03
Jaargang 45 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s
maart 2014
in dit nummer M-decreet / zorgboerderij ‘De Ruisgaard’ / De passie, multimediaal paasevent
forum nr. 03 • maart 2014
Hoofdartikel M 3
In de kern Een tussentijds rapport
4
Persbericht Eerste reactie VSKO op evaluatierapport pedagogische begeleidingsdienst
5
Algemeen onderwijsbeleid M-decreet 6 Dirk Van Rossem. Bisschoppelijk gedelegeerde voor het onderwijs in het bisdom Antwerpen
8
Secundair onderwijs Werken aan een verbindend schoolklimaat een uitdaging voor elke school.
11
Internaten Je leven lang blijven leren.
14
Pedagogische ondersteuning Vanuit christelijke inspiratie naar duurzame ontwikkeling Gras groeit niet door er aan te trekken.
18
Schoolbesturen Een welzijnsbeleid op school
25
Opvoedingsproject & pstoraal De passie. Een multimediaal paasevent
26
M Slechts één letter en toch een kleine aardverschuiving in het onderwijsveld. Met de letter M bedoelt men het Ontwerp van decreet betreffende Maatregelen voor leerlingen met specifieke behoeften. De beoogde regelgeving wil uitvoering geven aan de ratificering door Vlaanderen van het Verdrag over de Rechten van Personen met een Handicap, het zgn. ‘Inclusieverdrag’. De rode draad in het Verdrag is de maximale integratie van personen met functiebeperkingen in alle aspecten van het samenleven. Voor kinderen betekent dit maximale opname in het gewone onderwijs. Zorg voor kinderen en daarbij specifieke aandacht voor de meest kwetsbaren is een opdracht van alle scholen. Dit moet uiteraard in de missie van elke katholieke school staan. Verwijzend naar de evangelische opdracht om op zoek te gaan naar het gekwetste schaap en o.m. het voorbeeld van de Barmhartige Samaritaan te volgen. We willen respect en empathie opbrengen voor de ouder die er van overtuigd is dat voor zijn kind met functiebeperkingen een plaats in een gewone school de grootste kansen biedt tot een latere integratie in de samenleving. We begrijpen de vragen bij scholen op welke manier zij de nodige middelen zullen vinden om gevraagde aanpassingen uit te voeren om een specifiek probleem in een concrete situatie op te lossen. We hebben voldoende empathie om het gevoel van machteloosheid bij leerkrachten te begrijpen bij de vraag welke eisen naar gedifferentieerd werken, met aangepaste trajecten en voorstellen van dispenserende en compenserende maatregelen, kunnen gesteld worden binnen de verantwoordelijkheid voor het aanbieden van kwaliteitsvol onderwijs aan alle kinderen in een klasgroep. Het zijn allemaal facetten van een complex gegeven, waar enkel genuanceerde antwoorden en dus oplossingen kunnen aangereikt worden. Naast de vraag naar een reële timing van uitvoering is het VSKO tevreden met de fundamentele aanpassingen, die in de loop van de besprekingen aan de oorspronkelijke teksten werden aangebracht. In het debat reikten onze vertegenwoordigers de uitgangspunten van de VSKO-visie op zorg aan, meer bepaald het continuüm in de zorgvraag van leerlingen. ‘Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften krijgen, naast een brede basiszorg, verhoogde zorg. Waar nodig wordt voor hen uitbreiding van zorg en eventueel zorg op maat voorzien. De omgeving en de schoolcontext kunnen voor deze laatsten een obstakel of een facilitator vormen voor de participatie van de leerling aan onderwijs. Bij de interpretatie van het VN-Verdrag gaat het VSKO uit van het gegeven dat, om van reële inclusie te kunnen spreken, de participant (leerling) over het nodige intrinsieke potentieel moet beschikken om de finaliteit van het aanbod (onderwijs) aan te kunnen. Op dat ogenblik moet de aanbieder (de school en de leerkracht) al het haalbare doen om de drempels te slechten die de functiebeperkingen met zich mee brengen. In onderwijstaal betekent dit dat de verplichting tot inschrijving geconditioneerd wordt door het kunnen volgen van het gemeenschappelijk curriculum. Niet essentiële onderdelen van dit curriculum kunnen via dispensatie of compensatie vervangen worden. Eén fundamentele vraag staat voorop: op welke plaats in het onderwijs kan de ontwikkeling van de talenten van kinderen met functiebeperkingen en hun persoonsvorming het best worden ondersteund? Het katholiek onderwijs in al zijn geledingen wil zich uitdrukkelijk engageren om mee te werken aan een meer inclusief onderwijs en wil het recht op onderwijs voor kinderen met functiebeperkingen waarborgen, waar mogelijk in het gewone onderwijs en voor hen die nood hebben aan gespecialiseerde zorg, in een setting van ons alom geprezen hoogst kwaliteitsvol buitengewoon onderwijs. Mieke Van Hecke Directeur-generaal VSKO
© Mareo Mertens
l e k i t r a d f Hoo
IN DE KERN
een tussentijds rapport
O
p 13 maart 2013 werd de Argentijnse kardinaal Jorge B ergoglio tot paus Franciscus verkozen. Een jaar na deze verkiezing mogen wij een eerste tussentijds rapport geven aan de man, die met zijn naamkeuze onmiddellijk zijn voorliefde voor de armen en de schepping bekend maakte. Zijn uitverkiezing en eerste optredens lokten in de binnen- en buitenlandse pers heel wat positieve en enthousiaste reacties uit. Enthousiasme omwille van zijn eenvoud, zijn taalgebruik en het vermoeden dat in het Vaticaan en in de wereldwijde Kerk een nieuwe wind zou gaan waaien. Dit enthousiasme is in de voorbije maanden niet weggedeemsterd. Integendeel. Vorige maand plaatste het muziektijdschrift Rolling Stone voor het eerst in haar geschiedenis een paus op zijn cover. Onder de foto stond de tekst ‘Pope Francis: The Times They Are A-Changin’ (‘Paus Franciscus: de tijden veranderen’). Die titel verwees naar het gelijknamige nummer van Bob Dylan uit de jaren 1960. Rolling Stone vestigde de aandacht op het contrast tussen de laatste twee pausen: paus Franciscus voerde een andere stijl van pausschap in en werd vooral geprezen voor zijn moed om radicale veranderingen te durven doorvoeren. Paus Franciscus werd ook door het weekblad Time uitgeroepen tot ‘man van het jaar 2013’ – een bekroning voor de markantste persoonlijkheid van het afgelopen jaar – ‘omdat hij miljoenen mensen weet aan te spreken die kort tevoren nog gedesillusioneerd waren in het Vaticaan’. Zelfs het minder bekende magazine The Advocate riep de paus uit tot ‘Persoon van het Jaar’. Dit blad is wereldwijd bekend als een gezaghebbende stem in de strijd voor holebirechten. Eén uitspraak leverde de paus die titel op: “Als iemand homoseksueel is, maar van goede wil, wie ben ik dan om te oordelen?” Deze paus veroordeelt niet wie anders is, hij stelt niet meer de moraal centraal, maar wel de inhoud van het geloof, de barmhartigheid. Hij wil een Kerk die openstaat voor iedereen en heeft een boodschap voor zowel gelovigen als niet- gelovigen. Hij geeft de vreugdevolle boodschap van het Evangelie concrete gestalte. Hij bemoedigt mensen. Hij heeft veel weg van een profeet door zijn oprechtheid en zijn ongekunstelde eenvoud. Hij is een prediker die rondgaat zoals Jezus het deed: hij zoekt de armen en hulpbehoevenden op. Volgens geruchten verlaat hij ’s nachts het Vaticaan om de daklozen op te zoeken. Hij brengt een boodschap van solidariteit en soberheid. Hij gaat recht naar de essentie van het Evangelie. Hij maakt duidelijk dat liefdevolle warmte en zorg op de eerste plaats komen. De eenvoudige wijze waarop hij de Boodschap brengt maakt grote indruk.
Denken we maar aan de voetwassing op Witte Donderdag of aan het kussen van een zwaar zieke man op het Sint-Pietersplein of aan zijn eerste reis naar Lampedusa. Het zijn kleine of grote tekens, die er ons aan herinneren dat het Evangelie eerst verkondigd wordt door daden die iets betekenen en die aan de wereld een richting wijzen. Tekens, die ons hart raken en die ons aansporen na te denken en onze manier van doen te veranderen. Hij maakt zijn naam waar. Zijn naamkeuze hield een heel programma in, dat hij ook uitvoert. Daardoor wordt er binnen en buiten de Kerk zo positief over hem gesproken. Hij geeft een ongelooflijk nieuwe dynamiek en dit is bijzonder hoopgevend. Van hem hebben wij, als participanten van de katholieke onderwijswereld, veel te leren. We moeten ons vooreerst opnieuw met de essentie bezighouden. De inspanningen van paus Franciscus om de Kerk weer om te buigen tot een zinvolle en inspirerende kracht voor allen, blijft onlosmakelijk verbonden met de vraag of wij zelf bereid zijn God een centrale plaats in ons leven te geven en of we daarvan getuigenis willen afleggen. We mogen ons laten inspireren door de levensstijl van paus Franciscus. De vreugde, de eenvoud en de broederlijkheid van waaruit hij leeft, maken hem groot en geven hem gezag. Welke functie we ook hebben, laten we deze uitoefenen met heel veel vreugde, in alle eenvoud en met de grootste barmhartigheid en broederlijkheid. Elke functie in de onderwijswereld is er een van dienstbaarheid. Iedereen is geroepen om te dienen en niet om gediend te worden. Dan hebben we ‘iets te zeggen’ en bouwen we ‘gezag’ op, krijgen we vertrouwen en respect en brengt onze opdracht echt vruchten voort. Laten we in het spoor van Franciscus ook vredebouwers zijn. Mensen die voorrang geven aan de ware ontmoeting met iedereen, met een bijzondere voorkeur voor de armsten. Mogen onze scholen plaatsen van vrede zijn, levensechte vrede voor iedereen. Franciscus heeft onze harten reeds verwarmd. In zijn eerste tussenrapport is hij zeker geslaagd. Mag zijn warmte, via onze harten, ook hartverwarmend zijn voor allen, die wij dagelijks ontmoeten in onze scholen. Ik wens het u van harte toe. Jan Vander Velpen VSKO-pastor
contactblad voor schoolbesturen, pedagogisch begeleiders directies en personeelsleden van het katholiek onderwijs
Maandblad Verschijnt niet in juli en augustus Verantwoordelijke uitgever Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Eindcoördinatie: Willy Bombeek Eindredactie: Rita Herdies Redactieleden: Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, André Janssens, Janwillem Ravyst, Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bogaert, Mieke Van Hecke, Ann Verreth
4
maart 2014
Redactieadres: VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45 E-mail:
[email protected] - Website: www.vsko.be Abonnement Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW) 38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr. 000-0947400-01 van LICAP cvba, 1040 Brussel Pre-press en druk: Licap cvba, tel. 02 509 96 83 Cover: © UM – www.muurkranten.be - http://www.muurkranten.be
PERSBERICHT
Persbericht Eerste reactie VSKO op evaluatierapport pedagogische begeleidingsdiensten Vandaag ontving VSKO de eindrapporten: een rapport waarin de werking van de eigen pedagogische begeleidingsdienst wordt besproken, een rapport over de werking SNPB en een samenvattend rapport dat een beeld probeert te schetsen over de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten in Vlaanderen. VSKO apprecieert de externe kijk op de werking van de eigen pedagogische begeleidingsdienst. VSKO neemt zich voor om de analyse en aandachtspunten die de commissie aanreikt de komende periode grondig te bestuderen en deze te toetsen aan onze eigen sterkte-zwakte analyse. De werkpunten pakken we de komende periode aan met het oog op een permanente verbetering van de kwaliteit van het begeleidingswerk. VSKO is blij met de positieve feedback die de evaluatiecommissie heeft gegeven. In het bijzonder waardeert VSKO de ondersteuning van de commissie voor het netgebonden karakter van pedagogische begeleiding. VSKO noteert dat de gebruikers, m.n. de scholen en directies, tevreden zijn over het werk van de eigen pedagogische begeleiding. Tegelijkertijd blijft pedagogische ondersteuning bieden aan leraars en voornamelijk ook aan startende leraars, een grote uitdaging waar we de komende periode meer willen op inzetten. De commissie beveelt de samenwerking met andere begeleidingsdiensten, met nascholing en lerarenopleiders, sterk aan. VSKO wil investeren in deze verdergaande samenwerking zonder afbreuk te doen aan de uitgangspunten van het eigen pedagogisch opvoedingsproject. VSKO stelt vast dat de onderwijsminister overweegt om de decretale taken van de pedagogische begeleidingsdiensten om te buigen naar na te streven doelstellingen. VSKO ziet hierin kansen tot versterkte autonomie in haar aanpak en bovendien kan dit voor mogelijkheden zorgen om de aanbevelingen van de commissie in de praktijk te brengen. Hier zit bv. de opportuniteit om meer inzet met schoolteams en leraars mogelijk te maken. VSKO houdt eraan de commissie o.l.v. Georges Monard te danken voor het geleverde werk en voor de ontwikkelingsgerichte aanpak. VSKO beschouwt de geformuleerde aanbevelingen als kansen tot verdere kwaliteitsverbetering.
Voor verdere vragen, kunt u terecht bij: Mieke Van Hecke Directeur-generaal
maart 2014
5
ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID
M-decreet Een ei gelegd, nest nog in opbouw
T
waalf jaar na de publicatie van de discussietekst ten behoeve van het Vlaams Parlement “Maatwerk in samenspraak” zal een eerste decretale stap gezet worden in de problematiek van onderwijs voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. In die 12 jaar zijn vele beleidsinitiatieven de revue gepasseerd. Maatwerk in samenspraak, het Leerzorgkader, Dringende en Noodzakelijke maatregelen en finaal, nu, het M-decreet. Nooit eerder slaagde men erin om tot een gestemd decreet te komen.
geven dat alle fasen van het zorgcontinuüm werden doorlopen, dat met toepassing van sticordimaatregelen het meenemen van de leerling in het gemeenschappelijk curriculum disproportioneel is of onvoldoende is, dat de onderwijsbehoeften van de leerling werden omschreven door toepassing van het ICFmodel en dat de onderwijsbehoeften van de leerling geen gevolg zijn van SES-kenmerken.
Was de problematiek dan niet belangrijk? Lagen en liggen er geen grote uitdagingen voor? Wel integendeel. Bovendien ratificeerde Vlaanderen in 2009 het VN-verdrag met betrekking tot de rechten van personen met een handicap van 3 december 2006. De problematiek was en is reëel, de rechten van mensen en specifiek ook kinderen en jongeren in onderwijs zijn duidelijk. Wat schortte er dan? 12 jaar lang werd een parcours afgelegd met vele hobbels. Onvoldoende budget, te grote en weinig realistische plannen, ontbreken van draagvlak en onvoldoende respect voor het niet aanwezig zijn van alle benodigde competenties bij degenen die het moeten doen, de leerkrachten. Daarnaast kreeg dit debat ook een maatschappelijke dimensie waar de voorvechters van een absoluut recht op inclusie in elk beleidsdomein vaak botsen met de verdedigers van geleidelijkheid en de zorg voor de juiste setting voor de aanpak van de noden van personen met een beperking.
Nest in opbouw
Finaal oordeelde deze Vlaamse regering dat er geen draagvlak bestaat om een integraal decreet te initiëren in het Vlaams parlement, maar dat een aantal maatregels voor leerlingen met zorgbehoeften diende genomen te worden.
Welk ei werd gelegd? Het M-decreet is opgebouwd met een aantal niveaugebonden hoofdstukken voor basisonderwijs, secundair onderwijs en centra voor leerlingbegeleiding. Daarnaast is er een hoofdstuk aangaande de onderwijsinspectie en een hoofdstuk dat allerhande thema’s bundelt. In het gewoon onderwijs past het M-decreet de opdracht van het gewoon onderwijs op bepaalde, fundamentele punten aan. De sticordi-maatregelen - remediëren, differentiëren, compenseren en dispenseren - worden
6
maart 2014
decretaal verankerd. Brede basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding van zorg worden bepaald als fasen van een zorgcontinuüm. Leerlingen met specifieke zorgbehoeften hebben in het gewoon onderwijs recht op redelijke aanpassingen en het oriënteren van leerlingen naar het buitengewoon onderwijs wordt strikter en meer geconditioneerd. Scholen dienen bij leerlingen met specifieke zorgbehoeften de afweging te maken of deze leerlingen met inzet van sticordi-maatregelen het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen. Alleen wanneer deze inspanningen in functie van het gemeenschappelijk curriculum als onredelijk of disproportioneel kunnen worden beschouwd kan een leerling doorverwezen worden naar het buitengewoon onderwijs. Scholen in het gewoon onderwijs kunnen opteren om leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften toch een individueel traject in het gewoon onderwijs aan te bieden. In het buitengewoon onderwijs worden de types geherdefinieerd. Type 1 en Type 8 verdwijnen en worden vervangen door een basisaanbod. Het basisaanbod wordt niet langer gedefinieerd vanuit medische of paramedische elementen, maar vanuit de onderwijsbehoeften van de leerling. Het basisaanbod is dus danig verschillend aan een samenvoegen van type 1 en 8. De definitie van de andere types wordt stringenter, een type 9 gericht op leerlingen met een normale begaafdheid, maar met een autisme spectrum stoornis, wordt in het leven geroepen. De rol van het CLB in de doorverwijzings- en inschrijvingspraktijk van buitengewoon onderwijs wordt eveneens anders ingevuld. Voor de toelating tot het buitengewoon onderwijs (met uitzondering van type 5) is een “verslag” van het CLB vereist. Dit verslag dient aan te
Welke houding heeft VSKO aangenomen in de onderhandelingen aangaande het M-decreet? Reeds van bij de start van de onderhandelingen heeft het VSKO erop gewezen dat het indertijd uitgetekende leerzorgkader het finale doel moet zijn. Het M-decreet moet dan ook gezien worden als een beleidsaanpak op korte termijn. Het VSKO zal dan ook niet nalaten de Vlaamse overheid te blijven herinneren aan het engagement dat deze overheid ook heeft genomen : Het M-decreet is een eerste stap richting de verdere uittekening van een leerzorgkader waar de organisatie in functie van doelgroepen, de leerzorgniveaus en de clusters de einddoelen moeten zijn. Het VSKO heeft altijd gepleit voor de weg van geleidelijkheid en een groeipad in functie van de middelen die ter beschikking kunnen gesteld worden voor basiszorg voor alle leerlingen en bijkomende middelen voor leerlingen met specifieke zorgbehoeften. De elementen die nu voorliggen dreigen in sommige gevallen niet gerealiseerd te kunnen worden omdat de noodzakelijk financiële middelen en de minimale randvoorwaarden voor competentieontwikkeling en professionalisering ontbreken. Het lijkt het VSKO realistisch dat de schoolbesturen hieraan de facto de disproportionaliteit zullen moeten koppelen. Behoudens de intentie om de middelen die in het buitengewoon onderwijs vrij zouden komen, omwille van de door de overheid verwachte daling van het aantal leerlingen, in te blijven zetten voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, is er immers veel onduidelijkheid over de voorziene omkadering. Hoe dan ook is het voor het VSKO duidelijk dat het veralgemeend recht op redelijke aanpassingen in het gewoon onderwijs, onder meer omwille van de toegenomen overlegtijd,
bijkomende omkadering zal vragen. Ook over de “verwachte” verschuiving van middelen (binnen BuO en van BuO naar gewoon) moet nog klaarheid komen. Het VSKO ontkent niet dat in de loop van de onderhandelingen de overheid het VSKO tegemoet gekomen is op een aantal fundamentele aspecten. Bovendien heeft de overheid in de finale besprekingen in het Vlaams parlement oor gehad naar de vraag van het VSKO en vele andere partners om, in functie van een ordentelijke start van het M-decreet de ingangsdatum van grote stukken van het decreet te verlaten naar 1 september 2015 i.p.v. 1 september 2014. Toch kan het VSKO zich niet akkoord verklaren met de artikels die de begrippen remediërende en differentiërende maatregelen definiëren en met de definities van zorgcontinuüm, brede basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding van zorg. Het VSKO heeft steeds geijverd voor de pedagogische vrijheid van de onderwijsverstrekker. De decretale verankering van deze definities betekent een aantasting van deze pedagogische vrijheid. Het komt de decreetgever niet toe om te interveniëren in het pedagogisch-didactisch proces. Het is niet denkbeeldig dat scholen omwille van de juridisering die hier het gevolg van kan zijn, gedwongen worden tot pedagogisch-didactische processen die omwille van het hierboven vermelde gebrek aan omkadering en competenties de capaciteiten van de school overstijgen.
Nestbouwers Een vorig nummer van Forum handelde bijna volledig over zorg. Het is duidelijk dat scholen die in het verleden op intensieve wijze aan zorg voor alle leerlingen werkten goed voorbereid zijn op de nieuwe regelgeving van het M-decreet. Toch zal het nieuwe M-decreet zorgen voor een reeks aan bijkomende uitdagingen. Uitdagingen waar een integrale visie op zorg en een handelingsgerichte aanpak binnen de school van uiterst belang zal zijn. Uitdagingen waar leraars nog meer dan vandaag mee geconfronteerd zullen worden. Daarom voorziet het M-decreet, in opvolging van de bepalingen in onderwijsdecreet XXIII, eveneens een luik aan competentie-ontwikkeling. Iets meer dan 100 ambten werden door de overheid ter beschikking gesteld van SNPB. Deze ambten werden omgezet in budget zodat de ruimte werd geboden om bepaalde profielen aan te trekken en er ook ruimte is voor werkingsmiddelen. Sinds september 2013 werd door SNPB hard gewerkt om een project uit te rollen dat ondersteuning dient te bieden aan de competentie-ontwikkeling van leraars en schoolteams. Amper een half jaar later begint dit project op kruissnelheid te komen.
De focus van het project ligt heel duidelijk op het samen met alle relevante actoren leraars te ondersteunen in hun dagelijkse klaspraktijk. Daartoe werd een projectdesign opgezet dat ertoe strekt om, samen met alle bestaande pedagogische begeleiding, daadwerkelijk schoolteams te ondersteunen. Erg relevant daarbij is ook dat wetenschappelijke ondersteuning voorzien is en op termijn nog versterkt zal worden. Op 8 plaatsen in Vlaanderen werden ondertussen al concrete cases in scholen ondersteund en de verdere uitrol in scholen wordt voorzien vanaf september 2014. Het mag duidelijk zijn dat het geboden ondersteuningskader om aan competentieontwikkeling te werken erg beperkt is. Denken dat met dit ondersteuningskader ab ovo de competentie-ontwikkeling op volle toeren kan draaien en elke leraar ondersteuning kan krijgen is dwalen. Het projectdesign is echter zo geconcipieerd dat op termijn van enkele jaren aan deze doelstelling wel tegemoet kan worden gekomen. In de finale besprekingen van het M-decreet werd door de overheid in dit kader eveneens gesteld dat de prioritaire nascholingsmiddelen de volgende twee schooljaren zouden worden gereserveerd ter ondersteuning van de competentie-ontwikkeling n.a.v. het M-decreet. Algeheel mogen we concluderen dat met dit M-decreet een eerste stap gezet wordt in het kader van de opbouw van een leerzorgkader. Er zijn manco’s, ook in het zetten van deze eerste stappen. Een ei werd gelegd, het voorzien van een solide nest met voldoende middelen en tijd voor opbouw van competenties blijft een grote uitdaging. Ann Verreth Secretaris-generaal VSKO
© Ilse Prinssen 2010
Het VSKO vindt het bovendien onaanvaardbaar dat scholen van gewoon onderwijs die bereid zijn om leerlingen in te schrijven die nood hebben aan een individueel traject, hiervoor minder omkadering krijgen dan in het buitengewoon onderwijs. In functie van een stimuleringsbeleid verwacht het VSKO dat de overheid aan deze scholen incentives geeft.
Bovendien heeft het VVKBuO een omgevingsanalyse uitgewerkt, voornamelijk gericht naar de start van het nieuwe type 9. Uit deze omgevingsanalyse blijkt dat bijna 4500 leerlingen die vandaag in buitengewoon onderwijs ingeschreven zijn, zouden voldoen aan de definitie van het nieuwe type 9. Alleen al voor het katholiek onderwijs gaat het dus meer dan om de initieel verwachte “enkele honderden leerlingen”. Dit stelt ons en de Vlaamse overheid op termijn ook met ernstige budgettaire vragen.
maart 2014
7
ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID
dirk van rossem Bisschoppelijk gedelegeerde voor het onderwijs in het bisdom Antwerpen
O
Dirk Van Rossem was jaren directeur op de secundaire school van het Sint-Jozefinstituut in Essen. In 1999 werd hij coördinerend directeur van de Katholieke Scholengemeenschap Noorderkempen. De afgelopen vier jaar is hij vrijgesteld als CODI. Die functie combineerde hij met het werk voor de diocesane inrichtende machten, een groot schoolbestuur in Antwerpen met 123 scholen. Zodoende heeft hij Mgr. Bonny een paar keer ontmoet tijdens bijeenkomsten van de Raad van Bestuur. De diocesane inrichtende machten huizen in hetzelfde gebouw als het vicariaat van Antwerpen.’ Wat zijn uw taken? Dirk Van Rossem: Rond de capaciteits- en inschrijvingsproblematiek werd al vaak samengekomen met de overlegorganen van de stad. Binnen het bisdom werd hierover ook met de directeurs en schoolbesturen van de verschillende onderwijsniveaus overlegd. Er wordt ook nog eens apart overlegd, heel specifiek, over de Antwerpse stadsproblematiek, zowel met de directeurs als met de schoolbesturen van het katholiek onderwijs. Belangrijk is ook de aansturing van en de zorg voor de ontwikkeling en samenhang tussen de katholieke scholen van het bisdom. Er komt dan ook nog de verantwoordelijkheid bij voor het vak ‘katholieke godsdienst’, zowel voor het katholiek als voor het officieel onderwijs. Uiteindelijk sta ik ook aan het hoofd van het vicariaat onderwijs met onderliggende diensten: de pedagogische begeleiding, inspectiebegeleiding godsdienst en obed (onze onderwijsmediatheek). In Brussel vertegenwoordig ik de vicarissen onderwijs bij de vergaderingen van VIMKO. Ik neem er ook deel aan de interdiocesane raad van het katholiek onderwijs en de vergaderingen van de erkende instantie.
8
maart 2014
Tot zover mijn belangrijkste onderwijstaken tot op heden. Het is nog wat terreinverkenning van het uitgebreide en diverse werkveld. Om voeling te houden met wat er leeft in het bisdom woon ik de vicarisraad en de bisschopsraad bij. Maandelijks ga ik met de bisschop op schoolbezoek, gericht op het godsdienstonderwijs. Wij ondersteunen de godsdienstleerkrachten in hun opdracht en wisselen van gedachte met elkaar. Wat zijn de uitdagingen voor het katholiek onderwijs in Antwerpen? Dirk Van Rossem: De belangen van het katholiek onderwijs blijven verdedigen. Werken aan de identiteit is een heel belangrijk item. Onze bisschop heeft daarrond de visietekst “Een houtskoolvuur met vis en brood erop”, van en voor het bisdom Antwerpen, geschreven. De tekst is een handleiding en een werkboek voor de komende vijf jaar. We proberen de schoolbesturen op weg te krijgen en ze in dezelfde richting te sturen, zeker nu, in het licht van de geplande scholengroepen. Ook als de hervormingen van het secundair onderwijs er aan komen, is het belangrijk de samenwerking tussen schoolbesturen en scholen te bevorderen, zodat we als een eenheid naar buiten treden. Dat is één van de grootste uitdagingen. Ik vergader ook vaak met de Stad Antwerpen, zit in de Onderwijsraad in Antwerpen en in het Lokaal Overlegplatform en stel daar vast dat het GO! (het Gemeenschapsonderwijs) en het stadsonderwijs hiërarchischer vertegenwoordigd zijn. Als zij naar buiten treden is dat eenstemmig het officieel onderwijs. Dat is voor het Katholiek Onderwijs veel moeilijker. Als vertegenwoordiger van het katholiek onderwijs moet je een sterke voeling met de scholen hebben. Je probeert enerzijds de algemene mening te verkondigen en anderzijds
© Willy Bombeek
p het moment van ons gesprek met Dirk Van Rossem, was de kersverse bisschoppelijk gedelegeerde voor onderwijs in het bisdom Antwerpen net geen twee maanden bezig. Hij startte in oktober 2013 en volgt er Dis Van Berckelaer op. Dirk Van Rossem, master in de wiskunde, was de afgelopen vier jaar onder meer coördinerend directeur van de Katholieke Scholengemeenschap Noorderkempen. Een gesprek met hem over zijn taken in dit uitgebreid en divers werkveld van het Diocesaan Secretariaat Katholiek Onderwijs (DSKO) aan de Noorderlaan.
moet blijken dat de schoolbesturen van het katholiek onderwijs vrijheden hebben die wij als vicariaat moeten respecteren. Bijvoorbeeld in verband met de ingediende projecten, die zij zelf in rangorde zetten of in verband met het centraal aanmeldingsregister. Voor het officieel onderwijs gebeurt dit door het personeel van de stad of het GO!. Het katholiek onderwijs kan enerzijds niet aan al de gegevens van zijn schoolbesturen en onze dienst heeft anderzijds te beperkte bestaffing voor een gelijkaardige dienstverlening.We zijn een belangrijke poot in het onderwijs, maar komen minder daadkrachtig over dan het officieel onderwijs. Vandaar, hoe duidelijker onze standpunten, hoe sterker onze positie. Hoe pakt het bisdom de uitdaging van een grootstedelijke omgeving aan? Dirk Van Rossem: Diversiteit is een belangrijk punt, ook vanuit de visietekst van de bisschop: ‘Hier ligt een bijzondere uitdaging en kans voor het onderwijs. Wat men niet leert als kind of jongere, zal men als volwassene niet ter harte nemen. Als katholieke gemeenschap willen we een proactieve rol spelen in de dialoog en de samenwerking tussen Kerken en godsdiensten.’ (Een houtskoolvuur met vis erop en brood, p. 67). Het concept van de dialoogschool en de openheid vanuit de eigenheid van het Katholiek Onderwijs is belangrijk. In de stad probeert men ermee om te gaan. Er wordt veel over samengekomen. Komt Paus Franciscus op het DSKO al eens ter sprake? Dirk Van Rossem: Men stelt inderdaad vast dat hij op korte termijn heel wat in beweging heeft gebracht in de katholieke wereld en
erbuiten. Zijn charisma en eenvoud spreekt veel mensen aan. Misschien toevallig, maar de Antwerpse diocesane reis heeft dit jaar Assisi als bestemming. Interview: Willy Bombeek Redactie: Rita Herdies
Curriculum Vitae Dirk Van Rossem ° 15 mei 1958, Kapellen Gehuwd, drie kinderen diploma Secundair Onderwijs, Wetenschappelijke A, 1976 Sint-Michielscollege Brasschaat 1981, diploma licentiaat in de wetenschappen, groep wiskunde met natuurkundige inslag en GHSO, KU Leuven 1981-1991 leraar wiskunde 1991-1992 directeur ad interim Instituut Heilig Hart Kalmthout 1992 – maart 1995 leraar wiskunde Sint-Jozefinstituut Essen Maart 1995 – 2009: directeur Sint-Jozefinstituut Essen 1999-2013: coördinerend directeur Katholieke Scholengemeenschap Noorderkempen 2009-oktober 2013: vrijgesteld coördinerend directeur KSN en stafmedewerker DIM Antwerpen (diocesane inrichtende machten)
VVKHO - Samenwerken vanuit identiteit: co-teaching, team-teaching en andere vormen 7 mei 2014 Thomas More Mechelen Vlaamse leraren zijn goed, en worden nog beter door samen te evolueren. Elk schoolteam ontwikkelt zich vanuit een eigen katholieke en pedagogische visie over ‘samen’-leven en ‘samen’-leren. Dit is vandaag geen evidentie, maar wel een uitdaging voor leraren (in opleiding) en iedereen die van dichtbij of van veraf betrokken is bij onderwijs. We geven tijdens deze onderwijsdag enkele mogelijkheden om zelf aan de slag te gaan. Wie dit verkent, zal ook aandacht hebben voor de organisatorische aspecten. Het traditioneel uitgangspunt is immers nog te vaak: ik ga met mijn leerlingen mijn klas binnen. Samenwerken is vanuit een modern schooleigen katholiek opvoedingsproject essentieel. Vanuit de grondtoon ‘leraar ben je nooit alleen’ geven we tijdens deze onderwijsdag concrete aanzetten om samen te werken aan ‘samenwerken’. We verkennen enkele concepten: van co-teaching tot team-teaching.
Voor meer info en inschrijven kan u steeds contact opnemen met
[email protected]
Overlijden van Norbert Van Broekhoven, voorzitter van het VVKHO In De Standaard van 1-2 februari 2014 las ik op de pagina met de overlijdensberichten: “Dankbetuiging Bij het overlijden van Norbert Van Broekhoven hebben zo ontzettend veel mensen hun medeleven betuigd. Wij spreken op deze manier onze welgemeende dank uit voor uw medeleven in de vorm van bloemen, brieven, kaartjes en bemoedigende woorden. Ook uw aanwezigheid bij het begroeten van Norbert en de uitvaart waren een grote steun en troost. Hij blijft altijd naast ons staan. Bedankt voor dit alles. Diane, Kris, Ine, Jonas, Lize, Wouter, Ben en familie”
En gelijk staken de emoties van na de uitvaartmis op 9 januari weer de kop op…en van bij het eerste telefoontje op 3 januari. Willy Indeherberge, voormalig algemeen directeur van de Katholieke Hogeschool Limburg, belde met de melding dat Norbert plots overleden was. Slechter kon 2014 niet beginnen, echt niet! Ik ben nog altijd even sprakeloos als toen ik die vrijdagochtend dat bewuste telefoontje kreeg, buiten aan de Geelse bibliotheek. En ik heb nog steeds geen woorden… maar zo is het leven soms… We schrijven 1994-1995. Het hogescholenlandschap maakte een revolutionaire verandering door met de vorming van een beperkt aantal grote hogescholen uit de meer dan 200 kleine hogeschooltjes van toen. Ook in Limburg. En ondernemer Norbert Van Broekhoven zat mee aan het stuur. Voor een kleine pion als mezelf in die nieuwe grote organisatie was de voorzitter in die begindagen alleen een naam, meer niet, ergens ver weg. Maar eind augustus 2005 op de KATHO-campus in Kortrijk en opnieuw voorjaar 2006 op de Hoogpoortcampus van de Arteveldehogeschool in Gent was ik in een andere hoedanigheid te gast in 2 bureauvergaderingen van het Vlaams Verbond van Katholieke Hogescholen. Toen werd die naam al een stuk een persoon voor mij. En wat voor een… Dat werd helemaal duidelijk, toen ik dicht bij hem en onder zijn hoede kwam werken. Het klikte meteen en hij gaf me zijn vertrouwen! Ook een Antwerpse Kempenaar van origine. Hij nam zijn taak van VVKHO-voorzitter, zoals al zijn andere zaken, zeer ter harte. Met een natuurlijk en alom gerespecteerd gezag begeleidde en verdedigde hij het Verbond in het sterk veranderende hogeronderwijslandschap. Daarbij kwam hij met veel overtuiging op voor de vrijheid van onderwijs, de solidariteit tussen de vrije, katholieke hogescholen, en het christelijk geïnspireerd gedachtegoed. Als entrepreneur erkende hij ook het belang van het medezeggenschap van het personeel. Hij was een energieke werker en grote verdediger van het Verbond, maar had vooral een warme en zeer toegankelijke persoonlijkheid. Hij lag mij heel na aan het hart en heeft mij altijd door dik en dun gesteund…een ware brother-in-arms. En nu moest ik aan het begin van het nieuwe jaar ineens naar zijn begrafenis…en ik ben sowieso al slecht in afscheid nemen, laat staan in het “ultieme afscheid”…Zo snel kan het allemaal gaan, het zij zo… Het was een heel mooie afscheidsviering. Mooie, oprechte en complementaire toespraken ook. De mooie zang van de solist van dienst ontroerde en troostte. Ja, Norbert blijft altijd ook naast ons staan en we zullen hem nooit vergeten!
Wilfried Van Rompaey, Secretaris-generaal VVKHO
maart 2014
9
Bekijk alle details op agendasecundair.licap.be
Onze studieplanner is een ideale aanvulling op uw digitale agenda
Een uitgebreid aanbod:
A4-formaat:
A5-formaat:
multiplanner
dagplanner
weekplanner studieplanner
Onmisbaar voor een succesvol schooljaar! 2014-2015
schoolagenda Alle agenda’s kunnen worden gepersonaliseerd op maat van uw school. Voor meer uitleg of om een persoonlijke afspraak te maken, contacteer ons: Licap cvba, Guimardstraat 1, 1040 Brussel, tel. 02 509 96 05,
[email protected]
SECUNDAIR ONDERWIJS
werken aan een verbindend schoolklimaat
Een uitdaging voor elke school
V
oor de meeste directies, leraren en ondersteunend personeel is werken op een school elke dag opnieuw een boeiende uitdaging. Moeilijker wordt het wanneer leerlingen normovertredend gedrag stellen. Meestal is dit van voorbijgaande aard en kadert het in de puberteit. Soms heeft het een signaalfunctie en wijst het op een onderliggende problematiek. Dit artikel is een pleidooi voor een schoolbeleid dat herstelgericht omgaat met normovertredend gedrag. Leraren ervaren dagelijks hoe moeilijk het kan zijn om het normovertredend gedrag van leerlingen efficiënt aan te pakken. Ze proberen eisen te stellen en de toepassing ervan af te dwingen met sancties, maar ervaren dat blijven sanctioneren tot het gewenste gedrag is bereikt, niet altijd lukt. Integendeel, het kan leiden tot een verstoorde relatie tussen leerlingen en leraar en een vicieuze cirkel. Scholen kunnen de efficiëntie van hun leerlingensanctiebeleid verhogen door in te zetten op de kwaliteit van de pedagogische relaties. De leerling moet zich positief verbonden weten met de school, met de leraar. Wederzijds respect is hierbij een vaste waarde. Door voortdurend in te zetten op het werken aan goede relaties en dialoog kan rond normovertredend gedrag een context worden gecreëerd die “herverbinding” mogelijk maakt. Hierbij wordt niet de dader afgekeurd, wel zijn daden. En waar mogelijk zal men steeds proberen om de schade, de verbroken relatie te herstellen. In wat volgt beschrijven we hoe scholen werk kunnen maken van een verbindend schoolklimaat, wat er van directies en leraren verwacht wordt en hoe hieraan in de dagelijkse praktijk invulling kan gegeven worden. Daarnaast gaan we kort in op het benaderen van conflicten in een verbindend schoolklimaat.
Wat is een verbindend schoolklimaat? Een verbindend schoolklimaat is een schoolklimaat waarin iedereen (leerlingen, personeel, ouders) de moeite waard is en wordt gewaardeerd om wie hij is, om wat hij kan en om wat hij doet, binnen zijn eigen mogelijkheden en binnen de afgesproken kaders van de school. Of het nu gaat om leerlingen, leraren,
ondersteunend personeel of directie, mensen voelen zich pas helemaal geaccepteerd als wordt voldaan aan de volgende basisbehoeften: zich veilig voelen, een inbreng hebben en relaties kunnen aangaan. Het tegemoet komen aan deze behoeften valt binnen de professionele verantwoordelijkheid van directies en personeelsleden. Daarom is er bijvoorbeeld extra aandacht voor de fysieke veiligheid in praktijklokalen. Maar scholen investeren ook in sociale veiligheid. Is er ruimte voor eigen inbreng en een afwijkende mening? Hoe wordt met pestgedrag omgegaan? Is er een goed zorgbeleid en hoe functioneert de schoolraad? In een school die verbinding centraal stelt, voelen leerlingen zich veilig. Waar dat kan krijgen ze invloed, telt hun mening, denken ze mee. Hierdoor ervaren leerlingen hun betekenis voor anderen. Omgekeerd geven leerlingen in zo’n context vertrouwen terug, zodat leraren zich gerespecteerd voelen. Door die wisselwerking ontstaat een voedingsbodem voor respectvolle, persoonlijke relaties. Leraren kunnen in hun didactische werkvormen, via samenwerkend leren, door aandacht voor cultuur, voorwaarden creëren die persoonlijk contact stimuleren. Een verbindend schoolklimaat is elke dag zichtbaar in de gewone klassituatie, in de lerarenkamer en in contacten met ouders.
Hoe kan een school werk maken van een verbindend schoolklimaat? Een school die werk wil maken van een verbindend schoolklimaat, voert een proactief beleid op sociaal-pedagogisch terrein. Zo’n schoolklimaat kan enkel succesvol tot stand
komen indien directie en personeelsleden ook werk maken van de communicatie op school, meer bepaald van verbindende communicatie. Verbindende communicatie heeft als doel het bevestigen en verstevigen van relaties. In de praktijk zal men in een verbindend schoolklimaat het gedrag van een leerling eerst bespreken en duiden, voor men aan sanctioneren begint. Directie en personeel zullen zichzelf steeds afvragen welk gedrag men gezien heeft, over welke grens de leerling is gegaan en wat dat gedrag met het directieof personeelslid doet. Relaties staan dus centraal in een verbindend schoolklimaat. De school richt zich steeds op het bouwen, behouden en versterken van die relaties omdat zij de basis zijn voor een gemotiveerd en productief leerproces op school en in de klas. Onaanvaardbaar leerlingengedrag zal men ook eerst proberen aan te pakken door te werken aan relaties. Men kiest in een verbindend schoolklimaat expliciet voor het herstelgericht benaderen van conflicten.
Hoe kan de leraar het verschil maken in een verbindend schoolklimaat? In een verbindend schoolklimaat proberen leraren het verschil te maken door naast les te geven bewust in te zetten op het werken aan de sfeer en de relaties in de klas. Dit wil geenszins zeggen dat leraren geen grenzen meer stellen of structuur aanbieden. Integendeel, leerlingen hebben sterk nood aan grenzen, maar in een verbindend schoolklimaat zullen leraren vooraf nadenken over en handelen in functie van het voorkomen van mogelijk normovertredend gedrag. Ze streven naar een “ideale” combinatie van sturend en steunend optreden. Wanneer sturen en steunen in evenwicht zijn, leidt dit tot een gezond pedagogisch klimaat waarin leerlingen ervaren dat er met hen wordt gepraat en gewerkt in plaats van dat ze opdrachten krijgen die ze zonder meer moeten uitvoeren. Ze ervaren een veilige leeromgeving doordat er iemand is die zich verantwoordelijkheid stelt voor wat er gebeurt. Zolang het goed gaat is het niet moeilijk om
maart 2014
11
verbindend te werken. Zaak is om ook tijdens problematische situaties te werken vanuit een combinatie van steunen en sturen. Daarnaast zijn er ook grote verschillen tussen leraren. Sommigen zijn sterker in het sturen, anderen in het steunen. Mensen kunnen elkaar daarin aanvullen. Een goed lerarenteam bestaat uit mensen met verschillende kwaliteiten. In een verbindend schoolklimaat is hun gemeenschappelijke kwaliteit dat ze het belang van de leerling steeds centraal stellen, dat men naar elkaar luistert, elkaar steunt en elkaar aanvult.
Mogelijke herstelinterventies Herstelinterventies leiden, indien mogelijk, tot herstel van de schade en het bevorderen van de (her)integratie. Het resultaat van elke herstelgerichte methodiek moet zijn wat alle belanghebbenden zijn overeengekomen of nodig achten voor een oplossing.
We geven hieronder een aantal herstelgerichte werkvormen weer. Ze bewegen zich op een continuüm van informeel naar zeer formeel (herstelgericht groepsoverleg, hergo).
informeel
formeel
Focus op herstel Een verbindende school zal normovertredend gedrag, of het nu gaat over normaal pubergedrag of een zwaar incident, herstelgericht benaderen. Ze treedt tegen normovertredend gedrag op door een hoge mate van controle, maar ze combineert dit met een hoge mate van zorg en steun. Men gaat in dat geval samen met de betrokkenen op zoek naar oplossingen voor het conflict. De dader neemt hierbij expliciet zijn verantwoordelijkheid op. Vanuit een herstelgerichte benadering legt men de focus op de schade. Een herstelgerichte benadering beoogt het herstel en de compensatie van de schade en het leed dat door de feiten werd veroorzaakt. Het gaat hierbij om alle vormen van schade waarop een herstellend antwoord kan worden gevonden: schade die bij de slachtoffers op materieel en emotioneel vlak teweeggebracht werd, de psychosociale gevolgen, de eventuele relationele gevolgen en problemen in de onmiddellijke omgeving. Echter ook de schade die de dader aan zichzelf en aan zijn directe omgeving aangebracht heeft, wordt in rekening gebracht. Er kan ook aandacht besteed worden aan de publieke en maatschappelijke gevolgen van de daad, bv. op het schoolleven. De feiten berokkenen dus niet alleen schade aan individuele slachtoffers, maar brengen ook schade toe aan het samenleven, bv. vandalisme, negatieve impact op de sfeer en de samenhorigheid in de klas. Een school kan een herstelgerichte maatregel niet opleggen, en ook de uitkomst ervan kan niet afgedwongen worden. Een school kan enkel het aanbod doen aan dader en slachtoffer om het conflict op te lossen via herstelgerichte maatregelen. Het proces staat hierbij steeds centraal. De dader wordt op een directe manier in contact gebracht met de gevolgen van zijn gedrag en hij wordt gevraagd om zijn verantwoordelijkheid op te nemen. Het proces volgt de behoefte(n) van het slachtoffer/de slachtoffers. Het zal een sterke leerervaring blijken te zijn voor de dader.
12
maart 2014
expressie van gevoelens
interactie op gevoelsniveau
spontane kleine conferentie
Herstelgerichte methodieken vragen van de directie, leraren en andere personeelsleden een aantal specifieke vaardigheden, met name op het vlak van de communicatie. Naarmate de aard van de overtreding ingrijpender is, en de interventie dus formeler wordt, wordt meer deskundigheid vereist van de school. Dat geldt met name bij voorbereidende gesprekken van het herstelgericht groepsoverleg, maar nog meer bij het leiden ervan. Een hergo wordt steeds geleid door een opgeleide moderator. In bepaalde regio’s kunnen scholen een beroep doen op een hergo-moderator via de pedagogische begeleidingsdienst of het CLB. In sommige scholengemeenschappen zijn er ook personeelsleden opgeleid tot moderator. Zij kunnen eventueel schooloverstijgend worden ingezet. Ook het VVKSO speelt in op vragen van scholen om een hergo te begeleiden.
kringgesprek met grote groep
hergo
Meestal is dat niet het grote punt. Iedereen herkent zich wel in de grote principes van verbondenheid. Het grote punt is om iedereen ervan te overtuigen dat verbindend werken het kader is van waaruit op school gewerkt wordt. De eis dat iedereen altijd verbindend werkt, is immers niet waar te maken en in tegenspraak met het model. Omgaan met normovertredend gedrag lokt ook emotionele reacties uit; daardoor komt men weleens in meer sturende of “repressieve” reacties terecht. Het gaat er in een verbindend schoolklimaat wel om steeds weer een stap naar het ver-bindende te zetten en de goede relaties met iedereen na te streven en indien nodig te herstellen. Het verbindende is dé leidraad doorheen het samenleven op school. De invoering van een verbindend schoolklimaat m.i.v. herstelgericht werken gebeurt vanuit de bestaande schoolcultuur, het bestaande zorgbeleid en orde- en sanctiebeleid.
Een school kan een herstelgerichte maatregel niet opleggen, en ook de uitkomst ervan kan niet afgedwongen worden. Een school kan enkel het aanbod doen aan dader en slachtoffer om het conflict op te lossen via herstelgerichte maatregelen. Het proces staat hierbij steeds centraal.
Invoering op de school Het besluit om verbindend te werken is enkel effectief wanneer er de bereidheid en de intentie van alle betrokkenen is om op te schuiven naar een verbindend schoolklimaat en herstelgericht werken.
Vanuit een evaluatie van bv. het orde- en tuchtbeleid maakt de directie i.s.m. het personeel keuzes bij de invoering: ‘Welke waarden en normen willen we als school uitdragen?’, ‘Wat gaat goed?’, ‘Wat kan beter?’, ‘Wat willen we nog meer?’, ‘Tot welke acties gaat dit leiden?’. Op basis van de antwoorden moet een duidelijke visie met planning ontwikkeld
worden. Er moeten heldere kaders rond het omgaan met leerlingen en het gewenste schoolklimaat uitgetekend worden en men moet nadenken over de ondersteuning en de vorming van het ganse team (voor meer informatie hieromtrent kan de school steeds een beroep doen op de pedagogische begeleiding). Naarmate het traject vordert, worden leerlingen, ouders en instanties waarmee de school samenwerkt, betrokken. Wanneer die betrokkenheid toeneemt, nemen mensen meer verantwoordelijkheid en ontwikkelen zich betere contacten. ‘De school’ wordt onder collega’s en leerlingen ‘onze school’. Een school moet de tijd nemen om dit schoolmodel in te voeren. Een eerste grote stap in de richting van een verbindende school is een grote verandering in het denkpatroon over normovertredend of asociaal gedrag van leerlingen.
Ten slotte Het VVKSO beseft ten volle dat scholen bij de invoering van het concept van een verbindende school en herstelgericht omgaan met conflicten meer nodig hebben dan dit artikel. Meer informatie kan men vinden in de Mededeling van 9 december 2013 betreffende “Herstelgericht werken in een verbindend schoolklimaat” (M-VVKSO-2013-041). Katrien Bressers Stafmedewerker Dienst Leerlingen en Schoolorganisatie Tel. 02 507 07 25
[email protected]
SCHOOLBESTUREN voorjaarsseminarie voor bestuurders VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJS Bisdom Datum Lesplaats Gent woensdag 12 maart 2014
Diocesaan Onderwijsbureau, Marialand 31, 9000 Gent
Brugge donderdag 13 maart 2014
D’Abdij, Baron Ruzettelaan 435, 8310 Assebroek-Brugge
Hasselt maandag 17 maart 2014
Diocesane Onderwijsdiensten, Tulpinstraat 75, 3500 Hasselt
Mechelen-Brussel dinsdag 18 maart 2014
Pastoraal Centrum, Varkensstraat 6, 2800 Mechelen
Antwerpen dinsdag 25 maart 2014
DSKO, Noorderlaan 108, 2030 Antwerpen
telkens van 19 u. tot 21.30 u.
Thema’s Goed communiceren – Betrokkenheid creëren in het bestuur - Scholenbouw 2014 capita selecta – Procederen of bemiddelen? – De geschikte directeur selecteren – Identiteit en schoolbestuur
Meer info en inschrijven: surf naar www.nascholing.be/voorjaarsseminarie (gebruik uw persoonlijke inlogcode) Hulp nodig bij inschrijven? Helpdesk nascholing:
[email protected] – tel. 02 507 07 80 Zie ook het artikel in Forum 2014, nr. 2 (februari)
maart 2014
13
INTERNATEN
je leven lang blijven leren Verdieping en intervisie aan zee
I
n dit artikel gaat het over de noodzaak een leven lang te leren. “Life long learning” is de geijkte term en dat doen we bij de Dienst Internaten met het vormingsprogramma dat we elk jaar opnieuw aanbieden. Er is onze nationale studiedag die elk jaar begin oktober plaatsvindt en die wordt gevolgd door de regionale studiedagen op de vrijdagen van de maand november en die vinden plaats in elk bisdom. veel meer… Peter Engelborghs, de begeleider van deze seminaries, legt zijn oor te luisteren bij de deelnemers en bepaalt samen met hen de inhoud. Er wordt gewerkt met verschillende werkvormen en technieken. Wij weten in alle geval dat de combinatie van de uitstekende locatie met de omgeving (de zee, het strand, waar tussendoor ook aandacht voor is) en een goeie groep met een prima begeleider ervoor zorgen dat de mensen elk jaar willen terugkomen en verder aan verdieping en intervisie willen doen.
Over onze nationale studiedag kon u al een bijdrage lezen in Forum van december: het was een samenvatting met de hoofdlijnen uit de voordracht van prof. Dirk De Wachter onder de veelzeggende titel “Wij zijn ziek van geluk”. Tijdens de regionale studiedagen in de verschillende bisdommen (Sint-Niklaas 8 november, Duffel 15 november, Sint-Truiden 22 november en Brugge 29 november) hadden we verschillende sprekers die een beklijvende boodschap brachten (o.a. Noël Selis, Hendrik Gaublomme, Philip Brinckman) en daarmee hadden we al een flinke portie vorming gehad in het eerste trimester. Misschien zeggen cijfers in dit geval meer dan woorden..: op onze nationale studiedag in Mechelen telden we 330 aanwezigen en ook de regionale studiedagen konden op veel belangstelling rekenen: die waren goed voor nog eens 340 deelnemers.
14
maart 2014
Wij vroegen enkele deelnemers naar hun indrukken: Marc Peeters, internaatsbeheerder van het internaat Kindheid Jesu in Schoten, was dit jaar voor de 7de keer mee op het seminarie aan zee. Marc is ook voorzitter van de Pedagogische Commissie, die elk jaar onder andere de thema’s van de nationale en de regionale studiedagen en de vormingsprogramma’s mee uitdenkt.
© David Deleu
Tijdens de eerste drie maanden van het nieuwe jaar hebben we gewoontegetrouw de drie seminaries aan zee voor beheerders. Daaraan nemen elk jaar zo’n 40 à 45 internaatsbeheerders deel. Dat is bijna de helft van onze beheerders en dat is toch wel een succes als je bijna 50 % van je beheerders kan bereiken met zo’n kadervorming! Deze seminaries voor internaatsbeheerders vormen een ijzersterke formule die gespreid over drie sessies elk jaar drie groepen van ongeveer 15 beheerders samenbrengen in een picobello omgeving aan zee met aandacht voor een greep uit de veelheid van de dingen waar je als beheerder elke dag mee geconfronteerd wordt: visie (je opvoedingsproject of missie), aspecten van het personeelsbeleid, je opvoeders coachen, groepsvorming en groepsdynamica, je mensen motiveren, functiebeschrijving en functioneringsgesprekken, de deontologie van de internaatsmedewerkers, je inspiratiebronnen (waarom doe je het en waarvoor?, omgaan met moeilijuk gedrag in het internaat en nog
Vitaminen en calorieën
Marc zegt ons het volgende over het jaarlijkse seminarie aan zee: “Voor de 7de keer op rij neem ik deel aan de driedaagse vorming voor beheerders. En telkens weer kijk ik vooraf al lang uit naar de start van dit seminarie waar je een bord vol vitaminen en calorieën voorgeschoteld krijgt. De vitamientjes zijn dan vooral de input die je krijgt dank zij het rijkelijk gevuld programma, waarvoor de deelnemers vooraf bevraagd werden en items of werkterreinen mochten voorstellen, toegespitst op 3 niveaus : eigen vorming, verrijking en leiderschap, vorming rond je team en de organisatie/werking van je internaat en tenslotte vorming in functie van onze internaatsjongeren. De calorieën zijn de vele momenten waarop je met collega’s al tafelend of met een streekbiertje in de hand, met een lach en een traan, ervaringen en concrete situaties kan uitwisselen uit het internaatsleven. Het geheel is een mix van inspanning en ontspanning, herbronnen en reflecteren maar vooral een vitaminenbom die je een jaar lang voorziet van de nodige energie.”
Sterke band tussen beheerders onderling Brigit Pille is internaatsbeheerder in Regina Caeli in Dilbeek en zij ging dit jaar voor de 6de keer mee.
Zo’n seminarie staat of valt met de coach. De aanpak van Peter Engelborghs wordt erg gewaardeerd omdat hij steeds vertrekt vanuit de thema’s die de deelnemers zelf aanbrengen.
te pakken om zo te komen tot een even geslaagd resultaat. Dus alles welbeschouwd is het niet slecht om die beheerders die dagelijks aan het wroeten zijn, even stil te leggen, wat te laten nadenken en ze met de nodige bagage terug op het pad te sturen.”
Batterijen weer opgeladen voor een jaar
© David Deleu
Rik Boutsen is internaatsbeheerder in het internaat van het Klein Seminarie in Hoogstraten. Hij verwoordt zijn indrukken als volgt:
v.l.n.r. Greet Kerkckhof, Arlette Van Tilt, Jo Kums en Sabine Desoete.
“In september 2008 stapte ik in de functie van internaatsbeheerder en werd meteen ondergedompeld in een veelheid aan taken. Een heel afwisselende en boeiende job, maar ook tijdverslindend. Toen me aangeraden werd om deel te nemen aan het seminarie voor beheerders was mijn eerste reactie: “Dit jaar nog niet, dat zie ik echt niet zitten.” Gelukkig hebben collega’s me weten te overtuigen om het toch te doen, want het was een fantastische ervaring. Ik leerde er een enthousiaste groep internaatsbeheerders kennen. Het uitwisselen van ervaringen, het praten met collega’s die hetzelfde meemaken –want het moet gezegd, onze job blijft een eerder zeldzaam gegeven- het plezier ook dat we samen maken, zorgen ervoor dat ik geen enkel seminarie nog wil missen. Ik bouwde ondertussen een sterkere band op met enkele van de beheerders van mijn regio. Dat maakt dat ik ook gedurende het werkjaar terecht kan met praktische vragen en zorgen. Bovendien is het ook een leerrijke ervaring. Elk jaar (ondertussen heb ik 6 seminaries meegemaakt) neem ik nieuwe professionele inzichten mee naar huis. Ik leerde mezelf in vraag stellen als beheerder: mijn sterke kanten, mijn valkuilen, mijn werkpunten. Ook wat betreft teambuilding doe ik altijd wel nieuwe inspiratie op. Het internaat staat of valt immers met je opvoedersteam. Het is dus belangrijk om voortdurend te werken aan een goede teamsfeer. Het is echter niet evident om steeds iets nieuws te verzinnen en de kans is dan groot om de aandacht te laten verslappen. De sessies op het seminarie zijn voor mij een dankbare bron van inspiratie, informatie en
oefening. En het feit dat je dat kan delen met collega’s die gelijkaardige teams hebben is uiteraard een groot voordeel. Een derde pluspunt tot slot is dat je het internaat even moet loslaten. Vooral de eerste keer vond ik dat moeilijk. Ik mocht echter ervaren dat mijn team het internaat ook zonder mij enkele dagen perfect kan runnen. Gelukkig maar! Als het aan mij ligt, zal ik dus geen enkel seminarie overslaan!” Zuster Hilde Bosmans is internaatsbeheerder in het Don Bosco-internaat in Wijnegem. “Dit jaar nam ik voor de vijfde keer deel aan de driedaagse sessie voor beheerders (aan zee). Dit laatste tussen haakjes want door het drukke programma ligt het accent niet zo direct op zee. De driedaagse is een interessante ervaring waar je samen met je collega beheerders stil kunt staan bij je denken, je functioneren, je bezig zijn als beheerder. Een reflectie over jezelf , over hoe je werkt in een team of in contact met anderen. Het zijn vooral aanzetten tot, want de tijd is ook beperkt. Daarbuiten is het ook een uitstekende kans om te kunnen netwerken, om nieuws uit te wisselen, om anekdotes te vertellen of raad te vragen over iets dat op jouw internaat dan primeert. Tijdens deze laatste sessie zei de begeleider tegen ons na een “doe”sessie: “met één woord omschrijf ik jullie als ‘wroeters’”. Neen dit was niet negatief bedoeld maar wel in de zin van: jullie zijn mensen van actie, van bezig zijn, van problemen te moeten oplossen, van te kijken naar een situatie en die dan aan
“Wat bezielt een prille vijftiger (waarvan een kwart eeuw werkzaam in de Noorderkempen, een derde als beheerder-directeur), om ieder jaar gedurende drie dagen naar ‘het zeetje’ te trekken? Om aldaar zijn kennis bij te schaven. Het thuisfront denkt dat meneer drie dagen op vakantie gaat, en ginder enkel geniet van de geneugten des levens. Eerlijkheidshalve moet ik wel toegeven, dat dit ook wel klopt voor een klein deeltje van het verhaal. Want de zes keren dat ik dit heb mogen meemaken, werden we goed in de watten gelegd door de lokale middenstand. Waarvoor mijn oprechte dank. Maar daarvoor moeten we niet naar Vlaamse kusten trekken. Wat maakt dit dan voor mij zo interessant? Belangrijk voor mij zijn de collega’s die ik ieder jaar terug zie. En het mag gezegd, na al die jaren ken je mekaar en weet je ook wat je aan mekaar hebt. Soms kan het deugd doen om de ‘wilde verhalen’ van andere internaten te horen. Zo besef je, dat je niet alleen bent die geconfronteerd wordt met vervelende ouders, internen, studieproblemen, zieke collega’s, ... . Want als eindverantwoordelijke is het soms toch maar eenzaam boven in de top van de boom. Informatie uitwisselen onder collega’s directeurs op informele wijze, al dan niet gekruid, ontbreekt absoluut niet op deze vormingen. Maar alles wordt in goede banen geleid door de vormingswerker. De eerste keren waren vrij theoretisch, waar ik toch wel enkele punten van meegenomen heb naar mijn internaat en daar ook toegepast heb. De daarop volgende keren hadden we als groep meer inspraak in het programma, en dat werd beter gesmaakt. Maar, naar het schijnt, is onze groep een ‘wroetersgroep’. Als we iets moeten uitvoeren (liefst aan zee), zal dit wel in orde komen, zonder al te veel overleg en chaotisch. Maar het mag gezegd: steeds met een goed resultaat. Als je zes jaren deelgenomen hebt aan deze vorming, dan zie je ook collega’s andere horizonten opzoeken, en zie je er anderen komen. Je vraagt je dan wel eens af: ‘Zijn wij dan toch uit speciaal hout gesneden om deze job vol te
maart 2014
15
houden?’ Ik ga hierop geen antwoord geven, dat laat ik aan mijn collega’s over. Maar ieder jaar als ik terug kom van zee, zijn mijn batterijen voldoende opgeladen, om er weer met volle kracht tegen aan te gaan. En weer uit te kijken naar het volgende jaar...” Jan Willems en Anja Dingenen Dienst Internaten
Voor de nabije toekomst: een pedagogisch begeleider voor internaten De Dienst Internaten werft een Pedagogische Begeleider voor Internaten (een PBI) aan. In scholen is dat al lang een vertrouwd gegeven: men heeft daar pedagogisch begeleiders in twee soorten: er zijn schoolbegeleiders en er zijn vakbegeleiders. Schoolbegeleiders staan een school in haar geheel bij in bepaalde projecten, bijvoorbeeld het werken aan eigen pedagogisch project of een missie voor de school waarin die haar identiteit uitdrukt en de waarden en normen waarvoor ze als school willen staan. Een vakbegeleider zorgt, zoals het woord zelf zegt, voor de begeleiding van een vak of een vakwerkgroep op het vlak van de leerinhoud, de didactiek, de werkvormen en de evaluatie van de leerstof via overhoringen en examens. Nu komt er dus ook een Pedagogisch Begeleider voor Internaten en die gaat de internaten bijstaan in het werken aan visie en kwaliteitsontwikkeling en die PBI zal ook samen met de Dienst Internaten instaan voor de organisatie van vorming: de nationale en de regionale studiedagen en vormingsprojecten rond bepaalde thema’s die ons interessant lijken voor opvoeders en beheerders: vormingen rond leerbegeleiding bijvoorbeeld, vormingen rond grensoverschrij-
dend gedrag bij internen, omgaan met moeilijke internen, seminaries voor beheerders en ook voor opvoeders waar zij stilstaan bij thema’s als “mijn opvoedersstijl”, de functiebeschrijving van de opvoeder, de deontologische code en zo meer.
ZELFEVALUATIE: zelfkennis als begin van de wijsheid De PBI zal zich ook bezig houden met zelfevaluatie in de internaten. Dit is de voorbije jaren een belangrijk instrument geworden in de kwaliteitsontwikkeling. Kwaliteit op internaat heeft allicht te maken met de kwaliteit van het eten dat ze daar elke dag op tafel brengen, maar kwaliteit op internaat heeft met veel meer en veel andere zaken te maken: werken vanuit een visie op opvoeding gelinkt aan de kenmerken van de samenleving van vandaag, het teamgericht werken, de communicatie tussen de opvoeders en de beheerder, het omgaan met straffen en belonen op internaat, de participatie op internaat: hebben de internen iets in de pap te brokken: wordt er geluisterd naar hun mening en doet die ertoe? In sommige internaten functioneert een internenraad, in sommige internaten is er zelfs een ouderraad en hebben de ouders dus inspraak, bijv. over de regels in het internaatsreglement of i.v.m. het gsm-gebruik en het gebruik van computers of I-pads en het internet. In een zelf evaluatie worden al die dingen bevraagd.
© David Deleu
Pedagogische studiedag op internaat Soms moeten de internaatbeheerders tijdens zo’n seminarie zich inleven in allerlei situaties, zoals blijkt uit deze foto...
De PBI kan ook ingeschakeld worden voor de organisatie van een pedagogische studiedag of een halve dag in het internaat. De internaten kunnen bijvoorbeeld op zo’n studiedag een interne vorming opzetten met het eigen internaatsteam over het thema “nieuwe sociale media op internaat” of “het gebruik van internet op internaat: vrijheid-blijheid of regels en duidelijke afspraken”. De PBI wil vraaggestuurd werken: als jouw team met een vraag of een probleem zit of blijft zitten, dan is de PBI een mogelijke raadgever op wie jouw beheerder en jouw team een beroep kunnen doen.
© David Deleu
J.W. en A.D.
De hele groep beheerders aan zee in de regen: v.l.n.r. Greet Kerckhof, David Deleu, Jan Houttekier, Sabine Desoete, Arlette Van Tilt, Greet Floré, Barbara Debonne, Rita Lybaert, Andries Vander Plaetse, Jo Kums, Marc Peeters, Hedwig Vanlangenaeker en Willy Vertessen.
16
maart 2014
Een blik aandacht en empathie geraakt worden in merg en been een traan van bewogenheid een woord van verontwaardiging medeleven concrete steun is als een druppel … Deze druppel in een zee van ellende is geen druppel op een hete plaat maar een spat nieuw leven in de troebele wateren van chaos, ellende en dood. Elke druppel brengt een deining van verbondenheid teweeg. Een druppel maakt een wereld van verschil in een wereld van onverschilligheid.
© UM
Vasten: een druppel, een golf, een oceaan. Kathleen Boedt
God daagt ons uit om van onze woorden daden te maken. Ons spreken over ARMOEDE wil Hij zien worden tot een opkomen voor hen die onder de armoedegrens leven. Ons denken rond VERGEVEN wil Hij zien worden tot een verdedigen van hen die nieuwe kansen moeten krijgen. Ons omgaan met BIDDEN wil Hij zien worden tot een spreken met Hem over de waarden van het leven. God wil 40 dagen lang samen met ons woorden tot daden maken.
© UM
Antoon Vandeputte
Bestellen van bezinningskaarten bij Uitgeverij Muurkranten (UM), Monnikenwerve 1, 8000 Brugge • tel. 050 31 26 01 • fax 050 31 05 50
[email protected] • www.muurkranten.be • Prijs per stuk: € 0,50 (korting vanaf 25 ex.). Verzendingskosten: € 3,95.
PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
gras groeit niet door er aan te trekken De school vanuit christelijke inspiratie oriënteren naar duurzame ontwikkeling
E
Onder het ruisen van de bomen
linda werkt nog buitenshuis als pedagogisch begeleider schoolpastoraal in het Bisdom Gent.
De deels gerestaureerde vierkantshoeve in Ophasselt getuigt van een lang verleden, maar schenkt tegelijkertijd aan elke passant een blik naar een duurzame toekomst.
De naam van hun zorgboerderij is geïnspireerd op de familienaam van Patrick, maar heeft ook een symbolische betekenis. Het koppel heeft de oude boomgaard heraangeplant met hoogstamfruit en legde rondom groene boomgordels en hagen aan als dam tegen de erosie van de grootschalige landbouw. Maar het ‘ruysschen’ van de bomen zoals Stijn Streuvels het in zijn romans beschrijft, is ook kenmerkend voor de rust en stilte die hier heersen. En is het niet in die ‘zachte bries’ dat iets van het transcendente oplicht, van ontvankelijkheid en verwondering om het onverwachte, zoals het zich aan Elia openbaarde in 1 Kon 19,12. Allen die hier op bezoek komen evenals de jongeren die op time-out zijn, vinden aldus niet alleen letterlijk voedsel maar ook geestelijk onderdak.
Vanuit de ontvangstruimte heb je zicht op de door bomen omzoomde velden waar je in de zomer het ruisen van de wind door de bladeren kunt horen. De muren van de centraal geplaatste bakoven geven een aangename warmte door, net als de gastheer en gastvrouw van ‘De Ruisgaard’. De zintuigen van bezoekers worden verwend met een dikke snede meergranenbrood, een dampende kom soep en een stuk mattentaart van het huis. Ook het appelsap van de boomgaard, de verschillende soorten granen en bakbloem zijn producten van de intensieve arbeid en oogst van het afgelopen jaar. Het accent van de boerderij ligt niet op een commercieel productieproces maar op vorming en educatie: zowel kinderen als volwassenen kennis laten maken met de kringloop van graan tot brood, van veld tot bord, van melk tot kaas... Het doet hen als consument anders kijken naar voedsel en landbouwproducten. Van huis uit is Patrick geworteld in de boerenstiel. Net als zijn echtgenote Bellinda studeerde hij godsdienstwetenschappen en was jarenlang leraar. Maar vijftien jaar geleden kon het koppel een oude droom realiseren met de aankoop van een boerderij die ze sindsdien zo authentiek mogelijk verbouwen en uitbouwen als kleinschalig landbouwbedrijf. Patrick is momenteel voltijds boer en Bel-
18
maart 2014
© Els De Smet
en artikelenreeks in de tijdschriften van het VSKO wil de scholen informeren over duurzame ontwikkeling en educatie voor duurzame ontwikkeling met voorbeelden uit het onderwijs en daarbuiten. In dit artikel maken we kennis met Patrick Ruysschaert en Bellinda Staelens die vertellen over hun ecologische en educatieve zorgboerderij in Ophasselt waar mensen weer op verhaal kunnen komen. Hun getuigenis over ‘De Ruisgaard’ is een maatschappijkritisch èn spiritueel verhaal over groeikracht, verbondenheid en aandacht voor innerlijke tijd. Het artikel kan heel wat input bieden aan scholen die zich vanuit een christelijke inspiratie wensen te oriënteren naar duurzame ontwikkeling.
Onder het ruisen van de bomen in de boomgaard met hoogstamfruit
Een spiritueel verhaal Op de muur in de bezoekersruimte staat in zeven grondgedachten uitgeschreven wat de achterliggende visie van ‘De Ruisgaard’ is. Het is deze inspiratie die in het dagelijks leven en de activiteiten op de zorgboerderij concreet vertaald wordt: Grondverbonden en bezield leven als een bescheiden rentmeester, met de maat van het genoeg, de winst van het gratuite, het ritme van de stilte, en de onmacht en kracht van het kleine.
Duurzame ontwikkeling (DO) voorziet in de behoeften van de huidige generaties zonder daarmee de mogelijkheden voor toekomstige generaties in gevaar te brengen om ook in hun eigen behoeften te voorzien. Educatie voor duurzame ontwikkeling (EDO) is leren denken over en werken aan een leefbare wereld, nu en in de toekomst, voor onszelf en voor anderen, hier en elders op de planeet.
Welke zijn de kernactiviteiten van De Ruisgaard? Bellinda Staelens: In de eerste plaats zijn we een ecologische boerderij die kiest voor een kleinschalige en duurzame landbouw, met aandacht voor milieu en leefomgeving. We dragen als zorgboerderij ook zorg voor mensen in nood en willen hen via een
model voor de toekomst. Eigenlijk kan je onze zeven grondgedachten goed vergelijken met het opvoedingsproject van een school, het is de GPS die ons handelen en onze keuzes oriënteert. Welke inspiratie ligt aan de basis van de werking van De Ruisgaard? Bellinda Staelens: Wij kiezen er vanuit ons geloof bewust voor om als een goede rentmeester met de schepping om te gaan. Als zorgboerderij hebben we ook aandacht voor de meest kwetsbaren en willen we hen een hoopvol perspectief en nieuwe toekomstkansen bieden. Dit kan via een time-out of zinvolle dagbesteding in een moeilijke levensperiode. Zo vinden mensen soms de kracht om hun leven weer op de sporen te krijgen, om op te staan uit onrecht of wanhoop, om te blijven geloven in het goede. Dat zou je ons verrijzenisgeloof kunnen noemen.
Wat betekent verbondenheid voor jullie? Bellinda Staelens: Die situeert zich zowel in de ruimte als in de tijd. Het eerste wordt goed samengevat in een gezegde van Wervel (Werkgroep voor rechtvaardige en verantwoorde landbouw): ‘Denk globaal, eet lokaal’. We zijn er ons van bewust dat al wat we doen gevolgen heeft voor mens en milieu hier en elders, en dat we dus daar ons handelen moeten op afstemmen. Het kan niet dat het Zuiden de prijs betaalt voor onze welvaart, maar ook bij ons vallen steeds meer mensen uit de boot. Dat mag ons niet onverschillig laten. Daarnaast zien we verbondenheid ook als een intergenerationele relatie. Hoe geven wij de schepping door aan hen die na ons komen? Op deze boerderij waar zoveel families hebben geleefd en gewoond in de voorbije 260 jaar beseffen we heel goed dat wij slechts een schakel zijn in een lange keten. Of zoals een Afrikaans spreekwoord zegt: ‘Je erft de aarde niet van je ouders, maar je leent ze van je kinderen.’ Het bevestigt ook ons geloof in het rentmeesterschap: alles is ons gegeven om het te delen met onze broers en zusters dichtbij en veraf. Hoe wordt hier verbondenheid met de natuur gerealiseerd?
Zorgboerderij ‘De Ruisgaard’ in Ophasselt
t ime-out de kans geven om de draad weer op te nemen en de verbroken band met zichzelf en de maatschappij te herstellen. Daarnaast bieden we ook educatie aan voor volwassenen, jongeren en kinderen. Dit zowel binnen als buiten een onderwijscontext. Hoe en waarom is jullie visie tot stand gekomen? Bellinda Staelens: De wijze waarop we de boerderij runnen is er niet gekomen na eerst onze visie te hebben uitgeschreven. We werkten reeds lang volgens deze principes, maar op een bepaald moment kregen we voor een vormingssessie de vraag om dit ook op papier te zetten en toen zijn we op zoek gegaan naar een kapstok waaraan we ons verhaal konden ophangen. Aan de hand hiervan lukt het ons ook beter om te reageren op vragen en een repliek te formuleren tegenover andere visies op landbouw en duurzaamheid. Aldus gaan mensen ook inzien dat we geen landbouw van het verleden nastreven, maar een duurzaam
Bellinda Staelens ijvert samen met haar man om verbondenheid te scheppen
De band aanhalen en herstellen En toen verscheen de vos. “Goede morgen”, zei de vos. “Goede morgen”, zei de kleine prins beleefd. Hij draaide zich om maar zag niets. “Hier ben ik, onder de appelboom”, zei de stem. “Wie ben je?”, vroeg het prinsje. “Je bent grappig.” “Ik ben een vos”, zei de vos. “Kom met me spelen”, stelde de kleine prins voor, “ik voel me zo verdrietig.” “Ik kan niet met je spelen”, antwoordde de vos. “Ik ben niet tam.” “O, pardon”, zei de kleine prins, “wat is dat: ‘tam’?” “Dat is een begrip dat maar al te zeer vergeten is”, zei de vos. “Het betekent: verbondenheid scheppen.” Antoine de-Saint-Exupéry
Patrick Ruysschaert: Veel mensen krijgen hier weer voeling met de aarde vanuit het fysieke contact ermee. Wij vinden die aarding belangrijk, want ze geeft mensen kracht en zowel letterlijk als figuurlijk weer de ervaring van ‘grond onder de voeten’. Soms is samen onkruid wieden of hout stapelen de beste ‘teambuilding’ en kinderen met wie we brood gebakken hebben, gaan ook anders naar dat voedsel kijken. Hun gezichten spreken boekdelen als ze met hun zelfgebakken broodje in de hand staan. We gaan ook zorgzamer om met datgene wat we zelf gemaakt hebben en waarmee we ons verbonden voelen. De schoonheid van de natuur zit ook in kleine dingen, zo merk je dat een pasgeboren lammetje of een zonsondergang mensen heel ontvankelijk kunnen maken voor diepe vreugde en verwondering. Hoe zien jullie verbondenheid met een ander? Bellinda Staelens: Van zodra iemand hier op de boerderij met een zorgvraag komt, is dat verhaal voor ons geen vrijblijvend verhaal meer. Op een zorgboerderij zijn professioneel en persoonlijk leven sterk met elkaar verweven. Dat maakt ons wellicht op een bepaalde manier kwetsbaarder. Maar we merken dat het aanwezig zijn in het dagelijks leven van een andere mens echt het verschil maakt. Deze presentie is als het ware een ‘ik ga met u mee’ zoals in het Emmaüsverhaal. Je weet vooraf
maart 2014
19
‘Alle dingen onder de hemel hebben hun tijd’ lezen we in Prediker. Welke betekenis heeft dit voor mensen van vandaag?
© Bellinda Staelens
Patrick Ruysschaert: In onze hedendaagse Westerse samenleving is tijd in de sfeer van de groei-economie en de meetbaarheid belandt. Op onze kleinschalige boerderij wilden we bewust kiezen voor de weg van de geleidelijkheid en van een sociale economie waar rendement niet op de eerste plaats komt. Doorheen de jaren hebben we die droom wel moeten bijsturen aangezien we natuurlijk ook in deze tijd en maatschappij leven. Alleen al door de vele reglementeringen en verplichtingen met bijhorende kosten dienen we dus ook de nodige realiteitszin te behouden. Het leven op een boerderij is seizoensgebonden en ‘down to earth’. Geboorte en sterven van dieren liggen er soms heel dicht bij elkaar en de ‘maakbaarheid’ is er heel relatief. Het is er wel degelijk zoals in het vierde hoofdstuk bij Marcus: de boer bewerkt en zaait zijn land, hij gaat slapen en wacht af tot er geoogst kan worden. Contemplatie en actie horen er
Patrick Ruysschaert doet aan ecologische en kleinschalige landbouw.
onlosmakelijk samen, het Benedictijnse ‘ora et labora’. En je leert het elke dag: gras groeit niet door eraan te trekken. Het gedicht is dus een oproep voor mensen van vandaag om innerlijke tijd een plaats te geven in hun leven? Bellinda Staelens: Op onze boerderij proberen we tegemoet te komen aan de behoefte van ‘kairostijd’ of verlangzaming en innerlijke verstilling, in een tijd en samenleving waar eerder de ‘chronostijd’ van meetbaarheid en deadlines primeert. We willen onze ‘gasten’ dus alleszins de kans en nodige tijd bieden om weer op adem te komen en hun evenwicht terug te vinden. Zo kunnen ze stilaan weer de draad opnemen, misschien met een bewustwording van de blijvende aandacht voor rustpauzes en innerlijkheid.
‘Mensen krijgen weer voeling met de aarde vanuit het fysieke contact ermee.’
20
maart 2014
© Bellinda Staelens
Een appel voor innerlijke tijd
© Bellinda Staelens
nooit hoe het zal aflopen, je kan teleurgesteld worden, het is een zoeken met vallen en opstaan. Maar je krijgt vaak ook heel veel terug. Zo kwam één van onze eerste zorggasten onlangs op bezoek, hij heeft een heel lange weg afgelegd die niet gemakkelijk was maar, als we nu zien hoe goed het met hem gaat, doet dat enorm veel deugd.
Af en toe uit de ‘chronostijd’ tijd stappen en onbevangen spelen.
Moeten we in het onderwijs meer aandacht hebben voor ‘kairostijd’? Bellinda Staelens: Zeker en vast. Het is belangrijk om af en toe uit de ‘chronostijd’ te kunnen stappen en luisterend en aandachtig in het leven te staan, te pauzeren en patronen te doorbreken. Kinderen en jongeren zouden thuis en op school voldoende tijd moeten krijgen om te dromen, een verbeeldingswereld te creëren, onbevangen te spelen en zich ongedwongen te ontwikkelen. Dit veronderstelt ook dat we leerlingen zowel als leerkrachten kritische zin tegenover elk opgedrongen patroon bijbrengen, dat we allemaal weer wat langzamer en bewuster gaan leven.
‘We gaan zorgzamer om met datgene wat we zelf gemaakt hebben en waarmee we ons verbonden voelen.’
Ecologische en kleinschalige landbouw met aandacht voor het educatieve aspect ‘De Ruisgaard’ is in grote mate zelfvoorzienend. Tal van voorbeelden getuigen daarvan tijdens een ontvangst en rondleiding op de boerderij: • eigen brood en kaas, groenten en fruit • lokaal geteeld voedergraan voor dieren • hergebruik van oude materialen zoals bakstenen, dakpannen, balken... • aanleg en herstel van kleine landschapselementen zoals een houtwal, knotwilgen en poel • een rietveld in functie van waterzuivering • een tegelkachel voor centrale verwarming en een houtoven • voedselresten uit de keuken naar de dieren • stalmest als enige bemesting voor de akkers • ziektedruk bij planten verminderen door dunner zaaien en niet extra te bemesten. • buitenloop voor alle dieren • lange zoogtijd voor biggen en lammeren Patrick en Bellinda zijn er zich van bewust dat zij als kleine landbouwers de wereld niet kunnen veranderen of de klimaatsverandering tegenhouden. Ze geloven echter wel in de kracht van kleinschaligheid en processen die groeien van onderuit. Met hun educatief aanbod streven ze er daarom naar via sensibilisering en vorming kleine veranderingsprocessen op gang te brengen. Zo kunnen mensen na een bezoek aan de boerderij misschien wat kritischer gaan kijken naar hun eigen consumentengedrag, minder afval gaan produceren, meer lokaal en seizoensgebonden gaan eten... Het aanbod voor bezoekers is gevarieerd: een toelichting over de visie en werking van de boerderij, een rondleiding en wandeling, boerderijwerk als teambevorderende samenwerking, brood bakken, helpen bij de dagelijkse activiteiten, proeven van de boerderijproducten... De nadruk bij een bezoek ligt steeds op het informeren, beleven en ervaren. Scholen kunnen in De Ruisgaard terecht voor bijvoorbeeld pedagogische studiedagen, klasbezoeken met leerlingen, visiedagen of vergaderlocatie...
Groeien in weerbaarheid
© Bellinda Staelens
Vandaag de dag worstelen heel wat jongeren met vragen en kwetsuren waardoor ze tijdelijk niet kunnen functioneren binnen de contouren van de hedendaagse maatschappij. In een timeout project wordt ingezet op het vergroten van de innerlijke kracht. Dit kan onder andere door
te leven volgens de tijd van de binnenkant in plaats van de tijd van de klok. ‘Gras groeit niet door er aan te trekken’, het heeft geen zin om een ontwikkelingsproces te willen forceren. Traditionele therapie is soms nog teveel gericht op de maakbaarheid van de mens. Op een zorgboerderij staan verbondenheid en presentie in het dagelijks leven centraal. Er is geen specifieke en doelgerichte begeleiding voorzien, maar de gast op de boerderij draait er mee in het leven van elke dag. Voor time-outprojecten met leerlingen wordt er samengewerkt met het CLB, de school en de provinciale afdeling van Groene Zorg. Het gaat om leerlingen vanaf 12 jaar met een individuele en externe formule van één of meerdere dagen per week. Op ‘De Ruisgaard’ komen ook andere vragen binnen vanuit andere zorgsectoren. Zo was Anusca bijvoorbeeld gedurende twee jaar een vaste gast op ‘De Ruisgaard’. Ze is inmiddels 21 jaar en blikt terug op een voor haar positieve ervaring in haar leven. Hoe ben je op ‘De Ruisgaard’ terechtgekomen? Anusca: Na een moeilijke periode in mijn leven was ik nog niet klaar om de draad in de maatschappij weer op te pikken. Ik had nood aan een rust zodat ik mijzelf terug kon vinden. Ik heb er bewust voor gekozen om mijn ‘time-out’ door te brengen op een boerderij. Ik hou van dieren, ze geven me een beter gevoel dan mensen. Bovendien ervaar ik een sterkere band met mijzelf in aanwezigheid van dieren.
Een gevarieerd aanbod voor de bezoekers: klasbezoek, pedagogische studiedagen, …
maart 2014
21
Hoe verliep de eerste dag op de zorgboerderij? Anusca: Zoals iedereen werd met mij een intakegesprek gedaan waarbij ik mijzelf wat voorstelde en kennis maakte met Patrick en Bellinda. De eerste dag was een dag op proef om na te gaan of we het met elkaar zouden kunnen vinden op de boerderij. Dat was geen probleem, het klikte meteen. Ik herinner me nog goed mijn eerste werk die ik kreeg. Ik moest fragiele zonnebloemplantjes uitplanten in de volle grond.
Anusca: Net zoals de zonnebloemen die ik tijdens mijn verblijf heb zien groeien, ben ik zelf groter en sterker geworden. Ik heb fysiek zware arbeid gedaan, maar dat was goed. Ik heb in het werk mijzelf teruggevonden. Mijn zelfredzaamheid is vergroot, ik heb geleerd om door te zetten en ik kan verantwoordelijkheid opnemen. Van een verward en onzeker meisje ben ik geëvolueerd naar een jongvolwassene met een sterkere dosis zelfvertrouwen.
© Bellinda Staelens
Welke persoonlijke groei heb je doorgemaakt tijdens je verblijf?
Anusca maakte een grote persoonlijke groei door tijdens haar verblijf op ‘De Ruisgaard’.
Waarin schuilt volgens jou de kracht van ‘De Ruisgaard’?
Heb je op ecologisch vlak iets meegenomen naar je dagelijks leven nu?
Anusca: Voor mij persoonlijk was het belangrijk dat ik hier niet te maken kreeg met stress of tijdslimieten en kracht kon putten uit de rust. De aanwezigheid van de natuur, het uitzicht hier, de dieren en natuurlijk Patrick en Bellinda hebben daartoe bijgedragen.
Anusca: Ik ben niet fanatiek bezig met ecologie, maar ik zal bijvoorbeeld nooit afval op de grond gooien. Ook heb ik een voorkeur voor lokale verse producten en verkies ik tomaten van bij de boer boven die uit de supermarkt.
Ook het gevoel dat ik hier aanvaard werd zoals ik ben heeft me geholpen om de band met mijzelf terug te vinden. Zoals de bloemen in de natuur op hun eigen ritme mogen groeien, zo krijgt een gast op ‘De Ruisgaard’ daar ook de tijd voor. Bij mijn vertrek hier heb ik daarom als aandenken een zakje zonnebloemzaadjes aan Patrick en Bellinda gegeven. ‘De Ruisgaard’ is ook een plaats van hoop. Elk nieuw leven op de boerderij is een teken dat er toekomst is, dat er uitzicht en perspectief blijft. Dat heb ik ook zelf mogen ervaren.
Wat is er volgens jou nodig in ons onderwijssysteem in functie van het versterken van verbondenheid?
Patrick en Bellinda brengen hun boodschap zonder woorden, maar je voelt ze in alles wat ze doen. Je moet hier ook geen verantwoording afleggen of veel uitleg geven over zaken die je niet kwijt wil. Ik heb ook een sterk wederzijds vertrouwen ervaren. Patrick en Bellinda hadden vertrouwen in mij en ik in hen. Maar mijn persoonlijke groei was bovendien voor hen een teken dat ze goed bezig waren en dat gaf hen weer vertrouwen in wat ze doen. Ik raad iedereen die van dieren houdt en even een timeout nodig heeft aan om te opteren voor een zorgboerderij als deze.
22
maart 2014
Anusca: Er moet dringend meer tijd en werk gemaakt worden om met elkaar te praten en vooral om echt naar elkaar te luisteren. Maar al te vaak willen leerkrachten een soort raadgevers zijn die menen alles te weten en verkondigen ze ‘doe dit’ en ‘doe dat’ terwijl ze nog te weinig voeling hebben met bepaalde problemen van leerlingen en er bijgevolg geen begrip voor hebben. Over inlevingsvermogen beschikken is erg belangrijk, zowel bij leerkrachten als bij leerlingen. Leerlingen zouden bovendien aangeleerd moeten worden om problemen en bepaalde thema’s in groep bespreekbaar te maken. Het is erg pijnlijk om als jongere dag in dag uit in een groep te zitten waar je weinig steun ervaart van medeleerlingen. Mensen kunnen zo hard zijn voor elkaar. Er zouden ook veel meer scholen moeten zijn waar dieren aanwezig zijn. Paarden bijvoor-
beeld, maar ook kleine dieren en planten. Zorg voor iets of iemand dragen geeft je een positief gevoel, het brengt rust, het is een soort therapie. Een dier zomaar 10 minuten aaien kan een glimlach op het gezicht van een leerling toveren. Het is jammer dat er onder de leerkrachten vaak weerstand is tegen dieren op school, want ze hebben nochtans een helend effect. Hoe zie je je eigen toekomst? Anusca: Momenteel volg ik een cursus honden trimmen omdat ik zo van dieren hou. Ik ben van plan om ook nog een opleiding tot kapperassistent te doen. Ik hou ook erg van muziek en schrijven. Ik zing in een band en volg ook zangles. Mijn droom is ooit een goede singersongwriter te worden. Wie weet?
Realisme versus idealisme In hoeverre is jullie project vandaag de dag echt haalbaar? Patrick Ruysschaert: Vroeger waren we wellicht idealistischer dan nu, maar het landbouwbeleid in Vlaanderen drukt ons met de neus op de feiten en laat ons soms weinig ruimte voor alternatieven. Als gemengd en kleinschalig bedrijf hebben we zelfs meer kosten dan een grootschalig gespecialiseerd bedrijf. Voor onze time-outopvang krijgen we
geen subsidie of onkostenvergoeding, omdat we dan weer te klein zijn. We blijven het aanbieden omdat we het waardevol vinden, maar af en toe botsen we wel op onze fysieke grenzen. Dit doet ons meermaals de vraag stellen naar de haalbaarheid van ons project. Welke plannen zijn er nog voor De Ruisgaard?
© Els De Smet
Bellinda Staelens: Het zal een hele opluchting zijn als de grote verbouwingswerken achter de rug zullen zijn. Dan zouden we ons volledig kunnen toeleggen op het boerderijwerk en het educatieve aanbod.
Het beeld bij de ingang van de zorgboerderij symboliseert de verbondenheid en presentatie.
In het kader van de huidige time-outopvang willen we nagaan welke kansen de boerderij kan bieden ter preventie van de niet-gekwalificeerde uitstroom in het secundair onderwijs. Hiervoor zouden we willen samenwerken met bijvoorbeeld de lerarenopleiding en scholen die zich hiervoor willen engageren. In het spoor van de vorig jaar overleden priester-dichter Herman Verbeek die voor ons een grote inspirator is geweest, willen we ook aandacht blijven geven aan het herontdekken en waarderen van de ziel van de landbouw. Daarom willen we ook met één van zijn ‘boerenzangen’ afsluiten: het ligt hier rijp en rijk het graan, de kaas, het fruit, of het wil zeggen: kijk, kijk u de ogen uit! Kijk hoe wij zijn gemaakt, het mooiste dat er is, in kleurenkleed en naakt, doe de gedachtenis. gedachtenis dat het gekregen is om niet herinner u dat het is gratie wat ge ziet gratie van het te leen en niets is uw bezit bezit ge hebt er geen bedenkt beaamt ge dit?
Met hun educatief aanbod willen Bellinda en Patrick kleine veranderingsprocessen op gang brengen.
als ge ter tafel gaat en deelt wat ge geoogst dat recht de tafel staat en dit gebod is hoogst tafel is klein is groot tafel is wereldwijd dit zegt het levend brood het wordt voor delen tijd
maart 2014
23
Goodpractice van zorgboerderij ‘De Ruisgaard’ @ duurzame school Schoolcultuur van verbondenheid • ontvangstruimte voor bezoekers • ‘stille ruimte’ in open lucht • time-out mogelijkheden • aandacht voor het lokale en het globale • consuminderen • aandacht voor het intergenerationele • aandacht voor het transcendente • teambuildingsactiviteiten • op weg gaan met de ander • kairostijd i.p.v. chronostijd • echt luisteren in gesprekken • spreekkansen voor leerlingen • zorg voor kwetsbaren Duurzame infrastructuur • lokale producten • hernieuwbare energie • groene gordel van bomen • boomgaard • hergebruik van afbraakmateriaal • moestuin en serre • dieren EDO in het onderwijsaanbod • spiritueel en maatschappijkritisch verhaal • totale persoonlijkheidsontplooiing • met handen en voeten in de aarde • bezoek aan een ecologische zorgboerderij • zelf dingen maken • beleven, ervaren en informeren • fysieke ‘arbeid’ • zorg dragen voor iets/iemand EDO-competente actoren • rentmeesterschap • kritische zin t.o.v. opgedrongen patronen • kleinschalige veranderingsprocessen • verantwoordelijkheid opnemen • langzaam en bewust leven
Meer lezen over de school vanuit christelijke inspiratie oriënteren naar duurzame ontwikkeling? http://dvt.vsko.be Forum 1 (2013): Eén aarde is genoeg voor de hele wereld Forum 2 (2013): Zorg voor de schepping Forum 4 (2013): Van verhuisfirma tot duurzame holding Forum 5 (2013): Een passie voor passief Forum 9 (2013): Onderwijzen voor het onbekende Breedbeeld juni 2013: Duurzaam ondernemen in een reële bedrijfscontext. En duurzaam bouwen in de leerplannen. School+Visie juni 2013: Over het wat en het hoe van educatie voor duurzame ontwikkeling
Profiel van een duurzame school De transitie naar een duurzame school is een proces waarbij alle participanten van de school actief betrokken moeten worden. Ook is het belangrijk dat de school de evolutie naar een duurzame school kadert binnen het eigen opvoedingsproject en deze onderbouwt vanuit de christelijke inspiratie. Om dit proces te kunnen realiseren is een beleidsplan op maat van de individuele school nodig met de daarin te volgen implementatiestrategie, het vooropgestelde tijdspad en de te realiseren doelstellingen binnen de verschillende beleidsdomeinen van de school. Een duurzame school kun je herkennen aan: • een schoolcultuur van verbondenheid • EDO in het onderwijsaanbod • duurzame infrastructuur • EDO-competente actoren
In de artikelenreeks ‘De school vanuit christelijke inspiratie oriënteren naar duurzame ontwikkeling‘ in de tijdschriften Forum, School+Visie en Breedbeeld worden telkens inspirerende voorbeelden aangereikt. Zo wordt gaandeweg in de artikelenreeks een profielschets van een duurzame school opgebouwd. Els De Smet Dienst Vakoverschrijdende Thema’s, Pedagogisch Bureau
24
maart 2014
SCHOOLBESTUREN
een welzijnsbeleid op school De preventieadviseur wikt, het schoolbestuur beschikt
W
elzijn op het werk wordt wel eens herleid tot arbeidsveiligheid. Dat is maar ten dele juist, want dit is slechts één van de zeven welzijnsdomeinen. Naast arbeidsveiligheid gaat het immers ook over de gezondheid op het werk, de psychosociale belasting zoals stress, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag, de ergonomie, de arbeidshygiëne, de verfraaiing van de arbeidsplaatsen en het leefmilieu op de werkvloer. Het toepassingsgebied van welzijn op het werk wordt ook wel eens herleid tot personeelsleden. Ook dat is maar ten dele juist. Het zijn inderdaad in eerste instantie de personeelsleden – zowel het gesubsidieerd personeel als de niet-gesubsidieerde arbeiders en bedienden – die door de wet welzijn gevat worden. Maar daarnaast worden ook alle leerlingen die een vorm van arbeid verrichten, met werknemers gelijkgesteld. Het gaat dan onder meer om de stagiairs en de leerlingen van de praktijkvakken (PV), sommige kunstvakken (KV) en de beroepsgerichte vorming (BGV). Wat de wet welzijn betreft, gelden voor hen dezelfde rechten en plichten als voor personeelsleden.
lijn, de interne dienst en de externe dienst. Maar het is het schoolbestuur dat de eindverantwoordelijkheid voor het welzijnsbeleid draagt. Zelfs als het schoolbestuur een beroep doet op (externe) deskundigen.
Een wettelijke verplichting
De interne dienst
De wet schrijft een structurele, planmatige aanpak van het welzijnsbeleid voor. Dat betekent dat in het kader van een dynamisch risicobeheersingssysteem (DRBS) een globaal preventieplan (GPP) opgesteld moet worden voor een periode van vijf jaar en dat hieruit jaarlijkse actieplannen (JAP) afgeleid moeten worden. Via risicoanalyses op het niveau van de organisatie in haar geheel, op het niveau van groepen van werkposten en op het niveau van het individu worden risico’s opgespoord en geëvalueerd. Op basis daarvan worden preventiemaatregelen uitgewerkt en geïmplementeerd.
Om te beginnen dient elk schoolbestuur een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPBW) op te richten. Binnen de interne dienst is minstens één preventieadviseur werkzaam. Diens opleidingsniveau hangt af van het aantal werknemers van het schoolbestuur en van de aard van de risico’s die in de scholen aanwezig zijn. Het ligt voor de hand dat bijvoorbeeld in een secundaire school met studiegebieden zoals mechanicaelektriciteit, hout, bouw, … de aanwezige risico’s beduidend groter zijn dan in een lagere school.
Wie staat in voor dit alles? Daarover laat de wet welzijn aan duidelijkheid niets te wensen over. Niet de preventieadviseur – zoals ten onrechte wel eens gedacht wordt – staat in voor het welzijnsbeleid, wel de werkgever. Op school is dat het schoolbestuur. Uiteraard laat het schoolbestuur zich in deze opdracht bijstaan door de leden van de hiërarchische
Op inbreuken op de wet welzijn en haar uitvoeringsbesluiten – de zogenaamde Codex – staan strafrechtelijke sancties. Daarvoor hoeft er niet eens een schadegeval of een arbeidsongeval te zijn. De loutere vaststelling van de inbreuk door een arbeidsinspecteur kan volstaan. Niet alleen het schoolbestuur, maar ook de leden van de hiërarchische lijn – directie, TAC, TA, coördinator deeltijds onderwijs, internaatsbeheerder, … – kunnen dan strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden.
De preventieadviseur moet gelegenheid tot vorming en bijscholing krijgen en over voldoende tijd beschikken om zijn werkzaamheden te verrichten. Het schoolbestuur kan zich bij het vastleggen van de minimumduur van zijn prestaties laten inspireren door de Prebesrichtlijn. Vooraleer de prestatieduur van de preventieadviseur te wijzigen, dient het schoolbestuur het advies van het CPBW te
vragen. Voor de aanstelling van de preventieadviseur of voor diens verwijdering uit zijn functie is zelfs het akkoord van het CPBW vereist. De preventieadviseur adviseert het schoolbestuur en de leden van de hiërarchische lijn. Hij verstrekt zijn adviezen uitsluitend aan een schoolbestuur waarmee hij een arbeidsovereenkomst heeft. Een preventieadviseur kan dus geen adviezen verstrekken aan een school die door een vzw bestuurd wordt waarmee hij geen arbeidsovereenkomst heeft. Als bijvoorbeeld een basisschool en een secundaire school op aanpalende percelen gelegen zijn, maar onder verschillende schoolbesturen ressorteren, dan kan de preventieadviseur van de secundaire school geen handje toesteken in de basisschool. De verantwoordelijkheid voor de opvolging van de adviezen berust bij het schoolbestuur en bij de leden van de hiërarchische lijn, niet bij de preventieadviseur. Indien de preventieadviseur een advies formuleert en het schoolbestuur volgt dit advies niet, dan berust de aansprakelijkheid bij het schoolbestuur en bij de leden van de hiërarchische lijn binnen wiens bevoegdheid die beslissing valt. De preventieadviseur werkt in volledige onafhankelijkheid en mag geen nadeel ondervinden van zijn functie als preventieadviseur. Hij kan geen lid zijn van de werkgevers– of werknemersdelegatie in een participatief orgaan zoals de ondernemingsraad, het LOC, het OCSG, het CPBW of de schoolraad. De preventieadviseur kan enkel uit zijn functie als preventieadviseur verwijderd worden om redenen die vreemd zijn aan zijn onafhankelijkheid of omdat hij niet bekwaam is. Het feit dat de adviezen van de preventieadviseur door het schoolbestuur niet gesmaakt worden, wordt niet als rechtsgeldige reden aanvaard om de preventieadviseur uit zijn functie te ontheffen. Het schoolbestuur kan overwegen om samen met andere schoolbesturen een gemeenschappelijke interne dienst op te richten, teneinde de aanwezige preventieadviseurs en de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten over de scholen en zelfs over de onderwijsniveaus heen. Dergelijke samenwerkingsverbanden worden door het VSKO sterk
maart 2014
25
aanbevolen. In het bijzonder kan dit een mogelijkheid bieden om basisscholen te laten delen in de expertise van een goede opgeleide preventieadviseur van een secundaire school. Binnen een gemeenschappelijke interne dienst mogen preventieadviseurs van het secundair onderwijs immers wel optreden in de aangesloten basisscholen.
– dit op zich te nemen. In dat geval vergoedt het Fonds voor Beroepsziekten (FBZ) de kosten van de gezondheidsbeoordeling.
Jaarlijks dient het schoolbestuur vóór 1 april bij de arbeidsinspectie (TWW) een jaarverslag in over zijn werking inzake preventie. Daarnaast stelt de interne dienst maandelijkse verslagen op die ter beschikking gehouden worden van de arbeidsinspectie.
Een Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW) moet opgericht worden door elk schoolbestuur dat minstens vijftig werknemers tewerkstelt. Zulk comité omvat een delegatie van de werknemers en een delegatie van de werkgevers. De werknemersdelegatie wordt om de vier jaar verkozen. De eerstvolgende verkiezingen zullen plaatsvinden in het voorjaar van 2016. De werkgeversdelegatie daarentegen wordt autonoom door het schoolbestuur aangewezen zonder verkiezingen. Het moet dan gaan om leidinggevenden die bevoegd zijn om het schoolbestuur te verbinden. De werkgeversdelegatie mag niet meer leden tellen dan de werknemersdelegatie – wel minder, maar dat is niet aan te bevelen. De preventieadviseur is secretaris van het comité, maar is geen stemgerechtigd lid, want hij is geen lid van één van de delegaties. In principe zit de directeur van de school het comité voor.
De externe dienst Elk schoolbestuur moet aangesloten zijn bij een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (EDPBW). De overeenkomst geldt voor onbepaalde duur en is jaarlijks opzegbaar vóór 1 juli. De externe dienst staat in voor de taken die de interne dienst niet kan waarnemen. Een typisch voorbeeld daarvan is de arbeidsgeneeskunde. Geen enkele school heeft een arbeidsgeneesheer in dienst, dus moet ze voor gezondheidsbeoordelingen een beroep doen op de arbeidsgeneesheer van haar externe dienst. De taakverdeling tussen de interne dienst en de externe dienst wordt vastgelegd in het identificatiedocument dat het schoolbestuur beschikbaar houdt voor de arbeidsinspectie. Sommige personeelsleden zijn onderworpen aan een jaarlijkse gezondheidsbeoordeling. Dat geldt zo voor personeelsleden die belast zijn met een veiligheidsfunctie of een functie met verhoogde waakzaamheid, en voor personeelsleden die in contact komen met bepaalde agentia of bepaalde risico’s of met voedingswaren die bestemd zijn voor verkoop.
Het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk
Indien het schoolbestuur zich op eigen initiatief opdeelt in twee of meer technische bedrijfseenheden (TBE), dan moet in elke TBE waar minstens vijftig werknemers worden tewerkgesteld, een comité opgericht worden. Het schoolbestuur kan er bijvoorbeeld voor opteren om een TBE op te richten voor elke school of voor elke schoolcampus.
Per onderworpen werknemer betaalt het schoolbestuur ongeveer € 120 per jaar, voor de andere werknemers bedraagt dit ongeveer € 17. In deze financiële bijdrage is een forfaitaire dienstverlening door de externe dienst inbegrepen. Het schoolbestuur doet er goed aan er over te waken dat van dit forfait effectief gebruik gemaakt wordt, zoniet is de bijdrage aan de externe dienst deels weggegooid geld.
Als er geen comité opgericht kan worden, nemen de vakbondsafgevaardigden de taken van het comité waar. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging zijn het de personeelsleden die de taken van het comité uitoefenen. Dat noemt men rechtstreekse participatie. Daartoe stelt het schoolbestuur enerzijds een register ter beschikking waarin personeelsleden discreet voorstellen, opmerkingen of adviezen kunnen neerschrijven, en anderzijds een uithangbord of een ander communicatiemiddel waarmee alle personeelsleden bereikt kunnen worden. Het schoolbestuur formuleert zijn voorstellen via het uithangbord, de personeelsleden kunnen (anoniem) reageren via het register.
Ook leerlingen die op stage gaan in een bedrijf of een instelling, kunnen aan het gezondheidstoezicht onderworpen zijn. Het is de stagegever die de risicoanalyse uitvoert. Als hieruit blijkt dat een gezondheidsbeoordeling vereist is, dient de externe dienst van het schoolbestuur – niet van de stagegever
Het comité moet door het schoolbestuur geraadpleegd worden in de gevallen waarin dit voorgeschreven wordt door de wet welzijn of de Codex. Het schoolbestuur hoort het comité alle nodige informatie te verstrekken opdat het met volkomen kennis van zaken advies zou kunnen uitbrengen.
26
maart 2014
Hoe dient het schoolbestuur de adviezen van het comité op te volgen? Op adviezen die met algemene stemmen uitgebracht zijn en die betrekking hebben op ernstige risico’s voor het welzijn van de werknemers waarbij de schade dreigend is, geeft het schoolbestuur zo vlug mogelijk een conform gevolg. Concreet wil dit zeggen dat het schoolbestuur dergelijke adviezen hoort te volgen. Indien het gaat om uiteenlopende adviezen, geeft het schoolbestuur er een passend gevolg aan. In alle andere gevallen geeft het schoolbestuur een gevolg binnen de gestelde termijn. Als het schoolbestuur niet handelt overeenkomstig de adviezen, er geen gevolg aan geeft of kiest tussen uiteenlopende adviezen, deelt het schoolbestuur de redenen hiervan mede aan het comité.
De bevoegdheden van het Comité De bevoegdheden van het comité zijn uiteenlopend. • Zo moet het CPBW zich akkoord verklaren met onder meer de aanwijzing, de vervanging of de verwijdering uit functie van de preventieadviseur en de vertrouwenspersoon. • Het CPBW moet advies verlenen, onder meer over het dynamisch risicobeheersingssysteem (DRBS), het globaal preventieplan (GPP), het jaarlijks actieplan (JAP), de minimumduur van de prestaties van de preventieadviseur, de aanwijzing van de hulpverleners, de inrichting van het verzorgingslokaal voor eerste hulp, de keuze, de aankoop en het gebruik van arbeidsmiddelen, … • Het CPBW is verplicht opvolging te geven, onder meer aan de werking van de interne dienst, aan klachten van personeelsleden inzake welzijn, aan ernstige arbeidsongevallen of ernstige risico’s met dreigende schade. • Het CPBW moet contact onderhouden met het schoolbestuur, de leden van de hiërarchische lijn, de preventieadviseur en de personeelsleden. De leden van het schoolbestuur kunnen zich dus niet aan deze contacten onttrekken. • De leden van het CPBW hebben recht op opleiding, bijvoorbeeld over preventiemaatregelen, procedures, rechten en plichten inzake psychosociale belasting van de personeelsleden, of over voorzorgsmaatregelen inzake gevaarlijke stoffen.
• Daarnaast kan het comité zelf initiatieven nemen. Het CPBW kan bijvoorbeeld het schoolbestuur verzoeken om van gevaarlijke stoffen monsters te nemen en te analyseren of om zich te laten bijstaan door een deskundige. Het CPBW kan voorstellen doen, bijvoorbeeld inzake onthaal, begeleiding, vorming en sensibilisering van (nieuwe) personeelsleden, of inzake de verfraaiing van de arbeidsplaats. • Ten slotte heeft het CPBW recht op informatie, onder meer inzake de lijst van de onderworpen werknemers, de resultaten van de risicoanalyses, het verslag van de externe dienst na een interventie, de resultaten van analyses en controles, het milieubeleid, de bestelbon, de leveringsdocumenten en het indienststellingsverslag bij de aankoop van arbeidsmiddelen of beschermingsmiddelen.
Nog enkele aandachtspunten Ten slotte geven we in een notendop nog enkele punten mee die niet aan de aandacht van het schoolbestuur mogen ontsnappen. • Het schoolbestuur dient een arbeidsongevallenverzekering af te sluiten voor zijn niet-gesubsidieerde personeelsleden en voor haar leerlingen-stagiairs die in een bedrijf of een instelling beroepservaring gaan opdoen. • Als verscheidene schoolbesturen eenzelfde of aanpalende campussen delen, dienen ze hun noodplanning, hun brandbeveiliging en hun evacuatieplannen en –oefeningen op elkaar af te stemmen. • Het schoolbestuur dient afspraken te maken indien derden gebruik maken van zijn accommodatie (leslokalen, theaterzaal,
sporthal, speelterreinen e.d.). Deze afspraken hebben betrekking op evacuatie en eerste hulp, ook indien deze activiteiten buiten de normale schooluren, tijdens de weekends of tijdens de schoolvakanties plaatsvinden. • Het schoolbestuur dient afspraken vast te leggen met aannemers en zelfstandigen die werkzaamheden op zijn terreinen uitvoeren, teneinde de veiligheid van het personeel en de leerlingen te waarborgen. Deze afspraken omvatten onder meer informatie betreffende de risico’s die op school aanwezig zijn en de genomen preventiemaatregelen, en de procedures inzake eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie. Aannemers die hun veiligheids verplichtingen niet naleven, moeten door het schoolbestuur geweerd worden. • Bij werkzaamheden met twee of meer aannemers dient een veiligheidscoördinator aangesteld te worden. Deze veiligheidscoördinator kan een personeelslid van de school zijn, indien dit personeelslid de vereiste opleiding met succes voltooid heeft. • Personeelsleden of leerlingen die op school werkzaamheden aan elektrische installaties verrichten, dienen vooraf door het schoolbestuur BA4 of BA5 verklaard te worden. • Bij de aankoop van arbeidsmiddelen (machines, apparaten, gereedschappen, installaties), van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en van collectieve beschermingsmiddelen (CBM) dient het schoolbestuur de wettelijke aankoopprocedure toe te passen. Deze procedure omvat voorschriften inzake bestelling, levering en indienststelling.
geleverd door derden (bijvoorbeeld busvervoer van leerlingen). • Voor alle arbeidsmiddelen dienen gebruiks–, veiligheids– en onderhoudsinstructies aanwezig te zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor het koffieapparaat in de leraarskamer, het fotokopieerapparaat van het secretariaat, de toestellen in de keuken, de computers in de computerklassen, de gereedschappen van de klusjesman, de machines in de werkhuizen. • Indien het schoolbestuur producten op de markt brengt of diensten levert, bijvoorbeeld in het kader van de praktijkvakken, dan moet het schoolbestuur er over waken uitsluitend veilige producten en diensten aan te bieden. Dit betekent dat alle toepasselijke normen rigoureus nageleefd moeten worden. Het schoolbestuur is aansprakelijk voor gebreken in het product. • Indien het schoolbestuur een machine in de handel brengt, bijvoorbeeld in het kader van de praktijkvakken, dan moet de machinerichtlijn nageleefd worden. • De schoolkeukens moeten voldoen aan de criteria van de controlelijst inzake grootkeukens van het Fedederaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). • Bij de organisatie van actieve ontspanningsevenementen (kajakken, paardrijden, muurklimmen, mountainbiken, …) of van extreme ontspanningsevenementen (benjispringen, death ride, …) dient het schoolbestuur de wettelijke voorschriften na te leven. Jaak Palmans Stafmedewerker VSKO
• De aankoopprocedure is eveneens van toepassing op sport– en speeltoestellen en gevaarlijke stoffen en preparaten. Ze wordt bij voorkeur ook toegepast op diensten
maart 2014
27
OPVOEDINGSPROJECT & PASTORAAL
de passie een multimediaal paasevent
O
p 17 april 2014 vormt Merchtem het decor voor de eerste editie van “De Passie”! Dit spraakmakende multimediale event vertelt op een hedendaagse manier de laatste uren van Christus’ leven, dood en verrijzenis: het eeuwenoude paasverhaal over vriendschap en ontrouw, over verraad en marteling, maar ook over hoop en liefde komt opnieuw tot leven… Het VSKO ondersteunt het event volmondig.
Eerste editie in Vlaanderen De “Manchester Passion” kende zijn allereerste opvoering in 2006 in Groot-Brittannië. Ondertussen is dit hedendaagse passiespel ook in Nederland uitgegroeid tot een grote publiekstrekker. De edities in Gouda, Rotterdam en Den Haag lokten tienduizenden enthousiaste bezoekers en vorig jaar volgden meer dan 2 miljoen Nederlanders de meeslepende opvoering op tv. Groningen is de gaststad voor de vertelling in 2014. Onderzoek wees uit dat 75% van de Nederlandse jongeren de betekenis van Pasen niet kennen. Het doel van het evenement bestaat erin jonge mensen in aanraking te brengen met het passieverhaal. Leen Merckx, federatiecoördinator van de parochiegemeenschap, en haar man Frank Meysman, een gerenommeerd zakenman, namen het initiatief om de eerste Vlaamse opvoering van De Passie op touw te zetten. Hun dochter woont in Nederland en bracht hen op de hoogte van het succes van de Nederlandse versie van De Passie. “We willen het passieverhaal ook in Vlaanderen naar jonge mensen brengen, omdat dit verhaal, dat eigenlijk gaat over een stuk van onze geloofsgeschiedenis, bij jongeren niet meer zo bekend is. Het is een warm verhaal, een verhaal dat niet eindigt met de dood, maar met de verrijzenis”, zegt Meysman. Met staanplaatsen rond het grote podium van Vlaanderen Muziekland baadt het event in de sfeer van een muziekfestival. Grote schermen, videoclips en Nederlandstalige muziek vervolledigen het plaatje en maken van het geheel een adembenemende en onvergetelijke ervaring! Pater Karel Stautemas, pastoor in Merchtem, gelooft dat De Passie een jong publiek kan aanspreken. “De hedendaagse taal vinden om Jezus’ boodschap te kunnen brengen is misschien wel het moeilijkste vandaag de dag. Ik denk dat het concept van De Passie een antwoord kan zijn vanuit onze kerk.” Aan de hand van populaire songs van onder meer Clouseau, Yasmine, Stef Bos, Raymond van het Groenewoud en Marco Borsato wordt het lijdensverhaal aan het grote publiek ver-
28
maart 2014
teld. “We hebben bewust gekozen voor Nederlandstalige liedjes. Deze liederen met hun oorspronkelijke tekst krijgen in het kader van De Passie een diepere dimensie”, aldus initiatiefneemster Leen Merckx.
Event onder leiding van Stijn Coninx “Het verhaal over het leven en de dood van Christus is één van de scharniermomenten in onze geschiedenis. Het is een verhaal dat moet blijven verteld worden.” (Stijn Coninx, regisseur) Een indrukwekkend team van professionals en lokale bewegingen slaat de handen in elkaar om deze eerste Vlaamse editie vorm te geven. De regie van dit multimediale paasevent is in handen van Stijn Coninx: “Het is een verhaal dat grenzeloos is, tijdloos en wereldwijd verspreid. Voor mij is het niet gebonden aan een of andere levensvisie. Het is dramatisch, maar tegelijk ook hoopvol. Het gaat over zaken die alle dagen opnieuw gebeuren. Ik ga de visie van anderen en mijn visie samenbrengen om dit project te realiseren”. Ook Eric Melaerts, die goede bands en livemuziek garandeert, en Dirk Brossé zetten hun schouders onder dit project.
Vlaams en lokaal talent “Ik krijg steeds meer een Fata Morganagevoel bij dit verhaal. Het is klein begonnen, maar het wordt alsmaar groter en groter. En iedereen kan meedoen, iedereen kan zijn steentje bijdragen.” (Geena Lisa) De hoofdrollen van het paasverhaal worden vertolkt door zowel Vlaams als lokaal talent. Geena Lisa neemt de rol van Maria op zich: “Het is zo’n mooi figuur. Ik ben zelf ook moeder, dus ik denk wel dat ik die liedjes zal kunnen overbrengen. We gaan de muziek en het verhaal laten spreken.” Overige rollen zijn toebedeeld aan musicalartiest Jonathan Demoor (Jezus), operazanger Piet Vansichen (Pilatus) en pater Karel Stautemas. Deze laatste zal de rol van Petrus vertolken en herkent zichzelf in zijn personage: “Ik ben heel impulsief. Maar ik weet altijd heel goed waar ik voor sta en waar ik naartoe wil. En dat was Petrus denk ik ook. Die had voor zichzelf een eigen levensproject. Hij is met Jezus van Nazareth op weg gegaan, hij werd
Selfie-campagne Jongeren maken een selfie van een 30-tal seconden met hun smartphone, iPhone of webcam en mailen hun video vóór 28 maart 2014 naar
[email protected]. Een selectie uit de inzendingen zal op 17 april op een groot scherm getoond worden en gedeeld met de vele aanwezigen. De meerderheid van de ingezonden video’s zullen bovendien verschijnen op www.depassie.be.
maart 2014
29
ook overrompeld door die persoon. Gaandeweg heeft Petrus geleerd wie Jezus was, wat Zijn boodschap inhield en dat heeft die man gemaakt wie hij uiteindelijk geworden is.” Jonathan Demoor vindt het een mooie theatrale uitdaging om Jezus te spelen in zo’n groot evenement. “Vechten voor het goede, niet alleen vechten voor je eigen belangen, maar voor die van een ander. Dat is wat Jezus deed. En dat competitieve, dat strijdvaardige zit ook in mij.” Rik Torfs, rector van de KU Leuven, bewerkt de teksten voor de opvoering en krijgt de rol van verteller toegewezen. Hij vindt het passieverhaal ook in deze tijd nog relevant: “In feite kan je zeggen dat wijzelf die karakters zijn. Ik vind Pontius Pilatus een sympathieke man, in die zin dat hij zich de vraag stelt wat waarheid is. Hij twijfelt even om de verkeerde keuze te maken en maakt hem vervolgens niet. Hij laat anderen de keuze maken. Dat is sympathieke lafheid, die eigenlijk heel wat lof verdient. Judas is iemand die verraad pleegt door zich in eerste instantie toch nog als vriend voor te doen. Er zijn veel mensen die verraad plegen omwille van het algemeen welzijn. Christus, de persoon die in dit verhaal ten onder is gegaan, is de absolute inspirator geworden van onze cultuur en beschaving. En dat is toch iets heel sterks, want het is de omkering van alle waarden: de verliezer die uiteindelijk de winnaar wordt, terwijl wij zo gemakkelijk voor de schijnbare winnaars kiezen.”
Wij verwachten jou! Merchtem is de trotse gastlocatie van deze eerste Vlaamse opvoering van “De Passie”. Om 19.00 uur is er de mogelijkheid om de Witte Donderdagviering in de kerk van Merchtem bij te wonen. Het evenement zelf begint om 20.30 uur en het einde is gepland om 22.15 uur. De toegang tot het event is gratis. Vanuit verschillende opstapplaatsen in Vlaanderen worden bussen ingezet om bezoekers ter plaatse te brengen. Een zitplaats reserveren kan aan een vaste prijs van € 10 per persoon (heen en terug) via de website www.depassie.be. Bezoekers die zelf 40 of 50 mensen verzamelen, sturen een mail naar
[email protected] en worden op een plaats naar keuze opgehaald. Onder de busverantwoordelijken, diegenen die meer dan 40 mensen bijeenbrengen, wordt bovendien een 5-daagse reis voor 2 personen naar Jeruzalem (vlucht en hotel) verloot. Reeds verschillende scholen hebben al aangegeven dat ze één of meerdere bussen naar Merchtem zullen inleggen.
Wanneer?
Selfie-campagne Tijdens dit grootse muziekoptreden, waar duizenden mensen aanwezig zullen zijn, zullen een aantal selfies, video’s die personen van zichzelf nemen, geprojecteerd worden, die een antwoord geven op de vraag “Wat betekent het passieverhaal voor jou vandaag?” Jongeren kunnen vertellen wat hen aanspreekt in het passieverhaal, in welke personages ze zichzelf herkennen of wie hun held is in dit verhaal. Ze maken een selfie van een 30-tal seconden met hun smartphone, iPhone of webcam en mailen hun video vóór 28 maart 2014 naar
[email protected]. Een selectie uit de inzendingen zal op 17 april op een groot scherm getoond worden en gedeeld met de vele aanwezigen. De meerderheid van de ingezonden video’s zullen bovendien verschijnen op www.depassie.be.
30
maart 2014
Donderdag 17 april 2014 om 20.30 uur (Witte Donderdagviering om 19.00 uur in de kerk van Merchtem)
Waar? In het centrum van Merchtem (bij Brussel)
Prijs? Gratis toegang tot het event
Meer informatie op www.depassie.be Contact:
[email protected] Beelden van The Passion in Nederland kan je hier zien: http://www.youtube.com/watch?v=rJNSp8Alb-o
IS VERSCHENEN
Wilt u grasduinen in het archief van School+visie of het nieuwe nummer downloaden? Surf dan naar www.vvkbao.be > inloggen > School+visie-zoeker.
Driemaandelijks tijdschrift
VVKSO - Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs
Inhoudsopgave WOORDJE VAN
…
SOCIALE MIx OP
SChOOL: EVEN L OS VAN hET INS ChRIJVINGSD di Mertens, diens ECREET … t diversiteitsbeleid KU Leuven (Pijls D.)
Interview met hei
4
TWEELUIK
5
* VERPLIChTE TAA
LSCREENING VO OR ALLE NIEUWE * WAT GEBEURT N LEERLINGEN IN S U AL? (Devos R.) O VANAf 1 SEPT EMBER 2
014?! (Lippens M
, Masquillier B.)
Dossier ‘er valt nog vee l te leren’ KOPzORGEN ?! Over hersenen , gedrag en sturin g van de adolesce GEMAKKELIJK nt (Lafosse C. en ER LEREN (Mae Dammekens E.) ne G.) WATER DRINKEN UIT EEN BRANDK RAAN Netwerkleren en u itproberen: nieuw e leerstrategieën van de generatio VERRIJKINGSUU n Why? (Smits B.) R: PROJECT LEREN STUDEREN M ET PLEzIER IN DE LEREN MEISJES A EERSTE GRAAD NDERS DAN JON (Cox T.) GENS? (Van Thie nen J.) SNELLEESSTRATE GIEëN Of hO E hET BREIN INTE Getuigenis uit de NSIEVER BETREK eerste graad (Swe KEN BIJ DE LES vers M.) TAAL, SOMS EEN STRUIKELBLOK O M TE LEREN? * Jan-van-Ruusbro eckollege (Bissc hop V., Thielemans V * Maria-Boodscha .) plyceum (Van Wic helen K.)
afgiftekantoor BRUSSEL 4 P806262 Guimardstraat 1 - 1040 Brussel
maart‘14-mei ‘14
jaargang 6 – nr. 3
verschijnt vierm
aal per jaar
ADVERTENTIES
8 11
15 16 23 28 32 36
38
41 43
45
24/02/14 10:10
maart ‘14 - mei ‘14 BB Jg 6 n°3.in
dd 3
breedb3 eeld
21/02/14 11:47
maart 2014
31
Vasten Leeftocht ‘Door merg en been’ XXL
Bezinnende PowerPoint
vasten Bezinningskaartjes aanbod Uitgeverij
2014
Muurkranten
© Koen Lemmens
vastenaffiche Vasten: ‘doet het je wat? wat doe je er mee?’
Vasten hoeft niet spectaculair te zijn. Het gaat erom terug te keren naar de bron op zulke
Zacht/hard, (kruis)hout/steen. Een uitgesleten steen door het leven, of de natuur? Zachte witgrijze vegen die al van Pasen willen spreken.
wijze dat er een nieuw begin opborrelt. Een bewustzijn van inkeer, soberheid, solidariteit en verzoening. Een verstilde beweging naar een betere wereld.
INKEER: DE STEEN DIE VERLAMT OPTILLEN Als we van mensen houden, gebeurt er wat met ons. Plots wordt ons leven lichter. Maar als we diezelfde mensen aan de dood moeten afstaan, snijdt de pijn des te harder. Het verlies gaat door merg en been. We huilen van verdriet. We zien geen hand meer voor ogen. Tot er iemand naar ons toekomt en met ons meehuilt. Een mens die gelooft in ons verdriet. Een mens die ons verdriet lichter maakt. Omstandigheden verandert hij niet, maar zijn ontroering verandert ons. SOBERHEID: DE SCHOONHEID ZIEN IN ELKE STEEN Wat is er mis met ontroering? Het is zonder pathos, sober innerlijk bewogen worden. Ontroering is altijd echt. Verdriet zonder franje of vreugde zonder geweld. Schoonheid brengt tranen van menselijk geluk. Ontroering is als het ware vasten met gevoelens. In alle eenvoud je gevoelens laten zien, is als het raam opengooien van je binnenkant. Hier ben ik, zonder schroom. Ontroering doet alles stromen en niets blijft nog hetzelfde. SOLIDARITEIT: EEN STEENTJE BIJDRAGEN Verhalen over solidariteit zijn meestal erg persoonlijk en daardoor ontroerend. Ze vertellen hoe mensen geraakt worden door het verlangen van anderen: verlangen naar waardigheid, zelfbeschikking, erkenning, dagelijks brood en drank. Het hoeft niet veel te zijn. Solidariteit bestaat niet uit grote woorden. Een klein gebaar volstaat. VERGEVING: DE STEEN DIE VEROORDEELT LOSLATEN Ontroerd worden door de misstap van de leerling, toont de grootsheid van de meester. Hem of haar meenemen op een weg van herstel, is als een leerschool in wederzijds begrip. Littekens blijven, maar de toenadering naar en het respect voor elkaar groeien. Leven in vergeving betekent dat je steeds afhankelijk blijft van de barmhartigheid en de liefde van anderen. Wat er ook gebeurd is in een mensenleven, de ontferming brengt leven. Echt leven ...
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Surf ook naar pastoraal.vsko.be, Leeftocht, vasten & Pasen . Online vind je de rubriek Extra extra large (XXL). Het Leeftochtnummer van maart en de vastenaffiche ontving je reeds samen met de januari-editie van Forum. In de vorige Forumuitgave verscheen een artikel met een duiding rond het vastenaanbod 2014 en bij dit maartnummer vind je het Leeftochtnummer voor april ‘Met open ogen’
Jg. 29, Oprapen of laten liggen nr. 7, maart 2014