Adviesrapport Hervisitatie HBO bachelor opleiding Small Business en Retail Management voltijd De Haagse Hogeschool
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Hervisitatie HBO bachelor opleiding Small Business en Retail Management voltijd CROHO nr. 34422 De Haagse Hogeschool
Hobéon® Certificering BV 15 oktober 2009 Auditteam: Drs W. G. van Raaijen A. Meijer Dr F. Plat R.G. Peters
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.6. 1.6.1. 1.6.2. 1.6.3. 1.6.4. 1.6.5. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 3.
4. 4.1. 4.2.
INLEIDING Functie van het rapport Aanleiding voor de herbeoordeling Tussentijdse beoordeling in 2008 Dit rapport Karakteristiek van de opleiding De opleiding Small Business en Retail Management Aanpak van de herbeoordeling Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers aan de hervisitatie Programma van de visitatie op 20 september 2007 MANAGEMENTSAMENVATING Gegevens Beoordelingskader: Samenstelling auditteam: Bevindingen BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding SBRM voltijd Integraal oordeel/advies aan NVAO
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma hervisitatie 25 september 2009
1 1 1 1 2 2 2 2 2 3 3 4 4 5 5 5 5 5 9 9 9 11 12 13 13 15 17 18 20 21 22 23 25 25 26 27 29 29 30 32 32 33 34 35 35 37 39 39 40
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de hbo bacheloropleiding Small Business en Retail Management van de Haagse Hogeschool. Het betreft een herbeoordeling van deze opleiding, nadat in september 2007 een eerste beoordeling is uitgevoerd.
1.2.
Aanleiding voor de herbeoordeling
Het auditteam heeft bij een audit in september 2007 vastgesteld dat de toepassing van de theorie in de door het auditteam beoordeelde scripties onvoldoende aanwezig was. Een tweede punt van kritiek was, dat er geen onderscheid in beoordeling werd gemaakt tussen verschillende beoordelingsaspecten als ‘inhoud van de presentatie’ en ‘taalgebruik en spreektempo’. Dit leidde tot het oordeel ‘onvoldoende’ voor facet 6.1. Ten tijde van de audit in 2007 had de opleiding inmiddels gerichte acties ondernomen om het gerealiseerde niveau te verbeteren. Het proces van afstuderen was destijds al strak gestructureerd, de procedure van afstuderen en het beoordelingskader waren inmiddels aangescherpt, er waren inmiddels een afstudeercommissie, docentkringen en zogeheten consultdocenten ingesteld en extra onderwijs ter ondersteuning van het afstudeertraject werd al aangeboden. De effecten van deze maatregelen konden in september 2007 echter nog niet worden beoordeeld omdat zij nog geen uitwerking hadden in afstudeerwerkstukken. Het auditteam heeft, mede gezien de kwaliteit van het personeel, destijds wel zijn vertrouwen uitgesproken in de uitwerking van deze maatregelen. In december 2007 heeft de Haagse Hogeschool de aanvraag tot accreditatie van de opleiding Small Business en Retail Management bij de NVAO ingediend, waarbij het adviesrapport van september 2007 werd overlegd. Op basis van een integrale beoordeling van dit adviesrapport heeft de NVAO, na een voorgenomen besluit bekend te hebben gemaakt, op 22 oktober 2008 besloten dat de accreditatie niet kan worden verleend, omdat het adviesrapport bij facet 6.1 ‘Gerealiseerd Niveau’ en daarmee bij onderwerp 6 ‘Resultaten’ niet voldoet aan de eisen die worden gesteld aan het onderbouwen van oordelen. De NVAO heeft vervolgens de accreditatie van de opleiding van rechtswege verlengd met als bepaling dat binnen één jaar na de datum van haar besluit, ergo vóór 22 oktober 2009 een nieuwe aanvraag kan worden ingediend. Het heronderzoek heeft plaatsgevonden op 25 september 2009. De basis voor dit heronderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de verkorte Management Review van 1 september 2009 van de opleiding Small Business en Retail Management van de Haagse Hogeschool.
1.3.
Tussentijdse beoordeling in 2008
Omdat de opleiding zich gesteld zag voor een herbeoordeling in 2009, heeft zij Hobéon gevraagd om een tussentijdse beoordeling. Deze is uitgevoerd op 31 oktober 2008 door een team van deskundigen van Hobéon Certificering, niet zijnde de auditoren die de visitaties in 2007 en 2009 hebben uitgevoerd. Voor deze tussentijdse beoordeling zijn de afstudeerwerkstukken van het cohort 2008 bestudeerd en is bezien hoe de opleiding is omgegaan met het door haar opgestelde verbeterplan uit 2007 en de door haar zelf in juni 2008 uitgevoerde evaluatie. Het beoordelingsteam komt in november 2008 tot de conclusie dat de opleiding serieus werk heeft gemaakt en maakt van de invoering van het verbeterplan. Het team ziet in de scripties een goede opgaande lijn van het gerealiseerde niveau.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 1
1.4.
Dit rapport
In dit rapport wordt voortgeborduurd op het rapport van Hobéon Certificering van de visitatie in september 2007. Wijzigingen die sedertdien zijn doorgevoerd en gewijzigde oordelen worden in de navolgende teksten cursief vermeld.
1.5.
Karakteristiek van de opleiding
1.5.1. De opleiding Small Business en Retail Management De opleiding SBRM leidt studenten op voor het ondernemerschap of voor een managementfunctie in de retail sector. Het ondernemerschap kan zijn gericht op het zelfstandig ondernemen (starten van een eigen bedrijf, bedrijfsovername of franchisenemer) of het intern ondernemerschap in een grote onderneming. Studenten dienen goed te kunnen functioneren in het internationale beroepenveld en in internationaal georiënteerde bedrijven in Nederland. In de opleiding maakt elke student daarom kennis met de internationale beroepspraktijk. De opleiding bestaat sedert september 2002 als voltijd opleiding. Het curriculum is ingericht als lerend werken en werkend leren. Het onderwijs is activerend en vraaggestuurd.Het curriculum van de opleiding is gebaseerd op het in 2005 landelijk vastgestelde domeinprofiel,de in 2008 landelijk vastgestelde zogenoemde ‘Body of Knowledge & Skills’ in het domein Commerce en met een duidelijke inbreng vanuit de regio. De onderwijsvisie van de Haagse Hogeschool (‘de Haagse bachelor’) is hierin verwerkt. Dit profiel en het curriculum zijn goedgekeurd door de werkveldcommissie van de opleiding.
1.6.
Aanpak van de herbeoordeling
1.6.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de herbeoordeling van de voltijd opleiding SBRM is het auditteam opnieuw uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten en zijn de criteria opgenomen aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. De beoordeling van Hobéon Certificering steunt op een analyse en beoordeling van door de opleiding SBRM aangeleverde verkorte Management Review, de Studiegids 2008-’09 en 2009-’10, de evaluatie van de opleiding van het proces van afstuderen van 31 augustus 2009 en cv’s van gecommitteerden. In deze MR gaat de opleiding in op de verbeteringen en veranderingen die zijn doorgevoerd sedert november 2007. Ook is de rapportage van de tussentijdse beoordeling in oktober 2008 bij de analyse betrokken. De visitatie is op 25 september 2009, uitgevoerd door een auditteam bestaande uit twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van zelfstandig ondernemerschap en retail management, één lead auditor en één secretaris vanuit Hobéon Certificering. Dit auditteam is van dezelfde samenstelling als dat in 2007. Aangezien het accent was gericht op het herbeoordelen van het gerealiseerde niveau (facet 6.1) is geen onderwijskundige auditor en student-auditor aan dit team toegevoegd. Het auditteam heeft de in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten opnieuw beoordeeld, en op basis daarvan per onderwerp een oordeel gegeven. Dit werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggende rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 2
1.6.2. Beslisregels Volgens de NVAO - Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon Certificering onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: De uitvoering en praktijk weegt zwaarder dan beleid en theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;1 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
1.6.3. Auditteam Het auditteam was als volgt samengesteld: Naam
Audit deskundigheid
drs. W. G. van Raaijen voorzitter A. Meijer dr. F. Plat R.G. Peters (secretaris)
1
x
Onderwijs deskundigheid
Vakinhoudelijke deskundigheid
Werkveld deskundigheid
x x
x x
x x
x
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 EC’s) is geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 3
Willem van Raaijen heeft als lead auditor jarenlange ervaring in het voortgezet onderwijs en het hoger beroeps- en kunstonderwijs. Hij heeft inmiddels tientallen audits ten behoeve van bacheloren masteropleidingen als lead auditor geleid. Aart Meijer studeerde bedrijfs- en commerciële economie aan de Universiteit Twente en de Universiteit Nyenrode. Daarnaast is hij in het bezit van de NIMA A, B en C diploma’s. Vanaf 2001 is hij zelfstandig werkzaam als adviseur voor ondernemingsbegeleiding en het ontwikkelen van marketingconcepten. Frans Plat is onder andere verbonden aan de Academie voor Management, Groningen, de TIAS Business School, Tilburg, de Graduate School of International Management, Maastricht en de Faculteit Economie and Business Administration, Universiteit van Maastricht. Hij is directeureigenaar van Customer Strategy & Intelligence Centre (CSIC), Velp Rob Peters fungeerde bij de audit als secretaris. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.6.4. Deelnemers aan de hervisitatie Het auditteam heeft tijdens de hervisitatie gesprekken gevoerd met het management, coördinatoren, docenten, studenten, de afstudeer-, de toets- en de examencommissie, de lector Ondernemen & Innovatie en twee gecommitteerden. Een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie is opgenomen in bijlage II.
1.6.5. Programma van de visitatie op 20 september 2007 Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 4
2.
MANAGEMENTSAMENVATING
2.1.
Gegevens
Naam van de instelling: Naam van de opleiding: Vorm van de opleiding: Locatie van de opleiding:
Haagse Hogeschool Small Business & Retail Management voltijd Den Haag
Naam VBI: Datum hervisitatie: Datum VBI-rapport
Hobéon Certificering b.v. 25 september 2009 15 oktober 2009
2.2.
Beoordelingskader:
Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor] van de NVAO (Accreditatiekader. Stcr 2003.120). Op grond van dit Accreditatiekader wordt een opleiding beoordeeld aan de hand van de volgende zes onderwerpen: (i) doelstellingen opleiding, (ii) programma, (iii) inzet van personeel, (iv) voorzieningen, (v) interne kwaliteitszorg en (vi) resultaten.
2.3.
Samenstelling auditteam:
Het auditteam van Hobéon bestaat uit de volgende leden: Drs W. van Raaijen (voorzitter), directeur-partner van de Hobéon Groep en gedurende een reeks van jaren belast met audits in het hoger onderwijs; A. Meijer: bedrijfseconoom en als adviseur betrokken bij begeleiding van ondernemers en het ontwikkelen van marketingconcepten; Dr F. Plat, verbonden aan de Academie voor Management, Groningen, de TIAS Business School, Tilburg, de Graduate School of International Management, Maastricht en de Faculteit Economie and Business Administration, Universiteit van Maastricht en directeur-eigenaar van Customer Strategy & Intelligence Centre (CSIC), Velp. R.G. Peters, als associé verbonden aan de Hobéon Groep, is als secretaris aan het auditteam toegevoegd.
2.4.
Bevindingen
Onderwerp: ‘Doelstellingen opleiding’ Het auditteam ziet dat het sedert 2008 vernieuwde beroeps- en opleidingsprofiel op adequate wijze is vertaald naar competenties. De opleiding kijkt kritisch naar de landelijke vastgestelde competenties en verbijzondert deze in een cyclisch proces in overleg met het (regionale) beroepenveld. De opleiding heeft in het curriculum het aspect ‘internationalisering’ adequaat en op een voor de Haagse Hogeschool passende wijze verwerkt. De opleiding toont naar oordeel van het auditteam aan dat zij voortdurend de ontwikkelingen in het beroepenveld volgt en daaraan de noodzakelijke gevolgen verbindt. De eindkwalificaties sluiten aan bij de algemeen internationaal geaccepteerde beschrijving van kwalificaties van een bachelor, zoals deze zijn vastgelegd in de Dublin Descriptoren. Deze eindkwalificaties zijn ontleend aan een landelijk vastgesteld domeinprofiel dat in samenspraak met de docenten, werkveldcommissie, gecommitteerden en alumni verder is uitgewerkt en sluiten aan bij het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar. Het auditteam kwalificeert het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ als voldoende.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 5
Onderwerp ‘Programma’ De kennisontwikkeling vindt plaats in interactie met de beroepspraktijk en door middel van studiemateriaal dat aan de beroepspraktijk is ontleend. De eindkwalificaties, geformuleerd in acht competenties zijn vertaald naar leerdoelen en gekoppeld aan theoretische en aan praktijk (Action Learning) modulen. Studenten hebben op deze wijze de mogelijkheid om de geformuleerde leerdoelen te behalen, waardoor de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden wordt gewaarborgd. In de periode tussen de eerste visitatie in 2007 en de visitatie in september 2009 waarvan hier verslag wordt gedaan is de theoretische component in het curriculum verder verzwaard. Er is sprake van een heldere structurering van het onderwijs, waardoor de samenhang in zowel horizontale als verticale zin is geborgd. Het auditteam ziet dat er ten opzichte van de situatie van twee jaar geleden, nu evenwicht is tussen theorie en praktijk. De studielast is op een juiste wijze gespreid over de verschillende studiejaren en de studenten zijn hierover tevreden. Het auditteam heeft waardering voor het feit dat de opleiding extra aandacht besteedt aan deficiënties en eerste generatiestudenten en, door het instellen van de functie van ‘studievoortgangsbegeleider’, aan studenten die studievertraging hebben opgelopen. Op grond hiervan kwalificeert het auditteam dit facet voor de opleiding als ‘goed’. De opleiding spant zich in om een goed beeld te verkrijgen van de karakteristieken van de instromende studenten en gebruikt deze gegevens en bevindingen uit evaluaties en uit de studieloopbaanbegeleiding om de aansluiting verder verbeteren. Op grond hiervan kwalificeert het auditteam dit facet voor de opleiding als ‘goed’. De opleiding heeft een omvang van 240 EC’s. Er is sprake van een duidelijk geformuleerde onderwijsvisie. Het didactisch concept en de diversiteit aan werkvormen sluiten hierop aan. De opleiding beschikt over een uitgewerkt toetsbeleid, waarmee de congruentie is gewaarborgd tussen de leerdoelen en de gebruikte tentamens, assessments en beoordelingen. Met betrekking tot het afstuderen heeft de opleiding de afgelopen jaren een grote slag gemaakt, waardoor het proces van afstuderen, de begeleiding van afstudeerders, maar vooral de kwaliteit en de beoordeling van de afstudeerwerkstukken aanmerkelijk is verbeterd. In het OER is een wijziging doorgevoerd waardoor aan tentamens een beperkte geldigheid van vier jaar wordt toegekend. Deze wijziging moet er mede toe leiden dat het aantal studenten met een studieachterstand tot afstuderen wordt gestimuleerd. Het auditteam beoordeelt dit facet als ‘goed’. Het auditteam kwalificeert het onderwerp ‘Programma’ als voldoende. Onderwerp 3: ‘Inzet van Personeel’ De opleiding wordt verzorgd door docerend personeel dat voor een zeer groot deel afkomstig is uit het beroepenveld en relaties met dat werkveld onderhoudt. Het opleidingniveau van de docenten is goed: het merendeel heeft een masterdiploma en een deel is daarvoor studerend. De opleiding legt op goede wijze de verbinding tussen de opleiding en beroepspraktijk. De docent/student ratio van 22,8 beoordeelt het auditteam als ruim toereikend. Het onderwijs kan, naar het oordeel van het auditteam, met de beschikbare formatie worden ontwikkeld en gegeven. De opleiding (en de academie) beschikken over een uitgewerkt personeelbeleid, waarin de opleiding aandacht geeft aan de kwaliteiten van de medewerkers en daarvoor goede instrumenten en voldoende middelen inzet. Er is sprake van personeel dat goed is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het auditteam beoordeelt alle facetten van het onderwerp ‘Inzet van Personeel’ als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening voor dit onderwerp oplevert. Onderwerp 4: ‘Voorzieningen’ Het auditteam heeft kennis genomen van de beschikbare voorzieningen en beoordeelde in 2007 reeds dat deze adequaat zijn. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding het systeem van studieloopbaanbegeleiding inmiddels verder heeft aangepast. Deze aanpassingen lijken het auditteam juist. Het auditteam vindt het een goede zaak dat de academie een fulltime studievoortgangbegeleider inzet. Het auditteam beoordeelt één van twee facetten van het onderwerp Voorzieningen als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening voor dit onderwerp oplevert.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 6
Onderwerp 5: ‘Interne Kwaliteitszorg’ Het auditteam stelt opnieuw vast dat de opleiding de uitvoering van het onderwijs zorgvuldig en gedegen evalueert, aan de hand van door de opleiding gehanteerde streefdoelen. Het auditteam stelt daarbij vast dat de opleiding al in september 2007 een goed uitgewerkt verbeterplan had, dat is geschreven op basis van periodieke evaluaties. Sedert de visitatie in september 2007 is dit verbeterplan nog verder aangescherpt op basis van de bevindingen van het auditteam. In een tussentijdse beoordeling in 2008 heeft de opleiding de voortgang van het doorvoeren van de veranderingen extern laten toetsen. Het auditteam voor de visitatie van 2009 stelt vast dat medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld betrokken zijn bij het beoordelen van de kwaliteit van het onderwijs, zowel inhoudelijk, als qua organisatie en bedrijfsvoering. Dit leidt tot actieve invloed van externe stakeholders op de interne kwaliteitszorg. Het auditteam waardeert in bijzonder de inbreng van de gecommitteerden hierbij. Het auditteam beoordeelt alle facetten van het onderwerp Interne Kwaliteitszorg als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening oplevert. Onderwerp 6: Resultaten. Het auditteam oordeelt dat de afstudeerwerkstukken van het cohort en daarmee het gerealiseerd niveau voldoen aan de basiskwaliteit. Het niveau van de scripties is duidelijk gestegen ten opzichte van de scripties uit 2007. Het hbo-niveau is impliciet aanwezig in deze afstudeerwerkstukken. Wel mag de verwerking van de theorie in de scripties nog sterker worden aangezet. Het auditteam verwacht, gezien alle maatregelen die zijn genomen rond het verbeteren van het niveau van afstuderen, dat dit niveau in 2011 tot volle wasdom is gekomen. Het auditteam heeft waargenomen dat de rendementen van de propedeuse en de hoofdfase overeenkomen met de streefcijfers die de opleiding vooraf heeft vastgelegd. Het auditteam komt op basis hiervan tot het oordeel ‘voldoende’ voor het onderwerp ‘Resultaten’.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 7
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 8
3.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Bevindingen 1.1.1. Landelijk profiel Het landelijk overleg SBRM heeft besloten in 2008 over te gaan naar een nieuw domeinprofiel en de bijbehorende ‘Body of Knowledge & Skills voor het domein Commerce. Dit profiel beschrijft de kerntaken en essentiële expertise van een commerciële professional. Voor de opleiding SBRM staat het ondernemen centraal: als zelfstandige ondernemer of retail manager. Dit profiel is gevalideerd door het landelijke beroepenveld. Het domeinprofiel is in december 2005 en de ‘Body of Knowledge & Skills’ in juni 2008 door de HBO-Raad vastgesteld. 1.1.2. Invulling door de Haagse opleiding Het curriculum van de Haagse opleiding SBRM is gebaseerd op het nieuwe domeinprofiel en de nieuwe ‘Body of Knowledge & Skills’ en hanteert acht competenties. De opleiding biedt ondernemerschap en retail management als afstudeerprofielen aan, waarbij de keuze hierin aan het eind van het tweede studiejaar moet worden gemaakt. In het derde en vierde jaar is de theorie die aan studenten wordt aangeboden dan dezelfde, maar is de praktijkcomponent gericht op de keuze voor small business of voor retail management. Opdrachten worden dan uitgevoerd in de specifieke markten. De programma’s ondernemerschap en retailmanagement lopen parallel en de switch is organisatorisch mogelijk. De opleiding heeft in overleg met de zogeheten Action Learing-bedrijven en de werkveldcommissie vier clusters van beroepsrollen geformuleerd: operationele lijnfuncties in de detailhandel; hbo verkoopfuncties binnen de retailketen; hbo staffuncties binnen de retailketen; zelfstandig ondernemer. Deze beroepsrollen heeft de opleiding uitgewerkt naar activiteiten die zijn gekoppeld aan leerdoelen, die weer zijn afgeleid van de landelijke competenties. De vernieuwde ‘Body of Knowlegde & Skills’ is inmiddels de basis voor het curriculum van de opleiding. 1.1.3. Internationalisering De SBRM-opleiding vult het aspect ‘internationalisering’ in via de speerpunten: theorie van de internationale beroepspraktijk, communicatie en intercultureel bewustzijn. Veel onderwijs wordt gegeven vanuit een internationale context. In de gesprekken meldt de opleiding, dat vooral de handel naar het Verre Oosten voor de SBRM-studenten interessant is. Het auditteam stelt vast dat gedurende een bedrijfspracticum in het eerste jaar samen met studenten van de opleiding IBMS en in het vierde jaar in het blok ‘Globalisering’ bij het practicum van International Business and Culture onderwijs in het Engels wordt gegeven. Vakliteratuur rond de onderwerpen dienstenmarketing, retailmarketing, productinnovatie en marketing, strategische marketing, customer relationship management, international trade, international business and culture, change management en Engelse grammatica en spelling is in de Engelse taal.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 9
Oordeel: voldoende Het auditteam stelt het volgende vast: Het vernieuwde beroeps- en opleidingsprofiel is landelijk vastgesteld en op adequate wijze vertaald in acht competenties. De opleiding heeft kritisch gekeken naar de landelijke vastgestelde competenties en deze verbijzonderd in overleg met het regionale beroepenveld. De opleiding geeft in het curriculum het aspect ‘internationalisering’ voldoende aandacht. De opleiding toont, naar oordeel van het auditteam aan, dat zij de ontwikkelingen in het beroepenveld volgt en waar nodig aan ontwikkelingen daarbinnen de noodzakelijke gevolgen verbindt. Het auditteam beoordeelt het aansluiten van de eindkwalificaties bij de te stellen eisen als voldoende.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 10
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor? Bevindingen Het auditteam heeft de set van acht competenties van de opleiding bestudeerd om te bepalen of deze beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. Uit zijn analyse blijkt, dat de opleiding in de eindkwalificaties/competenties de Dublin Descriptoren heeft geïncorporeerd. Dit betekent: Kennis van en inzicht in (bijvoorbeeld): human resource management; arbeidsrecht; organisatiekunde; ondernemingsrecht; supply chain management; retailmarketing; verkoop- en accountmanagement; automatisering. Toepassen van kennis en inzicht blijkend uit (bijvoorbeeld) het opstellen / ontwerpen van: ondernemingsplan; analyse financiële kengetallen; swot-analyse; verkoop- en acquisitieplan; omgevingsanalyse / concurrentieanalyse; personeelsplan (inclusief scholingsplan); voorraadplanning; accountplan; media- en PR-plan; marktanalyse. Oordeelsvorming blijkend uit (bijvoorbeeld): kwalitatieve en kwantitatieve bedrijfsgegevens accuraat kunnen interpreteren en documenteren; kwalitatieve en kwantitatieve marktgegevens accuraat kunnen interpreteren en documenteren; bedrijfsrisico’s kunnen beoordelen. Communicatie blijken uit (bijvoorbeeld): effectieve communicatie met medewerkers / ondergeschikten; effectieve communicatie met leveranciers; effectieve communicatie met klanten; opbouwen en onderhouden van netwerk. Leervaardigheden in praktijkgericht onderzoek kunnen participeren: delen van praktijkgericht onderzoek kunnen uitvoeren, zoals bijvoorbeeld een onderzoeksopzet maken, theoretische onderbouwing kunnen leveren en onderzoeksresultaten kunnen analyseren; initiatieven kunnen nemen over innovatie en verandering in het SBRM-domein een leerhouding van een leven lang leren kunnen ontwikkelen. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties aansluiten bij de algemeen internationaal geaccepteerde beschrijving van kwalificaties van een bachelor, zoals deze zijn vastgelegd in de Dublin Descriptoren. Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 11
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen 1.3.1. Zoals onder facet 1.1 aangegeven zijn de eindkwalificaties ontleend aan het landelijk beroeps- en opleidingprofiel. De Haagse opleiding onderhoudt contacten met het regionale beroepenveld, via de bedrijven waar de studenten hun werkplekken hebben (de zogenoemde ALbedrijven), via de werkveldcommissie en via gecommitteerden, alumni, docenten en de ‘Regioregisseur’. Deze laatste is een functionaris van de HHS die bemiddelt tussen studenten en bedrijven in de Haagse regio. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat het regionale beroepenveld de opleiding adviseert over de aansluiting op de beroepspraktijk. De competenties zijn een opsomming van alle kennis, vaardigheden en houdingsaspecten die de afgestudeerde als beginnende beroepsbeoefenaar moet beheersen. De HHS heeft drie kernbegrippen vastgesteld, die in elk curriculum moeten terugkomen: (i) zelfregie, (ii) professionaliteit en (iii) wereldburgerschap. Deze begrippen komen in het curriculum van de opleiding SBRM naar voren. Het auditteam heeft alle competenties overzien. De regionale inkleuring en de accenten op zelfregie, professionaliteit en wereldburgerschap kenmerken de Haagse opleiding. 1.3.2. Het auditteam heeft bij de hervisitatie gezien dat, ten opzichte van de visitatie in 2007, de opleiding meer aandacht geeft aan de theorievorming. Studenten uit het eerste en tweede jaar melden, hiernaar gevraagd, dat de theoretische component stevig aanwezig is; studenten uit het derde en vierde jaar melden dat zij een inhaalslag maken in theorie. In de Action Learning opdrachten (zie hierna bij facet 2.1) wordt studenten nu zeer nadrukkelijk gevraagd om de praktische oplossingen van de casussen theoretisch te onderbouwen. Oordeel: voldoende Het auditteam is op basis van zijn analyse van oordeel dat de eindkwalificaties van de opleiding SBRM zijn ontleend aan beroepsprofielen die in samenspraak met het regionale beroepenveld zijn opgesteld en dat deze kwalificaties aansluiten bij het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. Het auditteam stelt vast dat de regionale inkleuring van de beroepsprofielen een specifiek accent aanbrengt. De theoretische bagage van de studenten is naar oordeel van het auditteam inmiddels behoorlijk toegenomen. Het auditteam oordeelt dat er sprake is van hoger beroepsonderwijs.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 12
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen 2.1.1. Kennisontwikkeling van studenten De opleiding heeft het onderwijs ingedeeld aan de hand van thema’s die uit de beroepspraktijk zijn ontleend. In elk leerjaar is de leerstof gegroepeerd in vier blokken, die elk in het teken staan van een thema. Deze thema’s zijn over de vier leerjaren verdeeld. Het onderwijs wordt aangeboden via een vaste structuur van leerlijnen: de kennisleerlijn, de vaardighedenlijn, de praktijklijn en de persoonlijke ontwikkellijn. De (theoretische) kennisontwikkeling vindt plaats via hoor-, werk- en responsiecolleges, casussen, simulatie, praktijkonderzoek, beursbezoek, bedrijvendagen en games. Het praktijkonderwijs vindt plaats via Action Learning (AL), intervisie en bedrijfsbezoeken en de scholing in vaardigheden vindt plaats via trainingen, games en projecten. In de AL opdrachten gebruiken de studenten theorie om oplossingen te bedenken voor deze praktijkopdrachten. Op deze wijze komt de gewenste integratie van theorie en praktijk tot stand. Verder dienen zij de juiste methoden en technieken van toegepast onderzoek te gebruiken. De persoonlijke ontwikkelingslijn is gedurende de vier studiejaren vervlochten in het gehele programma. De thema’s die in de vier leerjaren aan de orde komen zijn ontleend aan de beroepspraktijk. De praktijkscholing vindt plaats in daarvoor geselecteerde Action-Learning bedrijven. De opleiding is kritisch op de inhoud van de werkplekken. De acquisitie, selectie en goedkeuring van deze werkplekken geschiedt volgens een vaste procedure. Een werkplek wordt tenminste viermaal per jaar bezocht door een docent. De contacten met studenten, die bij de AL-bedrijven aan de slag zijn, vinden plaats op de momenten dat zij binnenschools aan de gang zijn met thema’s en projecten. Zie verder ook § 4.2. 2.1.2. Verbanden met actuele ontwikkelingen Het onderwijs wordt zowel binnenschools als buitenschools uitgevoerd. In het binnenschoolse gedeelte brengen studenten hun eigen ervaringen en dilemma’s uit de praktijk in deze praktijkervaringen krijgen betekenis door de reflectie van docenten en medestudenten. De actuele ontwikkelingen in het vakgebied worden tot stand gebracht door de inbreng van de studenten en docenten zelf en verder door de nauwe verbinding die de opleiding heeft met de werkveldcommissie, gecommitteerden en de AL-bedrijven. 2.1.3. Waarborg van ontwikkeling van beroepsvaardigheden. In het competentieprofiel is vastgelegd welke beroepsvaardigheden de student moet bezitten bij zijn afstuderen. Alle competenties moeten aan het eind van de opleiding op operationeel, tactisch en strategisch niveau kunnen worden toegepast. Al deze competenties worden getoetst aan de hand van vastgelegde criteria. Bedrijfsmentoren zijn betrokken bij de beoordeling van stages en afstuderen. Bij het afstuderen zijn gecommitteerden uit het beroepenveld betrokken bij de beoordeling van de eindwerkstukken en presentatie daarvan.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 13
Oordeel: voldoende Het auditteam stelt het navolgende vast: De kennisontwikkeling vindt plaats in interactie met de beroepspraktijk en door middel van aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal. De opleiding heeft door de opzet van het onderwijs voldoende verbanden met de actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. De opleiding heeft ontwikkeling van de beroepsvaardigheden gewaarborgd. Het auditteam is van oordeel dat het curriculum voor wat betreft de ‘Eisen hbo’ aan de basiskwaliteit voldoet en kwalificeert het ‘Eisen hbo’ facet voor de opleiding SBRM als voldoende.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 14
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen 2.2.1. Concretisering van het programma Het curriculum van de opleiding is gebaseerd op het landelijk vastgestelde domeinprofiel dat is vastgelegd in acht competenties (zie facet 1.2, hiervoor). Het landelijk vastgestelde competentieprofiel geeft concreet de eindkwalificaties in termen van competenties. Deze competenties weerspiegelen het te bereiken niveau, de beroepsoriëntatie en domeinspecifieke eisen. 2.2.2. Vertaling naar leerdoelen De opleiding heeft de competenties uitgewerkt naar onderwijsactiviteiten en gekoppeld aan toetsbare leerdoelen. De leerdoelen zijn gekoppeld aan modulen. Op het moment dat de student alle modulen succesvol heeft doorlopen en daarop is getoetst heeft hij alle competenties behaald. 2.2.3. Mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken De onderwijsvisie behelst onder meer, dat studenten zelfregie hebben en in beginsel zelf verantwoordelijk zijn voor de eigen studieactiviteiten. Het onderwijs is vraaggestuurd ingericht. De student is in beginsel zelf verantwoordelijk voor zijn eigen studieactiviteiten. Binnen de persoonlijke ontwikkelingslijn wordt de ontwikkeling van de competenties per student gevolgd en worden studenten begeleid. Deze begeleiding uit zich bijvoorbeeld bij de keuze voor het afstudeerprofiel: SB of RM. De opleiding ziet dat er studenten binnenkomen met een leerachterstand. Deficiënties op het gebied van rekenen en taalvaardigheid kunnen worden weggewerkt door bijlessen. De opleiding biedt deze aan en de studenten worden, indien nodig, door de studieloopbaanbegeleider (dringend) geadviseerd deze te volgen. 2.2.4. Versterking van de theoretische component en methoden en technieken Sedert de visitatie in september 2007 is de theoretische component verder versterkt. Op basis van een analyse door de opleiding zelf is de theorie op vier kennisgebieden verzwaard: 1. algemene financieel-economische kennis 2. methoden en technieken van onderzoek 3. externe analyse en concurrentieanalyse 4. planning & control. Het auditteam heeft de wijzigingen die in het programma zijn aangebracht bekeken; het team vindt deze adequaat. Met ingang van het studiejaar 2008-’09 is het propedeuseprogramma vernieuwd. Dit nieuwe programma kenmerkt zich door een verhoogd theoretisch gehalte, waardoor studenten beter worden voorbereid op de hoofdfase. De modules Marketing, Financieringsplan, Omgevingsanalyse en Organisatiekunde hebben een hoger theoretisch gehalte en leveren meer studiepunten op. . Hetzelfde geldt voor diverse modules in de hoofdfase. Ook wordt nu vanaf het eerste semester in het eerste jaar aandacht besteed aan methoden en technieken van (toegepast) onderzoek. De mogelijkheden tot compensatie in de propedeuse zijn aanzienlijk beperkt ten opzichte van vroeger; alle theoretische modules dienen met een voldoende te worden afgerond.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 15
2.2.5. Door de hele opleiding heen wordt aandacht besteed aan het theoretisch onderbouwen van AL-opdrachten en het toepassen van methoden en technieken van onderzoek. Studenten dienen met de tussenproducten (werkstukken rond de AL opdrachten, die de vorm van ‘miniscripties’ hebben) aan te tonen, dat zij een onderzoek goed kunnen opzetten via een plan van aanpak, dat zij de theorie in relatie kunnen brengen met de praktische opdracht en daarmee de toepassing van theorie hebben geïntegreerd in hun handelen. 2.2.6. Scriptievoorbereiding In het vierde jaar is het onderwijsprogramma uitgebreid met het onderdeel scriptievoorbereiding. Uit de gesprekken met studenten blijkt dat al aan het eind van het derde jaar hieraan aandacht wordt besteed. Het proces van afstuderen is gedetailleerd vastgelegd in de afstudeerhandleiding. Gedurende het hele studieprogramma werken de studenten AL-projecten uit in de vorm van de al genoemde miniscripties. Hiermee oefenen zij in het schrijven van de eindscriptie in het vierde jaar. Het auditteam heeft van studenten gehoord dat dit een goede vorm van voorbereiding is. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ voor de opleiding als voldoende op grond van het navolgende: Het programma is naar oordeel van het auditteam een concrete vertaling van de eindkwalificaties in termen van te bereiken competenties. De theoretische component is de afgelopen jaren aanmerkelijk verzwaard en de toepassing van theorie komt tot uitdrukking in de miniscripties en de eindscriptie. De competenties zijn vertaald naar leerdoelen, die zijn gekoppeld aan modulen; Studenten hebben de mogelijkheid om deze leerdoelen te behalen en worden daarin begeleid. Het ontwikkelingsproces van hun competenties wordt gevolgd via de persoonlijke ontwikkelingslijn.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 16
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen 2.3.1. Het onderwijs is volgens een vaste structuur ingericht: horizontaal via thema’s en verticaal via leerlijnen. Deze structuur is beschreven bij facet 2.1. In elk blok staan kennis, vaardigheden en praktijk met elkaar in verband en worden deze gerelateerd aan een thema. Het themagebonden onderwijs draagt bij aan de samenhang tussen het binnenschools- en buitenschools curriculum, doordat de student binnenschoolse kennis en vaardigheden buitenschools toepast en buitenschoolse ervaring in de school brengt. 2.3.2. In de loop van de studie stijgt de moeilijkheidsgraad van de leerstof en verschuift het accent van operationeel, naar tactisch, naar strategisch. De functie die een student uitoefent bij het Action-Learning bedrijf groeit hierin mee. Zonodig wisselt de student van bedrijf, om deze groei te garanderen. In de gesprekken met het auditteam geven de coördinatoren aan dat de rol van de begeleidende docent hierin belangrijk is. De toelating tot de afstudeerfase is geregeld in de OER en beschreven in de afstudeerhandleiding. Aan de hier gestelde regels wordt de hand gehouden. 2.3.3. In 2007 bleek bij de visitatie dat de beroepspraktijk zwaar is aangezet in het programma, wat ten koste ging van de theorievorming. Het auditteam heeft tijdens de hervisitatie vastgesteld dat de opleiding de aanbeveling van het auditteam van destijds heeft overgenomen om de relatie tussen theorie en praktijk opnieuw te beoordelen en het accent te verleggen naar de theoriecomponent. Inmiddels is de theoriecomponent aanmerkelijk verzwaard; iets dat de studenten beamen. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat sprake is van een heldere structurering van de organisatie van het onderwijs, waardoor de samenhang in zowel horizontale als verticale zin is geborgd. Het auditteam constateert ook, dat door verzwaring van de theoretische component, theorie en praktijk nu in evenwicht zijn. Het auditteam kwalificeert daarom dit facet als voldoende.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 17
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen 2.4.1. Spreiding Het curriculum is per jaar verdeeld in blokken van tien weken, waarbij elk blok wordt afgesloten met een toetsperiode. Herkansing van toetsen is mogelijk in de loop van het volgende blok en herkansing van blok vier vindt nog plaats voor de zomervakantie. (Blok 4 bestaat uit 12 weken). De verhouding binnenschools-buitenschools verandert in de loop van de studie en de buitenschoolse duur per week neemt toe. De opleiding verwacht van studenten een grote mate van zelfstandigheid en vanaf het derde jaar neemt het aantal contacturen af. In de eerst twee jaren hebben de studenten gemiddeld 18 contacturen per week; in de laatste twee jaren is dit gemiddeld 10 uren. 2.4.2. Struikelvakken Studenten met een havo (67% van de instroom) en mbo-achtergrond (24% van de instroom) blijken op het gebied van wiskunde en statistiek elementaire kennis te missen. Om deze studenten te ondersteunen, heeft de opleiding extra lessen op dit gebied ingeroosterd. Daarnaast biedt de opleiding een inhaalprogramma Nederlands/spelling aan, aan studenten die dit nodig hebben. 2.4.3. Verkorte route voor mbo’ers en vrijstellingen Sedert het studiejaar 2006-’07 biedt de opleiding een verkorte route aan voor studenten die de mbo-opleiding ‘Ondernemen’ op niveau 4 hebben afgerond. Op basis van dit diploma en hun werkervaring krijgen die studenten vrijstellingen, waardoor zij in staat zijn de eerste twee jaren in één jaar af te ronden. Het aantal contacturen voor mbo’ers in de verkorte route bedraagt 21 per week. De examencommissie beslist over het toekennen van de vrijstellingen. De student dient hiervoor de bewijslast te leveren. De betrokken docent geeft desgevraagd advies. 2.4.4. Extra tutoring De hogeschool kent een hogeschoolbreed project ‘Het Haags Studiesucces’. Binnen dit project zijn oorzaken onderzocht van studieuitval en -vertraging. Een van de bevindingen is dat studenten wier ouders/verzorgers geen wo- of hbo-achtergrond hebben (zogenaamde ‘eerste generatiestudenten’) meer moeite hebben met studeren in het hbo dan anderen. De opleiding heeft 55% eerste generatiestudenten en, in lijn met dit project, besloten de begeleiding van hen te intensiveren. Docenten van de opleiding hebben met tussentijdse schoolverlaters een exitgesprek. Vaak blijkt dan een verkeerde studiekeus of onvoldoende zelfstandigheid om de studie te kunnen volgen. 2.4.5. Studievoortgangsbegeleider Een kenmerk van de opleiding is dat studenten al tijdens de studie een eigen bedrijf hebben of starten. Dit leidt ertoe dat door de aandacht voor dit bedrijf de studie naar het tweede plan dreigt te geraken. Ondermeer om die reden heeft de opleiding de functie van studievoortgangsbegeleider ingesteld die zich speciaal richt op het begeleiden van studenten bij het voorkomen en wegwerken van studieachterstanden. 2.4.6. Oordeel studenten In het gesprek dat het auditteam tijdens de hervisitatie met studenten heeft gehad is de studielast aan de orde geweest. De ouderejaars studenten zien dat de theorie aanmerkelijk is verzwaard; de propedeuse en tweedejaars studenten nemen het curriculum als een gegeven.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 18
Volgens de derde en vierdejaars studenten is de studielast 40 uur per week en meer, oplopend tot 60 uur per week. Dit geldt dan voor de studenten die inmiddels drie dagen per week werken en voor diegenen die al een eigen bedrijf hebben of gedurende de opleiding dit hebben opgezet in de afstudeervariant small business. Het auditteam noteerde letterlijk: ‘Het is je eigen bedrijf, dus je werkt van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Je bent 30-40 uur met je bedrijf bezig en dan nog 20 uur met je studie’. De studielast, gecombineerd met een eigen bedrijf of een functie van enige omvang is dus aanzienlijk. De studie is wel goed te doen volgens de studenten waar het auditteam mee heeft gesproken. Oordeel: goed Het auditteam stelt vast dat de studielast op juiste wijze is gespreid over de jaren en dat de studenten hierover tevreden zijn. Het auditteam heeft waardering voor het feit dat de opleiding extra onderwijs aanbiedt in die vakken waarin eerstejaarsstudenten deficiënties hebben, dat de opleiding de tutoring van eerste generatiestudenten vormgeeft en dat de opleiding de functie van studievoortgangsbegeleider heeft ingesteld om ‘studieslepers’ gericht te begeleiden. Uit de extra aandacht die de opleiding geeft aan de informatie aan aankomende studenten blijkt, dat de opleiding een goed beeld heeft van wat bij de studenten leeft en dat zij actief is in het wegnemen van studiebelemmerende factoren. Op grond van deze feiten kwalificeert het auditteam het facet ‘Studielast’ voor de opleiding als ‘goed’.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 19
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Bevindingen 2.5.1. De instroom in de SBRM-opleiding is de afgelopen jaren ongeveer 150 tot 160 nieuwe studenten groot. 67% van de studenten heeft een havo, 24% een mbo en 7% een vwo achtergrond. 2% komt binnen via een toelatingsexamen. Door middel van hogeschoolbreed onderzoek heeft elke opleiding een gedetailleerd inzicht in de kenmerken van de instroom. 2.5.2. De hogeschool en de opleiding voeren curriculumevaluaties en studenttevredenheidonderzoeken uit en heeft verder zicht op de bevindingen van de studieloopbaanbegeleiders. Deze gegevens leiden waar nodig tot verbeteringen in het onderwijsprogramma. Zoals al bij facet 2.4 is gemeld heeft de opleiding op basis van zulke gegevens deficiëntieprogramma’s ontwikkeld, extra aandacht gegeven aan eerste generatiestudenten en aan voorlichting aan aankomende studenten. 2.5.3. De opleiding heeft geen EVC-beleid (EVC: erkenning van eerder of elders verworven competenties) en vrijstellingen op basis daarvan worden niet verleend. Het is voor instromende studenten mogelijk om vrijstellingen te verkrijgen op basis van diploma’s of getuigschriften; de examencommissie oordeelt hierover op individuele basis. 2.5.4. De motivatie van startende studenten om te kiezen voor SBRM is vaak ‘zelf dingen doen en ervaren’. Er is een groep studenten die voor deze opleiding kiest om meteen vanaf het begin buitenschools te kunnen werken. De opleiding is daarop echter niet ingesteld en via voorlichting tracht de opleiding deze studenten te weerhouden van inschrijving. 2.5.5. In het onderwijsprogramma is de beroepspraktijk bepalend en neemt het buitenschools curriculum, vooral in het derde en vierde jaar een belangrijke plaats is. Studenten verkeren dan in een krachtenveld: werk – privé – studie. Om de bewustwording bij studenten over het bestaan van dit krachtenveld te vergroten, worden aankomende studenten vanaf 2008 bij de voorlichting over de studie hierover worden geïnformeerd. Het auditteam heeft dit tijdens de hervisitatie kunnen verifiëren bij de eerste en tweedejaars studenten. Tijdens de studieloopbaanbegeleiding (hierna slb) is dit verder onderwerp van gesprek. Oordeel: goed Het auditteam constateert dat de hogeschool en de opleiding zich inspannen om een goed beeld te hebben van de karakteristieken van de instromende studenten en onderzoek doet naar hun motieven. Op basis van deze gegevens en bevindingen uit evaluaties en de studieloopbaanbegeleiding worden maatregelen getroffen die de aansluiting verder verbeteren. Het auditteam stelt ook vast dat de opleiding veel aandacht geeft aan goede voorlichting. Op basis hiervan komt het auditteam tot het oordeel dat het programma goed aansluit bij de kwalificaties van de onderscheiden groepen instromende studenten.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 20
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:2 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Bevinding Blijkens de programmabeschrijving bedraagt het totaal aantal studiepunten van de voltijd opleiding SBRM 240 EC’s. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan een hbo bachelor opleiding wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 240 EC’s en daarmee voldoet aan de wettelijke eisen. Dit is reden om dit facet als voldoende te kwalificeren.
2
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 21
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen 2.7.1. De onderwijsvisie van de opleiding is gebaseerd op vier pijlers: het onderwijs is competentie gebaseerd: beroepsrollen zijn uitgewerkt in activiteiten, die zijn gekoppeld aan competenties; het onderwijs is beroepsgericht: de beroepsrollen zijn richtinggevend en de beroepspraktijk is nauw betrokken bij de opleiding; ondernemen = beginnen te doen: iets leren door het te doen heeft vanaf het eerste jaar zijn plek in het onderwijs, de student is direct actief via Action Learing en ‘Jong Ondernemen’, waarbij zij samen een minionderneming oprichten; leren is een belevenis: door afwisseling in werkvormen en keuzevrijheid is leren een belevenis en geen verplichting en wordt de student betrokken bij zijn of haar eigen ontwikkelingsproces. 2.7.2. Het didactische concept is uitgewerkt in een matrix: thema’s die in de achtereenvolgende studiejaren aan de orde komen en drie leerlijnen (leerlijn kennis, leerlijn vaardigheden en leerlijn praktijk) die het onderwijs in de jaren vorm geven. Dit wordt verder ondersteund door een persoonlijke ontwikkellijn. 2.7.3. De werkvormen zijn zodanig gekozen dat het onderwijs uitdagend wordt om te ontvangen én te geven. Er is een afwisseling van werkvormen, waarin het accent wisselend ligt op theorievorming, op toepassen van methoden en technieken van onderzoek, op het trainen van vaardigheden en op de praktijk. De action-learning benadering is daarbij kenmerkend en dominant voor de opleiding SBRM. De theoretische component van deze AL-opdrachten is de afgelopen jaren aanmerkelijk verzwaard, wat inmiddels zichtbaar is in het huidige eerste, tweede en derde jaar. Deze verzwaring is al waarneembaar in de miniscripties waarmee de AL-projecten worden afgesloten en moet nog tot uitdrukking komen in de eindscripties. 2.7.4. De opleiding onderkent ook het uitgangspunt om de student zelf te laten kiezen en zichzelf te laten ontwikkelen in zelfregie goed is, maar dat jonge studenten daar soms nog niet aan toe zijn. De begeleiding van eerste jaarsstudenten heeft de opleiding daarom op maat gesneden en is intensief waar dat nodig is. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat sprake is van een duidelijk geformuleerde onderwijsvisie (competentie gebaseerd, beroepsgericht, actief bezig zijn, werken aan eigen ontwikkeling) en dat het didactische concept van indeling in thema’s en leerlijnen hiermee in lijn is. De theoretische component in het curriculum is inmiddels versterkt. De diversiteit aan werkvormen en variatie in intensiteit van begeleiding sluit naar oordeel van het auditteam hierop aan. Het auditteam oordeelt daarom dat er in voldoende mate sprake is van aansluiting tussen de vormgeving en inhoud.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 22
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen 2.8.1. Toetsbeleid De opleiding kent een toetsbeleid, dat is uitgewerkt in een toetsplan en toetshandboek. De achterliggende toetsvisie kent een aantal uitgangspunten, waarin terugkomt dat de opleiding de verbinding met de beroepspraktijk van belang vindt. In de toetsvisie is vastgelegd dat de toetsen waar mogelijk op de praktijk zijn gericht, dat het werkveld wordt betrokken bij de toetsing, dat de summatieve en formatieve toetsen voldoen aan door de opleiding vastgestelde kwaliteitseisen, dat studenten elkaar ook beoordelen, dat sprake is van gezamenlijke beoordeling en dat feedback als basis dient voor kwaliteitsborging. 2.8.2. Toetshandboek Het auditteam heeft vastgesteld dat in het toetshandboek alle uitvoeringsregelingen en procedures rond toetsconstructie, toetsafname en beoordeling, evaluatie van toetsen en publicatie van toetsresultaten zijn beschreven en dat het toetsbeleid door de academiedirecteur is vastgesteld. Voor de vierdejaars studenten die beginnen aan hun afstudeerwerkstuk is de afstudeerhandleiding van belang. Daarin is het proces van afstuderen en de wijze van toetsen en beoordelen van de eindscriptie vastgelegd. 2.8.3. Toetsvormen De te gebruikte toetsvormen (tentamens, assessments, beoordelingen) bieden de student de gelegenheid aan te tonen dat hij de competenties of de daaraan ten grondslag liggende kennis, vaardigheden of houding heeft verworven. De daarbij horende onderwijsactiviteiten stellen hem in staat die competenties te verwerven. In de loop van de opleiding verschuift de toetsing van afzonderlijke competentieaspecten als kennis, vaardigheden en houding naar het integraal beoordelen van competenties. De toetsing is dan gericht op het meten van de kwaliteit van uitvoering van beroepscompetenties in gesimuleerde of authentieke beroepssituaties. In dat laatste geval zijn bedrijfsmentoren betrokken bij de beoordeling. 2.8.4. Toetsplan Voor elk collegejaar wordt een toetsplan opgesteld waarin staat beschreven welke toets in welke vorm op welk moment wordt afgenomen. Hiermee hebben de opleiding en de studenten inzicht in de onderlinge verhouding van de toetsvormen en de spreiding over het betreffende collegejaar. 2.8.5. Toetscommissie De toetscommissie, die fungeert onder de examencommissie, heeft tot taak om alle toetsen te beoordelen en bewaakt de procedure van het opstellen van een toets. Docenten hebben een toetstraining gevolgd. Elk jaar worden nieuwe toetsen voor de verschillende onderwijsblokken gemaakt; er wordt geen gebruik gemaakt van oude toetsen. Ook controleert de toetscommissie de administratieve verwerking van de toetsen. 2.8.6. Examencommissie De examencommissie is georganiseerd op het niveau van de Academie. Een docent van de opleiding heeft zitting in deze commissie. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Examencommissie staan beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling. 2.8.7. Afstuderen De opleiding heeft het afstuderen opnieuw georganiseerd. Vanaf 2007 beschikt de opleiding over een afstudeercommissie van drie leden. Deze commissie staat onder leiding van de afstudeercoördinator en rapporteert aan de Examencommissie.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 23
De opleiding heeft een nieuw beoordelingkader en beoordelingsformulier ontworpen voor het afstuderen. Belangrijke bepalingen daarin zijn: De scriptie wordt pas beoordeeld als de inhoud een theoretisch kader een onderzoek, de toepassing van theorie en modellen, en een financiële paragraaf bevat en is opgesteld in correct Nederlands. De scriptie moet met minimaal een 5,5 zijn beoordeeld om te worden meegeteld in de eindbeoordeling. De weging van de inhoud van de scriptie en de presentatie is respectievelijk 70% en 30%, waarbij beiden minimaal voldoende moeten zijn (cijfer 5,5). Voorwaarden voor de student om te mogen gaan afstuderen zijn dat 80% van de studiepunten uit het tweede en derde jaar zijn behaald en de AL modules uit die jaren zijn behaald. Het afstuderen begin met een door de student in te leveren voorstel van de afstudeeropdracht. Dit dient te worden goedgekeurd door de afstudeercommissie. De student krijgt dan een afstudeerbegeleider aangewezen. Daarna volgen het plan van aanpak, goedgekeurd door de afstudeerbegeleider, tweede lezer en afstudeercommissie, de conceptversie en vervolgens de definitieve versie van de scriptie. De concept scriptie word beoordeeld door de afstudeerbegeleider en tweede lezer (2e examinator. De definitieve scriptie wordt beoordeeld door een eerste examinator en de tweede lezer (2e examinator),meestal aangevuld met een extern deskundige (gecommitteerde). De eerste examinator is een docent van de opleiding die als afstudeerbegeleider van een andere student fungeert; de afstudeerbegeleider is niet betrokken bij de eindbeoordeling van de eigen student. De mondelinge verdediging van de scriptie is slechts mogelijk als de student het curriculum tot aan die verdediging volledig heeft afgerond. 2.8.8. Wijziging in de Onderwijs- en Examenregeling 2009-‘10 De opleiding kent veel studenten die hun studie dreigen niet af te maken, vaak doordat zij al een werkkring of eigen bedrijf hebben en hun carrière voorrang geven. Om die studenten te prikkelen hun studie wel met goed gevolg af te ronden is, naast de functie van studievoortgangbegeleider (zie facet 4.2), nu in de OER vastgelegd dat behaalde tentamens een in duur beperkte geldigheid hebben. De geldigheid is teruggebracht van tien naar vier jaar. Dit instrument wordt met grote zorgvuldigheid toegepast. Het auditteam vindt dit instrument van sanctioneren, naast de begeleiding die wordt geboden aan ‘studieslepers’, een goed instrument. 2.8.9. Oordeel studenten De studenten beoordelen het toetsen, de begeleiding bij het afstuderen en de wijze van beoordeling van hun eindscripties positief. Oordeel: goed Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding beschikt over een uitgewerkt toetsbeleid, waarmee de congruentie is gewaarborgd tussen de leerdoelen en de gebruikte tentamens, assessments en beoordelingen. De verschuiving in de loop van de opleiding van het beoordelen van kennis en vaardigheden naar het beoordelen van competenties, sluit aan bij het didactisch model en de onderwijsvisie van de opleiding. Het jaarlijkse toetsplan borgt de variatie in toetsvormen en spreiding van toetsen over het collegejaar. Het auditteam stelt vast dat de opleiding op zeer zorgvuldige wijze het proces van afstuderen en van beoordelen van de afstudeerwerkstukken heeft gereorganiseerd. Het instellen van de afstudeercommissie en het scheiden van de beoordeling van de eindscriptie (andere lezer is eerste examinator) en de begeleiding van de student (begeleider is geen examinator van de eigen student) vindt de commissie waardevolle veranderingen. Het auditteam waardeert ook het instrument van de beperkte geldigheid in tijd van behaalde tentamens. Het auditteam heeft waardering voor de inzet van het gehele docententeam daarbij. Het auditteam beoordeelt daarom het facet “Beoordelen en Toetsen’ als goed.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 24
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen 3.1.1. Uit de analyse van de cv’s blijkt dat 62% van de docenten een masterdiploma heeft en de rest een hbo diploma. Zij hebben de pedagogisch-didactische vorming gevolgd of volgen die thans. 74% van de medewerkers heeft werkervaring in het onderwijs. Eén docent is gepromoveerd. Het aantal docenten met een mastertitel zal in 2012 zijn gestegen tot 83%; zeven docenten studeren hiervoor. Drie docenten verrichten onderzoek binnen de kenniskringen van de lectoraten Ondernemen & Innoveren en Human Resources Management. 3.1.3. Negen van de tien docenten, hebben werkervaring in het werkveld van marketing & commerce. De docenten die dit niet hebben zijn voornamelijk taaldocenten. Een aantal docenten heeft een eigen onderneming en bijna eenderde van de docenten heeft ervaring als consultant en/of trainer. Alle docenten hebben contacten met het beroepenveld via vertegenwoordigers van bedrijven en instellingen, alumni, collega onderwijs- of onderzoeksinstellingen, eigen bedrijf of voormalige werkgever. De activiteiten in het netwerk worden met name onderhouden ten faveure van de eigen professionaliteit en ontwikkeling en uitvoering van onderwijs. 3.1.3. Uit de gesprekken die het auditteam heeft gevoerd blijkt tevredenheid bij de medewerkers over hun werk, de interne communicatie binnen de Academie en de mogelijkheden tot professionalisering. Oordeel: goed Het auditteam stelt vast dat het onderwijs aan de SBRM opleiding wordt verzorgd door docerend personeel dat voor een groot deel afkomstig is uit het beroepenveld en relaties met dat werkveld onderhoudt. Het opleidingniveau en de didactische scholing beoordeelt het auditteam als goed. De opleiding legt hiermee op goede en degelijke wijze de verbinding tussen de opleiding en beroepspraktijk, wat ertoe leidt dat het auditteam aan dit facet het oordeel ‘goed’ verbindt.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 25
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen 3.2.1. Sedert de visitatie in 2007 is het personeelsbestand van de opleiding toegenomen met zes nieuwe collega’s. De omvang is gegroeid van 18,1 (2007) naar 20,56 fte. De student/docentratio is 22,8, wat een lichte stijging is ten opzichten van 2007 (22,1). Deze ratio ligt daarmee nog onder het gemiddelde van het Nederlandse hbo (24,3 volgens de HBO-Raad). 3.2.2. Het auditteam heeft kennisgenomen van de jaartaakbelasting van docenten en gezien dat binnen de urentoedeling aan hen tijd wordt ingeroosterd zowel voor onderwijsactiviteiten en ontwikkelactiviteiten (in ontwikkelteams) als voor eigen deskundigheidsbevordering. Voor het uitvoeren van de actiepunten die gericht zijn op de theoretische verzwaring van de opleiding, zijn aan de betrokken personeelsleden taakuren toegekend. Oordeel: goed Het auditteam is van oordeel dat het onderwijs met de beschikbare formatie kan worden ontwikkeld en gegeven en kwalificeert dit facet van de opleiding als goed.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 26
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen 3.3.1. Het personeelbeleid Het personeelbeleid van de opleiding en de Academie Marketing & Commerce is gebaseerd op de uitgangspunten die zijn vastgelegd in de hogeschoolbrede personeelbeleid ‘de Haagse medewerker’. Er zijn vijf centrale competenties geformuleerd die het profiel van de medewerkers van de HH bepalen: Onderwijskundige en professionele wendbaarheid: studenten flexibel kunnen opleiden Innoverend vermogen: zichzelf vernieuwen binnen gestelde kaders Samenwerken: met collega’s en met studenten gezamenlijk resultaat bereiken Relationele sensitiviteit: zich bewust zijn van andere mensen en de omgeving en de eigen invloed daarop Zelfmanagement: actief richting geven aan de persoonlijke ontwikkeling en functioneren. Als uitwerking van het centraal geformuleerde personeelbeleid is in de periode 2007 – ’09 gewerkt aan de toename van het aantal docenten met een masterdiploma. Daarnaast is een nieuwe belonings- en beoordelingssystematiek ingevoerd. De verhoging van het professionele niveau van de docenten ondersteunt het beleid om te komen tot versterking van het theoretische gehalte van het curriculum. 3.3.2. Het personeel van de opleiding Zoals al onder facet 3.1 is aangegeven heeft 62% van de docenten een wo en 38% een hbo achtergrond en heeft het overgrote deel van de docenten een directe relatie met de beroepspraktijk en is het pedagogisch-didactisch gevormd. Diegenen die de pedagogischdidactische aantekening nog ontberen ten tijde van de hervisitatie volgen daarvoor de opleiding. Ongeveer 90% van de docenten komt uit het bedrijfsleven of werkt daar nu nog. Elk jaar wordt de inventarisatie van opleidingen, ervaringen en netwerken bijgesteld. De opleiding heeft daardoor een actueel beeld van de kwaliteiten van het docentencorps. Docenten kennen elkaars netwerk en kunnen bij elkaar terecht voor informatie en advies. Het auditteam heeft in de gesprekken tijdens de hervisitatie bemerkt dat er sprake is van een open sfeer en veel communicatie tussen de docenten onderling en tussen de docenten en de coördinatoren. Door middel van functioneringsgesprekken brengt het management van de opleiding gestructureerd in kaart wat de scholingseisen en -wensen in persoonlijke ontwikkelplannen zijn. De resultaten daarvan worden vervolgens verwerkt in een scholingsplan. In de inzetplanning van docenten is 10% van de aanstellingsomvang gereserveerd voor scholing. In deze jaarlijkse scholing is inbegrepen de scholing en training van alle docenten gezamenlijk (jaarlijkse teamdagen rond de verbetering van het afstudeertraject, verhoging van het eindniveau, literatuuronderzoek, digitale media binnen de bibliotheek, toetsing) en de eigen professionele ontwikkeling. In de begroting is een bedrag van 3% van de personeelslasten opgenomen voor scholing. Bij verschillende onderdelen van het curriculum maakt de opleiding gebruik van gastdocenten, externe begeleiders en gecommitteerden. 3.3.3. Oordeel van de studenten De studenten zijn zowel in de Reflector 2009 als in het gesprek met het auditteam positief over de docenten. Hun algemene waardering voor de opleiding is een 7.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 27
Oordeel: goed Het auditteam stelt vast dat de opleiding (en de academie) beschikken over een goed uitgewerkt personeelbeleid, dat is gebaseerd op een hogeschoolbrede visie. De opleiding geeft aandacht aan de kwaliteiten van de medewerkers en zet daarvoor goede instrumenten en voldoende middelen in. Naar oordeel van het auditteam is sprake van personeel dat is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. De wijze waarop de opleiding aandacht geeft aan het facet ‘kwaliteit personeel’ beoordeelt het auditteam als ‘goed’.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 28
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen 4.1.1. Het gebouw De opleiding SBRM heeft door curriculumevaluaties en de Reflector zicht op de wensen en eisen van studenten en door de functioneringsgesprekken zicht op de wensen van de medewerkers. De opleiding heeft binnen het hogeschoolgebouw zijn eigen sectie, waar studenten gebruik kunnen maken van computerfaciliteiten, bibliotheek en mediatheek. De hoeveelheid werkplekken voor docenten is, na de komst van nieuwe docenten, uitgebreid. 4.1.2. Het atrium van de hogeschool is een plek waarin service, onderwijs, evenementen en informatievoorziening zijn gecombineerd. De hogeschool heeft een studielandschap en studieplaza waarin diverse flexibele studiewerkplekken met vaste computers en wireless werkplekken zijn ingericht. De hogeschool beschikt over een grote bibliotheek, waar studenten kunnen studeren, opdrachten maken en waarin een sortering vakliteratuur beschikbaar is. De opleiding heeft een contactpersoon bij de bibliotheek die ervoor zorgt dat de collectie up-to-date blijft. Het auditteam heeft tijdens het bezoek in 2007 deze voorzieningen in ogenschouw genomen en toen al vastgesteld, dat die toereikend zijn. In de gesprekken bij de hervisitatie heeft het auditteam hiervan een herbevestiging gekregen. 4.1.3. De ICT-omgeving De opleiding heeft de beschikking over computeraansluitingen, waarmee studenten kunnen werken en Blackboard kunnen raadplegen. Veel informatie wordt via Blackboard verspreid. Specifiek voor de opleiding is software voor de businessgame en voor de module ‘internetboekhouden’ geïnstalleerd. De studenten zijn tevreden over de ondersteuning die zij via Blackboard krijgen. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft in 2007 al kennis genomen van de beschikbare voorzieningen, waaronder de bibliotheek/ mediatheek en het studielandschap en oordeelt dat deze evenals de ict omgeving adequaat zijn.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 29
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen 4.2.1. De studieloopbaanbegeleiding (hierna: slb) bij de opleiding SBRM is gericht op het ondersteunen van de student bij zelfregie. De doelstellingen van de slb zijn per studiejaar uitgewerkt. De mate van zelfsturing (zelfreflectie, zelfregie) neemt toe met het vorderen van de studie. Vanaf het eerste studiejaar starten studenten met het opstellen van een portfolio. In het eerste studiejaar zijn er vier slb-gesprekken; in het tweede studiejaar twee tot vier en daarna naar behoefte. In de gesprekken die het auditteam heeft gevoerd melden coördinatoren en docenten dat deze studiebegeleiding voor vaak nog jonge studenten zeker de eerste twee jaren van de studie hard nodig is. 4.2.2. Studenten worden tot aan het afstuderen begeleid door een AL-docent; per jaar is dit een andere persoon. Deze begeleidt studenten bij het verwerven van een werkplek en begeleidt hen in de praktijkfase. Vóór 2007 was de rol van AL-docent gekoppeld aan die van studieloopbaanbegeleider (slb’er).Vanaf het studiejaar 2007-’08 is de rol van slb‘er en AL-docent ontkoppeld, omdat er vermenging optrad van de aandacht voor persoonlijke problematiek en de aandacht voor de vakinhoudelijke ontwikkeling. Aan studenten is nu gedurende de eerste twee en de laatste twee studiejaren een vaste studiebegeleider toegewezen. Deze begeleiders zijn getraind als slb’er. Deze trainingen worden regelmatig herhaald, zodat de vaardigheid in het begeleiden van de studenten wordt onderhouden. 4.2.3. In het eerste jaar krijgen de eerstejaars studenten na de tweede toetsperiode in februari een voorlopig studieadvies waarna in de zomer het bindend (negatief) studieadvies volgt van de examencommissie. Registratie van de studievoortgang geschiedt via Osiris. Na enkele aanloopproblemen, die het auditteam in 2007 signaleerde, werkt dit systeem nu naar behoren. Dit systeem biedt studenten te allen tijde inzicht in behaalde resultaten en biedt de mogelijkheid om studentendossiers in te zien zodat de studievoortgang kan worden gevolgd. 4.2.4. Vanaf september 2007 beschikt de opleiding over een studievoortgangbegeleider die zich fulltime richt op studenten met studievertraging. Hierdoor kan de ondersteuning aan deze studenten worden verbeterd. De opleiding kent een relatief groot aantal studenten, die voor het 5e, 6e, 7e en 8e studiejaar zijn ingeschreven. Om deze studenten te motiveren hun studie toch met goed gevolg te beëindigen maakt de studievoortgangbegeleider met hen een studiecontract. De recent in de OER opgenomen regeling dat de geldigheid van tentamens in tijd is teruggebracht van tien naar vierjaar (zie facet 2.8), draagt ertoe bij dat deze studenten hun studie opnieuw oppakken. 4.2.5. Uit de curriculumevaluaties en de Reflector blijkt dat studenten tevreden zijn over de ondersteuning die zij ervaren bij hun studie, over het contact met de slb’er en vinden dat slb bijdraagt aan hun ontwikkeling.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 30
Oordeel: goed Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding een systeem van studieloopbaanbegeleiding heeft ingevoerd en op basis van ervaringen vervolgens daarin aanpassingen heeft gepleegd. Deze aanpassingen lijken het auditteam juist. Het auditteam waardeert dat de opleiding, om studievertraging bij studenten te voorkomen, een fulltime studievoortgangsbegeleider inzet. Vanwege de actieve benadering die de opleiding kiest bij studiebegeleiding kwalificeert het auditteam dit facet van de opleiding als ‘goed’.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 31
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen 5.1.1. De opleiding werkt op basis van een geformuleerd kwaliteitsbeleid, waarin de visie op kwaliteit is neergelegd, dat is uitgewerkt in een kwaliteitshandboek. De kwaliteitszorg is systematisch en gebaseerd op de pdca-cyclus. In het kwaliteitshandboek staat opgesomd welke beleidscycli de opleiding heeft, hoe deze verlopen en welke instrumenten de opleiding hanteert. 5.1.2. De opleiding meet de kwaliteit van het onderwijs door studenten, medewerkers, alumni en het beroepenveld hierover regelmatig te bevragen. In het kwaliteitshandboek zijn de criteria en praktische uitvoering van curriculumevaluaties opgenomen. 5.1.3. Studenten, alumni en werkveld worden bevraagd door middel van een digitale vragenlijst. De gecommitteerden wordt gevraagd om hun oordeel te geven over het afstudeerproces en niveau van de scripties. Deze oordelen worden verzameld en geanalyseerd. De opleiding heeft haar streefnormen vastgelegd. Naast de kwantitatieve informatie verkrijgt de opleiding informatie uit panelgesprekken met klassenvertegenwoordigers. Docenten evalueren het curriculum in teambesprekingen na elk blok. 5.1.4. De uitkomsten van deze evaluaties leiden zonodig tot een verbeterplan met actiepunten (zie facet 5.2 hierna). Naast deze evaluatie op het niveau van de opleiding zorgt de hogeschool voor een tevredenheidmeting onder studenten via ‘de Reflector’. De uitkomsten van deze meting zijn eveneens verwerkt in een plan van aanpak. 5.1.5. Uit de gesprekken tijdens de hervisitatie blijkt opnieuw dat de opleiding een goed zicht op de kwaliteitscyclus heeft. Het auditteam betrekt hierbij ook het feit dat de opleiding zelf in oktober 2008 de voortgang van het ingezette verbetertraject (extern) heeft laten beoordelen. Oordeel: goed Het auditteam stelt vast dat de opleiding zorgvuldig en gedegen de uitvoering van het onderwijs evalueert. Dit geschiedt periodiek aan de hand van door de opleiding gehanteerde streefdoelen. De gedegen uitwerking brengt het auditteam ertoe dit facet van de opleiding als ‘goed’ te kwalificeren
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 32
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen 5.2.1. Zoals vermeld onder facet 5.1 evalueert de opleiding het curriculum, de onderwijsorganisatie, bedrijfsvoering en onderwijsfaciliteiten periodiek. Het auditteam heeft kennis genomen van de vele verbetermaatregelen die naar aanleiding van de visitatie in september 2007 zijn vastgesteld. Het auditteam heeft vastgesteld dat deze per studiejaar en per blok plannen bevat. Deze plannen bevatten aantoonbare verbetermaatregelen die zijn voorzien van een tijdsplanning en waarbij voorts is benoemd wie de actie(s) moet ondernemen. Deze verbetermaatregelen zijn bij de verschillende facetten, die hiervoor zijn beschreven, aan de orde gekomen.
Oordeel: goed Het auditteam stelt vast dat de opleiding een goed uitgewerkt verbeterplan heeft, gebaseerd op haar periodieke evaluaties. In de gesprekken heeft het auditteam getoetst en bevonden dat deze acties ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding daarom als goed.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 33
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen Zoals al bij facet 5.1. beschreven worden zowel de medewerkers, studenten, alumni als het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg. 5.3.1. Medewerkers Betrekken van medewerkers geschiedt door teambesprekingen en functioneringsgesprekken met hen. Zij melden aan het auditteam dat ‘de lijnen kort zijn’ en zij hun op- en aanmerkingen altijd kwijt kunnen bij de coördinatoren en het management. 5.3.2. Studenten en alumni Door het afnemen van digitale vragenlijsten worden studenten en alumni bij de interne kwaliteitszorg betrokken. Studenten zijn voorts aanwezig in de opleidingcommissie. Aan alumni zijn afgestudeerd wordt met en vastgestelde regelmaat een vragenlijst voorgelegd. 5.3.3. Werkveld Het werkveld wordt bij de opleiding betrokken door panelgesprekken waarin dieper op opmerkingen en klachten wordt ingegaan, door enquêtes bij de ‘AL’-bedrijven en door de gesprekken van docenten met vertegenwoordigers van die bedrijven. Verder geeft de werkveldcommissie haar commentaar op voorgestelde wijzigingen in het curriculum en valideert deze commissie dit curriculum als relevant voor de praktijk waarin de afgestudeerden terecht komen. De opleiding maakt gebruikt van circa 20 gecommitteerden, die als bijzitter fungeren bij de presentaties van de afstudeerwerkstukken. Hun commentaren op het niveau van deze werkstukken en op het proces van afstuderen wordt geanalyseerd en leidt tot generieke maatregelen. Het auditteam beoordeelt de inbreng van deze gecommitteerden als waardevol. Oordeel: goed Het auditteam stelt vast dat medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld betrokken zijn bij het beoordelen van de kwaliteit van het onderwijs (inhoudelijk, organisatie en bedrijfsvoering). Het auditteam beoordeelt dit als goed.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 34
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen 6.1.1. De opleiding beschouwt het afstuderen als de meesterproef. De Retail Management studenten voeren een onderzoek uit bij een bedrijf in de retail management sector; Small Business studenten voeren onderzoek uit bij het door henzelf opgerichte bedrijf. De studenten zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van de onderzoeksopdracht. Het proces van afstuderen is beschreven bij facet 2.8. 6.1.2. Het auditteam heeft in de aanloop naar de heraudit veertien eindscripties bestudeerd uit een totaal van 24 scripties die zijn vervaardigd door het cohort 2009 (in juli 2009 afgestudeerd). Het auditteam is onder de indruk van de verbeteringen ten opzichte van de scripties die in 2007 zijn beoordeeld. Het auditteam vindt dat het niveau van de scripties over de hele linie is gestegen. In de scripties komt nu duidelijk de behandeling van theorie en het gebruik van modellen aan de orde, waarbij de methoden en technieken van onderzoek duidelijk zijn beschreven. Wel vergt de beschrijving van de wijze waarop de theorie wordt verwerkt bij de uitwerking van de probleemstelling en bij de oplossingen die daarvoor worden gedefinieerd naar het oordeel van het auditteam nog extra aandacht. Ook kunnen ten aanzien van de onderwerpkeuze voor de eindwerkstukken meer expliciete richtlijnen worden geformuleerd om te voorkomen dat scripties onvoldoende op organisatieniveau worden uitgewerkt. 6.1.3. Het auditteam heeft kennisgenomen van het extra ondersteuning die vierdejaars studenten wordt geboden, met als doel hen beter toe te rusten op het proces van afstuderen. Deze ondersteuning is gericht op het opfrissen van oude kennis en het aanvullen van de theoretische achtergrond en wordt aangeboden in de vorm van zes ‘capita selecta’. In terugkomdagen wordt aandacht besteed aan het opstellen van een plan van aanpak, aan de onderzoeksvaardigheden, aan de verwerking van de theorie in de scriptie en aan het schriftelijk rapporteren. 6.1.4. De opleiding heeft geconstateerd dat de functies die de studenten bij werkgevers uitoefenen soms nog op operationeel niveau zijn. Anders dan in het verleden worden, wanneer dat het geval is, voor het vervaardigen van de afstudeerwerkstukken door de opleiding nu actief stageplaatsen gezocht waardoor studenten beter in staat zijn om los van hun huidige functies hun eindwerkstukken te maken. Dit komt het gerealiseerd eindniveau ten goede in die zin dat studenten gemakkelijker meer strategische en organisatiebrede afstudeeropdrachten kunnen kiezen, en hierin minder beperkt worden door operationele niveau van hun functies. 6.1.5. Een recent afgestudeerde student (juni 2009) met wie het auditteam heeft gesproken, heeft deze verdieping in zíjn afstudeerjaar als een zware dobber ervaren. Daarnaast sprak het auditteam met een (thans) vierdejaars student. Deze heeft in zijn derde jaar al een deel van de verdieping meegemaakt. Zij onderkennen beide dat het versterken van het accent op de theorie en op methoden en technieken van onderzoek, en vooral de aandacht die besteed werd aan de verwerking van de theorie in de eindscriptie, voor hen nieuw was en is. Ook de andere studenten ervaren het op correcte wijze verwerken van theorie in werkstukken als een verzwaring. Zoals een derdejaars student het formuleert: ‘Dit is iets dat je echt door oefening moet leren. Als je acht keer een Plan van Aanpak voor een miniscriptie bij een AL opdracht hebt gemaakt, krijg je dit toepassen van theorie op de praktijk pas echt in je vingers’.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 35
6.1.6. Het auditteam heeft ook kennisgenomen van de eenduidige wijze van beoordelen van de scriptie en de presentatie van deze scriptie door studenten die daarvoor zijn toegelaten. Het proces van beoordelen (1e en 2e examinator, gecommitteerde bij de presentatie) en de beoordelingsgezichtspunten met hun onderlinge weging en beoordelingscriteria zijn goed uitgewerkt. 6.1.7. De verwerking van de theorie in de beroepspraktijk mag naar oordeel van de auditoren nog verder worden ontwikkeld. Dit oordeel baseren zij op de veertien door hen gelezen scripties. Het auditteam verwacht dat 2010 een overgangsjaar zal zijn en dat in 2011 het niveau van de afstudeerwerkstukken tot volle wasdom is gekomen. Het auditteam kan zich voorstellen dat tegen die tijd externe monitoring daarvan plaatsvindt. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat de afstudeerwerkstukken van het cohort 2009 voldoen aan de basiskwaliteit. Het hbo niveau is impliciet aanwezig. Wel schort het nog aan een heldere beschrijving van de wijze waarop de theorie wordt verwerkt bij de uitwerking van de probleemstelling en bij de oplossingen die daarvoor worden gedefinieerd en kunnen ten aanzien van de onderwerpkeuze voor de eindwerkstukken meer expliciete richtlijnen worden geformuleerd om te voorkomen dat scripties onvoldoende op organisatieniveau worden uitgewerkt. Het auditteam is onder de indruk van de verbeteringen ten opzichte van de scripties die in 2007 zijn beoordeeld. Het auditteam ziet vele goede stappen om het niveau van de eindscripties verder te verhogen en verwacht dat vanaf 2011 dit niveau tot volle wasdom is gekomen. Het auditteam beoordeelt daarom het ‘Gerealiseerd niveau’ als voldoende.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 36
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen 6.2.1. De hogeschool streeft naar een propedeuserendement van 70% en een hoofdfaserendement van 90% na vijf jaar, waarmee een totaalrendement van 63% over de gehele opleiding bereikt dient te worden. De wijze waarop en het tempo waarin deze hogeschoolbreed geformuleerde doelstelling wordt benaderd verschilt per opleiding. Voor elke opleiding wordt jaarlijks een rendementsdoelstelling vastgesteld, die door de Academiedirecteur ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het College van Bestuur. 6.2.2. Voor het studiejaar 2008-’09 heeft de opleiding zich als doel gesteld om een propedeuserendement na één jaar van tenminste 20% te realiseren en na twee jaar een rendement van tenminste 50%. Deze streefcijfers zijn voorgelegd aan en goedgekeurd door het College van Bestuur. Het propedeuserendement is thans als volgt: cohort
04-‘05
’05-‘06
’06-‘07
’07-‘08
’08-‘09
prop. na 1 jaar
27%
22%
19%
20%
22%
prop. na 2 jaar
63%
66,2%
50%
49,7%
53,2%*
* prognose
tabel 1: propedeuserendement na één en twee jaar, opleiding sbrm De Haagse Hogeschool
Het auditteam concludeert dat het propedeuserendement ten opzichte van 2007 licht is gestegen. De rendementsdoelstelling van de opleiding voor 2008-’09 is bereikt. 6.2.. De resultaten van de hoofdfase, gerelateerd aan de streefcijfers voor 2008-‘09 zijn de volgende cohort
streefcijfer
Resultaat
2002
50%
53% diploma gehaald, cumulatief na 7 jaar
2003
53%
56% diploma gehaald, cumulatief na 6 jaar
2004
50%
49% diploma gehaald, cumulatief na 5 jaar
2005
20%
24% diploma gehaald, cumulatief na 4 jaar.
tabel 2: hoofdfaserendement afgezet tegen streefcijfers opleiding sbrm, De Haagse Hogeschool
De rendementsdoelstelling van de opleiding voor 2008-’09 is bereikt. Met betrekking tot de in de in tabel 2 genoemde cohorten merkt de opleiding nog op dat door de studievoortgangbegeleider met de ‘studieslepers’ afspraken zijn gemaakt over hun tempo van afstuderen. De opleiding verwacht dat daardoor het uiteindelijke cumulatieve rendement van deze cohorten hoger zal zijn; deze verwachting ontleent zij aan de rendementcijfers van eerdere cohorten en de werking van de ingezette maatregelen. 6.2.4. Het auditteam ziet een alomvattende aanpak om het rendement van de propedeuse en de hoofdfase op een aanvaardbaar niveau te brengen, waarbij dit niveau en de tijdspanne waarin dit moet zijn bereikt onderwerp van gesprek is tussen de Academiedirecteur en het College van Bestuur. Het auditteam beseft dat, gezien de specifieke kenmerken van de small business en de retail management studenten, vergeleken met andere hbo-opleidingen het behalen van het beoogde rendement relatief minder beheersbaar is.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 37
Oordeel: voldoende De doelstellingen voor het propedeuserendement en het hoofdfaserendement in het studiejaar 2008-‘09, zoals deze voor dat studiejaar expliciet zijn afgesproken met het College van Bestuur zijn behaald. Het auditteam acht de inspanningen adequaat en beoordeelt het thans gerealiseerde rendement als voldoende.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 38
4.
SAMENVATTEND OORDEEL
4.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding SBRM voltijd
Onderwerp 1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
/
Facet
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing 3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
Oordeel V V V V V V V V G G V V G V3 G G G V4 V G V5 G G G
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V
Totaal oordeel
V
3 4 5
V
extra aantekening ‘goed’ extra aantekening ‘goed’’ extra aantekening ‘goed’
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 39
4.2.
Integraal oordeel/advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam bij deze hervisitatie, dat de door de Haagse Hogeschool, in casu de Academie voor Marketing & Commerce, verzorgde voltijd hbo bachelor opleiding Small Business & Retail Management in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 40
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs W. G. van Raaijen Willem van Raaijen was jarenlang aan het Luzac College verbonden als rector. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de landelijke vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waartoe het Luzac College als één van de 25 werkmaatschappijen behoorde. Vóór de overstap naar Hobéon werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, bij ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatie-advies, marktonderzoek, interim management en certificering in en buiten het hoger en kunstonderwijs. Dr F. W. Plat Frans Plat is econoom en in 1988 in Groningen gepromoveerd op het proefschrift “Modelling for Markets”. Hij is onder andere verbonden aan de Academie voor Management, Groningen, de TIAS Business School, Tilburg, de Graduate School of International Management, Maastricht en de Faculteit Economie and Business Administration, Universiteit van Maastricht. Hij is thans directeureigenaar van Customer Strategy & Intelligence Centre (CSIC), Velp en werkte daarvoor onder meer bij MarketResponse, Leusden als Research and Consultancy Director, bij Science & Strategy, Utrecht als Partner; bij Postbank NV, Amsterdam als Manager Strategy & Planning en bij Rapp Collins, Direct Marketing Communications, Bussum als Client Services Director. A. Meijer Aart Meijer studeerde bedrijfs- en commerciële economie en volgde diverse postdoctorale cursussen aan de Universiteit Twente en de Universiteit Nyenrode. Daarnaast is hij in het bezit van de NIMA A, B en C diploma’s. Vanaf 2001 is hij zelfstandig werkzaam als adviseur voor ondernemingsbegeleiding en het ontwikkelen van marketingconcepten. Voorheen werkte hij als begeleider van franchisenemers voor Care Group, Harderwijk, als directeur bij ChemDry Nederland, Lundia Nederland bv en Oase Slaapkamers bv. R.G. Peters Rob Peters studeerde personeelswerk in Den Haag. Hij vervulde onder andere een personeelsfunctie bij het openbaar vervoer in Den Haag en was cao-onderhandelaar in de gezondheidszorg. Hij is in de periode 1990-2000 werkzaam geweest bij de HBO-Raad en de Hobéon Groep. Aansluitend heeft hij zes jaar de functie van hoofd afdeling PO&I en loco secretaris vervuld bij een gemeente in de Randstad. Thans is Rob Peters als associé verbonden aan de Hobéon Groep en betrokken bij het uitvoeren van audits in het hoger onderwijs.
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 41
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 42
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 43
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 44
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 45
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 46
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma heraudit 25 september 2009 – SBRM, lokaal: SL1.29 Tijd / ruimte Vanaf 08.15
08.30 – 09.00 09.00 – 9.30
Gesprekspartners
Auditoren
Onderwerpen
Inloop door en ontvangst van het auditteam Voorzitter: drs W. G. van Raaijen Leden: A. Meijer dr F. Plat Secretaris: R.G. Peters Auditteam Voorbespreking auditteam Directie / Management Balder Schumacher (directeur Academie) Simone Fredriksz (teamleider SBRM)
Auditteam
-
09.30 – 10.00
Coördinatoren Karlien Higler (propedeusecoördinator) Wim Schüller (hoofdfasecoördinator) Caroline Voordouw (afstudeercoördinator) Heleen Geerts (coördinator Praktijkbureau)
Auditteam
-
10.00 – 10.15
Intern overleg
Auditteam
10.1510.45
Docenten Herman de Pagter Edwin van Noort Marcel Veloo Marc van Ee Irene Pilon Margo Stegeman
Auditteam
parallel 10.4511.15
Afstudeer-, Toets- en Examencommissie Caroline Voordouw (voorzitter Afstcie) Edwin van Noort (lid Afstcie) Marius ten Raa (voorzitter Toetscie) Ton van Zon (lid Excie Academie M&C)
Auditteam
Kennismaking Definitieve vaststelling programma Strategisch beleid, visie en missie Resultaten en rendementen Gerealiseerd niveau Marktpositie, instroom, toelating, vrijstellingen Personeel en scholing Internationalisering, Lectoraat, innovatie Kwaliteitszorg Relatie met beroepenveld en College van externe deskundigen (gecommitteerden) Versterking theoretische component Praktijkcomponent in relatie tot theoretische component Toegepast onderzoek: theorie en uitvoeren van onderzoek Relatie met lectoraat O&I Proces van afstuderen Beoordelingskader afstuderen Studie(loopbaan)begeleiding en bewaking
- Relatie beroepenveld, specifiek in het licht van afstuderen - Ontwikkelingen beroepsdomein en onderwijsontwikkeling - Studieloopbaanbegeleiding en bewaking - Samenhang programma gericht op afstuderen - Toetsen en beoordelen - Werking van de docentkringen; scholing en intervisie - Werkwijze Afstudeer-, Toets- en Examencommissie - Criteria voor beoordeling afstudeeropdracht en plan van aanpak - Intervisie in docentkringen, scholing docenten - Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen - Bevoegdheden Toetscommissie en relatie met de Examencommissie - Kwaliteitsborging afstudeerders: afstudeerhandleiding en beoordelingskader
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 47
Tijd / ruimte 11.15 – 11.45
Gesprekspartners
Auditoren
Onderwerpen
Studenten Svenja Pakvis (propedeuse) Nicole Verhoeven (tweede jaar) Zakarija Acherrat (derde jaar) Freek Jansen (vierde jaar) Soufian El Ghani (afgestudeerd juli 2009)
Auditteam
-
Informatievoorziening Toelating, intake, aansluiting op vooropleiding Toetsen en beoordelen Afstuderen Contacturen Studiebegeleiding bij stages en afstuderen Studeerbaarheid, studielast
11.4512.15
Lunch
Auditteam
12.15 – 12.45
Gecommitteerden en lector Saskia Harkema (lector O&I) Robin Jansen (gecommitteerde) Piet Hein Koster (gecommitteerde)
Auditteam
Lector - Inbreng in het studieprogramma SBRM - Kenniskring, scholing docenten in toegepast onderzoek - Innovatie Rol als gecommitteerde - Positie - Werkwijze bij afstuderen - Beoordelingskader (criteria en normen)
Auditteam
Bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
12.4513.45 13.4514.00
Alle gesprekspartners en genodigden Alle SBRM-medewerkers
Voorzitter: Vakdeskundige: Werkvelddeskundige: Secretaris:
Drs W.G. van Raaijen (Hobéon Certificering) Dr F.W. Plat A. Meijer R.G. Peters (Hobéon Certificering)
©Hobéon® Certificering⏐Rapport hervisitatie HBO Bachelor opleiding SBRM, oktober 2009 – De Haagse Hogeschool⏐ 48