Reflectie Lizzy van den Berg 1256661 P4 – 15 maart 2013 Graduation Studio Architecture & Dwelling: “At home in the city – Amsterdam the [in]complete city” o.l.v. Paul Kuitenbrouwer, Olv Klijn & Ype Cuperus Onderzoek: Verweving van het woongebouw in de stad (i.s.m. Mariska Pelgrim) Essay: Van stedelijke allure naar de kleine schaal. Thuis in de stad.
“De stadswoning als ondersteuning van het publiek domein” Thematiek Binnen de studio Dwelling: At home in the city – Amsterdam the [in]complete city wordt gevraagd uitspraak te doen over de stedenbouwkundige problematiek van een braakliggend terrein dat bestemd is voor woningbouw en hier een passend ontwerpvoorstel voor te doen binnen het kader van de huidige economische crisis. De Zuidas wordt gezien als het beloofde nieuwe centrum van Amsterdam. Het gebied wordt aan drie zijden omsloten door groen met aan de westkant het Amsterdamse Bos, het Beatrixpark in het noordoosten en het Amstelpark aan de oostkant. De A10, die dwars door het gebied loopt, zorgt samen met het centraal gelegen openbaarvervoersknooppunt Station Zuid voor een ideale ontsluiting. Kantoorgebouwen schieten er als paddenstoelen uit de grond, maar de Zuidas wil meer zijn dan een central business district. De gemeente 1 streeft naar een stedelijke identiteit met een mix van werken, wonen, onderwijs en recreatie. Naast de bestaande kantoortorens wordt er vandaag de dag hard gewerkt aan de realisatie van appartementencomplexen. De wijk Gershwin beslaat zeventien kavels waarvan er twaalf bestemd zijn voor woningbouw. Het oostelijke deel van Gershwin, onze projectlocatie, ligt momenteel braak en beslaat circa 19.000 m2 (vijf kavels). In mijn leerplan stel ik mezelf de vraag: wat betekent “thuis” in relatie tot “stad”? De sociologe Felizitas LensRomeiss definieert in haar boek The City – New Town or Home Town het begrip thuis als “een symbolische 2 gehechtheid aan plaats” . Hiermee doelt zij op het feit dat we niet zozeer waarde hechten aan de gebouwen in een stad, maar vooral aan de ruimte die de bebouwde omgeving ons biedt voor sociale interactie. Met thuis bedoelen we dus niet alleen de beschutting van het woonhuis, maar ook de binding met de woonomgeving in de vorm van het publieke domein. Tevens benadrukt zij het belang van een rijk gevarieerd gebied. De 3 onderlinge afhankelijkheid van verschillende functies draagt volgens haar bij aan een levendig straatbeeld. Het boek Cities for people van Jan Gehl geeft onder andere antwoord op de vraag welke rol gebouwen hebben met betrekking tot het publieke domein. Volgens Gehl kan met de bebouwing een rationele dichtheid bereikt worden waardoor “een combinatie van goede, uitnodigende openbare ruimtes en de toestroom van een kritieke 4 hoeveelheid mensen die daar gebruik van willen maken”ontstaat. De rationele dichtheid is gebaseerd op aspecten als bezonning, zintuiglijke waarnemingen en daarmee samengaande afmetingen, en de sociale controle op die openbare ruimte. Tot slot concludeert de geograaf Yi-Fu Tuan in zijn onderzoek naar het plaatsbesef (“thuisgevoel”) van de mens dat de moderne mens zo mobiel is dat hij geen tijd heeft om zich te 5 settelen: “zijn ervaring en waardering van plaats is oppervlakkig”. Het is dus aan de architect om de mens weer te vertragen en uit te nodigen zijn weg te voet af te leggen, waardoor binding met zijn leefomgeving kan ontstaan.
1
Gemeente Amsterdam DRO, Visie Zuidas, 9 september 2009, p5 Felizitas Lenz-Romeiss, The City - New Town or Home Town?, vert. Edith Küstner en J.A. Underwood (London: Pall Mall Press, 1973) , p18 3 Lenz-Romeiss, The City, p69 4 Jan Gehl, Cities for people (Washington: Island Press, 2010), p68 5 Yi-Fu Tuan, Space and place; the perspective of experience (Minneapolis: University of Minnesota Press, 2011), p183 2
1
Naar aanleiding van deze literatuurstudies ben ik van mening dat de ontwikkeling van Gershwin stagneert door de monofunctionele opdeling van de Zuidas. De grote, overwegend massieve en introverte gebouwen die het gebied begrenzen huisvesten overwegend kantoren en dan ook nog eens vaak aan slechts één onderneming. Bovendien hebben de verschillende ontwerpen lak aan de context en de menselijke maat, waardoor de openbare ruimte ongedefinieerd blijft. Het ontbeert de Zuidas momenteel aan een intiem woonmilieu. Dit brengt mij dan ook tot de volgende probleemstelling: Het ontbreekt de Zuidas aan een levendig publiek domein, waardoor het karakter van het gebied niet uitnodigt tot het ontstaan van een stedelijk woonmilieu. Mijn doel is dan ook schaalverkleining en functiemenging toe te passen op de projectlocatie Gershwin Oost, zodat een stedelijk en tevens bewoonbaar milieu ontstaat. Ontwerp Samen met Mariska Pelgrim heb ik een precedentenonderzoek gedaan naar de consequenties die de vormgeving van het woongebouw heeft op de levendigheid van de aangrenzende openbare ruimte. Daarbij hebben we van zes gebouwen in een stedelijke context de opbouw van de massa, de toegankelijkheid, de uitstraling van de gevels en aansluiting op hun omgeving, de oriëntatie van de woonruimte en de menselijke maat onderzocht. Daaruit kunnen we concluderen dat het belangrijk is dat er met het gebouw een openbare ruimte wordt gevormd door een bewuste inzet van deze karakteristieken. Door het gebouw te laten versmelten met de stedelijke context, ontstaat daar waar de gevel contrasteert de kansen voor een intiem woonmilieu. Het woongebouw kan met zijn vorm bijdragen aan een bewuste routing door het gebied, waarbij trappen, doorgangen, versmallingen en materialisering bijdragen aan de zonering van openbaar naar privé. Overdekt vormgegeven entrees en een duidelijke geleding in verdiepingen geven schaal aan de gevel. Een interne ontsluiting van de appartementen biedt de mogelijkheid tot een veelzijdige oriëntatie. Samen met woonruimte direct gelegen aan de straat zorgt dit voor sociale controle/veiligheid van de openbare ruimte. Een tweede maaiveld biedt kansen om het publieke karakter van de winkelstraat te combineren met het intieme karakter van de woonstraat, door deze met behulp van niveauverschillen van elkaar los te koppelen. Zo kan in de beperkte ruimte van de stad aan beide wensen worden voldaan. Ten slotte zorgen balkons en privé tuinen aangrenzend aan de openbare ruimte voor een levendig beeld, daar bewoners dit naar eigen smaak zullen inrichten.
Afb. 1: Stedenbouwkundig voorstel
2
Afb. 2: Stedenbouwkundige maquette Dit onderzoek en de literatuurstudie hebben tot verwerping van het bestaande masterplan voor Gershwin geleid. In mijn nieuwe stedenbouwkundige voorstel houd ik rekening met zichtlijnen vanaf het Mahlerplein (noordwest) en vanuit Buitenveldert (zuid) het gebied in. Deze twee assen komen samen op een plein waaraan een bioscoopcomplex verrijst. Dit gebouw dient als publiekstrekker en herkenningspunt binnen het gebied met het oog op symbolische plaatshechting. Door het autoverkeer vanaf de ontsluitingswegen direct naar parkeergarages in het hart van twee massieve bouwblokken te leiden, kan het gebied geheel als voetgangerszone ingericht worden. Met het oog op het beperken van de bouwkosten zijn beide parkeergarage bovengronds gerealiseerd. Aangezien een actieve plint belangrijk is voor het straatbeeld en de levendigheid van het gebied, is deze ‘dode massa’ van een dikke huid voorzien waarin winkels, kantoren en woningen zijn opgenomen. Met behulp van de parkeergarage wordt tevens een tweede maaiveld gerealiseerd, waardoor op straatniveau ingespeeld kan worden op stedelijke drukte en op de verhoogde niveaus een intiem woonmilieu ontstaat. Het gebied ligt enigszins afgeschermd van de verkeerdrukte door de Boelegracht aan de zuidzijde en een trapsgewijze opbouw van de massa aan de oostzijde. Iedere massa huisvest meerdere functies, waardoor de verschillende gebouwen los van elkaar kunnen functioneren, maar elkaar in hun onderlinge samenhang versterken.
Afb. 3: Dwarsdoorsnede: winkelstraat – gebouw – Boelegracht
3
Afb. 4: Maquette gebouwuitwerking (zuidzijde)
Afb. 5: Plattegrond; begane grond
Afb. 6: Plattegrond; verhoogde maaiveld +3
4
Uitwerking Ik heb ervoor gekozen om de bouwmassa met parkeergarage aan de Boelegracht verder uit te werken. Het hart van het gebouw bestaat uit drie lagen parkeren. Aan de zuidzijde is de garage afgeschermd met woningen die nu vrij uitzicht hebben op het water. Aan de schaduwzijde (noordzijde) zijn winkels opgenomen met daarboven kantoren, omdat de bezonning bij deze functies minder van belang is en ’s zomers zelfs voor onwenselijke opwarming kan zorgen. De straat aan deze zijde is opgedeeld in twee stromen: een brede strook met bomen voor de passant en, afgeschermd door bloembakken, een met twee treden verhoogde winkelpromenade langs de etalages. De zuidzijde kent een soortgelijke opdeling waarbij de passant over een steiger boven het water geleid wordt, terwijl de bewoners uitgenodigd worden de smalle straat bij de woning te betrekken. Dit wordt gestimuleerd door bloembakken en een zitje bij de voordeur. Dit zitje ligt door een kader afgeschermd in de gevel, waardoor een privé-zone ontstaat. Deze gradatie in zones herhaald zich op het verhoogde maaiveld dat ingericht is als collectieve daktuin. In Cities for people schrijft Jan Gehl: “A number of studies of city centers, streets and housing areas show that stays on balconies, terraces and front gardens that skirt city space often make up the bulk of all staying 6 activities.” Om het straatleven te activeren zijn in mijn ontwerp dus alle woningen voorzien van een buitenruimte gericht op de promenade aan het water of de daktuin. Bovendien zijn alle woonruimten (rood) binnen de woning direct geschakeld aan de openbare ruimte met openslaande deuren. Het gebruik van de tuin op het verhoogde maaiveld wordt gestimuleerd door zoveel mogelijk voordeuren aan het dek te laten grenzen. De overige woningen worden ontsloten door middel van een corridor, zodat vanuit de woning zoveel mogelijk zichtrelaties met de omgeving behouden blijven.
Afb. 7: Oostzaanstraat
Afb. 8: Tellegenstraat
Het gebouw is geheel opgetrokken uit baksteen in navolging van de Amsterdamse school, zij het in een modern jasje gestoken. Straten als de Oostzaanstraat in de Spaarndammerbuurt of de Burgemeester Tellegenstraat in De Pijp worden geflankeerd door gevels met witte houten kozijnen die fel afsteken tegen het rode/bruine baksteen. Het vakmanschap van de Amsterdamse school zit hem in de detaillering van deze kozijnen en de hoekoplossingen in het metselwerk. In het ontwerp van mijn gevel wil ik het baksteen laten spreken door de kozijnen juist terug te leggen, waardoor in de langsrichting één enkel materiaal zichtbaar is. De detaillering zit hem dan, net als bij de Amsterdamse school, in de hoekoplossingen. Door slechts één materiaal te gebruiken wil ik aantonen dat een massief ogend gebouw wel degelijk kan inspelen op de menselijke maat. De terugliggende raamopeningen en inwendige balkons zorgen voor schaduwwerking waardoor de verschillende verdiepingen duidelijk te onderscheiden zijn. In de gevel is een sterke ritmiek aangebracht, gebaseerd op de spanningsboog van de mens.
6
Jan Gehl, Cities for people, p145
5
Methodiek Afstuderen is een mysterieus proces zo aan het eind van je studie. In principe weet je wat er van je verwacht wordt en gaat de procedure zoals bij voorgaande projecten. Het feit dat dit project over een jaar uitgespreid wordt geeft het echter iets dramatisch. De studio startte met een individuele presentatie over je fascinatie met betrekking tot woningbouw. Een lastige vraag als je je voorafgaand niet verdiept hebt in de thematiek van de studio. En zo blijf je de hele periode achter de feiten aanlopen, kies je een locatie die te groot is voor je persoonlijke vaardigheden en wordt de precedentenanalyse een soort van verplicht onderdeel, waar je later vrij weinig op terugblikt. Dit is uiteraard niet helemaal waar, want onbewust zet je best veel van de bevindingen in bij je eigen ontwerp. Toch vraag ik me stellig af of het geen zinvoller onderzoek was geworden als zich daadwerkelijk problemen bij het ontwerpen hadden voorgedaan die met behulp van precedenten tot een oplossing waren gekomen. En dan is er de dip na de P2. Zoveel interesse als ik had in wetenschappelijke onderbouwingen voor het stedenbouwkundig concept, zo weinig literatuur gebruik ik voor de architectonische uitwerking. En daar begint de struggle en tegenzin. Door de bomen zie je het bos niet meer, de spanningsboog knapt en het einddoel lijkt onhaalbaar. Ik ben dan ook blij dat ik enkele maanden terug de opdracht voor mezelf wat vereenvoudigd heb. Daar waar ik eerst uit alle macht het hele gebouw probeerde uit te werken op een veel te grootschalig niveau, gunde ik mezelf nu de tijd om in te zoomen op slechts een klein stuk. Met het deel dat ik uiteindelijk uitgewerkt heb ben ik in staat de verschillende functies, met zowel stedenbouwkundige als architectonische ingrepen, samen te laten komen. De uitwerking schetst een principe dat als oplossing dient voor het probleem dat zich voordoet op de Zuidas en daarmee is naar mijn inzicht het doel bereikt. Sociale context Met dit ontwerp grijp ik terug naar bestaande woningtypologieën en een traditionele vormgeving daarvan. Door de specifieke schakeling en het integreren van commerciële functies wil ik echter aantonen dat een hybride gebouw de krachtige uitstraling kan hebben van een monofunctionele eenling en tegelijkertijd de kleinschaligheid in zich kan dragen die nodig is om invloed uit te oefenen op de openbare ruimte. Vooral de plint is van groot belang voor de levendigheid van de stad. Dit ontwerp is een specifieke oplossing binnen de context van de Zuidas, maar tevens een generiek voorbeeld voor woningbouwcomplexen in het algemeen. Dankzij deze opdracht ben ik me bewust geworden van het “thuisgevoel” in de stad en de uitwerking van het gebouw op het gebruik van de openbare ruimte. Ik hoop dat met mij ook andere architecten zullen streven naar hybride gebouwen die samen een stad vormen, in tegenstelling tot monofunctionele gebouwen die samen de ruimte opvullen.
Verantwoording gebruikte afbeeldingen: Afb. 1 t/m 6: eigen werk Afb. 7: http://www.flickr.com/photos/44666563@N04/5029930135/in/set-72157624914306093 [06-03-2012] Afb. 8: (http://www.panoramio.com/photo/61014546 [06-03-2012]
6