De Opdracht Al een aantal jaar worden er in het kader van de ckv-lessen de mooiste films gemaakt. Ook dit jaar zal er op een heuze filmavond door een vakjury naar een afvaardiging van al die films gekeken worden en zullen er een 5-tal uitverkozen worden om mee te doen aan de landelijke filmwedstrijd van het NFFS . Maar voor het zover is eerst de opdracht: Maak een korte film van 5 minuten in een filmgenre naar keuze. Je werkt aan deze praktische opdracht in groepjes en volgt daarbij het stappenplan. Je docent maakt met jullie afspraken over de dagen waarop je in de klas aan het filmscript kunt werken, er zijn namelijk ook nog andere zaken te bespreken in de les. Om jullie creativiteit zoveel mogelijk vrij te laten hebben we niet voor een thema of vastomlijnde opdracht gekozen. Wel zou je je kunnen laten leiden door een bepaalde vorm. In overleg met je docent en met je groep ga je zoeken naar een vorm en inhoud die bij de hele groep past. Je zou kunnen denken aan: v v v v v v
Een documentaire Een reportage Een animatie Een korte speelfim Een kostuumdrama Enzovoort…
Kijk maar eens onder ‘filmgenres’ bij Wikipedia en laat je inspireren. Verder staan hieronder nog een aantal punten waar de films aan moeten voldoen: • Het filmpje is het resultaat van een duidelijke samenwerking als groep. Elk lid van de groep verzorgt een even groot deel van de totale opdracht. Van tevoren worden in de klas duidelijke afspraken gemaakt die worden opgeschreven in het logboek. • Alle stappen van het traject worden bijgehouden in een (digitaal) logboek. Deze stappen zijn te vinden op het stencil ‘Stappenplan Slotopdracht’ • Het gemonteerde filmpje duurt niet langer dan 5 minuten en wordt in week 6 bij de eigen docent ingeleverd als .wmv-bestand (dat krijg je als je film monteert en afwerkt op Windows Moviemaker) en dus niet als DVD! De film past op één cd- rom. • Degene(n) die de film uiteindelijk gaat monteren doet mee aan de workshop ‘Moviemaker’ in week 3. Inschrijving gaat via de intekenlijst die op het CKVprikbord komt te hangen. • Met het filmpje lever je een filmposter in (formaat minimaal A-3) en het logboek (dat voldoet aan de punten uit het stappenplan) in papieren versie én een digitale versie. In week 6 lever je de film in en kijk je ernaar in de klas. Per klas kunnen er twee films door naar de finale. De klas kiest er ėėn en de docent de tweede. De film telt twee keer mee in je gemiddelde eindcijfer. Beoordeling wordt gedaan door je eigen docent. Hij of zij geeft een punt op basis van de bovengenoemde voorwaarden en de artistieke kwaliteit van het filmpje.
STAPPENPLAN: KORTE FILM De opdracht is het maken van een korte film van maximaal 5 minuten. In de klas krijg je hier voorbeelden van te zien en ook leer je wat er allemaal komt kijken bij het maken van een film. Deze kennis gaan jullie toepassen in een groepsopdracht, want film maken kun je niet alleen. Een film maak je ook niet door gewoon maar te gaan filmen wat in je opkomt. Je zult eerste een goed idee moeten hebben en dan ga je bedenken op welke manier je het wilt gaan verfilmen. Om dit in goede banen te leiden volg je onderstaand stappenplan. Vul de stappen in op het moment dat ze relevant zijn in het logboek en bewaar alles goed; aan het eind van het project zul je het nodig hebben voor het werkverslag. 1. Formeer een groep van 5 personen (kan er ėėn meer of minder zijn…) Zorg er in eerste instantie voor dat er per groep minstens ėėn persoon is die over een digitale videocamera kan beschikken (mini-dv of hard-disk, gėėn dvd!) Als je er zelf niet uit komt helpt je docent(e) een handje. Creëer een ruimte in het lokaal waar je met jouw groep goed kunt werken. 2. Leg een logboek aan (huiswerk) waarin alle relevante stappen, afspraken en ideeën van het begin tot het eind van dit project genoteerd worden. Je docent(e) vertelt je hoe zo’n logboek eruit kan zien. Logboekdrager: Wijs iemand in de groep aan die dit op zich wil nemen. Deze persoon is verantwoordelijk voor dit logboek en zorgt dat het elke les en op ‘draaidagen’ aanwezig is. Neem in dit logboek ook alle stappen van het stappenplan op. Verdeel de taken verder als onder beschreven. Maak een taakverdeling en noteer deze duidelijk in het logboek. De te verdelen taken zijn: 3. Ø logboekdrager , werkt alles uit op de computer, zorgt ervoor dat het logboek altijd aanwezig is, maakt notities Ø regisseur, is ook meteen projectleider. De projectleider is de regelaar en heeft de creatieve eindverantwoordelijkheid (maar is niet de baas!) Ø cameraman/vrouw, is verantwoordelijk voor het goed in beeld brengen van het filmscript, helpt bij het monteren en zorgt voor een camera (is dus handig als dat een eigen camera is) Ø editor, is verantwoordelijk voor het mooi monteren en afleveren van de film Ø vormgever, maakt werkverslag op, filmposter en de filmomslag, tekent storyboard. Ø Acteurs, zijn natuurlijk ook nodig maar dat hoeven niet perse leden van jullie groep te zijn. Verdeel de taken bij voorbaat al evenwichtig zodat je achteraf geen scheve gezichten krijgt. Uiteindelijk is wel iedereen verantwoordelijk voor het eindresultaat dus zorg ervoor dat iedereen zijn of haar werk goed en op tijd doet. De regisseur bewaakt het hele proces van begin tot eind.
4. Brainstormen: verzin zoveel mogelijk ideeën, een idee kan in eerste instantie niet gek genoeg. Degene die het logboek bijhoudt maakt hier verslag van. Je kunt uitgaan van een bepaald genre en daar een idee bij bedenken maar je kunt ook bedenken in welk genre je jullie ideeën allemaal uit kunt voeren. In de klas zal je docent(e) ook aandacht besteden aan het opzetten van een vruchtbaar idee. Dit jaar geven we wat duidelijker aan wat niet mag. In vorige jaren bleek dat het nadoen erg populair is. Bv. ‘Next Top Model’ nadoen klinkt als eerste idee erg leuk maar is misschien in de filmzaal naast de vier andere ‘Top Models’ niet meer zo interessant. Daarom beperken we jullie mogelijkheden een beetje door het nadoen van zgn. ‘formats’ te boycotten. Zo gaan we niet met z’n allen de komende filmavond kijken naar 2 uur namaakpoker, namaakmodellen of namaak-New Kids. Bedenk zelf wat, doe een beroep op jullie eigen creativiteit… 5. Kies uit alle ideeën het beste plan (dat ook zeker uit te voeren is) en omschrijf het in enkele zinnen. We noemen deze beschrijving de synopsis. Deze synopsis moet helder zijn en een goede indruk geven van de film. Om een volledig beeld van jullie idee te geven verwerk je in ieder geval de 5 w’s van (bijna) elk filmidee: * Wie? (de personages) * Wat? (de gebeurtenis) * Waar? (de locatie) * Wanneer? (verleden,heden,toekomst?) * Waarom? (de drijfveren van de personages)
Een voorbeeld: in een ver verleden (wanneer) reizen 4 hobbits, een dwerg, een elf, twee mensen en een tovenaar (wie) naar de Doemberg in het land Mordor (waar) om de ene ring in het vuur te gooien (wat) zodat slechterik Sauron voorgoed verslagen wordt (waarom) Zal het ze lukken? In de synopsis hoef je niet het hele verhaal te verklappen, het is vooral bedoeld om degene die het leest nieuwsgierig te maken. Er mag dus best een vraag in zitten. Denk maar aan de aankondigingen in de filmgids: waarom kijk je wel naar de ene film en niet naar de andere? Met een goed en origineel idee ben je al een heel eind. Laat de synopsis aan een paar mensen lezen en vraag wat ze er van vinden. Zijn ze meteen nieuwsgierig dan kun je verder met punt 5. 6. Werk je synopsis verder uit. Beschrijf (op max. 1 a-4) het hele verhaal, van begin tot eind. We noemen dit het scenario. Deel het verhaal op in scènes. Deze scènes ga je in de volgende stap verder uitwerken. En: geef de film een titel.
LET OP: De film speelt zich buiten school af. Zoek naar locaties die goed bij het scenario passen en die niet meteen herkenbaar zijn.
Voordat je aan de volgende stap begint lever je het logboek met alle voorgaande stappen in bij je docent(e). Pas als die het idee heeft goedgekeurd kun je doorgaan met de volgende stappen. 7. Verwerk het idee tot een filmscript. Een filmscript beschrijft alles (tot in redelijk detail) wat er te zien en te horen is. Het bevat een ruime uitwerking van het verhaal per scène; locatie, attributen, kostuums, decor etc. Per scène ga je kort aangegeven hoe het er uit ziet, wat er plaats vindt, waar het plaats vindt, welke personen en voorwerpen er te zien zijn en welk kader en camerastandpunt jullie gaan hanteren. Lees verderop meer over het filmscript en hoe je maakt. 8. Maak een storyboard. Verderop vinden jullie een voorbeeld. Het storyboard is een soort stripverhaal waarin per scène globaal aangegeven wordt wie of wat in beeld te zien en hoe het in beeld wordt gebracht (camerastandpunt). Je maakt gebruik van minimaal 5 verschillende standpunten! Vergeet niet het storyboard in te scannen voor je digitale logboek. Je mag ook direct op de computer werken. 9. Maak een tijdsplanning. Let daarbij op de inleverdatum. Eerst bedenk je samen hoeveel tijd je aan het project wilt besteden. Als je hier over eens bent maak je afspraken over filmdagen, noteer deze afspraken in het logboek. Bespreek ook waar je gaat filmen, welke spullen je allemaal nodig hebt en wie wat mee neemt. Bedenk dat je na het filmen ook veel tijd kwijt bent met het monteren (reken zeker twee weken). Wissel telefoonnummers en/of emailadressen uit. Tijdens het hele filmproject heeft één van jullie alle 10. Inleveren in week 6. stappen uit het stappenplan bijgehouden in een Met je docent hebben jullie logboek (en ook alles in de computer!) Dit logboek daarvoor een dag afgedient als geheugensteun en bron voor het sproken. Hij of zij ontvangt werkverslag dat je met het filmpje inlevert. Lees nog dan drie dingen: A: Het filmpje op cd-rom (met omslag) B: Een filmposter (min.a-3) C: Het werkverslag, zowel de papieren versie als digitaal. (zie hiernaast)
Veel filmplezier!
eens het stappenplan na, de punten hieronder genoemd verwijzen ernaar. Hoe ziet dit werkverslag eruit en wat zit er in: Ø Snelhechter of andere aardige vorm van presenteren. Ø Inhoudsopgave. Ø Introductie en toelichting op de film. Ø Volg de structuur van het stappenplan dus het werkverslag bevat minstens (en in de juiste volgorde) de volgende onderdelen: taakverdeling, brainstorm, synopsis, scenario, filmscript, storyboard en planning. Ø Beschrijving van het hele proces: bijeenkomsten, draaidagen, gebeurtenissen… Ø Beeldmateriaal: foto’s van draaidagen, leuke schetsen, collages… Ø Conclusie. Jullie werkverslag is een belangrijk onderdeel van de beoordeling van de film, maak er dus werk van!
HET FILMSCRIPT Het filmscript is als het ware het scenario (verhaal) en het draaiboek (hoe komen de beelden eruit te zien) bij elkaar opgeteld. De basis voor het maken van een film is het script. Een film dient een verhaal te hebben met uitgewerkte personages die men geheel terug kan vinden in het script. In het script kan men dus alle teksten terug vinden van de spelers in de film. Behalve deze teksten die voorkomen in de film, zijn er ook beschrijvingen te vinden in een script die informatie prijs geven over de set of het uiterlijk van de personages of andere zaken. Deze scripts, die vaak geheel zelf geschreven worden, dienen namelijk om de interesse op te wekken van filmproductiebedrijven om er een film van te maken. Deze productiebedrijven zijn nodig om de film financieel te ondersteunen en om in arbeidskrachten te voorzien. Behalve het zelf bedenken van een verhaal, kunnen scripts ook gebaseerd zijn op boeken, strips of waargebeurde verhalen. Denk bijvoorbeeld aan de film Lord of the Rings die geheel gebaseerd is op het welbekende boek van J.R.R Tolkien. Eerder werd al de synopsis weergeven: in een ver verleden (wanneer) in Midden-Aarde (waar) reizen 4 hobbits, een dwerg, een elf, twee mensen en een tovenaar (wie) naar de Doemberg in het land Mordor om de ene ring in het vuur te gooien (wat) zodat slechterik Sauron voorgoed verslagen wordt (waarom). Met een goed verhaal ben je er nog niet, het moet nu nog in beeld gebracht worden. Van het oorspronkelijke boek is eerst een scenario gemaakt. Zo’n scenario, het verhaal van de film, wordt gebruikt als leidraad bij het filmen. Vooral bij zo’n complexe film, waarbij meerdere mensen meespelen, allerlei rekwisieten nodig zijn en gefilmd wordt op verschillende locaties, is het belangrijk dat er van tevoren goed wordt gepland. Zo wordt voorkomen dat de filmmaker voor onaangename verrassingen komt te staan. Ook bij het maken van documentaires en reportages wordt van tevoren beschreven waar de film over moet gaan, zelfs al weet de filmmaker misschien niet altijd wat hem precies te wachten staat. Op die manier is het veel gemakkelijker om een goed en duidelijk verhaal te vertellen en de juiste beelden te filmen. Maar hoe ziet een beetje filmscript er nou eigenlijk uit? Een filmscript is een gedetailleerde beschrijving van de scènes uit de film. Een scène is dan weer een serie aan elkaar geplakte shots die bij elkaar horen in plaats, tijd en handeling. Een shot is een ononderbroken filmopname. Omschrijf gedetailleerd per scène wat in beeld te zien is (locatie, attributen, licht, sfeer). Per shot geef je de cameravoering en het camerastandpunt aan, de lengte van het shot en de activiteit.
Filmscript,een voorbeeld: Scène 1, shot 1 Locatie: een doodgewone straat in de vroege ochtend. De zon staat nog heel laag en maak lange schaduwen. Het is stil, alleen een incidenteel vogeltje fluit. Camera: Totaal, op statief, neutraal standpunt. Lengte: 20 seconden Een man en een vrouw lopen door de straat richting de camera, lopen allebei aan een kant van de camera voorbij. Ze kijken triest. Scène 1, shot 2 Camera: close up, man kijkt in camera. Lengte: 10 sec. Het gezicht van de man, hij heft een pet op, kijkt triest. Scène 1, shot 3 Camera: close up, kijkt in camera. Lengte: 20 sec Het gezicht van de vrouw, ze kijkt eerst ook triest, maar begint langzaam wat vrolijker te kijken en barst dan in lachen uit. Scène 1, shot 4 Camera: half totaal, man en vrouw in beeld. Lengte, 15 sec. Man wordt langzaam boos, vrouw lacht hem duidelijk uit. Vrouw ligt letterlijk dubbel van het lachen. Man slaat armen over elkaar. Scène 1, shot 5 Camera: totaal, kikvorsperspectief, andere kant van de straat. Lengte: 20 sec. De vrouw ligt inmiddels op de grond te rollen van het lachen, man loopt weg van de camera, stampvoetend. Als de man uit beeld verdwenen is >einde shot en scène Scène 2, shot 1 Locatie: Aan de waterkant (rivier), ondergaande zon Het filmscript gaat hand in hand met het storyboard, ze worden over het algemeen gelijktijdig ontwikkeld. De volgende pagina’s geven een goede indruk van zo’n storyboard. Je kunt het zien als een soort strip waarin per scène een indruk gegeven wordt van hoe het later in beeld gebracht gaat worden. Interessante standpunten kunnen zo al uitgeprobeerd worden. Het storyboard geeft een goede indruk van jullie idee, je docent kan op basis daarvan tips geven.
FILMTHEORIE
Beeld 1. art direction= vormgeving van het beeld o filmsets= locatie (buiten/studio) van filmopname o rekwisieten= voorwerpen om filmset in te richten 2. Cameravoering= hoe de cameraman de camera bedient q q q q
q
Kader; verandert wanneer de filmcamera in- of uitzoomt Shot= 1 korte of lange filmopname waarin niet gemonteerd is Scène= een serie aan elkaar geplakte shots die bij elkaar horen in plaats, tijd en handeling Camerastandpunt:hoek van waaruit gefilmd wordt Ø neutraal standpunt= camera is op ooghoogte Ø vogelperspectief= camera staat boven het object Ø kikvorsperspectief= camera staat onder het object Ø subjectief standpunt=camera neemt plaats in van het personage en je kijkt als het ware door diens ogen Camerainstelling: Ø Detail= zeer dicht op een voorwerp Ø CU= close up, van groot CU tot medium CU Ø Med= medium, dus tussen detail en totaal in. Ø TOT= totaal, van half totaal tot groot totaal.
Geluid a) gesproken tekst= dialoog van personages of commentaarstem (=voice-over) b) geluid dat bij de gebeurtenissen past= wanneer je auto ziet; hoor je het geluid van een auto (laten horen wat je ziet maar kan ook dat je het autogeluid al hoort maar nog niet ziet in het beeld; dan verwacht je als toeschouwer de auto spoedig in het beeld) c) muziek= achtergrond die vaak speciaal gecomponeerd wordt om de sfeer van de beelden te versterken. (in de zogenaamde roadmovies heeft de muziek in de filmscène een belangrijke functie)
Montage 1. cut= harde en directe beeldovergang 2. fade-in= invloeier; langzaam opkomen van een beeld uit een zwart beeld 3. fade-out= een uitvloeier 4. dissolve= een overvloeier; 2 beelden gaan in elkaar over 5. wipe= het eerste beeld wordt ‘weggeveegd’ door het 2e beeld 6. continuiteitsmontage= montage vindt zo onopvallend mogelijk plaats; je ziet geen rare sprongen in tijd en ruimte 7. discontinue montage= de scènes worden voor de kijker op een onlogische manier gemonteerd; je springt in het beeld van de hak op de tak (vaak in videoclips; je ziet fragmenten van een soort minifilm met tussendoor opnames van de band; aan het einde van het nummer vallen de puzzelstukjes op zijn plek en snap je waar de videoclip en dus het nummer over gaat.)
8. kuleshov-effect= in twintiger jaren ontdekt door de Russische regisseur Kuleshov. Voorbeeld; close-up van een acteur; gevolgd door een beeld van een dode baby. Nu een close-up van dezelfde acteur met dezelfde uitdrukking gevolgd door een bord soep. Eerst zie je als kijker verdriet bij de acteur en bij het bord soep zie je honger; terwijl de acteur niet van gezichtsuitdrukking verandert. Als kijker vullen we dus de betekenis van een beeld in op basis van wat we verwachten te zien en dit ontstaat door combinaties van beelden.
Thuis films inladen en afwerken Als je lekker aan het filmen bent geweest is het de bedoeling dat je van al dat materiaal een montage gaat maken. Dat gebeurt in de computer. Om filmmateriaal te gaan bewerken heb je de volgende zaken nodig: ü Een computer met fire-wire aansluiting (zie afbeelding) en een videokaart. ü De camera met jullie film en de juiste kabel tussen camera en computer. ü De acculader aangesloten op de camera. ü Voldoende tijd; ga niet even een uurtje zitten werken, dat is te kort. Doe thuis eerst een test, laad een klein stukje film in en werk dat af volgens onderstaande stappen. Werkt het niet kun je in de mediatheek terecht op eiland 1. Elke computer hier heeft een fire-wire kabel. Vraag aan de balie om het stappenplan!
Hoe ga je te werk? 1: 2:
3:
4: 5:
Niet doen: filmmateriaal via een usbkabel inladen, dat gaat niet
MovieMaker openen (onder ‘alle programma’s’ te vinden.) Camera aansluiten volgens de volgende stappen: • acculader in het stopcontact (werk niet alleen op de batterij, die kan ineens op zijn) • kabel van acculader aansluiten op camera (dc in, halve gele sticker) • Camera aanzetten, play/edit selecteren (groene lampje) • Bandje terugspoelen naar het begin van jullie film De wizard ‘video vastleggen’ is reeds verschenen, zo niet, trek dan de fire-wirekabel er even uit en doe die er meteen weer in. Volg de volgende stappen: • Geef je film een (tijdelijke) naam. Tip: heb je veel • Blader naar > Deze computer > filmmateriaal, maak dan Lokaal station D: > Nieuwe map van tevoren een selectie. maken > Noteer op een papier de Map een naam geven > Volgende > scènes en de daarbij Video-instelling: kies voor de horende tijdstippen (teller aanbevolen optie > volgende op de camera) en laad Kies nu ‘de hele band vastleggen’ of alleen de scènes in die je ‘gedeelten van de band vastleggen’. Dit zeker wilt gebruiken. Lees is afhankelijk van de hoeveelheid bij stap 5 hoe je dit doet. filmmateriaal die je hebt (lees de tip hiernaast) Als je de hele film vastlegt kun je het best in het volgende scherm het vinkje ‘clips maken’ uitzetten. Volgende>
6:
De DV opname wordt uitgevoerd en daarna worden de bestanden geïmporteerd. Doe even niets! 7: Volg nu de stappen die je tijdens de montageworkshop (week 5) hebt geleerd. Denk nog eens aan alle filmtips die je in de klas hebt gehad, ben creatief met tekst, beeld en geluid. Helemaal tevreden over de film? Kijk ‘m nog eens in z’n totaal af, zitten er nog kleine schoonheidsfoutjes in? Enne: de film mag niet langer zijn dan 5 minuten! 8: Sla het project voor de zekerheid op, zodat je later eventueel nog wat kunt aanpassen. Linksboven ‘bestand’ openen > project opslaan als > naam geven en opslaan. Let op: dit bestand is alleen op dezelfde computer weer te openen! Wil je op school verder, Niet klaar? Geen nood, je kunt nu werk dan de film af (onder ‘film op elke computer op school of afwerken’) thuis verder. ______________________________________ Film afwerken! 9: Afwerken: open linksboven (volg stap 9 en verder). ‘filmtaken’ > stap 3: film afwerken Het .wmv-bestand dat je dan krijgt > opslaan op deze computer. neem je mee op een usb-stick en 10: Wizard film opslaan: kun je gemakkelijk weer in • geef je film de definitieve naam MovieMaker importeren (onder (een andere dan je tijdelijke ‘filmtaken’). bestand) • Sla het bestand op. 11: Kies de aanbevolen optie. Blijkt je film dan veel te groot te zijn, kies dan de optie ‘best passend..’ en geef de maximale grootte aan. Volgende. 12: Voltooien. De film wordt afgewerkt. Doe ondertussen even helemaal niets! 13: Bekijk de film op volledig scherm. Is de kwaliteit beroerd, dan zal dat op groot scherm helemaal slecht zijn. Misschien heb je iets fout gedaan. Neem het tijdelijke project dat je eerder hebt opgeslagen mee naar Jeroen Veenstra. 14: Wel helemaal tevreden en je hebt een Media-Playericoontje dat als je het opent, jullie volledige film laat zien (even testen!)? Dan kun je de tijdelijke bestanden verwijden van de computer. Laat je tijdelijke project voor de zekerheid nog even op je USB-stick staan. Zet de film thuis meteen op een cd-rom. 15: Lever de film in bij je docent(e)
DVD?
Waarom niet, lees hieronder.
NEE!
Voor de ervaren ‘editors’: werk je met een ander programma dan MovieMaker, laat dat dan vooraf weten. Je hoeft de verplichte workshop monteren niet te volgen. Hou er wel rekening mee dat je wel een Media-player bestand aan moet leveren en dus geen DVD, dit in verband met presentatie op de filmavond en eventuele inzending voor de wedstrijd.