De Haagse Hogeschool Academie voor Gezondheid Opleiding HBO-V Voltijd en Duaal Studiejaar 2010-2011 Jaar 3 Periode 3.1
BLOKBOEK 3.9
GGZ
AUTEUR Kitty Martens Annemarie Bergsma MET BIJDRAGEN VAN Janke Damoiseaux Annemarie Bergsma Pit van Nes Dirkje Oldenhuis Thom Rijpstra Anthony
Versie 7 juli 2010 2e Concept Copyright: De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-Verpleegkunde. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opleiding HBO-V.
Inhoud 1
VOORWOORD
2
INLEIDING EN BLOKSCHEMA
3
INTEGRALE LEERLIJN
!
#
!
#
$
4
BEROEPSVAARDIGHEDENLIJN
5
LEERLIJN PERSOONLIJKE ONTWIKKELING/SLB %
6
"
&
'
5.3.1
WEEK 1
5.3.2
WEEK 2
5.3.3
WEEK 3
5.3.4
WEEK 4
5.3.5
WEEK 5
#
5.3.6
WEEK 6
#
5.3.7
WEEK 7
"
5.3.8
WEEK 8
"
ERVARINGSREFLECTIELIJN ( 6.1.1
WEEK 1
6.1.2
WEEK 2
6.1.3
WEEK 4
6.1.4
WEEK 6
6.1.5
WEEK 8
$ $ $
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 1
7
HET PRAKTIJKLEREN
%
" 7.4.1 8
TOETSING
Inleiding
" $
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 2
1 Voorwoord Beste student, Voor jullie ligt het blokboek 3.9: het eerste blok van het derde jaar. Jullie starten nu met de verdieping in jullie afstudeerrichting: AGZ, GGZ of MGZ. In het eerste jaar hebben jullie al kennis gemaakt met deze verschillende zorgcategorieën en doelgroepen. Dit derde jaar verdiepen en verbreden we deze kennis en bespreken we de verpleegkundige zorgverlening aan verschillende doelgroepen binnen jullie afstudeerrichting. In dit blok verdiepen we ons ook in het klinisch redeneren waarmee jullie een start hebben gemaakt in het eerste leerjaar. De verschillende thematieken van dit blok wordt toegepast op cliënten- en patiëntensituaties binnen je afstudeerrichting. Op deze wijze worden je competenties op het gebied van verpleegkundige zorgverlening op niveau 5 verder uitgebreid. Wij wensen jullie een leerzaam en inspirerend blok 3.9 toe! Het docententeam HBO-V
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 3
2 Inleiding en blokschema In onderstaande schema’s staat de globale inhoud van de verschillende leerlijnen van dit blok beschreven. Daarnaast biedt dit schema een overzicht op de globale leerdoelen, de werkvormen, toetsing en studiepunten. De voltijd studenten lopen 4 dagen stage in blok 3.9 en de duaal studenten werken en leren in de praktijk. De duaal- en voltijdstudenten volgen samen het theoretisch onderwijs, een dag per week. BLOK 3.9 V PRAKTIJKLEREN, VERDIEPING IN DE AFSTUDEERRICHTING EN KLINISCH REDENEREN Relatie met het werkveld/beroep Draagt bij aan de volgende competenties Relatie met andere Onderwijsblokken
Conceptuele en Integrale leerlijn
Beroepsvaardighedenlijn Leerlijn persoonlijke ontwikkeling (SLB) Ervaringsreflectielijn
In dit blok ga je opnieuw theorie in praktijk brengen. Je gaat je stage lopen in een instelling (AGZ, GGZ of MGZ instelling) die aansluit bij je afstudeerrichting. In het terugkom onderwijs staat een aantal cliënten- en patiëntengroepen met hun specifieke zorgvragen centraal. Het klinisch redeneren wordt per afstudeerrichting vertaald en toegepast. Zie bijlage en blokboek 3.9 voor de uitwerking van de kerncompetenties HBO-V. In deze periode werk je aan verschillende competenties van de rollen zorgverlener, regisseur, beroepsbeoefenaar en ontwerper. In het eerste en tweede jaar heb je al stage gelopen. Dit blok ga je de verschillende rollen verbreden en verdiepen in een instelling die aansluit bij je afstudeerrichting. In het terugkom onderwijs word je theoretische kennis over verschillende cliënten- en patiëntengroepen verder verdiept en uitgebreid. Klinisch redeneren is in het eerste en tweede jaar aan bod geweest. Ook in het derde jaar is aandacht voor deze belangrijke competentie. Leerdoelen/inhoud Werkvormen Toets Stp Je verdiept je kennis en inzicht met betrekking tot kenmerken, ziektebeelden HC Schriftelijke 3 en zorgvragen van verschillende cliënten- en patiëntengroepen binnen je WC toets afstudeerrichting. Je verbreedt je competenties op het gebied van klinisch redeneren en past deze toe bij verschillende cliënten- en patiëntengroepen binnen je afstudeerrichting. De beroepsvaardigheden sluiten aan bij jouw leerbehoefte. Je kunt, per HC, training Leerdossier 1 onderwijsgroep, een aanvraag doen voor een training op basis van datgene en rollenspel wat je zelf wilt leren op basis van bijvoorbeeld stage-ervaringen. De ontwikkeling van de kerncompetentie zelfregie staat centraal Groepsbijeen Portfolio 1 -komsten Praktijkleren: werken aan de competenties van de competentiekaart en je Eindbeoord 8 maakt een proeve in de rol van zorgverlener. eling Tijdens de methodische praktijkbegeleiding reflecteer je op je stageervaringen en zet je je stage-ervaringen om in bewuste leerervaringen.
Presentie en actieve participatie
Blok 3.11 V en 3.12 V worden gedurende het studiejaar 2010-2011 in samenspraak met het werkveld ontwikkeld. Informatie over de inhoud van deze blokken volgt gedurende het studiejaar.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 4
2
BLOK 3.9 D Relatie met het werkveld/beroep Draagt bij aan de volgende competenties Relatie met andere Onderwijsblokken Conceptuele en Integrale leerlijn
Beroepsvaardigheden-lijn
Leerlijn persoonlijke ontwikkeling (SLB) Ervaringsreflectielijn
VERDIEPING IN DE AFSTUDEERRICHTING EN KLINISCH REDENEREN Je verdiept je in de verschillende zorgvragers en zorgcategorieën binnen je afstudeerrichting Zie bijlage en blokboek 3.9 voor de uitwerking van de kerncompetenties HBO-V. In deze periode werk je aan verschillende competenties van alle rollen. In het terugkom onderwijs wordt je theoretische kennis over verschillende cliënten- en patiëntengroepen verder verdiept en uitgebreid. Klinisch redeneren is in het eerste en tweede jaar aan bod geweest. Ook in het derde jaar is aandacht voor deze belangrijke competentie. Leerdoelen/inhoud Werkvormen Toets Stp Je kennis en inzicht met betrekking tot kenmerken, HC Schriftelijke 3 ziektebeelden en zorgvragen van verschillende WC toets cliënten- en patiëntengroepen binnen je afstudeerrichting wordt verdiept. Je competenties op het gebied van klinisch redeneren worden verder verdiept en toegepast bij verschillende cliënten- en patiëntengroepen binnen je afstudeerrichting. De beroepsvaardigheden sluiten aan bij jouw HC, training en Leerdossier leerbehoefte. Je kunt, per onderwijsgroep, een rollenspel aanvraag doen voor een training op basis van datgene wat jullie zelf willen leren op basis van praktijkervaring De ontwikkeling van de kerncompetentie zelfregie Groepsbijeenkomsten Portfolio staat centraal Praktijkleren: werken aan de competenties van de competentiekaart en je maakt een proeve in de rol van zorgverlener. Tijdens methodische praktijkbegeleiding reflecteer je op je stage-ervaringen en zet je je stageervaringen om in bewuste leerervaringen.
Eindbeoordeling Presentie en actieve participatie
NB: De studiepunten voor beroepsvaardighedenlijn (3 punten), studieloopbaanbegeleiding (3 punten) en mpb (3) worden aan het eind van periode 4 toegekend. Blok 3.10 D, 3.11 D en 3.12 D wordt lopend het studiejaar 2010-2011 ontwikkeld. Informatie hierover volgt gedurende het studiejaar.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 5
8
3 Integrale leerlijn Introductie leerlijn Dit is het specifieke gedeelte voor de GGZ-differentiatie. Er worden in de blok verschillende ziektebeelden behandeld (zie ‘programmaschema’ hieronder). Niet alle ziektebeelden die je in de praktijk tegenkomt, kunnen worden besproken in deze korte tijd. Er is een zorgvuldige selectie gemaakt van GGZ-ziektebeelden, welke belangrijk worden geacht voor deze differentiatie. Er wordt van je verwacht dat je andere ziektebeelden verder zelfstandig verkent en je daarin verdiept, bv. tijdens je stage. Om het komende blok en jaar succesvol te laten verlopen is het belangrijk dat er goed gepland en gelezen wordt! Dat betekent dat je de activiteiten van tevoren ‘doorloopt’ en jezelf een indruk verschaft van de verschillende activiteiten en de tijd die daarvoor nodig is. Hierdoor ben je goed voorbereid op de samenwerking in de onbegeleide uren en op het verloop van de hoor- en werkcolleges. Tijdens de D- activiteiten worden notulen gemaakt (inhoud en proces). Deze worden voor de D+ uren starten, aan de tutor overhandigd. Ook worden ze op Blackboard (BB) geplaatst, via de daarvoor bestemde ‘groepspagina’. In deze periode zullen we aan de hand van casuïstieken verschillende ziektebeelden doornemen, welke in de GGZ voorkomen. Aan de hand van een aantal van deze casuïstieken wordt ook het proces van klinisch redeneren in de GGZ een aantal malen doorlopen. Deze casuïstieken zijn per week te vinden op Blackboard, onder de knop ‘GGZ’ van dit jaar. Ze staan per week gerangschikt. Ook is daar overige informatie te vinden, per week. We oefenen het klinisch redeneren aan de hand van het ‘Achtcomponentenmodel van Albersnagel’ en een ‘Model klinisch redeneren GGZ’ welke ook op Blackboard te vinden zijn. Er wordt van je verwacht, dat je het boek Psychiatrie in de verpleegkunde (Nevid, 2008) altijd meeneemt naar de lessen, evenals het diagnoseboekje van Gordon (Handleiding Verpleegkundige Diagnostiek), je uitgewerkte antwoorden van de onbegeleide uren en de uitgeprinte casus (van die week, op BB). Programmaschema Week 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Hoorcollege Multi-morbiditeit en ouderen Generiek klinisch redeneren: De basisprincipes Verslavingszorg Klinisch redeneren specifiek: de DSM-IV Eenzaamheid en depressie
Centraal in het werkcollege Angststoornissen
Casus Mw. Van Bommel
Schizofrenie
Henk
Verslaving Persoonlijkheidsstoornissen
Cissy Dhr. De Vrieze
Depressie
Dhr. Jan Petersen Mw. Witteman
Generiek klinisch redeneren: Zorgstandaarden Psychogeriatrie Klinisch redeneren Toetsweek Toetsweek
VGZ en gedragsproblematiek
Carla Mohammed
Dementie Afsluiting en vooruit kijken
Casus Jezelf
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 6
3.1
ZORGPROBLEMEN IN DE GGZ 1: MULTIMORBIDITEIT BIJ OUDEREN
1. Verantwoording Door de vergrijzing en de toename van ongezonde leeftstijlgewoontes stijgt het aantal mensen met een chronische ziekte en hebben mensen vaak meerdere aandoeningen tegelijk. De zorgvraag stijgt niet alleen, maar verandert ook van karakter. Mensen met een chronische ziekte hebben vaak met meer dan één zorgverlener te maken. Het is belangrijk dat deze zorgverleners goed met elkaar samenwerken en de zorg op elkaar afstemmen. Daar is een verandering in de organisatie van de zorg voor nodig, die optimaal aansluit bij de persoonlijke behoefte van mensen met een chronische ziekte(n). Dit helpt deze groep mensen zo goed mogelijk in staat te stellen met hun ziekte om te gaan. De week staat een belangrijke groep GGZ zorgvragers in het middelpunt: de ouderen, de zorgvragers met levensfaseproblematiek. Bij veel oudere mensen ontstaat een wankel psychisch evenwicht door een aaneenschakeling van lichamelijke en psychische klachten. Voor alle mensen van plm. zestig jaar en ouder met ernstige psychische of psychosociale klachten wordt zo veel mogelijk zorg op maat geboden De hulpverlenende instanties houden zich bezig met het stellen van een diagnose, met behandeling en begeleiding en met crisisopvang. Een opname behoort ook tot de mogelijkheden. Men beschikt over de specifieke kennis en vaardigheden die nodig zijn om ouderen te behandelen, vaak in de vorm van specifieke zorgprogramma’s. Uitgangspunt bij de behandeling is dat de oudere zoveel mogelijk in de eigen vertrouwde omgeving kan verblijven. Om de oudere cliënt optimale hulp te bieden, wordt vaak nauw samengewerkt met andere zorginstellingen en maatschappelijke organisaties. Bovendien wordt zorg en ondersteuning geboden aan de partner, de familie en de hulpverleners van de cliënt. De hulpverlenende instantie verzorgt ook consultatie aan huisartsen en de instellingen in de regio die zich bezighouden met ouderenzorg. Daarnaast wordt er wetenschappelijk onderzoek gedaan en zijn er opleidingen in huis. Soms is de instelling een bovenregionale ‘onderzoekswerkplaats’, waarnaar cliënten verwezen kunnen worden voor het stellen van een diagnose en behandeling op basis van een specifieke expertise. Het programma Diseasemanagement chronische ziekten loopt tot en met 2012 en heeft een budget van twaalf miljoen euro. Het wordt uitgevoerd door ZonMw in samenwerking met het ministerie van VWS, ICTRegie, PICASSO voor COPD, de Samenwerkende GezondheidsFondsen (SGF) en het Platform Vitale Vaten van de Nederlandse Hartstichting. Het Fonds Psychische Gezondheid is een van de Samenwerkende Gezondheidsfondsen en houdt zich met name bezig met het onderdeel comorbiditeit. Angststoornissen vormen waarschijnlijk de meest voorkomende psychische stoornissen op latere leeftijd, brengen veel lijdensdruk met zich mee, zijn meestal niet secundair aan een depressie en zijn in de meeste gevallen geen teken van een dementieel proces. Bij verpleeghuisbewoners en wellicht ook bij andere kwetsbare ouderen met veel comorbide lichamelijke problematiek, is er in de helft van de gevallen wel sprake van een comorbide depressie. Angststoornissen lijken onder ouderen iets minder vaak voor te komen dan onder jongere volwassenen, maar het verschil is veel kleiner dan lange tijd werd aangenomen. (www.trimbos.nl) Dit soort stoornissen, waar verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg veel mee geconfronteerd worden, heeft grote gevolgen voor de zorgvrager en zijn omgeving en beïnvloedt niet alleen het psychisch functioneren maar ook het sociaal en lichamelijk functioneren. Kernproblemen zijn: niet meer alles kunnen doen, afhankelijkheid en eenzaamheid (hier wordt in week 5 dieper op ingegaan).
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 7
2. Beginsituatie - Studenten hebben in cluster 4 van het 1e jaar kennis gemaakt met de maatschappelijke gezondheidszorg. - Studenten hebben binnen het onderwijs nog niet expliciet te maken gehad met zorgvragers met een angststoornis en de gevolgen die deze stoornis heeft voor zorgvragers op psychisch sociaal en lichamelijk gebied. - Studenten hebben mogelijkerwijs in één van de stages wel expliciet te maken gehad met zorgvragers met een angststoornis en de gevolgen die deze stoornis heeft voor zorgvragers op psychisch sociaal en lichamelijk gebied. - Studenten hebben in de voorgaande leerjaren kennis gemaakt en geoefend met klinisch redeneren. 3. Leerdoelen Algemeen: de student kan de kern van het verpleegkundige aandeel in de zorg; het klinisch redeneren in het primaire proces, op willekeurig welk thema, zorgprobleem of ziektebeeld, toepassen. De generieke onderwerpen uit de gemeenschappelijke hoorcolleges hebben een plaats gekregen in de werkcolleges. De student: a. De belangrijkste kenmerken benoemen van de groep oudere zorgvragers in de GGZ b. Een overzicht geven van de meest voorkomende psychische of psychosociale klachten bij deze groep zorgvragers c. Kan uitleggen welke verschillende soorten angststoornissen er zijn d. Kan uitleggen wat deze verschillende stoornissen inhouden (zie ook voorgaande kennis propedeuse) e. Kan verwoorden wat voor gevolgen het heeft om met een angststoornis te moeten leven voor zowel patiënt als familie en vrienden f. Kent de sociale kaart g. Voelt zich betrokken bij de “ziekte” beleving van de cliënt h. Kan vanuit het patiëntenperspectief een aantal relevante verpleegkundige aandachtspunten benoemen voor het verplegen en begeleiden van mensen met een angststoornis i. Communiceert adequaat in fora gericht op de specifieke doelgroep j. Levert een bijdrage aan voorlichting op farmacologisch gebied aan cliënten met een angststoornis 4. Te gebruiken literatuur Boeken: - Nevid, J.S.; Psychiatrie in de verpleegkunde, Pearson Education, Amsterdam, 2008 Hoofdstuk 2, 7, 11 (aanschaf) - Pool, A., ea. Zorgverlening aan Chronisch zieken - Townsend, M.C., Verpleegkundige Diagnostiek in de psychiatrie, Elsevier/ De Tijdstroom, Maarssen, 1998 - Vandereycken, W., Deth, van, R.; Psychiatrie, Bohn Stafleu Van Loghum, 1997 Sites: - http://www.psychischegezondheid.nl/page/215/wetenschappelijk-onderzoek.html - http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/angststoornissen-algemeen - www.venvn.nl - www.b-verpleegpost.nl - psychiater.startpagina.nl - http://www.medischestartpagina.nl/Psychiatrie/index.html - ggz.startpagina.nl - http://www.psychiatrienet.nl/links/1489_Sociale_psychiatrie - http://www.tijdschriftverpleegkunde.com/ - http://www.ocdvriendenkring.org/literatuur/angstcentrum3.htm - http://www.cbo.nl/thema/Richtlijnen/Overzicht-richtlijnen/ (zie geestelijke gezondheidszorg; angststoornissen; update van 2009) - Zorgstandaard angst/ depressie: http://www.lvg.org/landelijk/ketenzorg_zorgstandaarden.htm - www.nationaalkompas.nl - www.minvws.nl - www.delta.nl - www.parnassia.nl - www.postbus51.nl Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 8
-
www.fondspsychischegezondheid.nl http://www.gezonderoudworden.nl/fileadmin/images/PDF/factsheetangst_1_.pdf Kijk ook welke tijdschriften er in de bibliotheek te vinden zijn op het gebied van verpleegkunde en de GGZ. De Monitor Geestelijke Gezondheidszorg Ouderen geeft een overzicht van kwaliteit en effectiviteit van de psychische hulpverlening aan ouderen. Ouderdom komt met gebreken; Geneeskunde en zorg bij ouderen met multimorbiditeit; Gezondheidsraad; 22 januari 2008 http://www.ouderenpsychiatrie.nl/ http://www.parnassia.nl/Psychiatrie/zorgprogramma/hulp http://www.ggznederland.nl/
Overig: - http://www.hetdolhuys.nl/ - DVD Psychiatrie in de verpleegkunde, casuïstieken Jerry, Steve, Dave en Sara - Blackboard Casus - Bibliotheek Diverse tijdschriften 5. Studieactiviteiten Activiteit GGZ 1.1 Werkvorm: Individueel D- Neem de studieactiviteiten voor het komende blok door en plan de activiteiten in je agenda. - Werk de leerdoelen van deze week uit m.b.v. de bronnen. - Bestudeer hoofdstuk 2, 7 en 11 (Nevid). Maak hierna van Hoofdstuk 11, de casus van Mw. Kloostra op bladzijde 361 (Nevid). Beantwoord de vragen over deze casus eerst zelfstandig, zonder naar de antwoordsleutel te kijken. - Vergelijk daarna je eigen antwoorden met de antwoordsleutel in het boek. Je maakt door deze casus te maken een begin met klinisch redeneren in dit derde leerjaar. Maakt daarna de volgende individuele opdrachten: Opdracht 1: GGZ-verpleegkundigen kunnen zorgvragers ondersteunen. Door middel van verschillende bestaande zorgprogramma’s, zoals die worden aangeboden bij bv. Parnassia (http://www.parnassia.nl/Psychiatrie/zorgprogramma/hulp) en http://www.ggznederland.nl/. Bestudeer deze zorgprogramma’s in tweetallen. Elk tweetal kiest een ander zorgprogramma en werkt dit uit. Voorbeelden zijn: - angst bij ouderen, - depressie bij ouderen, - persoonlijkheidsproblematiek bij ouderen, - (onverklaarbare) lichamelijke problematiek bij ouderen, - onderzoek en advisering bij ouderen. Schrijf hier een korte samenvatting van (½ tot 1 A-4 tje) en deel deze met je tutor en je klasgenoten tijdens de begeleide uren. Opdracht 2: Noteer een drietal verpleegkundige diagnoses die je op basis van de casus (zie Blackboard van deze week) zou kunnen stellen. Werk 1 ervan uit in een plan van aanpak (met resultaten en interventies). Maak hiervoor gebruik van de hierboven genoemde bronnen! Neem je uitwerking mee naar de onbegeleide en begeleide uren van deze week.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 9
Activiteit GGZ 1.2 Duur 2 SBU Werkvorm: Hoorcollege Het hoorcollege van deze week behandelt het begrip “multimorbiditeit/ ouderenzorg”. Activiteit GGZ 1.3 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege D- Maak, voor zover nog niet gedaan, kennis met elkaar. - Deel in je groep waar je ervaringen t.a.v. deze GGZ-differentiatie liggen en bespreek wat je uit dit komende jaar wilt halen. - Deze periode gaan we als groep intensief met elkaar samenwerken. Stel gezamenlijk samenwerkingsregels op, schrijf deze uit en deel deze tijdens de begeleide uren met je tutor. Maak daarbij ook een SMART-doel waar je als groep aan wilt werken. - Stel een schema op wie welke week de notulen van de D- activiteiten maakt. De notulist zal ook tijdens de D+ bijeenkomst de aanvullingen noteren. De notulen van de D- & D+ activiteiten worden na afloop verspreid onder de leden van de OWG en de tutor. Dit doe je door deze (met een handige naamgeving) op BB te plaatsen, via de ‘communicatieknop’. - Bespreek met elkaar waar een goede presentatie zoals bedoeld in activiteit GGZ 1.1 aan moet voldoen. Maak gebruik van de in de vorige jaren gehanteerde scorelijsten! Bereid je voor op het geven van een korte presentatie. Activiteit GGZ 1.4 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege D+ - Tijdens het werkcollege zullen we kennis maken met elkaar. De samenwerkingsafspraken en het SMART-groepsdoel zal worden besproken met de tutor. Ook bespreken we het doel van de lessen en goede voorbereiding. - Daarna gaan we van start met het bespreken van de twee opdrachten van activiteit 1.1, waarbij uitdrukkelijk wordt stilgestaan worden bij de relevantie van de inhoud van het voorafgaande hoorcollege voor het klinisch redeneren. - Jullie informeren elkaar over de gekozen zorgprogramma’s door middel van een presentatie en is er de gelegenheid om elkaar hierover te bevragen. Eventuele vragen over de zorgprogramma’s voor ouderen in de GGZ kunnen worden verzameld en vormen de voorbereiding voor het werkcollege. In dit werkcollege is er naast deze bespreking van de resultaten van de zelf- c.q. onbegeleide studie, ruimte voor een aantal korte presentaties van opdracht 1 en 2. Let op: beargumenteer je keuzes van de uitwerking van het plan van aanpak! De notulist zal ook tijdens deze D+ bijeenkomst de aanvullingen noteren. De notulen van de D- & D+ activiteiten worden na afloop verspreid onder de leden van de OWG en de tutor. Dit doet de notulist van deze week door deze (met een handige naamgeving) op BB te plaatsen, via de ‘communicatieknop’.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 10
3.2
ZORGPROBLEMEN IN DE GGZ 2: SCHIZOFRENIE
1. Verantwoording De jaarlijkse incidentie van schizofrenie en aan schizofrenie verwante psychosen bedraagt in Nederland ongeveer 1 per 10.000. De prevalentie is ongeveer 60 keer zo hoog en zo aanzienlijk dat schizofrenie als een ‘volksziekte'kan worden beschouwd. Het risico dat iemand ooit in zijn leven een schizofrene of verwante psychotische stoornis zal krijgen is geschat 0,8%.Schizofrenie komt in alle lagen van de bevolking en in alle culturen voor en bij mannen vrijwel even vaak als bij vrouwen, hoewel de ziekte bij vrouwen later debuteert en vaak met een stemmingsstoornis gepaard gaat. Sommige bevolkingsgroepen in Nederland lopen een hoger risico, in het bijzonder etnische minderheden uit de Antillen, Suriname en Marokko. De diagnose wordt in Nederland meestal gesteld aan de hand van het DSM-IV- classificatiesysteem en/of aan de hand van de ICD-10-classificatie. Schizofrenie kenmerkt zich door psychotische perioden met zogenoemd ‘positieve'symptomen als wanen, hallucinaties en verwardheid, en begeleidende verschijnselen als angst, depressie, achterdocht of opwinding; en soms ook door agressiviteit, verslaving aan alcohol en drugs en afwezigheid van ziektebesef. De psychotische perioden worden afgewisseld met remissieperioden waarin sprake kan zijn van enig, soms aanzienlijk, herstel, maar ook van het optreden van ‘negatieve' symptomen als apathie, vertraging, snelle mentale uitputting, bemoeilijkt denken en vervlakking van het gevoelsleven. Verder kunnen zich depressieve perioden voordoen. De aandoening begint meestal tijdens de adolescentie of de jongvolwassenheid. Het lijden wordt niet alleen bepaald door de aandoening zelf, maar ook door de sociale consequenties. Doorgaans betekent de ziekte dat men langdurig, zo niet levenslang, afhankelijk is van professionele zorg. Vaak is door de jeugdige leeftijd sprake van een gebroken carrièreperspectief met het risico van een lange, soms blijvende arbeidsongeschiktheid. 2. Beginsituatie Studenten hebben in het eerste jaar in cluster GGZ aandacht gehad voor het ziektebeeld schizofrenie. In het tweede jaar is er in cluster 7 aandacht geweest voor ketenzorg. 3. Leerdoelen Algemeen: de student kan de kern van het verpleegkundige aandeel in de zorg; het klinisch redeneren in het primaire proces, op willekeurig welk thema, zorgprobleem of ziektebeeld, toepassen. De generieke onderwerpen uit de gemeenschappelijke hoorcolleges hebben een plaats gekregen in de werkcolleges De student: a. Kan uitleggen wat het ziektebeeld inhoudt (heroriënteer je op kennis propedeuse en leerjaar 2) b. Kan verwoorden wat voor gevolgen het heeft om met schizofrenie te moeten leven voor zowel zorgvrager als familie en vrienden. c. Heeft zich verdiept in een drietal relevante/ actuele richtlijnen rond de zorg voor schizofreniezorgvragers en hun partners d. Heeft vanuit deze richtlijnen voor zichzelf een top 10 samengesteld van verpleegkundige aandachtspunten voor het verplegen/begeleiden van patiënten met schizofrenie en hun naasten in de geestelijke gezondheidszorg e. Kan benoemen waarom ketenzorg belangrijk is voor de zorg voor schizofrene zorgvragers. f. Kan de hoofdlijnen van de maatschappelijke positie van chronisch zieken verwoorden g. Kan de hoofdlijnen van het chronisch ziekenbeleid verwoorden h. Verwoorden hoe de DSM IV is opgebouwd, met welk doel, hoe dit classificatiesysteem wordt gebruikt en wat de relatie is met de verpleegkundige beroepsuitoefening in de GGZ en VGZ i. Voorbeelden geven van de toegepaste theorie in de DSM IV j. Aangeven hoe de relatie is tussen het proces van verpleegkundig diagnosticeren en de DSM IV k. Voorbeelden geven van toepassing van DSM IV in de zorg voor mensen met schizofrenie
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 11
4. Te gebruiken literatuur Boeken: - Hoencamp, E., Haftmans, J. en Bos; Psychiatrie in de verpleegkunde; Pearson Education Benelux, 2008, Hoofdstuk 9 - Pool, A., ea. Zorgverlening aan Chronisch zieken - Wilkinson, Klinisch redeneren, 2007 Sites: - http://www.anoiksis.nl/ - http://www.ggzrichtlijnen.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&id=488&richtlijn_id=56 - http://www.b-verpleegpost.nl/ - http://www.psychiatrienet.nl/ gebruik: “zoek op trefwoord” - http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/schizofrenie - http://www.anoiksis.nl/ - http://www.parnassia.nl/Psychiatrie/zorgprogramma/FAQ-psychoses-schizofrenie - www.nationaalkompas.nl - www.minvws.nl - Agenda voor leuke excursies: http://portaal.verplegingenverzorging.nl/agenda Overige: - Nova Uitzending over nieuwe aanpak Schizofrenie; 2007 (http://video.google.com/videoplay?docid=5003807517559286070#) - Teleac Gekte is menselijk? Hoe?Zo! Radio - Netwerk Uitzendinggemist.nl: 09-05-2008 - Blackboard Casus 5. Studieactiviteiten Activiteit GGZ 2.1 Werkvorm: Individueel DBestudeer de volgende bronnen en fris je kennis op over de achtergronden van schizofrenie. Zoek daarbij antwoorden op de leerdoelen. Hoofdstuk 3 (vooral het deel over de DSM 4) van het boek Psychiatrie in de verpleegkunde (Nevid). Paragraaf 9.1 (Schizofrenie) (Nevid). De website van de cliëntenverenging Anoiksis (http://www.anoiksis.nl/) Stel een top 10 samen van aandachtspunten waar je vanuit de positie van de verpleegkundige werkzaam in de geestelijke gezondheidszorg met zorg aan schizofrene zorgvragers prioriteit aan zou kunnen geven. Motiveer je keuze. Bekijk ter inspiratie ook de casus op BB voor deze week. Activiteit GGZ 2.2 Duur 2 SBU Werkvorm: Hoorcollege In blokweek 2 richt het hoorcollege zich op een algemene heroriëntatie op het klinisch redeneren oftewel de toepassing van de verpleegkundige methodiek, zoals in afgelopen leerjaren regelmatig aan de orde is geweest.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 12
Activiteit GGZ 2.3 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege DWerk elkaars “ratings” (activiteit 2.1) uit en discussieer over de wenselijkheid van een uniforme prioriteitenlijst. Probeer overeenstemming te vinden over het antwoord op de vraag: Wat vind jij het -verschil tussen “chronisch ziek zijn” en “een chronische ziekte hebben”? De Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), een classificatie voor psychische stoornissen, is ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de American Psychiatric Association. In juni 1994 verscheen de vierde editie (DSM-IV), in 2001 verscheen een tekstrevisie (DSM-IV-TR). De DSM is met name ontwikkeld voor gebruik bij onderzoek. Door internationaal dezelfde criteria af te spreken voor psychiatrische aandoeningen wordt onderzoek en communicatie duidelijker en betrouwbaarder. De DSM is dus een classificatiesysteem, ten onrechte wordt het als een diagnose-systeem gehanteerd.De DSM is belangrijk voor verpleegkundigen, omdat veel van de verpleegkundige activiteiten samenhangen met de DSM classificatie. Ook in de verstandelijke gehandicaptenzorg (VGZ) welke onderdeel is van de geestelijke gezondheidszorg, wordt dit classificatiesysteem gehanteerd. -
-
Jullie gaan op zoek naar voorbeelden en toepassingen van het gebruik van classificatiesystemen in de GGZ, en van de DSM in het bijzonder. Hierbij gebruik je diverse informatiebronnen; het studielandschap van de Hogeschool, het internet, eerder opgedane ervaringen, uitwisseling van kennis met andere studenten etc. Aan de hand van gevonden voorbeelden (zoek casuïstiek!) kan het onderwerp tijdens het begeleide hoorcollege verder bediscussieerd en verhelderd worden. (Hulpvragen/ aandachtspunten hierbij: Historisch perspectief, doel, gebruik, structuur, voorbeelden uit de DSM, hoofdcategorieën, kritiek). Resultaat is een overzicht van gevonden materiaal, waaruit blijkt dat je groep de materie kan uitleggen, de geschiedenis ervan kent en de werking en toepassing begrijpt Vragen die overblijven kunnen in het begeleide werkcollege aan de orde komen. De notulist zal ook tijdens deze D- bijeenkomst de aanvullingen noteren. De notulen van de D& D+ activiteiten worden na afloop verspreid onder de leden van de OWG en de tutor, door deze op BB te plaatsen.
Activiteit GGZ 2.4 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege D+ De voorgaande activiteiten leiden tot een overzicht van relevante bronnen en gevonden documenten met betrekking tot de theorie en toepassing van het classificatiesysteem DSM IV en eventuele overige systemen. Tijdens dit begeleide werkcollege zal uitdrukkelijk stilgestaan worden bij de relevantie van de inhoud van het voorafgaande hoorcollege voor het klinisch redeneren. Het klinisch redeneren wordt in dit blok specifiek uitgediept en toegepast op situaties van een GGZzorgvragers. Denk bij het uitwerken van de casuïstieken aan de onderdelen van het model ‘klinisch redeneren’: assessment/anamnese, het stellen van prioriteiten, collerative problems ofwel samenwerkingsproblemen, welness diagnoses, syndroom diagnoses en processen van besluitvorming. De resultaten van activiteit 2.1 en 2.3 worden met elkaar gedeeld en het belang van het werken met (evidence based) richtlijnen wordt nabesproken. Aan de hand van een korte film zal het belang van de rol van de GGZ-verpleegkundige bij het bieden van psychosociale ondersteuning aan zorgvragers met schizofrenie worden verduidelijkt. De notulist zal ook tijdens deze D+ bijeenkomst de aanvullingen noteren. De notulen van de D- & D+ activiteiten worden na afloop verspreid onder de leden van de OWG en de tutor, door deze op BB te plaatsen. (Dit wordt de rest van dit blok ook verwacht, en zal in de komende weken niet meer speciaal genoemd worden.)
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 13
3.3
ZORGPROBLEMEN IN DE GGZ 3: VERSLAVINGSZORG
1. Verantwoording Er zijn vele verslavingen, en in alle lagen van de bevolking (Amy Winehouse, Tiger Woods, Lindsay Lohan, Tom Chaplin Britney Spears). Verslaving in samenhang met GGZ is een uitgebreid gebied. Door middel van een hoorcollege en de werkcolleges zullen we deze week het gebied verder bestuderen en ontdekken. Verslaving, in alle facetten, is lang als welzijnsprobleem gedefinieerd, maar wordt inmiddels door alle deskundigen als gezondheidsprobleem gedefinieerd. Welke aspecten maken verslaving tot een gezondheidsprobleem en welke tot een geestelijk of psychiatrisch gezondheidsprobleem? Welke behandelmogelijkheden zijn er? Wat is de dubbele diagnose problematiek en welke zorgvragers komen we daar tegen? Op welke manier kan je in gesprek gaan met de zorgvrager en maak je werkelijk contact? Een week is tekort voor dit ziektebeeld, maar een eerste aanzet kan zeker worden gemaakt. Steef: Ik was gewoon een liefhebber…. ”Verslaving is zo'n groot woord. Ik was gewoon een liefhebber. Ik lag altijd een paar rondes voor, weet je wel. En altijd gezellig. Althans, tot voor een paar jaar geleden. Het begon vrij onschuldig...” Joop: de zucht is in woorden niet uit te leggen… “Als ik er zo over nadenk lijkt het alsof ik mijn hele leven al verslaafd ben. Nou ja, in ieder geval al heel lang. Ik ben nu 46 jaar en voor een harddrugsverslaafde is dat al een behoorlijke leeftijd”. Elize: nieuwsgierig naar wat cocaïne met je zou doen… “Ik leerde een meisje kennen dat al snel een erg "goede" vriendin van me werd. Naarmate je meer met elkaar omgaat, kom je steeds meer te weten over elkaar. Dus ook dat ze cocaïne gebruikte. Ik vond dat wel spannend”. Bron: http://www.brijder.nl/home Middelengebruik -met name alcohol- onder 55-plussers (‘ouderen’) is de afgelopen jaren sterk gestegen en deze groep doet steeds vaker een beroep op de verslavingszorg. Het gebruik van cannabis vergroot de kans op het ontwikkelen van een psychotische stoornis met 40%. Voor frequente gebruikers zelfs met 100%. (www.rivm.nl) Hierdoor zal je als GGZ-verpleegkundige vaak te maken hebben met dubbele diagnoseproblematiek. 2. Beginsituatie - Studenten hebben in cluster 2 van het 1e jaar kennis gemaakt met de maatschappelijke gezondheidszorg. - Studenten hebben binnen het onderwijs nog niet expliciet te maken gehad met cliënten met verslaving. - Studenten hebben mogelijkerwijs in één van de stages wel expliciet te maken gehad met cliënten met verslaving.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 14
3. Leerdoelen Algemeen: de student kan de kern van het verpleegkundige aandeel in de zorg; het klinisch `redeneren in het primaire proces, op willekeurig welk thema, zorgprobleem of ziektebeeld, toepassen. De generieke onderwerpen uit de gemeenschappelijke hoorcolleges hebben een plaats gekregen in de werkcolleges De student: a. Heeft kennis genomen van de maatschappelijke opvattingen die er in de loop der tijd van verslaving zijn geweest; b. Heeft kennis genomen van de epidemiologie van verslaving; c. Kent de lichamelijke gevolgen van overmatig middelen gebruik; d. Kent de verschillende kernsymptomen van verslaving; e. Kent de meest voorkomende soorten verslavingen (heroriënteer je op eerder opgedane kennis) f. Kan uitleggen wat het ziektebeeld inhoudt (heroriënteer je op kennis propedeuse en leerjaar 2) g. Kan het verschil aangeven tussen gebruik, misbruik en afhankelijkheid van middelen; en kan ‘verslavingsprobleem’ en ‘psychische hulpvraag’ met elkaar in verband brengen h. Kan verwoorden wat voor gevolgen het heeft om met een verslaving te moeten leven voor zowel zorgvrager als familie en vrienden en kan dit onderbouwen vanuit de theorie. i. Kan aangeven welke preventie op het gebied van verslaving plaats vindt. j. Kent de somatische verschijnselen die passen bij ontwenningsverschijnselen; k. Kan de belangrijkste psychische, sociale en medische aandachtspunten in de zorg om de zorgvrager met een verslaving benoemen. l. Aangeven waaruit de verpleegkundige zorg voor deze groep zorgvragers kan bestaan m. Kent de verschillende vormen van behandeling, cq interventies. n. Kan een zorgplan opstellen voor een zorgvrager met een verslaving. o. Een overzicht geven van het hulpverleningsaanbod aan de groep zorgvragers met verslavings- en psychiatrische problematiek vormen van ondersteuningen noemen met betrekking tot verslaving. (specifieke hulpverleners, websites, patiëntenverenigingen, etc.) p. Kan verwoorden wat zijn eigen visie is op verslaving. 4. Te gebruiken literatuur Boeken: - Hoencamp, E., Haftmans, J. en Bos; Psychiatrie in de verpleegkunde; Pearson Education Benelux, 2008, Hoofdstuk 8 Sites: - Richtlijn Verslaving en multi-morbiditeit: www.ggzrichtlijnen.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&id=756&richtlijn_id=66 - www.stap.nl - www.rivm.nl - www.nationaalkompas.nl - www.minvws.nl - Pool ea. Zorgverlening aan Chronisch zieken - http://www.trimbos.nl/onderwerpen/alcohol-en-drugsAanbevolen - http://www.jellinek.nl/ - http://www.jellinek.nl/jongeren/index.php - http://www.enik.nl/ (met diverse zelftests) - http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/drugs (Nederlands drugsbeleid) - http://www.brijder.nl/ Overige: - Blackboard Casus en andere informatie
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 15
5. Studieactiviteiten Activiteit GGZ 3.1 Werkvorm: Individueel D- Werk je leerdoelen uit m.b.v. de bronnen. Let met name op de vele voorbeelden van best practice uit de website van het Trimbosinstituut (http://www.trimbos.nl). - Bekijk (evt. met elkaar tijdens de D- activiteit) de animaties op http://www.jellinek.nl/ over drugs in lichaam en hersenen. Bekijk ook de diverse filmpjes van diverse beroemde mensen in de ‘Wall of Fame’ op deze pagina. - Noteer je observatie/ gevoelens/ aandachtspunten/ vragen voor de nabespreking. - Maak een aantal testen op kennis- en gebruiksgebied op de site: http://www.jellinek.nl/jongeren/index.php. (Maak zelf een keuze.) Wat valt je op aan jouw eigen gebruik en jouw eigen kennis op dit gebied? - Lees de casus van deze week op BB, print deze uit en neem deze mee naar de werkcolleges van deze week. Activiteit GGZ 3.2 Duur 2 SBU Werkvorm: Hoorcollege Volg het hoorcollege ‘Verslavingszorg’. (Zo mogelijk is dit een gastcollege door een zorgverlener uit de praktijk.) Activiteit GGZ 3.3 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege D- Nabespreking van de filmpjes van de website (act. 3.1) in subgroepen. Wat heeft je hierin geraakt? Wat maakte het bij je los (heel veel mensen hebben ervaring in hun (naaste) omgeving met verslaving). - Hoe kijk je als “aankomend” GGZ-verpleegkundige naar deze beelden? - Als je de opnames koppelt aan je studie van de diverse genoemde bronnen voor de zelfstudie, welke verpleegkundige aandachtspunten komen dan bovendrijven? - In je rol als ontwerper gaan jullie een posterpresentatie maken waarin je met je groepje alle items benoemt die jullie belangrijk vinden voor het geven van zorg aan een zorgvrager die verslaafd is. De poster gaat op je afdeling gehangen worden op een manier zodat alle verpleegkundigen aan het denken worden gezet over het verlenen van zorg bij deze doelgroep. Zorg dat de zaken die je geraakt hebben in het hoorcollege, die je hebt gevonden in de literatuur of waar je zorgvragers over hebt gesproken, terug laat komen op de poster. LET OP: je poster bevat niet alleen kreten, maar ook een onderbouwing van het belang van jullie aandachtspunten. Activiteit GGZ 3.4 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege D+ Tijdens het werkcollege zal uitdrukkelijk stilgestaan worden bij de relevantie van de inhoud van het voorafgaande hoorcollege voor het klinisch redeneren. - In het werkcollege bespreken we het subgroepswerk na; je presenteert je poster aan je groepsgenoten (teamgenoten op je afdeling) en tutor! - Tevens proberen we daarna tot een “top vijf” te komen van relevante verpleegkundige aandachtspunten voor het verplegen van cliënten met een verslaving. Deze aandachtspunten zullen worden gekoppeld aan bestaande verpleegkundige diagnoses, resultaten en interventies. De casus van deze week zal hierin door jullie worden meegenomen: er zal stil worden gestaan bij het ziektebeeld, symptomen en prognose daarbij.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 16
3.4
ZORGPROBLEMEN IN DE GGZ 4: PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN Denken Eerst dacht ik: ' niet aan denken' , Dat heb ik toen gedaan, maar twee seconden later, dacht ik er tòch weer aan. Nee, zo eenvoudig is dat niet, want weet je, wat je doet, je denkt er óók aan als je denkt dat j' er niet aan denken moet.
1. Verantwoording Iedereen heeft karakteristieke eigenschappen, de combinatie daarvan vormt iemands persoonlijkheid. Soms is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis. Bij een persoonlijkheidsstoornis is het gehele gedrag, en niet een enkele karaktertrek, zo uitgesproken, dat iemands functioneren er danig door beïnvloed wordt. Problemen doen zich op allerlei terreinen voor: mislukkingen in het werk, stuklopende relaties, het moeilijk kunnen opbouwen van een vriendenkring en zich moeilijk kunnen aanpassen. Vaak vinden anderen de gedragingen, gedachten en gevoelens extreem en ondervindt de omgeving hinder van het gedrag. Binnen de psychiatrie worden in totaal 10 persoonlijkheidsstoornissen onderscheiden, die in drie clusters zijn ondergebracht. Cluster A: de paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Cluster B: hiertoe behoren vooral problemen die te maken hebben met impulsiviteit en Affectiviteit. De antisociale, de borderline, de theatrale en de narcistische persoonlijkheidsstoornis. Cluster C: de groep angstige en vreesachtige persoonlijkheidsstoornissen die weer is onder te verdelen in drie stoornissen, namelijk de vermijdende, de afhankelijke en de dwangmatige persoonlijkheidsstoornis. (www.korrelatie.nl) 2. Beginsituatie Studenten hebben in cluster 4 van het 1e jaar kennis gemaakt met de geestelijke gezondheidszorg. Studenten hebben in 2e jaar gewerkt met zorgprogramma’s 3. Leerdoelen: Algemeen: de student kan de kern van het verpleegkundige aandeel in de zorg; het klinisch redeneren in het primaire proces, op willekeurig welk thema, zorgprobleem of ziektebeeld, toepassen. De generieke onderwerpen uit de gemeenschappelijke hoorcolleges hebben een plaats gekregen in de werkcolleges De student: - Kan uitleggen wat de belangrijkste persoonlijkheidsstoornissen inhouden (heroriënteer je op kennis propedeuse en leerjaar 2) - Kan verwoorden wat voor gevolgen het heeft om met een persoonlijkheidsstoornis te moeten leven, voor zowel patiënt als familie en vrienden. - Kan aangeven welke preventie op het gebied van persoonlijkheidsstoornissen plaats vindt. - Kan de belangrijkste andere ondersteuningen noemen met betrekking tot persoonlijkheidsstoornissen. (specifieke hulpverleners, websites, patiëntenverenigingen etc) - Heeft vanuit de Richtlijn voor Persoonlijkheidsstoornissen (breed spectrum) (Trimbos) een top drie van verpleegkundige aandachtspunten voor zichzelf geformuleerd (hoofd, handen) - Kan vanuit het patiëntenperspectief een aantal relevante verpleegkundige aandachtspunten benoemen voor het verplegen en begeleiden van mensen met een persoonlijkheidsstoornis - Reflecteert op een ervaringsverhaal van een zorgvrager met een persoonlijkheidsstoornis
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 17
4. Te gebruiken literatuur Boeken: - Nevid, J.S.; Psychiatrie in de verpleegkunde, Pearson Education, Amsterdam, 2008 Hoofdstuk 16 - Pool A., ea. Zorgverlening aan Chronisch zieken Sites: - http://www.ggzrichtlijnen.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&id=741&richtlijn_id=66 - www.nationaalkompas.nl - www.minvws.nl - http://www.kennisring.nl en dan kiezen voor: Gezondheidshulp - www.korrelatie.nl Overige: - Blackbord: Casus 5. Studieactiviteiten Activiteit GGZ 4.1 Werkvorm: Individueel D- Bestudeer de bronnen. Zoek daarbij antwoorden op de leerdoelen. - Bestudeer Hoofdstuk 16, Persoonlijkheidsstoornissen (Nevid). - Maak de casus Annie de Groot op pagina 515 van het boek van Nevid. - Vergelijk daarna de antwoordsleutel met je antwoorden. - Lees de casus op BB van deze week, print deze uit en neem deze mee naar de werkcolleges van deze week. Activiteit GGZ 4.2 Duur 2 SBU Werkvorm: Hoorcollege Dit hoorcollege zal ingaan op recente ontwikkelingen in de in de zorg, begeleiding en behandeling van zorgvragers met persoonlijkheidsproblematiek. Speciale aandacht zal uitgaan naar het klinisch redeneren, specifiek vanuit de GGZ, voor deze patiëntencategorie. Ook zal worden ingegaan op het belang van juiste bejegening: deze patiëntenpopulatie roept veel lastige gevoelens op in het contact met hen: de zorgverlener krijgt snel het gevoel dat hij / zij het niet goed doet, niet goed genoeg is. We gaan in op het begrip ' tegenoverdracht' . Activiteit GGZ 4.3 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege D- Door voorafgaande zelfstudie en hoorcollege heb je nieuwe inspiratie gekregen voor het verplegen van patiënten (en hun familieleden/partners) met een persoonlijkheidsstoornis. Noteer, in subgroepen, deze nieuwe of hernieuwde gezichtspunten. Stel eens een top 3 op van diagnoses, resultaten en interventies die je op dit moment van belang lijkt voor het werk van een GGZ-verpleegkundige die zorgvragers met een persoonlijkheidsstoornis verpleegt. Uiteraard onderbouw je je keuze met relevante bronnen (zelfstudie of college) en betrek je de casus van BB erbij. Activiteit GGZ 4.4 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege D+ Tijdens het werkcollege zal uitdrukkelijk stilgestaan worden bij de relevantie van de inhoud van het voorafgaande hoorcollege voor het klinisch redeneren. In het werkcollege worden de resultaten van 4.1 en 4.3 plenair nabesproken.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 18
3.5
ZORGPROBLEMEN IN DE GGZ 5: SOCIAAL ISOLEMENT/ EENZAAMHEID/ DEPRESSIE Impasse De man was moe, hij zag het leven niet meer zitten, hij zag zichzelf alleen maar zitten op zijn stoel. Hij had geen kracht meer om z' n tuintje om te spitten en kreeg een grenzeloos, vereenzaamd, leeg gevoel. Toen heeft hij heel lang aan zijn kamerraam gezeten, alsof hij wachtte op een teken, een geluid van buitenaf dat hem weer nieuwe kracht zou geven, maar tevergeefs keek hij er elke dag naar uit. Zo heeft hij héél lang aan dat stille raam gezeten, de tuin werd groen en toen weer grijs en toen weer groen, totdat hij tenslotte heeft begrepen dat er geen teken kwam... dat hij het zelf moest doen.
1. Verantwoording Chronisch ziek zijn of ouder worden heeft onherroepelijk gevolgen voor je sociale netwerk. Mensen bouwen een sociaal netwerk op door ontmoetingen op het werk of bij het uitoefenen van hobby’s. Als chronisch zieke kan je niet meer net zo leven en werken als gezonde mensen. Ouderen hebben geen officiële werkkring meer. Hierdoor kan je het risico lopen dat je sociale netwerk erg klein wordt. Daarnaast komen ouderen in een levensfase waar vrienden en familie gaan wegvallen. (Een mevrouw van 75 vertelde dat ze de afgelopen tijd gemiddeld één begrafenis of crematie per maand had gehad van een goede vriend(in). ) Door een te klein of geen sociaal netwerk kunnen mensen zich erg eenzaam gaan voelen. Maar ook MET een sociaal netwerk kunnen mensen zich diep eenzaam voelen. Sociaal isolement en eenzaamheid is één van belangrijke risicofactoren voor het ontstaan van een depressie. In Nederland kampen jaarlijks 738.000 mensen uit de leeftijdsgroep 12-75 jaar met een depressie. Depressie kan optreden op elk moment in de levensloop. Er wordt in Nederland geleidelijk meer gedaan aan het probleem van eenzaamheid. Dit gebeurt vaak in de vorm van samenwerkingsprojecten. 2. Beginsituatie - Studenten hebben in cluster 4 van het 1e jaar kennis gemaakt met de maatschappelijke gezondheidszorg. - Studenten zijn in cluster 2 taak 2 al geconfronteerd met depressie als psychiatrisch ziektebeeld. - Studenten hebben binnen cluster 4 in taak 1 al te maken gehad met de gevolgen van sociaal isolement en de gevolgen dit heeft voor cliënten op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied. - De student heeft de leerdoelen van leerpakket SW4 over verlieskunde behaald. - In het 1e en 2e jaar is er op verschillende momenten gesproken over het probleem van sociale netwerken bij chronisch zieken en ouderen. Ook over depressie bij ouderen verschillende keren gesproken en literatuur aangedragen, vaak verwerkt in andere thema’s. Dit is de eerste keer dat het als afzonderlijk thema wordt aangeboden.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 19
3. Leerdoelen Algemeen: de student kan de kern van het verpleegkundige aandeel in de zorg; het klinisch redeneren in het primaire proces, op willekeurig welk thema, zorgprobleem of ziektebeeld, toepassen. De generieke onderwerpen uit de gemeenschappelijke hoorcolleges hebben een plaats gekregen in de werkcolleges De student: a. Kan zich een mening vormen over de maatschappelijke positie van ouderen in deze samenleving b. Kan de hoofdlijnen van het integraal overheidsbeleid mbt. ouderen verwoorden c. Kan benoemen: factoren die eenzaamheid en depressie kunnen veroorzaken en factoren die ze kunnen verhelpen. d. Kan vertellen wat het ziektebeeld ‘depressie’ inhoudt e. Kan de verschillende symptomen benoemen die bij het ziektebeeld depressie horen f. Kent de prognose bij depressie g. Kan een verpleegplan maken voor een zorgvrager met een depressie h. Kan aangeven wat de rol van de verpleegkundige is of zou kunnen zijn in het verminderen/opheffen van de eenzaamheid en depressie i. Kan 2 bestaande projecten presenteren. Eén die met succes eenzaamheid aangepakt heeft en één die mislukt is. j. Het begrip klinisch redeneren uitleggen en toepassen op een casus k. Het achtcomponenten-traject uitleggen en toepassen op een casus 4. Te gebruiken literatuur: Boeken: - Stapel/ Keukens hoofdstuk hoofdstuk 6.3.4 en 6.4.4 (Positie van Ouderen) - Hoencamp, E., Haftmans, J. en Bos; Psychiatrie in de verpleegkunde; Pearson Edication Benelux, 2008, Hoofdstuk 7 (specifiek: paragraaf 7.6) - VanderEycken, W., en van Deth, J,. Psychiatrie; Bohn/Stafleu/van Gorcum; Houten/Diegem 1997; ISBN 90 313 2260 1 - Schoemaker, E en Albersnagel, E; Regie van het primaire proces; Wolters Noordhoff, Groningen/Houten; ISBN 90 01 61762 X Sites: - Depressie, Trimbos: http://www.trimbospreventie.nl/?themeID=201 - (Partnership Depressie Preventie voor ondersteuning en ontwikkeling van lokaal beleid - depressiepreventie) - https://www.depressievrij.nl/ - www.nationaalkompas.nl - www.minvws.nl - http://www.kennisring.nl en dan kiezen voor: Gezondheidshulp - T.v.d. Kruk, Zorgverlening aan Ouderen (behorend bij het leerpakket Geriatrie) - www.projectenzorgenwelzijn.nl - www.eenzaamheid.linkje.nl - dvd: chronisch ziek: Ton, het onderdeel: naaste relatie - www.rodekruis.nl - www.eenzaamheid.info - http://www.altrecht.nl/www/site/35/244//P403 - http://www.parnassia.nl/Psychiatrie/zorgprogramma/hulpaanbod - http://www.ggzleiden.nl/templates/Content.aspx?PageID=6284 - http://www.amcdemeren.nl/ zorgaanbod Overige: - Blackboard Casus Aanbevolen in de Bibliotheek: - Jong Gierveld, de; Tilburg, van. Zicht op eenzaamheid, van Gorcum, 2007 ISBN: 9789023243441 - Teleac Kopzorg, aflevering depressiviteit, Teleac 2004 Videotheek 606.32/KOPZ - Multidisciplinaire richtlijn depressie: richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van volwassen cliënten met een depressie, Utrecht: Trimbos-instituut, 2005, Bibl. Boeken 606.33/MULT
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 20
5. Studieactiviteiten Activiteit GGZ 5.1 Werkvorm: individueel D- Oriënteer je d.m.v. genoemde bronnen op het thema van deze week. Verdiep je in de literatuur. Daarbij bevat het boek “Zicht op eenzaamheid” een zeer volledige analyse, en aanpak van het probleem. Internet geeft uiteraard een stuwmeer aan info over het onderwerp. - In het komende begeleide werkcollege zal de casus worden besproken van de heer Jan Petersen, een 58 jarige man met langdurige depressieve klachten en Mw. Witteman, een mevrouw met aanhoudende depressie met suïcidale gedachten). - Neem deze casuïstieken door en bespreek met elkaar eventuele onduidelijkheden. Neem de casus uitgeprint mee naar het werkcollege. Activiteit GGZ 5.2 Duur 2 SBU Werkvorm: Gastcollege Volg het hoorcollege ‘Eenzaamheid en sociaal isolement’. Activiteit GGZ 5.3 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege DVerdiep je samen met 2 medestudenten in 2 bestaande projecten voor de aanpak van eenzaamheidsproblematiek in je eigen differentiatierichting. Let hierbij op de “status” van deze projecten (bijvoorbeeld: evidence based of niet). Uiteraard maak je gebruik van nieuwe inzichten en inspiratie vanuit het hoorcollege. Bespreek met elkaar hoe je de rol van de GGZ-verpleegkundige in het aanpakken van eenzaamheid bij chronisch zieken en ouderen, inhoudelijk zou kunnen onderbouwen en beargumenteren. Om deze rol zo breed mogelijk te beschouwen, maak je gebruik van de verpleegkundige rollenset: met name die van Zorgverlener, Regisseur en Ontwerper. Maak tevens gebruik van het onderscheid tussen individuele en collectieve zorgverlening. In het komende begeleide werkcollege worden twee casuïstieken besproken (Dhr. Jan Petersen, een 58 jarige man met langdurige depressieve klachten) en Mw. Witteman (een mevrouw met een mevrouw met aanhoudende depressie met suïcidale gedachten). Neem deze casuïstieken door, formuleer in subgroepjes (3 studenten) voor elke casus twee diagnoses (van belang is hierbij het gebruik van de PES-methode!). Formuleer daarbij ook zorgresultaat, interventie en manier waarop je wilt evalueren. Bespreek met elkaar eventuele onduidelijkheden. Neem de casuïstieken uitgeprint mee naar het begeleide werkcollege. Activiteit Duur Werkvorm:
GGZ 5.4 2 SBU Werkcollege D+
Tijdens het werkcollege zal eerst het individuele en subgroepswerk worden nabesproken. In de nabespreking zal de nadruk liggen op de verpleegkundige ‘legitimering’ van de aanpak van eenzaamheid/sociaal isolement. Ook zal er uitdrukkelijk stilgestaan worden bij de relevantie van de inhoud van het voorafgaande hoorcollege voor het klinisch redeneren. In deel twee van de les zal aan de hand van een casus verder worden gegaan met klinisch redeneren. De casus wordt volledig doorgenomen, waarbij gebruik gemaakt wordt van een methode, die het klinisch redeneren ondersteunt. Deze casuïstieken wordt ook gebruikt als basis voor de toets klinisch redeneren. De gevonden diagnoses zullen worden doorbesproken. Een manier om het verpleegkundig handelen te beschrijven is het ‘Achtcomponententraject’ van Schoemaker en Albersnagel. We kunnen dit traject zien als een proces dat wordt gevolgd om informatie te verzamelen, te bewerken en te ordenen, om ten slotte besluiten te nemen die leiden tot diagnosen, resultaten en interventies (Schoemaker en Albersnagel).
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 21
3.6
ZORGPROBLEMEN IN DE GGZ 6: VGZ EN GEDRAGSPROBLEMATIEK
1. Verantwoording De afkorting VGZ staat voor ‘verstandelijk gehandicaptenzorg’. Een andere term is ‘verstandelijke beperking’. Het is een ontwikkelingsstoornis. Een verstandelijke beperking kan samengaan met veel andere psychische, sociale, emotionele en lichamelijke aandoeningen, zoals autisme, schizofrenie, ADHD, dementie en epilepsie. Vaak spreekt men dan van een meervoudige handicap (multimorbiditeit). Schattingen (2008) gaan uit van ongeveer 115.000 personen met een verstandelijke handicap (IQ <70) in Nederland. De schattingen van het aantal verstandelijk gehandicapten variëren sterk: van minimaal 112.000 tot ruim 200.000. Naar schatting waren er in 2008 in Nederland ongeveer 60.000 personen met een ernstige verstandelijke handicap (IQ <50). In Nederland zijn er naar schatting minimaal 55.000 personen met een lichte verstandelijke handicap (50< IQ <70). Mogelijk zijn dit er zelfs tienduizenden meer. Schattingen van het aantal mensen met een lichte verstandelijke handicap lopen ook in de internationale literatuur ver uiteen, van 3 promille tot meer dan 20 promille. In 2008 betreft het dan tussen de 50.000 en 330.000 personen in Nederland. Die enorme variatie heeft waarschijnlijk gedeeltelijk te maken met genetische verschillen in de bevolking van verschillende landen. Er spelen echter ook twee andere zaken. Ten eerste zijn licht verstandelijk gehandicapten moeilijker op te sporen omdat ze vaker geen zorg gebruiken. Voor hen is aangepast werk soms al genoeg om mee te kunnen komen. Ook is de kans groter dat familieleden afdoende hulp kunnen bieden. Daarnaast lijkt het erop dat ook verschillen in sociaaleconomische omstandigheden een rol spelen: betere omstandigheden verlagen de prevalentie. Hoe deze mechanismen precies werken is echter niet duidelijk melden een prevalentie van licht verstandelijk gehandicapten in Nederland van circa 3,3 promille, nu dus ruim 50.000. Binnen de internationale bandbreedte zit Nederland dus aan de lage kant, samen met onder andere de Scandinavische landen. (Nationaal Kompas) 2. Beginsituatie - De student heeft in het eerste jaar kennis gemaakt met de verstandelijk beperkte zorgvrager. - In het tweede jaar was er in cluster 7 aandacht voor o.a. ketenzorg. 3. Leerdoelen Algemeen: de student kan de kern van het verpleegkundige aandeel in de zorg; het klinisch redeneren in het primaire proces, op willekeurig welk thema, zorgprobleem of ziektebeeld, toepassen. De generieke onderwerpen uit de gemeenschappelijke hoorcolleges hebben een plaats gekregen in de werkcolleges De student: a. Kan uitleggen wat wat deze doelgroep inhoudt (heroriënteer je op kennis propedeuse en leerjaar 2) b. Kan verwoorden wat voor gevolgen het heeft om met een verstandelijke beperking te moeten leven voor zowel patiënt als familie en vrienden. c. Kent de laatste zelfzorgmethoden die verstandelijk beperkte zorgvragers en hun mantelzorgers kunnen toepassen. d. Kan de belangrijkste andere ondersteuningen noemen met betrekking tot verstandelijke beperkingen. (specifieke hulpverleners, websites, patiëntenverenigingen, etc.) e. Voelt zich betrokken bij de “ziekte”beleving van de zorgvrager f. Kan vanuit het patiëntenperspectief een aantal relevante verpleegkundige aandachtspunten benoemen voor het verplegen en begeleiden van mensen met een verstandelijke beperking g. Kan de jongste ontwikkelingen wat betreft ketenzorg rondom deze doelgroep benoemen h. Kan vanuit het patiëntenperspectief een aantal relevante verpleegkundige aandachtspunten benoemen voor het verplegen en begeleiden van mensen met een verstandelijke beperking 4. Te gebruiken literatuur Boeken: - Pool, A., ea. Zorgverlening aan Chronisch zieken - Deth: Verplegen van VGZ - Burger, Verplegen van verstandelijk gehandicapten, Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2005 Sites: - http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/psychischestoornissen/verstandelijke-handicap/hoe-vaak-komt-een-verstandelijke-beperking-voor/ Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 22
- www.vilans.nl - http://www.vilans.nl/Site_LKNG/docs/PDF/Dementie_in_Beeld.pdf - www.nationaalkompas.nl - www.minvws.nl - http://www.kennisring.nl en dan kiezen voor: Gezondheidshulp - http://www.cbo.nl/Downloads/1115/jaaroverzicht2009light.pdf Overige: - Blackboard Casus - http://www.ikonrtv.nl/uitzendingDyn.aspx?lIntType=12&lIntEntityId=486 (video) - http://verstandelijk-gehandicapten.startkabel.nl/ - http://www.stichtingcce.nl/ - http://www.waakzaamwonen.nl/ (domotica) - http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2007/01/01/handreiking-voor-debeoordeling-van-wilsbekwaamheid.html 5. Studieactiviteiten Activiteit GGZ 6.1 Werkvorm: Individueel D- Fris je kennis op over de verstandelijk beperkte zorgvrager: maak gebruik van in bezit zijnde boeken (Deth) en de website van Vilans, en vele sprekende links. - Beantwoord met behulp van de bronnen de volgende vragen: a. Wat is een verstandelijke beperking b. Wat noemen we een gedragsprobleem? c. Wat verstaan we onder probleemgedrag bij deze zorgvragers? - Lees de casuïstieken van deze week. Laat bij de bestudering daarvan de PES centraal staan. - Lees de andere informatie op BB - Bestudeer de Richtlijn ‘Dementie bij de verstandelijk gehandicapte zorgvrager’ - Stel een lijst op met de 10, in jouw ogen meest belangrijke verpleegkundige aandachtspunten bij het verplegen/ begeleiden van mensen met een verstandelijke beperking. Activiteit GGZ 6.2 Duur 2 SBU Werkvorm: Hoorcollege Het hoorcollege van week 6 gaat in op het nieuwe fenomeen van de Zorgstandaarden, in de zorg voor chronisch zieken. Activiteit GGZ 6.3 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege D- Bediscussieer met elkaar de uitkomsten van het hoorcollege. Wat is het verschil tussen een zorgstandaard en een richtlijn? Welke eerdere ervaring met ketenzorg hebben jullie? Welke richtlijnen en zorgstandaarden zijn er op het gebied van de VGZ? - Discussieer met elkaar over de volgende situaties: Je loopt stage op een afdeling voor verstandelijk beperkte zorgvragers. Een van de zorgvragers heeft te kennen gegeven dat hij wil roken. Daar sigaretten te duur zijn, wil hij shag roken. Hiervoor moet hij wel shagjes leren draaien. Nu ben jij gevraagd, hem dit te leren. Welk standpunt zou jij, je team en de beroepsgroep (VenVN) hierover naar buiten moeten brengen? -
Zoek in tweetallen nog meer ethische dilemma’s betreffende zorgvragers met een verstandelijke beperking. Jullie werken deze dilemma’s schriftelijk uit waarbij je minimaal twee argumenten voor en twee argumenten tegen benoemt. Onderbouw je argumenten met literatuur. Formuleer hierna twee prikkelende stellingen, waar we dieper op in zullen gaan tijdens het begeleide werkcollege. Hierbij is het van belang dat je je stellingen professioneel formuleert.
TIP:
Bezoek ter inspiratie en achtergrond over de formulering van stellingen de sites welke genoemd worden op BB.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 23
Activiteit GGZ 6.4 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege D+ Tijdens dit werkcollege zal uitdrukkelijk stilgestaan worden bij de relevantie van de inhoud van het voorafgaande hoorcollege voor het klinisch redeneren. - De uitkomsten van voorafgaande activiteiten worden met elkaar nabesproken, waarbij consequenties voor klinisch redeneren en zorgplan centraal staan, in relatie tot de casuïstieken op BB van deze week (denk hierbij aan de PES). Uiteraard zal hierbij gekeken worden naar de consequenties van het bestaan van Zorgstandaarden voor de praktijk van de GGZ-en VGZverpleging. - In het tweede deel van het werkcollege zullen de stellingen die jullie hebben geformuleerd worden geponeerd en zullen we samen hierover in discussie gaan.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 24
3.7
ZORGPROBLEMEN IN DE GGZ 7: DEMENTIE
1. Verantwoording In deze week van dit cluster staat- voor het specifieke deel van je opleiding- het onderwerp dementie centraal. Het verouderingsproces verloopt voor iedereen verschillend. Er zijn nog heel sportieve 80-jarigen, maar er zijn ook 70-jarigen die veel zorg nodig hebben. Bij ouderen is regelmatig sprake van comorbiditeit (Schuurmans, 2006), dit houdt in dat de draaglast toeneemt terwijl de draagkracht afneemt. “Ouderen hebben vaak te maken met meerdere problemen, die onderling ook weer met elkaar in verband staan. De oudere, die met ondervoeding wordt opgenomen, krijgt eerder decubitus, krijgt eerder een infectie, ontwikkelt eerder een delier, heeft daardoor een verhoogde kans op vallen enzovoorts. Oudere patiënten in het ziekenhuis verdienen daarom extra aandacht en zorg en hun problemen dienen in onderlinge samenhang te worden benaderd.” ( Hoogerduijn, 2007a, p. 46) Veel ouderen, die opgenomen worden in een ziekenhuis, zijn kwetsbaar. Voor deze ouderen is opname in een ziekenhuis dus een risicovolle gebeurtenis! Naast blijvende achteruitgang leidt functieverlies vaak tot een langere verblijfsduur in het ziekenhuis en een groter risico op overlijden. Het functieverlies en het verminderd cognitief functioneren zullen in deze week centraal staan. Dementie komt steeds vaker voor. Cijfers uit 2007 wijzen op een toename tot 450.00 patiënten in 2050. Huisarts en thuiszorg zijn meestal de eerste schakels uit de zogenaamde formele zorgketen, waar patiënten, en vaak hun familie of vrienden, om hulp vragen. Met nadruk hebben we het over de ‘formele’ zorgketen. Want in de informele sfeer is het de mantelzorg, die een enorme hoeveelheid tijd (en geld) besteed aan de opvang van dementerenden en hun partners. Vaak is het pas op het allerlaatste moment, als het water hun tot de lippen is gestegen, dat zij een beroep doen op de formele hulpverlening. In de thuiszorg zie je steeds vaker de functie van ‘casemanager’ dementie. In cluster 7 uit het tweede jaar hebben we al in het kort kennis gemaakt met deze nieuwe functie; een cruciale vorm van crisisopvang. Optimale zorg voor dementerenden en hun omgeving veronderstelt een zorgverlening met aandacht voor “hoofd, hart en handen”. 2. Beginsituatie - Studenten hebben in cluster GGZ in het eerste jaar globaal kennis gemaakt met de GGZ en in blok MGZ taak 4 specifiek met dementie (of was het nou pseudo-dementie ?). - In het tweede jaar werd er o.a. in cluster 7 aandacht besteed aan casemanagement bij dementie. Onderliggende stelling was: zorg voor dementerenden is in principe complexe zorg. 3. Leerdoelen Algemeen: de student kan de kern van het verpleegkundige aandeel in de zorg; het klinisch redeneren in het primaire proces, op willekeurig welk thema, zorgprobleem of ziektebeeld, toepassen. De generieke onderwerpen uit de gemeenschappelijke hoorcolleges hebben een plaats gekregen in de werkcolleges De student: a. Kan een vijftal vormen van dementie omschrijven (heroriënteer je op kennis propedeuse en leerjaar 2) b. Kan 5 van de 14 “probleemvelden”uit het landelijk dementieprogramma (LDP) in eigen woorden omschrijven c. Kan zich, op basis van een praktijkvoorbeeld, empatisch verplaatsen in de problematiek waar je als mantelzorger mee te maken krijgt d. Is in staat haar eigen gevoel van onmacht of weerstand te hanteren in situaties waarin er sprake is van ver voortgeschreden dementie of dementie gepaard met ‘gedragsproblematiek’ e. Toont aan onderdelen van specifieke richtlijnen voor de begeleiding van mensen met dementie toe te kunnen passen f. Kan de voor- en nadelen benoemen van het “Validation-concept” in de zorgverlening aan dementerenden. g. Veel voorkomende gezondheidsproblemen bij ouderen verklaren vanuit de veranderde anatomie, fysiologie en pathologie bij het verouderingsproces. h. Een zorgvrager in eigen woorden begrijpelijke informatie geven over de volgende verpleegkundige /multidisciplinaire problemen: incontinentie, slaapproblemen, medicamenteuze therapieontrouw, vallen. Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 25
i.
Een verpleegplan maken bij één van de zorgvragers uit de kritische beroepssituatie (casus) waarbij ten minste 1 een (risico)diagnoses is opgenomen (bv. slaapproblemen, medicamenteuze therapieontrouw, vallen). j. Het concept kwetsbaarheid (frailty) in eigen woorden uitleggen en de gevolgen voor de verpleegkundig en multidisciplinaire zorg voor ouderen formuleren. k. De determinanten van medicamenteuze ontrouw benoemen en signaleren/ herkennen en het verpleegplan hierop aanpassen. l. De predictoren voor functieverlies bij ouderen bij of tijdens een opname benoemen, signaleren/ herkennen . m. Uitleggen wat de verpleegkundige aandachtspunten zijn bij het observeren van het cognitief functioneren. 4. Te gebruiken literatuur Boeken: - Albersnagel, E. & Brug van der Y., (2002) Diagnosen, interventies & resultaten Groningen/Houten; Wolters Noordhoff - Gordon M.( 1995) Verpleegkundige diagnostiek : proces en toepassing Utrecht:Lemma - Hoencamp, E., Haftmans, J. en Bos; Psychiatrie in de verpleegkunde; Pearson Edication Benelux, 2008, Hoofdstuk 7 - Johnson, M., Maas,M.(2001) Verpleegkundige zorgresultaten. Maarssen: Elsevier de Tijdstroom - McCloskey, J. C., & Bulechek, G. M. (2002) Verpleegkundige interventies. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom. Via de tutor: - Gerenveld, W. Alzheimer en Co, uit: Denkbeeld april 2006 pp.10-13 - Kroon, K. Menselijke wegwijzer moet dementiezorg verbeteren uit: ZorgvisieMagazine 2008 nr.6 pp.18-20 Sites: - www.nationaalkompas.nl - www.minvws.nl - http://www.alzheimer-nederland.nl - T.v.d. Kruk, Zorgverlening aan Ouderen (behorend bij het leerpakket Geriatrie) - http://www.kennisring.nl en dan kiezen voor: Gezondheidshulp - www.imoz.nl en dan kiezen voor “Publicaties en artikelen” - http://www.cbo.nl/thema/Richtlijnen/Overzicht-richtlijnen/ (zie geestelijke gezondheidszorg; dementie) - http://www.venvn.nl/Portals/20/publicaties/RichtlijnOmgaanMetGedragsproblemenBijDementie.pdf (Richtlijn Omgaan met gedragsproblemen bij patiënten met dementie (niet-medicamenteuze aanbevelingen)) - http://www.geriatrie.venvn.nl - http://www.nicheprogram.org - http//:www.hbo-kennisbank.nl - www.Merckmanual.nl - http://www.kennisring.nl en dan kiezen voor: Gezondheidshulp - www.imoz.nl en dan kiezen voor “Publicaties en artikelen” Overige: Op Blackboard: - Kooij, v.d., C.; Validation, theorievorming op basis van praktijkervaring, Psychiatrie en Verpleging, jaargang 68 nr. 5 pp.256-263 - Richtlijn ‘Omgaan met gedragsproblematiek’ - Richtlijn ‘Multidisciplinaire aanpak van dementie’ - LESA standaard dementie - Casus Overig: DVD Benjamin & de Anderen, met o.a. het LDP (zie ook Blackboard) Aanbevolen (Bibliotheek) - Achterberg, Th, van, Eliens, A.M.,Strijbol, N.C.M. (2002) Effectief verplegen. Handboek ter onderbouwing van het verpleegkundig handelen deel 1. Dwingeloo: KAVANAH. - Achterberg, Th. van (2005) Effectief Verplegen; leerboek ter onderbouwing van het verpleegkundig handelen deel 2 Hoofdstuk ‘Therapietrouw’ Kavanah: Dwingeloo. Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 26
Ik heb Alzheimer, Uitg. Nijgh en v.Ditmar, Bibl. 605.93/BRAA De beleving van dementie : een eenvoudige gids voor naasten van dementerenden Utrecht : Het Spectrum, 2007, Bibl. 605.93/BUIJ - Dautzenberg, P. Ik ben het steeds meer kwijt : over Alzheimer en andere vormen van dementie, Wormer : Inmerc, 2007: 605.93/DAUT - Feil, N Validation : respectvol omgaan met dementerende ouderen, Dwingeloo: KAVANAH, cop. 2004, Bibl. 605.93/FEIL - Gelmers, H. (2007). Neurologie voor verpleegkundigen. Assen: KONINKLIJKE VAN GORCUM. - McCloskey, J. C., & Bulechek, G. M. (2002) Verpleegkundige interventies. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom. - Milisen.K, Maesschalck de L., Abraham.I ( 2002) Verpleegkundige zorgaspecten bij ouderen. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. De volgende hoofdstukken: H1 Zorg voor ouderen: een visie vanuit de professionele zorgverlening p 25-37 H6 Slapeloosheid bij ouderen in het ziekenhuis p 117- 129 H8 Vallen bij ouderen p 151 t/m 165 H 13 Medicamenteuze therapieontrouw in de ouderenzorg p 259 – 277 - Rijn, v, P.W.E. Gezond ouder worden : Deelrapportage 3@Toekomstagenda dementie Leiden : STG/Health Management Forum, 2005, Bibl. 605.93/RIJN - Teleac Leven met dementie, Teleac Videotheek 605.93/LEVE - DVD: Benjamin & de anderen : een film over leven met dementie : Tilburg : Moved, cop. 2006, Videotheek 605.93/BENJ - V&VN 1e lijn LESA’s (Landelijke Eerstelijns Samenwerkingafspraken) m.b.t. dementie (Blackboard) - http://www.alzheimer-nederland.nl/content.jsp?objectid=6 - http://www.luxmagazine.nl/luxUitzending.aspx?lIntEntityId=637 (vier documentaires over ‘Op sterven na dood’, mei-juli 2010) Verdere informatie: - Eulderink. F., Heeren.T.J., Knook. D.L., Ligthart.G.J, (2004) Inleiding gerontologie en geriatrie. Houten/Diegem ; Bohn Stafleu Van Loghum. HHS bibliotheek - Milisen.K, Maesschalck de L., Abraham.I ( 2002) Verpleegkundige zorgaspecten bij ouderen. - ( aanvullend : H2 van multidisciplinaire naar interdisciplinaire samenwerking in de ouderenzorg. P 41 t/m 51)Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. - Hoogerduijn, J.G., Schuurmans, M.J., Duijnstee, M.S.H., Rooij S.E.de, Grijpdonck, M.F.H.( 2006) A systematic review of predictors and screening instruments to identify older hospitalized patients at risk for functional decline. Journal of clinical nursing. (16),46-57 - Blackboard - C.v.d. Kooij, Validation, theorievorming op basis van praktijkervaring, Psychiatrie en Verpleging, jaargang 68 nr. 5 pp.256-263 - Richtlijn omgaan met gedragsproblematiek - Richtlijn multidisciplinaire aanpak van dementie - LESA standaard dementie - Gezondheidsraad (2008) Ouderdom komt met gebreken. Geneeskunde en zorg bij ouderen met multimorbiditeit. Den Haag: Gezondheidsraad. - Screeningsinstrumenten om gegevens te verzamelen/ te objectiveren (een aantal instrumenten zijn te vinden in de map ‘week 3’: -
Braam, S. Buijssen, H.
Aanbevolen via tutor: - Cruijsen, van der, M.W.L, Schlattmann E.S, Simmes F, Persoon A. (2008) Observeren van het cognitief functioneren bij geriatrische patiënten . Een kwalitatieve studie naar de systematiek van het observeren door verpleegkundigen. Verpleegkunde. Nederlands- Vlaams wetenschappelijk tijdschrift voor verpleegkundigen, 23 (1),32-40 - Deeg, D.J.H., Puts, M.T.E. ( 2008) Kwetsbaarheid bij ouderen: predictoren en gevolgen. Verpleegkunde. Nederlands- Vlaams wetenschappelijk tijdschrift voor verpleegkundigen, 23 (1), 12-23 - Hoogerduijn, J.G., Buurman-vanEs, B.M., Schuurmans,M.J. ( 2007) Zorg voor oudere patiënten in ziekenhuis. Tijdschrift voor verpleegkundigen, 117 (9), 40- 43 - Hoogerduijn, J.G.,Weldam, S, Schuurmans, M ( 2008) Ontwikkeling van een seniorgerichte anamnese. Tijdschrift voor verpleegkundigen, 118 (5),46- 49 - Rooij, S,de , Schuurmans,M.,Buurman,B.,Korevaar,J.(2007) Acuut opgenomen in het ziekenhuis. Nederlands tijdschrift voor Evidence based Practice (40), 19- 22 Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 27
5. Studieactiviteiten Activiteit GGZ 7.1 Werkvorm: Individueel D- Werk je leerdoelen uit m.b.v. genoemde en andere bronnen - Bekijk (BB) de DVD ‘Benjamin en de anderen’. Door welke fragmenten wordt je het meest (emotioneel) geraakt? (Beschrijf je top 3 en neem deze mee naar de les). - Oriënteer je op de resultaten van het Landelijk Dementie Programma, inmiddels overgegaan in het ‘Zorgprogramma Dementie’. Beantwoord daarbij de volgende vragen: a. Welke vorm van dementie komt het meeste voor? b. Wat is het hoofdkenmerk van de zogeheten Lewy Body dementie? c. Wat is de functie van een mono- & multidisciplinaire richtlijn voor zorgverlening? - Beschrijf het concept kwetsbaarheid in eigen woorden en geef aan hoe je kwetsbaarheid herkent bij de zorgvrager van de casus op BB (max. ¼ A4). Hierbij maak je gebruik van de taak uit cluster 7. Vul je stuk aan met nieuwe informatie en recente ervaringen. - Beschrijf de risicofactoren voor en kenmerken van slapeloosheid, therapieontrouw of vallen. Geef ook aan of je deze herkent bij de casus. Geef aan hoe je over dit onderwerp uitleg kunt geven aan je gekozen zorgvrager, bv. wat zeg je wel, wat zeg je niet? - Noteer de determinanten van therapieontrouw. - Maak hierbij gebruik van de diverse bronnen. Noteer de essentie van de gevonden gerelateerde artikelen. - Beschrijf 5 aandachtspunten voor een verpleegkundige anamnese bij een oudere. Welke vragen zou je zelf (extra) stellen aan de zorgvrager (casus BB)? -
Lees tot slot de casus van deze week op Blackboard. Stel 2 verpleegkundige diagnoses, met interventies en acties. Print deze uit en neem deze mee naar het begeleide werkcollege.
Activiteit GGZ 7.2 Duur 2 SBU Werkvorm: Hoorcollege D+ In het hoorcollege zal een brede oriëntatie worden geboden op het actuele chronisch zieken/ gehandicapten overheidsbeleid. Activiteit GGZ 7.3 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege DBespreek de resultaten van de zelfstudie met elkaar. Tijdens deze bijeenkomst ga je in subgroepen verder werken aan de onderstaande opdrachten. Je werkt daarbij in subgroepen! Voorbereiding in subgroep: Opdracht 1: De verpleegkundige zorg bij ouderen met psychische problemen. Veel voorkomende problemen bij ouderen zijn: kwetsbaarheid (frailty) ,slapeloosheid, ondervoeding, uitdroging, incontinentie, depressie, vallen, medicamenteuze ontrouw. - Schrijf een korte casus over een oudere psychiatrische zorgvrager. - Maak een verpleegplan (inclusief, resultaten, interventies en evaluatie) bij de zorgvrager uit de kritische beroepssituatie (casus BB van deze week), waarbij ten minste 1 een (risico)diagnose is opgenomen (denk aan: slaapproblemen, medicamenteuze therapieontrouw, agressie, maar ook bv. vallen) LET OP: bij het opstellen van een verpleegplan gaat het om een collaborative problem. Het gaat er dus om dat je kunt samenwerken met meerdere disciplines. Opdracht 2 Bestuderen van predictoren voor functieverlies Beschrijf voor de gekozen patiënt de predictoren voor functieverlies, beargumenteer dit vanuit de gelezen literatuur. Geef je bronnen aan in de tekst. (Max 2 A4)
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 28
Activiteit GGZ 7.4 Duur 2 SBU Werkvorm werkcollege D+ Tijdens het werkcollege zal uitdrukkelijk stilgestaan worden bij de relevantie van de inhoud van het voorafgaande hoorcollege voor het klinisch redeneren. In het werkcollege zal, aan de hand van casuïstiek, het nut en de noodzaak van het gebruik van richtlijnen en t.z.t. zorgstandaarden t.b.v. de zorgcategorie “mensen met dementie” worden besproken. Tevens komen tijdens deze bijeenkomst de volgende zaken aan de orde: Bij opdracht 1: de verschillende verpleegplannen. Deze stel je ook ter beschikking aan de overige subgroepen (via de notulen, op BB). Bij opdracht 2: presenteer jullie predictoren (per patiënt) en bespreek de rol van de verpleegkundige bij deze predictoren.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 29
3.8
ZORGPROBLEMEN IN DE GGZ 8: MENTALE GEZONDHEID IN DE GGZ
1. Verantwoording ‘Op een beweeglijk standpunt sta je het sterkst’ (Jules Deelder) Welbevinden is een onderdeel van een goede geestelijke gezondheid. De Wereldgezondheidsorganisatie WHO definieert geestelijke gezondheid als volgt: ‘Mental health is a state of well-being in which the individual realizes his or her own abilities, can cope with the normal stresses of life, can work productively, and is able to make a contribution to his or her community.’ Een goede geestelijke gezondheid stelt mensen in staat een zinvol, betrokken en productief leven te leiden. Ontwikkeling van mentaal vermogen vergroot het gevoel van welbevinden en daarmee de geestelijke gezondheid. De meeste mensen in Nederland functioneren in mentaal opzicht goed: zij hebben geen stoornis en zij ervaren een hoge mate van welbevinden. Maar er zijn ook veel mensen die minder goed functioneren. Mensen die depressief zijn, angstig, of verslaafd. Die moe en opgebrand zijn. Of die gewoon ongelukkig zijn. Een deel van deze mensen (ongeveer 20%) wordt behandeld voor hun klachten. Maar veel klachten blijven ongezien en onbehandeld. Zo blijft het leeuwendeel van de problemen voortbestaan. Alleen al in geld uitgedrukt gaat het om een maatschappelijke kostenpost van betekenis: jaarlijks €1,4 miljard ten gevolge van depressie, €4,2 miljard door angststoornissen en ruim €5 miljard door aan alcohol gerelateerde stoornissen. Het is niet alleen van belang om goede zorg te realiseren voor mensen met psychische problemen. We moeten ook investeren in het versterken van het mentale vermogen van alle inwoners van ons land, zoals we dat via leefstijlinterventies ook doen op het terrein van de lichamelijke conditie. Investeren in mentaal vermogen is in het bijzonder relevant bij jongeren, de beroepsbevolking en ouderen. In de nabije toekomst komt goede geestelijke gezondheid door een aantal factoren onder druk te staan, terwijl het (economisch) belang ervan juist toeneemt. (www.trimbos.nl) De wetenschap krijgt steeds meer zicht op de complexe relatie tussen Lichaam & Geest. - Een uur sporten in de week vermindert de kans op het krijgen van psychiatrische aandoening met 50% - Lichamelijke en mentale aandoeningen komen vaak gelijk voor en beïnvloeden elkaar (zie week 1 van dit blok) - Onze hersenen zijn veel beweeglijker en meer vatbaar voor verandering dan we denken; door training kan onze mentale capaciteit positief beïnvloed worden (probeer dit zelf uit!) 2. Beginsituatie In het eerste jaar in cluster GGZ zijn diverse ziektebeelden aan bod geweest in het PGO onderwijs (GGZ). In het 2e jaar is uitgebreid gekeken naar: klinisch beeld, preventie, behandeling, complicaties, etc. 3. Leerdoelen Algemeen: de student kan de kern van het verpleegkundige aandeel in de zorg; het klinisch redeneren in het primaire proces, op willekeurig welk thema, zorgprobleem of ziektebeeld, toepassen. De generieke onderwerpen uit de gemeenschappelijke hoorcolleges hebben een plaats gekregen in de werkcolleges a. Heeft kennis genomen van een aantal essentiële ziektebeelden op GGZ- gebied. b. Heeft kennis genomen van een aantal essentiële, actuele documenten op het gebied van kwaliteit van zorg op GGZ- gebied. c. Kan verwoorden wat voor gevolgen het heeft om met een psychische ziekte te moeten leven voor zowel patiënt als familie en vrienden. d. Kan aangeven welke preventie (primair, secundair en tertiair; of met de nieuwe termen: universeel, selectief, geïndiceerd of zorggericht) op het gebied van GGZ plaats vindt. e. Heeft zich verdiept in de sociale kaart voor de GGZ (websites, patiëntenverenigingen etc.) f. Heeft zich verdiept in het versterken van het mentale vermogen g. Kan een aantal manieren noemen om het mentale vermogen te versterken Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 30
4. Te gebruiken literatuur Boeken: Aanbevolen: - Walburg, J.A., Mentaal vermogen. Investeren in geluk. N.A. Uitgevers, 2008 (op te vragen via de Tutor). - Geer, van der P.; De kunst van het debat, Sdu Uitgevers, 2003 - Wilkinson; Klinisch redeneren, 2008 - Hoencamp, E., Haftmans, J. en Bos; Psychiatrie in de verpleegkunde; Pearson Edication Benelux, 2008, Hoofdstuk 5: Stress, psychologische factoen en de invloed op gezondheid Sites: - http://www.trimbos.nl/~/media/Files/Gratis%20downloads/AF0890%20Strategische%20Verkennin gen%204%20Ouderen.ashx - http://www.trimbos.nl/~/media/Files/Gratis%20downloads/AF0887%20Strategische%20verkenning %201%20welbevinden.ashx - http://www.mentaalvitaal.nl/ - http://www.debat.nl/ - www.nationaalkompas.nl - www.minvws.nl - www.rivm.nl Overige: Blackboard Casuïstieken en meer… 5. Studieactiviteiten Activiteit: GGZ 8.1 Werkvorm: D- individueel) - Fris je kennis op over de achtergronden van de verschillende ziektebeelden die in dit blok aan bod zijn geweest en ziektebeelden waarin je je tijdens je stage hebt verdiept. Gebruik de literatuur/ bronnen uit het 1e /2e jaar, bovengenoemde bronnen, de hoorcolleges en de verschillende casuïstieken op BB van vorige en de informatie op BB voor deze week. - Neem verder kennis van de Zorgstandaard, de daarvan afgeleide Zorgwijzer, het literatuuronderzoek naar effectieve interventies. - Lees hoofdstuk 5 (Nevid). Maak de zelftest op pagina 119. - Bedenk tot slot, na bestudering van de bronnen, voor jezelf 2 ‘welnessdiagnosen’ (PES). Formuleer bij elke diagnose twee interventies en twee acties en daarvoor twee evaluatiemethodes. Neem deze mee naar het begeleide werkcollege van deze week. Activiteit GGZ 8.2 Duur 2 SBU Werkvorm: Hoorcollege D+ In het hoorcollege zal het klinisch redeneren, toegespitst op hoe dit in de GGZ gestalte krijgt, verder worden toegelicht aan de hand van casuïstiek. Activiteit Werkvorm:
GGZ 8.3 Individueel D-
Werk in subgroepjes aan de volgende opdracht: - De afgelopen weken van literatuurstudie en hoorcolleges hebben een hoop nieuwe gezichtspunten, inspiratie en verdieping opgeleverd. - Verbeeld nu (schrijf, teken of gebruik plaatjes uit tijdschriften) op een flap (of film) minstens drie aansprekende voorbeelden hiervan, en licht in de presentatie hiervan toe welke concrete toepassingsmogelijkheden je hiervan ziet als verpleegkundige in het brede GGZ-werkveld. Het is niet verboden om hierbij bijvoorbeeld gebruik te maken van een cliëntcasus (ook wel een ‘kritische beroepssituatie’ genoemd). Zie voor inspiratie voor casuïstieken de casuïstieken die gebruikt zijn in de afgelopen weken. - Bereid je voor op een goede presentatie van je flap of film.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 31
Activiteit GGZ 8.4 Duur 2 SBU Werkvorm: Werkcollege D+ Tijdens het werkcollege zal uitdrukkelijk stilgestaan worden bij de relevantie van de inhoud van het voorafgaande hoorcollege voor het klinisch redeneren. -
Presentatie van de subgroepwerkzaamheden, nabespreken van alle nieuwe inspiratie, discussiepunten en resterende aandachtspunten. Nadruk ligt op de vraag: “Wat kan ik ermee als verpleegkundige in de praktijk?’ We staan in groepjes van 3 stil bij de scores van de gemaakt zelftest (pagina 119, Nevid) en daarna bij de door jouw geformuleerde persoonlijke welnessdiagnosen. Gebruik de gekozen interventies en acties voor het komende blok! Er volgt daarna een kennisquiz over de psychiatrie. Wie heeft de meeste kennis?? We sluiten dit blok af met een gezellige gezamenlijke afronding en een evaluatie van de afgelopen 8 weken. Wat neem je mee en wat laat je achter?
De notulist plaatst ook deze week weer de notulen op BB.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 32
4 Beroepsvaardighedenlijn 4.1
INLEIDING
Tijdens de stage hebben jullie twee VEVA-trainingen en 1 COVA-training. Het onderwerp van deze trainingen gaan jullie zelf bepalen als groep. Het gaat om het oefenen van vaardigheden, dus niet om theorie. Mochten jullie als groep 2 COVA-trainingen willen en 1 VEVA-training, dan is dat ook mogelijk. Door deze vrijheid heb je de kans om naar jullie eigen behoefte te leren. Tijdens je stage kom je verschillende vaardigheden tegen, waar je meer van zou willen leren. Dit kan een bekende vaardigheid zijn die je (nog eens) wilt oefenen en waar je dan feedback op krijgt. Ook kan het zijn dat je een vaardigheid in een specifieke situatie wilt leren. Verder kan het een vaardigheid zijn die je nog niet eerder hebt gehad en die wel in de praktijk naar voren komt.
4.2
VOORBEREIDING: Advies: bespreek in 1 keer de verschillende onderwerpen die jullie aan bod willen laten komen binnen de groep. Zo kun je met elkaars wensen rekening houden. Bepaal minimaal twee weken voorafgaand aan de training het onderwerp voor de VEVA- of COVA-training. Mail het onderwerp naar de desbetreffende docent. Formuleer concreet wat jullie willen leren in welke specifieke situaties. Zoek zelf relevante literatuur op en bestudeer deze voor de desbetreffende training.
Aanwezigheid trainingen De voorbereiding van de trainingen zijn verplicht. Dat geldt ook voor de aanwezigheid. Als groep zijn jullie zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van het onderwerp aan de docent en de voorbereiding ervan.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 33
5 Leerlijn persoonlijke ontwikkeling/SLB 5.1
INTRODUCTIE LEERLIJN PERSOONLIJKE ONTWIKKELING (SLB)
De leerlijn van de persoonlijke ontwikkeling is vooral gericht op het betekenis geven aan je studie: aan het begeleiden bij het opstellen en uitvoeren van studieplannen, het wegnemen van hindernissen. In onderstaand programma is deze leerlijn te herkennen in het aanbod SLB: studieloopbaanbegeleiding (bron: Studentenstatuur deel 2 HBO-Verpleegkunde). De afgelopen twee leerjaren heb je gewerkt aan je portfolio, persoonlijke leerdoelen en competenties. Het 2e jaar heb je afgesloten met een portfolio-assessment: je beheerst vier SLB-competenties op niveau 3, waarvan in ieder geval Plannen en Organiseren en Reflecteren. De overige twee competenties op niveau 3 heb je zelf gekozen. De overgebleven competenties heb je op niveau 2 afgesloten. Je zit nu in het derde leerjaar. Ook nu zal je SLB-er je begeleiden in je studieloopbaan, je stimuleren en indien nodig adviseren en/of verwijzen. Doelen SLB 3e studiejaar: Je bent je als student bewust van je persoonlijke kwaliteiten, beperkingen, motieven, interesse en drijfveren in relatie tot je studieloopbaanontwikkeling; Je regisseert je leerproces: je maakt een planning, houd je eraan, formuleert leervragen etc.; Je ontwikkelt je persoonlijke kwaliteiten en zet deze actief in m.b.t. je studie, beroep en studieloopbaanplanning om een professionele identiteit te ontwikkelen. Aan het eind van periode 1 & 2 beheers je Plannen en organiseren en Reflecteren op niveau 4 evenals de twee door jou gekozen SLB competenties aan het eind van het 2e jaar. De resterende e 3 SLB-competenties beheers je op niveau 3. Einde 3 jaar zijn alle SLB-competenties op niveau 4. De 7 loopbaancompetenties zijn: 1. leervaardigheden 2. plannen en organiseren 3. reflecteren
4. ambitie 5. initiatief 6. resultaatgerichtheid 7. sensitiviteit
In jaar 3 in peergroepjes van vier studenten de SLB vorm en inhoud geven. Dat betekent dat de differentiatiegroep in vier groepjes gesplitst wordt. Wanneer je daarnaast denkt dat een individueel gesprek met je SLB’er je verder helpt, dan kan je een gesprek aanvragen. Op basis van een door jou gemaakt voorstel of opgestelde agenda wordt hier gehoor aangegeven. Als leidraad in SLB maak je op kritische wijze gebuik van je portfolio, dat alleen de ‘beste bewijzen’ bevat! Je maakt dus constant keuzes, die je bij je medestudenten en bij je collega’s in de praktijk toetst.
5.2
PROGRAMMASCHEMA
Centrale thema’s
Week 2 Competentie Plannen en organiseren & Reflecteren Installeren leercoachgroep, motivatie differentiatie en opleiding, wat heb je nodig om te leren, hoe zie jij je 3e jrs. stage,voorbereiding, SWOT
Week 4 Competentie Leervaardigheden
Week 6 Competentie Ambitie
Week 8 Competentie Resultaatgerichtheid Begin minor, hoe stap je daarin? Werken aan portfolio: delen van ervaringen en waar heb je moeite mee Bewijzen verzamelen voor portfolio, eisen hieraan. Op niveau 4: Plannen/ organiseren; Reflecteren; 2 andere competenties. Op niveau 3: de andere 3
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 34
Beoordeling
Participatie, inhoud portfolio, reflectieniveau, POP
Toekenning studiepunten
1 ETCS= 28 uren
5.3
PROGRAMMABESCHRIJVING
In blok 1 ligt het accent op een goede installatie van je peergroepje, waardoor je in een sfeer van vertrouwen in staat bent het maximale uit je studie en stage te halen. Je creëert met elkaar een krachtige leeromgeving, waarin je in staat bent via verschillende werkvormen en opdrachten je SLBcompetenties verder te ontwikkelen tot het hoogste niveau 4. Vandaar uit ben je bij de start van het 4e jaar in staat je studie en loopbaan zelfstandig te managen. Te gebruiken literatuur Sites http://www.leidenuniv.nl/ics/sz/so/ Zeer uitgebreide website van de studentenpsychologen van de Leidse Universiteit met uiteenlopende informatie over studievaardigheden en problemen. Veel tips en adviezen, diverse zelftests en checklists. http://vsm.cs.utwente.nl/tips.html Website van de Universiteit Twente met een uitgebreide diagnostische vragenlijst studiemethoden en met tips en toelichting over diverse studievaardigheden en problemen. http://www-dsz.service.rug.nl/los/ Website van studentenpsychologen in Nederland en Vlaanderen. Met o.a. tips, informatie en links naar informatie, checklists en zelftests op tal van andere relevante sites. http://www.eur.nl/essc/adviesbegeleiding/zelftesten Website van de Erasmus Universiteit Rotterdam met links naar tips, adviezen en zelftests over diverse studievaardigheden. http://iwp.cs.utwente.nl Interactieve Website Projectvaardigheden met elektronisch lesmateriaal voor het zelfstandig trainen van projectvaardigheden. Met veel foto' s, videoclips en interactieve oefeningen. Activiteiten Week 1 2 3 4 5 6 7 8
Voorbereidende activiteit 2 SBU Voorbereiding voor week 2: Act. 1.1
Voorbereiding voor week 4: Act. 1.4 Voorbereiding voor week 6: Act. 1.7
Voorbereiding voor week 8: Act. 1.10
D + les 2 SBU
Verwerkingsopdracht 2 SBU
2 SBU D+: Act. 1.2 Competentie Plannen en organiseren & Reflecteren
Afronding Act. 1.3
2 SBU D+: Act. 1.5 Competentie Leervaardigheden
Afronding Act. 1.6
2 SBU D+: Act. 1.8 Competentie Ambitie
Afronding Act. 1.9
2 SBU D+ Act. 1.11 Competentie Resultaatgerichtheid
Afronding Act. 1.12
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 35
5.3.1
WEEK 1
Act SLB 1.1 Duur: Werkvorm:
2 SBU DZelfstudie voorbereiding Plannen en organiseren& Reflecteren
a.
Lees het document: ‘Hoe te mailen’ op BB. Lees op BB ook verdere theorie over Plannen en organiseren. Pak dan je eigen agenda erbij. Bekijk kritisch hoe je zaken hierin opschrijft. Wat is jouw systeem? Ben je daar tevreden mee? Wat kan je verbeteren?
b.
Zet de activiteiten in je leven (privé, sociale leven, studie, werk, hobby’s) in het schema Urgent/ belangrijk. Wat zegt dit over jou?
c.
Je gaat nu jezelf voorbereiden op het voorstellen van jezelf. Bekijk: http://www.youtube.com/watch?v=Tq0tan49rmc en lees: http://www.carrieretijger.nl/carriere/zelfmarketing/elevator-pitch Nu je weet wat een elevatorpitch is en hoe je deze kan samenstellen, ga je er zelf één maken. Maak zelf persoonlijke, sprankelende elevatorpitch van 30-45 seconden en schrijf deze uit. Geef er ook een mooie titel aan: deze titel wordt je persoonlijke slogan voor dit jaar en is kenmerkend voor jou!
d.
Ga voor jezelf na welk ‘type’ medestudent voor jou stimulerend is om te leren. Stel vast op basis waarvan je dat vindt. Is je medestudent kritisch? Geeft hij/zij je feedback? Is het een meegaand iemand of juist een ‘ direct’ persoon die confrontaties niet uit de weg gaat? In professionele termen: welke gedragsstijl van een ander helpt jou het meest? En natuurlijk ook: wat is jouw gedragsstijl? Wat kan jij een medestudent bieden qua ‘leren’? Opdracht: leg je gedachten in ½ A4 schriftelijk vast en neem deze A4 mee naar school. Neem allemaal je agenda mee om de andere SLB-bijeenkomsten te plannen.
5.3.2
WEEK 2
Act SLB 1.2 Duur: 2 SBU D+ Werkvorm: Leercoachgroep Plannen en organiseren & Reflecteren Leerdoelen: De student: Kan op basis van genuanceerde gedachten een leercoachgroep samenstellen; Toont aan dit op een respectvolle wijze te doen; Kan de eigen tijd adequaat indelen; Kan diverse manieren benoemen om een werkbare planning te maken. Maakt met zijn/ haar leercoachgroep een effectieve planning; Kan prioriteiten maken en vaststellen; Kan eigen ‘patronen’ bij zichzelf herkennen en doorbreken. Deel 1 van de les: Kennismaking: je stelt jezelf voor aan de hand van je voorbereide ‘elevatorpitch’ . Wat kunnen we van elkaar leren, waar kunnen we elkaar bij helpen, sterke, zwakke kanten, carrière, waar wil je heen? Wat is je motivatie voor de differentiatie en je opleiding, wat heb je nodig om te leren, hoe kijk je tegen het 3e jaar aan, stage voorbereiding, SWOT. Welke groepsregels spreken we samen af (t.a.v. mail, op tijd komen, vragen stellen, etc.) Deel 2 van de les: Je vormt tijdens deze eerste les een leercoachgroep van max. 4 studenten. Op basis van je voorbereiding ga je in onderhandeling met de hele groep. De hele groep heb je straks met elkaar in 4 groepjes verdeeld. Je drie medestudenten zijn jouw ‘kritische vrienden’. Met hen zal je het komende jaar veel zaken bespreken. Je gaat elkaars activiteiten schema bekijken. Wat zeggen deze keuzes over jou? Neem allemaal je agenda mee om onze andere SLB-lessen te plannen. Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 36
Act SLB 1.3 Duur: 2 SBU DWerkvorm: Leercoachgroep afronding Plannen en organiseren & Reflecteren Bespreek, formuleer en stel op schrift in je leercoachgroep: Je groepsdoel(en) Je persoonlijke leerdoelen (hierin gaan je medestudenten je helpen). Je samenwerkingscontract: hoe wil je samenwerken in dit SLB-team; wat zijn de kaders en regels om goed te kunnen werken? Lees hoofdstuk 5 en 6 van het boek Integriteit in uitvoering (v. Dalen). 5.3.3
WEEK 3
Act SLB 1.4 Duur: 2 SBU DWerkvorm: Zelfstudie voorbereiding Leervaardigheden Maak weer de leerstijlentest van Kolb/ Vermunt. Bronnen hierbij: http://www.123test.nl/leerstijl/ http://www.leren.nl/rubriek/persoonlijke_vaardigheden/leren_leren/ http://lerenleren.majestic-communications.com/test/index.htm http://lerenleren.majestic-communications.com/test/leervaardigheden.htm http://lerenleren.majestic-communications.com/test/testvermunt.htm Bekijk je scores. Kloppen deze? Wat vind je daarvan? Maak een stappenplan voor jezelf voor het komende semester, waarbij je probeert al je doelen helder in kaart te brengen. 5.3.4
WEEK 4
Act SLB 1.5 Duur: 2 SBU D+ Werkvorm: Leercoachgroep Leervaardigheden Leerdoelen: Je kan efficiënt en adequaat werken en studeren; Je bent je bewust van je leerstijl en zet deze actief in; Je realiseert je dat medestudenten en collega’s op een andere manier kunnen leren; Je kan je Inleven in andere leerstijlen. Je kiest de juiste leervaardigheden. Er zijn veel verschillende manieren om te leren. Vandaag ga je uitzoeken of jouw manier om te leren de snelste en beste manier is. Ga met je leercoachgroep na welke manier van leren je gebruikt. Bespreek daarna met elkaar of dat de goede manier is geweest, gezien de resultaten in het verleden. (Leercyclus: doelen stellen; oriënteren en plannen; uitvoeren; terugkijken en evalueren.) Vraag zo nodig hulp aan je SLB-er. Je hebt als voorbereiding voor deze les de leerstijlentest van Kolb gemaakt. Neem je huidige en je oudere versie mee naar de les. Spreek dit na in je peergroepje; wat is er veranderd? Bespreek ook in je peergroep het door jou geformuleerde stappenplan. Bespreek bijlage 8 en bijlage 9 na als deze gebruikt zijn. Act SLB 1.6 Duur: 2 SBU DWerkvorm: Leercoachgroep afronding Leervaardigheden Extra bronnen over dit onderwerp: http://www.leren.nl/rubriek/persoonlijke_vaardigheden/leren_leren/ http://leren.startpagina.nl/ http://www.neurocampus.nl/ Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 37
5.3.5
WEEK 5
Act SLB 1.7 Duur: 2 SBU DWerkvorm: Zelfstudie voorbereiding Ambitie Leerdoelen: Je toont inzicht in eigen ambitie Je benoemt ideeën van andere over jouw ambitie en toekomst Lees hoofdstuk 1 van het boek Integriteit in uitvoering (v. Dalen) ter voorbereiding van de SLB. Maak opdracht 1 van bladzijde 27. Als verpleegkundige gebruik je je handen, hoofd, hart en sta je voor de soort zorg die jij geeft. Beschrijf: - Ik doe: …….(benoem de acties die jij later als verpleegkundige wilt doen) - Ik denk: ….(beschrijf wat je daarbij denkt, hoe je wilt kijken naar zorgvragers, over je vak, over je collega’s) - Ik voel: …. (beschrijf hoe je je in je werk wilt voelen, hoe je je wilt voelen bij je collega’s en bij je zorgvragers) - Ik sta voor: …. (beschrijf waar jij voor wilt staat als verpleegkundige; wat wil jij dat jou kenmerkt als verpleegkundige, waar strijd jij voor, waarvoor doe jij het werk wat je doet?) Schrijf een brief aan jezelf, waarbij je ingaat op je wensen, dromen en verwachtingen over precies vijf jaar. Wat wil je doen (werk, studie, hobby’s), waar ben je (land, stad, huis), met wie en hoe voel je je? 5.3.6
WEEK 6
Act SLB 1.8 Duur: 2 SBU D+ Werkvorm: Leercoachgroep Ambitie Presenteer aan elkaar in de leercoachgroep je beschrijving over hoe jij als verpleegkundige wilt zijn. Bespreek deze na. Hoe komt dit overeen met je elevatorpitch die je hebt gemaakt en je persoonlijke slogan uit week 2? Mensen die ambitieus zijn beschikken over een aantal vaardigheden om hun doelen te halen: doelgerichtheid; accuratesse; doorzettingsvermogen; incasseringsvermogen. Bekijk weer je stappenplan zoals geformuleerd bij Act. 1.4 en nabesproken bij act. 1.5. Beantwoord samen de volgende vragen: a. Is dit een ambitieus plan? b. Waarom wel/ niet? c. Hoe zou je het ambitieuzer kunnen maken voor jezelf? Aan het einde van deze les lever je ‘brief aan jezelf’, waarbij je ingaat op je wensen, dromen en verwachtingen over precies vijf jaar in een gesloten envelop in bij je SLB-er. Act SLB 1.9 Duur: 2 SBU DWerkvorm: Leercoachgroep Afronding Ambitie Bekijk de kranten en kijk welke vacatures jou op dit moment aanspreken. Knip er vijf uit. Noteer waarom deze er voor jou uitspringen; wat wordt daar gevraagd aan vaardigheden en persoonskenmerken, waardoor jij denkt dat ze voor jou geschikt zijn? Vraag je kritische vrienden of ze jou dit werk zien doen, waarom wel/ niet.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 38
5.3.7
WEEK 7
Act SLB 1.10 Duur: 2 SBU DWerkvorm: Zelfstudie voorbereiding Resultaatgerichtheid Lees de op blackboard geplaatste theorie. Voor de begeleide les van week 8 neem je je portfolio mee. Zorg dat deze bijgewerkt is. Je kunt opdrachten van de stage en opdrachten van anders leerlijnen alsmede van deze leerlijn meenemen in de bewijzen van de competenties. Wees echter kritisch: alleen de ‘beste’ bewijzen neem je in je portfolio op. 5.3.8
WEEK 8
Act SLB 1.11 Duur: 2 SBU D+ Werkvorm: Leercoachgroep Resultaatgerichtheid Voor deze les neem verplicht je je portfolio mee. Deel 1 van de les: In deze les starten we met een gezamenlijke oefening in resultaten behalen onder tijdsdruk, daarna spreken we deze plenair na. Bij de start vindt hij/zij in het postvakje een aantal poststukken (interne mails, memo' s, klachtenbrieven, nota' s) van zijn/haar nieuwe medewerkers, klanten,... Deze beschrijven problemen waar ze mee zitten, nieuwe projecten waar ze aan denken,... Bedoeling is dat de kandidaat deze complexe hoeveelheid informatie gaat analyseren en beslissingen neemt of acties formuleert over hoe hij/zij elk geval zal aanpakken. De concrete functie waarvoor de kandidaat solliciteert, bepaalt in welk soort fictieve bedrijfscontext deze simulatieoefening zal plaatsvinden en welke concrete problemen de kandidaat zal krijgen voorgeschoteld. Deel 2: Je gaat in je leercoachgroep de volgende zaken bespreken: Minor; wat voor bewijzen ga je daar halen, gelinkt aan de competenties Minor; aan welke persoonlijke leerdoelen ga je aan werken? Begin minor, hoe stap je daarin? Werken aan portfolio: delen van ervaringen en waar heb je moeite mee Werken aan portfolio: delen van ervaringen, hoe ver ben je en waar heb je moeite mee? Bewijzen verzamelen voor portfolio, eisen aan portfolio. Hoe houd je contact met je peergroepje tijdens je minor? (2 x bij elkaar komen met groep en reflectie/ voorgang beschrijven) Je houdt contact in week 2/3 en week 7/8. Act 1.12 Duur: 2 SBU DWerkvorm: Leercoachgroep afronding Resultaatgerichtheid Bekijk evt. elkaars portfolio nogmaals. Rond samen dit blok af door bijvoorbeeld wat leuks te gaan ondernemen.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 39
6 Ervaringsreflectielijn 6.1
INTRODUCTIE ERVARINGS- EN REFLECTIELEERLIJN
In deze periode ga je 4 dagen stage lopen/werken en leren waarbij je aan een proeve van bekwaamheid in de rol van zorgverlener werkt. Verder werk je aan de competenties zoals in het volgende hoofdstuk beschreven en reflecteer je op je stage/praktijkleren door middel van een reflectieverslag, de praktijkopdracht. Tijdens de terugkomdagen heb je 4 bijeenkomsten die het karakter van Methodische Praktijk Begeleiding1 hebben, deze bijeenkomsten worden op het rooster vermeld als MPB. De bijeenkomsten worden ingevuld vanuit het principe van Methodische Praktijkbegeleiding (MPB). Geen twee verpleegkundigen gaan op identieke wijze met een beroepssituatie om. Elke verpleegkundige maakt in haar functioneren voortdurend bewust of onbewust keuzes. Welk gedragsalternatief zij kiest hangt af van een reeks factoren. Factoren zoals de situatie, de omgeving, maar ook de persoon van de verpleegkundige zelf. De individuele gedragskeuzes in bepaalde situaties zullen ook in de Hbo-v aan de orde komen. Ze vormen een wezenlijk bestanddeel van het feitelijk beroepsmatig handelen. Het aanleren van een bewuste onderzoekende houding naar factoren, die in het handelen tijdens de praktijkleerperiode een rol spelen, staat centraal in de MPB. Dit gebeurt door praktijkervaringen te leren problematiseren en elkaar te leren bevragen. Daarnaast kent de MPB een voorbereidend element op de supervisie, welke in de afstudeerfase aan bod komt. In supervisie ligt het accent meer op integratie van voelen, denken en handelen van de persoon als beroepsbeoefenaar c.q. duaal student of stagiaire. Het leren in zowel MPB als supervisie is gebaseerd op reflecteren. Dit is het vanuit verschillende gezichtspunten of denkkaders aan de ervaring een nieuwe betekenis geven. Dit betekent dat de eigen praktijkervaringen centraal staan bij het leren. 6.1.1
WEEK 1
Inleiding In deze week ga je je praktijkleerplan maken, zodat je in de stage/tijdens het praktijkleren gericht aan de slag kunt gaan met de competenties. Act. 1.1 Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Hoorcollege In dit openingscollege krijgen jullie uitleg over het praktijkleren in blok 1. Act. 1.2 Duur: 2 SBU DWerkvorm Werkcollege Je maakt een start met het praktijkleerplan. Dit kun je zelfstandig of met medestudenten doen. Voor de begeleide bijeenkomst stel je concrete vragen op. Act. 1.3 Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Werkcollege Het praktijkleerplan en je verwachtingen die je van de stage en leerwerksituatie hebt worden besproken. Op de vrijdag van deze week lever je je praktijkleerplan in bij je MPB-docent. De schriftelijke (digitale) feedback die je krijgt van je MPB-docent laat je zien in het gesprek met de praktijk.
1
! " Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 40
6.1.2
WEEK 2
Inleiding De eerste twee weken heb je je kunnen oriënteren op je stage. De eerste indrukken en leermogelijkheden worden in deze week besproken. Te gebruiken literatuur Koetsenruijter R. e.a. (2001). Reflectie in de verpleegkundige beroepsuitoefening.Utrecht: Lemma BV. Act. 2.1 Duur: 1 SBU DWerkvorm Zelfstudie Inventariseer je leermogelijkheden op je werk/stage/werkplek m.b.t. de proeve en het behalen van de competenties. Welke mogelijkheden zie je voor de uitwerking van je competenties en proeve in de praktijk? Ga voor jezelf na hoever je bent en wat je plan is, zodat je dit in de groep kan vertellen. Stel zo nodig concrete vragen op, die je verder kunnen helpen. Act. 2.2 Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Methodische Praktijkbegeleiding In het eerste deel worden ervaringen uitgewisseld: eerste indruk praktijkplek m.b.t. leermogelijkheden en wordt een eerste verkenning gedaan van de proeve van bekwaamheid. In het laatste deel van de bijeenkomst wordt een thema gekozen, waaraan de praktijkervaringen voor de volgende MPB-bijeenkomsten worden gekoppeld. Er worden afspraken gemaakt over: de planning van het inbrengen van een praktijkervaring en hoeveel werkdagen van te voren de praktijkervaring op BB wordt geplaatst. 6.1.3
WEEK 4
Inleiding In deze week staat de reflectie van de leerervaringen centraal. Te gebruiken literatuur Koetsenruijter R. e.a. (2001). Reflectie in de verpleegkundige beroepsuitoefening.Utrecht: Lemma BV. Act. 4.1 Duur: 1 SBU DWerkvorm Zelfstudie Heb je een inbreng, dan plaats je dat op het afgesproken tijdstip op BB. Heb je geen inbreng, dan lees je de inbrengen en stelt kritische vragen op. Act. 4.2 Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Methodische Praktijkbegeleiding Bespreking van praktijkervaringen met behulp van gekozen methodiek 6.1.4
WEEK 6
Inleiding In deze week staat de reflectie van de leerervaringen centraal en is er aandacht voor de praktijkopdracht ‘ reflectie’ . Te gebruiken literatuur Pool e.a.; Met het oog op de toekomst, NIZW Koetsenruijter R. e.a. (2001). Reflectie in de verpleegkundige beroepsuitoefening.Utrecht: Lemma BV. Wilkinson, M; Kritisch denken binnen het verpleegkundig proces, Pearson Education Benelux, 2008 Aangereikte literatuur (over klinisch redeneren) vanuit je afstudeerrichting Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 41
Act. 6.1 Duur: 1 SBU DWerkvorm Zelfstudie Heb je een inbreng, dan plaats je dat op het afgesproken tijdstip op BB. Heb je geen inbreng, dan lees je de inbrengen en stelt kritische vragen op. Act. 6.2 Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Methodische Praktijkbegeleiding In de eerste helft van de bijeenkomst worden de leerervaringen besproken en in de tweede helft de proeve en praktijkleeropdracht ‘ reflectie’ 6.1.5
WEEK 8
Inleiding In deze week wordt de methodische praktijkbegeleiding afgerond. Te gebruiken literatuur Koetsenruijter R. e.a. (2001). Reflectie in de verpleegkundige beroepsuitoefening.Utrecht: Lemma BV. Act. 8.1 Duur: 1 SBU DWerkvorm Zelfstudie Je bereidt je voor op de beoordeling functioneren ervarings- en reflectieleerlijn. Je vult voor jezelf en twee medestudenten de beoordelingslijst in en je motiveert je score. Het beoordelingsformulier van de ervarings- en reflectielijn, met daarin de criteria vind je in op Blackboard, bijlage 6 ervarings- en reflectieleerlijn. Je neemt een kopie mee voor de deelnemers aan het beoordelingsgroepje. Act. 8.2 Duur: 2 SBU D+ Werkvorm Methodische Praktijkbegeleiding In deze bijeenkomst wordt aandacht besteed aan de afronding van de proeve en opdracht ‘reflectie’. Je functioneren in de ervarings- en reflectieleerlijn wordt beoordeeld. In het gesprek worden deze scores van jou en je medestudenten besproken en wordt een definitieve beoordeling vastgesteld. De tutor bepaalt de eindbeoordeling met afweging van jouw oordeel en dat van je medestudenten. Daarna worden in groepsverband de volgende punten geëvalueerd: Samenwerking in de groep Rol van en samenwerking met de docent Leerrendement praktijkleerperiode en bijeenkomsten ervarings- en reflectieleerlijn.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 42
7 Het praktijkleren 7.1
ROLLEN EN COMPETENTIES
Tijdens deze praktijkleerperiode werk je aan het ontwikkelen van de onderstaande competenties tot minimaal niveau 2 of 3. Het is mogelijk competenties op een hoger niveau te behalen. Integreer de proeve voor de rol van zorgverlener voor het behalen van de competenties. Je selecteert de deelcompetenties van onderstaande kerncompetenties die relevant zijn voor je stage/werkplek. Nr. 1.1
Competentie Om de last van ziekte, handicap op sterven te verlichten, verleent de hboverpleegkundige op een professioneel verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op maat.
niveau 3
1.2
Om de risico’s voor de gezondheid en complicaties van onderzoek en behandeling te verminderen, past de hbo-verpleegkundige primaire, secundaire en tertiaire preventie toe.
3
1.3
Om een gezonde leefstijl van patiënten en hun familie te bevorderen geeft de hbo-verpleegkundige op basis van een programmatische aanpak informatie voorlichting en advies aan individuen en groepen.
3
2.1
Om de zorg te laten verlopen als een continu en integraal proces dat is gericht op het welzijn van de zorgvrager, coördineert de hbo-verpleegkundige de zorg.
Voltijd:2
2.2
Om te zorgen dat de doelen van een preventieprogramma worden gerealiseerd, coördineert de hbo-verpleegkundige de afgesproken activiteiten.
3.1
Om verpleegkundige deskundigheid te waarborgen in een integrale aanpak van zorg, behandeling en voorlichting werkt de hbo-verpleegkundige mee aan ontwikkeling en vaststelling van nieuwe zorgprogramma’s.
3.2
Om de zorgverlening op de afdeling zo efficiënt en goed mogelijk te laten verlopen levert de hbo-verpleegkundige een bijdrage aan het tot stand komen van het verpleegbeleid.
2
3.3
Om de kwaliteit van de zorg te bewaken en te waarborgen participeert de hboverpleegkundige in het ontwerpen van kwaliteitszorg op afdelingsniveau.
2
4.1
Om de doelen van het verpleegbeleid en de zorgprogramma’s te realiseren kan de hbo-verpleegkundige andere verpleegkundigen en verzorgende helpen en ondersteunen bij het uitvoeren van de vastgestelde taken en functies.
2
4.2
Om stagiaires en collega verpleegkundigen en ziekenverzorgenden te steunen in hun professionele identiteit, staat de hbo-verpleegkundige de collega met raad en daad ter zijde.
2
5.1
Om het beroep van verpleegkundige te ontwikkelen tot een professie die aansluit bij maatschappelijke ontwikkelingen van de 21-ste eeuw, vervult de hboverpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn.
3
Duaal:3 Voltijd:2 Duaal:3 2
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 43
Werkwijze De rollen werk je uit volgens onderstaande stappen: kerncompetentie de deelcompetentie het niveau dat je wilt behalen beschrijving van de wijze waarop je de deelcompetentie wilt behalen. je tijdsplanning je voorstel voor bewijsmateriaal wat, wanneer en met wie je wilt evalueren welke begeleiding je nodig hebt wat de begeleider van jou, als stagiaire/leerling-werknemer, kan verwachten maak tenslotte een schematisch overzicht van je praktijkleerplan, zodat je begeleiders snel inzicht hebben in wat je wilt gaan leren. In de uitvoering van de activiteiten die je kiest om de deelcompetenties te behalen laat je zien dat je een effectieve leerhouding hebt en reflecteert. Voorbeelformat Kerncompetentie Deelcompetentie
Niveau competentie
Hoe te behalen?
bewijsmateriaal
Tijdsplanning
Evaluatie
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 44
7.2
VOORBEREIDINGSOPDRACHT VOOR DE STAGE
Onderdelen A, B en C worden door voltijd studenten zoveel mogelijk voorafgaand aan de praktijkleerperiode gemaakt. Onderdeel D wordt opgestart voorafgaand of bij aanvang van en afgerond in de eerste twee weken van de praktijkleerperiode. A: Informatie uitzoeken over de instelling NB: DEZE OPDRACHT IS ALLEEN VOOR VOLTIJD STUDENTEN Voordat je start met je stage is het belangrijk om een beeld te hebben van de setting waarin deze stage plaatsvindt. Zoek antwoord op de volgende vragen: Is het een particuliere of een overheidsinstelling? Valt de instelling onder een stichting/koepelorganisatie? Welke functie heeft de instelling in deze regio? Welke doelgroep kun je verwachten? Wat is het doel van de instelling (behandelen, revalideren, wonen, preventie)? Wat is de visie van de instelling? Hoeveel zorgvragers worden bediend? Hoeveel, bedden, behandelplaatsen, wooneenheden? Hoeveel locaties telt de instelling? Hoe is de samenstelling van het verplegend personeel (helpende, verzorgende,verpleegkundigen, gespecialiseerde verpleegkundigen, nurse practioners)? De informatie kun je op de volgende manieren verkrijgen: opzoeken op internetsites folders opvragen bij de instelling in een kennismakingsgesprek met je begeleider in de instelling site SBBL Verzamel de informatie en maak hiervan een overzichtelijk verslag, dat je opneemt in je praktijkleerplan. Benoem wat jij belangrijk vindt bij het verplegen van de doelgroep van je stage/werkplek (max. 3 pagina’s). B: Organisatie van de begeleiding op de praktijkleerplaats. NB: ALS DUAAL STUDENT MAAK JE ONDERSTAANDE OPDRACHT ALLEEN WANNEER JE VAN AFDELING BENT VERANDERD SINDS JE VORIGE PRAKTIJKLEERPERIODE. Breng in kaart hoe de begeleiding op de praktijkleerplaats is georganiseerd. Verzamel informatie tijdens het kennismakingsgesprek en/of de eerste dag van de praktijkleerperiode. Punten die van belang zijn: Hoe wordt de begeleiding vormgegeven? Wie geeft de begeleiding (werkbegeleider, praktijkbegeleider, alle medewerkers van de afdeling)? Hoe zijn de taken tussen de verschillende begeleiders verdeeld en wie is waarvoor verantwoordelijk? Welke rol verwacht de begeleiding van jou als duaalstudent? Welke afspraken zijn er ten aanzien van diensten op de praktijkleerplaats? Hoe kunnen wensen m.b.t. diensten kenbaar worden gemaakt en hoe wordt hier rekening mee gehouden Wie wordt op de hoogte gesteld van ziekte of niet kunnen nakomen van afspraken m.b.t het leerproces? Wie kan als rolmodel dienen voor jou als duaalstudent? Hoe kun jij je leerproces zichtbaar maken (schriftelijk, mondeling, dagevaluatie, aangeven van leerdoelen per dag)? Neem de afspraken, die je met je begeleiders hebt gemaakt op in je praktijkleerplan (max 1 pagina).
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 45
C: Algemene oriëntatie op de afdeling NB: ALS DUAAL STUDENT MAAK JE ONDERSTAANDE OPDRACHT ALLEEN WANNEER JE VAN AFDELING BENT VERANDERD. Als je optimaal wilt functioneren op een afdeling, dan is kennis van en inzicht in de organisatie van groot belang. Gebruik de eerste twee weken van de praktijkleerperiode om informatie uit te zoeken over de afdeling door het stellen van vragen, informatie op de afdeling te lezen, medewerkers te observeren en meelopen met je begeleider. In sommige gevallen is een inwerkprogramma beschikbaar voor ondersteuning hierbij. De volgende punten zijn van belang om te weten: Hoe is de afdeling georganiseerd, hoe is de besluitvormingsprocedure, welke verantwoordelijkheden hebben de verschillende functionarissen? Welke disciplines zijn op de afdeling en wat zijn hun taken? Welke diensten hebben verpleegkundigen en welke mag jij draaien? Vanuit welke visie wordt verpleegd en hoe wordt dit zichtbaar in het zorgorganisatiemodel? Hoe is de afdeling ingedeeld en welke procedures zijn van belang (ruimten, telefoon/oproepsysteem, alarmsysteem, overlegmomenten, opnameprocedures, ontslagprocedures, logistiek)? Hoe vindt de personeelsplanning plaats en door wie (units, diensten, roosters, pauzes, coördinatie)? Hoe ziet de dagindeling eruit (welke werkzaamheden, wanneer, door wie en met welk doel)? Hoe is het verpleegdossier opgebouwd (welke ordening, structuur wordt gehanteerd bij het verpleegplan, verslaglegging)? Welke werkprocedures, protocollen en richtlijnen zijn aanwezig en hoe wordt de actualiteit/kwaliteit hiervan bewaakt? Met welke disciplines, afdelingen wordt samengewerkt Inventariseer punten, die je aanspreken, zijn opgevallen, die je moeilijk vindt en twee punten, die volgens jou beter anders kunnen en bespreek deze bevindingen aan het eind van de eerste twee weken met je begeleider. Bespreek hierbij ook je eigen leerhouding in de eerste twee weken wat betreft initiatief nemen, vragen stellen en observeren. Maak een verslag van de resultaten van dit gesprek, laat dit ondertekenen door je begeleider en neem het op in je praktijkleerplan als kritisch bewijs (Max.1 pagina) D: Oriëntatie op de zorgcategorie NB: ALS DUAAL STUDENT MAAK JE ONDERSTAANDE OPDRACHT ALLEEN WANNEER JE VAN AFDELING BENT VERANDERD. Tegelijkertijd met het kennismaken met de afdeling, begin je je een beeld te vormen over de zorgcategorie. Om de zorgvrager goed te kunnen verplegen en begeleiden heb je kennis nodig over de achtergrond van ziektebeelden en behandeling medisch en verpleegkundig nodig. Verdiep je hierin op de stageplaats en sla je studieboeken er op na. Vervolgens participeer je in de zorgverlening. De volgende informatie is minimaal nodig: Kennis van de meest voorkomende ziektebeelden/gezondheidsverstoringen, die van belang is voor het observeren en uitvoeren van de zorg aan de toegewezen zorgvragers Dossiers toegewezen zorgvragers lezen: onbekende begrippen opzoeken en onduidelijkheden navragen Welke zorg geboden wordt (meest voorkomende verpleegkundige diagnoses en interventies, verpleegtechnische vaardigheden, communicatieve vaardigheden) Kennis van medicatie toegewezen zorgvrager (werking, bijwerking, observatie) Hoe vindt informatie-uitwisseling over de zorgvrager plaats? Activiteiten van andere bij de zorg van de toegewezen zorgvrager betrokken disciplines Maak een verslag van de verzamelde resultaten en voeg dit toe aan je praktijkleerplan (max 5 pagina’s).
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 46
7.3
PROEVE VAN BEKWAAMHEID
Inleiding In het vierde jaar ga je proeven van bekwaamheid opstellen met betrekking tot de rollen van de HBOVerpleegkundige. Om hiermee alvast ervaring op te doen en gaan we in deze stage ook werken met een proeve van bekwaamheid. De proeve van dit blok is een proeve over de rol van zorgverlener in de domeinspecificatie zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden. Een proeve is een bewijs van functioneren op Hbo-niveau. De proeve is een afspiegeling van de uitvoering van de rollen in de praktijk. De proeve gaat uit van een hoogcomplexe (multidisciplinaire) situatie waarin je laat zien wat je kan. Het gaat om het vinden van creatieve oplossingen bij complexe ( niet standaard) situaties. In de proeve wordt een kritische beroepssituatie beschreven: ‘een zorgsituatie met uitloop’ dat wil zeggen dat de situatie afgebakend is in opnameduur en een aanleiding vormt voor verbetering van de volgende zorgsituatie, ook al is de zorgvrager al ontslagen. De context is verbeteren/optimaliseren. De individuele situatie wordt verbreed naar meso- en macroniveau. Werkwijze Je schrijft eerst een voorstel voor een proeve van bekwaamheid. Lever je voorstel eind week 3 in bij je begeleider in de praktijk en bij je begeleidende MPB-docent. In week 5 ontvang je een goedkeuring van je begeleidend MPB-docent aan de hand van het formulier feedback proeve van bekwaamheid op Blackboard ‘ ervarings- en reflectieleerlijn’ bijlage 2. Na goedkeuring van het voorstel voer je de planning uit. In verband met de tijd ga je, onafhankelijk van de goedkeuring van je voorstel door je begeleiders, alvast aan de slag. Je levert de uitwerking van je proeve voor beoordeling uiterlijk in week 10 in bij je begeleider in de praktijk (maak een definitieve afspraak hierover met je begeleider) en de eerste maandag na afloop van blok 3.9. bij je begeleidende MPB-docent. Voorstel voor de proeve van bekwaamheid Je proeve gaat over de volgende rol, kerncompetentie, domein en domeinspecificatie: Rol Zorgverlener Kerncompetentie Om de rol last van ziekte, handicap of sterven te verlichten, verleent de verpleegkundige op een professioneel verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op menselijke maat Domein Zorg Domeinspecificatie Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden Deze proeve bevat de volgende onderdelen: Klinisch redeneren Een complexe verpleegsituatie Een kritische beroepssituatie waarin HBO-competenties nodig zijn Je gaat op zoek naar een situatie met betrekking tot de directe zorgverlening aan zorgvragers waarbij bovenstaande onderdelen van toepassing zijn. Ga uit van de specifieke zorgbehoefte van de zorgvragers en de mogelijkheden op de afdeling en de mogelijkheden. Beschrijf deze verpleegsituatie als een ‘kritische beroepssituatie’: een complexe verpleegsituatie waarin jij een aantal competenties van een verpleegkundige op niveau laat zien (zie hiervan voorbeelden in het boek ‘Met het oog op de toekomst’ van Aart Pool e.a, 2001). Inventariseer dan je persoonlijke leerbehoefte en de te behalen deelcompetenties op minimaal niveau 3 van de competentiekaart in deze gekozen kritische beroepssituatie en motiveer waarom je juist voor deze kritische beroepssituatie hebt gekozen. Formuleer dan gedragscriteria waaraan je handelen moet voldoen (op welke wijze is aan je gedrag te zien dat je de geformuleerde deelcompetenties uit kunt voeren en behaald hebt op minimaal niveau 3; denk hierbij aan SMART). Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 47
Formuleer leeractiviteiten die je gaat uitvoeren om aan de gedragscriteria te voldoen (wat heb jij nodig om de geformuleerde competenties uit te kunnen voeren). Maak een planning (wat doe je wanneer en met wie). Formuleer kritische bewijzen (op welke wijze laat jij in je portfolio zien dat je de kerncompetentie en je geformuleerde deelcompetenties hebt behaald?). Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan een literatuurstudie, reflectieverslag, feedback van collega’s, een uitgewerkt en onderbouwd verpleegplan….etc. Het product Het product van deze proeve bestaat uit twee onderdelen. Gedragscriteria: wat laat jij in concreet gedrag op de afdeling zien en waaruit blijkt dat je kunt handelen in deze kritische beroepssituatie (SMART geformuleerd). Kritische bewijzen: schriftelijk bewijsmateriaal in je portfolio waarin je je verpleegkundig handelen verantwoordt en theoretisch onderbouwd aan de hand van evidence based literatuur. De beoordeling vindt plaats aan de hand van het beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid op Blackboard ‘ ervarings- en reflectieleerlijn’, bijlage 3.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 48
7.4
PRAKTIJKOPDRACHT
REFLECTIE OP DE PRAKTIJKLEERPERIODE
7.4.1 Inleiding Aan de hand van deze opdracht kijk je terug op je werk/stage- en leerervaringen. Dit ga je doen door middel van een reflectie opdracht. Door het reflecteren op de afgelopen 10 weken praktijkleren word je je bewust van wat er goed ging. Maar ook wordt het zo inzichtelijk waarin je je nog verder kunt ontwikkelen. Deze punten vormen het startpunt voor je volgende praktijkleerperiode. Opdracht 2a Beschrijf van elk van de rollen beroepsbeoefenaar en ontwerper een belangrijke leerervaring en reflecteer hierop. Bij het schrijven van je reflectieverslag besteed je aandacht aan de persoonlijke leerdoelen die je in je praktijkleerplan hebt geformuleerd. Je schrijft je reflectie volgens het model van Korthagen en eindigt daarbij met het beschrijven van nieuwe leerdoelen. Geef aan hoe je de komende praktijkleerperiode gaat werken aan het behalen van je leerdoelen. Opdracht 2b Kijk terug op de planning (praktijkleerplan) en hoe het proces in de praktijk is verlopen. Benoem de bevorderende en belemmerende factoren voor je leerproces. Geef aan op welke factoren je zelf invloed kunt uitoefenen. Beschrijf naar aanleiding van bovenstaande punten tenminste drie leerpunten of acties waarmee je rekening houdt bij je volgende praktijkleerperiode. De opdracht wordt beoordeeld door de begeleidend MPB-docent. Wanneer de opdracht is beoordeeld met een onvoldoende kan de student de opdracht herkansen conform het OER. Het beoordelingsformulier bij deze opdracht, met daarin de criteria vind je in op Blackboard ‘ ervarings- en reflectieleerlijn’, bijlage 4.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 49
8 Toetsing Integrale leerlijn De integrale leerlijn wordt getoetst door middel van een schriftelijke toets met open vragen. Het gebruik van een beperkt aantal boeken is hierbij toegestaan. Beroepsvaardighedenlijn Van twee trainingen maak je een reflectieverslag (zie Blackboard ‘beroepsvaardigheden’). Bij een voldoende beoordeling neem je deze verslagen op als geoormerkte opdrachten in je slbportfolio. De leerlijn van de persoonlijke ontwikkeling/SLB Aan het eind van periode 1 & 2 beheers je Plannen en organiseren en Reflecteren op niveau 4 evenals de twee door jou, aan het eind van het 2e leerjaar, gekozen SLB competenties. De resterende 3 SLB-competenties beheers je op niveau 3. e Op het einde van het 3 jaar zijn alle SLB-competenties op niveau 4. Op basis van bovenstaande, zichtbaar in je portfolio, worden de punten van SLB aan het einde van het 3e jaar toegekend. Ervarings- en reflectieleerlijn De ervarings- en reflectieleerlijn wordt met een voldoende afgesloten indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: Voldoende aanwezigheid van, en actieve participatie tijdens, de MPB-bijeenkomsten Voldoende beoordeling voor de proeve van bekwaamheid en praktijkopdracht ‘reflectie’ Voldoende beoordeling voor de stage/het praktijkleren In deze periode maken de volgende opdrachten onderdeel uit van de beoordeling: Proeve van bekwaamheid in de rol van zorgverlener - Reflectie op de praktijkleerperiode Je functioneren tijdens de praktijkleerperiode (de competenties inclusief de geformuleerde gedragscriteria van de proeve)wordt beoordeeld door de begeleider in de praktijk. De beoordeling wordt ingevuld op de competentie kaart. Deze wordt uiterlijk de eerste week na beëindigen van de praktijkleerperiode bij de betreffende MPB-docent ingeleverd. De studiepunten van de stage/het praktijkleren worden toegekend als ook de proeve van bekwaamheid en de praktijkopdracht ‘reflectie’ met een voldoende worden beoordeeld. De begeleidende MPB-docent beoordeelt de praktijkleeropdracht ‘reflectie’ en de kritische bewijzen van de proeve van bekwaamheid. Herkansing De herkansing vindt plaats conform het onderwijs- en examenreglement (OER). Aanwezigheid Voor dit blok geldt een verplichte aanwezigheid. Hierbij geldt dat: - een presentie van 100% geldt als VOLDOENDE - een presentie van 80%-100% voldoende met dispensatie. Indien de student een geldig excuus heeft, te beoordelen door de docent, wordt tot 20% dispensatie verleend, behalve bij de stages - een presentie van 70%-80% onvoldoende met compensatieopdracht - een presentie van minder dan 70% geldt als onvoldoende. De consequenties hiervan worden beoordeeld door de Examencommissie en kan tot gevolg hebben dat de betreffende onderwijseenheid in z’n geheel opnieuw gevolgd dient te worden - Bij onvoldoende presentie met compensatieopdracht betekent dit het maken van een compensatieopdracht, zulks te bepalen door de betreffende docent, desgewenst na overleg met de teamleider of de examencommissie. De compensatieopdracht is qua inhoud en omvang afgestemd op het verzuimde deel van de betreffende blok. De MPB-docent is verantwoordelijk voor het beoordelen van de compensatieopdracht. De student heeft, bij een onvoldoende beoordeling van de compensatieopdracht recht op één herkansing. Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 50
-
Een onvoldoende presentie leidt tot het overdoen van de betreffende onderwijseenheid, tenzij de examencommissie anders beslist.
Blokboek GGZ, studiejaar 2010-2011, blok 3.1, voltijd en duaal, versie september 2010 De Haagse Hogeschool, opleiding HBO-V 51