De nieuwe CAO 103 betreffende het tijdskrediet I. Inleiding Deze nota begint, uitzonderlijk, met de kwestie van de inwerkingtreding van de nieuwe CAO 103. Laten we maar meteen duidelijkheid scheppen: de CAO 103 is nog niet van kracht. Zij zal in principe op hetzelfde ogenblik in werking treden als het toekomstig koninklijk besluit (KB) betreffende de tijdskredietuitkeringen, uiterlijk op 2 september 2012. De tijdslijn is als volgt: Nu nog van toepassing : de CAO 77 bis en het KB van 28 december 2011. Ter herinnering: Op het ogenblik dat dit KB werd aangenomen bestond er een discrepantie tussen de toegang tot het recht en de toegang tot de uitkeringen – zie ook de verschillende nota’s terzake die door de studiedienst werden verstuurd – laatste dateert van 19 april 2012. Vanaf gelijktijdige inwerkingtreding van de CAO 103 en het KB inzake tijdskrediet‐ uitkeringen, hetzij dus uiterlijk op 2 september 2012, zullen de toegang tot het tijdskredietrecht en de toegang tot de tijdskredietuitkeringen in principe opnieuw aan dezelfde voorwaarden beantwoorden. Overgangsmaatregelen: zelfs nadat de CAO 103 van kracht is geworden zullen sommige werknemers in bepaalde situaties nog de CAO 77bis kunnen doen gelden.
II. Even ons geheugen opfrissen… Met het aannemen van deze CAO 103 wilden de sociale partners de scheefgetrokken situatie inzake toegang tot tijdskrediet en toegang tot uitkeringen rechttrekken. Het nieuwe stramien van het recht op tijdskrediet is dit dat werd goedgekeurd in het KB van 28 december 2011 (niet‐gemotiveerd tijdskrediet, gemotiveerd tijdskrediet en eindeloopbaantijdskrediet). Zoals we u al meldden heeft het aannemen van dit KB van 28 december 2011 het tijdskredietlandschap beduidend door mekaar geschud. Op 14 februari 2012, na een tripartiet overleg, besliste de regering de maatregelen ietwat te versoepelen, vooral dan deze m.b.t. het eindeloopbaantijdskrediet. De regering nam toen het engagement het KB van 28 december te zullen aanpassen. De werkzaamheden in het kader van de onderhandeling van deze nieuwe CAO verliepen in samenwerking met het Beheerscomité van de RVA. In principe zouden de CAO 103 en het nieuwe KB dus een gelijkaardige inhoud moeten hebben en op hetzelfde moment in werking moeten treden.
Tijdskrediet / 27 juni 2012
1
III. Inhoud van de nieuwe CAO 103 De CAO 103 werd ondertekend in de Raad van de Nationale Arbeidsraad op woensdag 27 juni 2012. Normaal gezien verandert er nu niets meer. Deze beknopte nota – met een overzicht van de voornaamste elementen – heeft de bedoeling u zo snel mogelijk te informeren. U heeft van ons ook nog een grondigere analyse tegoed, naast een geüpdate versie van de brochure die u in de komende weken mag verwachten. Maar nu eerst de nieuwe regels inzake tijdskrediet voor u op een rijtje. Er bestaan drie verschillende formules inzake het recht op tijdskrediet: het niet‐gemotiveerd tijdskrediet, het gemotiveerd tijdskrediet en het eindeloopbaantijdskrediet.
1)
Het niet‐gemotiveerd tijdskrediet
Anciënniteits‐ en loopbaanvoorwaarden Als de werknemer 24 maanden anciënniteit bij zijn werkgever kan aantonen, met daarnaast een beroepsloopbaan van 5 jaar, dan heeft hij recht op een tijdskrediet. Deze twee voorwaarden zijn niet van toepassing op een werknemer die rechtstreeks overstapt op deze tijdskredietvorm, zonder onderbreking, na het opnemen van een ouderschapsverlof dat hij uitgeput heeft voor al zijn rechthebbende kinderen. Duur van het recht De duur van het tijdskredietrecht is 12 maanden voltijds, of 24 maanden halftijds tijdskrediet of 60 maanden 4/5 tijdskrediet over de hele loopbaan. Alle in het verleden opgenomen tijdskredietperiodes worden in mindering gebracht op iedere nieuwe aanvraag door de werknemer. De werknemer kan ook verschillende formules combineren als hij dat wenst, om in totaal maximum 12 maanden voltijds tijdskrediet op te nemen, wetende dat één maand voltijds = 2 maanden halftijds = 5 maanden 4/5 tijds. Tewerkstellingsvoorwaarde Voor een voltijds tijdskrediet: de werknemer heeft hier sowieso recht op, ongeacht zijn arbeidsstelsel (voltijds of deeltijds).
Tijdskrediet / 27 juni 2012
2
Voor een halftijds tijdskrediet: de werknemer moet minstens drie kwart van een voltijdse baan betrekken gedurende de 12 maanden die voorafgaan aan zijn aanvraag. Voor de 4/5tijds formule: de werknemer moet voltijds tewerkgesteld zijn in een vijfdagenweekstelsel of meer gedurende de 12 maanden die voorafgaan aan zijn aanvraag. Minimumperiodes voor opname van het recht Voor het voltijds en halftijds tijdskrediet : het recht moet opgenomen worden in periodes van minimum 3 maanden. Voor de 4/5 tijdskrediet moet het recht opgenomen worden in periodes van minimum 6 maanden. Als er dan nog een kortere periode dan de minimum vereiste periode overblijft, mag de werknemer deze toch opnemen. Opgelet De sectoren en ondernemingen kunnen het halftijds en voltijds tijdskrediet niet meer optrekken tot maximum 5 jaar, wat vroeger met de CAO 77bis wel mogelijk was. Voortaan zal een werknemer een motief moeten kunnen voorleggen als hij meer tijdskrediet wenst op te nemen dan de toegestane 12 maanden voltijds. De bestaande CAO’s blijven echter van toepassing in het kader van een voltijds of halftijds tijdskrediet voor de motieven “zorg en opleiding” (zie lager).
2)
Het aanvullend gemotiveerd tijdskrediet
Naast het niet‐gemotiveerd tijdskrediet heeft de werknemer nog de mogelijkheid een gemotiveerd tijdskrediet op te nemen, gedurende 36 maanden voor “zorg en opleiding” en gedurende 48 maanden voor de “zorg over een gehandicapt en ernstig ziek kind”. Deze termijnen van 36 en 48 maanden worden niet proportioneel berekend bij een deeltijds tijdskrediet: het blijft dus sowieso 36 of 48 maanden, ongeacht de werknemer een voltijds of halftijds tijdskrediet opneemt. Voortaan zal een werknemer ook het bewijs m.b.t. een aanvraag voor een gemotiveerd tijdskrediet aan zijn werkgever moeten kunnen voorleggen, met name, een gelijkaardig document of attest dat nodig is voor het opnemen van een thematisch verlof (inschrijving volksregister voor ouders die kind geadopteerd hebben in geval van aanvraag ouderschapsverlof, attest van de behandelende arts in geval van aanvraag bijstand zieke). Verder is er nu ook een getuigschrift vereist dat verklaart dat de werknemer een opleiding volgt. Het aanvullend recht op tijdskrediet kan nooit de 48 maanden overschrijden.
Tijdskrediet / 27 juni 2012
3
Het niet‐gemotiveerd tijdskrediet staat los van het gemotiveerd tijdskrediet, vermits de werknemer de twee kan cumuleren (uiteraard indien hij zijn recht niet al eerder heeft uitgeput). Anciënniteitsvoorwaarde De werknemer moet 24 maanden anciënniteit bij zijn werkgever kunnen aantonen (er is geen loopbaanvoorwaarde). Deze voorwaarde is niet van toepassing op een werknemer die rechtstreeks overstapt op deze tijdskredietvorm, zonder onderbreking, na het opnemen van een ouderschapsverlof dat hij uitgeput heeft voor al zijn rechthebbende kinderen. Tewerkstellingsvoorwaarde Voor een voltijds tijdskrediet: de werknemer heeft hier recht op, ongeacht zijn arbeidsstelsel. Voor een halftijds tijdskrediet: de werknemer moet minstens drie kwart van een voltijdse baan betrekken gedurende de 12 maanden die voorafgaan aan zijn aanvraag. Voor de 4/5 tijdskrediet: de werknemer moet voltijds tewerkgesteld zijn in een vijfdagenweekstelsel gedurende de 12 maanden die voorafgaan aan zijn aanvraag.
Motieven “ zorg en opleiding” op te nemen gedurende 36 maanden
De motieven
De werknemer heeft recht op 36 maanden voltijds, halftijds of 4/5 tijdskrediet voor één van de volgende motieven: 1. Zorg over een kind van jonger dan 8 (op te nemen per minimumperiode van 3 maanden voltijds en halftijds en van 6 maanden 4/5tijds) 2. Palliatieve zorgverstrekking (op te nemen per minimumperiode van 1 maand, verlengbaar met 1 maand per zieke) 3. Bijstand aan een zwaar ziek familie‐ of gezinslid (op te nemen per minimumperiode van 1 maand en maximum 3 maanden) 4. Volgen van een opleiding (op te nemen per minimumperiodes van 3 maanden voltijds en halftijds en van 6 maanden 4/5tijds). Als er dan nog een kortere periode dan de minimum vereiste periode overblijft, mag de werknemer deze toch opnemen.
Tijdskrediet / 27 juni 2012
4
Bedrijfs‐ of sectorale CAO is vereist Opdat een werknemer zijn recht op deze vorm van tijdskrediet – voltijds of halftijds – zou kunnen doen gelden is een bedrijfs‐ of sectorcao, die dit recht opent, vereist. De sectorale en bedrijfscao’s die gesloten werden in het kader van de CAO 77bis met het oog op de verlenging van de voltijds en halftijds tijdskredietrechten tot maximum 5 jaar voldoen al aan deze voorwaarde. Voor de opname van een 4/5 tijdskrediet is geen CAO vereist.
Motieven “gehandicapt kind en ernstig zwaar kind” op te nemen recht gedurende 48 maanden
De motieven De werknemer moet één van de twee volgende motieven laten gelden: 1. Zorg over zijn gehandicapt kind tot aan de leeftijd van 21 jaar (op te nemen per minimumperiodes van 3 maanden voltijds en halftijds en van 6 maanden 4/5tijds) 2. Bijstand aan zijn minderjarig zwaar ziek kind of een minderjarig zwaar ziek kind dat beschouwd wordt als deel uitmakend van het gezin (op te nemen per minimumperiode van 1 maand en maximum 3 maanden) CAO is niet vereist In tegenstelling tot de formule van 36 maanden, vereist deze tijdskredietformule geen CAO.
3) Het eindeloopbaantijdskrediet Hier werden de belangrijkste veranderingen doorgevoerd, namelijk vooral de uitzonderingen met betrekking tot de leeftijdsvoorwaarde die werd opgetrokken tot 55 jaar. Leeftijdsvoorwaarde en beroepsverleden De werknemer moet minstens 55 jaar oud zijn en een beroepsverleden van ten minste 25 jaar opgebouwd hebben. Echter, er bestaan eindeloopbaantijdskredietformules die al toegankelijk zijn voor werknemers vanaf 50 jaar (zonder dat er iets verandert aan de loopbaanvoorwaarde die 25 jaar blijft tenzij anders bepaald (28 jaar) : Tijdskrediet / 27 juni 2012
5
a) Recht op halftijds eindeloopbaantijdskrediet, op te nemen per minimumperiode van 3 maanden en op voorwaarde dat: de werknemer een zwaar beroep heeft uitgeoefend gedurende minstens 5 jaar over de laatste 10 jaar of gedurende minstens 7 jaar over de laatste 15 jaar. EN dit zwaar beroep voorkomt in de lijst van zware beroepen beschouwd als knelpuntberoep. Deze lijst wordt opgesteld door de Minister na unaniem advies van het Beheerscomité van de RVA. b) Recht op 4/5 eindeloopbaantijdskrediet, op te nemen per minimumperiode van 6 maanden en op voorwaarde dat:
de werknemer een zwaar beroep heeft uitgeoefend gedurende minstens 5 jaar over de laatste 10 jaar of gedurende minstens 7 jaar over de laatste 15 jaar. OF de werknemer een beroepsverleden van minstens 28 jaar kan aantonen en dit recht ook expliciet voorzien is via een sectorcao. c) Recht op halftijds of 4/5 tijds eindeloopbaantijdskrediet, op te nemen per minimale periode van respectievelijk 3 of 6 maanden voor zover het tijdskrediet aanvangt tijdens een periode van erkenning als bedrijf in moeilijkheden of in herstructurering en op voorwaarde dat:
Het bedrijf aantoont dat zijn aanvraag van erkenning kadert binnen een herstructureringsplan en toelaat ontslagen te vermijden EN Het bedrijf aantoont dat zijn aanvraag van erkenning toelaat het aantal werknemers te beperken dat anders in het statuut ‘werkloos met bedrijfstoeslag’ zou terechtkomen EN De Minister uitdrukkelijk vermeldt in zijn/haar beslissing m.b.t. de erkenning dat aan deze voorwaarden werd voldaan De definitie « zwaar beroep » is dezelfde als deze die wordt gehanteerd inzake de brugpensioenmaterie, namelijk, werken in opeenvolgende ploegen, werken in onderbroken diensten en nachtwerk. Anciënniteitsvoorwaarde Deze wordt opgetrokken tot 24 maanden anciënniteit tenzij werkgever en werknemer onderling beslissen deze termijn te verlagen. Tewerkstellingsvoorwaarde
Tijdskrediet / 27 juni 2012
6
Voor een 4/5 eindeloopbaantijdskrediet: de werknemer moet voltijds tewerkgesteld zijn in minstens een vijfdagenweek of moet 4/5 tijds zijn tewerkgesteld in het kader van de CAO 103 (gemotiveerd of niet‐gemotiveerd tijdskrediet) of van de CAO 77bis gedurende de 24 maanden die voorafgaan aan zijn aanvraag. Voor een ½ eindeloopbaantijdskrediet: de werknemer moet minstens drie kwart van een voltijdse baan betrekken gedurende de 24 maanden die voorafgaan aan zijn aanvraag. Minimumperiodes voor opname van het recht Het recht moet opgenomen worden in periodes van 3 of 6 maanden, al naargelang de gekozen formule. Er is geen maximumduur.
IV. OVERGANGSMAATREGELEN Op het ogenblik dat de CAO 103 in werking treedt zal de CAO 77bis nog van toepassing blijven in de volgende gevallen: Wanneer de nieuwe aanvraag voor tijdskrediet of voor de verlenging van het tijdskrediet bij de werkgever gekend is voor de inwerkingtreding van de CAO 103. Wanneer de werknemer van 50 jaar of ouder die reeds in een eindeloop‐ baantijdskrediet cf. de CAO 77bis zat en hij, na de inwerkingtreding van de CAO 103, een aanvraag tot verlenging van zijn recht bij zijn werkgever indient. Men kan slechts eenmalig van deze overgangsmaatregel genieten die van toepassing is op de aanvraag tot verlenging die volgt na de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Wanneer de werknemer in een halftijds of 4/5 tijdskrediet op basis van de CAO 77bis zat en de intentie had rechtstreeks over te stappen op een eindeloopbaantijdskrediet. De werknemer moet dan wel aan de volgende voorwaarden voldoen: in dezelfde formule blijven (overstappen van een 4/5 tijdskrediet algemeen stelsel op een 4/5 eindeloopbaantijdskrediet. Zelfde principe in geval van halftijds, met bovendien de goedkeuring van de werkgever die hier vereist is). Het overstappen op een eindeloopbaan‐ tijdskrediet gebeurt zonder onderbreking en de werkgever dient schriftelijk geïnformeerd geweest te zijn vóór 28 november 2011. Wanneer er een sectorale of bedrijfscao bestaat met het oog op de verlenging van de voltijds en halftijds tijdskredietrechten tot maximum 5 jaar voor zover zij kunnen gelden als basis voor het openen van het recht op een gemotiveerd aanvullend tijdskrediet van 36 maanden (voltijds of halftijds). Wanneer er een sectorale cao bestaat die specifieke bepalingen bevat die betrekking hebben op: de limiet, de functies die uitgesloten zijn van het toepassingsveld, de organisatorische regels of voorkeurmechanismen.
Tijdskrediet / 27 juni 2012
7
V. GELIJKSCHAKELING VOOR HET PENSIOEN Wij meldden u eerder dat er nieuwe maatregelen moesten genomen worden in verband met de gelijkschakeling (of niet) van de tijdskredietperiodes voor de berekening van het pensioen. Tot nog toe werd dienaangaande nog geen enkele tekst goedgekeurd, wat dus betekent dat we ons nog steeds in dezelfde (afwachtende) fase bevinden. Normaal gezien zullen de volgende periodes volledig gelijkgesteld worden met arbeidsprestaties (onder voorbehoud weliswaar, na controle van de uitvoerende teksten – aangezien er nog heel wat onduidelijkheden zijn): *De periodes van eindeloopbaantijdskrediet na de zestigste verjaardag zullen volledig gelijkgesteld zijn gedurende twee jaar voor de halftijdse formule en gedurende 5 jaar voor het 4/5 eindeloopbaantijdskrediet. *Hetzelfde geldt voor de periodes van gemotiveerd tijdskrediet (zie notie hoger). *Voor de periodes van niet‐gemotiveerd tijdskrediet, is de gelijkstelling volledig ten belope van : ‐ 1 jaar in geval van volledige onderbreking ‐ 1 jaar in geval van halftijds ‐ 5 jaar in geval van 4/5 tijds Verder is er ook een volledige gelijkstelling van de eindeloopbaantijdskredietperiodes genomen in het kader van een erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering. Voor de overige situaties gebeurt de gelijkstelling op basis van het minimumrecht (21.326 euro).
VI. TOT BESLUIT Zoals gezegd werd hier dus alleen dieper ingegaan op de voornaamste elementen met betrekking tot het recht op tijdskrediet. Wat de limiet, de organisatorische regels en voorkeurmechanismen betreft, zijn er geen wijzigingen te melden in de nieuwe CAO 103. De garanties inzake de uitoefening van het recht op tijdskrediet blijven gewaarborgd: zo moet men onder meer bij zijn terugkeer uit tijdskrediet zijn vroegere werkpost terugvinden of een evenwaardige post krijgen, is men beschermd tegen ontslag en blijven ook de daaraan verbonden financiële sancties bestaan.
Tijdskrediet / 27 juni 2012
8