De opdracht Al een aantal jaar worden er in het kader van de ckv-lessen de mooiste films gemaakt. Ook dit jaar zal er op een heuse filmavond door een vakjury naar een afvaardiging van al die films gekeken worden en zullen er een 5-tal uitverkozen worden om mee te doen aan de landelijke filmwedstrijd van het NFFS . Maar voor het zover is eerst de opdracht: Maak een korte ‘’ stomme’’ film van 5 minuten. Je docent(e) zal in de les toelichten wat we hier onder verstaan. In ieder geval speelt dialoog geen rol in de film, het hele verhaal zal verteld worden in beeld en gebaar. Je werkt aan deze praktische opdracht in groepjes en volgt daarbij het stappenplan. Je docent maakt met jullie afspraken over de dagen waarop je in de klas aan het filmscript kunt werken, er zijn namelijk ook nog andere zaken te bespreken in de les. Om jullie creativiteit zoveel mogelijk vrij te laten hebben we niet voor een thema of vastomlijnde opdracht gekozen. In overleg met je docent en met je groep ga je zoeken naar een vorm en inhoud die bij de hele groep past.
Verder staan hieronder nog een aantal punten waar de films aan moeten voldoen: •Het filmpje is het resultaat van een duidelijke samenwerking als groep. Elk lid van de groep verzorgt een even groot deel van de totale opdracht. Van tevoren worden in de klas duidelijke afspraken gemaakt die worden opgeschreven in de werkmap. •Alle stappen van het traject worden bijgehouden in een (digitaal) werkmap. Deze stappen zijn te vinden op het stencil ‘Stappenplan Slotopdracht’ •Het gemonteerde filmpje duurt niet langer dan 5 minuten en wordt in week 11 bij de eigen docent ingeleverd als .wmv-bestand (dat krijg je als je film monteert en afwerkt op Windows Moviemaker) en dus niet als DVD! De film past op één cd- rom. •Degene(n) die de film uiteindelijk gaat monteren doet mee aan de workshop ‘Moviemaker’ in week 8. Inschrijving gaat via je eigen docent(e). •Met het filmpje (in een dvd-hoes met fraaie omslag) lever je een filmposter in (formaat minimaal A-3) en de werkmap (dat voldoet aan de punten uit het stappenplan) in papieren versie én een digitale versie. In week 11 lever je de film in en kijk je ernaar in de klas. Per klas gaat er in ieder geval 1 film door naar de finale op de filmavond. De klas en docent bepalen samen wat de beste film is. De docent(e) kan eventueel nog een tweede film aandragen. Film en werkmap worden beoordeeld op basis van een correctiemodel dat de docent jullie in de klas laat zien. Beoordeling wordt gedaan op basis van de bovengenoemde voorwaarden en de (artistieke) kwaliteit van het filmpje.
STAPPENPLAN: KORTE FILM De opdracht is het maken van een korte film van maximaal 5 minuten. In de klas krijg je hier voorbeelden van te zien en ook leer je wat er allemaal komt kijken bij het maken van een film. Deze kennis gaan jullie toepassen in een groepsopdracht, want film maken kun je niet alleen. Een film maak je ook niet door gewoon maar te gaan filmen wat in je opkomt. Je zult eerste een goed idee moeten hebben en dan ga je bedenken op welke manier je het wilt gaan verfilmen. Om dit in goede banen te leiden volg je onderstaand stappenplan. Vul de stappen in op het moment dat ze relevant zijn in het werkverslag en bewaar alles goed; beoordeling van jullie werkmap is op basis van de kwaliteit van elke stap. 1. Formeer een groep van 4 personen (kan er ėėn meer of minder zijn…) Zorg er in eerste instantie voor dat er per groep minstens ėėn persoon is die over een digitale videocamera kan beschikken (mini-dv of hard-disk, gėėn dvd!) Als je er zelf niet uit komt helpt je docent(e) een handje. Creëer een ruimte in het lokaal waar je met jouw groep goed kunt werken. 2. Leg een werkmap aan (huiswerk) waarin alle relevante stappen, afspraken en ideeën van het begin tot het eind van dit project genoteerd worden. Je docent(e) vertelt je hoe zo’n werkmap eruit kan zien. Werkmapdrager: Wijs iemand in de groep aan die dit op zich wil nemen. Deze persoon is verantwoordelijk voor de werkmap en zorgt dat het elke les en op ‘draaidagen’ aanwezig is. Neem in de werkmap ook alle stappen van het stappenplan op. Verdeel de taken verder als onder beschreven. Maak een taakverdeling en noteer deze duidelijk. De te verdelen taken zijn: 3. werkmapdrager , werkt alles uit op de computer, zorgt ervoor dat de werkmap altijd aanwezig is, maakt notities regisseur, is ook meteen projectleider. De projectleider is de regelaar en heeft de creatieve eindverantwoordelijkheid (maar is niet de baas!) cameraman/vrouw, is verantwoordelijk voor het goed in beeld brengen van het filmscript, helpt bij het monteren en zorgt voor een camera (is dus handig als dat een eigen camera is) editor, is verantwoordelijk voor het mooi monteren en afleveren van de film vormgever, maakt werkverslag op, filmposter en de filmomslag, tekent storyboard. Acteurs, zijn natuurlijk ook nodig maar dat hoeven niet perse leden van jullie groep te zijn. Verdeel de taken bij voorbaat al evenwichtig zodat je achteraf geen scheve gezichten krijgt. Uiteindelijk is wel iedereen verantwoordelijk voor het eindresultaat dus zorg ervoor dat iedereen zijn of haar werk goed en op tijd doet. De regisseur bewaakt het hele proces van begin tot eind.
4. Brainstormen: verzin zoveel mogelijk ideeën, een idee kan in eerste instantie niet gek
genoeg. Degene die de werkmap bijhoudt maakt hier verslag van. Je kunt uitgaan van een bepaald genre en daar een idee bij bedenken maar je kunt ook bedenken in welk genre je jullie ideeën allemaal uit kunt voeren. In de klas zal je docent(e) ook aandacht besteden aan het opzetten van een vruchtbaar idee.
Dit jaar geven we wat duidelijker aan wat niet mag. In vorige jaren bleek dat het nadoen erg populair is. Bv. ‘’ Utopia’’ nadoen klinkt als eerste idee erg leuk maar is misschien in de filmzaal naast de vier andere ‘utopia’s’ niet meer zo interessant. Daarom beperken we jullie mogelijkheden een beetje door het nadoen van zgn. ‘formats’ te boycotten. Zo gaan we niet met z’n allen de komende filmavond kijken naar 2 uur namaakpoker, namaak-modellen of namaak-Sterren Springen. Bedenk zelf wat, doe een beroep op jullie eigen creativiteit… Daarnaast stellen we de vraag hoe ‘’functioneel’’ geweld is in de film. Als de film alleen maar gaat over moordpartijen zonder werkelijk verhaal kunnen we de film weigeren. 5. Een goed idee is te formuleren in één zin. Deze zgn. premisse is het allereerste begin van een geslaagde film. In de klas ga je de eerste ideeën op deze manier toetsen. Bespreek deze zinnen met je docent. Heb je meerdere plannen en kun je niet kiezen, het uitwerken in een premisse is een goede toets of het verhaal stand houdt. 6. Werk jullie beste idee uit in een synopsis. Dit is LET OP: De film speelt eigenlijk de samenvatting van de film. Het is een zich buiten school af. korte schets van de hoofdlijn, gebeurtenissen (bv Zoek naar locaties die plotwendingen) en personages en moet in een één goed bij het verhaal oogopslag een indruk geven van de film. Een goede synopsis is in de filmwereld het verschil tussen passen en die niet wel of geen financiering. Laat de synopsis aan een meteen herkenbaar zijn. paar mensen lezen en vraag wat ze er van vinden. Vraag ook je docent er kritisch naar te kijken, is deze enthousiast dan kun je verder naar punt 7. Oefening: maak eens een premisse en synopsis van de laatste film die je hebt gezien.
Voordat je aan de volgende stap begint lever je de werkmap met alle voorgaande stappen in bij je docent(e). Pas als die het idee heeft goedgekeurd kun je doorgaan met de volgende stappen. 7:
Na de synopsis maak je van het verhaal een scenario. Een scenario (ook wel filmscript genoemd) is een chronologische weergave van de gebeurtenissen in de film. Het beschrijft tot in redelijk detail wat er te zien en te horen is. Per scène ga je kort aangegeven wat er in deze scene gaat gebeuren. Daarna geef je aan waar het plaats vindt, welke personen en voorwerpen er te zien zijn dus beschrijf locatie, attributen, kostuums, decor etc. Ook de dialogen schrijf je uit. Zie een voorbeeldje verderop bij de Filmtheorie.
Een scène is een afgerond gedeelte van het verhaal. Zodra het verhaal zich verplaatst naar een andere plaats of een andere tijd, begint een nieuwe scène
7. Werk 1 scène helemaal uit in een storyboard. Het storyboard is een soort stripverhaal waarin per scène globaal aangegeven wordt wie of wat in beeld te zien is en vooral ook hoe het in beeld wordt gebracht (camerastandpunt, kader). Maak in de film gebruik van minimaal 5 verschillende standpunten! Het storyboard geeft dus visueel al een goede indruk van hoe jullie het in beeld gaan brengen, bedenk met de groep vast vooraf hoe je een scene het best in beeld kunt brengen. 8. Maak een tijdsplanning. Let daarbij op de inleverdatum. Eerst bedenk je samen hoeveel tijd je aan het project wilt besteden. Als je hier over eens bent maak je afspraken over filmdagen, noteer deze afspraken in de werkmap. Bespreek ook waar je gaat filmen, welke spullen je allemaal nodig hebt en wie wat mee neemt. Bedenk dat je na het filmen ook veel tijd kwijt bent met het monteren (reken zeker twee weken). Maak een whats-app groep aan, wissel telefoonnummers en/of emailadressen uit. 9. Inleveren in week 11. Met je docent hebben jullie daarvoor een dag afgesproken. Hij of zij ontvangt dan drie dingen: A: Het filmpje op cd-rom (met omslag) B: Een filmposter (min. a-3) C: Het werkverslag
Tijdens het hele filmproject heeft één van jullie alle stappen uit het stappenplan bijgehouden in de werkmap. Lees nog eens het stappenplan na, de punten hieronder genoemd verwijzen ernaar. Hoe ziet dit werkverslag eruit en wat zit er in: Snelhechter of andere aardige vorm van presenteren. Inhoudsopgave. Introductie en toelichting op de film. Volg de structuur van het stappenplan dus het werkverslag bevat minstens (en in de juiste volgorde) de volgende onderdelen: taakverdeling, brainstorm, premisse, synopsis, scenario, storyboard en planning. Beschrijving van het hele proces: bijeenkomsten, draaidagen, gebeurtenissen… Beeldmateriaal: foto’s van draaidagen, leuke schetsen, collages… Conclusie. Jullie werkverslag is een belangrijk onderdeel van de beoordeling van de film, maak er dus werk van!
Succes!
FILMTHEORIE Beeld 1. art direction= vormgeving van het beeld o filmsets= locatie (buiten/studio) van filmopname o rekwisieten= voorwerpen om filmset in te richten 2. Cameravoering= hoe de cameraman de camera bedient
Kader; verandert wanneer de filmcamera in- of uitzoomt Shot= 1 korte of lange filmopname waarin niet gemonteerd is Scène= een serie aan elkaar geplakte shots die bij elkaar horen in plaats, tijd en handeling Camerastandpunt:hoek van waaruit gefilmd wordt neutraal standpunt= camera is op ooghoogte vogelperspectief= camera staat boven het object kikvorsperspectief= camera staat onder het object subjectief standpunt=camera neemt plaats in van het personage en je kijkt als het ware door diens ogen Camerainstelling: Detail= zeer dicht op een voorwerp CU= close up, van groot CU tot medium CU Med= medium, dus tussen detail en totaal in. TOT= totaal, van half totaal tot groot totaal.
Geluid a) gesproken tekst= dialoog van personages of commentaarstem (=voiceover) b) geluid dat bij de gebeurtenissen past= wanneer je auto ziet; hoor je het geluid van een auto (laten horen wat je ziet maar kan ook dat je het autogeluid al hoort maar nog niet ziet in het beeld; dan verwacht je als toeschouwer de auto spoedig in het beeld) c) muziek= achtergrond die vaak speciaal gecomponeerd wordt om de sfeer van de beelden te versterken. (in de zogenaamde roadmovies heeft de muziek in de filmscène een belangrijke functie)
Scenario (voorbeeld) Scène 1: Gebeurtenis: de personages worden geïntroduceerd, twee mannen van wie een ‘’de disk’’ heeft en de ander die nodig heeft. Omgeving: bos, overdag. We zijn is een ruig bos, veel zand en bomen met wortels die bloot liggen. Twee mannen lopen het beeld in, maken ruzie. De ene man heeft een lange regenjas aan, de ander sportkleren van het Frencken. Midden in het beeld trekt de man met de regenjas een pistool en gebaart de ander iets af te geven. Man in gymkleren: (haalt schouders op) camera: close-up medium ‘’Ik heb het niet’’ Regenjas: kijkt boos. Camera: close up “Ik weet dat jij het hebt” Gymkleding: camera: half totaal zoekt in korte broek en haalt de zakken eruit, kijkt geïrriteerd (enzovoort…)
Storyboard (voorbeeld van het uitwerken van 1 scene in een storyboard)
Montage 1. cut= harde en directe beeldovergang 2. fade-in= invloeier; langzaam opkomen van een beeld uit een zwart beeld. fade-out= een uitvloeier 3. dissolve= een overvloeier; 2 beelden gaan in elkaar over 4. wipe= het eerste beeld wordt ‘weggeveegd’ door het 2e beeld 5. continuiteitsmontage= montage vindt zo onopvallend mogelijk plaats; je ziet geen rare sprongen in tijd en ruimte 6. discontinue montage= de scènes worden voor de kijker op een onlogische manier gemonteerd; je springt in het beeld van de hak op de tak (vaak in videoclips; je ziet fragmenten van een soort minifilm met tussendoor opnames van de band; aan het einde van het nummer vallen de puzzelstukjes op zijn plek en snap je waar de videoclip en dus het nummer over gaat.)
Wil je meer weten? De sectie CKV heeft twee naslagwerken die goed zijn als je echt meer wilt weten. In de mediatheek en bij Jeroen Veenstra kun je een exemplaar van het cursusboek ‘ Films Maken’ lenen.
Hieronder enkele interessante internetpagina’s www.filmeducatie.nl Van alles over film en onderwijs, tips over montage en scenario, je kunt een spel spelen en tegelijkertijd eea. over film leren. www.videofilmer.nl : tips en trucs www.celtx.com : gratis software om zelf een mooi script te schrijven http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060322_posters01 Poster ontwerpen: hoe doe je dat? www.filmtotaal.postersale.nl voorbeelden van filmposters