Case bij hoofdstuk 5
De Rabobank (en andere bedrijven) in China De Chinese economie is ‘booming’. Veel westerse bedrijven doen zaken in China. Zakendoen in China is echter ethisch problematisch. Je steunt er immers in zekere mate een overheid mee die op allerlei manieren mensenrechten schendt en elementaire vrijheden van mensen niet respecteert. Het dilemma of je wel of niet in China zaken kunt doen, en zo ja, op welke manier, is aan de orde voor elk bedrijf, maar speelt nog duidelijker voor een organisatie die zich maatschappelijk verantwoord noemt. Hieronder wordt in een aantal fragmenten de complexe problematiek met betrekking tot zakendoen in China nader belicht: Fragment 1 Heel kort een paar feiten op een rijtje over de mensenrechtensituatie in China. Fragment 2 Een deel van een interview met Minxin Pei, een internationaal gerespecteerde Chinese politicoloog, over de negatieve consequenties van de economische groei voor democratie en mensenrechten in China. Fragment 3 Twee uitspraken over zakendoen in ‘foute landen’, van respectievelijk Amnesty International en Birma Centrum Nederland (BCN). Beide zijn gehaald uit een verantwoording van de Rabobank (zie fragment 4) over zakendoen in China. BCN wijst zakendoen in Myanmar (Birma) af, Amnesty wijst zakendoen in China niet af. Fragment 4 De verantwoording van de Rabobank van haar keuze om wel zaken te doen in en met China. a
Ben je het eens of oneens met onderstaande stellingen? Bedenk bij elke stelling voorof tegenargumenten. Gebruik daarbij nadrukkelijk citaten uit onderstaande tekstfragmenten. Zoek in literatuur of op internet naar aanvullende informatie om jouw standpunten te ondersteunen.
Stelling 1 Zakendoen in China is onverdedigbaar. Ik doe principieel geen zaken in een land waar geen democratie is, oppositie onderdrukt wordt, mensen gemarteld worden, vrijheid van meningsuiting ontbreekt en allerlei andere mensenrechten geschonden worden (normenperspectief). Bovendien zouden mijn economische activiteiten in China ook de positie van de huidige regering versterken en het huidige beleid dus in stand houden.
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 1/6
Case bij hoofdstuk 5 Zakendoen in China betekent dus indirect meewerken aan mensenrechtenschendingen (gevolgenperspectief). Stelling 2 Zakendoen in China is niet alleen voor China, maar ook voor mij van groot economisch belang. Bovendien is de toekomst wat betreft de ontwikkelingen in China onzeker. Als we er nu niet gaan zitten, missen we de boot en wellicht dat over een aantal jaren er wel een beschaafder en meer democratisch regime is. Door daar wel te zijn kunnen we ook nog proberen de situatie iets te verbeteren. In dat licht heeft de Rabobank een keuze gemaakt en verantwoord op een wijze die bij een MVO-organisatie past. We kunnen ‘geen ijzer met handen breken’, en wat de Rabobank doet is op dit moment het maximaal haalbare. Stelling 3 De verantwoording van de Rabobank deugt niet. Ten eerste is het feit dat Birma als voorbeeld erbij gehaald wordt en daar iemand van het Birma Centrum Nederland bij aanhaalt – zie fragment 3, een fragment dat opgenomen is in de foldertekst van fragment 4 –, nogal hypocriet. De Rabobank was immers medefinancier van het toenmalige IHC-Caland (heet nu SBM Offshore) bij haar werkzaamheden in Birma, toen al vele jaren bekend was welke grove mensenrechtenschendingen in Birma plaatsvonden en het Birma Centrum Nederland al jarenlang opriep om vooral niet te investeren in Birma. Ten tweede kan de Rabobank hoogstens voor haar eigen werknemers of voor werknemers van de bedrijven die zij financiert een klein beetje de situatie verbeteren, in China als geheel zal niets veranderen door toedoen van de Rabo. En door in China te zitten, steunt men immers hoe dan ook de huidige Chinese regering. Een derde argument tegen de verantwoording van de Rabo inzake China is dat de bank zich vooral lijkt te verschuilen achter dialoog met en standpunten van anderen, zonder zelf een keuze te maken en verantwoordelijkheid te nemen. Amnesty wordt aangehaald (zie fragment 3), terwijl Amnesty hierin een drogreden noemt (als MVO-bedrijven niet in China gaan zitten, doen andere bedrijven het wel), die de Rabo blijkbaar kritiekloos deelt. Elders in de tekst wordt gezegd: ‘Er bestaat inmiddels een in brede kring geaccepteerd standpunt over China. Zakendoen in dat land is mogelijk (...).’ Als er al een breed geaccepteerd standpunt is, neemt dat nooit de eigen verantwoordelijkheid van een bedrijf zelf weg, en dat geldt dus ook voor de Rabobank. b
Stel, je ziet concrete en financieel zeer aantrekkelijke mogelijkheden om zaken te doen in China. Bijvoorbeeld import van producten of uitbesteding van een deel van de productie. Beide kunnen van groot belang zijn voor de concurrentiepositie van je bedrijf. Zie je mogelijkheden om het zakendoen in China op een goede wijze te verantwoorden? Maak wederom gebruik van onderstaande fragmenten en haal
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 2/6
Case bij hoofdstuk 5 eventueel zelf aanvullende informatie uit boeken of van internet. Probeer vervolgens een degelijk beleidsdocument te schrijven, waarin je je keuze verantwoordt.
Fragment 1 – Feiten op een rijtje In augustus 2008 was China gastland van de Olympische Spelen. De regering had toegezegd dat de mensenrechtensituatie hierdoor zou verbeteren en beloofde complete mediavrijheid. In de praktijk blijft China het land dat mensenrechtenverdedigers hard aanpakt, de doodstraf het meest oplegt, worden er verdachten geregeld mishandeld of zelfs gemarteld, is mediavrijheid voor Chinese journalisten nog steeds ver te zoeken en zijn enkele honderdduizenden Chinezen opgesloten in heropvoedingskampen. Een toenemend aantal mensenrechtenverdedigers werd gevangengenomen, kreeg huisarrest opgelegd of werd bewaakt, of werd lastiggevallen. Minderheidsgroepen zoals Tibetanen, Oejgoeren en Mongoliërs werden nog steeds onderdrukt. Leden van de Falun Gong-beweging liepen een groot risico tijdens hun detentie te worden gemarteld of op andere wijze te worden mishandeld. Christenen werden vervolgd voor het praktiseren van hun godsdienst buiten door de staat erkende kanalen. Ondanks het feit dat herziening van doodstrafzaken door het Opperste Gerechtshof opnieuw was ingevoerd, was de doodstraf nog steeds door geheimzinnigheid omgeven en werd nog veelvuldig toegepast. Marteling van gedetineerden en gevangenen kwam veel voor. Miljoenen mensen hadden geen toegang tot de rechtspraak en waren gedwongen om schadeloosstelling te eisen via een ineffectief buitengerechtelijk petitiesysteem. Vrouwen en meisjes waren nog steeds het slachtoffer van geweld en discriminatie. Voorbereidingen voor de Olympische Spelen van 2008 in Beijing werden gekenmerkt door onderdrukking van mensenrechtenverdedigers. Censuur op internet en in andere media nam toe. Bron: Amnesty International
Fragment 2 – Deel uit een interview met politicoloog Minxin Pei China is stabiel en instabiel. Een groot leger en een groot politieapparaat handhaven nu de stabiliteit met harde hand. De Chinese regering staat niet toe dat een oppositie zich organiseert. In China wonen 1,3 miljard mensen en veel van die mensen zijn niet tevreden. Dat kan de regering voor problemen stellen. Zolang de midddenklasse, de stedelijke bevolking, min of meer tevreden blijft zal het land stabiel zijn. Het platteland mag instabiel zijn, dat geeft niet. Het gaat erom dat de mensen in de steden tevreden zijn. Er valt veel te vrezen want de stedelijke bevolking groeit. Dat betekent dat steeds meer ontevreden mensen naar de steden trekken. Zijn er genoeg banen voor ze, zijn er mogelijkheden. Zijn er rechtvaardige sociale voorzieningen voor ze? De verwachtingen worden steeds hoger, nu gaat het om materiële wensen, straks om politieke. China moet vrezen dat het bestaan van de regering straks in gevaar zal komen. Hoe het zal lopen weet niemand. Wat we wel weten, is dat snelle economische groei slecht kan zijn voor democratische ontwikkeling. Omdat economische groei de heersers nieuw bestaansrecht geeft. Het werkt dus nadelig op hun bereidheid om het politieke systeem te liberaliseren. Ze hoeven niet te liberaliseren. Economische groei verleent ze legitimiteit. Als je de democratische ontwikkeling in andere landen bekijkt zie je dat niet economisch succes, maar economisch falen de overgang naar democratie in gang heeft gezet.
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 3/6
Case bij hoofdstuk 5 Een tweede reden is dat de Chinese overheid geleerd heeft van de val van de Sovjet-Unie. Als je het politieke systeem liberaliseert loop je veel risico’s. Je kunt het in gang zetten, maar niet afmaken. Dat doet het volk dan voor je. Daarom zijn ze zo voorzichtig en wars van risico’s. Ten derde is het zo dat in een autoritair systeem snelle economische groei politieke macht meer waarde geeft. Nog een negatieve stimulans. Als politieke macht meer waarde heeft, wil je het minder snel opgeven. Bron (bewerkt): Tegenlicht, 19 januari 2009
Fragment 3 – Twee standpunten Birma ‘Een bedrijf dat (in)direct betrokken kan raken bij mensenrechtenschendingen moet kiezen: blijven of weggaan. Vaak neemt in het laatste geval een ander bedrijf, zonder enig MVO-beleid, de activiteiten over. Daarom streeft Amnesty International naar de totstandkoming van een universele mensenrechtenstandaard. Speciaal voor ondernemingen is in de Verenigde Naties een ontwerptekst gemaakt van normen. We zijn verheugd dat de Rabobank de eerste veertien artikelen ondersteunt en kijken uit naar de vertaling ervan in beleid en praktijk.’
China ‘Investeringen in en handel met Birma hebben de bevolking de afgelopen vijftien jaar niets opgeleverd. Het heersende regime heeft de inkomsten uit export van natuurlijke hulpbronnen alleen maar gebruikt om zichzelf te verrijken. De International Labour Organization verzoekt ondernemingen de economische relaties met Birma actief te herzien. De Birmese oppositie roept bedrijven al jaren op de handel met Birma stop te zetten. Handel is momenteel niet de weg naar vooruitgang in Birma – hoe spijtig ook.’
Marleen van Ruyven (stafmedewerker Economische Relaties Amnesty international)
Peter Ras (algemeen coördinator Birma Centrum Nederland)
Bron: De impact van MVO, publicatie van de Rabobank, 2006 (zie fragment 4)
Fragment 4 – Verantwoording van de Rabobank Financiële dienstverlening met oog voor mensenrechten Schending van de mensenrechten is een wereldwijd probleem. Ook in een aantal landen waar de Rabobank zakendoet. Dit plaatst ons telkens opnieuw voor de vraag op welke manier we als financiële dienstverlener kunnen bijdragen aan het respecteren van de mensenrechten. Het spreekt voor zich dat de Rabobank verantwoordelijkheid neemt voor haar eigen medewerkers. Tot zover zijn er geen dilemma’s. Dilemma’s doen zich wel voor zodra we de grenzen van onze verantwoordelijkheid breder trekken. Bijvoorbeeld als we kijken naar onze potentiële en indirecte impact op de mensenrechtensituatie van de medewerkers van onze klanten. De Rabobank wil binnen die invloedssfeer ook haar verantwoordelijkheid nemen.
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 4/6
Case bij hoofdstuk 5 Het beantwoorden van de vraag hoe we dat het beste kunnen doen, is echter niet eenvoudig. Er is geen standaard oplossing voor mensenrechtenproblemen. De lokale situatie is voor een groot deel bepalend voor de te varen koers. Laten we zo’n situatie eens tegen het licht houden. Blijven of weggaan? Als de overheid in een bepaald land de mensenrechten schendt dient zich, ongeacht de plaatselijke wetgeving, een fundamentele vraag aan. Wat is beter: helemaal geen zakendoen met zo’n land, of tijdens het zakendoen maatregelen nemen die de mensenrechtensituatie verbeteren en tegelijkertijd druk uitoefenen op onze klanten om hetzelfde te doen? Kortom: blijven we of gaan we weg? Dat ook op deze vraag geen eenduidig antwoord bestaat, blijkt uit de verschillende manieren waarop mensenrechtenorganisaties en westerse overheden de situatie benaderen in bijvoorbeeld China en Birma. Er bestaat inmiddels een in brede kring geaccepteerd standpunt over China. Zakendoen in dat land is mogelijk, zolang een bedrijf zich houdt aan de internationale afspraken over mensenrechten. Deze benadering past de Rabobank Groep ook toe op haar eigen bedrijfsvoering. Binnen het Chinese wettelijke kader kan een bedrijf maatregelen nemen om de mensenrechten te respecteren. De Chinese wet stelt daar echter grenzen aan. Een voorbeeld: in China is het voor medewerkers vrijwel onmogelijk zich te organiseren in een vakbond. Dat neemt niet weg dat er substantiële mogelijkheden zijn om binnen het eigen bedrijf én in relatie tot klanten verbeteringen te realiseren op het gebied van mensenrechten. Het belang van de dialoog De Rabobank rekent het tot haar verantwoordelijkheid om discussiepunten op het gebied van mensenrechten te bespreken in haar contacten met klanten. De voornaamste issues die we in China zijn tegenkomen, zijn het betalen van ten minste het minimumloon, het uitbetalen van overwerk en voldoen aan goede arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. Aan de hand van wat inmiddels over China bekend is en op basis van onze eigen ervaringen in dat land kunnen we een voorzichtige conclusie trekken: door in China aanwezig te zijn en er actief de dialoog te blijven voeren met diverse partijen, kunnen we positief invloed uitoefenen op het respecteren en naleven van mensenrechten. Dit lijkt een effectieve aanpak voor zowel de mensenrechtensituatie als het welzijn en de economische situatie voor een steeds groter deel van de bevolking – ook al gaat dat langzaam. Blijven dus! Maar deze conclusie is niet zomaar van toepassing op een ander land. Voor Birma bijvoorbeeld is het beslist geen haalbare kaart onder het huidige regime. Het leidende westerse standpunt is dat het beter is om niet te investeren in Birma, omdat ondernemingen er geen zaken kunnen doen zonder tussenkomst van het heersende dictatoriale regime. Een regime dat zich schuldig maakt aan ernstige mensenrechtenschendingen. In het verlengde van dat standpunt oefenen NGO’s, de Nederlandse overheid en de Europese Unie druk uit op banken om geen bedrijven te financieren die zakendoen in Birma. De vraag is echter of de aanwezigheid van bedrijven de mensenrechtensituatie niet kan verbeteren door beïnvloeding van binnenuit, zoals dat in China gebeurt. Met andere woorden: de vraag rijst of de aanwezigheid van bedrijven die mensenrechten respecteren niet van groot belang is voor de bevolking. Een praktijkvoorbeeld Een klant van Rabobank Milaan die actief is in de wolindustrie, is sinds kort actief in China. De Rabobank heeft de mensenrechtenissues in China voor dit type bedrijven besproken met de klant. De onderneming neemt verantwoordelijkheid voor de medewerkers op het gebied van arbeidsomstandigheden en mensenrechten. Zo vindt het bedrijf het niet acceptabel om mensen jonger
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 5/6
Case bij hoofdstuk 5 dan achttien jaar aan het werk te zetten. Medewerkers worden zodanig beloond dat zij en hun families er een redelijke levensstandaard op na kunnen houden. De organisatie bouwt pensioen op voor de medewerkers en zorgt voor een veilige en gezonde werkomgeving. Medewerkers hebben het recht zich te organiseren. Het bedrijf hecht aan goed opgeleid personeel en investeert in nieuwe werknemers door hen drie maanden lang intern op te leiden. Het arbeidsverloop is gering – in 2005 zelfs nihil. Zo’n organisatie levert het bewijs dat het binnen de Chinese kaders mogelijk is om goede arbeidsvoorwaarden te hanteren en fundamentele mensenrechten te respecteren. Een maatwerk aanpak Het is duidelijk dat aard en gewenste aanpak van de mensenrechtenissues per land en per sector flink kunnen verschillen. Dat geldt ook voor de argumenten die NGO’s en overheden aanreiken. Om adequaat te kunnen handelen, is het van groot belang de ontwikkeling in mensenrechtenissues per land en sector continu te monitoren en gelijktijdig te werken aan het verbeteren van de kennis en het bewustzijn daarover bij het personeel. De Rabobank ontwikkelt momenteel een praktische toets voor de meest voorkomende mensenrechtenissues. De Rabobank gaat deze toets gebruiken in gesprekken met (toekomstige) klanten. Met deze up-to-date kennis kunnen we telkens kiezen voor een aanpak die het best past bij een bepaalde situatie. We nemen onze verantwoordelijkheid bij het afwegen van de dilemma’s die daaraan verbonden zijn. Om dat goed te kunnen doen, achten we het noodzakelijk onze beleidsuitgangspunten regelmatig te toetsen aan de opvattingen van externe partijen, zoals Amnesty International en het Humanistisch Overleg Mensenrechten. Bron: De impact van MVO, publicatie van de Rabobank, 2006
Bij Praktijkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen – 6/6