig in verhouding te staan tot het gevoel meer te geven dan te ontvangen: slechts bijna één vijfde van de leeftijdscategorie ‘tieners-twintigers’ beweert meer te geven dan te ontvangen tegenover meer dan de helft bij de zestig-plussers. Een zelfde verband vinden we terug met de onafhankelijke variabele gezamenlijk netto maandinkomen: dus hoe meer geld men heeft, hoe meer men ook denkt meer te geven. Deze resultaten bleken ook uit het onderzoek van Aafke Komter maar zij vond daarenboven nog significante verbanden met de variabelen leeftijd en geslacht: mannen, respectievelijk lager geschoolden en ouderen hebben meer het gevoel meer te geven dan te ontvangen in vergelijking tot vrouwen (respectievelijk hoger geschoolden en jongeren) Toch wel een merkwaardig resultaat wetende dat uit vroeger onderzoek naar de feitelijke gegevens juist tegenovergestelde resultaten bleken, maar daarover meer in het tweede deel.
In de volgende paragraaf schetsen we de resultaten die uit de verschillende houdingsvragen omtrent het geven in het algemeen en de wederkerigheid.
HOUDINGEN TEGENOVER GEVEN EN WEDERKERIGHEID Door onze respondenten op de rooster te leggen en te peilen naar hun mening ten opzichte van achttien stellingen 2 over geven en wederkerigheid, trachten we de zo juist gevonden verschillen te begrijpen. We richten vooral onze aandacht op het leeftijdseffect. 3 Kunnen we aan de hand van hun meningen een speciaal jongerenprofiel opstellen? Heeft het geven van geschenken nu daadwerkelijk een andere betekeniswaarde voor jongeren dan voor ouderen? Daarnaast leggen we de resultaten uit het onderzoek van Aafke Komter naast de onze. Zijn de opvattingen van vrouwen, jongeren en hoger geschoolden consistent met hun gevoel minder te geven dan te ontvangen?
2
Enkel de uitspraken waarmee (minstens één van) de achtergrondvariabelen een significante Chi²-score behaalde(n) werden weerhouden. Vijf houdingsvragen (op een totaal van achttien) bleken niet relevant. 3 Men zou zich kunnen afvragen waarom we hier niet kijken naar het gezamenlijk netto-maandinkomen. Dit is omdat de inkomensvariabele nergens een relevante Chi²-score.opleverde.
71
Tabel 10: Percentage respondenten die eens antwoorden op volgende houdingsvragen volgens geslacht, leeftijd en opleiding
Geschenken geven is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het geven van geschenken geeft een goed gevoel. Ik kan nooit wachten met het geven van mijn geschenk. Geschenken krijgen is plezieriger dan geschenken geven. Voor mij heeft het geschenk dat ik krijg altijd een bijzondere waarde, omdat ik het van iemand anders heb gekregen. Ik hou echt niet van geschenken geven. Voor mij zijn geschenken een manier om je vriendschap of liefde mee te delen. Ik ben altijd dankbaar voor het geschenk dat ik krijg, wat het ook is. Ik heb moeilijkheden met het uitkiezen van geschenken. Ik zie graag de uitdrukkingen op het gezicht van mensen die een geschenk openmaken.
Tota Chi² Man Vroual % -nen wen
Chi²
Dertigers
**
tienerstwintigers 56.4
Chi² Lager onderwijs 0.09 62.3
Hoger Hobu Secundair 56.4 50.9
Univer -sitair
45.4
Veerti zestiggvijfti- plussers gers 57.7 62.2
56.0 0.54 55.8 54.6 88.6 *** 26.0 **
82.6 93.0 20.3 30.2
0.19 ***
89.0 46.6
86.9 23.4
87.4 18.9
93.4 16.9
0.33 87.8 0.94 25.0
87.4 24.2
89.8 22.7
83.9 25.3
16.9 ***
22.5 12.5
*
19.6
12.6
14.9
23.1
0.26 23.7
17.2
12.9
14.9
70.1 *
64.8 74.0
***
73.0
58.0
72.3
79.1
*
75.4
71.7
65.2
60.9
4.7 *** 7.9 2.4 77.0 0.94 77.5 76.8
* **
2.5 78.5
4.6 69.5
3.8 75.0
9.9 90.0
0.20 7.9 0.42 77.5
5.1 79.7
2.7 73.2
4.6 75.9
80.1 **
84.5 77.0
***
74.2
71.5
83.5
92.7
***
89.3
83.9
78.2
63.2
45.8 ***
54.8 39.2
***
54.0
38.2
40.4
57.5
0.09 51.4
43.2
40.4
50.6
85.2 ***
79.8 89.2
0.97
85.9
84.0
86.3
84.0
*
86.4
88.0
72.4
6.0
0.87
3.1
3.5
5.4
5.8
0.85 5.8
3.6
4.4
4.7
*** 0.54
1.8 25.9
5.8 19.5
9.6 21.1
17.5 25.8
* 13.0 0.11 26.8
7.1 21.2
6.2 18.2
13.9 27.9
Het geven of krijgen van geschenken interesseert mij 4.4 *** niet. Ik hou niet van verrassende geschenken 8.2 ** Ik hou niet van geschenken geven wanneer het een 22.6 *** verplichting is, zoals met kerstmis.
3.4
9.0 7.7 27.9 18.8
84.1
51.8
Laten we eerst eens kijken naar de opvattingen van de verschillende leeftijdscategorieën. Op diverse stellingen lijkt er zich inderdaad een duidelijke aftekening tussen jong en oud voor te doen. Tieners en twintigers kunnen zelden wachten met het geven van hun cadeaus. Niet omdat ze er zich snel van af willen maken maar omdat ze in verhouding tot ouderen bijna allemaal graag geschenken geven. Slechts 2.5 % van de jongeren houdt er echt niet van tegenover één op tien van de zestig-plussers. Bovendien stellen zo goed als alle jongeren verrassende geschenken zeer op prijs. Het verrassingselement wordt minder van belang naarmate men ouder wordt. Zestig-plussers langs de andere kant vinden het schenken van cadeaus minder evident. Zij hoeven hun geschenk niet per sé meteen te overhandigen. Zij krijgen wel liever iets in vergelijking met jongere mensen. Maar zij stellen zich dan ook steeds zeer dankbaar op. Jongeren staan iets kritischer tegenover de cadeaus die zij krijgen. Geschenken zijn voor negen op tien senioren een manier om vriendschap of liefde te uiten. Zij ondervinden iets meer dan gemiddeld problemen bij het uitzoeken van hun geschenken. Nochtans achten zij het verrassingseffect niet zo heel belangrijk. Komter vond in haar onderzoek dat er een groot verschil bestond tussen mannen en vrouwen inzake wederkerigheid. Vrouwen geven niet alleen meer geschenken dan mannen; ze zijn er tevens vaker ontvanger van (Komter, 1993: 12). Vrouwen hebben dan ook vaker een goed gevoel wanneer ze iemand een cadeau geven. Vrouwen en jongeren hebben tot op zekere hoogte een gelijkaardig beeld over de wederkerigheid van geven en ontvangen. 30 % van de vrouwen kan zelden geduld uitoefenen voor het geven van hun ‘pakje’. Bij de mannen is dit slechts één op vijf. Op enkele uitzonderingen na geven alle vrouwen graag geschenken. Vrouwen zijn iets minder dankbaar voor een cadeau (dat niet zo gelukkig is uitgekozen) dan hun mannelijke collega’s. Zij zullen ook eerder een verrassingsgeschenkje appreciëren. We zien hier dus dat vrouwen (meer nog dan jongeren) een bijzondere belang hechten aan het geven van geschenken. Het betekent voor hen meer dan een triviale bezigheid. Daarom verlangen ze ook dat de gever moeite doet voor zijn cadeaus. Een geschenk is voor hen het bindmiddel in sociale relaties. Zij kennen (meer dan mannen) een bijzondere waarde toe aan het ontvangen geschenk omdat ze het van iemand anders gekregen hebben. Bijna negen op tien vrouwen ziet ook graag de gelaatsuitdrukking van mensen die een geschenk openmaken. De vrouw tracht de sociale relaties goed te laten verlopen. Het lijkt er ook op dat vrouwen het geven als een deel van hun sociale rol beschouwen. Ze geven immers het meest (zie ook deel 2) en doen dat ook liever dan te krijgen, ook in verhouding tot mannen. Daarom ondervinden ze minder problemen bij het uitkiezen van geschenken. Interessant is ook de relatie van opleidingsniveau tot dankbaarheid. Hoger opgeleiden lijken minder dankbaar te zijn om de ontvangen geschenken. Of anders geformuleerd: zij staan er kritischer tegenover. Het zijn immers vooral de lager opgeleiden die altijd dankbaar zijn voor het geschenk dat zij krijgen, wat het ook is. Bovendien hechten lager geschoolden ook veel meer dan mensen met een HOBU- of universitair diploma een speciaal belang aan het
73 ontvangen cadeau omdat het van iemand anders komt. Een mogelijke verklaring hiervoor vinden we bij Komter en Vollebergh. Zij maken een onderscheid tussen ‘familiecultuur’ en ‘vriendencultuur’. Tot de eerste categorie behoren vooral lager opgeleiden en ouderen. Hun vriendschapsrelaties zijn minder stabiel dan hun familierelaties. Traditionele waarden (o.a. over familie en gezin) bekleden een centralere plaats in deze kringen. Hoger geschoolden en jongeren mogen we meestal bij de ‘vriendencultuur’ rekenen. Zij hebben vaak uitgebreide sociale netwerken onder hoger opgeleiden opgebouwd en leiden een wat meer geïndividualiseerde levensstijl. Zij kiezen hun vriendenrelaties zelf en die zijn helemaal vrij en ongebonden zodat ze zich kritisch kunnen tonen en ‘het gegeven paard in de bek durven kijken’. Lager geschoolden geven en ontvangen meer in familieverband en hebben een zekere verplichting deze ‘gegeven’ familierelaties in stand te houden. Bijgevolg zullen ze zich dankbaarder opstellen (Komter, 1996).
Nu hebben we reeds enig inzicht verworven in het wel en wee van het geven en ontvangen van geschenken. De stellingen in tabel 4 gingen over schenken en krijgen in het algemeen. De wederkerigheid is nog niet specifiek aan bod gekomen. Voor Homerus en voor Mauss is dat nochtans de essentie van het geven. Immers, door giftuitwisseling kunnen mensen communiceren met elkaar, goederen en diensten uitwisselen en sociale banden smeden. In de volgende tabel zien we zes uitspraken 4 over teruggeven en verwachtingen daaromtrent. Als we iets geven, verwachten we dan ook iets terug te krijgen? Bestaat het ‘pure geven’, altruïsme? Of blijft het ‘do ut des’ (= ik geef opdat jij geeft) principe van toepassing?
4
In de uitvoeringsfase van het onderzoek werden de respondenten dertien uitspraken voorgelegd. Na kruising met de achtergrondvariabelen konden we nog zes relevante stellingen behouden. Bij de overige zeven was de Chi² op geen enkele van de achtergrondvariabelen significant.
74
Tabel 11: De percentages respondenten die eens antwoorden op volgende houdingsvragen volgens geslacht, leeftijd en opleiding Totaal %
Chi²
Mannen
Vrouwen
Chi²
Tieners Dertitwintig gers ers
Veertig Zestig- Chi² plussers vijftiger s
Lager Hoger Hobu onderw secunda ijs ir
Universitair
Als ik bij iemand thuis ga eten 72.3 neem ik altijd een geschenkje mee.
**
66.9
93.0
***
58.3
72.6
80.8
72.6
0.070
69.0
71.4
77.3
81.4
Als ik iemand uit de nood help, 24.5 verwacht ik niets terug, zelfs geen bedankje.
**
31.0
19.8
***
18.4
19.5
26.0
36.6
0.165
33.1
23.2
23.6
19.8
Als ik nooit een geschenk 26.0 terugkrijg, vind ik dat niet erg.
***
30.5
22.8
***
17.2
20.1
26.4
45.5
***
34.3
32.8
19.6
17.4
Wat mensen me ook als geschenk 80.3 teruggeven doet er niet toe. Het is het gedacht dat telt.
0.53
79.0
81.6
***
75.5
77.1
79.3
93.6
***
88.7
84.4
76.4
65.1
Door nooit eens iets terug te doen, 76.4 zet je de relatie met iemand op het spel
0.32
78.2
75.0
*
84.7
73.7
74.3
73.6
*
73.4
72.2
75.1
90.7
Als plots iemand veel voor mij 19.4 doet, heeft die zeker iets nodig
0.54
18.2
20.2
0.35
21.0
21.1
16.5
20.7
*
25.2
22.2
14.3
12.8
We stelden reeds dat de wederkerigheid van geven en krijgen een bijzondere plaats inneemt in het leven van de vrouw. Het merendeel van de vrouwen beweerde liever geschenken te geven dan te ontvangen. Sociale relaties moeten immers in stand gehouden worden. Om deze niet te ondermijnen moet men af en toe ook eens iets teruggeven. Vrouwen vinden deze ‘wederzijdse waardering’ ontzettend belangrijk. Als ze nooit eens iets terugkrijgen, vindt maar een goede 20 % dat niet erg. Mannen hebben het daar wat minder moeilijk mee : drie op tien zullen niet klagen indien er aan hen nooit wat wordt teruggegeven. Maar liefst 93 % van de vrouwen zal altijd een cadeautje meenemen wanneer zij bij iemand thuis gaan eten. Slechts twee mannen op drie beweren hetzelfde te doen. Als ze iemand uit de nood helpen verwachten vrouwen (eerder dan mannen) een teken van dankbaarheid. Jongeren maken doorgaans deel uit van een vriendencultuur. Zij geven graag geschenken maar verwachten dat de ander daar iets tegenover in de plaats stelt. In verhouding tot ouderen stellen zij een bedankje meer op prijs als zij iemand uit de nood geholpen hebben. 85 % van de tieners en twintigers vindt dat je de relatie met een ander op het spel zet als je nooit eens iets terug doet. Zij willen vorm leggen in hun nog onzekere sociale contacten. Hieruit concluderen we dat jongeren wederkerigheid hoog in het vaandel dragen. Senioren verwachten minder snel iets terug. 45 % van hen beweert het niet erg te vinden indien ze nooit een cadeau terugkrijgen (tegenover 17 % bij de jongste leeftijdscategorie). Als ze dan toch iets terugkrijgen zijn bijna alle zestig-plussers tevreden met het ontvangen geschenk. Het feit dat men aan hen gedacht heeft speelt een belangrijkere rol dan wat er juist gegeven wordt. De ‘pure gevers’ zijn veeleer te situeren in dit segment van de bevolking. Malinowski en Sahlins veronderstellen dat: hoe dichterbij de sociale relatie, hoe ‘puurder’ de gift. Oudere mensen hebben meestal geen uitgebreid netwerk van vrienden en geven dus in de eerste plaats aan hun kinderen en kleinkinderen (cfr. deel 2) Lager opgeleiden komen ook als altruïstisch naar voren. We zien uitgesproken verschillen bij alle significante uitspraken. Lager geschoolden liggen er minder van wakker als ze nooit een geschenk terugkrijgen. Doorgaans zijn zij ook dankbaarder voor het cadeau dat ze krijgen. Anderzijds achten negen van de tien universitairen wederkerigheid van geven en ontvangen essentieel voor het niet-stuklopen van sociale relaties. Tenslotte tonen lager opgeleiden zich twee maal wantrouwiger dan universitairen. Wanneer plots iemand veel voor hen doet denkt een kwart van eerstgenoemden dat die persoon iets nodig heeft (tegenover een achtste bij de hoogst geschoolde groep).
Daad: Wat doen ze in de praktijk? In de vorige paragrafen behandelen we de houdingen van de respondenten tegenover geven en wederkerigheid en peilen we naar hun meningen over hun eigen plaats in het proces van geven en teruggeven. Hieronder gaan we dieper in op de feiten. Wie heeft de afgelopen vier weken gegeven of ontvangen? Wat en aan wie hebben de respondenten nu daadwerkelijk gegeven? Wat hebben ze van wie gekregen? Bij welke gelegenheden werden deze geschenken uitgewisseld?
76
Uit het onderzoek van Komter (Komter, 1993: 12) bleek dat hoger opgeleiden zeggen meer te hebben gegeven en ook meer te hebben ontvangen dan lager geschoolden. Bovendien is het verschil tussen geven en krijgen minder groot bij de hoger dan bij de lager geschoolden. Een gelijk 'verhaal' wat betreft de rol van de variabele, leeftijd. Jongeren ontvangen en geven meer in vergelijking tot de ouderen. Bovendien is de wederkerigheid bij jongeren meer gelijk dan bij ouderen. Ook het geslacht blijkt van determinerend belang te zijn. De wederkerigheid is bij vrouwen groter dan bij mannen. Daarenboven geven en ontvangen vrouwen meer dan mannen. Een deel van de verklaring zit in het feit dat er vaker geschenken worden uitgewisseld als relaties nog onzeker zijn. Dat verklaart de intensievere uitwisseling van geschenken onder de jongeren. Maar ook die van de hoger opgeleiden; de minder traditionele en voorspelbare relatiepatronen worden 'opgevangen' door een frequentere uitwisseling van geschenken. Al speelt hier natuurlijk de grotere financiële ademruimte ook een rol. Het verschil tussen de sexen kan verklaard worden door het feit dat vrouwen een grotere verantwoordelijkheid hebben voor de sociale contacten en daarom meer geschenken zullen uitwisselen. Volgens Cheal (Fischer, 1990: 334-335) geven vrouwen de meeste geschenken omdat ze een groter belang hechten aan het tonen van liefde. Dit baseert hij op de stelling dat de zorgfunctie in onze maatschappij nog altijd traditioneel een rol van de vrouw is. Die zorgfunctie is hen van kleins af aan met de paplepel in de mond gegoten, waardoor hun zelfbeeld daar volledig op gebaseerd is en waardoor ze meer belang hechten aan het tonen van liefde dan de man. Volgens Fisher en Arnold die de rol van het geslacht onderzochten in 'Christmas gift shopping’ is dit echter onvolledig. Er bestaat immers de neiging om het (in dit geval kerstmis) geschenken kopen als vrouwelijk werk te stereotyperen omdat traditioneel de vrouwen de zorg voor de kinderen hebben. Vrouwen zouden het winkelen op zoek naar kerstgeschenken dan ook meer als een plicht beschouwen, als hun verantwoordelijkheid, terwijl de mannen het eerder met gemengd plezier zouden doen. Maar in hoeverre zien we deze theoretische beschouwingen nu weerspiegeld in onze onderzoeksresultaten?
77 Tabel 12: Het percentage respondenten die ‘ja’ antwoorden op de vraag of ze de afgelopen vier weken een geschenk gegeven hebben volgens geslacht, leeftijd en opleiding. (De weergegeven percentages zijn rijpercentages) Chi²
Totaal Geslacht
***
Leeftijd
Hoogst diploma
***
behaalde
**
N
% respondenten dat ‘ja’ antwoorden op de vraag of ze de afgelopen vier weken een geschenk gegeven hebben.
716
62.6
299
Mannen
53.9
416
Vrouwen
68.8
162
tieners-twintigers
64.8
173
dertigers
68.2
259
veertig-vijftigers
66.8
122
zestig-plussers
42.6
141
Lager onderwijs
50.4
198
Hoger secundair
63.1
224
Hobu
68.3
85
Universitair
69.4
Van alle respondenten bleek 62.6 % de afgelopen vier weken een gegeven te hebben. Drie achtergrondvariabelen bleken een duidelijk en significant verband op te leveren: geslacht, leeftijd en hoogst behaalde diploma. Vijftien procent minder mannen dan vrouwen hebben de afgelopen weken een geschenk gegeven. Uit de bivariate analyse naar leeftijd kunnen we het volgende afleiden: Hoe jonger, hoe meer geschenken er gegeven worden (het kleinere percentage bij de tieners en twintigers buiten beschouwing gelaten; een gevolg van een groot aantal nog studerenden en dus niet economisch onafhankelijken?). Een toch wel opmerkelijk verband als je weet dat het juist die zestig plussers zijn die in 1.1 te kennen gaven het gevoel te hebben dat ze in verhouding tot de jongere generaties juist meer ‘meer’ gaven. Maar de juistheid van het ene moet de juistheid van het andere niet sowieso uitsluiten. Als blijkt dat deze ‘meer-(resp. minder)gevers’ ook ‘meer-(resp. minder)ontvangers’ zijn kan dit bijvoorbeeld betekenen dat, rekening houdend met hun persoonlijk aanvoelen, bij de meergevers en ontvangers een meer gelijke wederkerigheid is terwijl bij de minder-gevers en ontvangers deze kloof juist groter is. Uit het derde gevonden verband valt af te leiden dat hoe hoger het diploma is, hoe meer er in verhouding gegeven wordt.
78 Tabel 9: Het percentage respondenten die ‘ja’ antwoorden op de vraag of ze de afgelopen vier weken een geschenk gekregen hebben volgens geslacht, leeftijd en opleiding. (De weergegeven percentages zijn rijpercentages) Chi²
Totaal Geslacht
***
Leeftijd
Hoogst diploma
*
behaalde
*
N
% respondenten dat ‘ja’ antwoorden op de vraag of ze de afgelopen vier weken een geschenk gekregen hebben.
719
39.4
301
Mannen
28.2
417
Vrouwen
47.5
162
Tieners-twintigers
49.4
175
Dertigers
38.9
259
Veertig-vijftigers
35.5
123
Zestig-plussers
35.0
141
Lager onderwijs
30.5
197
Hoger secundair
35.5
225
Hobu
41.8
85
Universitair
49.4
In vergelijking met het aantal respondenten dat de afgelopen vier weken een geschenk gegeven heeft, blijkt dat slechts 39.4 % in de jongste vier weken een cadeau gekregen heeft, een schril contrast met de 62.6 % die een geschenk gegeven hadden. Men kan zich de vraag stellen of deze twee cijfers niet min of meer aan elkaar gelijk moeten zijn. Het lijkt erop dat de Vlaming zijn giften beter herinnert dan zijn ontvangen cadeaus. 5 Er gaapt een grote kloof tussen mannen en vrouwen. Vooral mannen krijgen zeer weinig geschenken. Nog geen derde (28.2 %) van de mannelijke respondenten had in de gevraagde periode een cadeau ontvangen waar dit bij de vrouwen toch bijna de helft bedroeg (47.5 %). Als we naar de leeftijd kijken, steekt de jongste categorie er hoog bovenuit. Meer algemeen kunnen we stellen dat hoe ouder men is, hoe minder men krijgt. Wat het hoogst behaalde diploma betreft, komt er nog een sterkere gradatie tevoorschijn. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe meer men ontvangt. Zoals ook al uit de theoretische voorbeschouwing bleek kunnen we dus besluiten dat het de vrouwen, de jongeren en de hoger opgeleiden zijn die zowel meer geven als ontvangen. Wat betreft de wederkerigheid tussen geven en ontvangen naar leeftijd en opleiding kunnen we 5
Dit wordt zoals voordien reeds vermeld werd, verklaard door de afwezigheid van kinderen in de steekproef, door het geheugen en door een mogelijke vertekening van de waarneming.
79 inderdaad veronderstellen dat die meer gelijk is bij de jongeren en hoger opgeleiden, maar een sluitend bewijs kunnen we met onze onderzoeksgegevens niet leveren.
WIE ZIJN DE GEVERS EN ONTVANGERS Doorheen de geschiedenis en in andere culturen bleek hoe verder weg de sociale relatie, hoe minder puur de gevoelens van belangeloosheid, genegenheid of betrokkenheid en hoe sterker de gevoelens van wederzijdse verplichting en 'voor wat hoort wat'. De vraag is natuurlijk in hoeverre iets gelijkaardigs ook in onze eigen westerse samenleving opgaat. Wat betreft Finch bestaat er onder de familieleden een vorm van 'prescriptive altruism': “men ziet het als een morele verplichting om behoeftige familieleden waar mogelijk te helpen. Er lijkt hier eerder sprake van gebalanceerde reciprociteit dan van een 'pure gift’: het geven geschiedt in eerste instantie vanuit sterke gevoelens van wederzijdse verplichting” (Komter, 1996: 101-104). Het belang van de vriendschapsrelaties zou dat van de familierelaties zijn gaan overtreffen. Bovendien zijn giften aan vrienden meer uit genegenheid. Dit wordt verklaard door het feit dat familierelaties immers gegeven zijn en er van oudsher een zekere morele verplichting bestaat om ze in stand te houden. Vriendschapsrelaties zijn daarentegen zelf gekozen en ontstaan niet uit verplichting of traditie, maar uit wederzijdse genegenheid (Komter, 1996: 112-113). De vriendencultuur is vooral belangrijk voor de jongeren en de hoger opgeleiden. De familiecultuur is daarentegen eerder kenmerkend voor lager opgeleiden en voor de overige leeftijdsgroepen. Hoog opgeleide jongeren beschikken in tegenstelling tot ouderen die lager zijn opgeleid over meer maatschappelijke en financiële hulpbronnen, waardoor hun keuzemogelijkheden groter zijn. De creatie van een vriendencultuur heeft de meeste kansen bij die groepen die zich kunnen permitteren om zich aan deze verplichtingen en afhankelijkheden -en dus ook relatieve veiligheid- te onttrekken: Jong hooggeschoold, onkerkelijk en (nog) niet gebonden door kinderen. Een mogelijke verklaring is gelegen in de geringere stabiliteit (en dus risicovoller) van vriendschapsrelaties vergeleken met familierelaties (die enerzijds relatief verplichtend zijn mar daartegenover staat een relatief hoog niveau van stabiliteit). Oudere mensen en mensen met weinig maatschappelijke reserves kunnen zich de risico's die gepaard gaan met vriendencultuur wellicht niet veroorloven. Dat het geven aan familie vooral voorkomt onder lager opgeleiden en het geven aan vrienden meer kenmerkend is voor hoger opgeleiden, heeft vermoedelijk ook te maken met de uitgebreidere sociale netwerken van hoger opgeleiden. Verder zou de vaak wat meer geïndividualiseerde levensstijl van hoger opgeleiden hier een rol kunnen spelen. Ten slotte nemen traditionele waarden -waaronder die rond familie en gezin- vermoedelijk een minder centrale plaats in onder hoger opgeleiden. De gevoelens bij het geven binnen de wijdere familiekring mogen dan minder 'puur' zijn, de stabiliteit van het geven binnen een familiecultuur is groter dan bij een vriendencultuur het geval is: als het geven aan familie eenmaal een belangrijke waarde is blijft dat zo, terwijl het belang van het geven aan vrienden op latere leeftijd
80 duidelijk afneemt. Het geven binnen familierelaties is weliswaar meer verplichtend, maar ook duurzamer dan het geven binnen vriendschapsrelaties (Komter, 1996). De resultaten uit dit onderzoek zullen besproken worden aan de hand van volgende tabellen.
81
Tabel 7: Aan wie hebben de respondenten de afgelopen vier weken gegeven 6?
Partner Kinderen Kleinkinderen Oudersgroot-ouders Broerszussen Verre familie Vrienden Collega Andere
6
freq 97 115 45
% 10.8 12.8 5.0
Geslacht M freq % 46 16.7 41 14.9 20 7.2
154
17.1
34
12.3
115
19.8
50
23.4
57
22.3
44
14.6
3
14.6
10
3.6
23
8.8
70
10.1
36
22.6
114
12.7
25
9.1
52
8.9
21
9.8
29
11.3
24
8.0
3
8.0
9
3.6
19
7.9
24
8.3
14
7.7
108 179 34 55 901
12.0 19.9 3.8 6.1
33 53 7 17 276
12.0 19.2 2.5 6.1
75 126 27 38 582
12.9 21.6 4.6 6.5
10 68 9 19 214
4.7 31.8 4.2 8.9
46 47 12 13 256
18.0 18.4 4.7 5.1
40 57 13 17 301
13.3 18.9 4.3 5.6
12 7 0 6 83
13.3 18.9 4.3 5.6
7 14 5 13 114
14.5 8.4 0.0 7.2
36 38 9 16 228
6.1 12.3 4.4 11.3
47 74 11 19 310
15.8 16.7 3.9 7.0
15 28 9 7 139
15.2 23.9 3.5 6.2
V freq 50 74 25
% 8.6 12.7 4.3
Leeftijd 10-20er freq % 28 13.1 9 4.2 0 0.0
30er freq 17 34 1
% 6.6 13.3 0.4
40-50er freq % 43 14.3 48 15.9 15 5.0
60+ freq 9 14 29
% 14.3 15.9 5.0
Opleiding LO freq % 15 10.8 23 16.9 18 34.9
HS freq 31 40 16
In deze tabel werden de waarden van peter-meter en petekinderen bij de categorie anderen gevoegd omwille van hun lage frequentie.
% 13.2 20.2 15.8
HOBU freq % 22 13.6 38 17.5 5 7.0
UNIV. freq 17 9 4
% 7.1 12.3 1.6
Geschenken voor vrienden kwamen het meest voor (19.9%) gevolgd door, in dalende volgorde, ouders-grootouders (17.1%), kinderen, broers-zussen, verre familie en pas op de zesde plaats de partner. De mannen geven in verhouding meer aan hun partner en kinderen, terwijl de vrouwen juist eerder geven aan vrienden, ouders-grootouders en verre familie. Het duidelijk verband dat gevonden werd tussen enerzijds leeftijd en het geven aan kinderen, kleinkinderen, ouders en grootouders is grotendeels te wijten aan de (fysieke) mogelijkheid om al (klein-)kinderen of nog (groot-) ouders te hebben. In de groep tieners en twintigers is er in verhouding nog een groter gedeelte kinderloos en dus zeker zonder kleinkinderen, terwijl er bij de zestig plussers in verhouding een aanzienlijker aantal geen ouders –laat staangrootouders heeft. Tieners en twintigers geven in verhouding opmerkelijk weinig aan verre familie, maar juist veel aan vrienden (omdat hun belangrijkste kennissenkring (nog) hun vriendenkring is en (nog) niet hun familie). Uit de factor opleiding kunnen we volgende besluiten halen: enerzijds, hoe hoger de opleiding hoe minder er in vergelijking aan partner en aan kinderen gegeven wordt, anderzijds, hoe hoger de opleiding, hoe meer er in verhouding aan vrienden gegeven wordt. In onze gegevens is er geen verband tussen het geven aan verre familie en opleiding. Wat betreft het geven aan vrienden kunnen we concluderen dat vooral door de hoger opgeleiden en de tienerstwintigers gebeurt. Als verklaring kunnen we grotendeels teruggrijpen naar de hiervoor vermelde theorie betreffende de vriendencultuur versus de familiecultuur. De geschenkuitwisseling gebeurt voor jongeren en hoger opgeleiden in verhouding eerder in de vriendenkring tegenover bij de ouderen en lager geschoolden eerder in familieverband.
83
Tabel 11: Van wie hebben de respondenten de afgelopen vier weken een geschenk gekregen 7?
Partner Kinderen Oudersgroot-ouders Broerszussen Verre familie Vrienden Collega Andere
7
freq %
Geslacht M freq %
V freq %
Leeftijd 10-20er freq %
114 65 93
22,4 12,8 18,3
36 27 27
40
7,9
27 110 27 33 509
5,3 21,6 5,3 6.5
60+ freq %
Opleiding LO freq %
30er freq %
40-50er freq %
HS freq %
HOBU freq %
UNIV. freq %
24,7 18,5 18,5
78 38 66
21,8 10,6 18,5
36 2 51
22,1 1,2 31,3
32 5 21
26,2 4,1 17,2
37 33 19
23,0 20,5 11,8
9 25 2
13,6 37,9 3,0
9 20 7
13,0 29,0 10,1
32 15 18
27,4 12,8 15,4
44 17 30
23,5 9,1 16,0
19 11 15
27,5 15,9 21,7
11
7,5
29
8,1
10
6,1
7
5,7
15
9,3
8
12,1
10
14,5
14
12,0
10
5,3
1
1,4
3 28 4 10 146
2,1 19,2 2,7 6.9
24 86 23 13 357
6,7 24,1 6,4 3.7
10 41 5 8 163
6,1 25,2 3,1 4.9
10 27 14 6 122
8,2 22,1 11,5 4.9
4 34 8 11 161
2,5 21,1 5,0 6.8
3 12 0 7 66
4,5 18,2 0,0 10.6
3 10 2 8 69
4,3 14,5 2,9 11.5
10 17 6 5 117
8,5 14,5 5,1 4.3
9 48 14 15 187
4,8 25,7 7,5 8.0
1 15 4 3 69
1,4 21,7 5,8 4.3
De categoriën kleinkinderen, peter-meter en petekinderen werden onder de categorie Andere ondergebracht.
In tegenstelling tot de bestemmelingen van geschenken voert de partner hier de rangschikking van de gevers aan. De meeste cadeaus zijn dus afkomstig van de partner, gevolgd door vrienden, ouders en grootouders en kinderen. De verdeling volgens geslacht leert ons dat mannen sneller een geschenk krijgen van hun kinderen dan vrouwen. Vrouwen mogen dan weer (vergeleken met mannen) eerder een cadeautje van vrienden of collega’s verwachten. Wat leeftijd betreft, is het verhaal grotendeels analoog met dat van het geven van een geschenk aan een bepaalde persoon. Dat oudere respondenten eerder iets krijgen van kinderen (en kleinkinderen) ligt voor de hand aangezien de jongere categorieën minder kinderen hebben. Ook voor vrienden kunnen we dezelfde redenering volgen, hoewel we er toch op willen wijzen dat de percentages hier een iets vlakker verloop hebben. Jongere mensen hebben vaak nog geen gezin gesticht zodat zij nog meer aangewezen zijn op hun vrienden. Hoger opgeleiden krijgen sneller een geschenk van ouders of grootouders dan mensen met een lager diploma. Opmerkelijk zijn de verschillen bij het krijgen van broers en zussen. Bij de lager opgeleiden heeft één op zes in de afgelopen vier weken een cadeau ontvangen. Bij respondenten met een HOBU- resp. universitair diploma heeft één op twintig resp. bijna twee op honderd ontvangen. Wanneer de gevers vrienden zijn, is het net andersom. Dan krijgen de mensen met een hoog diploma vlugger een geschenk dan laaggeschoolden. We zouden dus kunnen stellen dat hooggeschoolden meer belang hechten aan een goede vriendenkring. Zoals bleek uit tabel 7 geven zij immers ook meer aan vrienden. Ook dit blijkt dus een goed voorbeeld van de ‘vrienden versus familiecultuur’-theorie.
WAT WERD ER GEGEVEN EN GEKREGEN Wat er gegeven wordt is ook van belang: giften drukken ook wat van onze eigen identiteit uit: “In een gift onthullen we iets van onszelf, van onze gevoelens ten opzichte van de ander en van wie we zijn; maar in onze gift onthullen we eveneens welk beeld we ons van de ander gevormd hebben” (Schwartz, 1967). Wat we geven zal dus heel wat zeggen over wie we zijn. Komter spreekt van de materiële (het voordeel dat de ontvanger van het geschenk heeft), symbolische (de gever wil er iets met uitdrukken) en sociale betekenis van geschenken (als het cement van sociale relaties). Cadeau's zijn wat Goffman 'tie-signs' noemde: symbolen van de band die men met iemand heeft, of wil hebben (Goffman, 1971). Omwille van die symbolische betekenis is niet enkel het feit dat men een geschenk geeft maar ook wat dat geschenk is, van belang. Bijvoorbeeld het geven van geld of cadeaubonnen worden door velen dan ook als dubieus beschouwd omdat ze zo enorm onpersoonlijk zijn en van weinig inspiratie getuigen. Dat neemt trouwens niet weg dat zoals uit onderstaande tabel blijkt, geld het meest gegeven geschenk is. Het geven van geld werd ook door Komter onderzocht (Komter, 1993: 26): Mannen geven gemiddeld minder maar wel grotere geldbedragen dan vrouwen. Hoger opgeleiden geven en ontvangen meer geld dan lager opgeleiden. Jongeren geven minder maar ontvangen meer dan ouderen (een duidelijk voorbeeld van de stille herverdeling: geschenken gaan vooral van oud
86 naar jong. Er is een stilzwijgende wederkerigheid geweest tussen de generaties). Rijkeren geven, absoluut, meer geld dan armeren, maar in verhouding tot het inkomen geven en ontvangen de rijkeren relatief minder dan de armeren. Maar welke geschenken worden er nu zoal gegeven en ontvangen? Volgens Rucker en Dolstra zijn er daarbij geslachtsverschillen: het type van geschenk dat gegeven wordt is afhankelijk van de sexe van de gever. Zo zullen bij voorbeeld mannen al eens alcoholische drank geven en ontvangen, terwijl vrouwen eerder voedsel geven en ontvangen. Vrouwen geven en ontvangen in verhouding meer, maar goedkopere cadeaus, terwijl mannen eerder minder maar duurdere geschenken geven en ontvangen. Maar zulke hypothesen werden in dit onderzoeksopzet niet getest. Omdat in het eerste geval de frequenties te laag waren om van significante resultaten te mogen spreken. En in het tweede geval, de gegevens niet toelieten dit verband te testen.
87
Tabel 6: Wat hebben de respondenten de afgelopen vier weken gegeven 8?
Totaal
Geld Audiovideo-pc Snoep Drank Speelgoed Hobby Decoratie Huis tuin Parfumjuwelenbeaty Andere Bloemen Kleding Boeken
freq %
Geslacht M freq %
V freq %
Leeftijd 10-20er freq %
30er freq %
40-50er freq %
60+ Freq
117
13.7
42
16.0
120
19.6
9
4.3
26
10.6
55
22.4
27
57
6.7
20
7.6
37
6.0
16
7.6
17
6.9
22
9.0
75
8.8
18
6.8
57
9.3
19
9.0
20
8.2
30
41
4.8
12
4.6
30
4.9
13
6.2
11
4.5
51
6.0
21
8.0
30
4.9
14
6.6
23
27
3.2
10
3.8
17
2.8
4
1.9
34
4.0
13
4.9
21
3.4
6
64
7.5
25
9.5
39
6.4
46
5.4
14
5.3
32
99
11.6
30
11.4
112
13.1
35
99
11.6
31
3.6
853
8
Opleiding LO freq %
HS freq %
HOBU freq %
UNIV. freq %
36.5
25
23.4
34
15.2
42
13.6
12
9.8
2
2.7
6
5.6
18
8.1
16
5.2
9
7.4
12.2
6
8.1
11
10.3
25
11.2
24
7.8
9
7.4
16
6.5
1
1.4
5
4.7
13
5.8
11
3.6
8
6.6
9.4
9
3.7
5
6.8
6
5.6
15
6.7
24
7.8
4
3.3
13
5.3
10
4.1
0
0.0
5
4.7
7
3.1
12
3.9
3
2.5
2.8
9
3.7
16
6.5
3
4.1
4
3.7
6
2.7
10
3.2
10
8.2
21
10.0
19
7.8
19
7.8
5
6.8
7
6.5
15
6.7
18
5.8
15
12.3
5.2
15
7.1
10
4.1
19
7.8
2
2.7
3
2.8
12
5.4
16
5.2
10
8.2
71
11.6
35
16.6
25
10.9
27
10.9
12
16.2
16
13.9
15
6.6
39
12.6
21
18.1
13.3
76
12.4
31
14.7
34
13.9
41
16.7
6
8.1
4
3.7
28
12.6
40
13.0
4
3.3
12
4.6
68
11.1
14
6.6
27
11.0
29
11.8
5
6.8
15
14.0
29
13.0
43
14.0
7
5.7
11
4.2
15
2.4
14
6.6
9
3.7
8
3.3
0
0.0
1
0.9
6
2.7
13
4.2
10
8.2
263
613
211
245
301
74
Eten, rookwaren, iets intiem-persoonlijk en reizen-weekend werden onder de categorie Andere gebracht.
%
107
223
308
122
De top vier van geschenken die gegeven werden zijn, op de eerste plaats, geld gevolgd door bloemen , kleding en snoep. Langs de andere kant zijn er rookwaren, een reis of weekend, iets intiems persoonlijks en eten die in verhouding bijna niet gegeven worden. Zoals voordien reeds bleek, geven mannen minder cadeaus dan vrouwen. Die geslachtsdimensie blijkt bovendien nog versterkt als het gaat om het geven van vooral kleding en in mindere mate van snoep en geld. Vrouwen geven meer kledij snoep en geld dan mannen. De cadeaus die eerder door mannen gegeven worden, zijn speelgoed, hobbyartikelen, decoratie, huis en tuin benodigdheden. In mindere mate behoren daar ook bloemen en parfum, juwelen en schoonheidsartikelen toe. De typologie van geschenken volgens leeftijd geeft minder duidelijke verschillen, toch zijn er de volgende: Het geven van geld neemt (enorm) toe naarmate men ouder wordt. De zestig plussers vallen vooral op wat betreft het geven van audio-video-pc materiaal, bloemen en boeken. Telkens zijn zij de leeftijdscategorie die zulke geschenken in verhouding opmerkelijk minder geven. Gebruiksvoorwerpen voor in het huis of in de tuin wordt dan weer in verhouding meer door tieners-twintigers gegeven. Een ander opmerkelijk gegeven, is het feit dat de categorie tieners en twintigers het minst kleding gegeven heeft. Uit de bivariate analyse met opleiding blijken ook duidelijke verbanden. Zo is geld iets dat in verhouding duidelijk meer door de lager opgeleiden wordt gegeven dan door de hoger opgeleiden. Een analoog verband zien we bij het geven van snoep. Omgekeerd worden parfum, juwelen en schoonheidsdartikelen, bloemen en boeken duidelijk meer door de hoger opgeleiden gegeven. Met uitzondering voor de universitairen; zij geven in verhouding juist het minst aantal bloemen.
89
Tabel 10: Wat hebben de respondenten de afgelopen vier weken gekregen 9?
Geld Audio-videopc Snoep Drank Eten (geen snoep) Decoratie Huis en tuin Parfumjuwelenbeauty Andere Bloemen Kleding Boeken
9
freq %
Geslacht M freq %
V freq %
Leeftijd 10-20er freq %
49 21
9.9 4.2
18 12
47 31 18
9.5 6.2 3.6
28 24 34
68 110 45 22 497
60+ freq %
Opleiding LO freq %
30er freq %
40-50er freq %
HS freq %
HOBU freq %
UNIV. freq %
12.6 8.4
31 9
8.7 2.5
26 10
15.6 6.0
10 7
8.8 6.1
10 3
6.3 1.9
3 2
4.6 3.1
4 3
7.7 5.8
6 7
6.8 8.0
16 4
9.9 2.5
6 2
9.0 3.0
13 17 7
9.1 11.9 12.6
44 14 11
12.3 3.9 3.1
17 7 5
10.2 4.2 3.0
16 8 4
14.0 7.0 3.5
19 12 5
12.0 7.6 3.2
5 8 4
7.7 12.3 6.2
4 4 4
7.7 7.7 7.7
10 7 3
11.4 8.0 3.4
18 13 7
11.2 8.1 4.3
6 5 2
9.0 7.5 3.0
5.6 4.8 6.8
4 2 6
2.8 1.4 4.2
24 22 28
6.7 6.1 7.8
10 7 8
6.0 4.2 4.8
5 10 6
4.4 8.8 5.3
9 5 16
5.7 3.2 10.1
4 2 4
6.2 3.1 6.2
2 4 2
3.8 7.7 3.8
5 2 5
5.7 2.3 5.7
11 12 9
6.8 7.5 5.6
2 4 8
3.0 6.0 11.9
13.6 22.1 9.1 4.4
25 9 22 8 143
23.1 6.3 15.4 5.6
37 101 23 14 358
10.3 28.2 6.4 3.9
29 18 22 8 167
17.4 10.8 13.2 4.8
12 29 2 5 114
10.7 25.4 1.8 4.4
24 42 10 3 158
15.2 26.6 6.3 1.9
3 21 3 6 65
4.5 32.3 4.6 9.2
9 9 1 6 52
17.3 17.3 1.9 11.5
12 19 9 3 88
13.6 21.6 10.2 3.4
22 23 20 4 161
14.8 14.3 12.4 2.5
6 10 8 8 67
9.0 14.9 11.9 11.9
Rookwaren,speelgoed, hobby, iets intiems-persoonlijks en reizen-weekend zitten in Andere
De vier types geschenken die het meest gekregen worden zijn dezelfde als degene die gegeven worden, enkel de volgorde verschilt. Bloemen worden duidelijk meer gekregen dan geld, snoep en kleding. De hoge score van bloemen is mogelijk te wijten aan het feit dat de interviews in de paasperiode afgenomen werden en dat er ter ere van Pasen in verhouding veel bloemen geschonken worden. Dit grote aantal bloemen gaat hoofdzakelijk naar vrouwen. Bij de gevers van bloemen was er nauwelijks een verschil tussen mannen en vrouwen. Andere geschenken die in de eerste plaats vrouwen ontvangen zijn parfum, juwelen en schoonheidsprodukten, decoratie, voorwerpen voor in huis en tuin en snoep. Enigszins verrassend is dat aan mannen (15.4 %) veel meer kleding gegeven wordt dan aan vrouwen (6.4 %), terwijl het vooral vrouwen zijn die kleding geven. Misschien een gevolg van de nog altijd als vrouwelijk beschouwde zorgtaak. Verder krijgen mannen vergelijkenderwijs ook meer audio-, video-installaties en pc’s, drank, geld, zaken voor hun hobby en rookwaren. Tieners en twintigers genieten vooral van kleding, geld en audio-, video- en pc-toestellen. Ouderen ontvangen veeleer drank en parfum en juwelen. Het verband tussen leeftijd en het krijgen van bloemen oogt het sterkst. Hoe respectabeler de leeftijd, hoe meer bloemetjes men ontvangt (van 10.8 % in de jongste categorie naar 32.3 % bij de zestig-plussers). Inzake opleidingsniveau is er weinig helderheid. Laaggeschoolden zullen in verhouding meer bloemen krijgen en hoger opgeleiden ontvangen iets meer parfum en juwelen.
DE GESCHENKGELEGENHEDEN Komter maakte een onderscheid tussen volgende geschenkgelegenheden: De traditionele geschenkfeesten zoals Kerstmis en Sinterklaas, speciale feestgelegenheden voor bijvoorbeeld het behalen van een diploma, speciale dagen als vader- en moederdag, de ‘rites de passages’, geschenken met betrekking tot sociale relaties en de stille riten van de anonieme gift. Welke zijn nu de gelegenheden waarop geschenken werden uitgewisseld.
92
Tabel 8: Bij welke gelegenheid hebben de respondenten in de afgelopen vier weken gegeven 10?
Verjaardag Geboortedoop Huwelijk Moederdag -vaderdag Reis-ziekte-nieuwe woning/ werkbedanken Bij uitnodiging Zomaar Andere Pasen
10
freq %
Geslacht M freq %
V freq %
Leeftijd 10-20er freq %
371 43.2 70 8.2
121 44.2 14 5.1
250 42.9 56 9.6
79 16
36.7
6.5
50 30
5.8
8.8
3.5
24 1
56
6.5
18
2.1
71 8.3 39 5.7 143 16.7 858
4.9
0.4
26 29
5.0
14 14
24
8.8
32
5.5
5
1.8
13
2.2
23 8.4 19 7.0 43 15.7 274
47 8.0 29 4.1 100 17.2 582
7.4
30er freq %
40-50er freq %
126 50.0 22 8.7
123 39.9 23 7.5
4.4
6.5
11 3
13
6.0
5
2.3
28 13.0 15 6.9 31 14.4 215
6.5
1.2
20 13
19
7.5
2
0.8
19 7.5 3.6 9 41 16.3 252
60+ Fre % q 43 51.8 10.8 9
Opleiding LO freq % 56 6
49.1
4.4
6.0
4.2
5 0
0.0
5 0
20
6.5
4
4.8
9
2.9
2 5 4 11 83
19 6.2 21 6.7 60 19.5 308
5.3
HS freq %
HOBU freq %
UNIV. freq %
109 48.0 18 7.9
126 41.6 31 10.2
52 11
37.1
15.7
5.7
0.0
13 7
10
8.8
2.4
2
1.8
6.0
4.4 5 4.5 5 25 21.9 114
4.8 13.3
Kerst nieuwjaar, communie, prestatie, Valentijn, Sinterklaas en secretaresse-grootouderdag zitten onder Andere.
7.9
3.3
3.1
10 12
3.9
22 9
5
2.2
24
7.9
9
6.4
7
3.1
6
2.0
2
1.4
15 7 13 140
10.7
17 7.5 3.9 9 42 18.5 227
22 7.3 23 7.4 49 16.2 303
6.4
4.9 9.3
Uit de vraag voor welke gelegenheid de respondenten de afgelopen vier weken een geschenk gaven, bleek dat er in de eerste plaats voor de verjaardag en in afnemende mate voor Pasen, Zomaar en geboorte-doop gegeven werd. Pasen op de tweede plaats is natuurlijk te danken aan het feit dat de interviews rond Pasen afgenomen werden. Een analoog onderzoek, maar bijvoorbeeld gevoerd rond de kerst en nieuwjaarsperiode zou analoge resultaten geven maar dan met kerst-nieuwjaar en Sinterklaas hoog geklasseerd. Andere periode- of daggebonden geschenkgelegenheden zijn moeder- en vaderdag, Valentijn en Sinterklaas zullen dus afhankelijk van de periode waarin de interviews worden afgenomen of waarop ze betrekking hebben, in meer of mindere mate voorkomen. Mannen blijken meer ter gelegenheid van communie, huwelijk, reis-ziekte-nieuwe woningnieuw werk-bedanken en verjaardag te geven in vergelijking tot de vrouwen. Vrouwen geven dan weer eerder ter ere van geboorte-doop, moeder- en vaderdag, bij uitnodiging en voor Pasen. De opvallendste resultaten met betrekking tot leeftijd zijn de volgende: Hoe ouder hoe meer er in verhouding ter gelegenheid van de verjaardag gekocht wordt. Omgekeerd, hoe jonger, hoe meer er ‘zomaar’ een cadeau gegeven wordt. Juist de tegenovergestelde conclusies kunnen getrokken worden wat betreft de onafhankelijke variabele opleiding. Hoe hoger de opleiding, hoe meer er ter gelegenheid van een huwelijk, bij uitnodiging, en hoe minder er voor Pasen gegeven wordt. Maar ook hoe hoger de opleiding, hoe meer er zomaar een cadeau gegeven wordt en hoe minder er een verjaardagscadeau gegeven wordt. Hieruit mogen we waarschijnlijk besluiten dat het vooral de jongeren en de hoger opgeleiden zijn die spontaner geven en dus minder volgens de vaste traditionele geefpatronen. Ook hier speelt dus weer het verschil tussen familie- en de vriendencultuur.
94 Tabel 12: Bij welke gelegenheid hebben de respondenten de afgelopen vier weken een cadeau gekregen 11?
Verjaardag Geboortedoop Huwelijk Moederdagvaderdag Reis-ziek-tenieuwe woning/ werkbedanken Bij uitnodiging Zomaar Andere
Pasen
freq %
Geslacht M freq %
V freq %
Leeftijd 10-20er freq %
165 9
32,4 1,8
61 0
17 19
3,3 3,7
53
30er freq %
40-50er freq %
42,7 0,0
104 9
29,2 2,5
66 4
40,5 2,5
43 5
35,0 4,1
41 0
3 12
2,1 8,4
14 7
3,9 2,0
6 2
3,7 1,2
1 6
0,8 4,9
10,4
10
7,0
43
12,1
9
5,5
8
19
3,7
6
4,2
13
3,7
3
1,8
104 18 76
20,4 3,5 14,9
27 6 14
18,9 4,2 9,8
67 12 62
18,8 3,4 17,4
42 2 17
25,8 1,2 10,4
509
11
143
356
163
60+ freq %
Opleiding LO freq %
HS freq %
HOBU freq %
UNIV. freq %
25,9 0,0
15 0
23,4 0,0
14 1
20,3 1,4
33 4
28,9 3,5
62 4
35,0 2,3
12 0
17,6 0,0
9 5
5,7 3,2
1 6
1,6 9,4
8 5
11,6 7,2
2 1
1,8 0,9
5 5
2,8 2,8
2 8
2,9 11,8
6,5
27
17,1
9
14,1
7
10,1
12
10,5
21
11,9
8
11,8
4
3,3
10
6,3
2
3,1
2
2,9
5
4,4
6
3,4
5
7,4
27 3 16
22,0 2,4 13,0
19 10 31
12,0 6,3 19,6
16 2 12
25,0 3,1 18,8
14 3 15
20,3 4,3 21,7
19 3 27
16,7 2,6 23,7
35 7 18
19,8 4,0 10,2
16 4 10
23,5 5,9 14,7
123
158
64
Kerst nieuwjaar, communie, prestatie, Valentijn, Sinterklaas en secretaresse-grootouderdag zitten onder Andere
69
114
177
68
De meest populaire gelegenheden om een geschenk te krijgen zijn achtereenvolgens een verjaardag, zomaar, Pasen en bij een reis, ziekte, nieuwe woning of werk en als bedanking. Dat de hoge score van Pasen aan het tijdstip van het afnemen van de interviews en het verzenden van de postenquêtes te wijten is, hebben we onder 2.1 reeds aangehaald. Bij hun verjaardag kregen maar liefst bijna de helft van de mannen een cadeau tegenover slechts iets meer dan een vierde van de vrouwen. Zeer vreemd is dat de mannen uit onze steekproef veel vaker een geschenk ontvangen voor vaderdag dan vrouwen voor moederdag. Vrouwen zullen in verhouding sneller iets ontvangen ter gelegenheid van Pasen of van een reis, ziekte, nieuwe woning of werk, als bedanking. De variabele leeftijd legt enkele hypotheses bloot. Vooreerst zien we dat hoe jonger men is, hoe meer men voor zijn verjaardag krijgt. Daarnaast geldt ook : hoe jonger, hoe meer men zomaar ontvangt. De categorie zestig-plussers vormt hierop een uitzondering. En tenslotte stellen we vast dat de oudere groepen meer ontvangen met Pasen. Hoger opgeleiden zullen meer zomaar ontvangen en minder met Pasen dan lager opgeleiden. Cheal legde een verband tussen de verschillende categorieën van geschenkgelegenheden en de aard van geschenken die er gegeven werden: als eerste categorie onderscheidde hij ‘economic co-operation’ Daartoe behoren huwelijken (en feesten daaromtrent (bijvoorbeeld verlovingsfeest) en worden vooral instumentele (voor praktische doeleinden) geschenken gegeven als geld, huishoudbenodigdheden, kookgerij, servies, … In een tweede ‘sociability’ (de interactie met de ander wordt benadrukt) worden zowel instrumentele als expressieve (met een symbolisch doel) geschenken uitgewisseld. Daartoe behoren verjaardagen, bezoeken (drank, voedsel,…), feestjes (iets voor de activiteiten, drank, decoratieve huishoudspullen), vader- en moederdag. Louter expressieve geschenken (als decoratieve plantjes, snoep, iets persoonlijks) worden gegeven bij volgende twee categorieën; ‘sentimentality’ en ‘attachment’ (om bestaande banden te bevestigen en te verstevigen) waaronder valentijn, ‘uit sympathie, Pasen, een afscheid. Ten slotte is er ook de groep ‘presence-availability’ (the central value of the occasion is the physical availability of significant others to each other as individuals who are co-present in space and time (Giddens, 1979: 103). Er worden zowel expressieve als instrumentele geschenken uitgewisseld. De groep bestaat uit reünies, verjaardagen, kerstmis, geboorten.
97
Besluit: overeenkomst tussen woord en daad Geschenken hebben verschillende functies; ze maken sociale relaties mogelijk en houden deze in stand. Bovendien onthullen ze iets van de identiteit van de gever en de ontvanger. Van de drie motieven die de gift kunnen uitlokken lijkt de wederkerigheid, het geven en ontvangen, de regel te zijn; altruïsme en eigenbelang zijn veel uitzonderlijker. Die wederkerigheid blijkt ook een sociale functie te hebben, of zoals Komter het uitdrukt: “de simpele stelregel ‘do ut des’ (…) blijkt een hecht moreel cement te zijn dat het bouwwerk van de samenleving bijeenhoudt”. Aan de respondenten werden twee batterijen houdingsvragen voorgelegd. De eerste reeks uitspraken peilde naar het geven en ontvangen van geschenken in het algemeen. Een tweede handelde meer specifiek over het teruggeven, over wederkerigheid. Uit onze gegevens konden we betekenisvolle trends puren. Geefgelegenheden vervullen een centrale rol in het leven van vrouwen en jongeren. Beide groepen geven graag cadeaus, kunnen zelden wachten met het geven van hun geschenk en houden van een verrassing. Omdat ze er veel belang aan hechten, staan zij er vaker kritischer tegenover. Vrouwen staan toch anders ten opzichte van wederkerigheid dan jongeren. Het geven en ontvangen van cadeaus vormt voor hen de smeerolie tussen sociale banden. Zij verlangen van de ander dat die ook moeite doet voor zijn geschenken. Zowel jongeren als vrouwen verwachten af en toe iets terug, al is het maar een bedankje. Ook hoog geschoolden vinden het noodzakelijk voor het in stand houden van sociale relaties dat je geregeld een cadeau terugkrijgt. Net zoals bij de jongeren geldt de invloed van onzekerheid in de sociale relaties. Lager opgeleiden en ouderen daarentegen komen meer als altruïstisch naar voren. Zij geven veelal aan familieleden; daarmee onderhouden zij vaste en stabiele relaties die dichtbij hen staan. In dergelijke kringen geven zij eerder belangeloos. Hoog geschoolden geven vaker binnen een uitgebreid netwerk van vrienden. Binnen hun vriendencultuur staat wederkerigheid dus voorop. Zij geven bewuster - zij kiezen immers zelf hun vrienden – maar gedragen zich kritischer. Zij zijn niet dankbaar voor om het even wat. Door hun grote vrijheid en hun ruimere netwerk van vrienden en kennissen kunnen zij zich het permitteren zich kritischer op te stellen. Die wederkerigheid die het motief is achter de meerderheid van alle geschenkgelegenheden – zoals bleek uit de eerste paragraaf - is echter dikwijls niet volledig gelijk. Ten eerste hebben velen het gevoel in het algemeen meer te geven dan te krijgen. In het bijzonder de zestigplussers en de respondenten met een hoog gezamenlijk netto maandinkomen denken van zichzelf dat ze meer geven dan krijgen. Maar ten tweede, - zoals ook reeds werd vastgesteld in het onderzoek van Komter - blijken er ook in de praktijk verschillen tussen geven en ontvangen, waarbij vooral leeftijd, opleidingsniveau en geslacht de discriminerende variabelen blijken te zijn.
98 Mannen geven en ontvangen gemiddeld minder cadeaus dan vrouwen. Daartegenover staat dan wel dat het meestal om duurdere geschenken gaat. Omgekeerd geven en ontvangen vrouwen natuurlijk in het algemeen meer, maar wel goedkopere giften. Hoger opgeleiden hebben vaker ontvangen en gegeven dan lager opgeleiden. Bovendien is de wederkerigheid er meer gelijk. Ook met betrekking tot de leeftijd kan zulke conclusie gemaakt worden: ouderen geven minder dan jongeren en daarenboven is het verschil tussen geven en ontvangen er groter. Een aantal verklaringen zijn de grotere financiële draagwijdte (opleiding), het verband tussen meer geven en onzekere relaties (leeftijd en opleiding) en de als typisch vrouwelijk beschouwde zorgfunctie. Toch hoeven hier ‘woord’ en ‘daad’ elkaar niet volledig tegen te spreken: het feit dat ouderen en lager opgeleiden beweren in verhouding meer te geven dan te ontvangen, hoeft niet per sé tegenstrijdig te zijn met het gegeven dat zij juist de minste gevers en ontvangers zijn, in de veronderstelling (bleek uit voorgaande onderzoeken) natuurlijk dat de wederkerigheid er ongelijker is. En vanuit die veronderstelling verder redenerend kunnen we ook volgende overeenkomst tussen woord en daad vaststellen. De jongeren en hoog geschoolden die in de houdingsvragen aangaven in verhouding meer belang te hechten aan een gelijke wederkerigheid, blijken dat ook in realiteit consequenter te doen. Maar die hechte verbinding tussen geschenken en sociale relaties heeft ook een keerzijde. Men zou hier kunnen spreken van het Mattheüseffect (wie veel heeft zal veel gegeven worden, maar wie weinig heeft zal veel gegeven worden) in de geefcultuur. Wie weinig relaties heeft, zal ook weinig ontvangen. Iemands sociale isolement is op deze wijze af te lezen aan hoeveel iemand geeft en ontvangt. Zo zijn het juist diegenen die het het meest nodig hebben, geen lid van verschillende geefkringen. Naast dit materiële effect is er ook een immaterieel effect: omdat geschenken een belangrijke rol spelen bij het bevestigen van iemands eigenwaarde. (als iemand een gift ontvangt, betekent het, dat hij door die ander als de moeite waard om te begiftigen wordt beschouwd) Dit Mattheüseffect speelt voornamelijk voor de ouderen. Zij zijn diegenen die van alle geschenkgelegenheden het minst ontvangen. Maar nu naar de feitelijke kant van het onderzoek. Meer dan 60 % van de respondenten beweerde in de gevraagde periode een geschenk gegeven te hebben terwijl er nog geen 40 % er één gekregen had. De voornaamste ontvangers van cadeaus zijn vrienden, gevolgd door ouders en grootouders en kinderen. Omgekeerd kunnen we als belangrijkste gevers de partner, vrienden, ouders en grootouders vermelden. Zowel bij het geven als bij het ontvangen van geschenken zijn de uitschieters vrouwen en jongeren. Jongeren en hoger opgeleiden (cfr. de eerste groep) geven spontaner en meer aan vrienden. Lager opgeleiden krijgen meer van broers en zussen, hooggeschoolden meer van vrienden. Dus ook hier blijkt het groter belang van de vriendencultuur bij de jongeren en hoger opgeleiden en omgekeerd het groter belang van de familiecultuur bij ouderen en lager opgeleiden. Geld, bloemen kleding en snoep werden het meest gegeven. Terwijl bij de gekregen geschenken bloemen met meer dan twintig procent de duidelijke uitschieter is gevolgd door geld, snoep en kleding. Dit resultaat dient genuanceerd te worden daar bloemen meestal aan vrouwen gegeven worden en de vrouwen licht oververtegenwoordigd zijn in de steekproef.
99 De vrouw koopt doorgaans de kleding (dit wordt waarschijnlijk als een deeltje van de typisch vrouwelijke zorgfunctie beschouwd). Ouderen en lager opgeleiden geven verhoudingsgewijs meer geld. Wat betreft de resultaten van de geschenkgelegenheden moeten we oppassen bij het extrapoleren van de resultaten in tijd en ruimte omwille van de grote tijdsgebondenheid. De respondenten in dit onderzoek hadden vooral voor de verjaardag, Pasen en zomaar gegeven en gekregen. De variabele leeftijd legt een aantal verbanden bloot: Hoe ouder hoe meer er een verjaardagscadeau gekocht werd, maar hoe minder men er één krijgt (een stil overblijfsel van de herverdeling van jong naar oud). Hoe jonger men is, hoe meer er zomaar een cadeau gegeven en ontvangen wordt (meer onzekere relaties). Ter afronding willen we de meest essentiële punten nog eens op een rijtje te zetten. Ten eerst blijkt wederkerigheid nog altijd een belangrijke motivatie te zijn bij het geven van een geschenk. Vooral de variabelen leeftijd, geslacht en opleidingsniveau vertoonden elk enige samenhang met de geefcultuur. Tenslotte gaven volgende tendensen de meeste verheldering: • Het verschil tussen het behoren tot een vrienden- of een familiecultuur; • De mate van onzekerheid in de sociale relaties; • De stereotypering van de vrouw in haar verzorgende en sociaal verantwoordelijke rol.
100
EEN GESCHENK ALS (G)EEN ANDER? GELS EN GESCHENKBONNEN BINNEN DE GEEFCULTUUR IN VLAANDEREN
101
HOOFDSTUK 4 EEN GESCHENK ALS (G)EEN ANDER? GELD EN GESCHENKBONNEN BINNEN DE GEEFCULTUUR IN VLAANDEREN Bart Piron, Koen Potters, Caroline Schaut, Jeff Van Ouytsel
102
INHOUDSTAFEL
1 INLEIDING --------------------------------------------------------------------------- 103 2 LEEFTIJD: EEN CRUCIALE VARIABELE IN HET ONDERZOEK! -------------------- 105 3 KRIJGEN EN GEVEN VAN GELD ---------------------------------------------------- 106 3.1 Geld geven: een zaak van ouderen -------------------------------------------------------------------------------- 106 2.1.1 Geld geeft men niet aan iedereen --------------------------------------------------------------------------- 108 3.1.1 Geld geven: gepast of ongepast? ---------------------------------------------------------------------------- 108 2.2 Het krijgen van geld ------------------------------------------------------------------------------------------------- 117 3.1.2 Gepast geld gekregen? ---------------------------------------------------------------------------------------- 119 2.3 Geld, een echt ‘ pakje’? --------------------------------------------------------------------------------------------- 122 2.3.1 Persoonskenmerken ------------------------------------------------------------------------------------------- 122 2.3.2 Socio-economische kenmerken ----------------------------------------------------------------------------- 126 3.2 Enkele meningen over geld als geschenk ------------------------------------------------------------------------ 129 3.3 Geschenkbonnen ----------------------------------------------------------------------------------------------------- 132 3.4 Geven van geschenkbonnen: een zaak van dertigers----------------------------------------------------------- 132 3.4.1 Aan wie geeft men geschenkbonnen? ---------------------------------------------------------------------- 134 3.4.2 Geschenkbonnen een “all round” geschenk? -------------------------------------------------------------- 135 3.4.3 Geschenkbonnen: wie geeft wanneer? --------------------------------------------------------------------- 139 3.4.4 Geen geschenkbonnen voor veertigplus ------------------------------------------------------------------- 141 3.4.5 Geschenkbonnen meer gepast dan geld?------------------------------------------------------------------- 143 3.5 Enkele meningen over geschenkbonnen ------------------------------------------------------------------------- 145 3.6 Besluit: geld en geschenkbonnen een geschenk apart --------------------------------------------------------- 145
103
Inleiding Al jarenlang is geld één van de belangrijkste ruilmiddelen tussen mensen. Mensen kopen en verkopen goederen met een geldwaarde. Volgens Lipsey (geciteerd in Lea e.a., 1987: 319) wordt geld gedefinieerd als: “any generally accepted medium of exchange- anything that will be accepted by virtually anyone in exchange for goods and services”
Toch kan geld ook op allerlei andere manieren de relaties tussen mensen bepalen. Het geven en krijgen van geld of geschenkbonnen als geschenk is daar een voorbeeld van. Geld als geschenk wordt getypeerd als een atypisch cadeau. Zo denken we bij het horen van geld niet meteen aan een geschenk. Het liefst ontvangen we een gewoon geschenk in plaats van geld. Geld heeft immers een aantal kenmerken wat het voor personen onaanvaardbaar maakt om het als geschenk te geven. In de eerste plaats is geld een onpersoonlijk geschenk. Vervolgens bezit het een commerciële betekenis waardoor het niet altijd even makkelijk is om het onderscheid te maken tussen een gewone markttransactie en het geven en krijgen van een geschenk. Ten derde draagt geld de identiteit van gever en ontvanger niet in zich. Met andere woorden, de gever wordt niet geïdentificeerd met het geschenk en zodoende neemt de waarde van geld als geschenk af voor de ontvanger. Ten vierde geeft geld geen blijk van een persoonlijke inspanning om een passend geschenk te vinden (Robben en Pieters, 1993: 9, Damen en Mortelmans, 1999: 7, Webley, 1981). Anderzijds aanvaarden mensen geld als geschenk wel indien het afkomstig is van een ouder iemand of van iemand wiens status hoger is (Caplow, 1982). Economisch gezien is geld een ideaal geschenk. Het geeft de ontvanger een maximale keuzevrijheid, waar die bij het geven van geschenkbonnen enigszins beperkt blijft. Belk en Wallendorf (1990) maken vervolgens een onderscheid tussen sacraal en profaan geld. Zij beschouwen iets als sacraal wanneer het voor de gebruiker een speciale betekenis heeft. Wanneer iets buiten het ritueel van het geven van geschenken valt, wanneer er geen betekenis van vriendschap aan verbonden is en wanneer het gemakkelijk kan worden vervangen, spreken zij van profaan geld. Geld wordt sacraal wanneer het verpakt en geschonken wordt. Geschenkbonnen zijn een meer gesacraliseerde vorm van geld. De verpakking en het ontwerp van (sommige) cadeaubonnen ‘verhogen’ de sacralisering en leiden ertoe dat de bon meer als geschenk wordt beschouwd, hoewel het exacte bedrag van een geschenkbon gekend is.
104 Een onderzoek naar de geschenkcultuur in Vlaanderen kan geld en geschenkbonnen niet over het hoofd zien. In dit werk trachten wij een antwoord te geven op allerlei vragen die geld en geschenkbonnen als geschenk kunnen oproepen. Verder literatuuronderzoek zal dit fenomeen nader belichten; toch kunnen we op basis van de statistische analyse al enkele conclusies trekken met betrekking tot de gepastheid, gelegenheid, geschiktheid van het krijgen en geven van zowel geld als geschenkbonnen. We willen in deze paper een afzonderlijk luik maken voor geld en voor geschenkbonnen, met elk hun bijpassende vragen. We veronderstellen dat de variabele leeftijd een grote invloed heeft op het geven van geld en geschenkbonnen. Uiteindelijk willen we dan beide vormen van geschenken met elkaar vergelijken en enkele besluiten formuleren.
105
Leeftijd: een cruciale variabele in het onderzoek! Als we kijken naar reeds uitgevoerde onderzoeken met betrekking tot het geven van geld als geschenk, zien we dat leeftijd steeds een belangrijke factor is. Aanvankelijk hadden we het geven van geld en geschenkbonnen gekoppeld aan een aantal achtergrondvariabelen. Deze leken op het eerste zicht niet relevant voor het onderzoek. De variabele leeftijd daarentegen blijkt echter een doorslaggevende variabele te zijn. Vandaar dat we zijn gaan kijken naar het verband tussen leeftijd en de verschillende achtergrondvariabelen. De verbanden waren telkens significant. Daarom moeten we ook in de interpretatie van de andere tabellen rekening houden met deze verbanden. Tabel 1 toont ons de verbanden tussen leeftijd met de achtergrondvariabelen.
Tabel 13: leeftijd gekoppeld aan kinderen/kleinkinderen, burgerlijke stand en hoogst behaalde diploma (kolompercentages)
Kinderen en kleinkinderen Geen kinderen Kinderen Kleinkinderen Burgerlijke stand Ongehuwd Gehuwd Gescheiden/weduweweduwnaar Hoogst behaalde diploma of getuigschrift Lager onderwijs Lager secundair Hoger secundair Hobu Universitair Chi²<= 0.001
Tieners-twintigers
Dertigers
Veertig-vijftigers
Zestig-plussers
78.7 21.3 0.0
21.8 77.6 0.6
7.5 75.6 16.9
5.9 17.6 76.5
77.6 21.8 0.6
24.5 65.3 10.2
5.7 76.9 17.4
4.0 67.4 28.6
1.8 7.3 27.9 39.6 23.4
5.7 9.2 28.7 44.3 12.1
7.0 15.1 32.9 32.5 11.5
16.8 26.0 29.4 18.4 8.4
106
Krijgen en geven van geld Geld is uiteraard een belangrijk interactiemedium in onze samenleving. Zo roept geld nieuwe vormen van interactie in het leven, beïnvloedt het ons denken, de houdingen en het gevoelsleven van individuen (Weyns, 1997: 63). Enerzijds maakt geld interacties zakelijker en onpersoonlijker, maar anderzijds stellen we vast dat men zeer vaak geld als geschenk geeft. In deze paragraaf willen we nagaan wie geld als geschenk geeft en wie geld krijgt. Verder stellen we ons de vraag of men het gepast vindt geld te geven/te krijgen en bij welke gelegenheden men vooral geld geeft/krijgt. Tot slot onderzoeken we op welke manier het geld overhandigd wordt, en wat de meningen van de respondenten over geld zijn.
GELD GEVEN: EEN ZAAK VAN OUDEREN In het onderzoek werd de vraag gesteld wie in de laatste vier maanden voorafgaand aan het onderzoek geld als geschenk gaf. Uit de analyse blijkt dat 50.8% van de mannen en 51.8% van de vrouwen de afgelopen 4 maanden geld als geschenk hebben gegeven. Wat geslacht betreft zijn er dus nagenoeg geen verschillen. Dit staat in schril contrast tot wat werd vastgesteld in eerder onderzoek. Zo stelt Komter (1993: 279) dat vrouwen algemeen meer geschenken geven dan mannen. Daar de Chi²-test niet significant is, is de kans op een verband in ons onderzoek zeer klein. Het zou dus best mogelijk kunnen zijn dat vrouwen ook vaker geld geven dan mannen. Wat de leeftijd van de respondenten betreft, stellen we vast dat het geven van geld vooral een zaak van ouderen is. Dit is omdat het volgens Burgoyne en Routh (1990: 48) algemeen aanvaard wordt geld te krijgen van mensen met een hogere leeftijd en/of een hogere status. De resultaten bevestigen ook de stelling dat er een soort kapitaalbeweging is van oud naar jong. Toch blijkt dat bijna 25% van de tieners en twintigers geld als geschenk heeft gegeven. Hiervoor hebben we niet meteen een verklaring gevonden. Ook het hebben van kinderen of kleinkinderen beïnvloedt het geven van geld als geschenk. Zo blijkt dat vooral mensen met kleinkinderen het vaakst geld geven. Dit kunnen we verklaren door het feit dat mensen met kinderen en kleinkinderen tot de hogere leeftijdscategorieën behoren. Universitairen zijn het minst geneigd geld te geven. 38.8% beweert geld te hebben gegeven als geschenk, tegenover 58.5% van de mensen die slechts lager secundair onderwijs en mensen die HOBU hebben gevolgd. Uit tabel 1 kunnen we afleiden dat het vooral jongere mensen zijn die een universitair diploma hebben.
107 Tabel 2: Het geven van geld als geschenk naar geslacht, leeftijd, het hebben van kinderen en/of kleinkinderen, inkomen en hoogst behaalde diploma. (kolompercentages)
Geld gegeven Geen geld gegeven
Mannen Vrouwen Chi² Tieners- Dertigers Veertigers- Zestig Chi² Geen Kinderen Kleinkinderen Chi² twintiger vijftigers plussers kinderen N=162 N=262 N=123 N=160 N=303 N=417 N=174 N=359 N=134 24.7 45.4 61.5 74 24.4 58.5 77.6 50.8 51.8 *** *** 49.2 48.2 75.3 45.6 38.5 26 *** 75.6 41.5 22.4 ***
0-49999
Geld gegeven Geen geld gegeven
N=136 43.4 56.6
5000069999 N=128 54.7 45.3
7000089999 N=122 50.8 49.2
90000119999 N=181 58.6 41.4
>=120000 Chi² Lager ond N=126 50.8 49.2
N=49 51.0 49.0
Lager sec
Hoger sec
Hobu
Univers
Chi²
N=94 58.5 41.5
N=199 55.3 44.7
N=224 58.5 41.5
N=85 38.8 61.2
* *
108
2.1.1
Geld geeft men niet aan iedereen
Geld (en geschenken) gaan primair van oud naar jong (Komter, 1993: 282). In onze maatschappij wordt het geven van geld door ouderen algemeen aanvaard; het lijkt alsof hen het recht wordt gegeven geld te schenken. Onderstaande tabel (tabel 3) leert ons dat eens de leeftijd van veertig jaar is bereikt men vooral geld geeft aan kinderen en kleinkinderen, daar waar jongeren eerder geneigd zijn geld te geven aan vrienden. Zo heeft bijna de helft van de zestig plussers geld aan zijn kinderen gegeven. 42.1% geeft geld aan zijn kleinkinderen. Uit deze gegevens leiden we af dat het geven van geld inderdaad een zaak is van ouderen. Van de tieners-twintigers heeft 8.5% geld aan vrienden gegeven, terwijl slechts 0.8% van de zestig-plussers geld aan vrienden gaf. Jongeren geven bijna nooit geld, tenzij aan vrienden. Dit lijkt ons evident daar ze meestal nog geen kinderen of kleinkinderen hebben. Ouderen schenken geen geld aan vrienden of verre verwanten omdat ze dat het minst gepast vinden, zo blijkt uit tabel 4. Tabel 3: Aan wie geeft men geld als geschenk naar leeftijd. (kolompercentages) Tienerstwintiger
Geld gegeven aan de kinderen Geld gegeven aan de kleinkinderen Geld gegeven aan vrienden
Dertigers N=176
Veertigersvijftigers N=264
Zestig plussers
Chi²
N=165 1.2 0.0
7.4 0.0
30.3 3.8
45.2 42.1
*** ***
8.5
8.0
7.6
0.8
*
N=125
Geld geven: gepast of ongepast? In het onderzoek werd ook gepeild naar de gepastheid van geld en geschenkbonnen als geschenk. Voor het opmaken van de tabellen (4, 8, 19, 23) werd telkens gebruik gemaakt van reeds uitgevoerde factoranalyses. Deze principale factoranalyses leveren telkens twee of drie factoren op, waarop de variabelen hoog laden. Op basis van de Cronbach’s Alpha (die de interne consistentie van een schaal aangeeft) konden drie schaalvariabelen gevormd worden. Er dient evenwel benadrukt te worden dat de ondergrens voor deze test 0,70 moet zijn om te kunnen spreken van een betrouwbare factor. Een eerste latente variabele ‘kinderen (algemeen)’ werd verkregen door de variabelen kinderen, kleinkinderen en doopkind te sommeren. De interne consistentie van de schaal is in orde want de Cronbach’s alpha is groter dan 0,70.
109 De tweede latente variabele ‘ouderen’ bestaat uit een sommatie van de variabelen ouders, grootouders en schoonouders. De Cronbach’s alpha is groter dan 0,70. De derde schaalvariabele ‘verre verwant’ wordt gevormd door de variabelen verre familie, vrienden en collega’s op te tellen. De interne consistentie van de schaal is ook hier in orde. Van de vijftien verkregen categorieën werden telkens drie formats aangemaakt. Dit resulteerde in drie nieuwe categorieën: niet gepast, ongepast noch gepast en wel gepast. Er werd gekozen om enkel de categorie niet gepast over te houden. Voor wat de gepastheid van geld betreft, lagen de hoogste percentages in deze categorie. Geld wordt algemeen beschouwd als een ongepast geschenk. Dit verklaart waarom we in de tabellen deze percentages overhielden. De hele statistische analyse over de gepastheid is gebaseerd op deze drie latente variabelen; dit maakt de vergelijking tussen de verschillende tabellen eenvoudiger. Er werd evenwel een uitzondering gemaakt voor tabel 19. Daar geen alpha zonder item werd berekend voor de variabelen vrienden en collega’s, besloten we om beide variabelen apart op te nemen in de tabel. Er is geen enkele factor waarop de variabele ‘verre familie’ hoog laadt in deze vraag. In de twee tabellen over uitspraken omtrent geld en geschenkbonnen werden de categorieën ‘eens’ en ‘helemaal eens’ gehercategoriseerd naar de categorie ‘eens’, waarop de analyse werd gedaan.
110 Doyle geeft aan dat de verschillende ontwikkelingsfasen van het individu, zoals de familiale ontwikkeling, de socio-economische status, de financiële geschiedenis en de sociale rollen bijdragen tot een kader waarbinnen een houding ten opzichte van geld wordt gevormd (Doyle, 1992). Uit tabel 4 blijkt dat meer dan 80% van de tieners-dertigers het ongepast vindt om geld te geven aan hun partner tegenover 57% van de zestig-plussers. In een liefdesrelatie is geld een delicate kwestie. Partners achten het belangrijk dat de prijs verborgen blijft. Het mooiste dat ze elkaar kunnen geven is iets persoonlijks, een ‘stukje’ van zichzelf. Geld is enkel geschikt voor onpersoonlijke sociale relaties. Het is een inferieur symbolisch geschenk omdat het alle sporen van de personen in de sociale relatie uitwist (Zelizer, 1994). We stellen vast dat bijna alle zestig-plussers het gepast vinden om geld te geven aan ‘kinderen (algemeen)’. Geld schenken is minder tijdrovend en gemakkelijker dan een cadeau te zoeken, zeker voor zestig-plussers die vaak minder mobiel zijn. Uit tabel 16 lezen we af dat deze leeftijdsgroep het vaakst eens is met de uitspraken dat geld nuttig, ideaal is en weinig tijdrovend. Het geven van geld door ouderen wordt in onze maatschappij algemeen aanvaard. Respondenten uit de hoogste inkomensgroep vinden het ongepaster om geld te geven dan de respondenten uit andere categorieën. Geld als geschenk kan de relatie verstoren, vooral als mensen het bedrag koppelen aan het budget van de gever. Een cadeau kan als te duur of te goedkoop worden ervaren; de prijs valt dan buiten de normen die men aanvaardbaar vindt (Robben en Pieters, 1993: 11). Dit staat in contrast met de algemene regel dat geld als geschenk wordt geaccepteerd als de gever een hogere status heeft (Burgoyne en Routh, 1991:48).
111 Tabel 4: het verband tussen de respondenten die het niet gepast vinden geld te geven en het geslacht, de leeftijd en het netto maandinkomen (kolompercentages per item) Totaal
Geslacht
chi-2
Geld geven aan:
Leeftijd
Gezamenlijk netto maandinkomen
Man Vrouw chi-2 10-20 30 40-50 (N=207) (N=303) (N=124) (N=140) (N=183)
60+ Chi-2 (N=60)
Partner
75.1
71.4
77.9
***
83,1
81,9
73,2
57,1
Kinderen (alg.)
14.3
12.0
15.9
***
12.9
20.4
15.5
Ouderen
45.0
46,0
44,3
47,2
43,4
Verre verwanten
34.2
38,2
31,5
32,5
26,9
**
*
0-49999 50000-69999 70000-89999 90000-119999 (N=78) (N=89) (N=90) (N=132)
>=120000 (N=103)
66,1
75,4
76,9
74,2
85,1
4.4
13.9
9.10
18.6
15.3
14.3
46,3
39,8
40,2
42,5
42,9
44,2
54,2
35
46,4
29,2
39,5
35,6
28,3
40,8
112 Geld wordt vaak te pas en te onpas als geschenk gegeven. Nochtans denkt niet iedereen hetzelfde over het geven van geld als geschenk. Waar sommigen het niet gepast vinden geld als geschenk te geven, zijn anderen minder terughoudend. Voor hen is geld een universeel geschenk. Toch blijkt dat er bij de mensen een normenkader gehanteerd wordt over het geven van geld als geschenk. Tabel 5 geeft een overzicht van de gelegenheden waarbij respondenten het gepast vinden om geld als geschenk te geven. In de vragenlijst hadden de respondenten de mogelijkheid om meerdere antwoorden aan te duiden. Alle mogelijke combinaties zijn in een eerste fase dan ook opgenomen in een matrix van alle gelegenheden, om vervolgens de belangrijkste of de gelegenheden met het grootste aantal frequenties te weerhouden. Die zijn dan ook in onderstaande tabel opgenomen. Het is zonder meer duidelijk dat gelegenheden zoals valentijn, moederdag, vaderdag en in mindere mate Sinterklaas (Sint Maarten) niet in de tabellen zijn opgenomen, wegens het kleine aantal frequenties. Een verklaring daarvoor is niet moeilijk te vinden. Waarschijnlijk past het niet binnen het normenstelsel van de meeste respondenten om voor de meer intieme gelegenheden geld, als onpersoonlijk geschenk, aan de partner te geven. Uit de tabel blijkt dat de meeste respondenten zich situeren aan beide uitersten. Ofwel is het voor de respondenten bij alle gelegenheden gepast geld als geschenk te geven ofwel bij geen enkele gelegenheid. Toch blijkt ook de combinatie verjaardag/huwelijk/communie als gelegenheden zeer populair om geld te geven. Bijna een vierde van de respondenten vindt het gepast geld als geschenk te geven bij een verjaardag, huwelijk of communie. 20.9% van de respondenten vindt een huwelijk of communie een gepaste gelegenheid om geld te geven. Uit het onderzoek van Cheal (1988: 92) blijkt dat huwelijken unieke gelegenheden zijn waarbij geld als gepast geschenk wordt aanvaard. Wat geslacht betreft blijkt dat mannen meer dan vrouwen vinden dat geld bij alle gelegenheden als geschenk kan fungeren. Merkwaardig genoeg vinden mannen meer dan vrouwen ook dat geld bij geen enkele gelegenheid als geschenk gegeven kan worden. Wel dient vermeld te worden dat het verband tussen geslacht en de gelegenheden geen significant verband is. Oudere mensen vinden het meer gepast om geld als geschenk bij alle gelegenheden te geven dan jongeren. Maar ook hier is er sprake van een contradictie, want diezelfde veertigers, vijftigers en zestig plussers vinden meer dan tieners, twintigers en dertigers dat het bij geen enkele gelegenheid gepast is geld als geschenk te geven. Wat de combinatie verjaardag/huwelijk/communie betreft zijn er relatief meer jongeren die deze gelegenheden gepast vinden om geld als geschenk te geven. Er is tenslotte een verband tussen het geven van geld als geschenk en het hoogst behaalde diploma. De relatief grootste groep respondenten die vindt dat geld als geschenk past bij alle gelegenheden, situeert zich bij diegene die ten hoogste lager onderwijs en lager secundair gevolgd hebben. Ook deze groepen vinden dat het bij geen enkele gelegenheid past om geld als geschenk te geven.
113 Om exact te weten bij welke gelegenheid geld effectief als geschenk wordt gegeven, worden hieronder de verschillende gelegenheden weergegeven met het aantal respondenten die geld hebben geschonken. Een hercategorisering van het aantal keer dat ze geld gaven tot ‘wel’ en ‘niet’ geeft een overzicht van de mate waarin de respondenten geld hebben gegeven gedurende de laatste vier maanden die het onderzoek voorafgingen. Het geringe aantal respondenten die aangeven geld te hebben gegeven voor valentijn, moederdag, vaderdag of andere gelegenheden is wellicht te wijten aan de datum waarop de interviews zijn afgenomen of aan het geringe aantal respondenten dat met zulke gelegenheden geld geeft.
114 Tabel 5: verband tussen de gepastheid van geld als geschenk naar geslacht, leeftijd en inkomen (kolompercentages) Geslacht Man Vrouw
10-20
60+
Hoogst behaalde diploma of getuigschrift Lager Lager Hoger Hoger univ onder secun seund ond
17.9
20.4
16.1
10.10
10.2
17.9
43.3
29.0
28.1
14.3
13.8
22.6
44
9.9
11.3
8.8
6.0
7.6
14.2
9.0
14.3
12.3
10.9
7.6
9.4
Communie
18
4.0
4.8
3.6
6.1
4.2
3.7
1.5
0.0
5.3
3.4
2.7
3.8
Huwelijk
24
5.4
7.5
3.9
9.1
4.2
3.7
6.0
0.0
3.5
3.4
5.5
13.2
Communie/huwelijk
93
20.9
16.7
23.8
17.2
26.3
21.2
13.4
32.1
14.0
22.7
22.8
24.5
Verjaardag
19
4.3
4.8
3.8
3.0
4.2
4.3
6.0
0.0
1.7
7.6
4.8
0.0
Verjaardag/huwelijk/communie
111
24.9
23.1
26.1
30.3
28.8
24.7
10.4
25.0
21.0
26.0
25.5
20.1
Kerst/verjaardag/huwelijk/communie
57
12.8
11.3
13.8
18.2
14.4
9.3
10.4
3.6
14.0
11.8
17.2
5.7
N=186
N=260
N=99
N=118
N=162
N=67
N=28
N=57
N=119
N=145
N=53
Kan u aangeven bij welke gelegenheid u geld in het algemeen een gepast geschenk vindt ? (meerder antwoorden mogelijk) Bij alle gelegenheden past geld als geschenk
N
%
80
Geen enkele gelegenheid past geld als geschenk
N totaal Chi² of fisher exact
N=446
Leeftijd 30 40-50
**
*
115 Als we kijken naar de gelegenheden waarbij geld geschonken werd, leren we dat een verjaardag zonder twijfel de meest voorkomende gelegenheid is. 23% van de respondenten zegt geld te hebben gegeven voor een verjaardag. Op de tweede plaats volgen de eindejaarsfeesten. Met gelegenheden zoals geboorte-doop, communie, Pasen wordt ook af en toe geld gegeven, maar toch in mindere mate. De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn enkel significant verschillend bij huwelijk. 11% van de mannen beweert geld als geschenk gegeven te hebben tijdens een huwelijk, tegenover 7.6% voor de vrouwen. Vrouwen geven liever verpakte geschenken (zie tabel 9). Wat leeftijd betreft zijn de verschillen duidelijker waarneembaar. Er is een algemene tendens dat oudere mensen vaker geld gegeven hebben gedurende de laatste vier maanden dan jongeren, bijvoorbeeld met de kerstperiode, verjaardag, geboorte-doop, huwelijk en Pasen. De verklaring is niet ver te zoeken. Als we verder tabel 10 bekijken, zullen we zien dat jongeren gedurende de laatste vier maanden ook vaker geld hebben gekregen dan ouderen. Er is dus een geldstroom merkbaar van oud naar jong. Grootouders blijven klassiek de grootste groep gevers en de kleinste groep ontvangers van geld tijdens de kerstperiode, maar ook bij andere gelegenheden zoals verjaardagen en dergelijke. Enkel bij de kerstperiode, een geboorte-doop en huwelijk zijn de verschillen met de variabele ‘gezamenlijk netto maandinkomen’ significant. Hoe hoger het inkomen des te vaker men geneigd is om geld te geven. Kunnen we dus stellen dat mensen met een hoger netto maandinkomen vaker geld geven, dan mensen met een lager netto maandinkomen, hoewel ze het minder gepast vinden? Elke gelegenheid is een unieke gebeurtenis. Elke gelegenheid vraagt ook om een verschillend geschenk. De relatie tussen de gever en ontvanger beïnvloedt enerzijds de beoordeling van geschenken en anderzijds de middelen die de ontvanger in een cadeau investeert (Robben en Pieters, 1993: 11).
116
Tabel 6: Verband tussen het geven van geld (%wel) in de laatste 4 maanden naar geslacht, leeftijd en inkomen (kolompercentages) Geslacht GELEGENHEID
N (wel) % (wel)
Man
Vrouw
Leeftijd Chi² of F exact
Gezamenlijk netto maandinkomen
Kerst-oudjaarnieuwjaar Verjaardag
112
15.3
14.9
15.4
1.2
9.7
22.7
26.19
*
049999 13.5
172
23.5
22.5
24.4
8.5
22.8
26.1
38.9
**
20.5
25.6
26.0
24.2
25.7
Geboorte-doop
32
4.4
3.3
5.2
3.0
4.0
4.2
7.1
*
2.1
7.8
5.7
5.5
1.6
Communie
20
2.7
1.9
2.6
2.4
3.4
3.4
0.8
0.7
0.8
3.3
4.4
3.1
Huwelijk
67
9.2
11.4
7.6
7.9
11.4
9.1
7.9
*
3.6
7.0
9.8
15.4
9.4
Pasen
32
4.4
3.6
5.0
0.6
3.4
6.8
5.6
*
5.7
3.9
4.9
4.4
3.9
Zomaar
11
1.5
1.6
1.4
1.2
0.6
2.3
1.6
2.1
0.0
1.6
1.1
1.6
Andere
10
1.4
2.3
0.7
0.6
1.1
1.9
1.6
2.1
0.8
0.8
0.6
3.1
*
10-20
30
40-50
60+
Chi²
5000069999 20.9
70000- 90000> 89999 119999 119999 11.4 14.9 17.2
Chi² *
**
*
117
2.2
HET KRIJGEN VAN GELD
Zoals we bij het geven van geld verschillen vaststelden, zo vermoeden we ook bij het krijgen van geld als geschenk verschillen volgens bepaalde kenmerken. Geven en ontvangen hangen immers samen. Geven is vooral een zaak van ouderen. Mogen we dan aannemen dat het krijgen een zaak van jongeren is? In tabel 7 valt meteen op dat binnen de categorie leeftijd het vooral de jongeren zijn die geld krijgen. Aangezien ouderen vooral aan kinderen en kleinkinderen geven, is het logisch dat het vooral jongeren zijn die geld als geschenk ontvangen. Daar waar mensen zonder kinderen minder geneigd waren tot het geven van geld, blijkt dat deze categorie relatief meer kans heeft om geld te krijgen. Ook dit hangt weer samen met de leeftijd. In tabel 1 merkten we immers dat mensen zonder kinderen jonger zijn.
Als we de variabele inkomen bekijken, stellen we vast dat hogere inkomenscategorieën blijkbaar vaker geld als geschenk krijgen dan de respondenten die zich situeren in de lagere categorieën, hoewel de respondenten uit de hogere inkomenscategorieën het krijgen van geld als geschenk minder gepast vinden. We zagen eerder dat deze categorieën ook het meeste gaven. “Degenen die veel geven zijn tevens degenen die veel ontvangen” (Komter, 1993: 277).
37.2% van de hoger geschoolden kreeg geld als geschenk tegenover slechts 10.4% van de mensen die enkele lager onderwijs genoten. Dit zou te wijten kunnen zijn aan het feit dat mensen met een hoger diploma zich vaker situeren in hogere inkomensgroepen. Deze resultaten zijn een bevestiging van het onderzoek van Komter in Nederland (1993).
118
Tabel 7: Het krijgen van geld als geschenk naar geslacht, leeftijd, het hebben van kinderen en/of kleinkinderen, inkomen en hoogst behaalde diploma. (kolompercentages) Mannen Vrouwen Chi²
Geld gekregen Geen geld gekregen
N=303 31 69
N=416 33.4 66.6
0-49999
Geld gekregen Geen geld gekregen
N=135 28.9 71.1
5000069999 N=129 30.2 69.7
Tienerstwintiger N=162 56.8 43.2
7000089999 N=121 32.2 67.7
Dertigers Veertigersvijftigers N=262 N=174 39.0 23.3 61.0 76.7
90000119999 N=180 35.0 65.0
Zestig plussers N=123 10.6 89.4
Chi²
*** ***
>=120000 Chi² Lager ond N=127 37.8 62.2
N=48 10.4 89.6
Geen kinderen N=159 48.4 51.6
Kinderen Kleinkinderen Chi² N=357 28.6 71.4
N=133 12.8 87.2
*** ***
Lager sec
Hoger sec
Hobu
Univers
Chi²
N=93 17.2 82.8
N=199 27.6 72.4
N=224 38.0 62.0
N=86 37.2 62.8
*** ***
119
Gepast geld gekregen? Net zoals bij het geven van geld, zijn er ook mensen die het krijgen van geld niet gepast vinden. De verdeling van het al dan niet gepast vinden van geld krijgen, wordt weergegeven in tabel 8. Een algemene vaststelling is dat de respondenten het niet gepast vinden om geld te krijgen van de partner of de ‘kinderen (algemeen)’. Daarentegen wordt wel geaccepteerd om van ouderen geld te krijgen. Caplow toonde reeds aan dat geld, van jonge naar oudere familieleden, een ongepaste gift is (Caplow, 1984: 1315). Uit de tabel blijkt eveneens dat men het niet gepast vindt om van verre verwanten geld te ontvangen. Wellicht trekken de (variabelen) vrienden en collega’s, die in de schaalvariabele ‘verre verwant’ zijn opgenomen, de percentages omhoog. De relatie die men kan hebben met verre familieleden of vrienden/collega’s wordt op een verschillende wijze ervaren. Het lijkt daarom normaal te denken dat respondenten het minder gepast vinden geld te krijgen van mensen die niet tot hun familiekring behoren. Volgens Komter is het geven ingebed in patronen van sociale relaties. Onder kennissen, vrienden en collega’s zou men eerder geven op basis van ‘voor wat hoort wat’ (Komter, 1997: 134). Als we naar de leeftijd kijken, valt op dat slechts 2.5% van de tieners-twintigers het niet gepast vinden om geld te krijgen van ouderen tegenover 26% van de zestig-plussers. Dit bevestigt wat eerder werd vastgesteld. Naar gelegenheid waarbij geld als geschenk wordt gekregen zijn de meningen verdeeld. Tabel 9 geeft een overzicht van de gelegenheden waarbij respondenten gedurende de laatste vier maanden geld hebben gekregen als geschenk. Kerstmis is voor de meeste respondenten nog altijd de meest populaire gelegenheid waarbij geld als geschenk wordt gekregen. Bij twee Amerikaanse onderzoeken van Caplow (1982) en Cheal (1988) bleek dat geld als geschenk met Kerstmis niet werd gegeven. Verjaardag volgt op de tweede plaats. Blijkbaar geven mensen vaker geld voor verjaardagen dan dat ze geld krijgen voor verjaardagen.
120 Tabel 8: het verband tussen de respondenten die het niet gepast vinden geld te krijgen en het geslacht, de leeftijd en het netto maandinkomen (kolompercentages per item) Totaal
Geslacht
chi-2
Geld krijgen van:
Leeftijd
Gezamenlijk netto maandinkomen
Man Vrouw chi-2 10-20 30 40-50 60+ chi- 0-49999 (N=268) (N=389) (N=123) (N=167) (N=250) (N=83) 2 (N=117)
Partner
74.0
74,3
73,9
***
82,5
78,8
71,6
60,4
Kinderen (alg.)
67.3
68,7
66,3
**
65,9
71,9
70,7
54,9
Ouderen
14.1
16,4
12,4
***
2,5
10,5
19,8
Verre verwanten
37.6
41,5
34,9
*
46,5
41,5
34,7
5000069999 (N=110)
70000-89999 90000-119999 (N=114) (N=173)
>=120000 (N=110)
66,7
76,5
71,8
73,6
82.6
66,1
63,3
62,3
72,3
71.8
26,1
17,5
14,6
10,2
12,2
16.0
28,2
36,6
36,6
39,8
33,2
44.4
F** *
121
Tabel 9: Verband van het krijgen van geld (% wel) in de laatste 4 maanden naar geslacht, leeftijd en inkomen (kolompercentages) geslacht GELEGENHEID
N
%
M
V
Kerst-oudjaarnieuwjaar Verjaardag
119
16.3
15.6
82
11.2
Geboorte-doop
6
Huwelijk
Leeftijd Chi²
Gezamenlijk netto maandinkomen
10-20
30
40-50
60+
Chi² ***
049999 14.2
5000069999 11.6
16.6
26.7
21.6
13.3
1.6
11.1
11.4
18.8
11.4
8.3
0.8
0.3
1.2
1.8
1.7
5
0.7
1.0
0.5
1.2
Pasen
23
3.1
3.6
2.8
Zomaar
15
2.1
2.3
Andere
10
1.4
1.6
70000- 90000> 89999 119999 119999 14.6 19.2 21.9
7.1
*
9.2
10.9
11.4
13.7
11.7
0.0
0.0
**
0.6
0.8
0.0
0.2
0.0
1.6
1.1
0.0
7.9
4.0
1.1
0.0
*
2.8
3.1
0.8
4.4
3.9
1.9
4.8
1.7
1.5
0.0
*
2.1
4.6
1.6
1.1
1.6
1.2
4.2
0.6
0.8
0.0
**
1.4
1.6
2.4
0.0
2.3
Chi²
**
122
2.3
GELD, EEN ECHT ‘ PAKJE’?
Als we kijken naar de manier waarop geld overhandigd wordt, hadden de respondenten verschillende keuzemogelijkheden. Daarom zijn we de belangrijkste antwoordcombinaties gaan bekijken. Hieruit bleek dat vooral de grote categorieën het belangrijkste zijn. De overige combinaties zijn opgenomen bij ‘andere’. In totaal antwoorden 370 respondenten geld als geschenk gegeven te hebben in de vier maanden voorafgaand aan het onderzoek. Tabel 10: ‘Hoe hebt U het geschenk overhandigd?’ ‘Hoe hebt U het geschenk overhandigd?’ N = 370 Enveloppe Mooi verpakt Openlijk Gestort Andere
Aantal
%
161 91 55 42 21
43.5 24.6 14.9 11.4 5.6
We deden hetzelfde voor de vraag van het krijgen van geld als geschenk. Ook hier bleken vijf grote antwoordcategorieën over te blijven. Er bleken 235 12 respondenten effectief geld gekregen te hebben in de vier maanden voorafgaand aan het onderzoek. Uitgezonderd ‘enveloppe’ en ‘openlijk’ bleken deze aantallen wel erg klein. Bij het construeren van kruistabellen bevatten deze bovendien nauwelijks significante gegevens. In onze verdere analyse zullen we ons dan ook voornamelijk baseren op de vraag: ‘Hoe hebt U het geschenk overhandigd?’
2.3.1
Persoonskenmerken
Wat onmiddellijk opvalt bij tabel 11 is dat er wel degelijk sprake is van een verschil tussen mannen en vrouwen. Vrouwen investeren meer tijd in het mooi verpakken van geld. Mannen daarentegen zijn minder geneigd veel moeite te doen. Voor hen moet een geschenk functioneel en gemakkelijk zijn. Toch moet het ook voor mannen enigszins verhuld gegeven worden, vandaar dat ze vaker geld storten of het geld in een enveloppe overhandigen. Hieruit blijkt eens te meer dat sommige stereotypen door de empirie bevestigd kunnen worden. Het man-vrouwrollenpatroon komt hier duidelijk tot uiting. Wanneer we de resultaten in verband met leeftijd bekijken, beantwoorden deze aan onze verwachtingen. Jongere mensen blijken hun geld vooral mooi te verpakken. Zestig-plussers geven het vaker openlijk en vooral in een enveloppe. De resultaten voor de dertigers en
12
Blijkbaar is er bij het beantwoorden op de vraag naar de manier waarop met geld gekregen heeft nog een kleine non-respons gebeurt. Het totaal aantal respondenten was hier 221.
123 veertig-vijftigers zijn redelijk gelijklopend, waarschijnlijk omdat ze beide op actieve leeftijd zijn.
124 Tabel 11: Manier van geld overhandigen als geschenk naar geslacht en leeftijdscategorie (kolompercentages) Geslacht Enveloppe Mooi verpakt Openlijk Gestort Andere Totaal (N) Chi²
Man 47.1 17.0 14.4 16.3 5.2 N = 153 *
Vrouw 41.2 30.1 14.8 7.9 6.0 N = 216 *
Tieners- twintigers 24.4 41.5 14.6 7.3 12.2 N = 41 ***
Dertigers 40.5 31.7 11.4 10.1 6.3 N = 79 ***
Leeftijd Veertig-vijftigers 40.3 26.4 12.6 14.5 6.2 N = 159 ***
Zestig-plussers 60.5 7.7 22.0 8.8 1.0 N = 91 ***
125 Nu we deze gegevens nader geanalyseerd hebben voor het overhandigen van geld als geschenk, is het interessant om het verschil na te gaan tussen mannen en vrouwen in verband met de wijze waarop men geld krijgt en geeft als geschenk. Tabel 12: Vergelijking tussen de manier van geld geven en geld krijgen als geschenk naar geslacht (kolompercentages)
Enveloppe Mooi verpakt Openlijk Gestort Andere Totaal (N) Chi²
Manier van geschenk geven Man Vrouw 47.1 41.2 17.0 30.1 14.4 14.8 16.3 7.9 5.2 6.0 N = 153 N = 216 * *
Manier van geschenk krijgen Man Vrouw 53.3 55.7 5.6 11.5 31.1 19.1 3.3 6.9 6.7 6.8 N = 90 N = 131
Vrouwen geven niet alleen in meer gevallen geld in een mooie verpakking, zij krijgen ook vaker geld als mooi verpakt geschenk dan mannen. Zoals we hierboven opmerkten is er weinig verschil tussen mannen en vrouwen in het aantal gevallen dat men geld openlijk gaf. Bij het krijgen van geld zien we wel een duidelijke discrepantie volgens geslacht. Mannen kregen ook vaker openlijk geld overhandigd dan vrouwen. Hoewel we dus erg voorzichtig moeten zijn bij het veralgemenen van deze resultaten, zou men ook hier kunnen gewagen van een stereotiep rollenpatroon. Een verrassender resultaat zien we bij de antwoord categorie ‘gestort’. Bij het geven van geld als geschenk kregen we nog een min of meer verwacht antwoordpatroon: mannen storten geld dubbel zo vaak als vrouwen. Als we nu de cijfers bekijken over het krijgen van geld, merken we dat vrouwen dubbel zo vaak geld gestort kregen als mannen. Dit is een resultaat dat een beetje tegen de intuïtie indruist. Een mogelijke verklaring is dat mannen misschien vaker geld storten aan vrouwen. We kunnen echter niet genoeg benadrukken dat de gegevens over de manier van het krijgen van geld als geschenk geen voldoende significantie vertoonden. In een volgende stap onderzochten we het effect van ‘kinderen’ op de manier van geld geven. Zo zou het kunnen dat kinderen de creativiteit en inventiviteit stimuleren en zeker als deze nog thuis wonen. Het kan natuurlijk ook zijn dat dit volledig samenhangt met de factor leeftijd. Niettemin willen we deze factoren ook van naderbij bekijken.
126 Tabel 13: Manier van geld overhandigen als geschenk naar het hebben van kinderen en kleinkinderen (kolompercentages)
Enveloppe Mooi verpakt Openlijk Gestort Andere Totaal (N) Chi²
Geen kinderen 46.0 23.3 15.0 11.5 4.2 N = 40 ***
Kinderen 29.8 31.6 14.0 10.5 14.1 N = 209 ***
Kleinkinderen 60.0 10.5 16.8 10.5 2.2 N = 101 ***
Bij de categorie ‘gestort’ en ‘openlijk’ zijn er geen duidelijke verschillen. Bij de grootste antwoordcategorie ‘enveloppe’ treden er wel duidelijke verschillen op de voorgrond. Vooral voor mensen met kleinkinderen –lees: oudere mensen- blijkt dit een geliefkoosde manier om geld als geschenk te overhandigen. Ook voor mensen zonder kinderen is dit veruit de meest gebruikelijke wijze. Mensen met kinderen compenseren hun relatief laag percentage ‘enveloppe’ met een hoger aantal keren dat men het geld mooi verpakt. Dit zijn naar alle waarschijnlijkheid mensen op actieve leeftijd die de zin voor creativiteit hoog in het vaandel dragen. Bij mensen met kleinkinderen is dit percentage slechts 10.5%.
2.3.2
Socio-economische kenmerken
Naast persoonskenmerken is het ook interessant te kijken naar enkele socio-economische variabelen. Laat ons daarom eerst en vooral de variabele scholingsniveau even onder de loep nemen. Wat onmiddellijk opvalt, is de perfect dalende trend bij de antwoordcategorie ‘enveloppe’. De percentages gaan van 59.0% bij laaggeschoolden tot 32.4% bij mensen met een universitair diploma. Dit hangt mooi samen met het aanvoelen dat de wil tot creativiteit samenhangt met scholingsniveau. Als we de categorie mooi verpakt bekijken, zien we een stijgende trend volgens het opleidingsniveau, volledig conform onze vorige hypothese. Bij mensen met een universitair diploma stellen we echter opnieuw een daling vast. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat deze universitairen het vaak niet de moeite vinden om veel vindingrijkheid aan de dag te leggen bij het geven van geld. Ook tijdsgebrek kan eventueel een rol spelen. We mogen uiteraard ook niet uit het oog verliezen dat dit de mensen zijn die het minst vaak geld gaven als geschenk. Als we de resultaten van de categorie ‘openlijk’ bekijken, merken we opnieuw de dalende trend die te verwachten was. Laaggeschoolden voelen blijkbaar minder schroom om het geld openlijk te overhandigen dan hoger opgeleiden. Ook in het geval van storten van geld beantwoordt het antwoordpatroon aan de verwachtingen. Laaggeschoolden hebben slechts in 3.9% van de gevallen geld als geschenk gestort. Mensen met een universitaire opleiding deden dit maar liefst in 32.4% van de gevallen. Hier kan weer het vertrouwen in allerlei
127 bancaire verrichtingen een belangrijke rol spelen. Een andere hypothese is dat universitairen misschien vaker grote bedragen storten. Deze gegevens brengen daar uiteraard geen uitsluitsel over. Het opleidingsniveau hangt uiteraard sterk samen met het inkomensniveau van een respondent. Toch komen er hier andere trends uit de resultaten van ons onderzoek naar voor. Zo zien we bij ‘enveloppe’ niet langer een dalende trend. Vooral de inkomenscategorieën tussen 50 000 en 90 000 BEF blijken vaak geld als geschenk in een enveloppe te overhandigen. Bij de laagste en de hoogste categorie zien we dan weer een fikse daling. Deze resultaten zijn niet echt eenvoudig te duiden. Misschien zijn het de middencategorieën die zich weinig zorgen maken over de aard van de verpakking en voornamelijk de inhoud belangrijk vinden. Binnen de categorie ‘storten’ zien we een duidelijk overwicht voor de hoger opgeleiden. In maar liefst 32.1% van de gevallen werd geld bij de hoogste inkomenscategorie gestort, tegenover bijvoorbeeld ‘slechts’ 13.1% bij de categorie tussen 90 000 en 120 000 BEF. Hiervoor kunnen waarschijnlijk dezelfde verklaringen aangehaald worden als bij een hoog opleidingsniveau: vertrouwdheid met de wereld van bancaire verrichtingen en de hoogte van het bedrag. Als we tenslotte het professioneel statuut van de respondenten bekijken, zitten we eigenlijk met een probleem van interpretatie. Het merendeel van de respondenten blijkt onder de categorie ‘betaald werk’ te vallen . De categorie ‘werkloos’ telt echter maar 10 respondenten en de categorie ‘andere’ maar liefst 110. Vooral mensen met een betaalde job blijken hun geld mooi verpakt te geven. Dit kan duiden op een gebrek aan motivatie bij werklozen om veel creativiteit in hun geschenk te leggen. Ze zouden andere, prioritaire zorgen kunnen hebben. Volgens Komter (1993) behoren werklozen tot de groep van mensen die weinig geven en dus weinig ontvangen. Vandaar dat ze ook minder moeite doen voor de verpakking. Mensen met een betaalde job zijn daarentegen wellicht gewend meer van zichzelf te geven in hun dagelijkse bezigheden en trachten dit misschien ook uit hun geschenken te laten blijken. Deze hypothese wordt bevestigd door het antwoordprofiel bij de categorie ‘openlijk’. Opmerkelijk is dat werkenden en werklozen ongeveer even vaak geld als geschenk storten. Dit resultaat gaat volledig in tegen de intuïtie en is dan ook niet echt te verklaren.
128 Tabel 14: De manier van geld als geschenk overhandigen naar scholingsniveau en inkomenscategorie (kolompercentages)
Enveloppe Mooi verpakt Openlijk Gestort Andere Totaal (N) Chi²
Scholingsniveau (volgens hoogst behaald diploma of getuigschrift) Laag Gemiddeld HOBU Unief 59.0 40.9 38.5 32.4 12.8 24.6 32.1 23.5 20.5 13.6 13.2 8.8 3.9 12.7 10.0 32.4 3.9 8.2 6.2 2.9 N = 78 N = 110 N = 130 N = 34 *** *** *** ***
Inkomen 0-49999 36.8 28.1 22.8 7.0 5.3 N = 57 *
50000-69999 58.0 14.5 15.9 5.8 5.8 N = 69 *
70000-89999 50.0 27.4 9.7 6.5 6.4 N = 62 *
Tabel 15: Manier van geld overhandigen als geschenk naar professioneel statuut (kolompercentages)
Enveloppe Mooi verpakt Openlijk Gestort Andere Totaal (N) Fisher’s Exact
Betaald werk 40.4 30.9 11.7 11.7 5.3 N = 223 ***
Werkloos 40.0 20.0 20.0 10.0 10.0 N = 10 ***
Ander statuut 47.3 10.2 16.3 12.7 5.5 N = 110 ***
90000-119999 41.1 26.2 15.9 13.1 3.7 N = 107 *
>=120000 32.3 26.2 10.8 32.1 7.6 N = 65 *
129
ENKELE MENINGEN OVER GELD ALS GESCHENK In deze paragraaf werd gepeild naar de mening van de respondenten over geld als geschenk. Deze meningen kunnen een bijkomende verklaring vormen voor de eerder besproken resultaten. Bijna 90% van de respondenten is het eens met de uitspraak “de ontvanger kan zelf iets kopen”. Het is wellicht één van de hoogste percentages die we aantreffen, maar de uitspraak is heel evident. Zelden zal een persoon zich in een situatie bevinden dat hij met dat geld niets kan aanvangen. Velen vragen bovendien geld als cadeau om iets naar eigen zin te kopen. Tussen mannen en vrouwen bijvoorbeeld treffen we geen significante verschillen aan, tenzij voor de uitspraak over de verpakking. De helft van de vrouwen vindt dat een geschenk zo persoonlijk mogelijk verpakt moet worden tegenover 33% van de mannen. In de paragraaf over de verpakking van geld stelden we vast dat de vrouwen geld het liefst mooi verpakt zien. Wat de leeftijd betreft zijn er duidelijke verschillen tussen de categorieën in verband met de nuttigheid en het al dan niet ideaal vinden van geld. Zoals in de tabellen over gepastheid gesuggereerd werd, blijkt ook hier uit de gegevens dat 60% van de oudere mensen geld nuttig vindt, niet tijdrovend en ideaal als geschenk tegenover 31.3% van de jongeren. Geld is onder partners een ongepast geschenk, wellicht omdat zij vinden dat hun relatie in exacte cijfers wordt weergegeven. In deze tabel wordt juist het omgekeerde vastgesteld: slechts 18% is het eens met de uitspraak. Een geschenk is ook niet altijd beter, zo vindt 38.4% van de respondenten. Er zijn nu eenmaal mensen die bewust geld vragen voor een bepaalde gelegenheid: om bij te leggen voor een duurder geschenk of gewoonweg om zelf te kiezen. Dit blijkt tevens uit die 88.6% van de respondenten die het eens zijn met de uitspraak dat de ontvanger zelf iets kan kopen.
130 Tabel 16: het verband tussen respondenten die het eens zijn met uitspraken over geld én geslacht, leeftijd en netto maandinkomen (kolompercentages per item) totaal
Chi2
Man (N=298)
Vrouw (N=417)
Chi2
10-20 (N=162)
30 (N=174)
40-50 (N=259)
60+ (N=121)
Chi2
0-49999 (N=137)
F*
7000089999 (N=121) 93.4
90000119999 (N=179) 91.1
>=120000 (N=125)
82.6
5000069999 (N=127) 92.2
Ontvanger zelf kopen
88.6
88.0
89.1
F** *
90.0
85.7
87.6
91.9
Geschenk is moeilijker
79.6
80.7
78.7
***
89.0
72.4
75.3
86.2
77.5
83.5
69.7
81.0
85.6
Geld is onpersoonlijk
55.3
51.0
58.3
***
64.4
56.3
55.6
41.0
55.8
52.8
58.7
49.2
63.2
Persoonlijk verpakken
45.1
33.6
53.3
***
50.9
44.6
43.5
41.3
47.5
45.7
46.1
45.0
38.9
Nuttig en dus ideaal
35.2
39.5
32.1
***
31.3
31.4
28.5
59.7
41.3
34.4
35.3
34.4
31.8
Weinig tijd en dus ideaal
20.7
22.3
19.3
***
12.9
15.4
17.7
44.7
26.8
26.0
19.7
13.9
16.7
***
*
84.1
131
Vervolg tabel 16 totaal
Chi 2
Man (N=298)
Vrouw (N=417)
35.1
40.9
Chi 2
10-20 (N=162)
30 (N=174)
40-50 (N=259)
60+ (N=121)
33.4
40.6
41.3
36.4
Chi 2
0-49999 (N=137)
7000089999 (N=121) 42.2
90000119999 (N=179) 36.7
>=120000 (N=125)
36.8
5000069999 (N=127) 39.4
60.9
56.4
67.2
64.3
53.2
50.7
41.7
45.9
32.8
26.4
Een geschenk is altijd beter
38.4
Verrassing verloren Exact bedrag ongekend
60.8
**
55.7
64.4
*
62.0
60.9
61.5
57.4
39.6
*
41.5
38.3
*
38.0
30.9
40.0
53.3
Niets van jezelf
50.7
*
45.3
54.7
52.8
51.4
48.5
51.6
56.2
48.0
50.0
48.3
50.0
Zegt niets over ontvanger Geen moeite doen
38.6
37.6
39.5
37.4
37.7
39.9
38.8
46.0
33.9
46.3
32.8
35.7
23.2
22.3
23.9
21.5
21.1
25.5
23.6
28.3
24.3
24.8
18.3
23.0
Relatie in cijfers
18.7
18.0
19.2
19.8
20.6
19.3
13.1
25.6
17.3
19.8
13.4
16.7
***
37.3
132
GESCHENKBONNEN Een andere manier van geld schenken, is het geven van geschenkbonnen. Een geschenkbon houdt het midden tussen een geldelijke transactie en een geschenk. Toch blijkt het voornamelijk om een louter monetaire transactie te gaan, omdat het bedrag zelf op de geschenkbon staat. Nochtans mogen beiden niet gelijkgeschakeld worden. Een geschenkbon geven beperkt als het ware de bestedingsmodelijkheden van de ontvanger. Een bon determineert in zekere mate het soort geschenk dat men wil geven (Damen, Mortelmans, 1999: 11). Hieronder wordt het geven en krijgen van geschenkbonnen als geschenk verder geanalyseerd. De structuur van dit hoofdstuk is min of meer analoog aan het hoofdstuk over geld. Op die manier hopen we een vergelijking te kunnen maken tussen beide.
GEVEN VAN GESCHENKBONNEN: EEN ZAAK VAN DERTIGERS Eerder stelden we vast dat het geven van geld een zaak is van ouderen. Het geven van geschenkbonnen daarentegen blijkt vooral een zaak van jongere mensen. Zo heeft 34.5% van de dertigers een geschenkbon gegeven terwijl dit percentage voor de zestig-plussers slechts 12.3% bedraagt. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat vroeger weinig geschenkbonnen gegeven werden, want alle leeftijdscategorieën onder zestig jaar geven relatief vaker bonnen dan hun oudere collega’s. Als we tabel 17 bekijken valt onmiddellijk op dat vrouwen makkelijker geneigd zijn geschenkbonnen te geven dan mannen. Dit bevestigt de stelling van Komter (1993: 277) wanneer zij stelt dat vrouwen in het algemeen vaker geschenken geven dan mannen. Later zal blijken dat vrouwen het geven van een geschenkbon meer gepast vinden dan mannen. Respondenten met kinderen zijn eerder geneigd geschenkbonnen te geven dan mensen die reeds kleinkinderen hebben. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat mensen met kinderen, maar zonder kleinkinderen tot de lagere leeftijdscategorieën behoren. Deze stelling geldt eveneens voor mensen zonder kinderen, want ook zij geven relatief vaker geschenkbonnen dan mensen met kleinkinderen.
133 Tabel 17: Het geven van geschenkbonnen als geschenk naar geslacht, leeftijd, het hebben van kinderen en/of kleinkinderen, inkomen en hoogst behaalde diploma. (kolompercentages) Mannen Vrouwen Chi² N=300 N=418 32.0 Geschenkbon gegeven 20.0 Geen geschenkbon 80.0 68.0 gegeven
0-49999
Geschenkbon gegeven Geen geschenkbon gegeven
N=136 23.5 76.5
*** ***
5000069999 N=129 20.9 79.1
Tienerstwintiger N=161 29.8 70.2
7000089999 N=121 32.2 67.8
Dertigers Veertigersvijftigers N=261 N=175 34.9 26.8 65.1 73.2
90000119999 N=179 35.7 64.5
Zestig Chi² Geen plussers Kinderen N=122 N=159 12.3 *** 27.7 87.7 *** 72.3
>=120000 Chi² Lager ond N=126 20.6 79.4
** **
N=49 10.2 89.8
Kinderen N=357 32.8 67.2
Kleinkinderen Chi² N=133 15.0 85.0
*** ***
Lager sec
Hoger sec
Hobu
Univers
Chi²
N=94 23.4 76.6
N=198 27.8 72.2
N=224 33.5 66.5
N=84 20.2 79.8
** **
134
Aan wie geeft men geschenkbonnen? Als we kijken aan wie vooral geschenkbonnen gegeven worden (tabel 18) zijn de kinderen, de ouders, broer of zus en vrienden de 4 categorieën aan wie het vaakst geschenkbonnen gegeven worden. Dertigers zijn het vaakst geneigd tot het geven van een geschenkbon behalve dan in de categorieën “geschenkbonnen geven aan kinderen” en “geschenkbonnen geven aan vrienden”. Het geven van een geschenkbon aan de kinderen is vooral een zaak van veertigers, vijftigers en zestig plussers. Het is dan ook zo dat mensen die zich in deze leeftijdscategorieën bevinden, kinderen hebben waaraan men een geschenkbon kan geven. Het lijkt ons hoogstwaarschijnlijk dat de respondenten het niet gepast vindt om een geschenkbon te geven aan kleine kinderen. Ouders krijgen dan weer het vaakst geschenkbonnen van hun kinderen indien de kinderen jonger zijn dan veertig. Dit geldt evenzeer voor geschenkbonnen die cadeau gedaan worden aan broers of zussen, waar de dertigers de kroon spannen. Bij het schenken van bonnen aan vrienden zijn het echter de tieners en twintigers die het vaakst geven. Merkwaardig is het feit dat de veertigers en vijftigers hier wel vaker bonnen geven dan dertigers. Hoewel uit tabel 19 blijkt dat dertigers het meer gepast vinden om een cadeaubon aan vrienden te geven dan veertigers en vijftigers.
135
Tabel 18: Aan wie geeft men geschenkbonnen als geschenk naar leeftijd. (kolompercentages) Tienerstwintiger N=165
Dertigers N=176
Veertigersvijftigers N=264
Zestig plussers Chi²
Geschenkbonnen geven aan de kinderen Geschenkbon gegeven
0.0
1.7
7.2
5.6
***
Geschenkbonnen geven aan de ouders Geschenkbon gegeven
6.7
6.8
1.9
0.0
***
Geschenkbonnen geven aan broer of zus Geschenkbon gegeven
4.2
13.6
3.0
0.0
***
Geschenkbonnen geven aan vrienden Geschenkbon gegeven
10.3
5.7
7.6
4.0
N=125
Geschenkbonnen een “all round” geschenk? Mannen vinden het minder gepast om hun partner een cadeaubon te geven dan de vrouwen (zie tabel 19). Als we dit vergelijken met de uitspraken over geschenkbonnen zien we ten eerste dat de mannen geschenkbonnen onpersoonlijker vinden en ten tweede dat ze een geschenk beter achten tegenover de vrouwen, al liggen de percentages niet erg hoog. Dit is een mogelijke verklaring voor het feit dat mannen minder vaak geschenkbonnen geven dan vrouwen. Ongeacht het inkomen vinden de respondenten het eerder ongepast om een cadeaubon te geven aan de partner. Dit werd ook al vastgesteld voor geld als geschenk. Een geschenkbon lijkt daarentegen wel een gepast geschenk voor kinderen, ouderen, vrienden en collega’s.
136
Tabel 19: het verband tussen de respondenten die het niet gepast vinden om cadeaubonnen te geven en het geslacht, de leeftijd en het netto maandinkomen (kolompercentages per item) Totaal
Geslacht
Chi-2
Een bon geven aan: Partner
42.7
Kinderen (alg.)
**
Leeftijd
Gezamenlijk netto maandinkomen
Man Vrouw chi-2 10-20 30 40-50 60+ chi-2 (N=272) (N=390) (N=124) (N=170) (N=250) (N=86) 48.1
38.6
17.7
21,0
15,4
Ouderen
18.2
19,6
Vrienden
20.9
*
Collega's
18.2
**
0-49999 50000-69999 70000-89999 90000-119999 >=120000 (N=120) (N=114) (N=112) (N=172) (N=110)
44.1
35.3
43.6
50.5
36.1
39.2
45.6
40.1
54.6
**
12,1
24,7
18,9
10,5
15,5
13,1
23,2
29,2
13,4
17,3
**
13,0
13,8
25,3
16,3
17,5
13,2
19,8
18,4
20,2
24,1
18,7
***
18,5
13,3
20,2
38,2
23,9
27,5
17,5
16,2
21,0
22,3
15,3
***
10,4
11,7
17,5
43,4
27,6
22,9
13,4
12,6
16
***
137 Meer dan de helft van de respondenten vinden het geven van geschenkbonnen als geschenk gepast bij alle gelegenheden. Slechts een klein aantal respondenten vindt dat het bij geen enkele gelegenheid gepast is en nog minder vindt dat een geschenkbon gepast is als onverwacht geschenk (tabel 20). In tegenstelling tot geld is er bij geschenkbonnen een relatieve afname wat leeftijd betreft van respondenten die het bij alle gelegenheden gepast vinden geschenkbonnen als geschenk te geven. Meer dan de helft van de tieners en twintigers vindt het bij alle gelegenheden gepast, terwijl iets minder zestig plussers dat vinden. Volledig in lijn met de verwachtingen zijn het dan ook de zestig plussers die meer dan de tieners en twintigers vinden dat geschenkbonnen bij geen enkele gelegenheid als geschenk kunnen fungeren. Toch zijn het juist deze 60 plussers die vinden dat een geschenkbon kan dienen als een onverwacht geschenk. Relatief meer mannen dan vrouwen vinden dat geschenkbonnen als gepast geschenk kunnen gegeven worden wij alle gelegenheden (tabel 20). Mannen vinden meer dan de vrouwen dat het geven van geschenkbonnen bij geen enkele gelegenheid gepast is. Het is daarom merkwaardig dat het juist de mannen zijn die meer dan de vrouwen vinden dat geschenkbonnen als geschenk gepast zijn als onverwacht geschenk. Verder zijn er geen belangrijke verschillen tussen mannen en vrouwen uit de resultaten af te leiden.
138 Tabel 20: verband van gepastheid van geschenkbon als geschenk naar geslacht, leeftijd en inkomen (kolompercentages) Geslacht Kan u aangeven bij welke gelegenheid u een geschenkbon in het algemeen een gepast geschenk vindt ? (meerder antwoorden mogelijk) Bij alle gelegenheden past geschenkbon als geschenk Bij geen enkele gelegenheid past geschenkbon
Leeftijd
N
%
Man
Vrouw
10-20
30
40-50
60+
213
52.2
46.2
56.9
58.7
59.6
47.8
45.3
44
10.8
14.1
8.1
5.0
8.5
11.3
18.7
Onverwacht
23
5.6
9.2
2.7
0.0
4.3
7.5
9.3
Verjaardag
15
3.7
3.3
4.0
5.0
4.3
1.9
5.3
Verjaardag/onverwacht
18
4.4
5.4
3.6
1.2
6.4
5.7
2.7
Verjaardag/communie
11
2.7
1.6
2.6
1.2
3.2
3.8
1.3
Verjaardag/huwelijk
14
3.4
2.2
4.5
8.7
0.0
1.9
5.3
Verjaardag/huwelijk/communie
18
4.4
4.3
4.5
1.2
6.4
5.0
4.0
Verjaardag/huwelijk/communie/onverwacht
12
2.9
4.3
1.8
1.2
0.0
6.3
1.3
Kerst/verjaardag
23
5.6
5.4
5.8
10.0
4.3
5.7
2.7
Kerst/verjaardag/communie
17
4.2
3.8
4.5
7.5
3.2
3.1
4.0
N=184
N=223
N=80
N=94
N=159
N=75
N totaal Chi² (of Fisher Exact)
N=408
*
**
139
Geschenkbonnen: wie geeft wanneer?
Wat erg duidelijk is, is het feit dat vrouwen vaker een geschenkbon geven als geschenk dan mannen. Voor de kerstperiode hebben 9.2% van de vrouwen een geschenkbon als geschenk gegeven tegenover slechts 3.9% voor mannen, ook voor verjaardagen liggen de percentages wat vrouwen betreft hoger. Dit ligt in de lijn van wat Komter (1993) vaststelde, namelijk dat vrouwen meer geven dan mannen. Ook naar leeftijd toe zijn er enkele, hoewel kleine, verschillen te bemerken. Zo gaf 9% van de dertigers en de veertigers-vijftigers de voorbije kerstperiode een geschenkbon als geschenk, terwijl dit percentage voor de tieners, twintigers en zestig plussers minder dan 5% bedroeg. Bij een verjaardag zijn het dan weer de jongeren die het vaakst een geschenkbon hebben gegeven. Wat het gezamenlijk netto maandinkomen betreft, zijn het voor zowel de kerstperiode als de verjaardagen telkens de inkomenscategorieën 70 000 – 90 000 en 90 000 – 120 000 die het vaakst geschenkbonnen geven. Tijdens de kerstperiode worden in het algemeen geen geld of geschenkbonnen geschonken. Kerstmis blijkt een meer intieme familie-aangelegenheid te zijn dan verjaardagen. Volgens Cheal (1987: 103) worden geld en cadeaubonnen meer gegeven bij een verjaardag dan met Kerstmis.
140 Tabel 21: Verband van het geven van een geldbon (%wel) in de laatste 4 maanden naar geslacht, leeftijd en inkomen (kolompercentages) Geslacht
Leeftijd
Gezamenlijk netto maandinkomen
GELEGENHEID
N
%
M
V
Chi²
10-20
30
40-50
60+
Chi²
Kerst-oudjaarnieuwjaar Verjaardag
51
7.0
3.9
9.2
**
4.8
9.1
8.7
3.2
*
113
15.5
11.1
18.7
*
19.4
21.0
12.9
7.9
*
Geboorte-doop
14
1.9
1.3
2.4
3.0
1.7
2.3
0.0
050000 70000 49999 69999 89999 4.9 7.0 9.8
90000119999
> 119999
Chi²
10.4
1.6
* **
14.9
11.6
19.5
18.7
11.7
0.7
0.8
2.4
2.7
3.1
141
Geen geschenkbonnen voor veertigplus Ook in tabel 21 valt meteen op dat er slechts kleine verschillen zijn tussen mannen en vrouwen wat het krijgen van geschenkbonnen betreft. Niet alleen geven vrouwen vaker geschenkbonnen, ze krijgen ze ook iets vaker dan mannen. Dit gegeven bevestigt de these van Komter (1993: 279), “wie goed doet goed ontmoet”, dat vrouwen niet alleen meer geven maar vooral ook meer geschenken krijgen. Naar leeftijd stellen we vast dat het vooral de dertigers zijn die geschenkbonnen krijgen, in tegenstelling tot diegenen die zich bevinden in de hogere leeftijdscategorieën. Personen uit deze leeftijdscategorie waren ook diegenen die het vaakst geschenkbonnen gaven en die een geschenkbon als gift het meest gepast vonden. We onderscheiden een analoog verband als we kijken naar de aanwezigheid van kinderen. Uit tabel 1 is ook gebleken dat de mensen met kinderen vooral tot de leeftijdscategorie “dertigers” behoren. Grootouders krijgen het minst vaak een geschenkbon. De respondenten die zich in de twee hoogst inkomensgroepen bevinden, krijgen het vaakst geschenkbonnen, net zoals de personen met een hoger diploma. Ook hier kunnen we verwijzen naar tabel 1 om te duiden dat de dertigers, in vergelijking tot andere leeftijdscategorieën, in vrij talrijke mate een hobu of universitair diploma hebben.
142 Tabel 22: Het krijgen van geschenkbonnen als geschenk naar geslacht, leeftijd, het hebben van kinderen en/of kleinkinderen, inkomen en hoogst behaalde diploma. (kolompercentages) Mannen Vrouwen Chi²
Geschenkbon gekregen Geen geschenkbon gekregen
N=300 16.7
N=418 19.1
Tienerstwintiger N=160 18.1
83.3
80.9
81.9
0-49999
Geschenkbon gekregen Geen geschenkbon gekregen
N=138 18.8 81.2
5000069999 N=128 17.2 82.8
7000089999 N=122 12.3 87.7
Dertigers Veertigersvijftigers N=261 N=175 27.4 15.3 72.6
90000119999 N=180 20.0 80.0
84.7
Zestig Chi² Geen plussers Kinderen N=123 N=216 10.6 *** 17.1 89.4
***
82.9
Kinderen N=133 20.3
N=517 10.7
*
79.7
89.3
*
>=120000 Chi² Lager ond Lager sec Hoger sec N=126 21.4 78.6
N=48 6.2 93.8
N=93 9.7 90.3
Kleinkinderen Chi²
N=199 17.1 82.9
Hobu
Univers
Chi²
N=223 23.8 76.2
N=84 19.1 80.9
** **
143
Geschenkbonnen meer gepast dan geld? In tegenstelling tot de vorige tabellen lijken de respondenten een positiever beeld te hebben van geschenkbonnen. Toch valt ook hier op dat, ongeacht de leeftijd, het geslacht of het maandinkomen, de respondenten het veeleer ongepast vinden om van hun partner een bon te krijgen. Respondenten lijken een zelfde houding aan te nemen tegenover bonnen als tegenover geld. Daarentegen is een cadeaubon een geschikt cadeau van en voor verre verwanten. Mensen met wie men een minder intieme relatie heeft, zoals verre verwanten, kent men minder goed. Uit schrik een slecht geschenk te geven, bijvoorbeeld een verkeerde cd, zijn we sneller geneigd een bon te schenken. De intentie van een cd te geven blijft, maar nu krijgt de ontvanger de kans om zelf te kiezen. Een geschenkbon determineert in zekere mate het soort geschenk je wilde geven, geld niet. Zoals bij geld ontvangen mensen niet zo graag een geschenkbon van kinderen (kinderen, kleinkinderen, doopkind). In onze maatschappij lijkt het eerder ongepast om een cadeau, waarvan de prijs gekend is, van kinderen te ontvangen. Dit kan verklaard worden door elementen die familiale relaties reproduceren en die deze relatie van andere onderscheiden (Cheal, 1987: 151). Zestig-plussers onderscheiden zich van de andere leeftijdscategorieën voor wat betreft het krijgen van geschenkbonnen van de partner en van verre verwanten: 21% van hen vindt het ongepast een geschenkbon te ontvangen van een verre verwant, tegenover 3.7% van de jongeren. Onder jongeren is het schenken van een cadeaubon ideaal en gepast. De oudere generatie daarentegen lijkt minder vertrouwd te zijn met dit soort van geschenken.
144 Tabel 23: het verband tussen de respondenten die het niet gepast vinden om cadeaubonnen te ontvangen en het geslacht, de leeftijd en het netto maandinkomen (kolompercentages per item) Totaal
Geslacht
Chi-2
Een cadeaubon krijgen van: Partner
37.6
Kinderen (alg.)
24.1
Ouderen
11.2
Verre verwanten
7.4
**
Leeftijd
Gezamenlijk netto maandinkomen
Man Vrouw chi-2 10-20 30 40-50 60+ chi- 0-49999 50000-69999 70000-89999 90000-119999 (N=270) (N=391) (N=125) (N=170) (N=247) (N=84) 2 (N=119) (N=112) (N=114) (N=172) 43.2
33.5
24,1
20,7
*
12,1
**
9,6
>=120000 (N=117)
36.0
30.1
39.4
48.6
32.8
36.1
38.3
35.0
48.7
**
13,6
26,5
25,5
17,1
18,7
16,7
29,8
24,4
21,1
10,7
***
3,7
7,4
17,4
15,5
*
16,8
7,1
7,0
11,2
12,0
5,9
***
3,7
4,6
5,6
21,2
**
9,9
8,7
6,1
6,7
4,9
145
ENKELE MENINGEN OVER GESCHENKBONNEN Net zoals in het luik over geld als geschenk, wordt hieronder gepeild naar de mening van de respondenten over geschenkbonnen. Het valt op dat de helft van de respondenten geld onpersoonlijk vindt tegenover een kwart voor geschenkbonnen. Eerder stelden we vast dat geld als minder gepast werd geacht dan geschenkbonnen. Geschenkbonnen hebben meer iets van een geschenk dan geld (Robben en Pieters, 1993: 11). Slechts 37.3% van de respondenten vindt dat ze niets van zichzelf in de geschenkbon kunnen leggen tegenover 50.7% bij geld. Met een cadeaubon beperk je in zekere mate de keuze van de ontvanger. Het gaat bijvoorbeeld om een cd-bon of een boekenbon. Met de ene kan je het andere niet kopen, je laat de ontvanger wel de keuze om dit of dat boek te nemen. Toch is meer dan de helft van de zestig-plussers het eens dat je niets van jezelf in het geschenk kan leggen. Eerder zegden we dat de oudere generatie niet echt vertrouwd is met dit soort geschenken. Het beeld dat men vroeger van geschenken had, is in de loop der jaren geëvolueerd. Uit de gegevens leiden we af dat jongere mensen een positievere mening hebben over geld en geschenkbonnen dan de ouderen. Bij de respondenten met een lager netto maandinkomen blijkt een persoonlijk geschenk, waarin je iets van jezelf kunt leggen, ook belangrijk. Wegens hun lage inkomen kunnen mensen niet zoveel geld besteden aan geschenken, daardoor zullen ze meer dan anderen moeite doen om toch iets gepast en origineel te geven. Deze groep vindt het trouwens minder moeilijk (dan de rest) om een geschenk te kiezen, en 47.5% vindt een geschenk beter.
146
Tabel 24:Het verband tussen de respondenten de het eens zijn met volgende uitspraken over cadeaubonnen en geslacht, leeftijd en inkomen (kolompercentages per item) totaal Chi2
Vrouw Chi2 10-20 30 40-50 60+ Chi2 0-49999 50000-69999 70000-89999 90000-119999 (N=414) (N=161) (N=172) (N=257) (N=117) (N=137) (N=127) (N=117) (N=178) 22.2 * 25.8 15.4 26.6 32.8 28.5 22.7 24.6 24.3
Bon is onpersoonlijk
24.7
Man (N=296) 28.3
geschenk is moeilijker
73.0
71.9
73.7
Kost minder tijd
27.5
26.3
geschenk is beter
39.3
Ontvanger zelf iets kopen niets van jezelf
70.2
Bon leuker dan geld allebei slechte geschenken
47.8
*
37.3
10.7
**
**
>=120000 (N=124) 21.8
79.0
66.9
68.6
83.3
71.5
76.0
65.3
74.3
74.2
28.3
19.8
24.0
24.9
49.2
32.1
36.2
28.0
22.5
21.0
42.2
37.4
38.9
24.3
39.2
47.9
47.5
37.1
37.3
35.2
36.6
65.1
73.7
75.8
71.4
64.3
73.3
66.4
75.0
70.3
69.7
70.4
37.5
37.3
30.9
30.5
38.2
54.2
50.4
35.4
35.6
33.2
30.4
41.1
52.4
49.4
49.1
47.7
43.6
43.8
46.5
55.1
47.2
46.8
12.1
9.7
10.6
8.6
12.1
11.0
11.7
7.8
14.5
7.3
12.0
***
*
145
BESLUIT: GELD EN GESCHENKBONNEN EEN GESCHENK APART In de literatuur vinden we nog steeds terug dat geld gezien wordt als een ongepast geschenk. Mensen beschouwen geld nog te vaak als een ruilmiddel dat gebruik wordt binnen onpersoonlijke, economische relaties. Toch stellen we vast dat geld geven bij verschillende gelegenheden een algemeen ingeburgerd gebruik is. In deze paper was het onze bedoeling om na te gaan hoe het gesteld is met geld en geschenkbonnen binnen de geefcultuur in Vlaanderen. In ons onderzoek bleek dat vooral de leeftijd een erg determinerende rol speelt bij het geven van geld als geschenk. Ook andere variabelen, waarbij vooral opleidingsniveau en geslacht, zijn bepalende factoren bij het al dan niet geld geven. Zeker bij de wijze waarop het overhandigd wordt, hebben we vastgesteld dat deze een belangrijke rol spelen en ook bij het al dan niet gepast vinden zijn ze van belang voor een beter begrip van de resultaten. Bij geschenkbonnen zijn de resultaten minder uitgesproken, maar ook daar zijn deze kenmerken van belang. Wanneer we nu dieper ingaan op de vergelijking tussen geld als geschenk enerzijds en geschenkbonnen anderzijds, merken we eerst en vooral dat cash geld veel vaker gegeven wordt dan geschenkbonnen. Hoewel we in de literatuur lezen dat een geschenkbon een gesacraliseerde vorm van geld is en daardoor meer aanvaard wordt in een geefrelatie. Wat leeftijd betreft zijn het vooral dertigers die bonnen geven. De begunstigden in dit geval zijn meestal de broers en zussen en de vrienden. Hieruit volgt dan ook dat het vooral dertigers zijn die geschenkbonnen krijgen. Geld als geschenk bleek daarentegen vooral een zaak van ouderen. De ontvangers blijken hier algemeen beschouwd de jongeren. Als we peilen naar de gepastheid, valt meteen op dat men het ongepast vindt om zowel geschenkbonnen als geld aan de partner te geven. Bijna alle zestigplussers blijken het gepast te vinden om geld te geven aan de kinderen, terwijl twintigers en dertigers dit ten zeerste ongepast vinden. Een geschenkbon wordt daarentegen wel als een gepast geschenk beschouwd voor kinderen, ouderen, vrienden en collega’s. Wat gelegenheid betreft blijkt dat men zowel voor geld als geschenkbonnen een zelfde houding aanneemt als het op gepastheid aankomt. Ofwel vinden de respondenten het bij alle gelegenheden gepast geld en geschenkbonnen te geven, ofwel bij geen enkele. Daarentegen zijn huwelijk, communie en verjaardag de gelegenheden bij uitstek waarbij men geld en geschenkbonnen gepast vindt. Een geschenkbon is meer persoonlijk dan geld. Dat bleek nog maar eens uit dit onderzoek. Een geschenkbon houdt immers een grotere creativiteit en persoonlijke inspanning in dan louter geld. Bovendien is men er blijkbaar van overtuigd dat men in een geschenkbon meer van zichzelf in het geschenk kan leggen. Wat geld en geschenkbonnen gemeen hebben, en wat tevens ook positief gewaardeerd wordt, is dat men op deze manier de ontvanger de vrijheid geeft zelf iets te kiezen.
146
Afsluitend kunnen we zeggen dat geld en geschenkbonnen als vormen van geschenk een steeds meer ingeburgerd gebruik wordt in Vlaanderen. Hoewel velen het nog niet als een echt geschenk willen aanvaarden. Toch blijkt dit voor de gever van het geschenk geen rem om geld en geschenkbonnen alsnog te geven.
147
LIEFDADIGHEID
148
HOOFDSTUK 5 LIEFDADIGHEID Lana Raeymaeckers, Roliene Röben, David Versweyveld
INHOUDSTAFEL
149
1 INLEIDING --------------------------------------------------------------------------- 150 2 PROFIEL VAN DE GEVER ----------------------------------------------------------- 151 3 HOUDINGEN MET BETREKKING TOT LIEFDADIGHEID---------------------------- 154 3.1 3.2 3.3
Waarom men niet aan liefdadigheid geeft ----------------------------------------------------------------------- 154 Waarom men aan liefdadigheid geeft ----------------------------------------------------------------------------- 156 Wij kopen (niet) aan de deur --------------------------------------------------------------------------------------- 156
4 A L’IMPROVISTE OF STRATEGIE--------------------------------------------------- 158 5 BUDGETTERING EN FISCALE AANTREKKELIJKHEID ----------------------------- 161 6 DIVERSITEIT IN HET GEVEN-------------------------------------------------------- 162 7 DE OVERTUIGINGSKRACHT VAN DE MEDIA -------------------------------------- 163 7.1 7.2
‘The medium as message?’ ----------------------------------------------------------------------------------------- 164 Kom op Tegen Kanker versus Levenslijn------------------------------------------------------------------------ 165
8 VRIJGEVIGHEID NAAR VERSCHILLENDE INITIATIEVEN TOE -------------------- 167 9 BESLUIT ----------------------------------------------------------------------------- 174
150
Inleiding Liefdadigheid is een fenomeen dat de laatste jaren enorm is gegroeid en waarmee enorm veel geld gepaard gaat. Acties zoals Levenslijn, Kom op Tegen Kanker en Help Kosovo, doen de doemverhalen over een steeds meer egoïstische en kapitalistische maatschappij dan ook in het niets verdwijnen. Mensen staan vandaag de dag zeker niet onverschillig ten opzichte van het lot van de minder bevoordeelden of armen. Levenslijn en Kom op Tegen Kanker lijken elk jaar records te doen sneuvelen of op zijn minst te evenaren en ook voor Kosovo werd een aanzienlijk bedrag bijeen gebracht. Toch is het niet zo dat op de vrijgevigheid van mensen geen grenzen staat. Zo kwam er geen massale hulpactie voor de slachtoffers van de aardbevingen in Turkije. Om liefdadigheid te typeren doen we een beroep op Douglas. Enerzijds mag een liefdadigheidsorganisatie niet in de eerste plaats uit zijn op het winstbejag van de eigen leden. Daarnaast moet de instelling een aanzienlijk voordeel voortbrengen voor de gemeenschap in haar geheel of voor een belangrijk deel van de gemeenschap. Met dit deel van het onderzoek ‘Geschenken geven in Vlaanderen’ willen wij een beeld geven van wie er aan liefdadigheid doet, aan welke initiatieven er wordt gegeven en wat de redenen zijn om aan die goede doelen te geven. We beginnen met het schetsen van een psychografie van de gever. We gaan na of het geven aan liefdadigheid beïnvloed wordt door geslacht, leeftijd, inkomen, onderwijsniveau, burgerlijke stand en provincie. Onze resultaten worden vergeleken met onderzoeken elders gevoerd, om na te gaan of onze bevindingen veralgemeend kunnen worden. Verder worden de houdingen met betrekking tot liefdadigheid behandeld. De redenen waarom mensen niet aan liefdadigheid geven worden hier uiteengezet. Ook gaan we in op de motivaties die mensen ertoe aanzetten om juist wel een bijdrage te leveren. Als laatste punt in dit hoofdstuk behandelen we de reacties van mensen bij deur-aan-deur acties. Hoofdstuk vier gaat over de strategie die wordt gehanteerd om een initiatief of organisatie te steunen. Er wordt een verband gelegd tussen het al of niet opstellen van een budget, de hoeveelheid die men geeft en het geven volgens een bepaalde strategie. Vervolgens willen we nagaan of de hoeveelheid die men geeft aan liefdadigheid bepalend is voor het al of niet opstellen van een budget en het vermelde van de giften op de belastingsbrief. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de hoogte van de gift bepalend is voor het al of niet vermelden op de belastingsbrief. In dit onderzoek wordt nagegaan of dit belastingsmotief ook voor Vlaanderen opgaat. Hoofdstuk zes gaat over de voorkeuren van de gulle gevers. We willen weten of de hoeveelheid die gegeven wordt invloed heeft op de manier waarop er gedoneerd wordt. Het verschil tussen iets tastbaars kopen (een gadget) en geld storten zal worden benadrukt. De kracht van de media om mensen te overhalen aan goede doelen te geven wordt vervolgens behandeld. We onderzoeken welk medium de meeste overredingskracht heeft. Ook worden de acties ‘Kom op Tegen Kanker’ en ‘Levenslijn’ wat naderbij bekeken.
151 Tot slot wordt er specifiek gekeken naar een aantal bekende organisaties. Het gemiddeld bedrag per initiatief als ook hoe vaak er aan die initiatieven wordt gegeven worden vergeleken per geslacht, leeftijd, inkomen en opleidingsniveau.
Profiel van de gever Aan de hand van het onderzoek ‘Geschenken geven in Vlaanderen’ kan er een psychografie worden opgesteld van de gever aan liefdadigheid. Hierin wordt de vraag gesteld wie er aan liefdadigheid geeft (tabel 1). Allereerst zegt driekwart van de respondenten aan liefdadigheid te geven. Vrouwen geven iets meer dan mannen, wat verklaard zou kunnen worden door de grotere empathie die vrouwen doorgaans vertonen ten opzichte van hulpbehoevenden (Jencks, 1987: 327). Het gevonden verschil is echter niet zo groot als aanvankelijk werd verwacht. Bovendien moet met het gevonden verband tussen liefdadigheid en geslacht voorzichtig worden omgegaan aangezien het niet significant is. Net zoals bij het Amerikaans onderzoeksrapport van Yankelovich wordt er in dit onderzoek vanuit gegaan dat demografische gegevens van belang zijn bij het opstellen van het profiel van de gever (Edmondson, 1986). Zo speelt allereerst leeftijd een belangrijke rol. Het aantal mensen dat aan liefdadigheid geeft, neemt toe naarmate men ouder wordt (Edmondson, 1986: 46; Guy e.a, 1998: 23; Jencks, 1987: 326; Mathur, 1996: 108). Dit positief verband tussen leeftijd en liefdadigheid komt ook uit onze analyse naar voor. Waarschijnlijk is het zo dat een groot deel van de respondenten op latere leeftijd er financieel beter voorstaat en daardoor vaker geeft. Vervolgens blijkt uit literatuur ook dat opleidingsniveau en inkomen positief gecorreleerd zijn met het geven aan liefdadigheid (Diamantopoulos e.a., 1997:557; Edmondson, 1986:46; Jencks, 1987:327). Ook deze positieve samenhang wordt hier bevestigd. Verder worden met betrekking tot liefdadigheid regionale verschillen vastgesteld. In de provincies Antwerpen en West Vlaanderen wordt beduidend meer aan liefdadigheid gegeven dan elders. Een reden hiervoor kan zijn dat deze provincies economisch sterker staan. Dit blijkt enigszins uit het Bruto Regionaal Product van beide provincies 13. Tot slot wordt er ook gekeken naar de invloed van de burgerlijke stand. Zo blijkt dat gehuwden in ons onderzoek vaker geven aan een goed doel dan ongehuwden, gescheiden en weduwen. Ook hier schuiven we de economisch sterkere positie van gehuwden als hypothese naar voor. Een tweede mogelijke verklaring voor deze vaststelling vinden we bij Jencks. Volgens hem geven gehuwden vaker aan liefdadigheid dan alleenstaanden omdat de bekommernis voor anderen toeneemt wanneer we met anderen samenleven. Hij voegt er bovendien aan toe dat degenen die om anderen geven eventueel eerder zullen huwen (Jencks, 1987: 326-327). Met deze verklaring van Jencks moeten we echter voorzichtig omspringen. Aangezien we bij burgerlijke stand te maken hebben met een wettelijk statuut kunnen we niet met zekerheid weten of onze ongehuwden, gescheiden en weduwen effectief alleenstaand zijn.
13
Zie figuur in bijlage
153
Tabel 14: Profiel van de gever naar geslacht, burgerlijke stand, leeftijd, provincie, inkomen en opleidingsniveau (kolompercentage)
Geven aan liefdadigheid
Geven aan liefdadigheid
Man
Vrouw
N=306 71.6
N=416 77.4
TienersTwintigers N=165 70.6
0-49999
Geven aan liefdadigheid
N=138 63.8
Dertigers N=174 73.0
5000069999 N=127 73.2
Chi²
VeertigersVijftigers N=261 76.6
7000089999 N=122 73.8
Zestigplus N=125 79.2
90000119999 N=181 79.6
Gescheiden-Weduwe
Ongehuwd
Gehuwd
Chi²
Totaal
N=98 69.4
N=190 70.0
N=435 78.2
*
74.8
Limburg
Chi²
Totaal
N=91 68.1
*
74.8
Chi²
>=120000 N=128 82.8
Antwerpen
Brussel
N=452 78.1
N=33 60.6
Chi²
Lager
**
N=49 63.3
WestVlaanderen N=80 77.5
Lager Secundair N=92 69.6
OostVlaanderen N=67 65.7
Hoger Secundair N=199 67.8
HOBU
Unief
Chi²
Totaal
N=225 82.2
N=86 87.2
***
74.8
154
Houdingen met betrekking tot liefdadigheid Niet iedereen geeft aan liefdadigheid. Welke redenen mensen voor het ‘niet geven’ aanhalen alsook wat hierop een invloed uitoefent worden hier bekeken. Daarnaast gaat onze aandacht naar de gevoelens die gepaard gaan met het geven van giften, die maken dat mensen wel geven. Tot slot wordt er stilgestaan bij de manier waarop mensen reageren op acties aan de deur.
WAAROM MEN NIET AAN LIEFDADIGHEID GEEFT De redenen die het meest worden aangehaald om niet aan het goede doel te geven zijn: het geen geld hebben en het blut zijn als men aan alles geeft (tabel 2). Als we kijken naar de laagste inkomensgroep, ligt het in de lijn der verwachting dat zij geen geld hebben om aan liefdadigheid te geven. De helft van de respondenten in deze categorie geeft dit dan ook als reden op. Iets gelijkaardigs stellen we ook vast als we naar het hoogst behaalde diploma kijken. Daar zijn het de lager geschoolden die het vaakst zeggen geen geld te hebben voor liefdadigheid. Gezien de sterke correlatie die traditioneel bestaat tussen opleidingsniveau en inkomen is dit niet echt verwonderlijk. Opmerkelijk is wel dat ruim tien procent van de respondenten met een inkomen tussen 90000 en 120000 BEF zegt geen geld te hebben voor liefdadigheid. Dit lijkt ons dan ook eerder een excuus te zijn dan een geldige reden. Een tweede opvallende vaststelling is dat bijna veertig procent van de respondenten in de inkomenscategorie 70000-89999 als reden opgeeft blut te zijn als ze aan alles geven. Verder zegt een vijfde van de mensen met een inkomen vanaf 70000 de initiatieven te wantrouwen en daarom niets te geven aan het goede doel. Waarschijnlijk hangt dit opnieuw samen met het opleidingsniveau. Het wantrouwen neemt immers gestaag toe naarmate het opleidingsniveau stijgt, met uitzondering van de mensen met een diploma HOBU. Dat hoger opgeleiden een groter wantrouwen hebben dan lager opgeleiden kan naar ons gevoel op een dubbele manier benaderd worden. Enerzijds zou men kunnen stellen dat het groter wantrouwen van hoger opgeleiden het logisch gevolg is van een meer kritische houding tegenover liefdadigheidsinstellingen. Kan men anderzijds niet met evenveel recht pretenderen dat het eigenlijk opmerkelijk is dat laaggeschoolden minder wantrouwen vertonen? Ligt het niet in de lijn der verwachting dat het vooral laaggeschoolde, financieel zwakkere groepen zijn die meer angst hebben om door organisaties bedrogen te worden? Angst die evengoed tot uiting kan komen in een groter wantrouwen.
155
Tabel 2: Redenen om niet aan liefdadigheid te doen naargelang de hoogte van het inkomen en de hoogte van het behaalde diploma (kolompercentage). 0-49999
Geen persoonlijke baat Geen geld Geld voor leuke dingen Krijgt niets terug Blut als ik aan alles geef Wantrouwen Andere Fisher's Exact =7.65E-27
7000089999 N=29 6.9
90000119999 N=34 29.4
>=120000
Lager
N=47 6.4
5000069999 N=29 13.8
Hoger Secundair N=61 16.4
HOBU
Unief
Totaal
N=14 21.5
Lager Secundair N=25 16.0
N=20 10.0
N=38 5.3
N=8 25.0
N=166 12.7
51.1 4.3
37.9 13.8
20.7 0.0
11.8 2.9
5.0 10.0
35.7 7.1
40.0 4.0
22.9 4.9
23.7 7.9
0.0 0.0
30.7 5.4
2.1 21.3
0.0 24.2
0.0 37.9
0.0 20.6
0.0 25.0
7.1 21.5
0.0 24.0
0.0 31.2
0.0 26.3
0.0 12.5
0.6 25.3
10.6 4.2
10.3 0.0
20.7 13.8
20.6 14.7
20.0 30.0
7.1 0.0
12.0 4.0
19.7 4.9
13.1 23.7
25.0 37.5
15.1 10.1
Fisher's Exact =4.38E-21
156
WAAROM MEN AAN LIEFDADIGHEID GEEFT In deze paragraaf kijken we nu specifiek naar de gevoelens die gepaard gaan met het geven van giften. Meer bepaald gaat het om motivaties die mensen ertoe aanzetten een bijdrage te leveren tot het goede doel. (tabel 3) De belangrijkste motivatie om aan liefdadigheid te geven is wanneer men achter het initiatief staat. De meeste mensen die aan liefdadigheid geven, vinden het belangrijk dat ze zich kunnen identificeren met een bepaald initiatief. De helft van de respondenten vindt het aan liefdadigheid geven dan weer een menselijke plicht. Dit sluit aan bij het Kantiaans motief, waarbij de nadruk ligt op de daad van het geven zelf. Het betreft een zuiver filantropisch motief, namelijk de wil om op een goede manier te handelen (Amos, 1982: 45). Zich persoonlijk betrokken voelen bij de actie is ook een belangrijke aanleiding tot het geven. Vaak hebben mensen ooit zelf genoten van de diensten van de organisatie of men gaat ervan uit dat men die diensten in de toekomst (nog) zal nodig hebben. In de literatuur wordt dit aangeduid als het wederkerigheidsmotief (Amos, 1982: 45; Dawson, 1988: 32). Tevreden zijn over zichzelf en zich een beter mens voelen, zijn ook belangrijke aanleidingen om te geven. Samen met het wederkerigheidsmotief wijzen deze laatste motivaties op een zeer belangrijk aspect van de vrijgevigheid van mensen. Onze intenties om te geven aan liefdadigheid zijn lang niet altijd zuiver onbaatzuchtig. Altruïstisch handelen wordt immers vaak opgevat als een soort ruilproces, waaruit de gever zelf op een of ander manier voordeel haalt, de zogenaamde benefits. Het resultaat van zulk een ruil levert dan niet noodzakelijk een economisch voordeel op, het kan daarbij evengoed gaan om een psychologisch welbehagen (Guy e.a, 1989: 21; Haggberg, 1992: 39; Mathur, 1996: 108).
WIJ KOPEN (NIET) AAN DE DEUR Een Amerikaans onderzoek met betrekking tot deur aan deur acties, kwam tot de vaststelling dat de bekendheidsgraad van het goede doel niet van belang is. De invloed hiervan zou immers volledig overschaduwd worden door de sociale druk die men hierbij ervaart (Thornton, 1991: 442). Uit onze analyse blijkt echter dat mensen wel eerder geneigd zijn aan een gekend initiatief te geven. Ook wordt er vaker gegeven aan een gekend persoon. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het feit dat gekende initiatieven en personen een groter vertrouwen genieten. Onbekend is misschien ook hier onbemind. De sociale druk daarentegen blijkt bij ons minder een rol van betekenis te spelen. Het aantal personen dat uit gezichtsbehoud geeft of niet durft te weigeren is immers gering. Wel valt niet helemaal uit te sluiten dat het om sociaal wenselijke antwoorden gaat of dat mensen zich er gewoon niet van bewust zijn. Het eerste wordt enigszins ondersteund wanneer we kijken naar het aantal respondenten dat nooit aan liefdadigheid geeft. Minder dan een kwart van de respondenten beweert immers nooit te geven bij acties aan de deur. Misschien dat men dan toch moeilijk
157 kan weigeren bij een ‘face-to-face’-verzoek, en is de sociale druk groter dan men zelf graag toegeeft. Tabel 3: Uitspraken over liefdadigheid en reacties aan de deur (kolompercentage per item) N=669
% eens
N=711
%
Durf niet anders
3.9
Geef uit gezichtsbehoud
0.1
Kan niet nee zeggen
14.1
Durf niet te weigeren
2.0
Minder schuldig voelen
21.8
Geef uit medelijden
5.5
Beter mens
27.3
Geef aan kinderen
9.1
Tevreden over mezelf
30.5
Geef nooit
21.7
Persoonlijk betrokken
31.1
Geef aan gekenden
27.6
Is menselijke plicht
50.1
Geef aan gekend initiatief
34.0
Sta achter het initiatief
71.7
158
A L’improviste of strategie In deze paragraaf wordt van naderbij bekeken, volgens welke strategie mensen steun verlenen aan bepaalde initiatieven en wat deze strategie beïnvloedt. (tabel 4). Van de mensen die geld geven aan liefdadigheid doet bijna de helft dit niet volgens een bepaalde strategie. Deze eerste vaststelling doet enigszins het vermoeden rijzen dat het geven aan liefdadigheid nog vaak een impulsieve aangelegenheid is. Denken we hierbij bijvoorbeeld aan acties aan de deur waar de vraag om een bijdrage mensen als het ware overvalt. Hanteert men daarentegen wel een bepaalde strategie, dan is het kiezen voor een bepaald initiatief waarin men gelooft de meest voorkomende. Ook geld bewust verdelen over een aantal initiatieven scoort goed. Zich laten leiden door de media is de minst populaire strategie. Met deze zwakke score van de media moet wel voorzichtig worden omgegaan omdat het niet is uitgesloten dat mensen dit niet graag toegeven. Op de rol van de media in relatie tot liefdadigheid komen we later nog terug (zie infra). Een aantal factoren oefent een invloed uit op, of houdt verband met de kiesstrategie. Allereerst wordt er gekeken naar de samenhang tussen het al of niet hebben van een budget en een kiesstrategie. Hieruit blijkt dat mensen die geen budget opstellen vaker geen strategie hanteren in vergelijking tot diegenen die wel een budget opstellen. Om hier een verklaring voor te geven doen we opnieuw beroep op de hierboven reeds vermelde hypothese van de spontaniteit. De achterliggende veronderstelling is hier dat mensen die een budget opstellen sowieso minder ‘zomaar wat’ geven. Legt men op voorhand een bedrag vast dat men bereid is te besteden, dan is het zeker niet onwaarschijnlijk dat men dit ook volgens een bepaalde strategie doet. Deze hypothese wordt verder ondersteund door de vaststelling dat diegenen die een budget opstellen, hun giften effectief meer bewust verdelen over een aantal initiatieven. Ook kiezen ze vaker voor een welbepaald initiatief waarin ze geloven. Vervolgens bestaat er ook een samenhang tussen de hoeveelheid die men geeft aan liefdadigheid per jaar en de kiesstrategie. Naarmate men meer geeft wordt er ook meer doordacht gegeven. Het aantal personen dat geen strategie hanteert daalt immers wanneer de hoeveelheid die men aan liefdadigheid geeft toeneemt. Het aantal mensen dat zijn geld bewust verdeelt over een aantal initiatieven neemt daarentegen toe naarmate de hoeveelheid dat men geeft stijgt. Voor wat betreft het kiezen voor een initiatief waar men in gelooft kan hetzelfde worden vastgesteld, met uitzondering van de laatste categorie. Mensen die meer dan tienduizend Belgische frank besteden aan liefdadigheid per jaar, kiezen minder vaak voor een welbepaald initiatief dan diegenen die minder geven. Waarschijnlijk kiezen zij er voor om verscheiden initiatieven te ondersteunen, hetgeen reeds naar voor komt uit het hoge percentage (meer dan de helft) dat zijn geld bewust verdeelt over een aantal initiatieven. Tot slot kan men ook vaststellen dat het aantal personen dat zich laat leiden door de media afneemt, naarmate men een groter bedrag geeft. Mensen die meer geven laten zich dus minder leiden door de media. Dit alles wijst erop dat men een meer rationeel geefgedrag vertoont naarmate men meer geeft.
160
Tabel 4: Kiesstrategie naargelang het al of niet hebben van een budget, en de hoeveelheid die men geeft aan liefdadigheid op en jaar (kolompercentage).
Geen strategie Bewust Kies 1 initiatief Overtuigd door media Fisher's exact < 0.001
Wel een budget N=105 18.1
Geen budget N=423 55.3
<1000 N=62 74.2
1000-4999 N=293 48.5
5000-9999 N=73 35.6
>10000 N=64 25.0
Totaal N=535 48.2
40.0 34.3 7.6
15.8 23.9 5.0
0.0 16.1 9.7
17.0 28.0 6.5
28.5 31.5 4.1
51.6 21.9 1.5
20.4 26.0 5.4
Chi²= 0.001
161
Budgettering en fiscale aantrekkelijkheid Onder deze titel wordt nagegaan of mensen een budget hanteren en of men zijn giften vermeldt op de belastingsbrief. Dit wordt verder in verband gebracht met de hoeveelheid die men geeft (tabel 5). Het overgrote deel van de respondenten dat aan liefdadigheid geld geeft, stelt hiervoor geen budget op. Bijna tachtig procent van de mensen bepaalt niet op voorhand wat ze gaan uitgeven aan liefdadigheid. Ongeveer iets gelijkaardigs werd reeds vastgesteld wanneer we het hadden over de kiesstrategie (zie supra). Kijken we naar het aantal personen dat zijn giften vermeldt op de belastingsbrief dan blijkt dit dertig procent te bedragen. Dit is relatief veel in vergelijking met het onderzoek van Van Ootegem. Hij stelde vast dat zestien procent van de personen zijn giften op de belastingsbrief vermeldt (Van Ootegem, 1993: 28). Kijken we nu eerst naar de samenhang tussen de hoeveelheid dat men geeft aan liefdadigheid en het opstellen van een budget, dan blijkt er tussen beide een positief verband te bestaan. Het aantal personen dat een budget opstelt neemt toe naarmate men meer besteedt aan het goede doel. Toch blijft het aantal personen dat op voorhand vastlegt hoeveel men aan liefdadigheid schenkt relatief klein. De overheersende houding blijft dus blijkbaar toch die van ‘we zien wel’ (zie supra). Wel moet in verband met bovenstaande interpretatie van de cijfers en de aangehaalde hypothese enige voorzichtigheid aan de dag gelegd worden. Het gevonden verband is namelijk niet significant waardoor de kans reëel is dat het aan toeval te wijten is. Tussen de hoeveelheid die men schenkt aan liefdadigheid op een jaar en het vermelden op de belastingsbrief bestaat er wel een significant verband. Ook hier geldt hoe meer men geeft, hoe meer men zijn giften vermeldt op de belastingsbrief. Dit heeft natuurlijk op de eerste plaats te maken met de fiscale aftrekbaarheid van giften vanaf duizend Belgische frank. Geeft men minder, dan komt men sowieso hiervoor niet in aanmerking. Toch bestaan tussen diegenen die voor dit belastingvoordeel wel in aanmerking komen ook opmerkelijke verschillen. Slechts een kwart van de respondenten die tussen duizend en vijfduizend Belgische frank geven, vermelden hun giften op de belastingsbrief tegenover 65 respectievelijk 80 procent. Nochtans komen zij evenzeer in aanmerking voor het systeem van fiscale aftrekbaarheid. Waarschijnlijk is bij hen het systeem van de fiscale aftrekbaarheid minder gekend en heeft het een lagere aantrekkingskracht. Daarenboven kan het ook zijn dat ze vaker dan de andere vele kleine giften doen die niet voor belastingsaftrek in aanmerking komen maar wel samen een groot bedrag maken. De meest gulle gevers kunnen dan weer veel meer vertrouwd zijn met het systeem van fiscale aftrekbaarheid en halen er waarschijnlijk veel meer voordeel uit. Stelden we reeds eerder dat de gever zich vaak laat leiden door ‘benefits’, valt zelfs niet helemaal uit te sluiten dat het belastingvoordeel voor hen de grootste motivatie is. Zo leert de literatuur immers dat mensen die veel aan liefdadigheid geven zich vaker zullen laten leiden door het inkomens of belastingsmotief (Amos, 1982: 46; Dawson, 1988: 32; Haggberg, 1992: 39; Jencks, 1987: 330).
162 Tabel 5: Het opstellen van een budget, en het vermelden van de giften op de belastingsbrief naargelang de hoeveelheid die men geeft. (kolompercentage).
Wel een budget opstellen (1)
Wel vermelden op Belastingsbrief (2)
<1000 N=77
1000-49999 N=297
5000-9999 N=73
>10000 N=66
Totaal
13.0
20.5
22.2
30.3
19.7
<1000 N=60
1000-4999 N=290
5000-9999 N=74
>10000 N=66
Totaal N=651
1.7
25.1
64.8
83.3
29.0
1.Fisher ‘s exact = 0.125 (niet significant) 2.Chi² = 0.001
Diversiteit in het geven De wijze waarop mensen aan liefdadigheid kunnen doen is zeer verschillend. Een goed voorbeeld van deze diversiteit geeft de onlangs afgesloten actie Kom Op Tegen Kanker. Naast de klassieke zaken zoals het storten op een rekening, of het kopen van een gadget, waren er ook de vele initiatieven van particulieren zelf. Mensen zetten in het kader van Kom op Tegen Kanker veelvuldig zelf verschillende acties op het getouw. In dit onderdeel gaan we na aan welke manier van bijdragen mensen de voorkeur geven (tabel 6).
Veruit de meest populaire wijze om aan liefdadigheid te doen is het storten van geld op een rekening, op de voet gevolgd door het kopen van iets tastbaars. Het gewoon geld geven en zelf iets doen zijn minder populair, al bestaat tussen beide nog een opmerkelijk verschil. Een mogelijke verklaring waarom mensen liever geld storten dan het zomaar te geven heeft misschien te maken met de grotere controleerbaarheid van het storten. Wanneer er geld op een rekening wordt gestort, hebben mensen misschien vaker het (valse) gevoel dat hun bijdrage goed terechtkomt. Bovendien komt men wanneer men stort eventueel in aanmerking voor het in rekening brengen van giften op de belastingsbrief. De hoge score van ‘iets tastbaars kopen’ kan dan weer te maken hebben met het feit dat voor een groot aantal mensen nog steeds geldt ‘voor wat hoort wat’. Mensen krijgen voor hun vrijgevigheid graag iets in de plaats, zelfs als men een bedrag betaalt dat de prijs van het product ver overstijgt. Tot slot lijkt ‘zelf iets doen’ weggelegd voor een selecte groep.
Kijken we nu naar de samenhang tussen de hoeveelheid die men geeft aan liefdadigheid en de voorkeur voor de manier van geven dan kunnen we het volgende vaststellen. Naarmate men meer geeft aan liefdadigheid gaat men vaker geld storten. Het gewoon geld geven neemt af
163 naarmate de hoeveelheid dat men geeft toeneemt. Ook hier verwijzen we naar de hypothese van de controleerbaarheid, maar waarschijnlijk speelt hier vooral het systeem van de fiscale aftrekbaarheid een rol. We zagen eerder al dat vooral diegenen die een grote som geld geven van dit systeem gebruik maken (zie supra). Het aantal personen dat een kleine bijdrage levert aan liefdadigheid, wil hier vaker iets tastbaars voor terugkrijgen. Hoe meer er wordt gegeven, hoe minder men iets tastbaars ervoor in de plaats wil. Maar we mogen niet uit het oog verliezen dat deze mensen hun gift vaker op hun belastingsbrief vermelden. Ze krijgen er wel degelijk iets voor terug, namelijk belastingsvermindering. Uit onderzoek blijkt dat deze mensen uit de hogere inkomensgroepen komen. Vanwege een hogere aanslagvoet krijgen zij meer terugbetaald. De reële kostprijs voor hun vrijgevigheid is dus lager (Dawson, 1988: 35-36; Jencks, 1987: 330-332; Van Ootegem, 1993: 37-38). Tabel 6: Bestaat er nu een verband tussen wat mensen uitgeven aan liefdadigheid op een jaar en de manier van geven die hun voorkeur draagt? (kolompercentage)
Storten Geld geven Iets tastbaars kopen Zelf iets doen
<1000 N=61
1000-49999 N=292
5000-9999 N=73
>10000 N=73
Totaal
8.2 26.2 60.7
41.8 17.8 37.7
69.9 12.3 15.1
80.0 6.2 9.2
39.8 15.5 38.5
4.9
2.7
2.7
4.6
6.2
Chi²=0.001
De overtuigingskracht van de media
164 In wat nu volgt wordt de invloed van de media op het geefgedrag van naderbij bekeken. Eerst globaal (tabel 7), daarna specifiek met betrekking tot de acties ‘Kom op Tegen Kanker’ en ‘Levenslijn’ (tabel 8).
‘THE MEDIUM AS MESSAGE?’ Algemeen mag men verwachten dat de invloed van media op liefdadigheid enorm is. Wil men immers dat een actie bekendheid verwerft bij het grote publiek dan kan men eenvoudig weg niet om de media heen. Televisie lijkt hierbij het medium bij uitstek Kijk maar naar acties zoals ‘Kom op Tegen Kanker’, ‘Levenslijn’ en ‘Help-Kosovo’. Stuk voor stuk campagnes die exuberante bedragen opleveren. Uit ons onderzoek blijkt echter dat de invloed van de media op het geefgedrag eerder gering is. Hierbij is vooral opmerkelijk dat niet televisie maar wel brievenbusreclame de grootste invloed heeft. Waarschijnlijk hangt dit samen met het toenemend gebruik van direct mail in de sector van het goede doel. Het voordeel van deze direct mail is dat enkel die mensen die geïnteresseerd (kunnen) zijn het verzoek tot geven ontvangen. Bij televisie wordt daarentegen veel minder gefilterd per doelgroep. Hoe komt het dan dat er slechts een heel klein percentage van de respondenten is die menen door de media overtuigd te worden? Waarschijnlijk geven ook hier veel mensen sociaal wenselijke antwoorden. De reden voor de geringe invloed van de media hoeft echter niet enkel bij sociale wenselijkheid gezocht te worden. We stelden immers reeds eerder vast dat er meestal aan liefdadigheid geven wordt omdat men achter het initiatief staat (tabel 3). Aangezien de liefdadigheidsorganisatie waartoe men bijdraagt heel bewust gekozen wordt, kan het best dat de media hier weinig invloed op hebben. Tabel 7: Eens met de volgende uitspraken over media N=693 Overtuigd door radio-spot Overtuigd door tv-spot Overtuigd door affiche op straat Overtuigd door reclame in de bus
% eens 1.6 5.6 5.6 6.6
165
KOM OP TEGEN KANKER VERSUS LEVENSLIJN Zowel Kom op Tegen Kanker als Levenslijn hebben een grote bekendheidsgraad 14. Dit is ongetwijfeld het gevolg van het feit dat beide campagnes tot stand zijn gekomen op initiatief van de media zelf. Kom op Tegen Kanker werd in het leven geroepen door de VRT, Levenslijn door VTM. Deze acties worden dan ook steevast ondersteund door spotjes op televisie en radio, artikels in tijdschriften, een grote slotshow, bekende Vlamingen,… Diamantopoulos stelt dat de totale omvang van de giften positief samenhangt met de intensiteit en diversiteit van de gehouden actie (Diamantopoulos e.a., 1993: 141). Dit wordt bevestigd als we kijken naar de enorme opbrengsten van Kom op Tegen Kanker 15 en Levenslijn. Toch is er een verschil waar te nemen tussen beide acties. Kom op Tegen Kanker doet het op verschillende vlakken heel wat beter dan Levenslijn. Er wordt minder vaak (de helft) niets gegeven, er wordt dubbel zoveel een gadget gekocht, er wordt opmerkelijk vaker gestort en ook de slotshow is meer populair. Meer dan de helft van de respondenten doet niets met de actie Levenslijn in vergelijking met Kom Op Tegen Kanker. Het grotere succes van Kom op Tegen Kanker zou kunnen verklaard worden door het feit dat het zich elke keer opnieuw richt op dezelfde doelgroep. Dit is bij Levenslijn niet het geval. Deze actie heeft elk keer een ander doel, waardoor mensen zich er moeilijker mee kunnen identificeren. Identificatie, zoals al een aantal keer werd aangehaald, die een zeer grote rol speelt (zie supra).
14
Kom op Tegen Kanker vertoont hierbij een licht overwicht. De opbrengst van de laatste Kom op Tegen Kanker actie bedroeg 273 miljoen, een stijging van 31 procent in vergelijking met de vorige campagne.(De Morgen 26-10-99) 15
166 Tabel 8: Hoe wordt er gegeven aan Kom op Tegen Kanker (KOK) en Levenslijn (LL)? N=721
Kom op Tegen Kanker
Levenslijn
Gadget +TV-show
5.7
7.2
Andere
8.4
5.4
Tv-show
9.2
6.2
13.7
2.9
24.8
12.0
38.2
66.3
97.6
93.1
Bedrag gestort Gadget Niets gegeven
N=714 Kennis KOK en Levenslijn
167
Vrijgevigheid naar verschillende initiatieven toe Globaal genomen zijn kleine initiatieven het meest populair, gevolgd door het Rode Kruis, 11.11.11. en Kom op Tegen Kanker (tabel 9). De populariteit van de kleine initiatieven komt waarschijnlijk voort uit de lokale verbondenheid. Het gaat hier immers vaak om steunkaarten voor de lokale voetbalploeg, de giro, de plaatselijke heemkundige kring... De lokaliteit leidt misschien tot een grotere affiniteit, waardoor men vaker geeft. Het Rode Kruis neemt de tweede plaats in en dankt haar populariteit waarschijnlijk aan haar grote bekendheidsgraad. Bovendien komt men ook erg vaak rechtstreeks met deze organisatie in contact. Er gaat geen wielerwedstrijd of popconcert voorbij of het Rode Kruis is aanwezig. Waarschijnlijk is het deze alom tegenwoordigheid en de inzet van de vele vrijwilligers die maakt dat men eerder geneigd is te geven. Kom op Tegen Kanker en 11.11.11. delen min of meer de derde plaats. Belangrijker is echter het onderscheid tussen Kom op Tegen Kanker en Levenslijn. Zagen we eerder al dat Levenslijn doorgaans minder populair is dan Kom op Tegen Kanker dan wordt dit hier bevestigd. Het blijkt dat er veel vaker en gemiddeld veel meer (de helft meer) wordt gegeven aan Kom op Tegen Kanker. Kijken we verder naar deze gemiddelde bedragen dan springt vooral Foster Parents Plan in het oog. Globaal genomen geeft men gemiddeld bijna 6000 Bef. Dit is niet echt verwonderlijk gezien de aard van deze organisatie. Men verbindt er zich immers toe om maandelijks een bepaald bedrag te storten 16. Deze actie mag dan globaal gezien het hoogste gemiddeld bedrag ontvangen, het aantal mensen dat aan Foster Parents Plan geeft is echter zeer beperkt. Blijkbaar wordt slechts een erg beperkte groep door de organisatie aangesproken. Zowel de hoogte van het bedrag als de verplichting elke maand te moeten storten kan mensen weerhouden zich te engageren. Het omgekeerde stellen we vast voor het Rode Kruis. Het mag dan wel een van de meest populaire initiatieven zijn, er wordt gemiddeld het minst aan gegeven. Meestal worden kleine gadgets verkocht, denk maar aan de jaarlijkse stickeractie. Een hoge populariteit staat dus zeker niet garant voor hoge bijdragen en omgekeerd. Eerder stelden we reeds dat vrouwen vaker aan het goede doel geven dan mannen (zie supra). Verder blijken er tussen mannen en vrouwen aanzienlijke verschillen te bestaan wat betreft de aard van de initiatieven en het bedrag dat men geeft. Vrouwen geven het vaakst aan Levenslijn. Artsen zonder Grenzen daarentegen is het minst populair. Bij mannen stellen we daarentegen juist het omgekeerde vast. Zij geven het vaakst aan Artsen Zonder Grenzen en het minst vaak aan Levenslijn. Misschien dat mannen eerder worden aangetrokken door het avontuurlijke karakter van Artsen Zonder Grenzen, terwijl vrouwen eerder worden aangetrokken door het familiale karakter van Levenslijn. Geven vrouwen doorgaans vaker aan liefdadigheid dan mannen, mannen geven gemiddeld wel meer. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de gevonden verschillen niet allemaal significant zijn. Dat mannen meer geven kan verklaard worden door het feit dat ze in het algemeen meer verdienen dan vrouwen en dus meer geld hebben om tot donatie over te gaan. Volgens Jencks worden vrouwen daarenboven 16
820 Bef per maand (VRT journaal dd. 28-11-1999).
168 gesocialiseerd om efficiënte consumenten te zijn en hierdoor zijn ze meer zorgzaam bij het uitgeven van hun geld (Jencks, 1987: 327). Een uitzondering hierop is het Foster Parents Plan. Daar geven vrouwen gemiddeld een hoger bedrag dan mannen. Aangezien het gevonden verschil niet significant is, valt niet uit te sluiten dat het aan toeval te wijten is. Bij het profiel van de gever werd er ook reeds opgewezen dat men vaker geeft naarmate het opleidingniveau toeneemt (zie supra). Toch bestaat er een aanzienlijk verschil in de populariteit tussen de verschillende initiatieven (tabel 10). Levenslijn is het populairst bij de respondenten met een diploma lager onderwijs of hoger secundair onderwijs. Misschien dat deze groep eerder tot de doelgroep van de commerciële zender kan gerekend worden, en daardoor vaker een bijdrage levert. Een uitzondering hierop vormen dan wel diegenen met een diploma lager secundair. Zij geven het vaakst aan Welzijnszorg, en ook het Rode Kruis is populair. Personen met een diploma hoger onderwijs buiten de universiteit, lijken van alle initiatieven het meest affiniteit te hebben met Greenpeace. Maar ook Foster Parents Plan en Vredeseilanden moeten wat dat betreft niet echt onder doen. Diegenen met een diploma universitair onderwijs lijken het meest aangesproken door de problematiek van de mensenrechten. Zij geven het vaakst aan Amnesty International. Niet alleen geeft men vaker aan liefdadigheid naarmate het opleidingsniveau toeneemt, men geeft gemiddeld ook meer. Wel waren de verschillen maar voor enkele initiatieven significant. Mensen met enkel een diploma lager onderwijs blijken het meest te geven aan Artsen Zonder Grenzen (AzG), gemiddeld 725 Bef. Aangezien AzG in deze groep niet zo populair is, is dit nogmaals een bevestiging dat populariteit niet noodzakelijk leidt tot hogere bijdragen. Kijken we naar de overige opleidingsniveaus dan geven zij allen het meest aan Foster Parents Plan. Kijken we naar de leeftijdscategorieën dan blijken de tieners-twintigers het meest gevoelig te zijn voor de Mensenrechten (tabel 11). Zij geven het vaakst aan Amnesty International. Dertigers zijn dan weer eerder geneigd aan Greenpeace te geven. Voor deze groep staat blijkbaar de zorg voor het milieu heel hoog op de agenda. De veertigers-vijftigers geven het vaakst aan het Foster Parents Plan. Zestig-plussers geven het vaakst aan de Damiaan Actie. Welzijnszorg en Broederlijk Delen staan bij hun op de tweede en derde plaats. Deze organisaties zijn allen Christelijk getint en spreekt misschien daarom meer aan. De tienerstwintigers geven van alle initiatieven dan wel het vaakst aan Amnesty International, het zijn de Zestig Plussers die gemiddeld de grootste bijdrage leveren, namelijk 1069 Bef. De dertigers geven het vaakst aan Greenpeace en geven bovendien het meest. Doorgaans constateren we echter dat naarmate men ouder wordt men gemiddeld meer geeft. De laagste inkomenscategorie geeft van alle initiatieven het vaakst aan Welzijnszorg (tabel 12). Hier speelt misschien vaker het eerder aangehaalde wederkerigheidsmotief (zie supra). Deze personen verkeren eventueel in een financieel meer precaire situatie en vrezen ooit zelf op deze diensten een beroep te moeten doen. De inkomenscategorie van 50000 tot 70000 geeft van alle initiatieven het vaakst aan AzG. Dit geldt ook voor de hoogste inkomens. Maar deze laatste geven gemiddeld wel meer. Mensen met een inkomen tussen 70000 en 90000 geven
169 het meest frequent aan Greenpeace, maar geven gemiddeld niet het meest. In de voorlaatste inkomensgroep is het Foster Parents Plan het meest populair. Zij geven bovendien ook het meest aan deze organisatie. Ook hier kunnen we in het algemeen stellen dat de hoogste inkomensgroep gemiddeld het meest voor het goede doel over heeft.
170
Tabel 9: Percentage en gemiddeld bedrag globaal en naar geslacht (rijpercentages). Frequentie totaal Kleine Initiatieven 11 11 11 KOK Levenslijn Foster Parents Welzijnszorg Greenpeace Unicef Artsen zonder Grenzen Damiaanactie Amnesty International Rode Kruis Vredeseilanden Broederlijk Delen Andere
Percentage totaal
Gemiddeld bedrag totaal
Percentage Man
Percentage Vrouw
Gemiddeld bedrag Man
Gemiddeld bedrag Vrouw
446 254 253 91 43 84 62 105 136
18.2 10.4 10.3 3.7 1.8 3.4 2.6 4.3 5.6
843 576 673 384 5880 702 819 775 1230
39.9 38.6 40.7 30.8 37.2 39.3 33.9 38.1 44.1
60.1 61.4 59.3 69.2 62.8 60.7 66.1 61.9 55.9
997 784 727 469 4822 1002 867 1044 2362
740 444 635 348 6507 515 795 610 1160
103 66
4.2 2.7
500 648
38.8 37.9
61.2 62.1
717 868
361 513
327 82 201 192 2445
13.4 3.3 8.2 7.9 100
396 398 578 2149
37.9 39 41.8 39.1
62.1 61 58.2 60.9
487 527 687 2658
341 316 502 1826
T-test ** *** *** *** *** *** ***
* *** **
171 Tabel 10: Percentage en gemiddeld bedrag naar opleidingsniveau (rijpercentages). Percentage Kleine Initiatieven 11 11 11 KOK Levenslijn Foster Parents Welzijnszorg Greenpeace Unicef Artsen zonder Grenzen Damiaanactie Amnesty International Rode Kruis Vredeseilanden Broederlijk Delen Andere
Lager 5.4
Lagersecundair 12.7
Hogersecundair
HOBU
Unief
Gemiddelde Lager
31.4
38.5
12
332
Lagersecundair 561
Hogersecundair
HOBU
Unief
813
993
1230
* **
7.7 6.8 12.3 4.9 13 3.6 5.3 6.3
14.5 15 13.6 12.2 15.6 14.5 9.6 14.8
23.5 32 35.8 29.3 26 25.5 33 24.2
37.2 36.8 33.3 41.4 28.6 41.8 39.4 34.4
17.1 9.4 5 12.2 16.8 15 12.7 20.3
225 675 305 100 320 100 240 725
288 653 391 2450 254 850 328 1041
449 650 347 6375 550 705 795 1123
461 624 388 7169 1105 993 818 1323
1518 1010 1075 7900 1238 963 1417 1676
7.6 5
14.1 8.2
28.3 26.2
34.8 34.4
15.2 26.2
171 200
208 150
286 728
614 557
1243 1006
8 8.2 10.3
15 9.6 13.4
29.8 24.7 29.2
35.8 41.1 30.3
11.4 16.4 16.8
235 117 316
387 193 338
273 315 493
433 288 645
821 1058 1097
7.2
10.6
28.9
35.5
17.8
2138
2266
2001
1858
3503
Tabel 11: Percentage en gemiddeld bedrag naar leeftijd (rijpercentages).
F-test
*
** *
172
Percentages
Kleine Initiatieven 11 11 11 KOK Levenslijn Foster Parents Welzijnszorg Greenpeace Unicef Artsen zonder Grenzen Damiaanactie Amnesty International Rode Kruis Vredeseilanden Broederlijk Delen Andere
Gemiddelde TienersTwintigers
Dertigers
VeertigersVijftigers
Zestig-plus
TienersTwintigers
Dertigers
VeertigersVijftigers
Zestig-plus
22.4 17.3 16.6 23.1 18.6 4.8 19.4 20 8.8
26.5 21.6 20.5 21.9 18.6 20.2 29 14.3 19.8
37.7 40.2 42.3 38.5 55.8 44 45.2 43.8 49.3
13.4 20.9 20.6 16.5 7 31 6.4 21.9 22.1
695 451 347 192 4700 100 592 500 708
801 985 674 550 8125 885 1094 790 1072
982 525 668 323 5689 519 743 770 1345
781 351 943 570 4567 929 800 1028 1333
15.5 25.8
15.5 22.7
37.9 39.4
31.1 12.1
330 503
243 593
539 644
664 1069
18 19.5 14.9 17.2
26.4 21.9 21.4 20.8
37.6 36.6 37.3 42.2
18 22 26.4 19.8
352 241 408 1357
323 454 476 1646
387 446 584 2301
567 403 758 3063
F-test
**
173
Tabel 12: Percentage en gemiddeld bedrag naar inkomen (rijpercentages). Percentage Gemiddelde 0-499999 500007000090000>=120000 0-499999 69999 89999 11999 16.2 19.2 16.4 29.4 18.8 608 Kleine Initiatieven 16.7 17.5 16.7 28.7 20.4 314 11 11 11 16.2 18.2 14.6 29.5 21.5 643 KOK 21.2 16.5 20 27 15.3 431 Levenslijn 23.8 9.5 14.3 38.1 14.3 2370 Foster Parents 25 15.5 14.3 20.2 25 407 Welzijnszorg 16.1 9.7 21 27.4 25.8 390 Greenpeace 17.5 9.7 16.5 36.9 19.4 205 Unicef 9.8 23.5 15.2 22.7 28.8 836 Artsen zonder Grenzen 21.8 21.8 12.9 26.7 16.8 254 Damiaanactie 17.2 14.1 17.2 26.5 25 195 Amnesty International 16.1 20.4 17.4 28.7 17.4 236 Rode Kruis 18.5 13.6 17.3 37 13.6 213 Vredeseilanden 18.9 17.9 15.8 27.5 19.9 442 Broederlijk Delen 16 17 18.6 26.1 22.3 1633 Andere
5000069999
7000089999
9000011999
>=120000
Ftest
722
766
909
1145
224
892
489
980
643
602
480
1011
***
189
453
302
675
***
7012
6783
7140
6023
727
675
391
1277
1117
770
953
874
990
900
574
1475
**
1082
1413
1162
1493
***
420
433
370
1218
633
545
629
1075
379
387
317
683
***
382
407
199
1227
***
400
832
368
1009
1325
1107
2167
3901
**
*
174
Besluit Zoals blijkt uit het voorgaande hangt het geven aan liefdadigheid met een hele reeks factoren samen. Ten eerste bepalen de demografische gegevens het aantal keer dat iemand aan het goede doel geeft. Leeftijd, inkomen en opleidingsniveau spelen hier een doorslaggevende rol. Ook de regio waarin men woont is bepalend voor het geven aan liefdadigheid, evenals de burgerlijke stand. Tegen onze verwachtingen in was het verschil tussen mannen en vrouwen niet bijzonder groot. Redenen om niet aan liefdadigheid te geven worden ook op hun beurt bepaald door het inkomens- en opleidingsniveau. In dit hoofdstuk wordt verder duidelijk gemaakt dat de intenties om te geven niet altijd zuiver onbaatzuchtig zijn (de zogenaamde ruilrelatie). Bij acties aan de deur tenslotte blijkt dat mensen eerder geneigd zijn aan een gekend initiatief of persoon te geven. Ook de sociale druk blijkt een grotere rol te spelen dan de respondenten ervaren of willen erkennen. Het geven aan het goede doel gebeurt vaak impulsief, aangezien het aantal personen dat een strategie hanteert gering is. Het geven volgens een bepaalde strategie is echter wel positief gecorreleerd met het opstellen van een budget en de hoeveelheid die er aan het goede doel wordt gegeven. Uit het hoofdstuk budgettering en fiscale aantrekkelijkheid komt naar voor dat mensen naarmate ze meer geven vaker een budget opstellen, en hun giften vaker in rekening brengen op de belastingsbrief. We hebben ook kunnen vaststellen dat naarmate men meer geeft, er vaker wordt gestort om zo van het belastingsvoordeel te kunnen profiteren. Hoe minder men geeft, hoe vaker er gekozen wordt voor iets tastbaars. Ongeacht het bedrag wil men hoe dan ook iets voor zijn gift in de plaats. Wij gingen er van uit dat de invloed van de media op liefdadigheid enorm zou zijn. Met in het achterhoofd acties zoals ‘Kom op Tegen Kanker’, ‘Levenslijn’ en ‘Help Kosovo’ is dit ook niet zo raar. We hebben echter moeten vaststellen dat de invloed van de media eerder gering is. Waar we bovendien de overredingskracht van de televisie het grootst hadden verwacht, blijkt dit de brievenbusreclame te zijn. Tot slot hebben we een hele reeks initiatieven vergeleken naar gemiddeld bedrag en aantal gevers. Hieruit blijkt dat tussen de verschillende demografische categorieën aanzienlijke verschillen bestaan in de populariteit van de verschillende initiatieven, alsook in de gemiddelde bedragen die er gegeven worden.
175
BIBLIOGRAFIE
AMOS, O.M. (1982), ‘Empirical Analysis of Motives Underlying Individual Contributions to Charity’, in Atlantic Economic Journal, 10: 45-52.
BAKKER, T. (1998), ‘De Liefdadigheidsbusiness’, in Financieel-Economisch Magazine, 29 (4): 34-38.
BANKS, SHARON K. (1979), ‘Gift-giving: a review and an interactive paradigm’, in Advances in consumer research, 6: 319-324.
BELK, R. W. (1979), ‘Gift giving behavior’, in Research in Marketing, 2: 95-126.
BELK, R.W., WALLENDORF, M. (1990), ‘The sacred meanings of money’, in Journal of Economic Psychology, 11: 35-67.
BERKING, H. (1999), Sociology of giving. Londen: SAGE publications.
BROCKMANN, C. T., PETERSON, Y. (1990), ‘Marital gift giving communication’, in Free Inquiry in Creative Sociology, 18 (1): 19-36.
BURGOYNE, C.B., ROUTH, D.A. (1991), ‘Constraints on the use of money as a gift at Christmas: the role of status and intimacy’, in Journal of Economic Psychology, 12 (1): 47-69.
BUSSCHOTS, M., LAUWERS, J. (1994), Familiale en sociaal-
culturele netwerken. Leuven: Acco. CANTILLON, B., e.a. (1999), De Welvaartsstaat in de Kering. Kapellen: Uitgeverij Pelckmans. CAPLOW e.a. (1982), Middletown Families. Fifty years of change and continuity. Minneapolis: University Press of Minnesota.
176 CAPLOW, T. (1984), ‘Rule enforcement without visible means: Christmas giving in Middletown’, in American Journal of Sociology, 89 (6):1306-1323.
CARRUTHERS, B.G., ESPELAND, W.N. (1998), ‘Money, meaning and morality’, in American Behavioural Scientist, 41 (10): 1385-1408.
CHEAL, D.J. (1987), ‘Showing them you love them: gift giving and the dialectic of intimacy’, in Sociological Review, 35 (1): 150-169.
CHEAL, D. (1988), The gift economy. Londen: Routledge.
DAMEN, S., MORTELMANS, D. (1999), ‘Geld als geldig geschenk’, paper gepresenteerd op de NSV marktdag Sociologie 27 mei 1999 Utrecht, Nederland.
DAWSON, S. (1988), ‘Four motivations for charitable giving: Implications for Marketing strategy to abstract monetary donations for medical research’, in Journal of Health Care Marketing, 8 (2): 31-37.
DIAMANTOPOULOS, A., SCHLEGELMILCH, B.B., LOVE, A. (1993), ‘Giving to Charity: Determinants of Cash Donations through Prompted Giving’, in American Marketing Association, 4: 133-142.
DIAMANTOPOULOS, A., SCHLEGELMILCH, B.B., LOVE, A. (1997), ‘Responses to Different Charity Appeals: The Impact of Donor Characteristics on the Amount of Donations’, in European Journal of Marketing, 31 (8): 548-560.
DI LEONARDO, M. (1987), ‘The female world of cares and holidays: women, families, and the work of kinship’, in Journal of women in culture and society, 12 (3): 440-493. DOOGHE, G. (1969), De bejaarden in België: III. Familiale en sociale relaties. Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin. EDMONDSON, B. (1986), ‘Who gives to Charity?’, in American Demographics, 8: 45-49.
177 FISCHER, E., ARNOLD, S.J. (1990), ‘More than a labor of love: gender roles and Christmas giftshopping’, in Journal of Consumer Research, 17 (3): 333-345.
GOFFMAN, E. (1971), Relations in public: microstudies of the public order. Londen: 188211
GOULD, S.J., C.E. WEIL (1991), ‘Gift-giving roles and gender self-concepts’, in Sex roles, 24 (9/10): 617-637.
GOULDNER, A.W. (1960), ‘The norm of reciprocity: a preliminary statement’, in American Sociological review, 25 (2): 161-178.
GRIFFIN, M. e.a. (1993), ‘Hey you, can ya spare some Change? The Case of Empathy and Personal Distress As Reactions to Charitable Appeals’, in Advances in Consumer Research, 20: 508-514.
GUY, B.S., PATTON, W.E. (1989), ‘The Marketing of Altruistic Causes: Understanding Why People Help’, in Journal of Consumer Marketing, 6 (1): 19-30.
HAGGBERG, M. (1992), ‘Why Donors Give’, in Fund Raising Management, 23 (2): 39-40.
JENCKS, C. (1987), ‘Who Gives to What?’, in Powell, W.W. (ed.), The Non-Profit Sector. London, Yale University Press: 321-339. KEUZENKAMP, S. (1995), Emancipatiebeleid en de levensloop van vrouwen: een toekomstanalyse. Amsterdam: Babylon-De Geus. KOMTER, A. (1985), De macht van de vanzelfsprekendheid: Relaties tussen vrouwen en mannen. Amsterdam: B.V. ‘s-Gravenhage. KOMTER, A., SCHUYT, K (1993), ‘Geschenken en relaties’, in Beleid en Maatschappij, 6 (2): 277-285.
KOMTER, A., K. SCHUYT (1993), Geven in Nederland. Amsterdam: Trouw.
178
KOMTER, A. (1993), ‘De psychologie van de gift. Over geven, vergeven en vergif’, in Psychologie en maatschappij, 17 (4):306-318.
KOMTER, A., SCHUYT, K. (1994), ‘Wegen van wederkerigheid: geefrelaties tussen ouders en kinderen’, in Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 21 (1): 16-36.
KOMTER, A., W. VOLLEBERGH (1996), ‘Giften en het emotionele belang van familie en vrienden’, in Mens en Maatschappij, 71 (2): 100-115.
KOMTER, A. (1997), ‘Geven en identiteit’, in Komter, A., Het geschenk. Over de verschillende betekenissen van geven. Amsterdam: Amsterdam University Press. LEONARD, D. (1980), Sex and Generation. A study of courtship and weddings. New York: Tavistock Publications. MATHUR, A. (1996), ‘Older Adult’s Motivations for Gift Giving to Charitable Organisations: An Exchange Theory Perspective’, in Psychology & Marketing, 13 (1): 107123.
MICK, D., G., DEMOSS, M. (1990), ‘Self-gifts: Phenomenological insights from four contexts’, in Journal of Consumer Research, 17 (3): 322-332.
MICK, D., G., DEMOSS, M. (1990), ‘To me from me: a descriptive phenomenology of selfgifts’, in Advances in Consumer Research, 17: 677-682. N. (1996), ‘Kleine Statistiek Moederdag’, in Psychologie, 15 (5): 9. OTNES C., LOWREY T.M., VAIN Y.C. (1993), ‘Gift selection for easy and difficult recipients: a social roles interpretation’, in Journal of Consumer Research, 20 (2):229-244. OTNES, C., e.a. (1994), ‘The Pleasure and Pain of Being Close: Men’s Mixed Feelings About Participation in Valentine’s Day Gift Exchange’, in Advances in Consumer Research, 21: 159-164
179 ROBBEN, H.S.J., PIETERS, R.G.M. (1993), ‘Cadeaus: als het gaat om meer dan de gedachte’, in Tijdschrift voor Marketing, 27 (11): 8-12. ROSSEELS, C. (1995), Rituelen vandaag. Antwerpen: Hadewijch. RUCKER, M. en DOLSTRA, J. (1993), ‘Gifts as tokens of appreciation: new tests for old models’, in American Marketing Association, 4: 55-56. SCHWARTZ, B. (1967), ‘The social psychology of the gift’, in American Journal of Sociology, 73 (1): 1-11.
SPIEGEL, M. (1995), ‘Charity Without Altruism’, in Western Economic Association International, 33 (4): 625-639.
VAN DER KROEF, G. (1995), ‘Het cadeau’, in Psychologie, 14 (12): 42-44. VAN ES, F. (1959), Moederdag en Vaderdag in Vlaams-België. Gent: Ad Hoste. VAN OOTEGEM, L. (1993), ‘Vrijgevigheid in Vlaanderen in 1990 Doorgelicht’, in Van Ootegem, L. De Markt van de Vrijgevigheid. Giften in Vlaanderen Doorgelicht. Leuven: Acco, 27-41.
WAITS, W.B. (1993), ‘The gifts everyone wanted’, in The modern Christmas in America. New York: NY University Press.
WEBLEY, P., LEA, S.E.G., PORTALSKA, R. (1981), ‘The unacceptability of money as a gift’, in Journal of Economic Psychology, 4: 223-238.
WEYNS, W. (1997), De sociologie van communicatie en cultuur. Antwerpen: Universitas.
ZELIZER, V.A. (1989), ‘The social meaning of money: “special moneys”’, in American Journal of Sociology, 95 (2), 342-377.
180 .
ISBN - 978-90-5728-177-8 Copyright (2000)
Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO) Sint Jacobstraat 2 – B- 2000 Antwerpen – België T: +32 (0)3 265 55 35 - F: +32 (0)3 265 57 93
[email protected] http://www.ua.ac.be/cello
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this report may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in writing from the publisher.