CULTUREEL ONDERNEMEN Het kabinet wil dat de sector een omslag maakt, maar verzuimt tijdig de randvoorwaarden te scheppen om dit mogelijk te maken en geeft geen tijd voor een omslag. Sterker: ze breekt bestaande randvoorwaarden af en is dus te kwader trouw. - afschaffing WWIK (-> 94% van de deelnemende acteurs, musici, kunstenaars bouwden na 4 jaar een renderende beroepspraktijk op zonder nog gebruik te hoeven maken van enige vorm van sociale zekerheid);
- het afschaffen van de Regeling (fiscaal vriendelijk) Cultureel Beleggen; - de BTW-verhoging van 6 naar 19% (-> de eerste 13% prijsverhoging gaat naar de Rijkskas i.p.v. de kunstenaars/instellingen, dus de prijzen zullen nog verder moeten stijgen met als risico dat het publiek afhaakt)
- en er wordt bezuinigd zonder dat de inhoud van de Geefwet bekend is, laat staan dat de sector hier direct gebruik van kan maken; - deskundigen zeggen: 1,5 jaar is véél te weinig voor de sector om dergelijke bedragen uit de markt te halen; - zeker nu de sfeer rondom de sector (hangt aan subsidie-infuus) door het kabinet ernstig is verziekt. De bezuinigingen zijn disproportioneel en onverantwoord. En zouden in elk geval in meerdere jaren gefaseerd ingevoerd moeten worden, zodat de sector daadwerkelijk in staat is om compensatie te vinden. Zo niet, dan kan slechts geconcludeerd worden dat de opzet niet het ‘maken van een omslag’ is, maar het bewust om zeep helpen van het kwetsbaarste deel van de creatieve industrie. Het belang hiervan voor de hele creatieve industrie komt later aan de orde. Doorzetten van deze snelle bezuinigingen is te kwader trouw, door de afwezigheid van inzicht in de gevolgen van het besluit bestuurlijk onbehoorlijk, en het kost uiteindelijk veel meer dan het oplevert. De randvoorwaarden moeten in orde zijn om een (duurzame) carrière in de creatieve industrie op te kunnen bouwen De creatieve sector is met 54% zelfstandigen de meest flexibele sector in Nederland. De vrees is gerechtvaardigd dat nog meer werknemers de ‘flexibele schil’ en dus de ‘zelfstandigheid’ in geforceerd worden door de bezuinigingen. Werken in de kunstensector is een beroep en geen hobby. Creatieven, ontwikkelaars, kunstenaars en uitvoerend kunstenaars hebben recht op reële vergoedingen. Zowel voor werk als voor rechten. Tijdens de onlangs gehouden 3-daagse ‘Creative Amsterdam’ was een grote hoeveelheid Nederlanders aan het woord om te vertellen over hun ervaringen als ondernemer en creatieve maker en ontwikkelaar in de verschillende buitenlanden. Variërend van V.S., Duitsland, Scandinavië, Zuid-Korea tot China, India etc. Veel makkelijker dan in Nederland kunnen creatieven in die landen financieel succesvol cultureel ondernemen. Met enige regelmaat werd publiek ook voorgehouden: ‘Nederland is niet de plek waar je moet zijn. Als je geld wilt verdienen in de creatieve industrie, ga hier weg.’ Op deze manier bouwen wij geen succesvolle creatieve industrie op. Het kabinet vraagt de sector meer ondernemer te zijn, maar makers, (uitvoerende) kunstenaars, fotografen etc. hebben een zwakke onderhandelingspositie. Dit komt tot uitdrukking in matige arbeidsvoorwaarden en lage - en op dit moment zelfs dalende - tarieven. Deze zwakke onderhandelingspositie wordt versterkt door het verbod van de NMa om collectief voor zelfstandigen tarieven overeen te komen met marktpartijen. De inzet van de overheid is nodig om tot goede randvoorwaarden te komen om verantwoord cultureel te kunnen ondernemen (zie: bijlage).
1
Ook in subsidieregelingen moeten reële honoraria en gages worden opgenomen, en deze moeten overeengekomen worden met de verenigingen van makers. Investeringsmodellen, fiscaal vriendelijke maatregelen etc. dienen voor verschillende disciplines in gelijke mate toegankelijk te zijn (b.v. voor films, maar óók voor theaterproducties en beeldende kunst etc.). Een eenzijdige focus op vernieuwing vormt een beletsel voor een duurzame carrière van makers en uitvoerend kunstenaars in de kunstensector en wordt misbruikt om van oudere werknemers af te komen. En bovendien: vernieuwing is niet voorbehouden aan jongeren alleen. De prijselasticiteit in de kunstensector is op diverse plaatsen (b.v. muziekonderwijs) aan zijn einde. De consument zal verdere prijsverhogingen niet meer kunnen of willen betalen. Het kabinetsbeleid drukt delen van de sector de officieuze economie in (het zwarte circuit).
BEZUINIGINGEN OP DE SECTOR SCHADEN DE ECONOMIE EN DE ONTWIKKELING VAN DE CREATIEVE INDUSTRIE De stelling dat de Kunsten in Nederland te zeer afhankelijk zijn van subsidie is onjuist en schetst een totaal verkeerd beeld van de sector De kunsten maken in Nederland deel uit van de creatieve sector. 19% van de Nederlandse bevolking werkt in 1 de creatieve sector , die een omzet heeft van 70 miljard euro. De sector groeit, is winstgevend en is door de 2 regering aangemerkt als één van de 9 ‘top- of sleutelsectoren’ . Een klein deel van de creatieve sector betreft projecten en instellingen die niet door de markt alleen kunnen worden gedragen en daarom door de overheid worden ondersteund. Deze rijkssubsidie bedraagt op dit moment niet meer dan 6,6% van de totale omzet van de creatieve sector. De creatieve industrie heeft inspiratie nodig. Niet alles hoeft een groot publiek te trekken. Er is in Nederland meer dan genoeg kwalitatief hoogwaardig cultureel aanbod voor een groot publiek Dit aanbod wordt in eerste instantie verzorgd door vrije ondernemers. Een competitieve en dynamische creatieve industrie kan alleen bestaan in een veelzijdige creatieve omgeving, die uit veel meer bestaat dan ‘het populaire’ en ‘het alledaagse’. Juist het niet doen wat het brede publiek wenst (en het letterlijk bewust ‘afzetten tegen’) levert waardevolle ideeën, werken en inzichten op die de innovatie stimuleren. De zogenaamde ‘minder toegankelijke’ kunstuitingen vervullen een laboratorium (Research & Development) en met het cultureel erfgoed vormen zij een inspiratiebron voor de trendmakers en ‘creatieve klasse’. Via commerciëler en opdrachtwerk wordt dit vertaald naar het brede publiek.
1
Marlet, De aantrekkelijke stad, p.124
2
Topsectoren zijn door het kabinet aangewezen belangrijke economische gebieden waarop Nederland mondiaal concurrentiekracht heeft of kan bewerkstelligen.
2
Het 'meer op de markt' richten zal de legitimiteit van investeringen in de sector verder ondergraven, in plaats van vergroten Daar waar het inhoudelijk en artistieke verschil tussen gesubsidieerde kunst en de commerciële/kostendekkende kunstproductie kleiner wordt, vermindert juist de reden en noodzaak voor subsidiëring. En op termijn ook het draagvlak voor investeringen. De legitimiteit zit hem juist in de ontwikkeling, het experiment, de hoge kosten t.o.v. de inkomsten, en het feit dat er (nog) maar een kleine markt is.
Niemand zit te wachten op deze concurrentievervalsing. Zeker de commerciële producenten niet. De sector moeten in staat zijn, en in staat gesteld worden om een duurzame financiële brug te slaan tussen hun producties en de samenleving, maar alleen zonder daarbij afbreuk te hoeven doen aan hun artistieke integriteit en kwaliteit.
TALENTONTWIKKELING Talentontwikkeling is meer dan kunstvakopleidingen alleen Productiehuizen en postacademische werkplaatsen vormen een onmisbare schakel in de keten naar een sector die zich internationaal met de besten kan meten. De productiehuizen en postacademische instellingen zorgen voor de absoluut noodzakelijke verdere ontwikkeling en verdieping van toptalent. Het is ondenkbaar dat de sector – zeker met de afgekondigde bezuinigingen – de financiële middelen kan opbrengen om zich ook op talentontwikkeling te richten. Laat staan op het huidige niveau. Hier dreigt een onvoorstelbaar grote afbraak voor onze toekomst en ons toekomstig talent. SAMENLEVING Kunst is overal en is een eerste levensbehoefte voor de geest€ Alle voorwerpen zijn vormgegeven. Wij omgeven ons met producten van allerlei creatieve makers: muziek, (industriële en andere) vormgeving, architectuur, kunst, theater, tijdschriften, boeken, films etc. Datgene dat door kunstenaars/vormgevers/makers wordt gemaakt inspireert, het reflecteert, het stimuleert het kritisch denken, het geeft levendigheid en vermaak, het geeft kijkers een gevoel van schoonheid etc. Niet voor niets is in Duitsland (i.t.t. in Nederland) eind vorige jaar, onder het motto: ‘kunst is een eerste levensbehoefte voor de geest’, wél besloten dat kunst onder het lage belastingtarief valt. SOCIAAL BELEID (frictiekosten) De overheid is verantwoordelijk voor het opvangen van de gevolgen van de bezuinigingen De overheid heeft als langjarige subsidiënt (en daarmee de facto grootste opdrachtgever) een grote verantwoordelijkheid bij het opvangen van de gevolgen van de komende bezuinigingen. Het verlies aan werkgelegenheid zal fors zijn, en er zullen mensen moeten worden omgeschoold naar ander werk. De sector kent een zeer hoog aantal zelfstandigen. Voor een aanmerkelijk deel ‘gedwongen’ zelfstandigen en mensen die, als gevolg van de steeds projectmatiger manier van werken in de sector, bij voortduring middels tijdelijke dienstverbanden werkzaam zijn. Bij het opstellen van sociaal beleid zal in het belang van een gezonde sector ook aandacht moeten zijn voor deze groep zelfstandigen. Sociale verzekeringen zijn niet bedoeld, noch in staat, om bijscholing te verzorgen en maatwerk te leveren in het naar ander werk helpen van mensen die de sector moeten verlaten.
3
POSITIE VAN MAKERS EN (UITVOERENDE) KUNSTENAARS IN DE CREATIEVE INDUSTRIE MOET VERBETEREN DOOR BETERE RABDVOORWAARDEN Inkomen/ Professionaliteit/ondernemerschap o o
o o o
(Fiscaal) stimuleren van investeringen in de sector door bedrijfsleven en Particulieren Overheids- en instellingsinvesteringen om instellingen en (mede)werkers in de sector (scholings- en stimulering)instrumenten te verschaffen die nodig zijn voor een minder overheidsafhankelijke manier van werken. Een goed opdrachten- en aankoopbeleid van de overheid. Fatsoenlijke gagenormen en hang- en stagelden. Opheffen van belemmeringen voor het optimaal functioneren als zzp-ers in de creatieve industrie: wettelijk verankering van het recht van verenigingen voor makers om collectieve afspraken over minimumtarieven te maken voor auteurs en (uitvoerende) kunstenaars; op het terrein van auteursrecht (zie: verder), maar ook ten aanzien van de ‘te verrichten werkzaamheden’. verlagen urennorm van 1225 (van invloed voor zelfstandigenaftrek en startersaftrek). pensioenvoorziening zzp’ers: mogelijkheid op vrijwillige basis deel te nemen in de Tweede Peiler (pensioenregeling die onderdeel is van de arbeidsvoorwaarden in de sector). een betaalbare basisvoorziening voor arbeidsongeschiktheid -> aansluiting bij de voorziening voor werknemers. (weer) aftrekbaar maken van scholingskosten voor werknemers. handhaving van de huidige specifieke regelingen / of creëren van een nieuwe regelingen voor kunstenaars/artiesten die goede instrumenten biedt om een renderende beroepspraktijk op te bouwen in de kunsten. ontwikkeling van een bewust beleid om te zorgen dat kunstenaars/ontwerpers optimaal gestimuleerd worden een positieve bijdrage te leveren aan de creatieve- en kenniseconomie. betere aansluiting kunstvakopleidingen op praktijk (zakelijke aspecten, aanzienlijk minder MBO’s en particuliere opleidingen op terrein van kunsten). vermindering van culturele bureaucratie (meer geld naar productie, minder naar bureaucratie). de toegankelijkheid van aanbestedingen voor kleinere ondernemers.
Auteurs- en Naburig Recht o o
o o
Goede regeling auteurscontractenrecht en spoedige implementatie daarvan conform huidige voorontwerp en voorgestelde aanpassingen door het Platform Makers). Verankering in Auteurswet (Aw) en Wet Naburig Recht (WNR) van het recht om collectieve afspraken over minimumtarieven te maken voor auteurs en uitvoerende kunstenaars; op het terrein van auteursrecht en te verrichten werkzaamheden (zie ook de reactie van het Platform Makers op het consultatiedocument Auteurscontractenrecht en de reactie op het advies van de commissie Auteursrecht). Continuering van (vast) overleg met het Platform Makers betreffende zaken die het auteursrecht en het Naburig Recht raken. Volledige uitvoering van de Nederlandse Thuiskopieregeling (d.w.z. opheffing bevriezing, en dus heffing op onder meer MP3/MP4 en harddiskrecorders).
4
o
(Her)Introductie van onder meer een redelijke herhalingsvergoeding voor audiovisuele makers bij de (publieke) omroep; verheldering van artikel 45d Aw (conform de aanbevelingen uit het IViR rapport uit 2004).
Media o o o
Meer Nederlands drama op de publieke omroep. Meer focus op culturele diversiteit in muziekprogrammering van de publieke omroep. Een goed opdrachten- en aankoopbeleid bij de publieke omroep, die in deze een voorbeeldfunctie op de markt dient te vervullen.
Educatie o o o
Het is van groot belang voor de toekomst van de sector dat de kunsteducatie op voldoende niveau blijft. Er zijn regelingen nodig die toegang van kinderen (basis- en middelbare school naar kunstinstellingen, en gebruikmaking van kunst mogelijk maken. Er zal (vergelijkbaar met de regeling voor bibliotheken) regie vanuit de Rijksoverheid moeten komen op het gemeentelijke beleid, waar het voorbestaan van een in diversiteit/omvang te nader bepalen en voor iedereen toegankelijke kunsteducatie onvoldoende is gewaarborgd.
Participatie o
De overheid moet beslissingen over de sector nemen in overleg met de sector, zodat geen beslissingen tot stand komen die contraproductief zijn en/of die geen aansluiting vinden bij de praktijk. Kunstenaars/artiesten/werknemers in de sector moeten een vaste positie hebben bij dit overleg en een gelijke stem (50%) in werkgevers-werknemers issues.
Sociaal Beleid o
o o
o
Voldoende frictiegelden voor sociale plannen (instellingen hebben hier veelal geen reserves voor): Ontslagvergoedingen Scholingsregelingen Werk-naar-werk trajecten De besteding van deze middelen moet in overleg met de vakbonden gebeuren. Bij het opstellen van sociaal beleid zal er ook aandacht moeten zijn voor zelfstandigen (waaronder het grote aandeel mensen die vanwege de steeds meer projectmatige manier van werken in de sector alleen maar werkzaam kunnen zijn met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd). Orkesten, Opera en meerdere Centra voor de Kunsten/Muziekscholen zijn B3-instellingen en daarom ‘eigen risico’-drager voor de WW. Dit is een extra zorgpunt, want deze instellingen zijn bij bezuinigingen daar de daaruit voortkomende kosten (die geheel en inclusief de kosten van WWuitkeringen voor eigen rekening komen) extra kwetsbaar en lopen het gevaar direct failliet te gaan.
5