DE LEIDSCHE MELKINRICHTING door de Boer
Ruim honderd jaar geleden, op 4 april 1879, leverde de “Leidsche Melkinrichting” voor het eerst machinaal bereide boter Over de zuivelbereiding in ons land is al sinds de zeventiende eeuw geschreven: in verscheen een verhandeling (in het Latijn) over de boter, geschreven door de Groningse hoogleraar Maarten We zullen ons hier bepalen tot enige voorgeschiedenis in verband met de oprichting van de eerste zuivelfabriek in ons land en de verdere geschiedenis daarvan.3 De
voorgeschiedenis
Nadat in 1859 in het district van de staat New York het zgn. Orange-countystelsel was ingevoerd en dat in Derby en (Engeland) was overgenomen, werd dit koelstelsel in Zweden door de grootgrondbezitter Swartz op het landgoed Hofgarden bij Madstena in 1863 verder ontwikkeld. Het principe berust op het bewaren van melk bij temperaturen die het vriespunt nabij kwamen. De melk bleef langer zoet en kon beter ontroomd worden. Het naar Swartz genoemde stelsel werd ingedeeld in de ijsmethode (opslag van ijs om de lage temperatuur te bereiken) en de koud-water methode.4 Volgens dit Swartz-stelsel werden in Zweden en Denemarken vanaf 186.5 fabrieken voor zuivelbereiding ingericht. Sleeswijk-Holstein en de rest van Duitsland volgden. In het laatstgenoemde land waren reeds in 1859 door prof. Fuchs van de veeartsenijschool in Karlsruhe proeven gedaan om de melk met gebruikmaking van centrifugaalkracht te ontromen. Pogingen in die richting werden verder gedaan door de Beierse bierbrouwer Prandl ( 1864) en de machinefabrikant Lefeldt in Schöningen (1872). Het toestel van Prandl voldeed niet en Lefeldt slaagde pas in 1879 in de vervaardiging van een centrifuge, waaruit de gevormde room en de afgeroomde melk automatisch konden wegvloeien. In Zweden bouwde de machinefabrikant Lava1 in 1869 een ontromingsmachine, welke een jaar later op een tentoonstelling in Flensburg met een eerste prijs bekroond werd.5
131
In Zwitserland en Frankrijk kende men omstreeks 1860 onderlinge ondernemingen waarbij volgens de oude methode van de boederij kaas gemaakt werd. In ons land werd het 187 1 voor er enkele kaasfabriekjes werden opgericht. In Broek-in-Waterland werd dat gedaan door de toen in Engeland wonende Muller. Hier werden volgens het Orange-countystelsel de grote Derbykazen gemaakt. Het bedrijf kwam onder beheer van een zekere C. Schermerhom, die voor de kaasmakerij eerst uit Amerika naar Engeland was gekomen. Een nieuwe eigenaar, ging al in 1872 failliet. De inventaris werd verkocht aan een twintigtal veehouders uit waard, die het bedrijf voortzetten. In werden de resultaten zo ongunstig, dat aan opheffing werd gedacht. Een tiental veehouders zette de zaak voort, maar zij gingen over tot het maken van andere Nog twee kaasfabriekjes werden in 1871 opgericht, namelijk in Waddinxveen en Anna Paulowna, die echter in 1874 (door de dood van de eigenaar), respectievelijk 1875 al weer werden gesloten.7 Lange tijd is in ons land strijd gevoerd over het al dan niet oprichten van boter- en kaasfabrieken. Sterker nog, er was grote weerstand tegen onder de boeren, met de boerinnen voorop: zij zouden hun moeten overdragen aan anderen.0 De Leidsche Melkinrichting Op initiatief van mr. Obreen en A.L. de werd in 1878 De Leidsche Melkinrichting, tevens fabriek voor boter- en kaasbereiding, opgericht. Directeur werd Jan Rinkes Borger, die daarmee zijn levenswens het oprichten van een zuivelfabriek in vervulling zag gaan. Jan Rinkes Borger 14 april 1845 Sneek, 4 juni 1915) had zijn opleiding in het boerenbedrijf gekregen op de boerenplaats van F.R. van der Ley in dijken. In 1870 vestigde hij zich in Aduard (Gr.) als pachter van een boerderij op Den Ham. Dit was een (landbouw), maar omdat hij zich meer tot de veehouderij voelde aangetrokken, vertrok hij in 1877 na het strijkenvandepachttermijnmet zijngezin(hij was in 1871 getrouwdmet de predikantsdochter Diederika Elizabeth van Hoorn; Noordhorn, 1843 Sneek, 1920) naar Groningen. Hier leerde hij Jacob Boeke kennen, een bekende op het terrein van landbouw- en zuivelwerktuigen. Op de landbouwtentoonstelling in 1878 te Apeldoorn, waarheen hij samen met Boeke tekeningen voor en een beschrijving van een kaasfabriek had ingezonden die bekroond kwam hij in contact met de bovengenoemde initiatiefnemers voor de Leidsche Melkinrichting, die hem het directeurschap van die fabriek aanboden. Op 9 december vestigde hij zich in de bovenwoning van het reeds gebouwde bedrijf aan de Rijnsburgersingel23. 132
Rinkes Borger werd een welbekende zuiveldeskundige, wiens naam onverbrekelijk is verbonden met de geschiedenis van de zuivelbereiding in Nederland, zowel in woord als in geschrift. Hij was adviseur bij de oprichting van verschillende zuivelfabrieken: als bewijs van goedkeuring werd bijvoorbeeld in 1886 zijn handtekening gevraagd op de stukken voor de eerste coöperatieve zuivelfabriek te Warga (Fr.). Ook was hij de “ontwerper” van de “Vereniging tot bestrijding van knoeierijen in de boterhandel”, waarvan hij van 1885 tot 1895 secretaris was en daarna erelid. Een kritisch verslag over de tentoonstelling van de “Hollandsche Maatschappij van Landbouw” in 1880 in Leiden werd later beloond met de gouden medaille en 50 gulden. In 1882 was hij mede-oprichter van een “Nederlandsche Maatschappij van Kaas- en Roomboterfabrieken”, die veel heeft bijgedragen tot vestiging en verdere uitbreiding van de fabrieksmatige zuivelbereiding in Friesland. De maatschappij had in 1883 fabrieken in Sneek (Ysbrechtum) en Bolsward, daarna in Oudega, Oosterlittens en Wommels. Tot zijn overlijden bleef Rinkes Borger aan deze maatschappij verbonden. Van 1890 tot 1898 was hij lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland. Op 18 februari 1897 verhuisde hij naar Den Haag, als directeur van de maatschappij Neerlandia met als deelnemers De Leidsche Melkinrichting, de melkinrichting Neerlandia in Den Haag en de zuivelfabriek in Sassenheim. Concurrentie met De in Den Haag en andere oorzaken leidden in 1905 tot liquidatie. Jan Rinkes Borger vertrok toen naar het en vestigde zich in Sneek, waar hij als redacteur van de zuivelcourant van de Bolswardse Rijkszuivelschool menig belangrijk artikel heeft geschreven.In 1905 verschenen o.m. van zijn hand De Kaaskwestie en Over koemelk als voedsel; het laatste artikel als inzending op een prijsvraag bekroond door de Noordhollandsche vereniging Het Witte Kruis. Al eerder publiceerde hij De Boterkwestie. Toen Jan Rinkes Borger zich in Leiden vestigde moest er nog veel gedaan worden voordat het bedrijf geopend kon worden: aanvragen van vergunningen voor een walbeschoeiing en een brug over de sloot naar de Singel (verleend 13 februari 1879 en te maken onder toezicht van de gemeente-architect) en voor het plaatsen van een stoomwerktuig van 4 pk. Ook de gehele installatie, die volgens de door Rinkes Borger gepropageerde methode-Swartz gemaakt werd, moest nog geplaatst worden. Personeel moest worden aangetrokken en opgeleid, overeenkomsten met boeren over melkleveranties worden gesloten. Het waren drukke maanden, die aan de opening vooraf gingen, waarbij alles er op werd gezet om de eerste Nederlandse zuivelfabriek te zijn. (In het Friese Veenwouden was namelijk Mindert de Boer bezig met de zuivelfabriek Freia). 133
1. De Leidsche Melkinrichting aan de eeuw. Leiden, Gemeentelijke Archiefdienst.
Foto, eind
In het Leidsch Dagblad verscheen het volgende bericht: “De Leidsche Melkinrichting, directeur de wordt den geopend wat de aflevering van melk betreft, terwijl de levering van boter en kaas aanvangt met den 4den April. De bezorging der melk heeft plaats des morgens en des avonds, de aflevering geschiedt in hele en halve liters tegen den prijs van cents van April tot September en van 10 cents per liter in de overige maanden van het jaar . In het Leidsch Dagblad van 7 april 1879 komt de volgende advertentie voor: “De ondergeteekende neemt de vrijheid aan de afnemers der inrichting bekend te maken: dat op Vrijdag 4 April aanvangt de aflevering van Boter. De boter wordt bezorgd bij hoeveelheid van minstens kg. in potjes door de Inrichting te leveren, en die de eerste maal 2.5 in rekening worden gebracht. Verder kan de boter geregeld tweemaal per week en wel des Dinsdags en Vrijdags bezorgd worden, en wordt men beleefd verzocht te kennen te geven hoe dikwijls en op welken dag de levering verlangd wordt; dat de levering van karnemelk insgelijks aanvangt den 4den April; dat enkele klachten 134
over late bezorging der melk met een paar dagen kunnen worden opgeheven door uitbreiding van het materieel, en eindelijk dat hij zich minzaam aanbeveelt voor het rechtstreeks ontvangen van reclames over de bediening, hetzij over de qualiteit van het geleverde. Namens de Leidsche Melkinrichting, J. Rinkes Borger, Directeur”. Om de verkoop van melk te stimuleren werd in het Leidsch Dagblad van 28 juni 1879 de volgende advertentie geplaatst: “Zondagochtend, den 29ste Juni a.s. zal in het hulplokaal der Leidsche Melkinrichting, staande in het Plantsoen bij de sociëteit Sacrum, een aanvang worden gemaakt met het verkoopen van melk per glas, tegen den prijs van 5 cents. J. Rinkes Borger, Directeur.” Concurrentie ondervond de Leidsche Melkinrichting onder meer van de firma F. van der Kloot in de Diefsteeg, die in advertenties in het Leidsch Dagblad de melk steeds een cent per liter goedkoper aanbood. Deze handel heeft zich tot 1948 in Leiden kunnen handhaven, toen zij werd overgenomen door in Wassenaar. Het bedrijf in Leiden werd omgebouwd tot een uitgiftestation voor de melkventers. In 1880 werd ongeveer 2 miljoen liter melk verwerkt, geleverd door 40 veehouders uit de omgeving van Leiden. De meeste melk werd in Leiden voor consumptie verkocht. De rest werd volgens de Swartz-methode verwerkt tot boter en kaas. Die produkten werden behalve in Leiden ook in Amsterdam, Rotterdam en andere steden verkocht, terwijl ook al naar het toenmalige Nederlands Oost-Indië werd geëxporteerd. In dat jaar waren er behalve de directeur 15 à 16 werklieden werkzaam en gedurende korte tijd een tweetal leerlingen. Nederlandse en vele buitenlandse belangstellenden bezochten de Bij het tienjarig bestaan mocht de Leidsche Melkinrichting zich verheugen in een toenemende steun van het publiek. In 1888 werd miljoen liter melk winters eveneens uit naburige gemeenten, vanwaar het per spoor en tram werd aangevoerd. Voor de verwerking van de wei werd in dat jaar de Nederlandsche Albuminefabriek opgericht, die hieruit albumine en melksuiker vervaardigde. In 1889 werd al 3 miljoen liter melk ontvangen. Kaas men maakte Leidse, Goudse en Edammer kaas werd verzonden naar Engeland, België en Duitsland. De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden heeft tussen 1871 en 1890 geen verslagen uitgebracht. In 1890 wordt meegedeeld dat de Leidsche Melkinrichting zich in een bevredigend resultaat mag verheugen. In de bijlagen wordt vermeld: Leidsche Melkinrichting, boter- en kaasfabriek; 15 mannelijke arbeiders boven 16 jaar; 2 stoomketels en 1 stoommachine. In 1891 werden voorbereidende maatregelen getroffen voor het maken van gesteriliseerde melk en van melk, geschikt voor de 135
ding van jonge kinderen. De inrichting daarvoor kwam in het volgende jaar gereed. De beugelflessen moesten toen nog met de hand gevuld worden. In 1893 werd een dochteronderneming in Sassenheim opgericht. Toen Jan Rinkes Borger in 1897 directeur werd van “Neerlandia” in Den Haag, werd hij in Leiden opgevolgd door zijn zoon Jan Borger, die tot 1905 bleef en toen naar Middelburg vertrok. Hij overleed op 7 november 1927 in Amsterdam. De volgende directeur, J.J.C. Jurling uit Leeuwarderadeel, bleef slechts een jaar en werd toen opgevolgd door P. van Staalduynen. Deze overleed op 21 mei 1915, waarna G.F. uit de nieuwe directeur werd, die evenals zijn voorgangers boven het bedrijf ging wonen. Inmiddels was de Leidsche Melkinrichting een N.V. geworden met als naam “De Landbouw”. In de Leidse adresboeken van deze en de volgende jaren treffen we geregeld advertenties aan van “De Landbouw”. In 1914 bijvoorbeeld wordt meegedeeld, dat de melk onder voortdurende controle staat van prof. W.C. de Graaff uit Leiden, dat het melkvee wordt gecontroleerd door de Leidse rijksveearts D. van Guting en dat de boter onder controle van het Rijksboterstation staat. In een advertentie van 1920 staan de filialen van “De Landbouw” vermeld: 13, Hoogewoerd 8.5, Oude Singel 2 12, Rijnsburgersingel23, Witte Rozenstraat 2, Doezastraat 9, straat 26, Kloksteeg 13 en Mauritsstraat 5 alle in Leiden, en een winkel en lunchroom aan de Oude Zeeweg in Noordwijk aan Zee. Melk en Melkprodukten worden geleverd te Oegstgeest, Katwijk en Noordwijk.16 Op 7 juni 1922 werd “De Landbouw” een coöperatie onder voorzitterschap van C.P.J. Paardekoper uit Oegstgeest.17 Alle leden moesten veehouder zijn. De oprichtingsakte is door twaalf personen ondertekend. Directeur bleef Toen hij in 1926 ontslag nam werd hij opgevolgd door A. uit St. Nicolaasga, die tot zijn overlijden in 1963 in dienst bleef. In 1939 werd de coöperatie weer omgezet in een N.V. met een geplaatst kapitaal van f 300.000, maar bleef de naam “De Landbouw” dragen.16 Directeur daarvan werd toen W.Th. den Hollander, die in 1949 aftrad en commissaris van de N.V. werd. Zijn opvolger werd met naast zich den Hollander (zoon van den Hollander), die in 1954 aftrad. Op 16 september van datzelfde jaar werden als procuratiehouders vermeld uit Oegstgeest en Th.L. Heemskerk uit Noordwijkerhout, die op 19 februari 1955 (met ingang van 25 januari d.a.v.) in het Handelsregister als directeuren werden Daarna vinden er regelmatig wijzigingen in de statuten plaats. Het aandelenkapitaal stijgt tot miljoen gulden, verdeeld in aandelen A, B en In 1966 werd Joh. Jac. 136
Heemskerk als directeur in het Handelsregister ingeschreven.21 In 1972 werd op 14 januari deN.V. ineenB.V. met beperkte aansprakelijkheid onder Th.L.M. Heemskerk uit In datzelfde jaar werd de produktie in Leiden gestaakt. Als reden werd opgegeven dat hier ter plaatse geen mogelijkheid kon worden gerealiseerd om de melk in een éénmalige te doen. De expeditie van de melk zou echter uit Leiden gehandhaafd blijven en de werkgelegenheid voor de 98 personeelsleden zou gegarandeerd Aan het eind van het volgende jaar (19 december 1973) werd B.V. “De Landbouw” opgenomen in Menken-Landbouw (holding) B.V., welke ook de directie ging voeren. Daarmee was De Landbouw een van de achttien zuivelfabrieken geworden, welke in de periode 197.5 door Heemskerk en werden overgenomen op een totaal van 38 in Zuid-Holland gevestigde zuivelfabrieken. Inmiddels zijn ook de gebouwen van de voormalige Landbouw verdwenen. De eerste Nederlandse zuivelfabriek heeft haar honderdjarig bestaan niet gehaald.
AANTEKENINGEN 1. Leidsch Dagblad, 13 februari, 14 maart en 7 april 1879; Artikel en advertenties. 2. Familie-archief de Boer: Een geschiedkundige bijdrage. 3. In Veenwouden (Fr.) werd in dezelfde tijd (eind 1879) gewerkt aan de bouw van de zuivelfabriek door Mindert de Boer. Een geschil met de gemeenteraad over de hoogte van de farieksschoorsteen vertraagde de in werking stelling tot 17 september 1879. 4. M.M. Hartog, Zuivelbereiding volgens het stelsel van 1878. 5. Mindert de Boer, Ons zuivelbedrijf. V.R.Y. Croesen, De geschiedenis van de ontwikkeling van de Zuivelbereiding in het laatst van de negentiende en het begin van de twintigste Wageningen 1931 (diss.). 7. Croesen, O.C. 8. Spahr van der Hoek, Geschiedenis van de Friese Landbouw, p. 534 9. Mr. H.L.A. Obreen notaris te Leiden. Lid van het Hoofdbestuur van de Ned. Maatschappij van TuinbouwA.L. de Sturler compagnon van M.W. in de nettenfabriek en Co. te Leiden. 10. J. Borger, Boter- en 1878. 11. Verslag van de Maatschappij van Landbouw in 1885, 12. Leidsch Dagblad 4 maart 1879. 13. Landbouw, gedenkboek 14. Verslag van B. en W. aan de Gemeenteraad over het jaar 1880. 1.5. Adresboek 1914 blz. 378. 16. Adresboek 1920 blz. 388. 17. Staatscourant 1922 nr. 109, bijlage 7134. 18. Staatscourant 28 april 1940 nr. 76, bijvoegsel 417. 19. Dossier 7345 van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en te Leiden.
137
20. Staatscourant 4 maart 1955 nr. 45, bijvoegsel idem 14 maart 19.56 nr. 180 bijvoegsel idem 20 december 245 bijvoegsel 2 Dossier 7345 het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden. 22. Als 21. 23. Leidsch Dagblad 20 september 1972. 24. Ingeschreven in het Handelsregister op 23 januari 1974.
138