De geschiedenis, Van Laarhoven
Digitale versie Wim van Laarhoven Junior te ’s-Hertogenbosch juli 2004 1e auteur Ad Laarhoven te Helmond september 1984
Genealogische Verhandeling Over de geschiedenis van het geslacht “Van
Laerhoven de Loon op Zand tak”
Dit boek is deel 5 van de 9 delen Deel 1. Mei 1976 Breda Deel 2. Augustus 1978 Tilburg Deel 3. Mei 1981 Udenhout Deel 4. December 1981 Oirschot Deel 5. September 1984 Loon op Zand Deel 6. Deel 7. Deel 8. Deel 9. Deel 10. De Finale
De finale is gewijd aan de vroegere geschiedenis voordat de opeenvolging van zijtakken ontstonden die zoals in deel 1 tot en met deel 9 beschreven zijn. In ieder deel komt daar een klein stukje geschiedenis aan vooraf om optimaal op de hoogte te zijn van onze vroegere voorouders.
Veel plezier met dit kostbare document van u familienaam. Ad Laarhoven en Wim van Laarhoven Junior II
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Voorwoord Proloog Cultuurhistorisch overzicht en maatschappijstructuur tot ± 700 Cultuurhistorisch overzicht en maatschappijstructuur na ± 700 Geschiedkundige verhandeling over Taxandria Geschiedkundige tafel met jaartallen over Taxandria Gedetailleerde staatkundige geschiedenis van Taxandria Naamgeving (algemeen) Onze geslachtsnaam. Van Laerhoven Ontstaan en de verklaring Het geslachtswapen Economische ontwikkeling na 1000 a.d.(geld en cijnzen) Wij van Laerhoven`s. Uitgebreid onderzoek naar ons Verklaring bij de stamboomoverzichten Literatuurlijst Overzicht van de verspreiding van het geslacht Gedetailleerde stamboomoverzichten met persoonsbeschrijving
Pag. IV Pag. VII Pag. XI Pag. XIV Pag. XX Pag. XXIII Pag. XXIV Pag. XXXIII Pag. XXXVII Pag. XLIV Pag. XLVII Pag. LII Pag. LVIII Pag. LXI Pag. LXII Document II *
Document II* is de digitale stamboom creatie van Wim van Laarhoven voltooid in in het digitale bestand “Stamboom van Laarhoven 2”.
III
Voorwoord. Bij de uitgifte van deel V van de stamboom van het geslacht “Van Laerhoven” is er van de zijde van de schrijver / onderzoeker de behoefte om nog enige toelichting en nadere informatie te verschaffen over dit deel V en de voortgang van het totale werk. Op de eerste plaats is de verschijningsdatum van dit deel wat later geworden als oorspronkelijk de bedoeling is geweest. Er zijn dan ook enige toelichtingen mijnerzijds noodzakelijk om de samenstelling van dit deel V en de samenhang met de delen I en II te verduidelijken. Bij de oorspronkelijke uitgave van deel II “Tilburg” werd een deel “Loon op Zand” vermeld omdat toen reeds 1978 duidelijk was uit de , toen aanwezige gegevens dat er een directe samenhang was tussen de takken II en V. Achteraf is gebleken uit het latere onderzoek dat deze samenhang er inderdaad was maar dat de aansluiting daar weergegeven toch niet helemaal correct was en de gegevens over loon op Zand onvoldoende waren uitgewerkt. Dit gedeelte werd daarom bij een latere herziening van deel II dan ook weggelaten en is thans volledig in deel V verwerkt. Door een foutieve beoordeling mijnerzijds wegens onvoldoende kennis van het totaal der samenhang van de stamboom werd bij de uitgifte van deel I “Breda” een stuk stamboom in dit werk opgenomen 1976, waarvan later bekend is geworden dat dit in loon op Zand thuishoorde (de zogenoemde 1.5 tak van deel I). De betreffende naamgenoten zijn hiervan door mij allen op de hoogte gesteld. Ook deze wijziging werd thans in dit deel aangebracht en ik bied alsnog me excuses aan voor de destijds gemaakte vergissing. Maar beter ten halve gekeerd als ten hele gedwaald. Ook was er al lange tijd nog een andere sub-tak bekend in West-Brabant waarvan de aansluiting pas ongeveer twee jaar geleden werd gevonden en waarvan is gebleken dat deze ook in deel I “Breda” thuishoort. Tevens is ook van deze tak inmiddels de aansluiting op het oudste gedeelte gevonden. Het is daarom ook de bedoeling medio 1985 een herziene uitgave van deel I te laten verschijnen. De uitwerking van de sub-tak ’s-Hertogenbosch is een zéér tijdrovende bezigheid geweest mede waardoor de publicatie van dit deel moest worden uitgesteld. Het totale werk is thans, na precies 35 jaren van intensief werken zover gevorderd dat het einde in zicht komt. Dit betekent echter ook weer niet dat dit al binnen 1 á 2 jaar het geval zal zijn, want deel VI “Hilvarenbeek” zal zeker nog anderhalf á twee jaar werk vergen voor dit ook voor publicatie gereed komt. Daar het protocollenonderzoek van Oisterwijk over de periode 1490 – 1690 een schat aan gegevens heeft opgeleverd waardoor de definitieve aansluitingen van de takken I, II, III en V zijn vastgelegd, is thans met vrij grote zekerheid aan te nemen dat deel IV “Oirschot” via Moergestel zijn aansluiting zal vinden in Hilvarenbeek. Tevens zal in dit deel de aansluiting van de sub-takken Mierlo / Leende en Kalmthout aan de orde komen. Ook deze sub-takken lopen terug tot medio, eind 1600 maar zijn alleen niet zo uitgebreid voor wat betreft het aantal personen dat daar deel van uitmaakt. Het protocollenonderzoek heeft het laatste jaar wat gestagneerd vanwege persoonlijke omstandigheden van de Heer P. De Lange die hierin een leeuwenaandeel levert.
IV
Sinds kort is hij echter weer begonnen en de verwachting is dat binnen één jaar de protocollen van Hilvarenbeek, Oirschot, Mierlo en Tilburg zullen worden doorgenomen voor de betrokken perioden voor het onderzoek. Als sluitstuk zullen dan daarna Oisterwijk ver de periode 1419 / 1490 nog worden afgewerkt. Of daarna nog tijd en geld beschikbaar zal zijn om de Bossche protocollen van vóór 1419 door te nemen moet dan bekeken worden deze lopen terug tot 1319 en zijn de oudste particuliere gegevens van Brabant. De algemene tekst van deel V is geheel opnieuw herschreven en volledig aangepast aan de uitkomsten van het totale onderzoek van dit moment. Dit was noodzakelijk daar de laatste vijf jaar zoveel nieuwe kennis over onze voorouders en de geschiedenis van Brabant tot ons is gekomen dat dit beslist diende te gebeuren om een juiste weergave te kunnen zijn van het geheel aan kennis dat ons thans te beschikking staat. Evenals in vorige delen een woord van dank aan allen die mij op welke wijze ook, behulpzaam zijn met het bijeen brengen van het omvangrijke materiaal om onze gezamenlijke kennis weer verder te verrijken en de uitgifte van de boeken mogelijk te maken. Naast de Heer P. De Lange wil ik dan graag vermelden het Rijksarchief in ’s-Hertogenbosch en de streek en gemeente archivarissen waar ik al die jaren zoveel medewerking heb ondervonden. Maar vooral ook u, naamgenoten voor de enthousiaste wijze waarop u allen op mijn oproep tot het verstrekken van persoonlijke gegevens reageert en mij allerlei detailinformaties verschaft waardoor het mij mogelijk wordt gemaakt een hoofdstuk als; “Wij de van Laerhoven`s“ te schrijven. Dit enthousiasme is voor mij steeds de drijvende kracht om daarvoor dit werk tijdens mijn leven te voldoen. Er zal echter nog wel een jaar of zeven nodig zijn om dit te kunnen doen. “And last but no least” een bijzonder woord van dank aan mijn broer Wim in Canada voor zijn financiële steun want zonder dat was het protocollen onderzoek nooit mogelijk geweest. Na de uitgifte van deel VI “Hilvarenbeek” omstreeks eind 1986 zal er dan omstreeks 1988 nog een deel VII “Finale” verschijnen (de elektronische auteur vermeldt nu dat de “Finale” het 10e deel is geworden en dat na dit deel V er nog vier delen zijn uitgebracht). Met daarin opgenomen een volledige stamboom vanaf 1300 tot 1700 met vermelding van alle aansluitingen der takken die reeds in boekvorm zijn vastgelegd. Deze stamboom zal dan een periode van bijna 700 jaar weergeven in ongeveer 25 generaties, volledig uitgewerkt. Bij vorige edities heb ik steeds gepoogd een relatie te leggen tussen het verschijnen van één deel van het werk en een speciaal aspect vanuit het totale werk. Zo was deel I opgedragen aan de mannen van ons geslacht, deel II aan de moeders, deel III aan onze kinderen en deel IV aan onze jonge generatie. Ik heb dit thans losgelaten daar ik van mening ben dat de boodschap, die ik meen te moeten doorgeven, middels dit werk thans duidelijk genoeg is weergegeven o.a. in het hoofdstuk “Wij…van Laerhoven`s”. Ik zie dit werk steeds meer als een opdracht die ik heb mogen, maar ook heb moeten doen. Als een geestelijk appél aan ons geslacht om de culturele waarden en de geestelijke verworvenheden van zeven eeuwen pioniers en voortrekkers te zijn geweest vanuit een ver verleden niet verloren te laten gaan maar integendeel in stand te houden en uit te dragen in deze tijd van algemene verloedering en vervlakking van de geestelijke moraal en weerbaarheid. Ik ben mij ervan bewust dat dit voor enkelen onder u misschien een uitdaging is. Stel u gerust; ik voel mij geen hoge priester of profeet, slechts simpel “een roepende in de woestijn”.
V
Als zodanig vertrouw ik er ook op dat u het kunt en wilt aanvaarden in een grote openheid en verbondenheid door het bloed. Lees het boek aandachtig en laat zien aan andere naamgenoten die het nog niet hebben en dan wens ik u vele uren van interessante leerstof en houd ik mij aanbevolen voor uw op of aanmerkingen. Helmond, september 1984.
De schrijver.
VI
Proloog (Episode uit het boek; De stem van het bloed). Geschiedenis van het geslacht van de Laerhof. Regner had wat rondgelopen om de hofstede, hier eens loerend, dan weer zittend ergens op een steen of een boomstronk. Waar was hij? Hij keek om zich heen en achter zich zag hij op naar de hofstede, voor zich keek hij uit over de buurtschap met zijn huizen, schuren en akkers en weilanden. Dit was zijn wereld waarover hij altijd had uitgekeken maar nu was er iets vreemds aan, iets ongewoons, iets dreigends. Overal om zich heen hoorde hij geluid, gesuis, langzaam aanzwellend, langzaam naderbij komend. Wat was er aan de hand met het bos? Het leek wel of het van alle kanten op hem af kwam, of het leefde, of het liep. De bomen bogen op en neer met steeds dreigender lawaai. Het leek wel of alles zich bewoog en van zijn plaats kwam. Waren de bossen aan de wandel? Overal kraakte het hout en de wind geselde de takken. Er klonk gedreun uit het bos dat langzaam aanzwol en alles overstemde. Dieren zag hij, tientallen, honderden; hij hoorde ze aankomen van alle kanten, dreunend en daverend en de aarde trilde. Ze kwamen naderbij, naast en achter elkaar rug na rug, rij na rij, alles vertredend, het bos plattrappend, aangolvend als een zee. Grote beren, wrede wolven, loerende vossen en stampende ossen. Steeds dichterbij kwamen zij, honderden, duizenden; dreigend en beklemmend. De lucht werd zwart van haviken, arenden en allerlei soorten roofvogels, zachtjes aan suizend op breedwiekende vleugelslag met de scherpe snavels dreigend vooruit klaar om op hun prooi te vallen. En van alle kanten zag hij uit het bos mensen op de buurtschap aansluipen. Roversbenden, de wapenen dreigend geheven. Zwerversvolk dat om de huizen gluurde; volk waar vroeger jacht op werd gemaakt, het wemelde ervan, overal. En vanaf de heuvels achter Bosrode kwamen nog weer andere mensen aansluipen; de bewoners van de woonstreek. Zij verscholen zich achter bosjes en in kuilen maar hij zag ze duidelijk. Ze praatten mompelend en dreigend. Van alle kanten kwamen ze naderbij sluipen; het dreigende gevaar van alle tijden. Een ring van vijandschap en haat trokken zij om hem heen, nader en nader kwamen zij. Regner huiverde en voelde zich krachteloos, niet tot weerstand in staat. Alléén stond hij daar tegenover het gevaar en de dreiging die altijd om hem was geweest. Duidelijk nu zag hij de fonkelende ogen der dieren en hun geopende, bloederige muilen. De gluiperige blikken der mensen met hun handen als gekromde klauwen. Dan, plotseling hoorde hij iets achter zich. Er kraakte iets achter hem en iets raakte hem aan en ging vlak langs hem heen. Neen, als het ware dwars dóór hem heen gleed een rij van mannen, geluidloos, de een na de ander, gewapend met speer en schild, bijl en zwaard. Er waren erbij die donker waren en ernstig zoals Waltharis was geweest. Andere waren lichter van huid met blonde haren en helblauwe ogen, zoals hijzelf was maar met een barse glimlach om de mond. Groot van bouw en schouders waren zij en de blond harige waren soepel van lichaam en bewogen zich onhoorbaar. Rustig en zonder haast vormden zij een kring rondom hem en de hofstede en maakten zich gereed voor de strijd. De mannen van zijn geslacht. Dieren en mensen vervaagden en het lawaai en gedreun zwakte af tot een zwak gefluister in de bomen. Lang stonden de mannen daar aan de rand van de heuvel waarop hij stond en waarop de hofstede lag, roerloos, als een levende muur tegenover alle aanstormende haat en geweld.
VII
Dan verscheurt een oorverdovende klap de stilte. De aarde beeft en de lucht trilt en vuur vlamt op als een blauwe gloed boven de hofstede, de buurtschap en het bos. Toen werd alles stil. Alleen een ruisend geluid, als van regen, glijdt over de eindeloze verten van de bossen. Vlakbij de hofstede stond een eeuwenoude, knoestige en hoge eik. Hoelang hij daar al stond wist niemand maar, volgens zeggen, was hij ouder dan de hofstede zelf. Volgens overlevering had hij de eerste bewoners reeds tot schuilplaats gediend en zijn wortels waren diep in de grond verankerd. Als een reus stond hij daar, uitkijkend over de hofstede en de buurtschap, als een teken van kracht en sterkte. De legende vertelde verder dat, als er iets met de eik gebeurde, dit een kwaad teken zou zijn voor de bewoners van de Laerhof. Nu was het gebeurd;…De bliksem had de kruin van de enorme boom getroffen en een groot gedeelte was daarvan afgeslagen dat met donderend geweld naar beneden was gekomen. Uit wirwar van takken en bladeren komt een man tevoorschijn gekropen. Het is Regner. Zoals gewoonlijk had hij beschutting gezocht onder de grote boom op de nadering van het slechte weer en had daar, terwijl het onweer overtrok, in verwarde dromen en visioenen gestaan totdat de bliksem insloeg en hem wekte. Donder en weerlicht hadden hem gewekt en voor het eerst in lange tijd was hij weer helder wakker. Hij streek met de handen over de ogen en staarde verbaasd naar de enorme hoop van takken. Die waren dáár toch voordien nooit geweest? Zo kroop hij uit de warboel en keek om zich heen. Ja, daar verderop stond de hofstede. Was hij nu wakker of droomde hij nog steeds en hij dacht na over alles wat hij, zo even nog, als in een droom had gezien. Hij trok aan zijn haren en kneep in zijn neus, betastte de takken en de bladeren en zag dat alles echt was. De bladeren roken fris en zagen er groen en gezond uit. Hij liep wat verder weg en, op enige afstand, keek hij omhoog naar de eik en een blik van schrik en afgrijzen kwam op zijn gezicht. Duidelijk zag hij nu dat de eik niet meer zo hoog was als voorheen en een snelle blik naar omlaag verklaarde hem wat er gebeurd moest zijn. Op enkele plaatsen kon hij de schroeisporen nog zien waar de bliksem de boom had getroffen. De bliksem was wel vlakbij hem ingeslagen… En de grote eik had schade geleden… Maar hij was niet gehéél vernietigd. Duidelijker kon Gods antwoord op zijn vragen toch niet geweest zijn. Het regende nog steeds hard maar Regner stond nog steeds op dezelfde plaats. Tot op zijn huid was hij nat maar hij voelde het niet. Hij staarde voor zich uit over de hofstede en de buurtschap alsof hij ze nu pas voor de eerste keer zag en zelfs nu, in wakende toestand, stond zijn droom hem weer helder voor de geest. De wind suizelde zachtjes door het bedaard geworden bos en drupten de laatste droppels weg van bladeren en takken en het was drukkend stil na het onweer. Dan brak het wolkendek vaneen en de zon, reeds ver gedaald in het westen, zond zijn laatste stralen over het bos en de buurtschap en staken scherp af. Alles had diepte en verte en leek toch onwerkelijk tegen de achtergrond van licht en donker. In het zuiden was, over het woud, de zachte glans van een regenboog te zien. Regner`s ogen, die voor alles lange tijd blind waren geweest, keken wijd en vol verwondering naar dit prachtige schouwspel en op dat moment viel een gouden zonnestraal op hem en zette hem in volle gloed. Alsof de hemel hem een teken gaf van een nieuw verbond strekte hij de rug en ging zijn hoofd, dat zolang benedenwaarts was gericht, omhoog en hij voelde zich als herboren. Zachtjes rommelde het aftrekkende onweer nog in de verte over de zuidelijke bossen. Regner was naar binnen gegaan en had droge kleren aangetrokken en was al lopend, terechtgekomen in de grote oude kamer.
VIII
Nadat hij de ramen had geopend om de frisse lucht binnen te laten was hij daar aan de grote tafel gaan zitten en, nog in gedachten, keek hij uit over de buurtschap en de verre bossen. Hij dacht na over de droom en de inslag in de oude eik en begreep thans pas ten volle wat de betekenis moest zijn. Het geslacht, gesymboliseerd in de oude eik, was geslagen en gehavend maar nog steeds bestond het, met de wortels diep verankert in de oude grond. Geslagen, gebeukt, verschroeid en afgeknot kon hij worden maar niet vernietigd, want steeds opnieuw zou de oude stam uitschieten, zolang er nog maar leven was. Zo was het altoos gegaan de eeuwen door. Steeds als er een lid van zijn geslacht ter aarde was gedaald had hij de toorts doorgegeven om hem brandende te houden. Nu hadden Waltharis, zijn goede broeder, en zijn lieve kleine jongen hem de toorts overhandigt toen zij omkwamen en hij moest die nu verder dragen en zorgen dat hij hem ook weer kon doorgeven, door de eeuwen heen. En dat was ook de bedoeling van de droom geweest. Hij Regner, hij stond niet alleen. Hij, de drager van de toorts, van het leven, werd gedragen door zijn ganse voorgeslacht. Zij waren bij hem, Hij was product en onderdeel samen van die onverbrekelijke keten die voerde naar de eeuwigheid. Duidelijk zag hij nu ook zijn verantwoordelijkheid tegenover zijn geslacht de hofstede en de buurtschap. Dáár lag zijn taak, zijn leven… Het leven. Dit doorgeven dat was zijn opdracht, op hem kwam het nu aan. Plotseling rechtte hij zijn hoofd en kwam overeind. Een woord schoot hem in de gedachte dat zijn vader zo vaak trachtte te gebruiken. Het woord mannenplicht. Dat woord wekte plotseling zoveel herinneringen aan zijn vader bij hem op. Hij had daarmee bedoeld dat het plicht was te zorgen en te werken opdat men zelf en de zijnen veiliger in het leven zou staan. Maar ook had hij daarmee bedoeld dat men niet zou vloeken en goddeloze woorden moest gebruiken. Dat men eerbied en respect moest hebben voor zijn ouders, eerbied voor het leven en alles wat om je heen was, leefde en groeide. Dat men het onderscheid moest kennen tussen hetgeen van jouw was en datgene wat van een ander was en dat men niet moest handelen in toorn maar bedachtzaam te werk moest gaan. Dat alles ging door hem heen als hij terugdacht aan de gezegden en opvattingen van zijn vader en dat deze zich daaraan ook had gehouden. Zijn vader had dit alles waarschijnlijk ook weer gehoord van zijn vader en die weer van de zijne. De oude zelfbewustheid, die zijn geslacht zo eigen was, doorstroomde Regner weer. Maar dan dacht hij weer diep na over waar dan eigenlijk het woord wraak thuishoorde. Zeker was het zo dat sedert onheugelijke tijden het woord wraak óók onder de mannenplicht thuishoorde. Immers de oude verhalen, die Waltharis en hem zo vaak verteld waren, eindigden altijd met de fiere woorden; en geen hunner ligt ongewroken in zijn graf. Er waren daaronder verhalen geweest van bloedwraak en zijn hart had dan overgelopen van trots op zijn koene en stoutmoedige voorvaders. Was dat dan allemaal niet goed geweest? Hij dacht er diep over na en begreep het niet. Werd er dan ook niet gezegd dat men zijn voorouders moest vereren en dan paste het toch niet hen nu ter verantwoording te roepen. Maar had zijn vader ook niet verteld dat er, al weer lang geleden, mannen waren gekomen uit het zuiden met lange baarden en mantels die kruizen droegen. En die hadden verteld dat de tijd van de oude Goden voorbij was en dat zij een nieuwe God kwamen brengen. Een god die niet meer wilde dat mensen elkaar doodmaakten ook niet uit bloedwraak. Want die God zou zelf wraak nemen als mensen elkaar verkeerd bejegenden. Nou, Regner was wel van mening dat die God dan nog heel wat te doen had als hij alles zo eens goed bekeek
IX
Want eigenlijk was er door die nieuwe God toch niet veel veranderd in vergelijking met de oude goden. Nog lang zat hij hierover na te denken maar telkens kwam hij toch weer terug op dat mannenplicht Het was al donker geworden toen hij eindelijk meende te begrijpen wat het allemaal inhield. Plicht was niet in elke tijd hetzelfde, het veranderde wanneer ook de tijd veranderde. Daarom hadden zijn voorouders anders kunnen handelen als hij nu zou moeten doen. In die oude tijden was het nodig geweest zich te weren tegen wilde dieren en kwaadwillende mensen. Zij waren van verre landen naar hier gekomen en hadden zich hier voorgoed gevestigd maar anderen wilde dat niet. Daarvoor hadden zij moeten vechten en moeten verdedigen wat zij zelf hadden opgebouwd. Thans hadden zij iets bereikt. Zij hadden zichzelf status en aanzien verworven. Er moest nu rekening met hen gehouden worden en velen waren zelfs nog bang voor hen. Zijn voorouders hadden het moeilijke werk moeten doen, zij hadden de hofstede opgebouwd tot wat zij nu was en dat was gegaan ten koste van zweet en bloed. Hij moest het nu echter in stand houden en bewaren en daarvoor zouden andere regels gaan gelden. Langzaam daalde de avond en daarmede ook vrede in Regner`s hart. Hij had zijn strijd gestreden. Een nieuwe taak wachtte hem.
X
Cultuurhistorisch overzicht en maatschappijstructuur tot ± 700 Om na te gaan langs welke wegen de ontwikkeling van een geslacht zich heeft bewogen dienen wij ons eerst bezig te houden met een algemeen inzicht te krijgen over de eerste volkeren en hun maatschappelijke opbouw, aan de landstreek waar zij hebben gewoond. De oudst bekende bewoners in Zuid Nederland en noordelijk België waren Germaanse stammen (Nerviërs-Menapiërs en Eburonen). Verenigd in zogenaamde Kultus verbanden. Dit waren groepen van personen met een gezamenlijk leefpatroon bestaande uit jacht en visvangst en die daarnaast ook enige landbouw bedreven. Hun voornaamste bezit en bezigheid was echter veeteelt en het bezit van vee. Het waren grotendeels Nomaden die nog geen vaste woonplaatsen hadden. Dit is de tijd van de zogenaamde “Oerboeren”, levend in een vrije, gelijkberechtigde sibbe en in grote familie verbanden. De vader, patriarch, oefent de huisheerlijke macht uit over vrouw, kinderen en vrij en ten dele vrij huispersoneel, die tevens beschermingsmacht is en tot het familieverband beperkt blijft. Zo`n familieverband kon, wat aantal personen betreft, variëren van vijftig tot vierhonderd personen. Dit noemde men dan een sibbe. Een aantal van deze sibben tezamen vormden dan een stam of volk. Het aantal personen binnen een stam kon variëren van vijf tot dertigduizend man. Deze periode speelt zich af van omstreeks het begin van onze jaartelling tot ongeveer 400 A.D. In deze tijd ontwikkelt zich reeds een politiek onderscheid terwijl zich ook reeds “klassen” beginnen te vormen zoals nobiles, ingenui, servi en liberti. De benamingen zijn Romeins daar de oudste bronnen over de Germanen in onze streken komen uit Romeinse bronnen te weten Tacitus in zijn werk “Germania”. Ook de naam Germanen is Romeins en zou betekenen “de Brullers” dit vanwege hun krijgsgeschreeuw als zij ten aanval gingen. Er ontwikkelen zich twee hoofdklassen te weten; 1)
2)
De onvrijen (Latijns “Servi”) groep van kleine boeren die onder een vrije heerboer werken, zoals de Romeinse “coloni”. Zij hebben de verplichting tot het leveren van koren, vee en kleding aan de heer. Zij zijn echter wel “personen” geen zaak of bezit, zoals dit bij de Romeinen het geval was. De heer blijkt in zijn verhouding tot de “Servus” (meervoud van servi) niemand boven zich te hebben. Er is geen staatsgezag boven hem, hij is absoluut heerser, hij kan straffen en zelfs doden. De Vrijen (Latijns “nobiles, ingenui”). Ingenui wordt gebruikt voor alle vrijen in de ruimste zin maar ook in enge zin, namelijk alle vrijen die geen nobiles zijn. Deze nobiles worden door de Tacitus ook wel “principes”genoemd. Princeps (hiervan is ons latere woord prins afgeleid) zijn betekent;
A: bezit van gevolg hebben B: bezit van (groot) grondgebied C: bezit van borgh of hof
XI
De principes vormen de hoogste bevolkingsklassen. (de Germanen noemden deze mensen zelf “aterlinge” waaruit later ons woord edelling is ontstaan). De voornaamste onder hem wordt soms “koning” genoemd. Deze “vegetatiekoning” heeft echter geen absoluut gezag. Hij is slechts “eerste onder gelijken”. Geen dwang door wapenen maar een vrijwillige status daar zij, de ingenui en nobiles, immers geen onderdanen zijn. Zij volgen hem uit vrije keuze uit respect voor persoonlijkheid of capaciteiten. Ook de principes hebben geen bevelsmacht over anderen vrijen alhoewel zij wel de voornaamste rol spelen op de volksvergadering (Ding-Thing). Op deze vergadering heeft iedere vrije echter een eigen stem en beslist mee. Elke vrije beslist voor zichzelf en zijn familie welke weg zij zullen volgen. Zij kunnen zich dan ook, naar eigen keuze, aansluiten bij een aanvoerder (dit noemt men gevolgschap). Vraag is nu echter; hoe ontstaat dan toch heerschappij over vrijen? Hiervoor zijn twee redenen mogelijk geweest; 1) vrijen, die niet tot zelfhandhaving en bescherming van eigen huisgemeenschap in staat zijn geweest bijvoorbeeld, in militaire noodsituaties, en hun toevlucht namen tot een sterkere vrije die over een goede vluchtburg beschikte, werden daardoor sterk afhankelijk. 2) Door “vrijwillige zelf onder ordening” van een vrije onder een heer tot het gezamenlijke nastreven van bepaalde doelen. Automatisch waren deze “heren” dan vaak ook geestelijk en lichamelijk sterken en mannen van aanzien en rijkdom. Hij kon de, rondom hem, verzamelde niet als zijn onderdanen beschouwen. Hij werd gehoorzaamd uit respect. Ten tijde van de grote volksverhuizingen worden deze vikingachtige adelsheren met hun talrijk gevolg de basis van nieuwe stamverbanden. “Comitatus” noemt Tacitus zo`n gewapende schare; de voornaamste eigenschap hiervan was trouw aan hun aanvoerder. Zij trekken op krijgstocht om nieuw grondgebied te veroveren en bij geslaagde ondernemingen, laten zij zich in het nieuw veroverde gebied neer en koloniseren het. Het succes van zulk een oorlogsleider (Germaanse Hertog) kon zo groot zijn dat hij uitgroeide tot een heerkoning, dit ter onderscheiding van de oude volks of vegetatiekoning. Aan het gevolg van vrije mannen wordt het veroverde land uitgedeeld die dit dan onmiddellijk van de vorst ontvangen als beloning voor trouw. Ook komt groepsvestiging voor met de gehele familie. Een krijgerboer wordt aangesteld over een nederzetting (Latijns “Villa”), de principes over meerdere nederzettingen en grotere landsdelen. Maar elk sticht een nieuwe huisgemeenschap die de naam ontvangt van de vrije heerboer. Hier ligt het begin van de zogenaamde Heim-Hof-Curtis namen (zie hierover verder in het hoofdstuk “naamsverklaring”). De principes groeien uit tot grote heren (Graven), de vrije heerboer tot landadel op hun hof. De hertogkoning blijft de belangrijkste onder de principes. Wel volgt er een voortdurend touwtrekken tussen de Hertog die zijn macht wil vergroten en de principes adel die zijn macht willen beknotten ten gunste van zichzelf als persoon zowel als groep. Steeds hebben zich machtscrisis voorgedaan die allen hun oorsprong vinden in deze fundamentele tegenstelling. De vrije huisheerboer is namelijk bezitter van ODAL (Germaans AL-OD). Dit betekent van geslacht op geslacht eigen geërfd bezit (Allodium). Van adel (stelling) is hij die het recht heeft op zulk een bezit en daarover de privé soevereiniteit uitoefent;
XII
Die over dit bezit geen cijns behoeft te betalen en in zijn bezit aan niemand behoeft te gehoorzamen. Deze situatie is ontstaan onder Chlodowech (Clovis), een Frankische Hertog die een zegevierende heerkoning werd. Vanwege zijn geluk en kwaliteiten volgden zijn krijgers hem, want hij voerde hen tot de overwinning en daarmede tot landbezit (rijkdom) . Toen de titel echter met hem erfelijk werd en zijn opvolgers onbekwame legeraanvoerders bleken te zijn, wilde de krijgers deze niet lang meer volgen, en zag men om naar andere Hertogen, die zij vonden in de Hofmeyers (het geslacht der Carolingen). Maar ook bij dezen verliep het op dezelfde wijze. Met het wegvallen van een sterk gecentraliseerd gezag aan het einde van de 10e eeuw begint het “Feodale tijdperk”. Een periode van ongeveer vierhonderd jaar waarin de leuze hoogtij zou vieren; GEEN LAND ZONDER HEER. Noot; Hertog afgeleid van herizogo (Germaans) heer = leger. Zoog = trok. Hij die het leger trok, die voorop ging, de aanvoerder. In het begin gebeurde dit slechts voor één veldtocht. Men plaatste hem “op het schild” en zo werd hij omhooggeheven in de volksvergadering zodat iedereen hem kon zien en wist wie hij volgens moest. Pas later werd de titel erfelijk.
XIII
Cultuurhistorisch overzicht en maatschappijstructuur vanaf ± 700 De vroege bevolkingen van Taxandria zijn ruige, weinig geciviliseerde volken geweest. Deze culturen zijn tijdens en na de grote volksverhuizingen praktisch geheel verdwenen. Met de Franken kwam er een nieuwe cultuur die een hoofdzakelijke Germaanse inslag had, maar vermengd werd met gallo Romeinse invloeden. Livinus, die omstreeks 654 A.D. Taxandria bereisde, schildert de bewoners af als zijnde dieven en rovers, die elkaar als honden verscheuren en voor geen moord terug deinzen. Pippijn van Landen, Hofmeyer van Austrasië doet de eerste geloofspredikers naar Taxandria komen en beschermt hen. Het waren kloosterlingen van St. Benedictus (omstreeks 650 A.D.). De dochter van Pippijn, St. Geertrui, die van haar vader de landstreek Strijen heeft ontvangen nodigt de monniken Amandus en Eligius uit het christendom te komen prediken in die streek. Lambertus, bisschop van Tongeren, won Taxandria voor het christendom. Op uitnodiging van Pippijn van Herstal, de machtige Hofmeyer der Franken, verschenen Willibrord en zijn gezellen die verder naar het noorden trokken (Katwijk en Utrecht) maar die ook vele kerken in het Brabantse land heeft ingewijd, onder andere te Bakel, Alphen en Oss. Uit het zogenaamde testament van Willibrord zou moeten blijken dat Brabant toen een geheel Frankisch karakter had. Alle schenkingen aan de kerk gedaan waren afkomstig van Franken. Willibrord werd wel eens de stichter van de Brabantse boerenstand genoemd. Dit kwam voort uit het feit dat gedoopte onvrijen, overeenkomstig de leer van het Christendom, horigen werden. Want de kerk kende geen slavernij. De gronden die door schenkingen in het bezit van de kerk waren gekomen werden onder deze horigen verdeeld. De opbrengst was voor de horige en deze moest daarvoor een jaarcijns aan het klooster betalen. Op deze wijze is de belasting der kerkelijke “tienden” ontstaan. De gemiddelde grootte van een boerenhof was ongeveer vijftien hectare en werd genoemd een “mansus of “hova”. De bewoners waren dus geen bezitters maar pachters. Of hieruit nu mag worden afgeleid dat dit stelsel het begin van de (noord) Brabantse boerenstand is geworden mag ernstig worden betwijfeld omdat deze eerste kolonisatie in Taxandria gedurende 900 – 1100 grotendeels verloren is gegaan. Pas de tweede kolonisatie, die gedurende de tweede helft der 10e eeuw is begonnen, heeft de definitieve ontginning van Noord Brabant tot gevolg gehad. Onder het bewind van Karel de Grote leerde Taxandria de orde kennen die deze keizer aan west Europa heeft geschonken. Via de kerkelijke organisatie werd de burgerlijke opgezet. Taxandria was een aartsdiaconaat van het bisdom Luik. Het was verdeeld in vier aartspriesterschappen of dekenaten ter wille van Hilvarenbeek, Cuyk, Woensel en Beringen. Elk kreeg een graaf ter besturing. Elk dekenaat werd weer in vier districten verdeeld waarover een meier werd aangesteld. Het land van Heusden en Altena was ingedeeld onder de graaf van Teisterbant (deze gouw lag ten noorden van de Maas). In het westen bestonden de ambten van Strijen en Schelde (Mansuarie). De kweekplaats was de, door Willibrord, gestichte abdij van Eternach en later die van Lorch. Uit die strijd worden al namen genoemd van dorpen of nederzettingen langs de Maas en de Mark zoals Empel, Orthen, Rosmalen, Herpen, Maren, Engelen, Heusden, Hout-Baerle en Castelre.
XIV
Waar een kerk was werd ook onderwijs gegeven. Dit was de steun van de nieuwe cultuur die de landslieden aan hun plaatsen bond, hen de arbeid leerde en hun de veiligheid bracht met de verbreiding der Christelijke zeden. Maar omstreeks 850 vielen de Noormannen ook Taxandria binnen en verwoestten daar alle verworvenheden van veel moeizame arbeid door de Christelijke Monniken. Ongeregelde benden kwamen langs de Maas Brabant binnen, staken kerken en kloosters in brand, plunderde wat er te halen viel en verdreven of vermoordden de geestelijke leiders. Eerst tegen het jaar 1067 verdwenen zij uit deze streken. Nazaten bleven onder de bevolking achter. Natuurlijke gesteldheid; Het landschap was ruig en woest, meestal overdekt met dichte bossen. Waar de bossen werden gekapt ontstonden de heidevelden. De grond was zanderig en schraal. De kuststreek was een waterrijk weidegebied slechts gescheiden van de zee door een begroeide zandwal, die echter op verschillende plaatsen was doorbroken en waardoor rivieren uitwaterden in zee. Achter de kustlanden lagen vaak grote, moerasachtige gebieden. Het gebied ten oosten van de huidige lijn Antwerpen – Geertruidenberg was één groot bosgebied dat op sommige plaatsen doorliep tot de Maas en de Moesel. Schelde en Maas, met hun talrijke zijriviertjes stroomden traag door dit ruige land. Aangezien beiden regenrivieren zijn, was in de zomer de waterstand laag. Maar `s winters, als de regen viel, overstroomden deze rivieren hun uitgebreide kustdelta ze omzettend in vruchtbaar land. Door deze regelmatige overstromingen was deze delta voortdurend in beweging mede doordat de zee hier stukken wegspoelde en ze elders weer terugbracht. Tussen de rivieren Schelde en Maas was een verbindingsrivier, de Striene genaamd. De rivier liep ongeveer ter plaatse waar thans het vaste land van de provincie Noord-Brabant overgaat in het eilandengebied van Zeeland. Deze rivier is, als rivier, verdwenen bij de grote vloed van 1421 toen de grote of Hollandse Waard bijna volledig werd weggevaagd. Het huidige Biesbosch gebied is daar nog het laatste overblijfsel van. Het klimaat was, vooral `s winters, hard en guur. Hevige stormen teisterden de kusten die nog onbeschermd waren en vaak werden hele stukken door de zee meegenomen. Veel regenval maakte de grond moerassig doordat er niet voldoende afwatering was. De eerste ontginning; (500 – 800 A.D.) De veeteelt is ouder dan de landbouw. Ten tijde van de eerste beschavingen waren er reeds kudden voor wol, vlees en zuivel. De kudden werden in het vrije veld geweid door herders. Deze waren zwervende. Wanneer een stuk grond is afgegraasd trok men verder. Dit noemt men Nomade Pastorale Veeteelt. Toen in latere tijden elke stam of gemeenschap een vaste woonplaats kreeg, ontstonden daar, de eerste vormen van landbouw. De weide werd een vaste herdgang rondom de nederzetting. Het vee bleef de zomer door in de weide, eventueel onder toezicht van herders. `s winters werd het op een overdekte plaats ondergebracht. (geschut). Dit noemt men Sedentaire Pastorale Veeteelt.
XV
Na de in bezitneming van het land door de Franken werd dit verdeeld onder de krijgers. Het was toen nog onontgonnen bos en heideland. Door de vaste vestigingsplaatsen ontstond de behoefte aan de verbouwing van de meest elementaire levensbehoeften en voedingsmiddelen en hier ligt dan, voor deze streken, het begin van de landbouw. Deze ontwikkeling verliep in twee stadia ter wille van; A) HET VELDKRUIDBEDRIJF: de vruchten tieren op de humus die in de ontgonnen oerbodem ligt opgehoopt. B) HET MESTBEDRIJF: hier zijn reeds vaste landerijen waarvan de vruchtbaarheid kunstmatig op peil wordt gehouden door bemesting. Wij kennen dan verschillende soorten van bemesting; 1. 2. 3. 4. 5.
Stromest; wat het land opbrengt ontvangt het weer terug als mest. Weidemest; beer van mensen en dieren. De herdgang; stro en weidemest van de gemeenschappelijke dorpskouters. Het euselbedrijf; dezelfde verwerking. Het driesbedrijf; dat is een deel van het winnende land dat gedurende een bepaalde tijd braak ligt als vogelweide. Men werkte in de meeste bedrijven met het drieslagstelsel d.w.z. 1e jaar; tarwe en rogge (voor de mensen) 2e jaar; rogge, gerst en haver (voor het vee) 3e jaar; braakligging
De bossen werden vaak als weidegebied gebruikt vooral voor varkens. De heide voor schapen. Na de verdeling der gronden door de Frankische vorsten aan hun krijgers wordt hiermede de grondslag gelegd van het feodale land en grondbezit. Hier vormt zich dan de eerste private weide. Rondom de boerengemeenschap lag het winnende land. Het lag als een eiland temidden der woeste gronden welke nog grotendeels bedekt waren met bossen, welke hier en daar open plekken vertoonden waar kruid en heestergewas groeiden. Op deze plaatsen werd het vee geweid. In deze weiden had iedere gemeenschap zijn eigen herdgang, een gebied woeste grond dus dat hij ongestoord bezat en gebruikte. Deze herdgangen waren afgebakend vaak door natuurlijke grenzen zoals beek of woudrand, elders door merkwaardige stenen, bomen of palen. Deze herdgangen zijn zéér oud maar na de grote landontginningen van de tweede ontginning zijn zij verdwenen. Alleen de onvruchtbare gedeelten bleven liggen, de dries of laer. De tweede ontginning; (1150 – heden) Na de periode van de invallen der Noormannen was het noordelijke gedeelte van Taxandria, dat voor die tijd toch al niet zo dicht bevolkt was, grotendeels leeggelopen. De bevolking was naar het zuiden weggetrokken waar betere bescherming was en daardoor betere bestaansmogelijkheden (periode van 850 – 1100). Maar alles wat er voordien al was geweest was verdwenen, de nederzettingen vervallen en vergaan, de weiden weer overwoekerd en de bossen hadden hun oude plaats weer ingenomen. Alleen oostelijk Brabant vanaf de lijn CuykOederode-Oirschot-Alphen was in ontwikkeling langzaam verdergegaan. De eerste stoot tot deze tweede ontginning werd ingeluid door de monniken van de kloosterorde van Premonstreit. Deze orde was opgericht door St. Norbertus en deze stichtte zijn eerste klooster te Premontré in noordoost Frankrijk in de buurt van Laon.
XVI
Omstreeks 1130 wordt er door deze orde een klooster gesticht te Antwerpen, de later bekend geworden Sint Michielsabdij. Deze orde vooral heeft zich zeer ingezet voor de ontginning van woeste gronden in Taxandria. Al vrij spoedig daarna werd te Tongerloo een nieuwe abdij gesticht en van hieruit is het echte ontginningswerk begonnen. Later werden daar nog de kloosters van Averbode en Postel aan toegevoegd. Maar niet alleen de kloosters namen de ontginning der woeste gronden ter hand. Ook particulieren deden volop mee in het ontginningswerk. Deze private ontginningen zijn niet alleen verricht door de nog schaarse autochtone bevolking die nog in de streek was blijven wonen maar ook door nieuw gevestigde pioniers. Zo ontstond er een gemêleerde bevolking van autochtonen met vaak nog zeer oud allodiaal bezit, nieuwkomers die door ontginning een privaat bezit verwerven en pachters op eigendommen van kloosters. Maatschappelijke opbouw De Frankische nederzetting bestond uit een vrije heer - boer met zijn gehele familie die op zijn hof (“sala”) woonde. Daaromheen woonde het huispersoneel dat meestal uit horigen en lijfeigenen bestond. Omdat hij een vrij man was oefende hij op zijn bezit de privé alleenheerschappij uit. Hij had maar één verplichting tegenover de keizer en dat was de gevolgplicht. Dit betekende dat als de keizer ten oorlog trok hij zich met zijn personeel ter beschikking moest stellen. In het grensgebied van Nederland en België zijn enkele van deze oude nederzettingen opgegraven (onder andere te Dommelen ten zuiden van Eindhoven.). De nederzettingen van de tweede ontginning ontstaan op een geheel andere wijze. In de meeste gevallen wonen de boeren bijeen in kleine gehuchten, vaak niet meer dan vijf of zes families bijeen. Dit noemde men een AKKERDORP. De boerderijen (hofsteden) staan er op hun erven rond een driehoekig veld dat verschillende namen draagt; biest, opstal, heuvel, plaatse of dries. Deze “plaatse” is een driehoekig grasveld meestal omzoomd met afrastering van een beukenhaag. Aan elk der drie hoeken is een weg naar buiten die door een hekwerk afgesloten kan worden. In het midden is een kuil gevuld met water. Het grasveld heeft de functie van verzamelplaats voor het vee als het `s avonds aan huis wordt gehouden. De waterkuil dient dan als drenkplaats voor het vee. Verder wordt de kuil gebruikt ingeval van brand. Het eigen waterverbruik komt uit een waterput op elk erf afzonderlijk. Elke hofstede heeft achter de eigen bewoning een akker voor verbouw van graan. De veeweiden liggen meestal wat verder van huis. Elke morgen wordt het vee door het verwijderen van een der afsluithekken naar de veeweiden gebracht. De weg waarlangs dit gebeurde heette “de dreef”, een benaming die zelfs thans nog vaak voorkomt. `s avonds werd het vee weer naar huis gehaald om zoveel mogelijk mest te kunnen produceren. Want deze mest had men hard nodig om de schrale zandgronden te kunnen bemesten. Dit produceren van mest gebeurde volgens de z.g. “potstalmethode”. De “plaatse” met bomen en drenkkuil was gemeenschappelijk bezit van de kleine gemeenschap: de gemeynt. De “plaatse” werd uitgekozen op de hogere gronden niet ver van de beek, maar daar, waar in die hogere gronden een ondiepe laagte voorkwam. Daar had men het minst last van overstromingen en men was steeds voorzien van water in de drenkkuil en de putten. De bouwpercelen lagen achter de huizen rondom het dorp en de beemden langs de beek waren zeer geschikt als thuisweiden voor het vee.
XVII
De aanleg van het akkerdorp begon met de ontginning van de huispercelen; de hof en aan gelag. Deze waren blokvormig en ongeveer 1½ á 2 hectare groot. Ze waren afgesloten door een heg om het vee te verhinderen in de akker te komen. Daarna begon men met de uitbreiding van het bouwland. Dit werd ontgonnen op de hogere gronden die verder van de beek aflagen. Hiervoor gebruikte men een “keerploeg” getrokken door ossen. Deze ploeg was moeilijk wendbaar én door zijn eigen logheid én door de onhandelbaarheid van de ossen. Bovendien kon de ploeg de grond maar naar één zijde keren. Men wilde dus het aantal wendingen van de ploeg zoveel mogelijk beperken en dat kon alleen door zeer lange en smalle percelen aan te leggen. Aan de lengte van de voor werd paal en perk gesteld door de trekkracht van de ossen. Deze wenste namelijk hoogstens vijfhonderd meter in één ruk de ploeg te trekken. Deze percelen noemde men “langrepelakkers”. De te bebouwen akkers werden bemest met stalmest volgens de potstalmethode. Dit hield in dat het vee `s avonds en in de winter werd gehouden in een uitgediepte ruimte; de potstal. In de uitgediepte ruimte werden heideplaggen gestrooid. Het vee trapte de plaggen uiteen en vermengde die met beer. Als de meststapel in de stal te hoog werd reed men die op het land ter bemesting der akkers. Met deze plaggenmest kwam elk jaar wat zand, dat in de plaggen zat, op de akkers terecht. In de loop der eeuwen zijn op deze wijze de bouwlanden aanzienlijk opgehoogd, soms wel tot een meter toe. Hoe dikker de laag hoe ouder vaak de akker. Men noemt deze, door de mens opgebrachte zandlaag “plaggendek”. Deze laag is sterk humushoudend en zwart van kleur. Uit deze gehuchten zijn in Brabant de meeste latere dorpen ontstaan. We kennen in Brabant verschillende soorten dorpen zoals; Het BAANDORP; Zo genoemd omdat het langs een handelsroute lag en een taak kreeg als pleisterplaats. Daar men meer parkeerruimte nodig had werd de “plaatse” aan de korte zijde vergroot waardoor een ovaal plein ontstond. Op het nieuwe deel vestigden zich herbergen en ontstonden werkplaatsen voor handwerklieden. ( smid – wagenmaker – leerbewerker). Voorbeelden van een baandorp zijn Eersel en Luyksgestel. Het HOEVEAKKERDORP Na 1100 ontstonden, geheel geïsoleerd in bos of heide liggend, hofsteden. Het waren ontginningen van rijke particulieren. In verband met hun geïsoleerde ligging werden deze hofsteden ook wel “Einzelhöfe” genoemd. Daar waar de bodemgesteldheid slechts kleine, vaak verspreid liggende terreinen opleverde om tot bouwland ontgonnen te worden, lagen deze hofsteden niet in gehuchten bijeen maar als eilanden in de onontgonnen heide of het bos. Toen de ontginning langzamerhand groot genoeg werd trad er een verdubbeling op. Naast de huispercelen van de oorspronkelijke hofstede, en daarvan gescheiden door een landweg, ontstond het erf van een tweede hofstede. Door meervoudige verdubbeling ontstond op den duur uit de Einzelhof een nederzetting van meerdere boerenhofsteden. Akkers, beemden en gemeynt zijn aanwezig, echter de “plaatse” ontbreekt. Het DOMEINAKKERDORP Uit een domein (Frankische Sala) kon door een hoeve splitsing van de herenhoeve en de pachthoeven (tenures) gemakkelijk een agglomeratie van gehuchten ontstaan.
XVIII
De herenhoeve groeide uit tot het hoofddorp, sommige tenures tot gehuchten. Bij deze vorm zijn kerndorp en periferie even oud. De hoofdlandschapselementen zijn hetzelfde als bij het akkerdorp. Het TIENDAKKERDORP Toen in de kempen het christendom vaste voet kreeg en de parochies werden ingericht was in het algemeen niet mogelijk dat één akkerdorp één kerk kon onderhouden. Hierdoor werd het mogelijk dat vier of vijf akkerdorpen gezamenlijk één kerk kregen. Deze werd in het midden der deelnemende dorpen gebouwd zodat elk gehucht even ver van de kerk verwijderd was. Rond de kerk ontstond een nieuwe nederzetting. De kern was jong, de periferie ouder. De naam ontstond door de binding van de agrarische gemeenschap met de parochie via de tiendheffing. Het KRANSAKKERDORP Uitgangspunt is een akkerdorp dat een akkercomplex in segmentvorm had ontwikkeld. Plaatsgebrek en de grote afstand tot de verste akkers leidde er toe dat, bij splitsing van hoeven, de nieuwe hoeven aan de buitenkant van het akkercomplex werden gebouwd. Langs de rand van het akkercomplex ontstond zodoende een krans van nieuwe gehuchten. De bouwpercelen werden zo verdeeld dat de hoeven aan “de plaatse” de binnenakkers kregen toebedeeld en de hoeven aan de kransnederzettingen de buitenakkers. De kern is oud, de periferie is jong. De HOFSTEDE – boerderij De heersende hofstede vorm in de middeleeuwen is de zogenaamde “meerledige hof”. Deze bestaat uit een hoofdgebouw (woonstalhuis) met daarom heen gegroepeerde schuren, schop, bakhuis en bijgebouwen. Indien het een Einzelhof was werd hij vaak omgeven door een gracht of een aarden wal met palissade van boomstammen. Zeker in de vroege middeleeuwen was dit noodzakelijk daar er geen centraal gezag was die voor de bescherming kon zorgdragen. Men moest dus zichzelf kunnen verdedigen tegen eventueel rondtrekkende roverbenden. Vaak leefde hier de gehele familie bijeen met hun dienstvolk. Deze vrije boeren, allodiale grondbezitters, stelden zich echter regelmatig, met eigen paarduitrusting en mannen ter beschikking van hun heer ter ondersteuning op zijn veldtochten. Zij worden ook wel “Milites” genoemd. Onder invloed van de groeiende macht van de Hertog (12e en 13e eeuw) moesten zij hun aanvankelijk allodiaal bezit opgeven en werden zij cijnsplichtig aan de Hertog. Zo`n buitengoed werd een “ridderlijke curtis”genoemd en de mensen die er woonden cijnsplichtige leenmannen (homines feodales ducis). In deze tijd speelt het leven zich grotendeels af op deze ridderhofsteden en de daaromheen liggende buurtschappen. De opkomst der steden is dan, althans voor deze gewesten, pas begonnen.
XIX
Geschiedkundige Verhandeling over Taxandria. De streek waar ons geslacht is ontstaan.
De landstreek Taxandria werd als volgt gesitueerd; ten noorden en ten oosten begrenst door de rivier de Maas, ten zuiden door de rivieren Demer en Dyle en ten westen door de rivier de Striene. Deze rivier is verdwenen bij de St. Elisabethvloed van 1421 en liep ongeveer gelijk met de huidige westgrens van de provincie Noord Brabant. De naam is afkomstig van het Latijn en werd door de Romeinen aan deze streek gegeven. Het is een afleiding van het Latijnse woord Taxus hetgeen betekent fijne mast of dennenboom. Het is dus het land der dennenbomen. De bewoners werden naar deze naam Taxanders genoemd. Zelf noemen zij zich Arborichen (Arbor = Latijns voor boom). De Arborichen zijn van Germaanse afkomst en komen van de oostzijde van de Rijn. Zij verdrijven daar wonende Menapiërs over de Schelde naar Vlaanderen. Dit alles vind plaats omstreeks drie a’vierhonderd A.D. Door samenvoeging van de Arborichen met enkele andere Germaanse stammen die van over de Rijn naar het westen zijn gekomen (Sicamberen – Bructeren – Tencteren) ontstaat daaruit een nieuw Germaans volk; De Franken. De eerste die deze streek vermeld is Caesar. Hij noemt de streek; poelachtig woeste bossen, zandig en schraal. Ook Strabo, die kort na Caesar leefde spreekt in de zelfde trend over deze streek. Verder zijn er de vele reisbeschrijvingen uit de vroege en late middeleeuwen waarin wordt gesproken over grote, haast ondoordringbare bossen die zelfs doorliepen tot Gent en Brugge. De oudste nederzettingsnamen zijn dan ook voor het overgrote deel samengesteld uit de twee belangrijkste hoofdbestanddelen die er ter plaatste voorkwamen, namelijk water (beek), broek en moer (meir) en hout. Voor dit laatste werden vele toponiemen gebruikt zoals holt-laer-lo-forst of vorst. Laer is een meer algemene benaming voor houtrijke plaats met veel water. Bodemgesteldheid; er komt in het gehele gebied veel leemlagen voor op een oerbodem van zand. Deze leemlagen zijn slecht waterdoorlatend waardoor poelen – plassen en vennen zijn ontstaan. Bovendien zijn door de Kimbrische vloed (omstreeks 100 v. Christus) grote delen van de duinenwal in Zeeland weggeslagen en vele tientallen kilometers landinwaarts neergesmeten. Hier door zijn o.a. de Loonse en de Drunense duinen, de zandgronden bij Rijen en in Noordwest België ontstaan. Waar de bossen tot dicht langs de kust stonden werden deze door de vloed weggemaaid en in de loop der eeuwen onder moer en veen bedolven. Dit verschijnsel heeft men bij het ontginnen der moeren ten westen van Zundert kunnen waarnemen. Reeds uit 1560 zijn geschriften bekend (Joannes Goropius Becanus) waarin wordt vermeld dat uit deze moeren hele rijen bomen van 25 meter lang zijn opgegraven en alle liggend in west – oost richting. Onder de Franken werd met de eerste kolonisatie begonnen maar hiervan is weinig terecht gekomen. Slechte bossen – veel moerassen en veel zand. Slechts in de enkele rivierdalen was wat veeteelt mogelijk. Het overgrote deel van het Frankische volk trok dan ook verder naar het zuiden, naar de rijke bössgronden van Brabant en Haspengouw. Behoudens een smalle bewoningstrook langs de zuidoever van de Maas, waar goede weidegronden waren, bleef Taxandria een grotendeels leeg land in de vroege middeleeuwen.
XX
Het volk der Franken word onderverdeeld in de Salische en Ripuarische Franken. De eerste woonden ten westen van de Moezel, de tweeden ten oosten daarvan. De Salische Franken was weliswaar een kleine maar krijgshaftige volksstam, slechts spaarzaam tot ontwikkeling gekomen door de aanraking met de Romeinen. Zij leefden van de jacht en de visvangst en hadden reeds wat landbouw en veeteelt van enige betekenis. Zij leefden al op vaste woonplaatsen in grote familiebanden. Een jong, heerszuchtig, maar talentvol hertog uit het geslacht der Merowingen (met de lange haren) bracht dit kleine volk echter al spoedig tot grote belangrijkheid en aanzien. Chlodoweg, of Clovis zoals hij later werd genoemd, volgde zijn vader Childebert in 481 A.D. op als koning der Salische Franken. Hij regeerde aanvankelijk maar over een klein volk daar de overige Frankenstammen werden geregeerd door andere leden uit het geslacht der Merowingen. Het aantal krijgers, waarover hij aanvankelijk de hertog was zal niet meer zijn geweest dan hoogstens vijfduizend. Maar eensdeels door intriges (hij liet in het geheim vele andere Frankenvorsten ombrengen) anderdeels door een reeks gelukkig uitgevallen veldslagen wist hij de macht over het gehele Frankenvolk in handen te krijgen. Daarna vernietigde hij het laatste Romeinse Koninkrijkje van Syagrius dat gelegen was in noord – west Frankrijk en vestigde zo, omstreeks 500 het grote Frankische rijk. Dit rijk liep van de Rijn in het noorden en oosten tot de Alpen en via de Loire tot aan de Atlantische oceaan. Ondanks de grote geografische uitgestrektheid van dit rijk bleef de kern ervan toch Haspengouw en het noord – oosten van Frankrijk. In de overige delen vormden de Franken slechts een bovenlaag van de vroegere autochtone bevolking. De opvolgers van Chlodoweg werden echter steeds meer schijnkoningen en ontaardde de koninklijke waardigheid steeds meer. Bij de dood van een vorst werd het rijk steeds weer gedeeld onder de zonen omdat men het land nog steeds als een familie bezit beschouwde en dit gaf steeds weer aanleiding tot bloedige oorlogen . De eigenlijke regeerder werd de “major – domes” of hofmeyer. Aanvankelijk waren er drie voor elk der drie rijksdelen één t.w. Neutrië (N.W.) – Austrasië (N.O.) en Aquitanië (Z.W.). De hofmeyer van Austrasië werd gaandeweg echter de belangrijkste en trok tenslotte aale macht aan zich. Taxandria behoorde ook tot Austrasië. Pippijn van Landen (een kleine plaats in de buurt van Luik) werd de eerst alleen heersende hofmeyer. De aanvankelijke taak van de hofmeyer was als hoofd op te treden van de koninklijke hofhouding. Naarmate deze koningen echter steeds onbekwamer en onbelangrijker werden werd de taak van de hofmeyer steeds meer een bestuurlijke onder zijn zoon. Pippijn van Herstal, groeide de macht van de hofmeyers uit tot een onaantastbare. De Merowingische koningen waren nog slechts koning in naam want macht bezaten zij niet meer. Na de dood van Pippijn van Herstal dreigde het even mis te gaan daar hij geen wettige zonen naliet. Maar zijn natuurlijke zoon, Karel Martel (de Hamer), nam na de dood van zijn vader met hulp van een groot aantal getrouwen de macht in handen en werd zelf hofmeyer. (714 A.D.) In een reeks succesvolle oorlogen tegen Alemannen, Saksen, Thuringen en Bayeren herstelt hij de eenheid binnen het Frankenrijk. In de slag bij Poitiers (732 A.D.) verslaat hij een binnenvallend Morenleger en drijft deze terug tot over de Pyreneeën. Met medewerking en toestemming van de Paus van Rome werd de laatste der Merowingische schijnkoningen, Childebert III afgezet en wordt hij te Reims gekroond tot koning van het Frankische Rijk. Zijn regerend huis wordt naar hem het Karolingische huis genoemd. Onder zijn zoon Pippijn de Korte, maar vooral onder zijn kleinzoon Karel de Grote komt dit rijk tot grote bloei. Karel vooral vergroot het door vele oorlogen en overwinningen tegen Saksen (Widukind) en Longobarden (Desiderius).
XXI
In 800 A.D. wordt hij door Paus Leo III te Rome tot Keizer gekroond en omvat het rijk dan bijna geheel West Europa. Onder zijn zoon Lodewijk de Vrome, kondigt zich ook hier echter alweer het verval aan. De zonen van Lodewijk staan tegen hun vader op en dwingen hem in 840 afstand te doen van zijn waardigheid. Bij het verdelingsverdrag van Verdun in 843 wordt het rijk in drie delen opgesplitst hetgeen, zoals later zou blijken, voor Europa een blijvende en noodlottige verdeling wordt. Er komen drie rijken t.w. Lodewijk, bijgenaamd de Duitser, erft het oostelijke deel. (later Duitsland). Karel de Kale, erft het westelijke deel (het latere Frankrijk). Lotharius, de oudste zoon, erft de keizerstitel en een langgerekt middenrijk dat zich uitstrekte van de Noordzee tot de Middellandse Zee. Na diens dood wordt het middenrijk nogmaals gedeeld in drieën en hierdoor ontstaan Italië – Bourgondië en Lotharike. Na het verdelingsverdrag van Mersen (870 A.D.) wordt het middenrijk verdeeld tussen oost en west en komt Lotharike bij west Frankenland. Deze toestand is echter maar van korte duur want reeds in 880 (verdrag van Ribemont) komt Lotharike in zijn geheel bij oost Frankenland en wordt de rivier de Schelde de scheidingslijn tussen oost en west en dit zal de gehele middeleeuwen zo blijven. Hierdoor valt Taxandria onder het rechtsgebied van de Duitse Keizers. Door interne machtsstrijd onder de oude hertogelijke geslachten blijkt de macht der duitse Keizers weinig inhoud te hebben en begint in Lotharike de machtsstrijd tussen de plaatselijke geslachten om het voeren van de titel van Hertog van Lotharike. Deze strijd zal uiteindelijk gewonnen worden door de heren van Leuven, de latere Hertogen van Brabant. In de XII eeuw begon de her ontginning van Taxandria dat eeuwenlang als een leeg gebied had braak gelegen. Een belangrijk aandeel hierin werd geleverd door de Kloosterorde van Premonstreit (Norbertijnen). Rond 1130 A.D. werd te Antwerpen de St. Michielsabdij gesticht. Een van de belangrijkste doelstellingen van deze orde is wel geweest het ontginnen van woeste gronden. Al spoedig werden dependances gesticht te Tongerlo – Averbode en Postel. Vanuit deze kloosters werd de ontginning met kracht ter hand genomen. Nieuwe nederzettingen begonnen zich te ontwikkelen. Dit alles heeft natuurlijk ook zijn weerslag gehad op de schaarse autochtone bevolking die reeds van oudsher in deze streken zijn blijven wonen. Het moet vooral in het begin van hard bestaan zijn geweest met steeds de natuur als grootste vijand. Natuurrampen en pestepidemieën hebben zich in de 13e en 14e eeuw regelmatig voorgedaan. De ergste is wel geweest die van 1349 – 1350 die aan ongeveer ½ deel der bewoners het leven heeft gekost. (zie ook het boek Historische Verhandelingen van de Kempen – A. Heylens). Maar het volk zette door en zo begon langzaam de economische opbloei van het gebied dat wij later Noord – Brabant zouden noemen.
XXII
Geschiedkundige Tafel met jaartallen over Taxandria. Van -± 450 481 ± 625 ± 685
Tot ± 450 ± 500 511 714
715 741 746 751
741 ± 746 768
768 800 814
814 840
843 870 880 ± 850 ± 1130
1000
Gebeurtenis Menapiërs – Nerviërs en Eburonen Volksverhuizingen. Franken nemen bezit van Taxandria Chlodowech volgt zijn vader op als koning der Salische Franken. (Het Merowingische Huis.) Pippijn van Landen, Hofmeyer van Austrasië Pippijn van Herstal, Hofmeyer van Austrasië, hij is een kleinzoon van Pippijn van landen, geen nakomelingen Karel Martel, bastaardzoon van Pippijn van Herstal volgt hem op als Hofmeyer. Karloman en Pippijn III volgen hun vader op. De eerste treed echter in de geestelijke stand. Pippijn de Korte hofmeyer van heel Frankenland Afzetting van de laatste Merovingische Koning. Pippijn wordt Koning van de Franken (Het Karolingische Huis) Karel de Grote, Koning van Frankenland. Karel wordt te Rome tot Keizer gekroond. Lodewijk de Vrome, zoon van Karel. Hij wordt in 840 door zijn zoons afgezet als Keizer. Verdelingsverdrag van Verdun. (Ontstaan van 3 Rijken). Verdelingsverdrag van Mersen. Taxandria bij West Frankenland. Verdelingsverdrag van Ribemont. Taxandria behoort dan tot het Hertogdom Lotharike dat onderhorig is aan de Keizer van Oost Frankenland (Duitsland) Invallen der Noormannen. Bestaande cultuur en staatkundige opbouw in Taxandria grotendeels verdwenen. Begin der tweede ontginning van Taxandria.
XXIII
Gedetailleerde staatkundige geschiedenis van Taxandria Nadat wij, in het vorige hoofdstuk een algemeen geschiedkundig beeld hebben gekregen van West – Europa en het Frankenrijk zullen wij thans proberen de lokale geschiedenis van de landstreek Taxandria te volgen. Deze achtergrond zullen wij toch minstens moeten kennen om een inzicht te kunnen krijgen in het wel en wee van ons geslacht dat daar natuurlijk voor een deel nauw mee is verbonden. Uit het vorige hoofdstuk hebben wij gezien dat de rivier de Schelde de grens werd tussen west en oost Frankenland, het latere Koninkrijk Frankrijk en het Keizerrijk Duitsland. Ten westen van de Schelde lag Vlaanderen, een graafschap dat onderhorig was aan de Franse Koning. Teneinde deze grens goed te beveiligen werd omstreeks het jaar 1000 het Markgraafschap Antwerpen ingesteld (mark = grens). Hoe was nu eigenlijk in het Karolingische keizerrijk het bestuur geregeld? De Keizer stond aan het hoofd van het rijksbestuur. Hij vaardigde zelf de wetten en maatregelen uit. Hij was omgeven door een uitgebreide hofhouding bestaande uit zijn eigen familie, raadgevers en legeraanvoerders. Als hij niet op veldtocht was woonde hij met zijn hofhouding in één der keizerlijke “paltzen”. Dit waren een soort woonburchten en hij bleef daar zolang tot alle aanwezige voedselvoorraden op waren. Dan trok de hofhouding verder naar een volgende paltz. Het totale grondgebied van het Rijk was ingedeeld in “Gouwen”. Aan het hoofd van een gouw stond een gouwgraaf. Het gebied dat hij namens de keizer bestuurde werd daarom ook wel “graafschap” genoemd. Verschillende graafschappen samen waren vaak een “hertogdom”. Aan het hoofd hiervan stonden meestal nog de oude Germaanse hertogelijke families. Dit waren meestal ook de keizerlijke legeraanvoerders. Oude hertogdommen waren o.a. Saksen – Thuringen – Bayern – Lombardije – Savoye en Bourgondië. De gouwgraven waren ambtenaren in dienst van de keizer. Zij bestuurden namens hem hun gouw. Daar er echter in die tijd hoegenaamd geen gemunt geld was, werden de cijnzen (belastingen) betaald in natura. De gouwgraaf kreeg dus ook geen betaling in geld maar een gedeelte van de, door hem, geïnde goederen mocht hij als loon voor zich zelf behouden. Om er op toe te zien dat de graven hun werk goed deden en de onderdanen door de graven niet werden uitgebuit waren keizerlijke controleurs aangesteld; de zendgraven. Zolang de keizerlijke macht aanwezig was werkte dit systeem goed. Maar toen na 843 de keizerlijke macht afbrokkelde en er geen behoorlijke controle meer op de graven werd uitgeoefend gingen deze steeds meer belasting goederen voor eigen gebruik aanwenden. Zij bouwden steeds meer eigen burchten en lieten de bevolking en de geestelijken aan hun lot over. Taxandria bestond rond 800 uit vier graafschappen t.w. Strijen; het omvatte een gebied dat wij thans zouden afbakenen als; de Zuid-Hollandse eilanden en alle gebied beneden de Maas tot ongeveer bij Heusden, naar beneden over Dongen – Rijen – Gilze – Baarle – Malle en Kapellen aan de Schelde. (de Zeeuwse eilanden behoorden tot Vlaanderen).
XXIV
Hoey; dit gebied werd later het markgraafschap Antwerpen, ten westen de Schelde – ten noorden Strijen – ten oosten van ongeveer Turnhout over Lier en boven Mechelen langs naar de Schelde terug. Mansuarië; later Leuven, de zuidgrens liep langs de rivier de Demer, ten westen Hoey – ten noorden Strijen en ten oosten het graafschap Loos. Loos; later Loon genoemd, dit graafschap omvatte ongeveer het gebied van de huidige Belgische provincie Limburg. Ten zuiden van de Demer begon het graafschap Leuven dat praktisch het gehele gebied der huidige Belgische provincie Brabant omvatte. Dit gebied behoorde echter niet tot Taxandria maar tot de Haspengouw. Het wordt hier echter wel vernoemd omdat de graven van Leuven hun gebied in de loop der volgende eeuwen zodanig hebben uitgebreid dat zij heel Taxandria bij hun gebied hebben ingelijfd. De graven van Leuven werden de latere hertogen van Brabant. De zuidelijke maasoever, die over een breedte van ongeveer vijf kilometer bewoond gebied was, behoorde samen met de Betuwe tot het graafschap Teisterbant. Deze strook liep van ongeveer Heusden tot Cuyk. Over midden – Brabant wordt nergens gesproken. Kennelijk was dit gebied zo onbelangrijk en leeg dat niemand er belang bij had. Oost – Brabant begon weer bij Oirschot en St. Oederode en behoorde tot de Maasgouwen. Voor wat betreft de geschiedenis van ons geslacht hebben wij te maken met Strijen – Antwerpen en Mansuarië (later Leuven) en daarna met het hertogdom Brabant. Het waarom hiervan kunt u lezen in het hoofstuk “onze familienaam”. Helaas lopen de geschiedenissen van oude landstreken via stamboomreeksen van de regerende geslachten alsof daarmede de geschiedenis is bepaald. Het is echter een feit dat slechts deze families belangrijk genoeg waren om er iets over vast te leggen en zodoende is er iets bewaard gebleven. Het regerende huis van Strijen vangt aan met Witger I, zoon van Walbert en Amelberga. Laatstgenoemde is een zuster van St. Geertrui, dochter van de hofmeyer Pippijn van Landen, die de landstreek van haar vader had ontvangen. Na hem volgen nog zes graven, de laatste is Witger V die geen mannelijke nazaten heeft maar twee dochters t.w. Hilsondis en Reinilde. Hilsondis huwt met Ansfried, graaf van Teisterbant en Hoey in 956. Na een huwelijk van vele jaren, waaruit een dochter Benedicta wordt geboren, besluiten beiden in de geestelijke stand te treden. Ansfried levert zijn bezittingen in bij de Duitse keizer en wordt daarvoor Bisschop van Utrecht. De keizer heeft deze ruil kennelijk graag gewild want uit de bezittingen van Ansfried wordt het nieuwe markgraafschap Antwerpen gevormd. Hilsondis sticht, samen met haar dochter het klooster van Thoor (latere Thorn in Limburg) en wordt de eerste abdis. Als Hilsondis en Benedicta omstreeks het jaar 1000 zijn overleden is de rechte lijn der graven van Strijen uitgestorven. Uit het huwelijk van Reinilde, jongere zuster van Hilsondis wordt een zoon Raginer geboren. Deze erft van zijn nicht Benedicta het graafschap. Bij zijn overlijden in 1039 verdeelt hij het graafschap onder zijn twee zonen t.w. Lambert, graaf van Strijen, gehuwd met Oda, d.v. Edouard graaf van Orthen, sterft in 1087. Hij erft al het land noordelijk van Breda.
XXV
Hendrik heer van Scoten, sterft in 1090, vanaf 1067 eerste heer van Breda. Zich noemend Hendrik van Brunesheim na de verovering van Breda op de Noorse bezetting aldaar. Hij erft al het land van Breda ten westen en zuiden van deze plaats. Mansuarië; dit graafschap grensde in het noorden aan Strijen. Het was het stamland van het latere hertogelijke huis van Brabant. Eerste graaf en stamvader van het huis van Leuven is Giselbert, geboren omstreeks 825. Hij schaakt in 846 Ermgarda, dochter van keizer Lotharius I, keizer van het middenrijk bij de verdeling van Verdun in 843. Op dit feit hebben de latere hertogen van Brabant zich beroepen als zij beweerden van keizerlijke en Karolingische afkomst te zijn. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon. Reinier I, (genaamd langhals), noemde zich graaf van Brabant – Hespengouw en Henegouwen. Was gehuwd met Alberade en gestorven in 916. Hij had vier zonen en een dochter. (Giselbert – Reinier – Lambert en Balderik). Giselbert II, volgt op, gehuwd met Gerberga, dochter van keizer Hendrik I. Twee kinderen; Hendrik (vroeg overleden) en een dochter welke huwt met de hertog van Beieren. Verder geen nakomelingen. In deze tijd moeten Mansuarië en Leuven al één gebied zijn geworden. Na zijn dood delen zijn twee broers het grondgebied. Balderik was inmiddels bisschop van Luik. Lambert I, volgt op in Leuven en Brabant. Hij wordt graaf van Leuven genoemd omdat die plaats zijn woon en hoofdplaats werd. Zijn broer Reinier wordt graaf van Henegouwen. Ansfried, Zoon van Lambert I volgt op, hij is ook al graaf van Teisterbant en Hoey en huwt met Hilsondis, gravin van Strijen (zie stamboom Strijen), geen nakomelingen. Lambert II, volgt op. Hij is een kleinzoon van de broer van Ansfried. Huwt met Geberga, dochter van Karel, hertog van Lotharike. Er worden drie zoons geboren, Hendrik, Lambert en Reinier. Hij sneuvelt in de slag bij Florines in 1015 tegen Godfried van Lotharike. Zijn dochter Mechteld wordt uitgehuwelijkt aan Eustaas, graaf van Boulogne. Hendrik I, zijn zoon volgt op. Over hem zijn geen gegevens bekend. Hij overleed bij een moordaanslag. Lambert III, zijn broer volgt op. Gehuwd met Oda, dochter van Gothilo, hertog van Lotharike. Overleed in 1064. Twee zonen, Hendrik en Reinier. De laatste sneuvelt in 1077 zonder nakomelingen. Hendrik II, zijn zoon volgt op (1064 – 1082). Gehuwd met Adelheid, landgraaf van Thüringen. Vier kinderen, Hendrik – Godfried – Adelbert (werd biscchop van Luik) en Ida (huwt met Boudewijn van Vlaanderen). Hendrik III, 1082 – 1095, hij was de eerste die zich graaf van Brabant i.p.v. Leuven noemde. Hij overleed in een toernooi in Doornik. Gehuwd met Geertruid, dochter van Robbert de Fries, graaf van Vlaanderen. Geen nakomelingen. Hij wordt opgevolgd door zijn broer Godfried.
XXVI
Het Markgraafschap Antwerpen Thans doen wij weer even een stap terug in de algemene geschiedenis daar waar wij die in het vorige hoofdstuk hebben verlaten. Wij zagen hoe bij het verdrag van Ribemont in 880 Taxandria weer terugkomt bij Oost Frankenland en de grens tussen west en oost wordt gevormd door de rivier de Schelde. In Oost Frankenland wordt de Duitse keizer het centrale gezag. Om deze grens te beschermen richt de Duitse keizer het markgraafschap Antwerpen op en gebruikt hiervoor de bezittingen die hij heeft geruild met Ansfried, graaf van Teisterbant en Huy. Dit gebeurt omstreeks het jaar 1000. Eerste markgraaf wordt Gothelo, zoon van Godfried van Verdun, broer van de hertog van Lotharike. Na de dood van hertog Godfried volgt Gothelo deze op als hertog en verenigt op deze wijze weer geheel het oude grondgebied der Lotharingers weer onder één bestuur. Beducht voor het herstel van de oude koninklijke waardigheid der Lotharingers (zij waren immers in de rechte lijn afstammelingen van Karel de Grote) haast de keizer zich, bij de dood van Gothelo in 1044, zijn rijk te verdelen onder diens twee zonen. Godfried II (met de baard) ontvangt opper – Lotharike en de jongere Gothelo II neder – Lotharike en het markgraafschap. Deze laatste sterft echter twee jaar later en wordt opgevolgd door zijn neef Frederik van Luxemburg. Er ontstaat dan een voortdurende strijd tussen Godfried II, bijgestaan door Vlaanderen en Frederik, bijgestaan door de bisdommen. In 1065 komt aan deze strijd een einde door de dood van Frederik en het gehele land komt weer in handen van Godfried. Deze is nu weer alleen hertog van Lotharike en daar komt verder geen verandering meer in. “Overzicht van de Markgraven van Antwerpen”.
Huis van Verdun (van de Ardennen) Van 1000 1044 1046 1065 1069 1076 1089
Tot 1044 1046 1065 1069 1076 1089 1100
Gebeurtenis Gothelo I, (zoon van Godfried van Verdun) Gothelo II, (jongere zoon van Gothelo I) Frederik van Luxemburg (neef van Gothelo II) Godfried II (met de baard) oudste zoon van Gothelo I) Godfried III (met de bult) Koenraad (zoon van keizer Hendrik IV) Godfried van Bouillon (zoon van Eustaas van Boulogne)
Deze Godfried van Bouillon, hertog van Lotharike, is de bekende aanvoerder van het Lotharingse en Duitse Contingent troepen dat meetrok in de eerste kruistocht (1096 – 1099). Nadat twee andere aanvoerders, Bohemund van Tarente werd heer van Antiochië en zijn neef Tancred heer van Edessa, het verder voor gezien hielden trok hij met de rest van het leger naar Jeruzalem en veroverde de stad in 1099. Hem werd de titel van “Koning van Jeruzalem” aangeboden maar, volgens de legenden, weigerde hij deze omdat hij geen koningskroon wilde dragen in de stad waar Jezus van Nazareth een doornenkroon had gedragen. Hij noemde zich “beschermer van het Heilige Graf”. Hij stierf ongehuwd en kinderloos in 1100 en met hem sterft het hertogelijke huis uit. De Duitse keizer benoemt dan een nieuwe markgraaf van Antwerpen
XXVII
Hendrik van Limburg
Huis van Limburg.
1100 - 1106
Deze Hendrik was een trouwe aanhanger van Keizer Hendrik IV en werd daarom met het Antwerpse leen begiftigd. Als Hendrik IV echter het onderspit delft tegen zijn zoon Hendrik V, die wordt gesteund door de inmiddels machtige heren van Leuven, praktisch het gehele grondgebied van het oude neder - Lotharingen in bezit hebben genomen wordt de graaf van Leuven en Brabant door de keizer begiftigd met de titel van “Hertog van Lotharike”. De markgraaf van Antwerpen. Met deze verheffing worden de heren van Leuven de machtigste familie van de Lage Landen en wordt hun grondgebied nog verder uitgebreid.
Het hertogelijke huis van Leuven. Godfried I (met de baard), 1095 – 1139, elfde opvolger in het huis Mansuarie – Leuven, graaf van Leuven. In 1106 werd hij door keizer Hendrik V, voor zijn hulp bij diens verkiezing tot keizer, uitgeroepen tot hertog van Lotharingen en gaf hij aan Godfried, zijn zoon en verdere nakomelingen Lotharingen en het markgraafschap Antwerpen erfelijk in leen. Hij was de eerste die zich hertog van Lotharingen, graaf van Brabant en markgraaf van Antwerpen noemde. Zij bijnaam “met de baard” ontving hij vanwege zijn altijd lange baard die hij niet wenste af te scheren alvorens hij het hertogdom Lotharingen in bezit had, waarop hij meende recht te hebben. Hij was gehuwd met Ida, dochter van Aalbrecht van Namen. Kinderen; Godfried, Hendrik (werd geestelijke), Adelheid (huwde met Hendrik, koning van Engeland), Ida (huwde met Aarnoud, graaf van Kleef) en Clarice (ongehuwd). Zijn tweede vrouw was Klementia, dochter van Willem, graaf van Bourgondië en weduwe van Robert van Jeruzalem. Graaf van Vlaanderen. Godfried II, 1139 – 1143, gehuwd met Ludgaard, dochter van de graaf van Moha en Dasburg. Kinderen; Godfried, Aalbrecht (werd graaf van Moha), Hugo en Ludgarde (huwde met Dirk, graaf van Hofstade). Godfried III, 1143 – 1190, gehuwd met Margreet van Limburg, dochter van hertog Hendrik van Limburg, 2e maal gehuwd met Imana, gravin van Loos. Uit het 1e huwelijk geboren; Hendrik van Aalbrecht (bisschop van Luik). 2e huwelijk; Willem (heer van Perwijs) en Godfried (van Leuven). Onder deze hertog werd in 1184 de stad `s-Hertogenbosch gesticht. In 1185 gaf hij het bestuur over aan zijn zoon. Hendrik I, 1190 – 1235, (gestorven 05-09-1235 te Keulen). Hij was een vorst van grote moed en zijn gezag was groot in het rijk. Hij was de eerste vorst die de naam hertog van Brabant bij die van Lotharingen voegde en ook de gele leeuw op een zwart veld in zijn wapen voerde. Hij was 1e maal gehuwd met Mechteld, gravin van Boulogne waaruit werden geboren; Hendrik (zijn opvolger),
XXVIII
Maria (gehuwd met keizer Otto IV), Aleyde (gehuwd met de graaf van Loos, daarna Willem van Auvergne en 3e maal met Aarnoud, heer van Wesemale), Margaretha (gehuwd met Gerard, graaf van Geldern), Mechteld (gehuwd met Floris, graaf van Holland), Godfried (genaamd van Leuven, van wie de heren van Leuven – Leeuwen en Gaasbeek afstammen). Uit het 2e huwelijk met Maria, dochter van Philips August, Koning van Frankrijk, zijn alleen twee dochters Elisabeth en Maria geboren. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon. Hendrik II, 1235 – 1247, (gestorven 14-02-1247). Hij was een dapper en deugdzaam vorst die zich voornamelijk op het welzijn van zijn volk toelegde. In 1245 werd hem, door de Paus, de keizerlijke waardigheid aangeboden doch hij wees deze van de hand. Door gelukkige onderhandelingen werd daarna, hiervoor echter zijn neef Willem, Graaf van Holland gekozen. Hij was 1e maal gehuwd met Maria, dochter van keizer Philips II. Hieruit werden geboren; Hendrik (zijn opvolger), Philips (jong gestorven), Mechteld (gehuwd met Robert, Graaf van Artois en later met Guy de Chatillon), Beatrix (gehuwd met Herman, Landgraaf van Thüringen en later met Willem van Dampierre, Graaf van Vlaanderen), Maria (gehuwd met Lodewijk, Graaf van Beieren) en Magriet (abdisse van Valleduc). Hij was 2e maal gehuwd met Sophia, dochter van Lodewijk, Landgraaf van Thüringen. Hieruit werden geboren; Hendrik van Brabant (waaruit het latere huis der landgraven van Hessen is ontstaan), Elisabeth (gehuwd met Aelbrecht, Hertog van Brunswijk), Bastaard zoon Gilles van wie het geslacht van der Balcht stamt. Opvolging door zijn zoon. Hendrik III, 1247 – 1261, (gestorven 28-02-1261). Hij was een vreedzaam en goedaardig vorst, zonder hoogmoed, die het recht in zijn landen, door het naleven der wetten, deed bloeien. Hij was gehuwd met Aleida, dochter van Hugo van Bourgondië. Kinderen uit dit huwelijk; Hendrik ( geestelijk en lichamelijk zwak. Werd geestelijke), Jan (zijn opvolger), Godfried en Maria (gehuwd met Philips III, Koning van Frankrijk). Na het overlijden van Hendrik III is er nogal wat strijd geweest over de opvolging. Hendrik, oudste zoon en dus opvolger was geestelijk en lichamelijk zwak en werd door zijn moeder en voogden niet geschikt bevonden om op te volgen. Er ontstond binnen het geslacht een opvolgingsstrijd die pas eindigde toen Hendrik op 17-05-1267 zijn rechten openlijk afstond aan zijn broer Jan en de geestelijke staat aannam (abdij van St. Steven in Bourgondië). Adelheid was voogdes van 1261 – 1267. Jan I, 1267 – 1294, (gestorven 03-05-1294). Hij was gehuwd met Margreet, dochter van Lodewijk IX, Koning van Frankrijk, die echter in 1271 in het kraambed van een prins overleed. Huwt 2e maal met Magriet, dochter van Guy, Graaf van Vlaanderen. Kinderen; Godfried (overleed op 12 jarige leeftijd), Jan (zijn opvolger), Magriet (gehuwd met Amadeus, Graaf van Savoye). Verder vijf bastaardkinderen. Onder deze Hertog vond de bekende slag bij Woeringen plaats. Würingen of Woeringen ligt aan de Rijn tussen Keulen en Neuss. Brabant moest daar slag leveren tegen Gelre-Keulen en Luxemburg. Deze slag is de voorloper en de evenknie van de , 13 jaar later, plaats vindende “slag der Guldensporen” te Kortrijk, tussen het volk van Vlaanderen en een ridderleger der Fransen. Met een numerieke minderheid aan mannen won Brabant deze slag. Onder de gevangene der Brabanders bevonden zich vele hoge heren waaronder de Graaf van Gelder en de Bisschop van Keulen.
XXIX
Verder vele Gelderse en andere heren zoals; Bronkhorst, Kuilenburg, Batenburg en Neuss, de heer van Valkenburg en de Graven Walram en Adolph van Nassau, de Graven van Nieuwenaarde en Gulik en vele andere Duitse heren. Er werden ongeveer 1100 ridders gedood. Van de Brabanders kwamen om; Wouter Berthout, heer van Mechelen, Dirk van heusden, Godfried van Waelhem en Aernoud van zeelen. Als gevolg van deze overwinning kwam Limburg aan Brabant en voegde Jan het wapen van Limburg bij dat van Brabant. Jan I stierf op 03-05-1294 aan de verwondingen opgelopen bij een steekspel. Van hem werd gezegd dat hij een grootmoedig en vriendelijk vorst was, welsprekend en een goed en voorzichtig krijgsman. Jan II, 1294 – 1312, (gestorven 27-10-1312). Was gehuwd met Magriet, dochter van Eduard I, Koning van Engeland, één zoon! Jan III, 1312 – 1355, (gestorven 05-12-1355). Huwt in 1314 met Maria, dochter van de Koning van Frankrijk. Kinderen; drie zoons; Hendrik, Godfried en Jan die alle drie vroeg zijn overleden zodat geen mannelijk oir (nageslacht) overbleef. Wel een dochter Johanna (gehuwd met Willem, Graaf van Holland en Henegouwen). Daarna met Wenceslaus van bohemen, Graaf van Luxemburg. Tweede dochter Maria huwt met Reinoud van Gelder. Derde dochter Magriet met Lodewijk van Male, Graaf van Vlaanderen. Daar er geen mannelijke erfgename zijn volgt Joanna, oudste dochter, op als Hertogin. Joanna, 1355 – 1406, (gestorven 01-12-1406). Uit haar twee huwelijken (zie hierboven) werden geen kinderen geboren. De opvolging moest dus komen via een van haar zusters. Uit het huwelijk van Magriet met Lodewijk van Male was een dochter Magreet geboren die was gehuwd met Philips, Hertog van Bourgondië. Uit dit huwelijk waren drie zonen geboren. Jan, de oudste, zou Hertog van Bourgondië worden. De tweede zoon Antony werd daardoor in 1403 ruwaard van Brabant (erfopvolger). Op 07-05-1404 deed Joanna afstand van haar rechten t.b.v. Antony van bourgondië. Tijdens de regering van Joanna heeft er zeer veel oorlogsgeweld plaatsgevonden, zowel met Vlaanderen maar vooral met gelre over de opvolging. Maria de jongere zuster van Joanna, was namelijk gehuwd met Reinoud van Gelder en deze was van mening dat zij evenveel recht op de opvolging had. In die tijd hebben veel strooptochten van Gelderse troepen plaats gevonden in de provincie NoordBrabant. Antony van bourgondië, 1404 – 1415, (gestorven 25-10-1415). Huwt met Joanna van Luxemburg. Twee zonen; Jan en Philips. Huwt 2e maal in 1409 met Elisabeth, dochter van Johan van Luxemburg, Hertog van Görlitz en broer van de roomskoning Wenceslaus. In 1410 werd een kind geboren dat echter overleed. In 1413 breekt de oorlog uit tussen Engeland en Frankrijk. Antony trekt partij voor Frankrijk maar het volk is, gezien de handel, voor hulp aan Engeland. Antony roept de steden van Brabant op om hem te vergezellen met mannen om aan de zijde der Fransen te strijden. Maar deze weigeren. Met slechts enkele edelen in zijn gevolg trok hij toch naar Frankrijk waar hij op 25-10-1415 sneuvelt in de slag van Azincourt. Opgevolgd door zijn zoon. Jan IV, 1415 – 1427, (gestorven 17-04-1427). Huwt met Jacoba van beyeren, Gravin van Holland-Zeeland en Henegouwen. Weduwe van de Dauphin van Frankrijk. Zij trouwden met toestemming van de Paus omdat zij neef en nicht
XXX
Waren. Er volgden enige jaren van strijd met de oom van jacoba, Jan van Beyeren, om de gewesten Holland, Zeeland en Henegouwen. Er ontstond twist tussen de Hertog en Jacoba en de laatste vertrok naar Henegouwen. Door de staten van Brabant werd Philips, broer van Jan, uit Frankrijk naar Brabant geroepen om te bemiddelen tussen Jan en Jacoba daar er een steeds grotere wanorde ontstond. Philips liet Jacoba naar Brussel komen en verzocht Jan ook daarheen te gaan. Jacoba kwam, maar Jan weigerde en vertrok naar Maastricht. Hierop werd Philips door de staten tot Ruwaard uitgeroepen. Jacoba werd afkerig van haar man en de bom barstte. Zij was jong, schoon en verstandig. Jan beschrijft men als zwak, onverstandig en traag, beïnvloed door slechte vrienden. De adel stelde zich aan de kant van Jan, het volk aan de kant van Philips. In 1421 kwam men tot een vergelijk. Jan werd opnieuw geaccepteerd en Philips keerde naar Frankrijk terug. De oorzaak van de wanverhouding tussen Jan en Jacoba was echter niet weggenomen. Aangezien Jan geen kinderen had werd hij opgevolgd door zijn broer. Philips I, 1427 – 1430, (gestorven 04-08-1930). Hij was niet gehuwd en overleed aan een ziekte. Hij was een gestreng en deftige vorst van grote lichamelijke gesteldheid, een echte ridder. Er was grote droefheid om zijn dood. Aangezien beide zonen van Antony van Bourgondië zonder kinderen waren komen te overlijden gingen de erfrechten van Hertogin Joanna over op de oudste broer van Antony. Philips II van Bourgondië, 1430 – 1467. Deze Philips was de zoon van Jan, Hertog van Bourgondië de oudste broer van Antony. Hij had destijds zijn rechten afgestaan aan zijn broer en deze kwamen nu terug bij zijn zoon Philips. Philips was driemaal gehuwd; 1e maal met Michaelis, dochter van Karel VI, van Frankrijk. 2e maal met Bonne van Artois, weduwe van Philips, Hertog van Nevers. 3e maal met Isabelle, dochter van Jan I van Portugal (1430). Uit de eerste twee huwelijken had hij geen kinderen, uit het derde huwelijk kreeg hij drie zonen, Antony, Joost en Karel. De eerste twee stierven jong. Deze vorst kreeg van zijn tijdgenoten de bijnaam “de goede” vanwege zijn grote bestuurlijke kwaliteiten en zijn waakzaamheid voor het welzijn van het volk. Onder zijn bestuur werd bijna geheel het oude koninkrijk Lotharike weer herenigd. Hij werd opgevolgd door zijn enige zoon. Karel “de stoute”, 1467 – 1477. Stout heeft hier de betekenis van dapper. Hij was een humeurig mens en wilde maar steeds door oorlogen zijn gebied nog verder uitbreiden. Hij was er ook steeds op uit om de Hertogstitel om te zetten in een Koninklijke titel. In drie nederlagen tegen de Zwitsers verloor hij echter al zijn aspiraties en in de laatste sneuvelde hijzelf. (Granson-Murten en Nancy). Hij had maar één kind, een dochter Maria die hij het grote rijk naliet. Maria van Bourgondië, 1477 – 1482. Zij was gehuwd met Maximiliaan van Habsburg (Oostenrijk) die later keizer van Oostenrijk is geworden. Zij stierf jong door een ongelukkige val van haar paard. Hierdoor vervielen alle Bourgondische landen, ook het Hertogdom Brabant, aan de Oostenrijkse monarchie der Habsburgers. Maria had bij haar dood een zoontje Philips. Deze zou opvolgen in de Nederlanden als de naam.
XXXI
Philips de Schone, 1482 – 1506. Van zijn vader erfde hij de Oostenrijkse keizerskroon. Van zijn moeder erfde hij de Bourgondische landen en door zijn huwelijk erfde hij het Koninkrijk Arragon en Castilië. In de lage landen werd zijn erfopvolging voorlopig waargenomen door zijn vader als regent. In 1493 werd hij ingehuldigd te Gent. Hij huwde met een Spaanse prinses, Johanna (de waanzinnige). Hij had een zoon Karel en deze erfde alle landen. Karel de Vijfde, 1506 – 1555. Als 18 jarige te Gent (1515) ingehuldigd als Heer der Nederlanden. In 1516 keizer der Oostenrijkse (Habsburgse) erflanden en in 1519 Koning van Arragon & Castilië, kreeg deze jonge vorst al zeer jong een grote verantwoordelijkheid te dragen. Maar hij werd een groot vorst en bouwde een wereldrijk. Hij woonde en was graag in de Nederlanden en heeft veel gedaan de eenwording daarvan. Een van zijn belangrijkste raadsheren was Willem, Prins van Oranje, die hij later benoemde tot stadhouder van de Noordelijke Gewesten. In 1555 draagt hij het bestuur over aan zijn enige zoon. Philips II, 1555 – 1568. Deze was het tegenbeeld van zijn vader. Al jong had hij zich in Spanje gevestigd en zag de Nederlandse Gewesten maar als lastige provinciën. Het grootste probleem was de godsdienst. De Reformatie (Luther 1519) had in de Duitse landen en de Nederlanden grote aanhang gekregen en Philips verzette zich hiertegen met alle middelen. Dit bracht een grote verwijdering tot stand tussen vorst en volk dat culmineerde in de afzwering van Philips als vorst in 1566. Nadat vredespogingen (Margaretha, zijn halfzuster als bestuurster) waren mislukt werd kardinaal Granvelle landvoogd en bestuurder maar deze deed de zaak helemaal mislukken. Als laatste redmiddel meende Philips toen de Hertog van Alva met een groot leger naar de Nederlanden te moeten zenden. Deze richtte een waar schrikbewind aan en duizenden mensen werden veroordeeld, gemarteld en ter dood gebracht. Dit leidde tot een gewapende opstand der Nederlandse Gewesten in 1568. Deze oorlogstoestand staat in de geschiedenis der Nederlanden bekend als de “Tachtig jarige oorlog” 1568 – 1648. Begonnen als een godsdienstoorlog om vrijheid van godsdienstige overtuiging werd het een vrijheidsoorlog om soevereine zelfstandigheid, los van Spanje. Met de Vrede van Munster (1648) ontstond de Nederlandse Staat. Het geslacht van Oranje-Nassau heeft hierin een belangrijke leidende rol gespeeld (Willem van Oranje-Maurits en Frederik Hendrik). De geschiedenis der Middeleeuwen eindigen al omstreeks 1500 met Philips de Schone. Dit overzicht is iets uitgebreid omdat vooral het tijdperk 1550 – 1648 voor de provincie Noord Brabant zeer belangrijk is geweest. Hierop wordt later nog teruggekomen.
XXXII
De Naamgeving Algemeen. In onze westerse cultuur kennen wij het systeem van naamgeving volgens het “patriachaat” d.w.z. naamgeving naar afstamming van vaderszijde. Dit in afwijking van andere culturen waar de afstamming via het Matriarchale systeem gebeurt d.w.z. van moederszijde (bijvoorbeeld bij de Joden). Met de verbreiding van het Christendom in West Europa werd het huwelijk dwingend voorgeschreven en dit kon alleen plaatsvinden indien men volgens de “Christelijke Riten” gedoopt was. De belangrijkste reden voor dit dwingend voorschrijven van het huwelijk was het “legitiem maken” van de kinderen die uit dit huwelijk voortkwamen en de onderhoud en opvoedingsplicht ervan vast te leggen. De kloosterorden in Europa zijn reeds zeer vroeg begonnen met het optekenen van allerlei gebeurtenissen op geschiedkundig gebied. Vaak waren alleen zij daartoe in staat omdat de monniken lezen en schrijven hadden geleerd terwijl dit bij de gewone mensen, zelfs van zeer belangrijke families en rang, niet het geval was. Keizer Karel de Grote, toch niet de minste, kon niet lezen en schrijven en heeft dit pas op latere leeftijd geleerd. Door dit vroege vastleggen van gebeurtenissen zijn zoveel gegevens uit de oudste perioden van onze cultuur bewaard gebleven. In Zuid Europa zijn de bronnen van veel oudere datum omdat ook de oude culturen vóór het Christendom de schrijfkunst reeds beheersten en dit is, met het Christendom verdergegaan. In de Germaanse cultuur kende men de schrijfkunst echter in het geheel niet en hierdoor komt het ook dat over deze cultuur uit de vroegste tijden geen bronnen voorhanden zijn. Wel kende men daar de z.g. Runentekens, letterachtige tekens met een bepaalde betekenis. Maar deze werden meer gebruikt door de priesters voor magische handelingen, zoals voorspellen e.d. De oudste gegevens over de Germaanse cultuur komen dan ook van andere volken zoals de Grieken en de Romeinen die er over schrijven in hun berichtgevingen. Het enige “eigene” wat wij van de Germaanse cultuur hebben zijn een aantal overleveringen die in de 13e eeuw zijn vastgelegd op IJsland in de z.g. Edda. Dit zijn mytische, godsdienstige en folkloristische verhalen die generaties lang zijn doorverteld en toen pas zijn vastgelegd. Het vastleggen van gegevens houd dus gelijke tred met de voortgang van de verbreiding van het Christendom. In de vorige hoofdstukken hebben wij gezien dat het Christendom in Taxandria pas in de 7e á 8e eeuw in deze streken is gepredikt. Vanaf dat moment begint dus pas de eigen geschiedkundige beschrijving. Al hetgeen daarvoor is gebeurd en werd opgetekend kwam van andere volkeren, voornamelijk van de Romeinen. Pas met het stichten van kloosters is er sprake van een regelmatige geschiedschrijving en zoals wij reeds weten werden de eerste kloosters in Taxandria gesticht omstreeks 1130 namelijk de St. Michielsabdij te Antwerpen. Daarna volgden pas andere. Hoe verder naar het noorden, hoe later de prediking van het Christendom, hoe later geschiedschrijving. Ook legde de monniken zich al vroeg toe op het vastleggen van, voor de Christenen, belangrijke data zoals dopen, trouwen en overlijden.
XXXIII
Op het Concilie van Trente (1532) van de kerk van Rome werd aan de geestelijkheid dwingend voorgeschreven deze data in het vervolg voor iedereen vast te leggen. Ook de reformatie heeft deze kerkelijke vastlegging overgenomen. Het heeft enige tijd geduurd alvorens deze besluiten overal waren doorgedrongen. In Belgisch Brabant beginnen daarom de kerkelijke registers omstreeks 1550. In Taxandria beginnen de oudste gegevens omstreeks 1585 en wel in Hilvarenbeek en Oisterwijk. Naast de kerkelijke gegevens werden echter ook burgerlijke gegevens vastgelegd en dit gebeurde op plaatsen waar een schepenbank aanwezig was. Een schepenbank was een college van vooraanstaande personen uit een leefgemeenschap die optraden als scheidsrechters bij persoonlijke conflicten en daarnaast civiele handelingen van personen of groepen van personen op schrift vastlegden. Dit vastleggen geschiedde door een griffier of secretaris of door een schepene zelf indien hij de schrijfkunst machtig was. De omschrijving van de handeling of een beslissing werd in schrift vastgelegd op vellen perkament die men “protocollen” noemde. Deze protocollen werden meestal per jaar gebundeld en voorzien van een jaartal en volgnummer met datum. De oudste plaatsen hebben dan ook meestal de verst teruglopende schepenprotocollen (indien zij bewaard zijn gebleven of niet door calamiteiten verloren zijn geraakt). Wat werd er nu alzo opgetekend? Ten eerste private handelingen van personen zoals koop en verkoop van grond en ontroerend goed. Verder erfeniskwesties bij overlijden en alle daaruit voortkomende rechten en verplichtingen. Maar ook afspraken tussen personen over voogdijschap over minderjarige (of natuurlijke) kinderen en de rechten en plichten hieruit. Ongevallen met als gevolg verminking of zelfs de dood en de schuldvraag, daarvan met als consequenties schadevergoeding. Manslag, doodslag, moord of beroving, diefstal schaking met al hun consequenties over zoengeld, vergoedingen en schadeloosstellingen. Maar ook geldleningen met of zonder onderpand, de tijdsduur daarvan, de aflossingstermijnen en de verschuldigde rente. Beloften gedaan aan anderen en groepen van personen aan elkaar. Het uitoefenen van openbare ambten en de tijdsduur daarvan en de consequenties voor de persoon en de gemeenschap. We kunnen wel zeggen; bijna alle handelingen van een persoon die consequenties had voor anderen werden vastgelegd. Uit deze protocollen krijgt men een goed beeld van de middeleeuwse samenleving. Haar samenhang, haar reilen en zeilen maar vooral de relatie binnen een geslacht en de geslachten tot elkaar. Indien een geslacht belangrijk is en veel eigendommen heeft wordt er ook veel over geschreven en kan de gehele familiaire samenhang over vaak vele generaties uit deze protocollen worden gehaald. Daarnaast zijn er vaak nog vele andere officiële stukken zoals gerechtelijk archief, borgbrieven, verpondinglijsten en cijnskohieren waaruit veel gegevens kunnen worden gevonden. Al deze gegevens zijn voor de provincie Noord-Brabant te vinden in het rijksarchief te `s-Hertogenbosch en vrijelijk toegankelijk voor iedereen. De oudste Schepenprotocollen zijn die van de stad `s-Hertogenbosch zelf die aanvangen in het jaar 1319, daarna van Oisterwijk aanvangend in 1420. Ook Breda had zeer oude gegevens maar helaas zijn de oudste gegevens hier verbrand bij een grote brand in 1427 waarbij alles van voor die tijd verloren is gegaan. Vanaf 1811 werd, door Napoleon, (code Napoleon van 1805) de Burgerlijke Stand in gesteld. Alle geboorte, trouw en overlijdensgegevens moesten vanaf die datum, door de gemeentebesturen worden genoteerd. Alle familie gegevens moesten op familienaam worden genoteerd.
XXXIV
Wie op dat moment nog geen familienaam bezat (en dat waren er zeer velen) dienden zelf een familienaam te creëren. Uit deze tijd stammen vaak belachelijke familienamen waar mensen nu nog vaak mee worstelen en die, vaak door ongeïnteresseerdheid van hun voorgeslacht, zijn gekozen. In de loop der eeuwen is veel van deze gegevens verloren gegaan door brand, oorlogsgeweld, vernielzucht en vaak ook onkunde maar gelukkig is ook nog veel bewaard gebleven. En daarom kunnen wij, de huidige generaties, nog aan geschiedkundig en genealogisch onderzoek doen. Hierboven zagen wij dat in 1811 nog vele geen familienaam hadden. Hoe kwam dat en hoe zat dat dan precies in elkaar met die familienamen? Tegenwoordig kennen wij het systeem om voor ieder persoon een roepnaam en een familienaam te hebben. Dit is echter niet altijd zo geweest. Een roepnaam wel die is er alle eeuwen door geweest en overal. Egyptenaren, Perzen, Grieken en Romeinen kenden dit systeem al en het uitgangspunt was heel simpel; elk mens als individu moest aangeduid en aangesproken worden en dat was middels zijn roepnaam. Het familie of dynastie aanduiden van groepen van personen die een relatie van bloedverwantschap met elkaar hadden werd meestal aangegeven met “zoon van…” of “kleinzoon van…” enz. En op deze wijze werden hele geslachtsregisters weergegeven. Familienamen worden pas interessant en belangrijk als er sprake komt van privaat bezit i.v.m. vererving en bij het groter worden van de leefgemeenschappen. De oudste bezittende klasse werd dan ook genoemd naar het bezit dat zij hadden (grond of ontroerend goed), zoals de “Hertog van…” of “de Graaf van…” of “de Heer van…” enz. En dan volgde meestal de naam van het grondgebied waarvan zij Hertog, Graaf of Heer van waren. De volgende stap was de vernoeming naar een ontroerend goed, bijvoorbeeld, een slot of kasteel, een dorp of nederzetting, een hofstede of landgoed. Zo ontstonden familienamen als; Bronkhorst, Batenstein, Hoogstraten, Egmond, van Polanen of van Naeltwijk. De bezittende klasse noemde zich dus meestal naar zijn bezit. Maar bij het groeien der gemeenschappen en het groter worden der families kwam ook bij het gewone volk de behoefte aan “nadere aanduiding”. Tot dan toe had men er genoeg aan gehad Cornelis Janszoon of Willem Janszoon genoemd te worden. Soms was er sprake van drie geslachten, bijvoorbeeld Cornelis Jan Willems waarbij de derde naam de naam van de grootvader was. Dit soort naamgeving heeft geleid tot familienamen als Jansen - Willemsen, Pietersen – Cornelissen enz. Daarnaast ging men ertoe over bijvoegsels achter de roepnaam te vermelden zoals; de mooie, de kleine, de dikke. Maar ook beroepsmatige vermelding hebben tot familienaamvoering geleid zoals; de Bakker, De snijder, de Molenaar etc. Verder toponymische vermeldingen, van Den Broek, Van de Ven, Van de Bosch. Ook bestaande dorps of stadsnamen hebben geleid tot familienaamvoering. Deze namen zijn veelal in de tweede helft van de 17e eeuw ontstaan. Bijvoorbeeld iemand uit Gilze vestigt zich te Tilburg en heet enige tijd later Jan Willemse van Gils. Zo ontstond de categorie familienamen naar plaatsherkomst. Het zal duidelijk zijn dat dit soort familienamen niets te maken hebben met “werkelijke familie van elkaar zijn” in de zin van één gemeenschappelijke voorvader hebben. Zo zijn enkele groepen van familienamen genoemd die in de loop der eeuwen zijn ontstaan en op welke wijze.
XXXV
Er zijn er natuurlijk nog veel meer. Dit fenomeen noemen wij in het algemeen “toponymische verschijnselen”. Iemand die zich met naamkunde in het algemeen heeft beziggehouden is Dr.J.Lindemans. Hij was verbonden aan het toponymische instituut te Leuven en wordt beschouwd als een specialist bij uitstek op dit gebied. Van zijn hand zijn ook enkele boeken verschenen over dit specialisme. Ik heb het genoegen gehad hem persoonlijk te ontmoeten en een uitgebreid gesprek met hem over deze zaken te hebben gehad. In het hoofdstuk “Onze familienaam” wordt hier nader op ingegaan. Hoe kunnen wij nu vaststellen uit welke streek een familienaam afkomstig is en wanneer deze familie is ontstaan? Dit is vaak een kwestie van vele jaren diepgaand onderzoek waarbij men het geluk moet hebben dat er nogal wat over die familie is geschreven en dat de betreffende archieven bewaard zijn gebleven. Vast is komen te staan dat van de honderd personen, die zijn begonnen aan zulk een onderzoek, er 10 vóór 1650 konden komen. En van deze 10 is er één die vóór 1500 terechtkomt. Hieruit blijkt overduidelijk dat het aantal zeer oude familienamen (ouder dan 500 jaar) maar zeer gering is. Het is echter toch de moeite waard om het eens te proberen alleen al vanwege de vele interessante zaken die men tegenkomt. Kijk echter niet naar tijd of zeg niet; ik trek er eens een half jaar vooruit want dan komt men bedrogen uit. De weg is moeizaam, lang en volhouden.
XXXVI
Onze geslachtsnaam; Van Laerhoven Als wij dit simpele zinnetje op papier zetten en er dan even over nadenken komen er al direct enkele vragen bij ons op zoals 1. Is dit altijd onze geslachtnaam geweest? 2. Hoe oud is deze naam? 3. Nog maar weinigen van ons schrijven onze familienaam nog op dezelfde wijze, hoe zijn die veranderingen ontstaan? 4. Zijn alle personen, die deze familienaam dragen, inderdaad “van hetzelfde bloed”. Dat wil zeggen, hebben zij allen een gemeenschappelijke voorvader? 5. Wat is de betekenis van deze naam, zo die er al is en hoe is hij ontstaan en waar? 6. Kunnen wij, huidige generaties, nog iets aan deze naam ontlenen en wat waren onze eerste voorouders voor mensen? Hebben zij iets te betekenen gehad en kunnen wij daar nog iets van meenemen. Heel wat vragen op dit simpele zinnetje maar van een geweldige draagwijdte. En om deze vragen te beantwoorden heeft de schrijver 35 jaar van intensief onderzoek nodig gehad om daar antwoord op te kunnen geven en het werk is nog niet voltooid. In het vorige hoofdstuk hebben wij gezien dat één op de honderd mensen die met een dergelijk onderzoek begint, een familienaam heeft die ouder is dan 500 jaar. Erger nog, er zijn in Brabant slecht enkele tientallen geslachtsnamen die ouder zijn dan 500 jaar. ONZE GESLACHTSNAAM IS ZEKER 700 JAAR OUD, IS AL DIE EEUWEN ONZE FAMILIE NAAM GEWEEST EN ALLE PERSONEN DIE “LEGITIEM” DEZE FAMILIENAAM DRAGEN ZIJN IN DEN BLOEDE OOK WERKELIJK FAMILIE VAN ELKAAR EN STAMMEN ALLE VAN EEN EN DEZELFDE VOORVADER AF. Wat ik hiervoor geschreven heb is keihard en dit kan met bewijzen worden gestaafd in 1984. Tot vóór enkele jaren wees het vele, door mijn, verzamelde materiaal al wel in die richting maar toen was het nog niet zo hard als nu wel het geval is. Er zijn op dit moment ongeveer tussen de 2800 en 3000 personen die deze familienaam dragen. Hiervan woont ongeveer 65% in de provincie Noord-Brabant, 15% boven de rivieren in Nederland, 10% in het Nederlands sprekende deel van België en 10% verspreid over de gehele wereld (Canada, Verenigde Staten, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika). Op een gedeelte der Belgische naamdragers na, heb ik met iedereen contact gehad. Velen honderden heb ik persoonlijk bezocht of zijn bij mijn thuis op bezoek geweest, zelfs uit de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland. De, tot nu toe, oudst bekende akte waarin onze familienaam wordt vernoemd stamt uit 1355 en hierin wordt gesproken over “de erfgenamen van Aert van Laerhoven”. Dit is tot op heden onze oudst bekende algemene voorvader. Hij moet zijn geboren tussen ongeveer 1290 en 1310. In de oudst bekende cijnslijst voor “Enighe van oosterwijk” (een samenwerkingsverband van een aantal gehuchten in midden Brabant) wordt deze Aert ook genoemd.
XXXVII
Deze lijst is gedateerd 1340. In dat jaar was hij dus nog in leven en had hij bezittingen daar ter plaatse want belasting werd in die tijd geheven op inkomsten uit bezit. Vanaf deze persoon is er een aangesloten stamboom van 24 generaties. In deze cijnslijst wordt er aan de familienaam nog een nadere aanduiding toegevoegd. Wat precies de betekenis hiervan is, is nog niet geheel duidelijk en wordt nog verder uitgezocht. De toevoeging achter zijn naam luidt; van de Wilmerslaer. Onze allereerste voorouders woonden, volgens de thans bekende gegevens, op een plaats of in een nederzetting die BELVER werd genoemd en gesitueerd was ten Noordoosten van de huidige plaats Oisterwijk, richting Haaren. Daar ter plaatse ligt thans “het kasteel Nemerlaer”. Het omliggende gebied dat in de 18e en 19e eeuw eigendom was van de kasteelbewoners is thans eigendom van de stichting “Het Brabantse Landschap” en is beschermd gebied.
Uit medio 1300, zijn akten in mijn bezit waaruit blijkt dat “het erf der van Laerhoven`s grensde aan het erf der hofstede genaamd Nemerlaer, die toen eigendom was van het riddergeslacht der van Fladeracken”. Met nog een aantal gegevens meer die bekend zijn is dus, op praktisch honderd meter nauwkeurig, te bepalen waar onze voorouders in de 13e en 14e eeuw hebben gewoond, staat voor mij vast. Een geslacht dat daar ter plaatse in het begin van de 14e eeuw reeds zijn bewoning had woonde daar al langer. Alleen werd er vanaf het begin van de 14e eeuw pas begonnen met het vastleggen op schrift van particuliere gegevens. En ook de geslachtsnaam wordt op dat moment al op identieke wijze genoemd. Wij weten dus precies waar en wanneer onze, thans oudst bekende, voorvaderen hebben gewoond.
XXXVIII
Sommige familienamen zijn in de loop der eeuwen, door spraakgebruik, in min of meerdere mate veranderd. Ook in onze familienaam zijn er enkele, zij het zeer kleine, veranderingen opgetreden. Zeker 80% schrijft de naam met “van” en dubbel “aa”. Ongeveer 10% met “van” en “ae” vorm en 10% schrijft de “aa” vorm zonder “van”. De voornaamste verandering te weten van “ae” naar “aa” heeft plaatsgevonden omstreeks 1848. Het meest waarschijnlijke is dat dit gebeurt is naar aanleiding van een verandering in de spellingswet die heeft plaatsgevonden omstreeks die tijd (letten we daarbij op het feit dat in 1839 Nederland en België aparte staten zijn geworden). Verder opmerkelijk is dat het merendeel der “ae” schrijvers in het huidige België woont waarvoor deze verandering van spellingswijze dan niet heeft gegolden. Het weglaten van het voorzetsel “van” is mijn inziens gebeurt onder invloed van de Hollandse spreektrant. Het vond namelijk plaats in Breda (dat steeds een Hollandse stad is geweest) en bij emigratie naar boven de rivieren is gaan wonen. De bovengenoemde verandering in schrijfwijze is steeds exact te lokaliseren. Het is echter weer niet zo dat alle zonder “van” schrijvers boven de rivieren wonen en de overige met “van”er onder. Vast staat echter wel dat alle personen die als familienaam Laarhoven voeren tot één en hetzelfde geslacht behoren en één gezamenlijke voorvader hebben in bovengenoemde Aert van Laerhoven uit Belver in begin 1300. Met deze algemene uiteenzetting zijn de eerste vier vragen aan het begin van dit hoofdstuk beantwoord. Wat nu vraag vijf betreft het volgende; In het vorige hoofdstuk heb ik de naam van Dr.J.Lindemans vermeld die een uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar o.a. de “hoven namen”. De uitkomsten van zijn onderzoek heeft hij neergelegd in een boekwerkje. Er volgt hier nu een uittreksel van zijn conclusies. De “Hoven” familienaam is een in Brabant regelmatig voorkomende familienaam waarin de naam is samengesteld uit het toponiem “Hoven” met “iets” ervoor. Dat iets kan zijn een eigennaam, een samenstelling dus met een persoonsvorm. In de zwakke genitief krijgt men dan bijvoorbeeld Foukenhoven, Goetsenhoven, of Wesselenhoven. In de sterke genitief gebruikt; Baltershove en Engelmondshove. Dit zijn de oudst bekende vormen van familienaamgeving in deze landen en stammen nog uit de eerste kolonisatieperiode der Frankische Karolingen. Deze namen stammen dus uit de 9e en 10e eeuw. Een tweede reeks Hoven namen zijn de zogenaamde landerij of ontginningshoven d.w.z. het toponiem hoven gebruikt als aanduiding van een bepaalde hoeveelheid land waarop, na de ontginning, een bewoning ontstond die dan de naam daarvan kreeg. Tot deze reeks namen kunnen wij ons rekenen; Broekhoven, Boshoven, Doornhoven, Meersenhoven, Zandhoven. Aan deze rij zouden wij dan kunnen toevoegen “Laerhoven”. Deze reeks familienamen zouden dan zijn ontstaan in de 11e en 12e eeuw. Een derde reeks namen zijn dan diegenen die een samenstelling vormen met een, reeds bestaande, familienaam zoals Harinchove, Crassaertshove en samenstelling met een persoonsnaam als Geertshove of zegershove. Deze samenstellingen kunnen niet ouder zijn dan de 14e en 15e eeuw. Tot zover Lindemans in zijn boekje; Toponymische Verschijnselen en de Hovennamen. Als onze familienaam inderdaad, zoals Lindemans beweert, thuishoort in de 2e reeks familienamen zou hij dus ongeveer 900 jaar oud kunnen zijn.
XXXIX
Uit het begin van dit hoofdstuk hebben we kunnen lezen dat 700 jaar daarvan alreeds bewezen is. Van de eerste groep namen zijn er momenteel, althans wat familienamen betreft, niet meer te vinden. Wel in dorp of gehucht namen komen deze nog weleens voor. Uit de tweede groep komen buiten onze familienaam, er nog wel enkele voor, bijvoorbeeld Broekhoven. Wij mogen op grond van bovenstaande dus rustig stellen dat onze familienaam tot de aller-oudste geslachtsnamen van Brabant behoort. Wat is nu de betekenis van “LAERHOVEN”? De naam bestaat uit twee toponiemen terwille, LAER en HOVEN. (een toponiem is een zelfstandig naamwoord met, in vroegere tijd, een zeer bepaalde betekenis die toen voor iedereen duidelijk was). Wat is de betekenis van het toponiem LAER? In het toponymische woordenboek van Gijsseling staat het volgende; Laer = Lara = Germaans Hlaeri. Het betekent bosachtig moerasland. Het Middelnederlands woordenboek van Verwijs en Verdam zegt erover; Laer, een bijna alleen in plaats en geslachtnamen nog overgebleven woord waarvan de oorspronkelijke betekenis niet vast staat. Het oud hoog Duits zegt; znw “gilari” betekenis; woning of verblijf. Uit het Vlaams (Vercoullie); open plek in het bos. C.J. Grandgagnage geeft als betekenis op; LAER is een oud diets woord met de betekenis “woeste grond”. De verschillende verklaringen lijken nogal verschillend maar hebben in feite een aantal begrippen met elkaar gemeen, namelijk; A. Is het blijkbaar een zeer oud woord. Er wordt al verwezen naar Germaanse en oud Dietse afleidingen. Verwijs stelt dat de oorspronkelijke betekenis enz. zo oud dat mensenheugenis te kort schiet. Een oud toponiem voor een oude geslachtsnaam. B. Heeft het te maken met bos, moerassig en woest. Opmerkelijk hierbij is dat op de plaats waar onze eerste voorouders gewoond moeten hebben alle drie genoemde elementen aanwezig moeten zijn geweest. De plaats lag aan, of in, de samenvloeiing van twee riviertjes eind vorige eeuw, bij de aanleg van een spoorlijn, zijn verlegd. Maar op de oudste kadasterkaarten van dit gebied is dit nog duidelijk te zien (zijn in mijn bezit). Zelfs momenteel is de meander van zo`n riviertje in het landprofiel nog terug te vinden. Samenvattend mogen wij stellen dat de betekenis van het toponiem LAER is; een zeer oud woord, teruggaande tot de Germaanse tijd, dat gebruikt werd als plaatsaanduiding van een bepaalde geografische en landschappelijke bodemgesteldheid. Een woord dat wij thans niet meer kennen maar dat in vroegere tijden bij eenieder bekend werd verondersteld. Wat is de betekenis van het toponiem HOVEN? Ook hierover heeft Lindemans in zijn boek Toponymische Verschijnselen een mening gegeven welke ik hier ook weergeef; Bij een onderzoek naar de plaatsnamen, die ons kunnen inlichten over de oudste Germaanse nederzettingen in Zuid-Nederland en België moeten ook betrokken worden de namen eindigend op “Hove(n)”. Het komt er echter op aan in welke samenstelling deze voorkomen. Het bestanddeel HOF, waarvan HOVE een verbogen vorm is, bleef immers door alle tijden heen tot op heden productief. (bijvoorbeeld, Blauwhof, Zwaanhof).
XL
In deze moderne samenstelling wordt HOF niet meer verbogen. De namen die uitgaan op Hove(n) zijn dus ouder en ontstonden in de vroege middeleeuwen. Er is echter een andere moeilijkheid die nog om de hoek komt kijken, namelijk, de gemakkelijke verwarring die er kan plaatsvinden met namen waarin (oud Nederlands) HOVA en (midden Nederlands) HOVE en/of HOEVE voorkomt. In moderne tijden zijn HOF en HOEVE vaak synoniem geworden en werden door elkaar heen gebruikt om het gebouwencomplex van een boerderij aan te duiden (bijvoorbeeld, pachthof en pachthoeve). De aanvankelijke betekenis van het woord HOVA was ongetwijfeld; stuk land van een bepaalde grootte, hetzelfde als in het Latijn “Mansus”. Meerdere van deze Hova`s tezamen zouden dan ook met “Hoven” zijn aangeduid. Het naamkundig instituut te Leuven, gevraagd naar haar mening over de betekenis van onze geslachtsnaam geeft als haar mening weer; Ons inziens gaat de geslachtsnaam “van Laerhove(n)” terug op een “Laerhof”. Dat wil zeggen, een hof bij, aan of op een Laer gelegen. Dit is dus het antwoord op vraag vijf aan het begin van dit hoofdstuk. Om vraag zes te kunnen beantwoorden heeft de schrijver, onderzoeker twee hypothesen die niet zomaar uit de lucht gegrepen zijn maar gestoeld op degelijke historisch onderzoek van de bestaande bronnen over de vroege middeleeuwen. Verder heeft hij, gedurende de laatste dertig jaar, veel gereisd en heeft alle landen van West Europa bezocht, van Rome tot Trontheim en de westkust van Wales tot Hongarije. Hij is op vele historische plaatsen geweest en heeft zich verdiept in de geschiedenis van plaats en streek en de staatkundige geschiedenis der lage landen kent hij als weinig anderen. Maar het is niet alleen de kennis en ervaring die hem tot deze conclusies brengt. Ook gevoelsmatig bestaat er voor hem een grote verbondenheid met het verleden en met onze voorouders. Voor een neutrale lezer(es) zal het misschien vreemd klinken maar het is soms net alsof hij het zelf heeft meegemaakt. Dit alles als toelichting hoe hij hiertoe is gekomen en waarop dit alles is gebaseerd; Eerste hypothese Onze voorouders zijn van oorsprong van Frankische afkomst en hebben, bij de landverdelingen, ook hun aandeel ontvangen. Gezien de geaardheid en de gesteldheid van het land (zie hoofdstuk Taxandria) zal het waarschijnlijk grotendeels bos zijn geweest. Om in de eigen behoefte te voorzien zijn zij begonnen met ontginning naast hetgeen het bos hen opleverde. Aanvankelijk is het een zeer kleine gemeenschap geweest die daar leefde. Het leven was eenvoudig en hard maar in de loop der eeuwen is zij, door hard werken en in voortdurende strijd met de natuur en de omgeving, uitgegroeid tot een welvarende bezitting van allodiale herkomst; een grote hof gelegen aan of bij een Laer, werd deze hof, waarschijnlijk meer door anderen dan door de bewoners zelf, de Laerhof genoemd en naar de naam van het bezit werden later de bewoners, de Luyden van de Laerhove, genoemd. Men leefde, dicht aaneengesloten, met elkaar in één groot familieverband en de oudste zoon was de Heer. Er was werk genoeg te doen en elke man telde als het ging om de verdediging van het gezamenlijke bezit. Men woonde in een vrij afgezonderd gebied en er zal weinig contact zijn geweest met de buitenwereld ver weg.
XLI
Er zal hier geen sprake zijn geweest van een zogenaamde Einzelhof maar van een kleine nederzetting waar zeker vijf, zes verschillende families tesamen hebben gewoond. Gedurende de 13e eeuw zal de situatie zijn veranderd als de Brabantse Hertogen hun invloed ook in deze streken uitbreiden. Maar door een verstandig beleid van die zijde zullen er geen conflicten zijn ontstaan en was er hoogstens sprake van enige cijnsplicht en gevolgschap. Van adeldom of titulatuur is nimmer sprake geweest maar mijn inziens was daar bij deze mensen ook geen enkele behoefte aan. Men was vrije, eigengeërfde bezitter van de grond en men handelde naar eigen goedvinden. Zo was de situatie op het moment dat de eerste berichtgevingen over onze voorouders tot ons komen. Een ruig, vrij boerengeslacht, zonder franje, kale drukte of protserigheid maar degelijk, volhardend werklustig en trouw aan de eigen principes en gehecht aan de grond waar zij al eeuwen hadden gewoond. Dit is één mogelijkheid van hoe ons geslacht is ontstaan. Maar als dit zo is geweest blijven er toch een aantal vraagtekens hangen. En dit leidt dan tot mijn tweede theorie en hypothese. Tweede hypothese Het gebied waar het geslacht zijn oorsprong vond was nu niet bepaald wat men zou noemen “goed land”, zeker niet gezien met het oog van een blijvende vestiging in de toekomst. Indien inderdaad, rond 1100, een vestiging heeft plaatsgevonden waarom dan juist daar? Het lag aan de rand van een groot moerassig gebied dat zich naar het noorden uitstrekte tot `sHertogenbosch, naar het oosten tot Oirschot en het zuiden tot Moergestel. Ook in het noordwesten lag nog veel laag en drassig land in de richting van het huidige Udenhout. Nu is een moerassig gebied niet een uitgesproken prettig en gezond gebied om aan te wonen. In de zomer heeft men er veel last van insecten en stank, in het voor en najaar veel last van nevels en moerasdampen, die nogal ongezond zijn zeker voor kinderen en des winters zal het er behoorlijk vochtig zijn geweest. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat, in een tijd dat er een overvloed aan beter land voorhanden was, men zich toch een betere plek had kunnen uitkiezen. Of er moet een andere, zeer dringende, reden zijn geweest waarom men juist voor dit gebied heeft gekozen. En de reden hiervoor zou geweest kunnen zijn dat het om enkele families ging die juist niet in de meer bewoonde wereld terecht wilde komen. Die de bovengenoemde ongemakken dan maar op de koop toe wilde nemen om er andere voor terug te krijgen, namelijk, vrijheid, veiligheid en geborgenheid. Want vast staat dat het nu niet direct gebied was waar men in het algemeen menselijke bewoning verwachtte en de moerassen gaven een grote mogelijkheid tot schuilplaatsen als er mogelijk naar je gezocht werd. Kortom, het zou een ideale schuilplaats kunnen zijn geweest voor vluchtelingen. Als dit laatste het geval is geweest waar kwamen deze mensen dan vandaan? Wij moeten nu even een zijsprong maken. Op grond van historische gegevens is door de schrijver een theorie ontwikkelt die er in het kort op neerkomt dat omstreeks 950 A.D. de toenmalige nederzetting Breda door Noormannen werd veroverd die zich daar blijvend hebben gevestigd. Deze vestiging is omstreeks 1067 met hulp en medewerking van de Hertog van Lotharike, veroverd en zouden er toen een handjevol mensen van de Noorse bezetting naar het oosten zijn gevlucht.
XLII
Een zeer uitgebreide verhandeling hierover kunt u later lezen in Deel VII. Om deze theorie te onderzoeken en te toetsen is de schrijver in 1983 een maand op onderzoek uitgeweest in Noorwegen. Indien deze theorie op waarheid berust zouden de vluchtelingen te Belver het restant der Noorse bezetting uit Breda kunnen zijn geweest en daar een nieuwe woonplaats hebben gezocht, juist omdat zij dit zo wilden. En met deze theorie zouden dan een aantal vraagtekens omtrent vestiging zijn opgelost. Dit zou dan echter betekenen dat onze voorouders niet van Frankische afkomst waren maar Noormannen zijn geweest, oorspronkelijk afkomstig uit het Laerdal aan de Sognefjord. Het blijft een hypothese en zal waarschijnlijk wel nooit te bewijzen zijn maar er zijn nogal wat aanwijzingen in die richting. Hierop doorgaande zouden deze vluchtelingen zich dan omstreeks 1068 A.D. aldaar hebben gevestigd en zullen daar aanvankelijk niet als ontginners maar als jagers en nomaden hebben opgehouden uit angst dat er nog eens naar hen zou worden gezocht. Toen dit op den duur niet het geval bleek, hebben zij zich vaste woonplaatsen gebouwd en zijn met de ontginning begonnen. En zo is daar, aan de rand van het moeras, een wel zeer aparte nederzetting ontstaan, volledig geïsoleerd van de rest der woningen in Brabant. Dit kon plaatsvinden omdat er kennelijk zeer weinig interesse heeft bestaan voor dit gebied vanwege zijn slechte bodemgesteldheid (vergelijkbaar met de Peel). Gaande weg zal men, in de loop der eeuwen, in de omliggende gebieden in de gaten hebben gekregen dat daar, in die uithoek van Brabant, ook nog mensen leefden en dat het een behoorlijk ontwikkelde nederzetting was. Maar waar deze mensen oorspronkelijk vandaan waren gekomen wist eigenlijk niemand. En zelf zwegen deze mensen er over als het graf. En zij hadden voor hun hofsteden namen gekozen die zij zich “van overlevering” wisten te herinneren want, van geslacht op geslacht, was hun geschiedenis doorgegeven en hun namen en die van hun hofsteden herinnerden aan hun oorspronkelijke afkomst. En als, in begin 1300 de eerste persoonlijke aantekeningen worden gemaakt zijn hun namen al vele generaties oud en is de eerste nederzetting reeds uitgegroeid tot meerdere daaromheen. Zo ontstond de “Enighe van de Oosterwijk”, een gebied apart in het groeiende Brabant van de 13e en 14e eeuw. Ontstaan uit een handvol gevluchte Noormannen uit Brunesheim. in Breda hadden zij een goed georganiseerde samenleving opgebouwd en waren zij uitgegroeid tot welvarende heren op hun Hoven. (Hofstede is in het Noors Høvn). En als, in 1440 Heer Willem van Laerhoven van Belver naar Breda vertrekt waar hij, in 1441, tot schepenen wordt verkozen, gaat hij na bijna vier eeuwen terug naar de plaats waar zijn voorvaderen vroeger vandaan waren gekomen, het brandende Brunesheim ontvluchtend. Of hij dit geweten heeft…? Noot van de schrijver. In de herziene uitgave van Deel I, Breda, welke in begin 1985 zal gereedkomen wordt uitgebreid ingegaan op een eventuele historische bezetting van Breda door de Noormannen en de vele aanwijzingen die er zijn dat de bevolking van Belver mogelijk hun afstammelingen zijn.
XLIII
Het Geslachtswapen Is het inderdaad zo dat wij kunnen spreken van een geslachtswapen voor onze familie. Uit het feit dat ons geslacht reeds in een zeer vroeg tijdperk (11e – 12e eeuw) een geslachtsnaam kende, ontleend aan onroerende bezittingen, zouden wij mogen afleiden dat zij in elk geval tot de aanzienlijke families gerekend kunnen worden. Het feit dat leden van het geslacht in de 15e eeuw tot schepenen werden verkozen respectievelijk in Breda en Oisterwijk zou deze stelling onderstrepen daar bekend is dat voor deze posities meestal de landadel en patriciërsfamilies werden uitgekozen. Uit de vele akten die in mijn bezit zijn over de 14e eeuw en 15e eeuw blijkt duidelijk dat het geslacht inderdaad over vele bezittingen in land en goederen beschikte en een welvarend geslacht genoemd mocht worden. Des te opmerkelijker was het dat een geslachtwapen met onze familienaam niet voorkwam in de grote “Armorials” (wapenboeken) zoals bijvoorbeeld, Dansaert, Houwaert, Rietstap e.d. In deze wapenboeken komen namelijk alle familie wapens voor van destijds bekende Nederlandse en Belgische families, zowel adellijk als niet adellijk. Voor het niet voorkomen in deze boeken kunnen wij vooralsnog slechts één reden aangeven, namelijk dat in de tijd dat deze boeken werden gemaakt ons geslacht niet meer belangrijk genoeg was om daarin te worden vermeld of niet meer voldoende bekend was. Eigenlijk min of meer toevallig kwam ik op het spoor van het boekje van Mr. P.A.J van de Brandeler; “Zegels van leenmannen en schepenen van de heren van Breda. 1887”. In dit boekje vermeld de schrijver letterlijk; 1449. WILLEM VAN LAERHOVEN Gevierendeeld; 1e en 4e kw; drie wild-zwijnskoppen, gepl. 2 en 1. 2e en 3e kw; drie dwarsbalken en in de punt ene lelie (?). Schuinstaand schild met een leeuw als schildhouder ter linker zijde. Randschrift; Sg. Wilh. De Laerhove. (fol.305 V no.24.) Bij een voorwoord in het boekwerkje had de schrijver aangegeven dat de zegels, die hij had vermeld, had gevonden hangend aan oorkonden, in het Rijksarchief van Den Haag. Kort hierna werd ik door een relatie attent gemaakt op het maandblad “De Nederlandse Leeuw”, en wel speciaal op de editie no.4 van april 1953, waarop folio III het volgende geschreven stond; VAN LAERHOVEN Volgens de “Nederlandse Heraut” 1887 pagina 125 voerde Willem van Laerhoven in 1449 Schepene van Breda, als wapen; gevierendeeld I en IV, drie zwijnenkoppen; II en III, drie dwarsbalken vergezelt boven van een voorwerp dat mogelijk een lelie is. Volgens deze Nederlandse Heraut zou dit wapen voorkomen op het zegel van deze Willem van Laerhoven aan een charter in het archief der Nassause Domeinen. Deze mededelingen zijn mij totaal onbegrijpelijk, want de zegels van Willem van Laerhoven, Schepene van Breda in 1449 en 1456, met zijn naam op een lint om het schild, aan charters in het archief der Nassause Domeinen vertonen als wapen; gevierendeeld I en IV, drie vogels met lange staarten; II en III, doorsneden, (A) een dubbele adelaar en (B) twee dwarsbalken. Tot zover het stukje in de Nederlandse Leeuw.
XLIV
Wie had er gelijk? Teneinde hierachter te komen ben ik zelf naar de Nassause Domeinen van het rijksarchief te Den Haag gegaan en heb daar foto`s laten maken van de beide lakzegels. (zijn in mijn bezit) Indien men de zegels onder een loep met elkaar vergelijkt kan ik mij toch wel voorstellen dat beide onderzoekers tot een verschillend resultaat zijn gekomen. Indien de lak, waarvan een zegel werd gemaakt door het indrukken van een stempel, wat uitvloeit wordt het teken wat wazig en zijn de figuren niet scherp meer te onderscheiden. Dit is namelijk gebeurd met het zegel uit 1449. Dat van 1456 daarentegen is veel scherper. Teneinde duidelijkheid te krijgen over de juiste afbeelding en de mogelijke kleuren (welke op lakzegelsdoor arceringen worden aangegeven) heb ik mij toen gewend tot een ervaren heraldicus van naam T.W. Halwasse in Den Haag. Na onderzoek kwam hij toen tot de volgende blazoenering; Gevierendeeld; 1e en 4e kwartier, in azuur (blauw), drie meeuwen van zilver geplaatst 2 en 1 (d.w.z. 2 boven, 1 daaronder in het midden). 3e en 4e kwartier; doorsnede, boven in zilver, een dubbel koppige adelaar in sabel (zwart). Onder, in azuur twee zilveren, horizontale balken. Randschrift; S. Willem de Laerhoven. Uit latere onderzoekingen is gebleken dat Willem van Laerhoven ook reeds in 1441 en 1446 schepene van Breda is geweest (oorkonde boeken van het klooster St. Catharinadal – Oosterhout.). Uit de literatuur weten wij dat een schepen werd gekozen door de andere schepenen. In de vroege middeleeuwen uit de adellijke geslachten. In de late middeleeuwen uit vooraanstaande families uit de stad. Deze hadden dan meestal een woning in de stad terwijl hun herkomst meestal een hof (Seigneurie) op het land was. Dit gold ook voor Willem van Laerhoven. Pas sinds kort weten wij dat hij een hof bezat in de onmiddellijke omgeving van Oisterwijk. In mijn bezit is een akte waarin hij deze hof verkoopt in 1440. En in 1441 vinden wij hem terug als schepen van Breda. Hij was een achterkleinzoon van Aert van Laerhoven. Recentelijk is ook gevonden dat Gherit van Laerhoven, omstreeks 1460, schepen van de stad Oisterwijk was. Hij was een neef van bovengenoemde Willem en voerde als wapen ook het teken der drie meeuwen. Een eeuw later omstreeks 1560, is zekere Huybrecht van Laerhoven, priester, notaris te Veldhoven. In mijn bezit is een originele akte, door hem ondertekent en gezegeld. In dit zegel komen opnieuw dezelfde drie meeuwen voor, nu echter alle drie, één voor één boven elkaar. Wat is de conclusie die wij uit bovenstaande kunnen trekken; Het wapen dat Willem van Laerhoven voerde was een persoonlijk wapen. Gedeelde wapenschilden kwamen in de middeleeuwen veel voor. Deze delingen gaven echter meestal “rechten” aan. Rechten op titels, maar steeds verbonden met bezittingen. Meestentijds was wapendeling het gevolg van verkregen rechten door vererving via moederszijde of door huwelijk. In de Heraldiek golden echter zeer strenge regels en de “Herauten” zorgden ervoor dat deze regels goed werden nageleefd. Een grondregel was echter; hoe vaak een wapenschild ook gedeeld werd het oorspronkelijke geslachtwapen moest steeds in het eerste kwartier voorkomen.
XLV
Dit blijkt uit het feit dat bovengenoemde Gherit en Huybrecht de drie zilver meeuwen alleen voeren. Op grond hiervan kunnen wij dan ook met zekerheid aannemen dat het geslacht “van Laerhoven” een oorspronkelijk en eigen familiewapen heeft gehad dat is geweest (en altijd zal blijven); drie zilver(en) meeuwen op een veld van azuur (blauw). Als wij daarbij bedenken dat de Heraldiek, in het aannemen van wapentekens, steeds uitging van hetgeen in natura om ons heen was, dan kunnen wij ons geen beter wapenmotief voorstellen, denkend aan de streek waar onze voorouders geleefd hebben, als de zilvermeeuw scherend over het dak van hun hofstede met als achtergrond de blauwe hemel. Een andere algemene heraldische bekendheid is; hoe eenvoudiger het wapenteken, hoe ouder van oorsprong. Een andere typische opmerkelijkheid is dat meeuw in Latijn “Larus” betekent. Is er misschien toch nog een verborgen verbinding tussen dit wapenteken en de geslachtsnaam?
XLVI
De economische ontwikkeling na 1000 A.D. Men neemt algemeen aan dat de Europese bevolking pas na 1000 A.D. is gaan groeien. Voordien hielden geboorten en sterfte elkaar in evenwicht . Omstreeks 1000 A.D. wordt de Europese bevolking in aantallen geschat op rond 1 miljoen mensen. Alhoewel geen exacte cijfers daarover aanwezig zijn neemt men toch algemeen aan dat, rond 1350, dit aantal is toegenomen tot ongeveer 3,5 miljoen mensen, een meer dan drievoudige verdubbeling. Het toenamecijfer werd geweldig beïnvloed door het grote kindersterfteaantal en het grote aantal ziekten, waar niets tegen te doen viel (denken wij hierbij aan de vele epidemieën zoals cholera en zwarte pest), hielden het sterftecijfer zeer hoog. De gemiddelde mensen leeftijd lag voor die eeuwen op ongeveer 45 á 50 jaar. Dit wil niet zeggen dat, individueel, mensen ook wel 60 à 65 konden worden maar dan moest alles “meezitten”. Het belangrijkste element in de levenskansen was natuurlijk het voedsel. Uit de Karolingische tijd weten we nog dat de vorsten de uitgevers van de grond waren. Maar het merendeel van de grond was nog woest en bedekt met eindeloze bossen, heidevelden en moerassen. Veeteelt en landbouw waren nog maar spaarzaam tot ontwikkeling gekomen, hoofdzakelijk daar waar water aanwezig was, dus in de rivierdalen en langs de kusten van meren en binnenwateren. Dit zijn dan ook gebieden waar, vóór 1000 A.D., de belangrijkste bevolkingscentra aanwezig zijn, namelijk langs de grote rivieren. Voor de lage landen zijn dit de gebieden tussen Rijn en Maas en de stroomdalen van Schelde, Mark, Aa, Dommel, Maas en IJssel. In deze gebieden vinden wij dan ook de oudste dorpen en nederzettingen want hier was ook (voldoende) voedsel aanwezig om grotere groepen van mensen in leven te houden. De belangrijkste oorzaken van het voedsel tekort waren de bodemgesteldheid van de akkers en een chronisch tekort aan zaaigoed en werktuigen. Omdat er weinig veeteelt was, was er ook steeds een gebrek aan mest om de nieuw ontgonnen grond te bemesten. Door de intensieve graancultuur op de oude akkers zaten deze steeds vol onkruid. En het rendement van het zaaigraan was erg laag; ongeveer 1-2½ Zoals we in een vorig hoofdstuk al beschreven hebben beginnen na het jaar 1000 de grote landontginningen maar hiervoor waren drie factoren noodzakelijk t.w. woeste grond, mensen en werktuigen. Vooral de laatstgenoemde is na het jaar 1000 sterk ontwikkeld. Dit werd voornamelijk veroorzaakt doordat in het algemeen meer ijzererts beschikbaar kwam door verhoging van de mijnbouwactiviteiten waardoor ook meer ijzer voor het vervaardigen van landbouwwerktuigen beschikbaar kwam. Maar vooral door de ontwikkeling van een nieuwe ploeg; de keerploeg, waarvan ploegschaar en kouter van ijzer werden gemaakt en de ontwikkeling van de eg om de grote aardkluiten te verkruimelen. Zoals wij reeds vaststelden begonnen de vrije boeren (gemeenschappen) hun bestaand areaal bouwgrond uit te breiden door de ontginning van bos en heide rondom hun eigen hofstede. Daarnaast begonnen de grote grondheren en bezitters nieuwe nederzettingen te stichten
XLVII
Door mensen van elders daarheen te lokken met aantrekkelijke voorwaarden voor vestiging, zoals onder andere, vrijdom van cijnzen. Voorbeelden hiervan waren de kloosterontginningen der Premonstratenzers in Taxandria. Door de toenemende vraag naar grond en voedsel begint dan ook de waarde van de grond te stijgen. Het werd dan ook interessant om investeringen te gaan doen in slechtere grond om die bouwrijp te maken. Door de grotere activiteit op het platteland wordt ook de behoefte aan vervoer steeds groter en werd het oude zandpad verbeterd naar betere wegen. En gelijktijdig met al deze vooruitgang nam ook de behoefte aan geldverkeer toe die op zijn beurt de cijnsbetaling weer vergemakkelijkte. Het geldwezen De oude Germaanse volkeren dreven handel d.m.v. goederenruilverkeer, d.w.z. goederen werden tegen elkaar geruild zonder tussenkomst van geld als betaalmiddel. Vandaar dat de rijkdom van een vooraanstaand Germaan werd afgemeten aan zijn bezit in grond en vee. De Romeinen brachten het geld, als betaalmiddel, naar West Europa. Zij bezaten een geldstelsel van gouden en zilveren munten. Daarnaast waren er ook nog vele koperen en bronzen munten in omloop. De oudst bekende muntstukken die in Europa zelf werden geslagen zijn de “Denieren”, kleine zilveren muntjes die onder Karel de Grote werden ingevoerd. Oorspronkelijk werden er 240 denieren geslagen uit één pond zilver. Doordat de Europese vorsten er niet in slaagden een muntmonopoly te handhaven was er al spoedig een verwarrende hoeveelheid denieren van verschillend gewicht en gehalte. Alleen in Engeland, met een sterke centrale vorstenmacht, behielden zij hun goed gehalte vandaar dat die “sterling” (= stevig) werden genoemd. Bij grotere transacties had men vaak zoveel van deze muntjes nodig dat zij niet meer geteld maar gewogen werden en kwam er al spoedig behoefte aan een grotere munteenheid. Pas in het begin van de 13e eeuw begon men in enkele Italiaanse steden zwaardere munten te slaan. De benaming was “grosso”, gros en de bedoeling was dat de waarde zou overeenkomen met een “solidus” of “Schelling”, dus 12 denieren. (er gingen twintig solidi of soldus in één pond zilver). De naam “denier” veranderde hier later in “stuyver”. Daar echter ook de waarde van de solidus snel achteruitliep begon men, weer als eerste in Italië, met de herinvoer van de gouden munt zoals die in de Romeinse tijd was geweest. Twee van de bekendste gouden munten waren de “Dukaat” uit Venetië (deze stadstaat was een Ducates = Hertogdom) en de “Fiorino d `Oro” of “Florijn” uit Florence. Deze laatste munt werd later in verschillende landen nageslagen en heette daar eenvoudig Gulden (= van goud). De gouden munten behielden over het algemeen beter hun waarde dan de zilveren munten alhoewel er later vele soorten in omloop kwamen met de vaak meest schilderachtige namen als; Schild, Lam, Nobel of Frank zodat er een veelheid van geldstukken in omloop kwam. (het woord mark is afkomstig uit Duitsland en werd gebruikt als benaming voor een half pond zilver = 10 solide). Hierdoor was op de markten de “geldwisselaar” niet meer te missen. Zij hadden op de markten hun eigen bank. Werden zij op een oneerlijkheid betrapt of konden zij hun verplichtingen niet nakomen dan werd hun bank, in het openbaar, stukgeslagen (banco rotto).
XLVIII
Waaruit later het Nederlandse woord “bankroet” is ontstaan. Deze geldwisselaars gaven ook leningen uit en zij vroegen daarvoor een loon (= rente). Hierdoor kwamen zij echter in conflict met de kerk die verkondigde dat rente vragen ongeoorloofd was volgens de leer van de kerk op grond van de Bijbeltekst; leent zonder iets weder te hopen (Lucas 6, 35) en de redenering dat geld slechts een hulpmiddel was en niet in staat kon worden geacht vruchten te dragen. Omdat de Joden zich niet aan de Christelijke wetten behoeften te houden werden zij daardoor in de middeleeuwen de geldhandelaars. Vanwege het grote risico dat zij liepen vroegen zij vaak woekerrente en werden daarom vaak zo gehaat. Andere vormen van krediet ontstonden op het platteland buiten de sfeer van de handel. Boeren die geld nodig hadden leenden dat meestal in hun directe, eigen omgeving; familie of dorpsgenoten. Dit konden zij dan doen door een rente te vestigen op onroerend goed (land met hofstede of land alleen) waardoor zij, tegen een jaarlijkse uitkering, een som geld ineens konden bedingen. Het nadeel hiervan was dat, indien men in geldelijke moeilijkheden kwam, de geldschieter het recht had het onderpand te kopen door het op te eisen als vergoeding voor zijn lening. Grondbezit was echter in de middeleeuwen vaak van zo`n levensbelang dat een familie de, in haar bezit zijnde, gronden niet buiten de familie wenste te zien gaan. Hieruit is o.a. het recht van “vernadering” ontstaan. Vernadering hield in dat, indien iemand grond verkocht aan derden zijn naaste familieleden (broers, neven of ooms) het recht hadden deze verkoop ongedaan te maken en zelf de grond te kopen zodat deze “in de familie” bleef. Een vernadering was wel aan bepaalde regels gebonden. Er werd echter nogal eens gebruik van gemaakt. Het belastingstelsel Cijnzen waren belastingen die geheven werden, door de regerende “Heren” van de boeren. Er wordt nogal eens beweerd dat het Middeleeuwse stelsel van cijnsheffing wurgend is geweest voor de boerenstand. Hier en daar zal dit misschien het geval zijn geweest maar dit waren dan toch wel uitzonderingen. Uit de geschiedenis blijkt dat de Hertogen van Brabant, als hoogste gezaghebbers in onze streken, gematigde belastingheffers zijn geweest en dat men “geen veren kon plukken van een kale kip”. Het blijkt dan ook dat de boerenstand in de 14e en 15e eeuw, ondanks de vele “cijnzen” welvarend was en in redelijk goede doen. Op het eind van de 15e eeuw echter wordt deze welstand aangetast en soms geheel vernietigd door de conflicten met Gelre. Een dorp dat door de Geldersen werd overvallen en geplunderd was meestal voor een mensenleeftijd tot de bedelstaf gedoemd. Er zijn nog akten waarin een dorp (voorbeelden zijn Udenhout en Mierlo) vrijstelling van belasting vroeg voor een aantal jaren omdat zij na zo`n plundering te arm waren om zaaigranen te kopen. In de 2e helft van de 16e eeuw is het met de welvaart snel bergafwaarts gegaan. In de vroege middeleeuwen kende men de volgende cijnzen GRONDCIJNS De grondheer kon zijn grond afstaan bijvoorbeeld door verkoop. Hij bedong dan, behalve de koopprijs, ook een cijns .
XLIX
Aanvankelijk werd zo`n cijns “in natura” geheven, later werd deze vaak omgezet in een vast geldbedrag. Bezitters van allodiaal recht (vrije eigen geërfde boeren die geen cijns behoefden te betalen) werden later (12e en 13e eeuw) toch gedwongen hun bezit aan een heer af te staan om het, direct daarna, weer als cijnsplichtig leenman terug te ontvangen. De grondcijns werd “voor eeuwig” vastgesteld en kon in de loop der tijd niet worden verhoogd noch verlaagd. Ook kon hij niet worden afgekocht. Als de cijns niet op tijd werd betaald werd een boete opgelegd. Werd hij dan de gedurende een bepaalde termijn niet betaald dan had de heer het recht de grond terug te nemen (recht van opwinning). De cijnzen werden verantwoord in “cijnsboeken” en deze werden bijgehouden door de “Laatbanken”. GEBUURCIJNS Deze werd door de heer opgelegd aan de gezamenlijke gerechtigden in de gemeynt. Het was geen dorpsbelasting want niet iedere inwoner was gerechtigd in de gemeynt. De gemeynt waren de “gezamenlijke gronden” die rond de nederzetting lagen, vaak onontgonnen bossen, heide of moeren. Door koop konden inwoners der nederzetting “rechten” verkrijgen in de gemeynt bijvoorbeeld, houtkap plaggen, steken moer, steken weiderechten e.d. De opbrengst kwam de gehele nederzetting te goede. GEWINCIJNS Deze moest betaald worden als men een cijnsgoed erfde of kocht. Ze werd ook geheven bij verkoop van stukken van de gemeynt. ERFCIJNS Deze werd geheven als een goed in erfpacht werd gegeven (een soort uitgestelde betaling van de grond). De erfcijns is aflosbaar. Als de in erfpacht uitgegeven grond reeds cijnsgoed is moet de daarop rustende cijns onverminderd worden doorbetaald. HEERGEWADE Dit was een eenmalige geldbetaling als men een leen wilde verheffen na erfenis of koop. Verheffen van een leen wil zeggen; de heer het goed aanbieden, terstond daarna, weer in leen terug te ontvangen. De leenheer garandeert zo het bezit en geeft zijn bescherming. Dit tot leen verheffen gebeurde meestal niet “vrijwillig” maar gedwongen door de omstandigheden. TIENDEN Dit zijn kerkelijke belastingen en zij worden geheven op de opbrengst van de oogst, zijnde 10 %. Meestal was dit de pastoor, echter was dit vaak ook niet degene die het ambt daadwerkelijk uitoefende want de opbrengst der “tienden” was vaak verpacht. De tiendheffer of zijn personeel haalde n de tienden op en brachten deze in de “tiendschuur” ook wel spijker genoemd. De tiendplichtigen behoefden de tienden namelijk niet te komen brengen. Men onderscheidde vier soorten tienden; 1. 2. 3. 4.
De grove of graantienden De smalle tienden. (van andere landbouwproducten of vee) De novale tienden, ook wel genoemd Novaliën geheven op nieuwe erven. De krijtende tienden. (van varkens)
L
Tienden konden op den duur leengoed worden en ze konden dan verpacht zijn. DE BEDE Dit was een, door de Hertog, geheven belasting op alle inwoners van zijn gebied. Hij moest hiervoor de instemming vragen van de staten van Brabant. Aanvankelijk was het een incidenteel gebeuren maar later werd het een gewoonte bijvoorbeeld bij de inhuldiging van een nieuwe Hertog of bij het huwelijk van zijn oudste dochter. Soms ook ter verkrijging van een losgeld indien hij gevangen genomen was in een verloren veldslag. De bede kon éénmaal, dubbel of meervoudig worden geheven. Daartoe werd de aanslag met een bepaalde factor vermenigvuldigd. Een dorp werd in zijn geheel voor de bede aangeslagen en het dorpsbestuur moest dan maar bepalen hoeveel eenieder voor zijn rekening had te nemen. OVERIGE LASTEN Deze konden bestaan uit de verplichting het in orde houden van gedeelten van wegen, waterlopen, dijken e.d. die aan het bezit grensden of er overheen liepen. Verder had elk dorp de verplichting de onderhoudsverplichting op zich te nemen voor eenieder die aldaar was geboren en armlastig was. Deze verplichting liep meestal via de zogenaamde Heilige Geesttafel, een kerkelijke sociale verplichting bij voorbaat op basis van “vrijwilligheid”. Uit oude geschriften blijkt echter vaak heel duidelijk dat de mensen in die tijd veel meer met elkaar bezig waren en zich voor elkaar verantwoordelijk voelden als thans het geval is. Er was namelijk geen centraal gezag dat in de sociale zorgen van mensen voorzag en daardoor had men elkaar veel meer nodig en iedereen aanvaardde deze verplichting vrijwillig omdat men wist dat, wat je vandaag voor je buurman deed, hij morgen voor jou zou moeten doen. Dit waren dan ook de zogenaamde nabuurplichten. Wij kunnen ons thans vaak verwonderen over de wijze waarop al deze zaken in die, vaak primitieve, gemeenschappen goed waren geregeld zonder dat daar iemand praat over maakte. Het nadeel was wel dat iedereen van ieders doen en laten zeer goed op de hoogte was. Vele persoonlijke zaken werden dan ook vaak in en met de kerk geregeld. Als het belangrijke zaken waren was daar dan ook vaak de Schepenbank bij aanwezig. Voorbeelden hiervan zijn zoenkwesties of beloften die in het openbaar werden afgedaan en waarvan de schepenen later protocol maakten. PACHT Meestal meerjarig of voor een termijn van zes jaar. Soms is het een deelpacht (te halfteul genoemd). Verpachter en pachter ontvangen dan elk de helft van de opbrengst. De pachtcontracten bevatten vaak vele bijkomende bepalingen bijvoorbeeld over de onderhoudsplicht van gebouwen, beplantingen of levering in natura. De pachttijd begon en eindigde meestal in het najaar (stoppelbloot). Dit betekende tot na het oogsten als de stoppels nog op het akkerland stonden. Het ploegen was weer voor de volgende pachter. Van veel van deze oude gebruiken kunnen wij thans vaak nog restanten terugvinden.
LI
Wij… van Laerhoven`s…! Wat zijn wij, van Laerhoven`s nu eigenlijk voor mensen? Is er een definitie, een formule, te geven wie en wat wij, in doorsnede, voor mensen zijn en wat onze meest opvallende eigenschappen of trekken zijn. Je hoort zo vaak ouders over hun kinderen zeggen; onze Jan lijkt precies op onzen opa of ons Maria is krek tante Riet. Daar bedoelt men dan vaak niet alleen het “uiterlijk” mee maar veel meer dat er bepaalde karaktertrekken, manier van handelen identiek zijn. Ook vaardigheden op alle gebied vind men vaak bij kinderen, maar veel meer nog bij kleinkinderen terug. De uitdrukking dat bepaalde zaken één generatie overslaan is ook uit de ervaring ontsproten. Als zaken namelijk van vader op zoon overgaan zou het imitatie kunnen zijn. Als ze echter inderdaad één of zelfs meerdere generaties overslaan en dan terugkomen moet er inderdaad wel sprake zijn van erfelijkheid. En dat dit laatste het geval is weten wij door de moderne onderzoekingen op het gebied der erfelijkheidstheorie. Als bepaalde speciale of stereotype karaktertrekken of uiterlijke verschijningsvormen regelmatig, en vele generaties lang, in een geslacht naar voren komen spreekt men van “dominant”, d.w.z. dat een bepaalde kant domineert, een overheersende rol speelt. De schrijver heeft, in de loop van zijn thans méér dan 35 jaar durend onderzoek, persoonlijke contacten gehad met zeker tweeduizend naamgenoten en vele gesprekken met hen gevoerd. Deze gesprekken waren vaak van zeer indringende en diepgaande aard over geaardheid, karaktertrekken en opvallende eigenschappen die in ons geslacht aanwezig zouden zijn. Het is de schrijver namelijk al vele jaren geleden, opgevallen dat veel naamgenoten, zowel in uiterlijk als in karakter, zoveel met elkaar gemeen hadden en dat kon toch echt geen toevalligheid zijn. Want deze personen stonden, stamboomtechnisch gezien, vaak acht, tien of meer generaties van elkaar vandaan en evenzoveel echtgenotes uit andere families hadden daar toch ook hun inbreng in gehad. Hij kan hierover voorbeelden aanhalen, die hij zelf heeft beleefd, waar je koud van word. De vragen die werden gesteld in bovenbedoelde gesprekken werden bij voorkeur gericht aan de echtgenotes van geboren van Laerhoven`s en bij voorkeur nog aan oudere personen, omdat zij, geen geboren naamgenoote zijnd, door hun leeftijd en ervaring vaak eerlijker en openhartiger durven reageren op de vraag hoe hun man, zoon, schoonvader en wie zij verder nog hebben gekend nu eigenlijk waren, wat hun voornaamste karaktereigenschappen waren, zowel de goede als de minder goede. Indien er dus iemand is die hierover een uitgesproken oordeel kan hebben dan meent hij, in alle bescheidenheid, dit te kunnen zijn. Hoe zou het komen dat bepaalde geslachten inderdaad “dominant” zijn? Zijns inziens ligt de verklaring hiervoor voornamelijk in de voorgeschiedenis van zo`n geslacht. Wie waren de stamvaders en welke eigenschappen brachten deze al mee. Maar vooral ook; onder welke omstandigheden heeft zo`n geslacht, vaak eeuwen lang, geleefd. Hadden zij een “geborgen” bestaan of moest er vaak hard voor gevochten worden. Leefden zij in een grote gemeenschap (bijvoorbeeld, stad of groot dorp) of hebben zij lang geïsoleerd geleefd,
LII
alleen of in een heel kleine gemeenschap. Uit het, sedert de laatste decennia, snel ontwikkelde psychologisch onderzoek is steeds sterker de overtuiging naar voren gekomen dat het geestes en gevoelsleven van de mens zeer nauw verbonden is en reageert, op het verleden en de daarmee samenhangende verbondenheid met de voorouders. Er is momenteel een vrij veel aangehangen theorie die stelt dat; hoe kleiner de kring van families is waarbinnen de voortplanting plaats vond, hoe groter de geestelijke verbondenheid was met het voorgeslacht. Hoe meer vreemd bloed uit andere volken of rassen hoe vager deze verbondenheid waar echter tegenoverstond een groeiproces van het persoonlijk intellect. Als wij deze theorie als uitgangspunt zouden durven nemen voor ons geslacht zouden daardoor bepaalde overeenkomsten wel een stuk duidelijker kunnen worden. Immers, uit hetgeen thans bekend is, weten wij dat onze oudst bekende voorouders in een vrij groot isolement hebben geleefd in een zeer kleine gemeenschap, hebben moeten vechten voor hun naakte bestaan en hebben hard en zwaar moeten werken om als geslacht te kunnen overleven. Er moet, al zeer oud, een grote verbondenheid zijn geweest met de natuur; zij was vriend en vijand tegelijk. Aan de ene kant moest men “er van leven”; aan de andere kant was zij vaak meedogenloos en de mens hopeloos vanwege zijn onmacht tegen de krachten der natuur. (storm, vorst, langdurige sneeuw of regen, overstroming en het gevaar van dieren). Uit deze wijze van leven met en in de natuur zal een soort mens zijn gegroeid bestand tegen al deze wisselvalligheden van dat leven. Die eigenschappen heeft ontwikkeld om hiertegen opgewassen te zijn zoals moed, doorzettingsvermogen, beslissingen kunnen nemen, agressiviteit; maar ook lotsaanvaarding, bewogenheid, medeogen en saamhorigheid. Het harde leven en de meedogenloosheid van de natuurlijke omgeving vroeg om grote levenskracht en sterke gezonde lichaamsconditie en door de natuurlijke selectie vielen de zwakken al snel af. Alle voorwaarden zijn dan in principe aanwezig om een sterk en gezond ras van mensen te creëren dat ook geestelijk is opgewassen tegen de zware taak namelijk voortbestaan en in stand houden. Geslachtvermenging zal, zeker in de vroegste eeuwen, maar in zeer beperkte kring hebben plaatsgevonden waardoor een grote lotsverbondenheid binnen het geslacht is gegroeid. En hierdoor voelde eenieder zich schakel in de grote ketting der generaties en teerde, zowel materieel als geestelijk, op de opgedane ervaringen van het voorgeslacht en was daar innig mee verbonden. Aanvankelijk spontaan ontstaan zijn deze factoren in de loop der eeuwen kunstmatig gevoed en hooggehouden en hebben er toe bijgedragen dat, zeer specifieke eigenschappen zowel op lichamelijk als op karakterologisch gebied thans nog tot zo`n grote gelijkgeaardheid heeft gevoerd bij het overwegende deel der geslachtsleden dat wij thans nog als “nakomelingen of afstammelingen” van dat geslacht bestempelen. Want het is inderdaad frappant hoeveel eigenschappen deze, thans nog levende generaties met elkaar gemeen hebben. Hier volgen enkele korte impressies over deze algemene factoren. HET UITERLIJK De mannen waren groot en fors van bouw met, in verhouding tot de romp, lange armen en benen en grote handen en voeten. Meest opvallende gelijkenis vertoont het bovengedeelte van het hoofd boven de neus, door een hoog, bijna rechtopstaand, voorhoofd met vierkant ingeplant haar, meestal licht van kleur. Zware, ver overstekende, wenkbrauwen met diepliggende, en daardoor de idee gevende, priemende ogen van overwegend lichte kleur.
LIII
Het gezicht is langwerpig met zware, brede kaken. Korte hals en brede schouders. Er is sprake van een “statige gang”, het hoofd omhoog waardoor vaak ten onrechte de indruk wordt geschapen van arrogantie of trots. De blik is uitdagend, onderdanigheid is hen vreemd. Welgemanierdheid kent men echter weinig, geen hoofse zwier, eerder wat ruig en lomp, recht toe recht aan. Men stoort zich echter ook niet aan wat andere van hen denken en het woord “boer” betekent voor hen geen scheldwoord. De vrouwen hebben dezelfde lange bouw, smal van gezicht met vaak nogal scherpe trekken. Zij zijn niet, wat men thans wel noemt “weelderig”, eerder mager en taai. Opmerkelijk is dat een flink percentage vroeger niet tot een huwelijk kwam. Toch waren zij als vrouw niet onaantrekkelijk maar kennelijk was ook bij hen het karakter vaak een belemmering. Degenen die wel huwden waren wel vruchtbaar en kregen vaak veel kinderen. Zij hadden de roep goede huisvrouwen en moeders te zijn en menige dochter uit ons geslacht is de stammoeder geworden van een nieuw geslacht (onder andere, families Coovels en van der Voort). GEZONDHEID Lichamelijk en geestelijk was en is het een gezond en sterk geslacht. Van erfelijke ziekten op beide terreinen is mij nimmer iets gebleken. Tweelinggeboorten komen zeer weinig voor. Vergelijkenderwijs met de tijd waarin men leefde was bijvoorbeeld de gemiddelde leeftijd hoog en het kindersterftecijfer laag. Dit is aangetoond aan de hand van demografische tabellen die van de verschillende takken werden gemaakt. Individueel zijn er, de laatste twee eeuwen, zeer veel naamgenoten die de leeftijd van tachtig jaar ver overschrijden, zelfs de negentig is geen zeldzaamheid. KARAKTEREIGENSCHAPPEN Op dit terrein liggen wel de meest frappante gelijkenissen. Tijdens mijn gesprekken met naamgenoten was er steeds, over en weer, grote verbazing bij het nemen van karakterbeschrijvingen. En niet alleen binnen een bepaalde tak, neen, ook tussen de diverse takken onderling (die toch gemiddeld pas in de 16e – 17e generatie een gezamenlijke voorvader hebben) is de overeenkomst even groot. Dit betekent dus dat, als werkelijk deze diverse eigenschappen in alle zes takken even sterk aanwezig zijn deze reeds in medio 15e eeuw aanwezig waren want toen is de afsplitsing der takken reeds begonnen (van vier takken staat namelijk al met zekerheid vast dat zij een gezamenlijke voorvader hebben Goyart Aertse van Laerhoven de geboren werd omstreeks 1455 te Belver). Als wij dan verder in aanmerking nemen dat in alle takken even zo vele vrouwen als er generaties zijn, hun inbreng hebben gehad in de persoonlijkheidsvorming mogen wij toch wel duidelijk spreken van een overheersende doorgave van vaderszijde van deze eigenschappen. Vandaar dat wij gerust mogen vaststellen dat “Van Laerhoven” een zeer dominant geslacht was en nog is v.w.b. de doorgave van genetische eigenschappen Ik zal nu trachten een korte, algemene beschrijving te geven van de meest opvallende en algemeen voorkomende karaktereigenschappen in ons geslacht; in het algemeen zou je kunnen zeggen; het is een geslacht van uitersten, van wit of zwart, van alles of niets, van erop of eronder. Het zijn echter rustige, bedaarde mensen. Niet luidruchtig of aanmatigend maar meer bezonnen en doordacht. Als zij ergens binnenkomen zullen zij niet op de eerste rij gaan zitten alhoewel de meesten wel de idee hebben dat zij er “behoren” te zitten.
LIV
Trots en eigenwaarde. Toch zijn het, in het dagelijks leven, eenvoudige mensen, wars van dikdoenerij of poenerigheid, degelijk en afstandelijk en wat wantrouwig. Zij dringen zich niet op, kijken eerst de kat uit de boom en wachten tot ze gevraagd worden; totdat men ze nodig heeft. Bij het aangaan van zaken wordt alles van te voren goed bekeken, gewikt en gewogen of ze er wel aan mee doen en of eventueel inspanningen wel de moeite waard zijn om genomen te worden. Maar, eenmaal voor een zaak gewonnen zullen zij zich er dan ook volledig voor inzetten en zal niets hen dan teveel zijn. Als ze discussiëren onder elkaar lijkt het er voor buitenstaanders op of ze de grootste ruzie hebben maar dat is slechts schijn. Na afloop is iedereen voldaan zijn zegje gezegd te hebben en is er geen blad voor de mond genomen maar daarna; zonder rancune. Naar buiten toe wekken zij de indruk koude, koele mensen te zijn maar van binnen kan het branden als een verterend vuur. Maar geen emoties tonen want dat is een teken van zwakte. Maar deze uiterlijk koude mensen kunnen in een handomdraai veranderen in een gevaarlijk vechter of vurig minnaar, vooral als zij uitgedaagd worden. Zij zijn wel agressief maar zullen “het gevecht” niet uitlokken of beginnen. Maar eenmaal zover deinzen zij er niet voor terug en slaan dan hard en meedogenloos toe. Want eenmaal een bepaalde grens gepasseerd zijn er verder geen grenzen meer; dan is het alles of niets. Ze zijn huiselijk van aard, geen uitgaanders of potverteerders, geen echte Bourgondische aard dus, maar eenmaal bezig kunnen zij best meedoen. En als ze dan eens uit gaan doen ze het ook goed en wordt er niet geknibbeld. Ze komen altijd “tijd te kort” want ze hebben nog “zoveel te doen”. De meest uiteenlopende hobby`s worden beoefend maar ieder doet iets en is zeer creatief. Het zijn over het algemeen zeer rechtlijnig denkende mensen; trouw aan een eenmaal gegeven woord; met principes valt niet te schipperen en ze komen niet terug op een eenmaal genomen beslissing; ja is ja en neen is neen. Men denkt zeer realistisch en handelt daar ook naar en staan met beide voeten op de grond. Het familie en gezinsleven is patriarchaal. “Ons moeder is de spil waar alles om draait”. Zij wordt zeer in ere gehouden en op alle soorten wijzen gerespecteerd maar ons vader neemt de beslissingen. Natuurlijk is ook bij ons de generatiekloof aanwezig maar het respect voor vader doet hem toch altijd wel het laatste woord hebben. Maar als opa spreekt luister de gehele familie want dan is de wijsheid en ervaring aan het woord. Intellectueel kan het merendeel redelijk tot goed meekomen maar, op enkele uitzonderingen na, zijn het geen hoogvliegers. Een van de meest opvallende eigenschappen is het “verantwoordelijkheidsgevoel” en dan in de meest ruime zin van het woord. Daaruit zal ook voortkomen een sociale bewogenheid tot geven en dienen. Het is opmerkelijk hoeveel naamgenoten werkzaam zijn in de dienende beroepen zoals onderwijs, allerlei soorten van verpleging e.d. Maar niet alleen in de beroepsmatige sfeer, ook op vrijwillig terrein in het sociaal maatschappelijk gebeuren, politiek en cultureel zijn naamgenoten bezig zich in te zetten voor de ander. Men is bereid tot een ruim portie zelfkritiek en zelfspot maar op het moment dat deze van andere komt zijn er de bekende “lange tenen”. Als “eigen volk” het mikpunt van die spot worden is de grens bereikt. Dit zal nimmer worden geaccepteerd, dat kunnen wij zelf wel afhandelen en binnenskamers zal er dan wel eens een hartig woordje gesproken worden maar naar buiten toe; “één front”.
LV
De gezamenlijke eer van naam en familie is heilig dus daar moet je van afblijven. Vandaar dat ieder van ons tevreden is als de familienaam in gunstige zin wordt vernoemd en zich beledigd voelt als het omgekeerde het geval is. Een persoonlijk succes is een collectieve overwinning. Voortkomend uit die rustige bedachtzaamheid en fanatieke inzet is het dan ook niet verwonderlijk dat wij goede en betrouwbare werkers zijn. Er is liefde voor het werk waar men mee bezig is en men leeft zich daar volledig in uit. Het zal dan ook nimmer “prutswerk” worden want men zal niet eerder tevreden zijn dan nadat het de volmaaktheid nabij is. Met zijn aangeboren liefde voor de natuur, waarvan hij zichzelf onderdeel weet, zal hij zich inzetten voor, mens, dier en plant. Zij claimen voor zichzelf een grote mate van persoonlijke vrijheid en kunnen moeilijk leven onder een strenge discipline. Zij hebben een hekel aan dingen die zij “moeten doen” of “moeten laten”. Dat kunnen wij zelf wel beoordelen. Dit zou de indruk wekken alsof zij pierewaaiend door het leven zouden gaan en alles erg gemakkelijk zouden opnemen maar niets is minder waar. Zij zijn in staat zichzelf een harde discipline op te leggen en vanuit hun verantwoordelijkheidsgevoel weten zij precies wat nog wel kan en wat niet meer. Maar waar die grens ligt bepalen zij zelf wel, dat hoeven andere niet te doen. Zij zullen ook van anderen niet eisen wat zij zelf niet kunnen. Toch zijn zij voorstanders van een goed geordende samenleving waarin rechtvaardigheid de eerste plaats inneemt. De digitale schrijver van dit prachtige boekwerk zet hier zelf even een kleine reactie op het bovenstaande wat gaat over het karakter van de “van Laerhovens”. Ik Wim van Laarhoven J.r was stil onder de indruk geraakt op het moment van dit schrijven. Het is bijna angstig te noemen. Kippevel! Door bovengenoemde karaktertrekken, die wij allen ergens herkennen, de een wat meer de ander wat minder, zijn wij toch voor degenen die ons dierbaar zijn of waar wij dagelijks mee omgaan, vaak “moeilijke” mensen. Ons dominerend karakter, dat ons vaak heerszuchtig en agressief doet zijn, stelt aan onszelf vaak hoge eisen, waaraan wij willen voldoen en vaak onbewust, stellen wij diezelfde hoge eisen ook aan hen “die bij ons willen horen” en die het daar vaak maar erg moeilijk mee hebben. In hun ogen komt dit vaak als hardvochtig en liefdeloos over. Vele van onze echtgenotes hebben het daar, in het begin van hun huwelijk, vaak erg moeilijk mee gehad. Door veel liefde, toewijding en geduld hebben zij zich echter een onschatbare plaats in ons midden verworven en zijn de spil van een hechte familieband geworden. Reeds uit oude tijden moet er een sterke verbondenheid in het geslacht zijn geweest. De kinderen waren het kostbaarste bezit en werden met grote liefde en toewijding grootgebracht. Ouderen en jongeren trokken met elkaar op in nauwe samenwerking en de héél ouden hadden hun eigen, veilige plaats. Liefde en respect was de zekerheid van een rustige levensavond binnen de familie. Van oudsher was ons geslacht een trouw volgeling van de Rooms Katholieke kerken leefde in de vreze des Heer. Niet door een, naar buiten tredend overdreven kerkelijke beleving want “de kerk” was steeds toets der kritiek, wars van alle schijnvroomheid wilde men echter steeds gestalte geven aan hetgeen het woord Gods ons voorhield te doen en daarnaar ook te leven. Helaas zijn vele oude waarden de laatste decennia “op de helling” gegaan. Niet dat het niet goed zou zijn af en toe eens wat bij te sturen en zich aan te passen aan gewijzigde omstandigheden.
LVI
Als het maar niet al te rigoureus gebeurt en alle oude waarden overboord gezet worden. Want ook in het “oude” waren vele goede verworvenheden die door wijsheid en ervaring zijn opgebouwd de eeuwen door. Het verantwoordelijkheidsbesef voor onze samenleving is gelukkig, ook thans nog, bij ons hoog. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het aantal echtscheidingen. Lag het landelijk percentage hiervan op 23% bij ons was het nog geen 2%. Wat wij zullen moeten trachten onze jonge generatie mee te geven als een stuk geestelijke bagage is juist dat stuk medeverantwoordelijkheidsgevoel voor onze samenleving. Een stuk cultureel erfgoed dat werd opgebouwd, gedragen en verdedigd door de talloos vele generaties die ons voorgingen en waarvan wij de “wettige erfgenamen” zijn. Wij mogen het bekritiseren, veranderen maar het mag nooit geheel verloren gaan! Wat betekent adeldom nog voor ons, mensen van de 20e eeuw? Adeldom kun je niet erven dat kun je slechts “verwerven” door het respect en het vertrouwen dat anderen in je stellen. Zorg dat je er bent als anderen je nodig hebben of een beroep op je doen. Want zo zijn de leden van ons geslacht, mensen die er uitzagen zoals wij, met dezelfde karaktertrekken als wij en die hetzelfde dachten en handelden als wij, zich acht eeuwen lang hun verantwoordelijkheid bewust geweest. Wij, hun nakomelingen, hebben nog steeds dezelfde opdracht. Toon je, je naam en afkomst waardig. “ik ben een van Laerhoven” was in het verleden een garantie van eerlijkheid, betrouwbaarheid, ondernemingsgeest en mededogen. Ik wens ons allen toe dat dit in de toekomst bewaard mag blijven…
LVII
Verklaring bij de stamboom uittreksels en overzichten. Indien een persoon zijn afstamming gaat uitzoeken is de normale werkwijze dat hij, beginnend bij zichzelf, de gegevens nazoekt van zijn vader. Van zijn vader en niet van zijn moeder omdat wij in onze westerse beschaving het stelsel van naamgeving kennen volgens het “patriarchaat” dat is naamgeving via vaderszijde. De persoonlijke gegevens van iedereen zijn te vinden in de Burgerlijke Stand van de woonplaats teruggaand tot 1811. Als men de gegevens van zijn vader kent kan men, via zijn geboorteakte, weer te weten komen wie zijn vader was en zo verder. De natuurlijke relatie vader, zoon noemen wij een generatie. Indien wij dus spreken over “vier generaties” wordt hiermee bedoeld zoon, vader, grootvader en overgrootvader. Indien deze afstamming steeds de oudste zoon betreft spreken we over de “hoofdtak of rechte lijn”. Indien het een tweede of derde zoon betreft spreken we over een “zijtak”. Het woord “stamboom” is dan ook niet zomaar ontstaan. Een geslachtsoverzicht op papier gezet heeft inderdaad de gedaante van een boom waarin de “hoofdtak” via de stam verloopt en de “zijtakken” door de takken en twijgen worden aangegeven. Ik wil, vanaf deze plaats, duidelijk stellen dat dit werk mijn stamboom is. In de eerste plaats om het eigendomsrecht hiervan vast te leggen maar daarnaast om aan te geven dat het werk tot stand is gekomen vanuit mijn zienswijze en vanuit mijn plaats in het geheel. Was één van u de onderzoeker geweest dan was dit gebeurd vanuit zijn zienswijze en zijn plaats in het geheel. Ook de nummering had er dan waarschijnlijk anders uitgezien als nu het geval is. Hoe verder men vordert met het uitzoeken, zeker als men het zo breed mogelijk wil doen (met alle zijtakken) hoe moeilijker het wordt om alle zijtakken aan te duiden, om ze weer te kunnen terugvinden, hetgeen toch de bedoeling is. Veel genealogen hebben in de loop der jaren met dit probleem geworsteld omdat er geen vaste regel of methode voor is. Ik heb daarom zelf een eigen systeem van vastlegging uitgedacht waarvan ik meende dat het, in principe, heel eenvoudig was. (voor zover bekend was ik de eerste die dit systeem heeft gehanteerd) In dit systeem ontvangt iedere naamdrager(ster) zijn/haar eigen, specifieke, stamboomnummer waarmede hij/zij altijd kan worden aangeduid en gemakkelijk is terug te vinden. Ook zegt dit nummer direct tot welke hoofdtak van het geslacht men behoort. Indien nog niet bekend; er zijn momenteel zes hoofdtakken die elk zijn genoemd naar een plaats in Noord Brabant t.w. Breda, Tilburg, Udenhout, Oirschot, Loon op Zand en Hilvarenbeek. Deze takken zijn zo genoemd omdat in de archieven van die plaatsen de oudste gegevens werden gevonden over de stamvader van die tak, komende van elders. De nummers van Udenhout beginnen met een U, die van Oirschot met een O en die van Loon op Zand met een L. U zult, bij het zien van dit stamboomnummer, misschien denken tjonge wat ingewikkeld maar dit valt best mee als u de volgende uitleg even goed in u opneemt. Wij zullen de nummering van Loon op Zand even volgen t.w. de stamvader van deze tak, Wouter geboren 1623 krijgt het nummer L.1. Hij heeft vijf kinderen die elk een opvolgend cijfer krijgen naar volgorde van geboorte. Zijn oudste zoon Johannes zou dus als nummer krijgen L.1.1. Om nu echter geen hele serie cijfers te krijgen wordt, om de generatie, het cijfer vervangen door een corresponderende letter van het alfabet.
LVIII
Dus 1 wordt a,2 wordt b enz. De i als letter valt eruit omdat deze teveel op de 1 lijkt. Wat kunt u nu aflezen uit dit nummer? Het totaal van het aantal letters en cijfers waaruit uw nummer bestaat geeft aan het aantal generaties dat u afstaat van de eerste stamvader. Als uw vader (het voorlaatste nummer van uw stamboomnummer) een 1 of a heeft was hij de oudste van zijn gezin, een 2 of b de tweede enz. Zo kunt u van elke voorgaande generatie bepalen via uw eigen nummer of u een hoofdtak of een zijtak bent want de stamhouder van deze tak zou als nummer moeten hebben L.1.a.1.a.1.a.1.a.1.a. Dit is natuurlijk theoretisch zo want als de oudste zoon kwam te overlijden zonder kinderen gehad te hebben gaat de “oudste of hoofdlijn” over op de tweede zoon. Nogmaals het lijkt allemaal erg ingewikkeld maar even studeren en u heeft het zo door. In de rechterbovenhoek van de overzichten vind u steeds een taksgewijze benaming terug. Deze dient om “het vervolg” van de overzichten aan te geven zodat u gemakkelijk uw eigen afstamming kunt terugvinden, maar ook om “grote zijtakken” aan te duiden zoals bijvoorbeeld ’s-Hertogenbosch in dit boek. Aan de hand van de overzichten kunt u ook heel gemakkelijk uw relatie bepalen tot een andere naamgenoot, die u kent en die vlak bij u in de buurt woont. U wist tot op heden echter niet in hoeverre u nu familie van elkaar bent. Ik neem aan dat u hiermede nog het meest plezier zult beleven. U zult dan ook ervaren dat zulke mensen vaak verrassend dichtbij nog achterneven of nicht blijken te zijn. In de genealogieën wordt iedereen, onder zijn/haar eigen nummer, met zoveel mogelijk bekende gegevens vermeld. Dit nummer correspondeert weer met het nummer in de overzichten zodat u, niet alleen uzelf maar ieder ander zo kunt terugvinden. U zult begrijpen dat, hoe ouder de personen teruggaan in de geschiedenis, hoe schaarser de gegevens over die persoon vaak worden. Soms is maar één enkel gegeven aanwezig om al aan te tonen dat deze persoon ooit heeft bestaan. Alle gegevens in dit boek vermeld zijnen ontleend hetzij aan door u persoonlijk opgegeven gegevens, uit de Burgerlijke Stand van Uw woonplaats of geboorteplaats, uit de doop, trouw en overlijdensboeken van de verschillende Brabantse parochies (meestal samengebracht in het rijksarchief van ’s-Hertogenbosch) en de Schepenprotocollen van Oisterwijk. Al deze gegevens zijn in mijn bezit. Alle geboren van Laerhovens zijn “legitiem” d.w.z. geboren uit een wettig huwelijk. Als dit niet het geval is wordt dit apart vermeld. Het gebeurde nogal eens dat een vrouw een kind kreeg zonder wettig gehuwd te zijn. In zo`n geval ontving het kind de familienaam van de moeder maar was dus wettig geen kind uit dat geslacht. We noemen dit in de genealogie dan “bastaardij”. Soms werd zo`n kind achteraf, als er na de geboorte alsnog een huwelijk volgde met de verwekker van het kind en deze het reeds geboren kind als het zijne erkende, gewettigd d.w.z. dat het alsnog de naam van de eigenlijke vader kreeg. Ook in ons geslacht is bastaardij voorgekomen en leven er op dit moment naamdragers die hun familienaam van moederszijde hebben ontvangen. Indien de wetgeving in de toekomst (en daar is alle kans op) zodanig veranderd gaat worden dat gehuwde vrouwen, in hun huwelijk, hun eigen familienaam mogen blijven voeren en eventueel kinderen kunnen krijgen (wettig) op hun eigen naam zal stamboomonderzoek in de toekomst wel héél moeilijk gaan worden.
LIX
De schrijver vertrouwt er op dat hij u met deze uitleg een goede handleiding heeft gegeven om uw eigen afstamming en die van anderen gemakkelijk te kunnen terugvinden, en dat het u veel plezier zal verschaffen.
LX
Geraadpleegde literatuur. Dr. J. Lindemans Dr. D. P. Blok Prof. H. P. H. Jansen Prof. J. Mansion Dr. J de Vries M. Magnusson H. Dannenbauer W. Schlesinger F. Petri Floor Prims E. v. Goor Mr. F. Cerutti Clark Ir. P. Lindemans altmans v. Spilbeek A. Heylens C. Pama W. A. Fasel Hub. Kunst Prof. H. v.d. Hoeven Mr. Joh. V. Heurn Bannenberg F. Ganshof Vincent Cleerdin Bernard van Dam Pr. Joppe Alberts B. Slicher v. Bath. Prof. Dr. J. Dhont Dr. Barb. Tuchman Dr. P. J. Cosijn Ph. V. Boxmeer Prof. I. Gosses J. & A. Romein J. C. Kikkert Oorkondeboeken
Toponymische verschijnselen. Op zoek naar methode bij de studie van de familienaam De Frankische Kolonisatie in Brabant. De Franken in Nederland. Geschiedenis van de Middeleeuwen. Oud Gentse Naamkunde. Edda, goden en helden sagen der Germanen (vertaling). Goden en Helden van de Vikingen. Die Entstehung Europas von Spätantiker zum Mittelalte Adel-Burg und Herrschaft bei der Germanen. Beitrage zur Deutschen Verfassungsgeschichte des M. A. Siedlung, Sprache und Befolkerungsgeschichte des M. A. Geschiedenis van Antwerpen en het Hertogdom Brabant. Geschiedenis van Stadt en Lande van Breda. Middeleeuwse Rechtsbronnen van Stad en Heerl, Breda. De vroegste samenleving. Geschiedenis van de landbouw en veeteelt. De abdij van Tongerloo, geschiedkundige navorsingen. Historische verhandeling over de Kempen. Heraldiek. Geschiedenis van Udenhout. Oud-Zundert. Geschiedkundige schetsen. Bijdrage tot de geschiedenis van Zundert. Historie der stad en Meyerij van ’s-Hertogenbosch. Geschiedenis van Hilvarenbeek. Het tijdvak der Merovingen. Het Brabantse Dorp. Oud Brabants Dorpsleven. De Middeleeuwse Stad Mens en land in de Middeleeuwen. Proloog Brabantse geschiedenis 9e en 10e eeuw. De waanzinnige 14e eeuw. Geschiedenis der Heerlijkheid Tilburg en Goirle. Steenockerseel et leurs Seigneurs. Staatkundige geschiedenis der Nederlanden. Erflaters der beschaving. Geschiedenis der lage landen. De Brabanders. St. Michielsabdij van Antwerpen. St. Catharinadal van Oosterhout. Abdij van Tongerloo.
LXI
Alfabetische lijst van familienamen van, door huwelijk, aan ons geslacht geparenteerde families. A Adank Adriaansen Agatz Akker, van den Akkermans Amelsfoort, van Anker, van den Appels Arts Assem, van den B Baardwijk, van Badjoe Bakers Bakker Baks Bartels Bavel, van Becks Beem, van Beer, de Beers, van Berg, van den Berloo, van Bersselaar, van de Berssevelt Beugen, van Beurskens Beynen, van Biermans Biljouw, van Binder Bisseling Bodar Boekhorst Boekhoven, van Boer, de Boomgaardt, van de Boom
Borg, ter Borgen, van Bos Bosch, van de Botieu Bouwmans Boxtel, van Brancart Brand, van de Breeckels Breeckelmans Breemen, van Brent Bresser, de Brink Broecks Broeders Broek, van der Broek, van den Broekhoven, van Broers Brok Bronius Brouwer Bruins Bruers Brunschot, van Bruijn, de Buddenböhmer Buiks Bussel, van Bijvelt Bijvoet
Coolen Cork Coppens Cornelissen Couwenberg Craane Crawley Croon Cuypers D Daelen, van Dalen, van Deel, van der Delmee Denie Depla Didden Dieters Dillen, van Dingemans Dinther, van Dirven Doedee Dolphin Donders Doomen Droppers Drunen, van Duquesnoy Dij(c)k, van E Eekert, van Eeten, van Ekstijn Eland Elten, van Elteren, van Emmen Emmers
C Cabbert Cate, ten Cemmeren Claassen Clement Coenraad
Enck, van Epping Erp, van Es, van Esch, van Essen, van F Faas Fennis Ferré Fleming G Gaza, von Geerts Gelder, van Geleynse Gerritsen Gestel, van Gier, de Gils, van Gog(h), van Gompel, van Gorcum, van Graaf(f), de Graaflands Grasmeyer Grauwmans Groenendaal Groot, de Grootel, van Groothulze Gulik, van Gijsbrechts H Haaima Haan, de Haas, de Haaren, van
LXII
Haren, van Haensbergen Hamer(s) Hannen, van Harmse Haze(n)Meyer Heerbeek, van Heere Heesakkers Hebing Heikant Heinen Hendriks Henraat Henskens Heuvel, van den Hezik, van Heijden, van der Hijden, van der Heymans Heijst, van Hillen Hoek, van der Holland, van Holterman Holweg Hommele, van Honings Hooff, van Hoog, de Hoorn, van (der) Hoos Horst, van der Houdijk Hout, van der Houten, van Houwelingen, van Hoven, van der Hovenkamp Hoving Huiskes Huiskens HuismanKuiter Hurkens Hurkmans
Kwaks
I Iersel, van
L Laar, van de Laarhoven, van Labruijère Lamberts Lammers Lammering Lange, de Langecruijs Langehuizen Lankvelt Laureyssen Lavreyssen Leemans Lemmens Lens Lente, van Leyden, van Leysen, van Leytens Libregts Ligtenbergh Ligtvoets Lips Lippens Lith, van Loo, van der Loon, van Lucius Lurling Luxemburg, van Luijckx Luijtelaar Laat. De
J Jacobs Janse Jansen in de Wal Janssen Jong, de D’Joos K Kasteren, van Kanters Kaufman Kellner Kemmeren Kennekens Kerkhoven, van Ketelaars Kieboom Kint Kip Kivits Klaassen Kleef, van Klemans Kloppert Klijn Koeslag Kok, de Kolen Konings Kops Kort, de Kradolfer Kramer Krieken, van der Kroon, de Kroot Kruijff, de Kruijssen Kunst Kuijpers Kuijsters
M Maas Mahieu Man, de Manders Marechal Martens Masuger
Meeren Meerbach Meulkens Meyboom Minkveld Mols Montens Moon Mullekom, van Mulders N Nas Nieskens Nooyer. de Noye, van Nijholt Nijkamp Nijs, de Nijssen Nunen, van O Oerlemans Oetelaar, v/d Oirschot, van Ommeren, van Onderwater Onzepoort Oomen Oossanen, van Oosten, van Oostermeyer Oosterwechel Overberg Overmans P Paans Paas(s)en Pasch, van de Passon Peterse Peters Peeters
LXIII
Pelt, van Pelgrim Pera Pennings Perenne Pessers Pieren Pieters Pinxteren, van Plas, van der Pont, du Pothuizen Prickartz, von Priemus Prince Prins(e) Putten, van (der) Pijnenburg Q Quirijnen R Raven Reef Ressing Reuvers Reyden, van der Reijerink Ribbens Ridders Riel, van Rienen, van Rilo Rodermont Rooij, de Roeterd Rouwerd Rovers Rutte, le S Sanden, van (de) Sanders Sangen, van der Santbergen
Sas Schalken Schenkels Schilders Schilte Schoenmakers Scholtze Schonis Schoor, van der Schouten Schreuder Schijndel, van Segeren Seters, van Sim(m)ons Simonis Slaats Sluiszen, van der Smal Smeets Smedts Smits Smulders Snoeren Snijders Somers Son, van Spaandonk, van Spapens Sparidaens Spitters Sprangers Sprenger Spruijt Staring Steehouder Steenbergen Stevens Stokkers Strik Stroosnijder Sulsters Swagemakers Swart, de Szabo
T Tarantola Temmink Terink Tubosch Tielemans Tilborgh, van Tilburg, van Timmer Timmermans Tinus Tjallings Tooten Traas Trier, van U Ubert Uding Ujen, van V Valentijn Veggel, van Velde(n), van der Veldhoven, van Veldman Ven, van de Ven, in`t Venrooij Verbeek Verboven Verhees Verheyen Verhoeven Verkley Vermeeren Ververs Verwer, de Vick Vingerhoets Vis Visser(s) Visschers Vliet, van Vloet, van der
Voets Vogel Vonk Voormans Vorstenbosch Vug(h)t, van Vugts Vuur W Wagemakers Wagenaars Wal, van de Wanrooy Wee, van der Weekenstroo Weert, van Wees, van Weezenbeek, v Wensing Wensink Weterings Wets Wezel, van Wiekens Wiel, van de Winter, de Wit, de Witlox Witte, de Witvoet Woeltjes Wolfs Wolthuis Wijffels Wijgerde Wijters Wijtvliet IJ IJpelaar Z Zegelink Zelst, van Zwart, de Zijlmans
LXIV
Genealogie “Loon op Zand”. Eigenlijk is de naam Loon op Zand voor deze tak onjuist omdat er bij de naamgeving der takken steeds vanuit werd gegaan dat een tak zijn naam ontleende aan de plaats waar de eerste stamvader van die tak zich vestigde, komende van elders. De eerste generaties van deze tak woonden echter, zoals pas kortgeleden uit onderzoekingen aan het licht is gekomen, niet te Loon op Zand maar “op `t Schoor en in den Brant”, behorende tot de parochie Udenhout. De oudste gegevens over deze tak werden echter, 12 á 15 jaar geleden, gevonden in de doop, trouw en begraafboeken van Loon op Zand en vandaar dat deze tak die naam ontving. Aangezien echter het grootste deel van de geschiedenis van deze tak zich toch in Loon op Zand afspeelt en er reeds een tak Udenhout (Deel III) bestaat is het, achteraf gezien, toch wel juist dat deze naam is gebruikt. Immers, waar lag “’t Schoor en den Brant” dan eigenlijk? In ouden akten van 15 en 1600 wordt dit gebied ook wel aangeduid als “de Santcant” en natuurlijk was dit de kant van Udenhout “waar het zand begon”. T.w. de Loonse en Drunense duinen naar het noorden, de Biesenmortel naar de Helvoirtse kant. Gaande vanuit het dorp Udenhout in noordelijke richting naar Loon op Zand, daar waar de weg ombuigt naar het westen richting het dorp Venloon (hetgeen later Loon op ’t Sant werd) ligt aan de rechterzijde van de weg “’t Schoor” ook nog weer onderverdeeld in ’t Hoogschoor en ’t Leeg (laag) Schoor en weer noordelijk daarvan lag “de Brant”. En dit gebied grenst vlak aan de Drunense Duinen. Het gebied lag eigenlijk halverwege de toenmalige gehuchten Udenhout en Loon op Zand. Deze laatste plaats had al een eigen parochie kerk want de oudste, mij bekende, doopgegevens over naamgenoten komen al uit 1625. In tegenstelling tot Udenhout waar de eigen parochie pas omstreeks 1723 begint. Voordien behoorde Udenhout, zowel kerkelijk als voor de Schepenbank, onder Oisterwijk. De pastoor en zijn assistenten van Oisterwijk bedienden dus ook de omliggende gehuchten en de bewoners daarvan kwamen dan ook meestal in Oisterwijk ter kerke. Naar mate de ontginningen zich echter steeds verder van Oisterwijk verwijderden werd de afstand naar de kerk en de Schepenen steeds groter. Van ’t Schoor naar Oisterwijk was ongeveer 8 km, naar Loon echter maar ongeveer 3 km. Het was dus wel begrijpelijk dat men zich, daar wonende, steeds meer op Venloon ging richten. In de akte van scheiding en deling (R 339 fol. 97v, 101v) d.d. 19-12-1645 van de, door wijlen Aert Wouters van Laerhoven en zijn vrouw Anneken, dochter van Gerit Aertsen van Broeckhoven, nagelaten onroerende goederen, zien we dan ook dat zijn hofstede en landerijen grotendeels zijn gelegen “in ’t Schoor” met daarnaast nog enkele weidegronden in Besoyen die Anneken uit haar ouderlijke erfenis had verkregen. Deze Aert Wouters was geboren te “Belver” aan de Haarencant omstreeks 1563 en heeft tot ongeveer 1601 gewoond in de Belverse Ackeren te Haaren. Zijn oudste kinderen zijn, vanaf ongeveer 1590, aldaar geboren. Omstreeks eind 1500 heeft hij gronden verworven “op ’t Schoor” ter plaatse genoemd Udenhout. Hij verkoopt zijn bezittingen te Haaren en vertrekt daarheen en zijn jongste kinderen worden daar geboren. Hij brengt een deel van het geslacht over van Belver, waar het méér dan driehonderd jaar heeft gewoond, naar Venloon.
LXV
Hij had elf kinderen, zeven zonen en vier dochters waarvan er, op het moment van de deling, reeds drie waren overleden t.w. Gerit en Jan, de twee oudste zonen en dochter Jenneken die was gehuwd met Willem Adriaan Witlox. In plaats van hun reeds gestorven ouders delen hun kinderen mee in de erfenis van hun grootouders voor hun vaders/moedersdeel. Aert Wouters bereikte de leeftijd van meer dan tachtig jaar hetgeen voor die tijd “zeer oud” was. De gemiddelde leeftijd voor een man in de 17e eeuw was ongeveer 55 jaar . Zo erven de vijf onmondige kinderen van Jan Aertse ook in de erfenis van hun grootouders en zij erven akkers en weilanden “Omtrent de “Schoorstraete” te Udenhout. (onmondig betekende in die tijd; nog geen 25 jaar oud). Bij akte voor Schepenen van Oisterwijk (R 369 I fol 5v, 6v) delen dezelfde kinderen nogmaals mee nu in een erfenis van hun grootvader van moederszijde t.w. wijlen Aert Adriaan Breeckels. Wanneer Jan Aertse is overleden is niet precies bekend maar in elk geval vóór 1639. Immers zijn weduwe Engelken, huwt in januari 1639 ten tweede male, met Jan z.v. Jan Gerit Appels. In een akte (R 341 fol. 82) d.d. 26-8-1647 treden twee broers van moederszijde nog op als momboirs (wettige voogden) voor de onmondige kinderen van Jan Aertse. Zijn zoon Wouter, die kennelijk de oudste is, moet dan zijn geboren ná 1622. In een akte (R 345 fol. 5, 5v) d.d. 16-1-1651 wordt Wouter Jansse genoemd als zijnde gehuwd met Engelken, dochter van Jan Cornelis Laureyssen, in een overeenkomst met zijn zwagers inzake een erfdeling, daar zijn schoonvader kennelijk voor de tweede keer is gehuwd. Hij is dan meerderjarig en gehuwd zodat gesteld mag worden dat hij werd geboren tussen 1622 en 1625. Zijn broer Aert wordt in het doopboek van Loon op Zand vermeld als zijnde aldaar gedoopt in november 1626 (onder familienaam) terwijl zijn zuster Mayken (onder patroniem) werd gedoopt 6-10-1624. Wouter`s doopdatum werd niet gevonden maar dit moet dan zijn geweest omstreeks 1623 en is hij gehuwd omstreeks 1648, 49. Zowel de Schepenprotocollen van Oisterwijk en Loon op Zand vermelden hem in een groot aantal akten, de laatste is van 1683. Volgens het begraafboek van Loon op Zand sterft hij (begraven) op 23-09-1700. Hij is dan ongeveer 77 jaar oud en is bijna zo oud geworden als zijn grootvader Aert Wouters. Uit zijn huwelijk met Engelken, dochter van Jan Cornelis Laureyssen werden zeker vier zoons en één dochter geboren. De doopdata werden niet gevonden maar wel werden de huwelijken van deze vijf kinderen gevonden waaruit wij weten dat zij bestaan hebben. Vermoedelijk zijn er nog veel meer kinderen geweest maar daar is niets meer van teruggevonden. De doopgegevens onder familienaam beginnen in venloon pas vanaf 1695 regelmatig te verschijnen. Daarvoor zijn er slechts incidentele gegevens. De huwelijken beginnen echter al in 1670. Alle gegevens in de D.T.B. boeken zijn dan echter juist te rubriceren en vormen een volledige stamboom die aansluiten op de gegevens uit de Schepenprotocollen. Vanaf 1811 zijn de gegevens ontleend aan de Burgerlijke Stand en Bevolking van Loon op Zand, Udenhout, ’s-Hertogenbosch en verder aangegeven plaatsen. Door de onderzoeker werden alle plaatsen van Noord-Brabant op de hierboven vermelde bronnen systematisch doorgenomen en zijn gerubriceerd op plaats en datumvolgorde in zijn bezit. Van de genoemde akten uit de Schepenprotocollen (en daarnaast nog van ongeveer zevenhonderd andere akten van Oisterwijk en Loon op Zand) zijn de fotokopieën met daarbij een vertaling in huidig Nederlands, eveneens in zijn bezit. De genealogie van deze tak ziet er dan als volgt uit;
LXVI
L. Jan, zoon van Aert Wouters van Laerhoven, geboren te belver (Haarencant, omstreeks 1594 als derde zoon uit het gezin van Aert Wouters van Laerhoven en Anneken, dochter van Gerit Aertsen van Broeckhoven (van Besoyen), landbouwer en ontginner. Hij wordt Jan d’ oudste genoemd daar een jongere broer ook Jan werd genoemd. Huwt omstreeks 1622 met Engelken, dochter van Adriaan Breeckels (ook wel Breeckelmans genoemd) geboren te Haaren omstreeks 1597. In akte wordt hij “inwoner van Udenhout” genoemd en is aldaar overleden omstreeks 1638. Zijn weduwe hertrouwt januari 1639 met Jan, zoon van Jan Gerit Appels. Uit zijn huwelijk worden vijf kinderen geboren t.w. Wouter, Mayken, Aert, Adriaantje en Jenneken. Als momboirs over zijn onmondige kinderen treden, na zijn overlijden, op zijn broer Wouter en zijn zwager van vrouwszijde Jan Breeckelmans. Hij woonde “op ’t Schoor” ter plaatse genoemd Udenhout. Zie akten R.339, fol. 97v, 101v.R.369, fol. 5v, 6v (deel I) en R.72 (ongefol.) 1648 Venloon. L.1 Wouter Jansse, geboren omstreeks 1623 te Loon op Zand (Udenhout). Landbouwer en ontginner, oudste zoon van Jan Aertse. Huwt te Loon op Zand, omstreeks 1648 met Engelken dochter van Jan Cornelis Laureyssen, geboortig van Udenhout. Zij wonen “op den Brant” ter plaatse gen. Udenhout. Uit dit huwelijk werden tenminste vier zonen en één dochter geboren van wie gegevens werden teruggevonden. Hadden vermoedelijk nog enige kinderen meer welke echter, hetzij jong, hetzij ongehuwd zijn overleden. Hiervan echter niets meer gevonden. R.341 R.345 R.346 R.353 R.354
fol. 82 fol. 5-5v fol. 51-52 fol. 5v-6 fol. 50v-51
R.357 R.363 R.371 R.373 R.373
I I I I
fol. 2v-3v fol. 69-73 fol. 10-12 fol. 55v-56 fol. 57v-59
R.373 R.375 R.376 R.376 R.377
II I I II I
fol. 44v-45 fol. 55v fol. 33-33v fol. 12v-13v fol. 17-18
L.1.A Jan Wouters, geboren te Loon op Zand (Udenhout) omstreeks 1648 landbouwer en ontginner. Huwt te Loon op Zand, 19-12-1670 met Adriana Johannesdochter. Uit het huwelijk zijn tenminste zes kinderen bekend waarvan de huwelijken, overlijden en geboorten van hun kinderen werden gevonden te Loon op Zand. Zijn exacte overlijden werd niet gevonden maar ligt in elk geval na 1690. Zijn erf wordt vermeld liggend “in de Biesemortel” ter plaatse genoemd Udenhout. Akten R.378 I fol.15 en R.378 I fol.15v-16. L.1.B Anthonis Wouters, geboren te loon op Zand (Udenhout), omstreeks 1649, landbouwer en ontginnner. Hij huwt 1e maal te Loon op Zand, 17-09-1672 met Maria dochter van Hendrik Jacobs uit welk huwelijk geen kinderen bekend zijn. Huwt 2e maal te Loon op Zand, 11-02-1685 met Elisabeth Petersdochter van (de) Pasch. Uit dit huwelijk zijn twee zonen geboren. Van de oudste zoon Wouter werd verder niets gevonden. De tweede zoon Petrus huwt te Oisterwijk, 21-11-1723 met Cornelia Lambertsdochter. Uit dit huwelijk zijn verder geen kinderen bekend. L.1.C Adriaan Wouters, geboren te Loon op Zand (Udenhout) omstreeks 1653. Hij huwt te Oisterwijk, 30-01-1677 met Maria Andriesdochter. Verder geen gegevens over hen of kinderen gevonden.
LXVII
L.1.D Engeltje Wouters, geboren te Loon op Zand (Udenhout) omstreeks 1658. Hij huwelijk werd gevonden te Tilburg, 15-05-1687 met Jan Claes Janszoon. Werd bij vermeld dat zij geboortig was van Loon op Zand. L.1.E Cornelis Wouters, geboren te Loon op Zand (Udenhout) omstreeks 1660. Hij huwt te Loon op Zand, 21-05-1684 met Adriaantje Cuypers. Kinderen uit dit huwelijk werden niet gevonden. Hij overlijd te Loon op Zand, 13-03-1701. L.1.A.1 Wouter Jansse, geboren te Loon op Zand omstreeks 1671 en overleden aldaar 19-4-1723, landbouwer. Huwt 1e maal Loon op Zand, 27-1-1696 met Claesken Daniëls van Gorcom, geboorte onbekend en overleden Loon op Zand 26-9-1700. Huwt 2e maal Loon op Zand, 17-4-1701 met Hendrika Michaëlsd. Rilo, geboorte onbekend, overleden te Loon op Zand, vóór 1711. Huwt 3e maal Loon op Zand, 6-9-1711 met Joanna Embregtsd. Perenne, verder onbekend. Uit de drie huwelijken werden dertien kinderen geboren waarvan er vijf vroeg zijn overleden. L.1.A.1.A Joannes, geboren te Loon op Zand op 7-8-1698 en overleden aldaar op 13-6-1758. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 10-5-1739 met Petronella Zachariusd, Jansse geboren te loon op Zand, datum onbekend en overleden aldaar op 22-6-1769. Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren die allen vroeg zijn overleden. L.1.A.1.C Joanna geboren te Loon op Zand op 1-3-1702. Overlijden niet gevonden. Huwt te Loon op Zand op 27-2-1726 met Jan Wijters geboortig van Loon op Zand. L.1.A.1.D Nicolaus geboren te Loon op Zand op 18-7-1704 en ongehuwd overleden aldaar op 12-7-1800. Landbouwer. L.1.A.1.E Michaël geboren te Loon op Zand op 8-8-1710 en overleden aldaar op 30-5-1760. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 17-2-1743 met Anna Wijters, geboren te Loon op Zand, datum onbekend. Uit het huwelijk werden zes kinderen geboren waarvan er twee vroeg zijn overleden. L.1.A.1.E.1 Waltherus geboren te Loon op Zand op 17-1-1744 en ongehuwd overleden op 12-9-1784. Landbouwer. L.1.A.1.E.2 Anna geboren te Loon op Zand op 14-1-1746 en ongehuwd aldaar overleden op 17-2-1815. Van beroep spinster.
LXVIII
L.1.A.1.E.4 Johannes geboren te Loon op Zand op 29-11-1749 en overleden aldaar op 19-12-1791. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 1-5-1774 met Joanna Kanters, geboortig van Loon op Zand, datum onbekend en overleden aldaar op 20-3-1792. Uit het huwelijk werden zeven kinderen geboren waarvan drie vroeg zijn overleden. Een dochter overleed ongehuwd op 26 jarige leeftijd. L.1.A.1.E.4.A Adriana geboren te Loon op Zand op 16-12-1774 en overleed aldaar op 25-10-1839. Was gehuwd te Loon op Zand op 24-1-1796 met Dionisius van Wanrooy, geboren te Loon op Zand op 14-61769. L.1.A.1.E.4.C Petronella geboren te Loon op Zand op 28-12-1778 en overleden aldaar op 2-4-1832. Zij was gehuwd met Joannes de Verwer, verder onbekend. L.1.A.1.E.4.G Laurentius geboren te Loon op Zand op 11-8-1788 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 16-4-1832. Van beroep Marskramer. Zie verder ’s-Hertogenbosch overzicht. L.1.A.1.E.6 Nicolaus geboren te Loon op Zand op 23-4-1754 en ongehuwd overleden aldaar op 20-2-1804. Landbouwer. L.1.A.1.F Joannes geboren te Loon op Zand op 3-1-1712 en overleden aldaar op 5-2-1770. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 22-5-1740 met Aaltje Jansse (Helena) Wijters, geboortig van Loon op Zand, datum onbekend. Uit het huwelijk werden zes kinderen geboren waarvan er vijf vroeg zijn overleden. L.1.A.1.G Gertrudis geboren te Loon op Zand op 7-6-1714, overlijden niet gevonden. Was gehuwd met Gerardus van Hommele. L.1.A.1.K Arnoldus geboren te Loon op Zand op 6-1-1718. Huwt te Loon op Zand op 29-3-1743 met Maria van Wanrooy geboren te Loon op Zand op 14-8-1716. Hun overlijden werd niet gevonden evenmin dat er kinderen uit het huwelijk zijn geboren. L.1.A.1.L Maria geboren te Loon op Zand op 3-10-1720. Huwt te Loon op Zand op 19-10-1749 met Joannes Boom, verder onbekend. L.1.A.1.F.1 Waltherus geboren te Loon op Zand op 21-4-1741 en overleden aldaar op 29-6-1813. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 1-3-1767 met Petronella van Ujen (Uden) geboren te Loon op Zand op 9-6-1745. Uit het huwelijk werden elf kinderen geboren waarvan er zeker vier vroeg zijn overleden. Van twee anderen is verder niets bekend, mogelijk ook vroeg overleden.
LXIX
L.1.A.1.F.1.B Michaël geboren te Loon op Zand op 14-4-1769, overlijden niets gevonden. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 19-2-1797 met Elisabeth Haensbergen geboren te Loon op Zand op 22-51769. Van hen zijn zes doodgeboren kinderen bekend. L.1.A.1.F.1.C Johanna geboren te Loon op Zand op 21-1-1771 en overleden aldaar op 4-9-1828. Huwt te Loon op zand op 18-11-1792 met Adriaan van Onsenoort geboren te Loon op Zand op 6-11-1754. L.1.A.1.F.1.E Johannes geboren te Loon op Zand op 31-8-1774 en overleden aldaar op 23-8-1849. Landbouwer. Huwt 1e maal te Loon op Zand op 3-5-1799 met Petronella Brent (Wagemakers) geboren te Loon op Zand op 22-2-1773 en overleed aldaar op 11-12-1813. Huwt 2e maal te Loon op Zand op 31-10-1814 met Petronella van Broekhoven geboren te Loon op Zand op 19-4-1789. Uit beide huwelijken werden tien kinderen geboren waarvan er één op elfjarige leeftijd overleed. L.1.A.1.F.1.E.1 Gerardus geboren te loon op Zand op 20-5-1800 en overleden te Raamsdonk op 27-6-1881. Timmerman. Juiste datum en plaats werd niet gevonden van huwelijk maar moet ongeveer 1839 zijn geweest. Gehuwd met Anna Maria van Gils, geboren te Oosterhout op 3-5-1808 en overleden te Raamsdonk op 19-1-1883. Uit het huwelijk werden zes kinderen geboren, drie zijn vroeg overleden. L.1.A.1.F.1.E.1.A Johanna Petronella geboren te Raamsdonk op 15-5-1840 en overleden te Geertruidenberg op 162-1922. Huwt te Geertruidenberg op 21-10-1880 met Josephus Du Pont, geboren te Geertruidenberg op 28-8-1839 en overleden aldaar op 13-2-1915. Sigarenmaker. L.1.A.1.F.1.E.1.D Johannes geboren te Raamsdonk op 30-12-1845 en overleden aldaar op 2-2-1905. Timmerman. Huwt te Raamsdonk op 10-8-1876 met Anna Maria Heere, geboren te Raamsdonk op 8-2-1850 en overleden aldaar op 1-3-1905. Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren waarvan er twee vroeg zijn overleden. L.1.A.1.F.1.E.1.D.1 Anna Maria geboren te Raamsdonk op 24-11-1878 en overleden te Eindhoven op 28-6-1938. Huwt te Raamsdonk op 18-6-1903 met Mathijs de Wit geboren te Raamsdonk op 3-12-1874 en overleden te Geldrop op 6-1-1957. Koetsier. L.1.A.1.F.1.E.1.D.4 Johannes Gerardus geboren te Raamsdonk op 30-7-1882 en overleden te Dordrecht op 25-121944. Timmerman. Huwt te Eindhoven op 6-10-1921 met Goverdina van Velthoven geboren te Woensel op 22-4-1888 en overleden te Dordrecht op 7-10-1965. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren.
LXX
L.1.A.1.F.1.E.1.D.5 Adriana Gerdina geboren te Raamsdonk op 15-7-1885 en overleden te Echt op 29-9-1971. Huwt te Raamsdonk op 25-1-1907 met Hendrikus Donatus Verstegen geboren te Zeeland (NoordBrabant) op 6-9-1880 en overleden te Echt op 4-3-1966. L.1.A.1.F.1.E.1.F Lucia Johanna geboren te Raamsdonk op 31-8-1850 en overleden aldaar op 13-4-1893. Huwt te Raamsdonk op 15-5-1879 met Johannes Gerardus van der westen geboren te Waalwijk op 28-11852 en overleden te Raamsdonk op 1-12-1929. Schoenmaker. L.1.A.1.F.1.E.4 Adriaan geboren te Loon op Zand op 10-10-1809 en overleden aldaar op 3-9-1869. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 29-4-1841 met Lucia van weezenbeek geboren te Loon op Zand op 97-1813 en overleden aldaar op 10-11-1866. Uit het huwelijk werden acht kinderen geboren waarvan er twee vroeg zijn overleden. L.1.A.1.F.1.E.4.A Petronella geboren te Loon op Zand op 7-5-1842. Zij vertrok op 20-5-1862 naar Dongen, verder onbekend. L.1.A.1.F.1.E.4.D Anna Maria geboren te Loon op Zand op 25-9-1847 en overleden aldaar op 5-6-1892. Huwt te Loon op Zand op 4-2-1875 met Cornelis van Amelsfoort geboren te Loon op Zand op 20-12-1837 en overleden aldaar op 17-01-1906. Landbouwer. L.1.A.1.F.1.E.4.E Johannes geboren te Loon op Zand op 14-1-1851 en ongehuwd overleden aldaar op 16-10-1897. Landbouwer. L.1.A.1.F.1.E.4.F Gerardus geboren te Loon op Zand op 13-1-1853 en overleden aldaar op 12-1-1900. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 28-5-1874 met Johanna van Son geboren te Nieuwkuijk op 16-6-1836. Uit het huwelijk werd één dochter geboren. L.1.A.1.F.1.E.4.F.1 Nicolasina geboren te Loon op Zand op 9-8-1874 en overleden te Waalwijk op 11-12-1963. Huwt te Loon op Zand op 16-10-1902 met Johannes Martinus Witlox geboren te Besoyen op 10-2-1874 en overleden te Waalwijk op 31-10-1955. L.1.A.1.F.1.E.4.G Simon geboren te Loon op Zand op 8-11-1854 en overleden de moer op 21-1-1925. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 11-2-1892 met Petronella Coenraad geboren te Dongen op 16-4-1862 en overleden de Moer op 13-10-1922. Uit het huwelijk werden zeven kinderen geboren.
LXXI
L.1.A.1.F.1.E.4.G.1 Adrianus Lambertus geboren te Loon op Zand op 6-5-1893 en overleden te Vught op 26-3-1973. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 7-2-1927 met Maria Hamers geboren te Loon op Zand op 21-11-1889 en overleden de Moer op 10-12-1975. Uit het huwelijk werd één zoon geboren. L.1.A.1.F.1.E.4.G.1.A Petrus Simon Cornelis geboren te Loon op Zand op 30-6-1934. Tuinder. Huwt te Berkel op 1-101958 met Wilhelmina Maria Antonia Verstijnen geboren te Berkel op 13-6-1932. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren. Zij wonen Middelstraat 54 de Moer. L.1.A.1.F.1.E.4.G.2 Fransiscus Johannes geboren te Loon op Zand op 8-2-1895 en overleden aldaar, ongehuwd op 30-12-1973. Landbouwer. L.1.A.1.F.1.E.4.G.3 Lucia Cornelia geboren te loon op Zand op 8-2-1895 en overleden aldaar op 28-12-1930. Huwt te Loon op Zand op 7-5-1923 met Henricus Johannes Heikant geboren te Dongen op 4-10-1889. L.1.A.1.F.1.E.4.G.4 Cornelis geboren te Loon op Zand op 6-12-1896 en overleden aldaar op 15-6-1971. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 18-2-1935 met Johanna de Kok geboren te Loon op Zand op 13-71902. Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren waarvan er drie vroeg zijn overleden. L.1.A.1.F.1.E.4.G.4.C Lambertus Petrus geboren te Loon op Zand op 13-12-1938. Tuinman. Huwt te Etten-Leur op 132-1968 met Cornelia Catharina Petronella Maria Buiks geboren te Etten-Leur op 5-5-1942. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Kaatsheuvel Hilsestraat 11. L.1.A.1.F.1.E.4.G.4.D Petronella Maria geboren te loon op Zand op 4-5-1940. Huwt te Loon op Zand op 28-4-1966 met Johannes Cornelis Klein geboren te Waalwijk op 29-6-1938. Tuinman. L.1.A.1.F.1.E.4.G.5 Engelbertus Petrus geboren te Loon op zand op 16-2-1899 en overleden aldaar op 25-3-1955. Landbouwer. Huwt te loon op zand op 2-5-1936 met Arnolda Petronella Adriana Verboven geboren te Loon op zand op 17-12-1907. Uit het huwelijk werden acht kinderen geboren, een daarvan is vroeg overleden. L.1.A.1.F.1.E.4.G.5.A Simon geboren te Loon op Zand op 27-3-1937. Timmerman. Huwt te Loon op Zand op 10-51962 met Cornelia Maria Kuysters geboren te Loon op Zand op 11-12-1936. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren. Zij wonen Antoniusstraat 64 te Kaatsheuvel. L.1.A.1.F.1.E.4.G.5.B Josephus geboren te Loon op Zand op 25-4-1938, ongehuwd landbouwer.
LXXII
L.1.A.1.F.1.E.4.G.5.C Petrus Maria geboren te Loon op Zand op 4-11-1939. Automonteur. Huwt te Raamsdonk op 274-1965 met Johanna Timmermans geboren te Raamsdonk op 14-5-1940. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Raamsdonkveer, Julianastraat 126. L.1.A.1.F.1.E.4.G.5.E Nicolaas Gerdina, geboren te Loon op zand op 4-1-1943. Metselaar. Huwt te Loon op Zand op 28-12-1967 met Johanna Theodora Maria van daelen geboren te Waalwijk op 25-7-1943. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Waalwijk, 1e Zeine 104a. L.1.A.1.F.1.E.4.G.5.F Lambert Petrus geboren te Loon op Zand op 6-7-1944. Schoenmaker. Huwt te Loon op Zand op 18-8-1969 met Jacoba Petronella Antonia Maria Oerlemans geboren te Breda op 20-5-1949. Uit het huwelijk is een kind bekend. Zij wonen te Kaatsheuvel. L.1.A.1.F.1.E.4.G.5.G Josephus geboren te Loon op Zand op 24-10-1945. Timmerman. Huwt te Oosterhout op 16-121968 met Petronella Johanna Maria Verhees geboren te Oosterhout op 12-3-1948. Uit het huwelijk zijn twee kinderen bekend. L.1.A.1.F.1.E.4.G.5.H Lucia Clasina Petrus geboren te Loon op Zand op 31-12-1946. Huwt te loon op Zand op 16-121971 met Henri Gerardus Clemens van Osch geboren te Kerkdriel op 10-9-1946. L.1.A.1.F.1.E.4.G.6 Martinus geboren te Loon op Zand op 13-01-1901. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 235-1936 met Elisabeth Dingemans geboren te Loon op Zand op 27-4-1907 en overleden aldaar op 21-4-1982. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. L.1.A.1.F.1.E.4.G.6.A Adriana Johanna Petra Maria geboren te Loon op Zand op 16-3-1937. Huwt te de Moer op 24-81963 met Johannes Theodorus Wets geboren te Hilversum op 24-1-1935. Zij wonen te Hilversum, Snelliuslaan 53. L.1.A.1.F.1.E.4.G.6.B Simon Petrus geboren te Loon op Zand op 8-6-1939. Tuinder. Huwt te Loon op Zand op 21-51964 met Gerarda Petronella Maria de Jong geboren te Loon op Zand op 1-5-1940. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren. Zij wonen Paalstraat 6 in de Moer. L.1.A.1.F.1.E.4.H Jacobus geboren te Loon op Zand op 28-2-1857 en overleden aldaar op 11-10-1917. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 25-6-1887 met Johanna Maria Leemans geboren te Dongen op 31-81855 en overleden te Loon op Zand op 25-11-1893. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren waarvan er een vroeg is overleden.
LXXIII
L.1.A.1.F.1.E.4.H.1 Lucia Maria geboren te Loon op Zand op 17-4-1888 en overleden te Rijen op 29-3-1954. Gehuwd 1e maal te Loon op Zand op 25-1-1915 met Johannes Adrianus Gijsbrechts geboren te Loon op Zand op 14-12-1885 en overleden te Rijen op 17-11-1935. 2e maal te Rijen op 13-1-1938 met Antonius Dirven geboren te Geertruidenberg op 12-1-1892. L.1.A.1.F.1.E.4.H.2 Petrus geboren te Loon op Zand op 8-10-1889 en overleden aldaar op 25-1-1951. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 25-11-1919 met Maria Meeren geboren te Teteringen op 3-5-1897 en overleden te Waalwijk op 8-8-1970. Uit het huwelijk werd 1 zoon geboren. L.1.A.1.F.1.E.4.H.2.A Jacobus Marinus geboren te Tilburg op 20-10-1925. Landbouwer. Huwt te Udenhout op 4-91970 met Cornelia Christina Henrica Maria van Riel geboren te Tilburg op 4-9-1931. Uit het huwelijk is een zoon geboren. Zij wonen te Loon op Zand, Erasstraat 87. L.1.A.1.F.1.E.4.H.3 Adriana Johanna geboren te Loon op Zand op 25-12-1890 en overleden aldaar op 30-7-1958. Huwt te Loon op Zand op 16-6-1913 met Josephus Verboven geboren te Berndijk op 8-2-1889 en overleden te Breda op 27-10-1962. L.1.A.1.F.1.H Leonardus (genoemd Heiliger) geboren te Loon op Zand op 10-2-1780 en overleden aldaar op 26-8-1844. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 4-5-1805 met Maria Brent (Wagemakers) geboren te Loon op Zand op 1-8-1775 en overleden aldaar op 28-9-1842. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren. Één overleed vroeg. L.1.A.1.F.1.H.1 Nicolaas geboren te Loon op Zand op 22-2-1806 en overleden aldaar op 28-5-1868. Landbouwer. Huwt te Loon op Zand op 7-5-1835 met Adriana Mutzaarts geboren te Loon op Zand op 7-91800 en overleden aldaar op 11-12-1880. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren. Drie daarvan overleden vroeg. L.1.A.1.F.1.H.1.A Nicolasina geboren te Loon op Zand op 29-12-1838 en overleden aldaar op 28-4-1902. Huwt te Loon op Zand op 26-10-1868 met Engelbert de Moye geboren te Loon op Zand op 8-5-1834 en overleden aldaar op 24-4-1891. L.1.A.1.F.1.H.3 Elisabeth geboren te Loon op Zand op 1-6-1813 en overleden aldaar op 26-9-1855. Huwt te Loon op Zand op 7-5-1835 met Adrianus van de Hoven geboren te Loon op Zand op 18-10-1793. L.1.A.1.F.1.H.4 Mechelien geboren te Loon op Zand op 11-9-1816, ongehuwd en overleden aldaar op 17-4-1848.
LXXIV
L.1.A.1.F.1.K Antonia geboren te Loon op Zand op 10-8-1784 en overleden aldaar op 27-11-1843. Huwt te Loon op Zand op 30-9-1810 met Johannes van Amelsfoort geboren te Loon op Zand op 5-3-1782 en overleden aldaar op 28-1-1854. L.1.A.1.F.1.E.2 Lucia geboren te Loon op Zand op 2-1-1804 en overleden aldaar op 16-3-1838. Huwt te Loon op Zand op 26-9-1833 met Hendrikus Bersevelt geboren te Loon op Zand op 3-2-1807. L.1.A.1.F.1.E.3 Wouterina geboren te Loon op Zand op 21-12-1806 en overleden aldaar op 30-5-1881. Huwt te Loon op Zand op 24-4-1828 met Josephus Amandus van Trier geboren te Moergestel op 13-111796. L.1.A.1.F.1.E.7 Goverdina geboren te Loon op Zand op 19-9-1821 en overleden aldaar op 19-12-1897. Huwt te Loon op Zand op 7-11-1861 met Antonie van der Plas geboren te Loon op Zand op 26-9-1794. L.1.A.1.F.1.E.8 Maria geboren te Loon op Zand op 27-1-1824. Huwt te Loon op Zand op 30-4-1866 met Hendrikus Vugts geboren te Haaren op 30-9-1825. Overlijden niet gevonden. L.1.A.1.F.1.E.9 Wouter geboren te Loon op Zand op 7-8-1826 en ongehuwd overleden aldaar op 15-7-1857. L.1.A.1.F.1.E.10 Pieternella geboren te Loon op Zand op 28-2-1831 en overleden aldaar op 27-1-1875. Huwt te Loon op Zand op 3-5-1855 met Adriaan Schonis geboren te Tilburg in 1822.
LXXV
L.1.A.2 Arnoldus geboren te Loon op Zand omstreeks 1672 en overleden aldaar op 9-4-1711. Landbouwer. Huwt 1e maal te Loon op Zand op 16-5-1694 met Anna Martense van Gompel, geboortig van Waalwijk en overleden te Loon op Zand in 1705. Huwt 2e maal te Loon op Zand op 19-7-1706 met Joanna Antonisse Wolfs. Uit beide huwelijken worden zes kinderen geboren waarvan vier vroeg zijn overleden. L.1.A.2.B Johannes geboren te Loon op Zand op 9-6-1697 overlijden onbekend. Huwt te Loon op Zand op 30-1-1718 met Johanna van der Wie (Wee) geboren te Loon op Zand op 10-8-1697. Uit het huwelijk worden te Loon op Zand vijf kinderen geboren tussen 1719 – 1732. Daarna wordt over het gezin niets meer gevonden. Wel wordt er te Tilburg over gerept maar ook daar verder geen gegevens meer gevonden. L.1.A.3 Hendrik geboren te Loon op Zand omstreeks 1675. Huwt te Loon op Zand op 8-5-1698 met Adriaantje Driesd van Leyden. Geboorte onbekend, overleden te Loon op Zand op 21-4-1727. Uit het huwelijk zijn drie kinderen bekend. L.1.A.3.B Anna geboren te Loon op Zand op 4-1-1701 en overleden aldaar op 9-3-1744. Huwt te Loon op Zand op 27-1-1726 met Cornelis Cork. L.1.A.3.C Laurentius geboren te Loon op Zand op 15-8-1713 en overleden aldaar op 20-12-1748. Huwt op 13-11-1747 met Gertrudis Ligtvoets geboren te Loon op Zand op 12-10-1728. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren. L.1.A.4 Adrianus geboren te Loon op Zand omstreeks 1681. Huwt te Loon op Zand op 5-9-1706 met Joanna Theunis van der Deel (Dael), geboortig van Sprang. Uit het huwelijk zijn drie kinderen bekend, een overlijd vroeg de andere verder onbekend. L.1.A.4.A Antonius geboren te Loon op Zand op 22-11-1706 en overleden aldaar op 8-12-1747. Huwt met Elisabeth Langecruys, datum en plaats niet gevonden, omstreeks 1735. Uit het huwelijk worden drie kinderen gedoopt te Loon op Zand. Na het overlijden van de man verder niets meer gevonden. Mogelijk is de vrouw met haar kinderen na het overlijden teruggegaan naar haar geboorteplaats.
LXXVI
Genealogie ’s-Hertogenbosch L.1.A.1.E.4.G Laurentius geboren te Loon op Zand op 11-8-1788 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 16-4-1832, beroep Marskramer. Huwt 1e maal omstreeks 1816 (huwelijk werd niet gevonden) met Joanna Botieu, geboorte onbekend en overleden te Zesgehuchten (bij Geldrop), 1817. Huwt 2e maal te ’s-Hertogenbosch op 27-111819 met Maria Sophia Sas, geboren te Amsterdam op 29-12-1786 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 26-12-1853. Zij was ook Kramer van beroep. Uit het eerste huwelijk werd de zoon geboren die stamvader van deze tak werd. Uit het tweede huwelijk werden vijf kinderen geboren, twee zoons en een dochter overleden vroeg. Van een tweede dochter werd wel de geboorte gevonden maar verder onbekend. L.1.A.1.E.4.G.1 Bernardus geboren te Zesgehuchten (bij Geldrop) op 6-1-1817 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 17-51877, beroep Marskramer. Huwt 1e maal te ’s-Hertogenbosch op 24-2-1838 met Maria Petronella van der Hijden, geboren aldaar op 30-1-1819 en overleden aldaar op 21-3-1864. Huwt 2e maal aldaar op 31-121864 met Josephina van de Laar geboren aldaar op 10-8-1824. Uit het eerste huwelijk werden veertien kinderen geboren. Uit het tweede huwelijk geen kinderen. Vijf kinderen overleden vroeg, een levenloos geboren. L.1.A.1.E.4.G.4 Johanna Adriana geboren te ’s-Hertogenbosch op 29-7-1825 en overleden aldaar op 19-11-1864. Huwt aldaar 18-4-1846 met Johannes Antonius Gijsbertus Arts geboren te Oploo op 30-11-1811 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 24-3-1848. Huwt 2e maal te ’s-Hertogenbosch op 12-2-1853 met Joseph Ponti geboren te Westerhoven op 2-12-1825. L.1.A.1.E.4.G.1.B Jacobus Antonius geboren te ’s-Hertogenbosch op 1-12-1839 en overleden aldaar op 7-9-1901. Koopman in lompen. Huwt aldaar 1e maal op 14-2-1863 met Johanna Jacoba Broecks geboren te ’s-Hertogenbosch op 6-5-1835 en overleden aldaar op 27-9-1878. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren, drie levenloos en een vroeg overleden. Huwt 2e maal te ’s-Hertogenbosch op 28-5-1879 met Wilhelmina Bodar geboren te ’s-Hertogenbosch op 1-3-1845 en overleden aldaar op 30-9-1915. Uit dit huwelijk zijn nog drie kinderen geboren waarvan een vroeg is overleden. L.1.A.1.E.4.G.1.B.2 Johanna geboren te ’s-Hertogenbosch op 2-11-1866, overlijden onbekend. Huwt te ’sHertogenbosch op 9-10-1886 met Matheus Cornelis Marechal, geboren te ’s-Hertogenbosch op 29-4-1863. L.1.A.1.E.4.G.1.B.3 Maria Sophia geboren te ’s-Hertogenbosch op 28-12-1868 en overleden te Amsterdam op 18-21940. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 29-11-1889 met Theodorus Josephus Brancart geboren te ’sHertogenbosch op 29-04-1867 en overleden aldaar op 6-2-1899. Huwt 2e maal aldaar op 9-101901 met Ludovicus Hendrikus van Gerten geboren te Vught op 1-9-1865 en overleden te Amsterdam op 23-6-1935.
LXXVII
L.1.A.1.E.4.G.1.B.4 Jacobus Bernardus Johannes geboren te ’s-Hertogenbosch op 1-10-1879 en overleden te Vught op 25-6-1960. Beroep; sigarenmaker. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 20-5-1905 met Johanna Catharina Spruyt geboren te ’s-Hertogenbosch op 10-6-1882 en overleden aldaar op 30-3-1919. Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren. Twee overleden te vroeg. L.1.A.1.E.4.G.1.B.5 Johanna Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 24-11-1880 en overleden aldaar op 30-3-1963. Huwt aldaar op 14-10-1905 met Alphonsus Cornelis van Esch geboren te Den Haag op 16-31884 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 21-2-1972. L.1.A.1.E.4.G.1.B.3.A Maria Wilhelmina geboren te ’s-Hertogenbosch op 29-8-1905 en overleden aldaar op 20-12-1952. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 16-3-1927 met Christianus Adrianus Maria van Beugen geboren te ’s-Hertogenbosch op 12-10-1903 en overleden aldaar op 17-11-1938. L.1.A.1.E.4.G.1.B.3.C Jacobus Wilhelmus Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 3-4-1908. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 16-9-1944 met Anna Maria Cornelia de Bresser geboren te ’s-Hertogenbosch op 21-9-1911 en overleden aldaar op 23-8-1958. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren waarvan er een vroeg is overleden. L.1.A.1.E.4.G.1.B.3.C.1 Maria Johanna Catharina geboren te ’s-Hertogenbosch op 20-4-1947. Huwt aldaar op 25-1-1967 met Fransiscus Wilhelmus Maria van den Broek geboren te ’s-Hertogenbosch op 23-6-1946. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Buys Ballotweg 13. L.1.A.1.E.4.G.1.B.3.C.2 Johanna Maria Godefrida geboren te ’s-Hertogenbosch op 22-11-1948. Huwt aldaar op 10-111967 met Rini Pothuizen geboren op 5-11-1947. Zij wonen te Culemborg, Achterstraat 10. L.1.A.1.E.4.G.1.B.3.C.4 Lucia Andrea Hendrika geboren te ’s-Hertogenbosch op 22-9-1951. Huwt aldaar op 25-9-1970 met bernhard Raven geboren te Den Helder op 20-7-1947. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Willem van Nassaulaan 79. L.1.A.1.E.4.G.1.B.3.D Antonius Wilhelmus Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 7-7-1910 en overleden te Amsterdam op 27-12-1974. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 26-7-1941 met Maria Adriana van Kasteren geboren te ’s-Hertogenbosch op 19-3-1922. Zij woont te ’s-Hertogenbosch, Hadewichstraat 95. L.1.A.1.E.4.G.1.B.3.F Johanna Wilhelmina geboren te ’s-Hertogenbosch op26-4-1914. Huwt aldaar op 18-2-1939 met Gerardus Adrianus van Hoorn geboren te ’s-Hertogenbosch op 11-2-1907 en overleden aldaar op 30-8-1974. Zij woont te ’s-Hertogenbosch, Lingestraat 27.
LXXVIII
L.1. A.1.E.4.G.1.B.3.G Henricus Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 30-4-1916. Huwt aldaar op 10-11-1939 met Petronella Johanna Houdijk geboren te ’s-Hertogenbosch op 31-7-1920. Uit het huwelijk zijn vijf kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Johan van de Veldestraat 30. L.1. A.1.E.4.G.1.B.3.G.1 Jacobus Johanna geboren te ’s-Hertogenbosch op 13-12-1940. Huwt aldaar op 9-11-1962 met Maria Petronella Heymans geboren te ’s-Hertogenbosch op 11-11-1943. Uit het huwelijk is één zoon geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, 2e hambaken 40. L.1. A.1.E.4.G.1.B.3.G.2 Johannes geboren te ’s-Hertogenbosch op 23-11-1946. Huwt aldaar op 1-12-1967 met Johanna Gijsberdina Heymans geboren te ’s-Hertogenbosch op 13-10-1946. Uit het huwelijk werden drie kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, 9e hambaken 147. L.1. A.1.E.4.G.1.B.3.G.3 Helena Johanna Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 8-5-1950. Huwt aldaar op 29-9-1967 met Jacobus Antonius Adrianus Fransiscus van Grootel geboren te Hintham op 27-1-1945, bedrijfsleider. Zij wonen te Vught, Theresialaan 48. L.1. A.1.E.4.G.1.B.3.G.4 Wilhelmus Henricus geboren te ’s-Hertogenbosch op 8-1-1952, beroep betonijzervlechter. Huwt aldaar op 10-5-1974 met Johanna Elisabeth Marie van de Wiel geboren te ’s-Hertogenbosch op 10-7-1955. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, 6e slagen 28. L.1. A.1.E.4.G.1.B.3.G.5 Henriëtte Petronella Johanna geboren te ’s-Hertogenbosch op 22-1-1960. Huwt aldaar op 29-91978 met Johannes Maria van Gulik geboren te ’s-Hertogenbosch op 9-7-1956. Zij wonen te ’sHertogenbosch, de Bokkelaren 302. L.1.A.1.E.4.G.1.C Maria Sophia geboren te ’s-Hertogenbosch op 23-12-1841 en overleden aldaar op 2-7-1875. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 23-7-1864 met Pieter van Erp geboren te Maaseyk op 15-5-1840. L.1.A.1.E.4.G.1.D Levinus Johannes geboren te ’s-Hertogenbosch op 1-2-1844 en overleden te Eibergen op 27-51907, beroep venter. Huwt 1e maal (datum en plaats niet gevonden) met Maria Tjallings geboren te Deventer op 18-6-1849 en overleden te Dieren op 3-10-1889. Huwt 2e maal te Eibergen op 15-2-1899 met Hendrika Stokkers geboren te Eibergen op 3-12-1852 en overleden aldaar op 3-2-1930. Uit het 1e huwelijk werden negen kinderen geboren, uit het 2e huwelijk geen kinderen. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1 Lovinus Bernardus geboren te Deventer op 16-6-1873 en overleden te Winterswijk op 14-3-1964. Koopman. Huwt te Groenlo op 17-4-1895 met Elisabeth Berdina van Dillen geboren te Wisch op 12-4-1876 en overleden te Winterswijk op 27-1—1954. Uit het huwelijk werden 12 kinderen geboren.
LXXIX
L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.A Johanna Elisabeth geboren te Wisch op 22-4-1893. Huwt te Winterswijk op 20-11-1914met Johannes Albertus Wilhelmus Zegelink geboren te Winterswijk op 19-11-1890 en overleden te Warnsveld op 15-5-1967. Zij woont Vredenseweg 81 II te Winterswijk. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.B Helena Maria geboren te Groenlo op 10-1-1895 en ongehuwd overleden te Winterswijk op 17-21978. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.C Carolina Arnolda geboren te Groenlo op 12-5-1896. Huwt te Winterswijk op 20-9-1918 met Gerhard Willem Jansen geboren te Bocholt op 10-1-1893 en overleden te Winterswijk op 23-31941. Zij woont te Winterswijk, Morgenzonweg 29. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.D Maria Elisabeth geboren te Groenlo op 7-3-1898 en ongehuwd overleden te Winterswijk 1979. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.E Wilhelmina Helena geboren te Groenlo op 5-10-1899. Huwt te Winterswijk op 13-8-1920 met Bernardus Johannes Jansen geboren te Winterswijk op 17-5-1899. Zij wonen te Eindhoven op Vestdijk 30. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.F Lovinus Bernhardus geboren te Groenlo op 29-1-1902 en overleden te Winterswijk op 29-1-1969 beroep metselaar. Huwt te Groenlo op 24-11-1926 met Johanna Theodora Woeltjes geboren te Doetinchem op 4-8-1905. Zij woont Winterswijk. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.F.1 Gezina Wilhelmina Carina geboren te Groenlo op 12-5-1927. Huwt te Winterswijk op 4-6-1949 met Johannes Lambertus van Rienen geboren op 19-8-1919. Zij wonen te Winterswijk, Pasbrink 32. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.F.2 Lovinus Bernardus geboren te Groenlo op 15-8-1928 en overleden te Winterswijk op 11-2-1977. Beroep loodgieter. Huwt te Winterswijk op 26-11-1954 met Maria Wilhelmina Becks geboren op 22-7-1932. Uit het huwelijk zijn zes kinderen geboren. Zij woont te Winterswijk, Sirealaan 124. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.F.3 Hendrikus Johannes geboren te Groenlo op 9-5-1932. Beroep stempelmaker. Huwt te Groenlo op 14-11-1956 met Sophia Josephina Maria Reyerink geboren op 17-5-1936. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren. Zij wonen te Winterswijk, Wilgenstraat 13. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.F.4 Gerhardus Wilhelmus geboren te Winterswijk op 3-3-1937. Beroep Adjunkt Directeur gemeentelijke politie. Huwt te Groenlo op 27-12-1960 met Hendrika Johanna Maria Ressing geboren op 8-4-1937. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren. Zij wonen te Hengelo (Overijssel) Dr. A. Kuypersstraat 19.
LXXX
L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.F.5 Fransiscus Jacobus geboren te Winterswijk op 16-3-1943. Beroep ambtenaar NS. Huwt te Aalten op 25-11-1966 met Frederika Wilhelmina van Eeten geboren op 22-4-1945. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Arnhem, Kerkewei 4. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.G Elisabeth Arnolda geboren te Groenlo op 6-10-1906. Huwt te Winterswijk op 23-4-1926 met Johannes Wilhelmus Woeltjes geboren te Doetinchem op 4-6-1903 en overleden te Winterswijk op 1-2-1972. Zij woont Seringenstraat 27 te Winterswijk. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.H Fransiscus Frederikus geboren te Groenlo op 13-12-1908. Huwt te Bochtolt op 27-2-1942 met Charlotte Helene Hebing geboren te Bochtolt op 23-3-1909. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Bochtolt, Werderstrasse M24. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.K Jacobus Wilhelmus geboren te Groenlo op 13-5-1911. Huwt te Winterswijk op 10-4-1948 met Frederika Hermina Paulina Rouwers geboren te Bergh op 29-6-1917. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren. Zij wonen te Winterswijk, 3e Gasthuistraat 12. L.1.A.1.E.4.G.1.D.1.M Grada Maria geboren te Winterswijk op 4-3-1915. Huwt aldaar op 10-9-1932 met Hendrik Kolthof geboren te Winterswijk op 20-5-1907 en overleden aldaar op 9-8—1954. Zij vertrok naar Rotterdam. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2 Johannes Marinus geboren te Almelo op 1-5-1875 en overleden te Zutphen op 8-12-1935, van beroep los arbeider. Huwt te Zutphen op 7-5-1902 met Maria Gerritdina Berendina Weekenstroo geboren te Zutphen op 16-10-1882 en overleden aldaar op 29-9-1959. Uit het huwelijk zijn veertien kinderen geboren, vijf stierven er vroeg. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.A Maria Helena geboren te Zutphen op 14-5-1902 en overleden aldaar op 11-6-1971. Huwt te Zutphen op 7-11-1923 met Johannes Hubertus Nieskens geboren te Wessem op 14-7-1895 en overleden te Zutphen op 2-3-1970. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.E Johannes Marinus geboren te Zutphen op 7-4-1908 en overleden te Doetinchem op 14-8-1967. Huwt te Zelhem op 19-3-1936 met Anna Kip geboren te Doetinchem op 1-6-1909. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren, één overleed vroeg. Zij woont te Zelhem, Magnoliaweg 27. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.E.1 Johannes Marinus geboren te Zelhem op 28-1-1936. Huwt aldaar op 20-9-1961 met Woutera Hendrika Fleming geboren te Zelhem op 2-7-1938. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Zelhem, burgenmeester Rijpstrastraat 22.
LXXXI
L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.E.2 Gerrit Jan geboren te Zelhem op 24-3-1940. Huwt te Hengelo (gelderland) op 25-9-1964 met Hendrika Johanna Kuypers geboren te Markelo op 4-1-1939. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Hengelo (Gelderland) Zelledijk 14. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.E.4 Otto Hendrik geboren te Zelhem op 27-1-1945 beroep schilder. Huwt te Enschedé op 11-10-1974 met Berendina Gerarda Wilhelmina Holweg geboren te Lichtevoorde op 7-4-1948. Uit het huwelijk is een kind geboren. Zij wonen te Lichtevoorde, Ludgerstraat 9. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.F Willem Laurens geboren te Zutphen op 12-7-1909 beroep kuiper. Huwt te Zutphen op 12-3-1937 met Antonia Dirkje Lens geboren te Aalten op 29-12-1912. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren. Zij wonen te Deventer (Colmschate) Honingbij 9. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.F.1 Johannes geboren te Enschedé op 5-1-1940 beroep Directeur, instelling gehandicapten. Huwt te Deventer op 30-6-1967 met Aegidia Hendrika Wilhelmina de Graaf geboren te Deventer op 2610-1936. Uit het huwelijk is een kind geboren. Zij wonen te Kerspel 2 te Vries. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.F.2 Aleida geboren te Olst op 28-8-1947. Huwt te Deventer op 19-8-1977 met Johannes Gerhardus Hermanus Overberg geboren te Zwolle op 16-9-1945. Zij wonen te Nieuwegein, Nader Veste 24. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.F.3 Jan geboren te Deventer op 6-6-1950. Beroep kok. Huwt te Deventer op 21-6-1974 met Gerritdina Stephania Josephina Oostewechel geboren te Raalte op 23-3-1950. Beroep bankemployee. Zij wonen te Deventer (Colmschate) Karekiet 22. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.G Carolina Johanna geboren te Zutphen op 9-3-1912. Huwt te Leiden op 3-8-1938 met Petrus Johannes Baptist van Wees geboren te Hilversum op 19-2-1912. En overleden te Arnhem op 288-1971. Zij woont te Leiden, van der Waalstraat 8. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.H Levinus Bernardus geboren te Zutphen op 8-9-1913. Beroep bankwerker. Huwt te Deventer op 20-8-1942 met Berendina Willemina Rodermond geboren te Deventer op 24-11-1919. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren. Zij wonen te Zutphen, van Drinenstraat 172. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.H.1 Johannes Marinus geboren te Zutphen op 28-5-1947. Huwt te Deventer op 24-9-1971 met Gerritje Brink geboren te Deventer op 25-8-1947. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Lochem, Graaf Janlaan 20.
LXXXII
L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.H.2 Yvonne geboren te Zutphen op 23-11-1952. Huwt te Zutphen op 30-10-1969 met Jan Willem
Wiekens geboren te Zutphen op 7-5-1951. Zij wonen te Zutphen, van Drinenstraat 184. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.H.3 Berendina Willemina geboren te Deventer op 4-6-1945. Huwt te Voorst op 22-8-1969 met Albertus Christiaan Roeterd geboren te Voorst op 16-3-1943. Zij wonen te Voorst. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.N Hendrika Garritdina geboren te Zutphen op 27-5-1925. Huwt te Zutphen op 12-5-1950 met Christiaan Terink geboren te Zutphen op 1-11-1925. Zij wonen te Zutphen. L.1.A.1.E.4.G.1.D.2.P Jacobus Johannes geboren te Zutphen op 19-12-1927. Huwt te Zutphen op 11-5-1951 met Femmigje Witvoet geboren te Zutphen op 6-10-1931. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren. Zij wonen te Zutphen, Goeman Bourgesiusstraat 11. L.1.A.1.E.4.G.1.D.3 Helena Maria geboren te Dieren op 20-7-1877 en overleden te Zutphen op 15-9-1895. Zij pleegde zelfmoord door zichzelf in de rivier de Berkel te gooien. Haar zuster Johanna heeft de verdrinking gezien en zij heeft haar nog iets toegeroepen voor zij verdronk. De oorzaak was vermoedelijk een ongelukkige liefde. L.1.A.1.E.4.G.1.D.4 Johanna Louisa geboren te Dieren op 12-12-1879 en overleden te Amsterdam op 22-10-1898. Zij was ongehuwd maar had een dochter Maria Johanna geboren te Amsterdam op 12-1-1898. Deze dochter is bij een tante te Amsterdam grootgebracht en op 24-6-1925 naar Leiden vertrokken. Daar was zij echter niet bekend. L.1.A.1.E.4.G.1.D.5 Johannes geboren te Dieren op 8-6-1881 en overleden te Rheden op 26-9-1966. Beroep metselaar. Huwt te Rheden op 7-11-1903 met Wendelina Johanna Pelgrim geboren te Rheden op 15-101883. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren. L.1.A.1.E.4.G.1.D.5.A Maria Wendelina geboren te Rheden op 16-5-1904. Huwt te Rijswijk op 28-9-1927 met Hendrikus Cornelis Jozef Nas geboren te Rheden op 18-10-1899 sigarenfabrikant. Zij wont te Breda, Sweelincklaan 13b. L.1.A.1.E.4.G.1.D.5.B Evert Jacobus geboren te Rheden op 14-11-1905. Beroep, metaaldraaier. Huwt te Arnhem op 308-1933 met Hendrina Frederika Hendriks geboren te Arnhem op 19-5-1908. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Hij woont te Spankeren, Dorpsweg 47.
LXXXIII
L.1.A.1.E.4.G.1.D.5.B.1 Willem Evert geboren te Rheden op 27-4-1934. Beroep, Purser KLM. Huwt te Arnhem op 27-111957 met Johanna Gezina Hermina Bos geboren te Porong (Indonesie) op 4-5-1925. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren. Zij wonen te Heerhugowaard, Nuyenburglaan 28. L.1.A.1.E.4.G.1.D.5.B.2 Hans Pieter geboren te Arnhem op 6-10-1948. Beroep, belastingambtenaar. Huwt te Doesburg op 22-12-1970 met Wilhelmina van Lente geboren te Doesburg op 5-5-1950. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Apeldoorn, Bierbrouwershorst 802. L.1.A.1.E.4.G.1.D.5.C Wendelina Helena geboren te Rheden op 3-11-1907. Huwt te Rheden op 2-6-1939 met Antonius Hendrikus Peters geboren te Huissen op 13-11-1905 en overleden te Doetinchem op 4-1-1975. Zij woont Vulcaanstraat 45 te Terborg. L.1.A.1.E.4.G.1.D.6 Maria Carolina geboren te Dieren op 11-9-1883 en overleden te Amsterdam op 19-12-1954. Huwt te Amsterdam op 21-11-1912 met Johannes Cornelis Bakker geboren te Leiden op 4-111888 en overleden te Amsterdam op 26-12-1960. L.1.A.1.E.4.G.1.D.7 Willem Lourens geboren te Dieren op 11-9-1883 en overleden te Hasselt op 26-12-1964. Beroep, werkbaas gemeentewerken. Gehuwd te Beilen op 16-4-1916 met Wimke Pieters geboren te Smilde op 14-6-1895 en overleden te Zwolle op 13-8-1976. Uit het huwelijk zijn zes kinderen geboren, een is er vroeg overleden. L.1.A.1.E.4.G.1.D.7.F Willempje geboren te Hasselt op 29-11-1932. Huwt te Delfzijl op 14-11-1957 met Geert Willem Grasmeyer geboren te Assen op 15-3-1929. Beroep, PTT beambte. Zij wonen te Grijpskerk, Herenstraat 22. L.1.A.1.E.4.G.1.D.7.E Hardrika geboren te Hasselt op 30-5-1931. Beroep, Apotheek assistente. Huwt te Hasselt met Harm Nijkamp geboren te Almenum op 9-5-1929. Beroep, adjunkt Directeur scholengemeenschap. Zij wonen te Heteren (Gld) Kastanjelaan 2. L.1.A.1.E.4.G.1.D.7.D Geesje geboren te Hasselt op 2-1-1925 en overleden te Delfzijl op 28-9-1980. Huwt te Delfzijl op 13-10-1949 met Abraham Huisman geboren te Ulrum op 3-11-1922. Beroep ondernemer. L.1.A.1.E.4.G.1.D.7.C Maria Geesina geboren te Hasselt op 11-9-1921 en overleden aldaar op 6-5-1981. Huwt te Zwollerkerspel op 28-1-1943 met Gerrit van Dijk geboren te Zwollerkerspel op 24-11-1914 en overleden te Zwolle op 25-11-1964.
LXXXIV
L.1.A.1.E.4.G.1.D.7.B Pieter geboren te Hasselt op 1-7-1919 en ongehuwd overleden te Assen op 20-9-1943 vanwege verzetsactiviteiten werd hij door de Duitsers gefusilleerd. L.1.A.1.E.4.G.1.D.7.A Lowinus Jacobus geboren te Smilde op 4-6-1916 en overleden te Groningen op 6-6-1972. Beroep hoofdagent van de politie. Huwt te Groningen op 26-10-1944 met Hinderkien Kunst geboren op 22-6-1922. Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren. Zij woont te Haren (Groningen) Boterbloemweg 33. L.1.A.1.E.4.G.1.D.7.A.1 Wimke Hendriktje geboren te Groningen op 26-3-1945. Beroep ontwerpster kinderkleding. Huwt te Groningen op 1-9-1964 met Hendrik Cor Kramer geboren te Bolsward op 22-1-1943. Beroep leraar. Zij wonen te Sappemeer, Noorderstraat 213. L.1.A.1.E.4.G.1.D.7.A.2 Pieter geboren te Groningen op 30-7-1947. Beroep brandwacht. Huwt te Groningen op 9-10-1967 met Dieuwke Grietje Haaima geboren te Groningen op 20-1-1949. Uit het huwelijkzijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Groningen, Porfierstraat 46. L.1.A.1.E.4.G.1.D.7.A.3 Geert geboren te Groningen op 28-2-1952. Beroep huisschilder, zelfstandig ondernemer. Huwt te Groningen op 26-3-1970 met Berendje Hoving geboren te Groningen op 2-7-1953. Uit het huwelijk is één kind geboren. Zij wonen te Groningen, Albertine Agnesplein 1a. L.1.A.1.E.4.G.1.D.7.A.4 Willem Lourens geboren te Groningen op 13-4-1957. Ongehuwd. Hij woont te Groningen, Meindert Hobbemastraat 10. L.1.A.1.E.4.G.1.D.7.A.5 Christa Maria geboren te Groningen op 13-4-1957. Ongehuwd. Zij woont Kremersheerd 53 te Beyem (Groningen). L.1.A.1.E.4.G.1.D.8 Fredericus Fransiscus geboren te Dieren op 20-7-1885 en overleden te Apeldoorn op 10-7-1973. Beroep metselaar. Huwt te Dieren op 4-12-1909 met Anna Catharina Cornelissen geboren te Dieren op 14-3-1890 en overleden te Apeldoorn op 18-3-1979. Uit het huwelijk werden zeven kinderen geboren. L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.A Fransiscus Fredericus geboren te Rheden op 28-2-1910 en overleden te Apeldoorn op 21-2-1970. Beroep automonteur. Huwt te Apeldoorn op 7-1-1932 met Arnolda Paulina Jansen in de Wal geboren te Deventer op 12-6-1911 en overleden aldaar op 9-3-1971. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren.
LXXXV
L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.A.1 Fredericus Fransiscus geboren te Apeldoorn op 18-7-1932. Beroep textielfabrikant. Huwt te Apeldoorn op 3-10-1962 met Hermina van Enck geboren te Apeldoorn op 1-10-1942. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Apeldoorn, Reigersweg 81. L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.A.2 Paulina Berendina geboren te Apeldoorn op 4-4-1936. Huwt te Apeldoorn op 20-6-1956 met Johannes Arie Hendriks geboren te Vaassen op 3-8-1935. Zij wonen te Sittard, Vrangendael 142. L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.A.3 Gerhardus Fransiscus geboren te Apeldoorn op 29-10-1939. Beroep ondernemer. Huwt te Ochten op 1-11-1963 met Antonia Maria Sanders geboren te Ochten op 2-9-1943. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Apeldoorn, Polkastraat 18. L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.B Jacobus Antonius geboren te Doetinchem op 1-3-1912. Huwt te Apeldoorn op 27-2-1935 met Woutertje Weverdina de Graaff geboren te Apeldoorn op 16-5-1915. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Apeldoorn, Vechtstraat 10. L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.C Maria geboren te Doetinchem op 7-4-1914. Huwt te Apeldoorn op 20-4-1938 met Hendricus Adrianus de Boer geboren te Voorburg op 2-2-1909. Beroep huisschilder. Zij wonen te Voorburg, Willemstraat 67. L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.D Anna Helena geboren te Goor op 29-12-1916. Huwt te Apeldoorn op 23-4-1941 met Fransiscus Johannes Antonius Strik geboren te Apeldoorn op 17-11-1913 en overleden aldaar op 30-5-1969. Beroep autobekleder. Zij woont Arnhemseweg 52 te Apeldoorn. L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.E Wilhelmus Johannes geboren te Apeldoorn op 21-9-1920. Beroep machine operator. Huwt 1e maal te Apeldoorn op 24-2-1949 met Elisabeth Maria Theodora Bisseling geboren te Duiven op 15-5-1922 en overleden te Apeldoorn op 23-2-1969. Huwt 2e maal te Apeldoorn op 27-11-1969 met Bernardina Deenen. Uit het 1e huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Apeldoorn, de Savornin Lohmanstraat 24. L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.E.1 Fransiscus Fredericus Johannes geboren te Apeldoorn op 6-8-1953. Beroep systeem ontwerper. Huwt te Zutphen op 29-9-1978 met Elsken Sybilla Groothulze geboren te Zutphen op 29-121954. Beroep typiste. Zij wonen te Apeldoorn, Schoutenveld 414. L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.E.2 Antonius Hermanus Theodorus geboren te Apeldoorn op 27-1-1957. Beroep marktkoopman. Huwt te Apeldoorn op 14-12-1976 met Jacoba Zwaantina von Prickartz geboren te Apeldoorn op 17-4-1955. Zij wonen te Apeldoorn, de Savornin Lohmanstraat 36. Uit het huwelijk is één kind geboren.
LXXXVI
L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.F Fransisca Catharina geboren te Apeldoorn op 14-10-1928. Huwt te Apeldoorn op 6-12-1974 met Marinus Clement geboren te Haarlem op 2-1-1925. Beroep vertegenwoordiger. Zij wonen te Haarlem, Erasmuslaan 8. L.1.A.1.E.4.G.1.D.8.G Helena geboren te Apeldoorn op 25-7-1932. Huwt te Voorburg op 26-10-1962 met Gerardus Prins geboren te Amsterdam op 21-8-1921. Zij wonen te Hoogeveen, Spechtlaan 9. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9 Bernardus Antonius geboren te Dieren op 4-12-1887 en overleden te Zutphen op 21-12-1965. Beroep chef papierfabriek. Huwt te Zutphen mei 1911 met Hermina Marks geboren te Zutphen op 4-10-1889 en overleden aldaar op 6-7-1952. Uit het huwelijkzijn vier kinderen geboren. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.A Maria Helena geboren te Zutphen op 26-6-1911. Huwt te Zutphen op 19-6-1946 met Albert Koeslag geboren te Groningen op 6-9-1908 en overleden te Zutphen op 19-8-1956. Zij woont te Zutphen, de Moesmate 180 L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.B Aleida Hermina geboren te Zutphen op 6-5-1914. Huwt te Zutphen op 10-5-1939 met Johannes Gerardus Henrikus Boekhorst geboren te Driel op 3-1-1906. Zij wonen te Zutphen, Turfstraat 7. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.C Bernardus Antonius Hermanus geboren te Zutphen op 1-11-1915. Beroep vertegenwoordiger. Huwt te Warnsveld op 20-9-1943 met Maria Henriëtte van Haaren geboren Warnsveld op 26-31918. Uit het huwelijk zijn zes kinderen geboren. Zij wonen te Tilburg, Daendelsstraat 78. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.C.1 Maria Gerarda Hermina Theodora geboren te Diessen op 6-9-1944. Huwt te Woerden op 14-121965 met Antonius Gerardus Epping geboren te Woerden op 7-7-1941. Zij wonen te Woerden, de Waver 7. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.C.2 Josephine Maria geboren te Zutphen op 18-5-1946. Huwt te Tilburg op 19-7-1972 met Henricus Laurentius Cornelis van Eekert geboren te Eindhoven op 1-7-1946. Zij wonen te Veldhoven, Euntbeek 10. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.C.3 Paulina Gerarda Johanna Maria geboren te Zutphen op 25-3-1947. Beroep verpleegkundige. Huwt te Tilburg op 20-8-1971 met Fransiscus Jacobus Cornelius Aloysius van Luytelaar geboren te Tilburg op 8-3-1947. Zij wonen te Veldhoven, Koleind 25. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.C.4 Hermine Aleida Maria geboren te Utrecht op 24-2-1950. Huwt te Tilburg op 23-11-1972 met Antonius Xaverius Martinus Peeters geboren te Wanroy op 15-1-1939. Zij wonen te Tilburg, Bernardusplein 26.
LXXXVII
L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.C.5 Johanna Hermina Maria geboren te Utrecht op 29-7-1952. Huwt te Tilburg op 2-1-1976 met Paulus Ludovicus Theodorus Maria de Jong geboren te Tilburg op 9-11-1949. Zij wonen te Linschoten, de beide Vlooswijkenlaan 24. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.C.6 Aleida Johanna Maria geboren te Utrecht op 23-2-1954. Huwt te Tilburg op 1-12-1977 met Johannes Gerardus Jozef Verkley geboren te Willeskop op 14-3-1947. Zij wonen te Montfoort, Stadhouderslaan 105. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.D Lowinus Johannes geboren te Zutphen op 7-1-1921. Beroep ambtenaar rijksbelastingen. Huwt te Zutphen op 25-9-1946 met Maria Aleida Reuvers geboren te Boxtel op 26-3-1921. Uit het huwelijk zijn elf kinderen geboren. Zij wonen te Zutphen, Pagematestraat 37. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.D.1 Johanna Margaretha Maria geboren te Zutphen op 19-11-1947. Huwt aldaar op 13-8-1970 met Hendrikus Wilhelmus Staring geboren te Lichtevoorde op 8-4-1943. Zij wonen te Elst, Zoetendaal 127. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.D.2 Hermina Maria geboren te Zutphen op 11-12-1948. Huwt aldaar op 15-11-1972 met Hubertus Hendrikus van Haaren geboren te Zutphen op 22-12-1945. Zij wonen te Zutphen, Van Löbenselsstraat 18. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.D.3 Bernardus Antonius geboren te Zutphen op 29-5-1950. Beroep chauffeur bezorger. Huwt te Lochem op 9-8-1972 met Maria Holterman geboren te Lochem op 30-4-1948. Uit het huwelijk werd één kind geboren. Zij wonen te Lochem, Graaf Lodewijklaan 6. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.D.4 Johannes Wilhelmus Maria geboren te Zutphen op 21-8-1951. Beroep brood-banketbakker. Huwt aldaar op 27-6-1973 met Sinie Hamer geboren te Zutphen op 27-11-1954. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Zutphen, Wibautstraat 17. L.1.A.1.E.4.G.1.D.9.D.6 Maria Josephina Theresia geboren te Zutphen op 28-1-1955. Huwt aldaar op 8-9-1976 met Gerrit Wensink geboren te Loenen op 8-2-1955. Zij wonen te Doetinchem, Markhorst 17. L.1.A.1.E.4.G.1.F Maria Petronella geboren te ’s-Hertogenbosch op 29-7-1847 en overleden aldaar op 11-12-1905. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 1-2-1868 met Arnoldus van Gulik geboren te Wintelre op 17-31847 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 22-7-1906.
LXXXVIII
L.1.A.1.E.4.G.1.G Bernardus geboren te ’s-Hertogenbosch op10-12-1849 en overleden aldaar op 18-10-1932. Beroep koopman in aardewerk. Huwt 1e maal te ’s-Hertogenbosch op 8-7-1871 met Anna Wilhelmina Delmee geboren te Sittard op 11-9-1848 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 6-51882. Huwt 2e maal te ’s-Hertogenbosch op 13-11-1889 met Maria Sophia Huiskens geboren te Sittard op 11-6-1863 en overleden te ‘s-Hertogenbosch op 29-3-1948. Uit het 1e huwelijk worden acht kinderen geboren en uit het 2e huwelijk vijf kinderen geboren. Totaal zijn acht kinderen te vroeg overleden. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4 Jacobus geboren te ’s-Hertogenbosch op 26-10-1875 en overleden aldaar op 19-10-1959. Beroep sigarensorteerder. Huwt aldaar op 15-12-1899 met Matthea Claassen geboren te Zesgehuchten op 2-7-1879 en overleden te Eindhoven op 13-2-1966. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren waarvan het 1e kind bij het huwelijk werd “erkend” door de vader. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A Johannes Henricus geboren te ’s-Hertogenbosch op 21-9-1899 en overleden aldaar op 27-8-1963. Huwt aldaar met Johanna Nicolasina van Hezik op 17-5-1918. Zij werd geboren te ’sHertogenbosch op 27-3-1899. Uit het huwelijk werden tien kinderen geboren. Bij het huwelijk van zijn ouders op 15-12-1899 was hij dus reeds geboren en had bij de inschrijving in de burgerlijke stand de familienaam van zijn moeder Claassen gekregen daar deze niet gehuwd was. Bij het huwelijk werd hij door Jacobus als zijn kind “erkend” en geëcht en kreeg daardoor de familienaam van Laarhoven. Niet bekend is of hij ook werkelijk een kind van Jacobus was. Nog in leven zijnde zonen van hem “beweren” dat zij de familienaam van Laarhoven ten onrechte dragen want dat hun vader een kind zou zijn geweest van een zekere Raymakers. Daar zij echter de familienaam dragen worden zijn afstammelingen toch in dit boek vermeld. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.1 Jacobus Matheus geboren te `s-Hertogenbosch op 12-2-1919 en overleden aldaar op 4-10-1970. Huwt aldaar op 20-6-1945 met Coelestina Cornelia Johanna Badjoe geboren te Loon op Zand op 25-3-1922. Uit het huwelijk zijn zeven kinderen geboren. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.1.A Jeannette Johanna geboren te ’s-Hertogenbosch op 9-4-946. Huwt aldaar op 11-1-1967 met Jacobus Hubertus Maria Voormans geboren te ’s-Hertogenbosch op 9-7-1941. Zij wonen te Hoge Smilde, Veenstraat 24. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.1.B Henricus Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 19-1-1948. Beroep econoom. Huwt te Breukelen op 16-6-1978 met Johanna Egbertina de Boer geboren te Noordwijk op 10-12-1955. Beroep onderwijzeres. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Luttem, Kirchlinteln (BRD), Ameversberg 9. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.1.C Coelestina Elisabeth geboren te ’s-Hertogenbosch op 24-9-1949. Huwt aldaar op 16-6-1972 met Antonius Wilhelm van der Horst geboren te Heerlen op 18-9-1950. Het huwelijk werd door echtscheiding ontbonden te ’s-Hertogenbosch op 16-1-1976.
LXXXIX
L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.1.D Christien Jacobus geboren te Paddington (Australië) op 24-12-1951. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 20-4-1973 met Johan Willem van Beers geboren te Manokwari op 1-11-1951. Zij wonen te ’sHertogenbosch, Nederkwartier 33. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.1.E Jack Jozef geboren te Rockdale (Australië) op 5-1-1956. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 28-5-1975 met Maria Louise Gerarda Kuypers geboren te ’s-Hertogenbosch op 5-12-1958. Uit het huwelijk is een kind geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, 4e donk 36. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.1.F Sylvia Johanna geboren te `s-Hertogenbosch op 19-10-1960. Huwt aldaar op 13-6-1980 met Rudolf Hendrik van Vliet geboren te Putten op 18-5-1959. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Churchill laan 119. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.2 Martinus Jacobus geboren te `s-Hertogenbosch op 5-9-1920. Huwt aldaar op 7-5-1949 met Elisabeth Geertruida Janssen geboren te Rosmalen op 22-2-1929. Zij emigreren per 14-4-1950 naar Australië. Verder geen gegevens bekend. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.4 Johannes Henricus geboren te ’s-Hertogenbosch op 25-3-1924. Huwt aldaar op 11-11-1950 met Johanna Cornelia Mulders geboren te Eindhoven op 21-4-1930. Uit het huwelijk is een kind geboren. Per 9-4-1974 emigreren zij naar Australië. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.5 Adriana Leonarda geboren te ’s-Hertogenbosch op 13-4-1926. Huwt aldaar op 8-5-1948 met Adrianus Gelinus Buddenböhmer geboren te Vlaardingen op 21-7-1917. Zij wonen te Vlaardingen, Burgemeester Pruisstraat 138d. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.7 Jeannette Nicolasina geboren te ’s-Hertogenbosch op 5-4-1931. Huwt aldaar op 11-6-1952 met Johannes van der Hout geboren te ’s-Hertogenbosch op 10-8-1927. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.8 Petrus Johannes geboren te ’s-Hertogenbosch op 2-2-1934. Huwt aldaar op 26-5-1956 met Theodora Johanna Maria van den Heuvel geboren te ’s-Hertogenbosch op 11-3-1937. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, de Vutter 11. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.9 Mathea Jacoba geboren te ’s-Hertogenbosch op 27-2-1935. Huwt aldaar op 16-2-1955 met Paulus Constantinus van den Hout geboren te ’s-Hertogenbosch op 3-2-1929. Zij wonen aldaar op de tweede slagen 67. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.A.10 Fransiscus Johannes geboren te ’s-Hertogenbosch op 31-7-1937. Emigreert per 4-2-1974 ongehuwd naar Australië.
XC
L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B Bernardus Henricus geboren te ’s-Hertogenbosch op 6-12-1901 en overleden aldaar op 17-101977. Beroep sigarensorteerder, later kelner. Huwt aldaar op 5-1-1924 met Hendrika Cornelia de Bresser geboren te Vught op 30-7-1903 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 18-3-1971. Uit het huwelijk werden tien kinderen geboren. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.1 Jacobus Adrianus Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 2-7-1924. Huwt aldaar op 25-9-1945 met Antonia Maria Brancart geboren te ’s-Hertogenbosch op 3-7-1924. Uit het huwelijk werden zes kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Hugo Verriesthof 15. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.1.A Marie Henrica Gerarda geboren te `s-Hertogenbosch op 30-5-1946. Huwt aldaar op 17-12-1975 met Godefridus Leonardus Biermans geboren te Melick-Herkenbosch op 25-11-1934. Zij wonen te Vught, Esschestraat 118. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.1.B Henrica Maria Adriana Wilhelmin geboren te ‘s-Hertogenbosch op 9-8-1947. Huwt aldaar op 512-1969 met Lambertus Johannes Ekstijn geboren te ’s-Hertogenbosch op 26-10-1948. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Mgr v Roosmalenplein 58. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.1.C Rosalina Martinus Jacoba Antonia geboren te ’s-Hertogenbosch op 18-12-1950. Huwt aldaar op 14-12-1978 met Lodewijk Marinus Schouten geboren te ’s-Hertogenbosch op 22-9-1954. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Eimeren 5. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.1.D Bernardus Jacobus Thomas Chritina geboren te ’s-Hertogenbosch op 17-1-1952. Huwt aldaar op 11-12-1974 met Theodora Lucia van den Hout geboren te ’s-Hertogenbosch op 6-2-1953. Uit het huwelijk is een kind geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, 2e Hambaken 76. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.1.E Thomas Bernardus Huberdina geboren te ’s-Hertogenbosch op 20-2-1955. Huwt aldaar op 10-71981 met geertruida Wilhelmina Maria van Heerbeek geboren te ’s-Hertogenbosch op 3-8-1959. Uit het huwelijk is een kind geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Scheldestraat. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.2 Johannes Wilhelmus Adrianus geboren te ’s-Hertogenbosch op 11-10-1925. Beroep verkoper. Huwt aldaar op 23-9-1950 met Henrica Vogel geboren te ’s-Hertogenbosch op 9-11-1928. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Waalstraat 15. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.2.A Bernardus Johannes Jacobus geboren te ’s-Hertogenbosch op 18-3-1951 en ongehuwd overleden aldaar tengevolge van een auto-ongeluk op 21-4-1967.
XCI
L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.2.B Gerardus Matheus Mathijs Henricus geboren te ’s-Hertogenbosch op 9-6-1952. Beroep elektricien. Huwt aldaar op 8-9-1972 met Johanna Venrooy geboren te ’s-Hertogenbosch op 4-91954. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, 4e slagen 15. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.3 Cornelia Johanna Mathea geboren te ’s-Hertogenbosch op 24-11-1926. Huwt aldaar met Johannes Cornelis Mattheus Klemans geboren te Tilburg op 6-10-1925. Zij wonen te Vught, Johan Evertsestraat 20. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.4 Adriana Hendrika Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 6-8-1929. Huwt aldaar op 2-3-1957 met Marinus Dirk Cornelis van den Oetelaar geboren te Vught op 8-4-1931. Zij wonen te Vught, Michiel de Ruyterweg 83. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.5 Mathea Johanna Huberta geboren te ’s-Hertogenbosch op 7-5-1931. Huwt aldaar op 16-5-1953 met Hendrikus Brouwer geboren te ’s-Hertogenbosch op 6-12-1932. Zij wonen te ’sHertogenbosch, Zuid-Willemsvaart 245. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.6 Henrica Bernardina Allegonda geboren te ’s-Hertogenbosch op 5-1-1934. Huwt aldaar op 10-101953 met Dirk Herman Wolthuis geboren te Amsterdam op 25-11-1927. Beroep schipper. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Eric de Roodestraat 19. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.7 Bernardus Wilhelmus Fransiscus geboren te ’s-Hertogenbosch op 3-7-1935. Beroep kelner. Ongehuwd gebleven. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.8 Henricus Adrianus geboren te ’s-Hertogenbosch. Beroep stukadoor. Huwt aldaar met Johanna Henrica van Elten geboren te ’s-Hertogenbosch op 8-5-1941. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Wilhelmus Kervelstraat 34. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.B.9 Wilhelmus Gerardus Josephus geboren te ’s-Hertogenbosch op 6-3-1940. Beroep schilder. Huwt aldaar op 1-5-1964 met Cornelia Langehuizen geboren te St.Michielsgestel op 4-7-1945. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Dongenhof 14. L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.C Anna Elisabeth geboren te ’s-Hertogenbosch op 23-7-1903 en overleden te Eindhoven in juli 1984. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 3-4-1929 met Hubertus Maria van der Sluiszen geboren te ’s-Hertogenbosch op 14-3-1902.
XCII
L.1.A.1.E.4.G.1.G.4.D Johanna Elisabeth Mathea geboren te ’s-Hertogenbosch op 13-10-1906 en overleden te Eindhoven op 1-4-1973. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 28-12-1929 met Petrus Jacobus Johannes van Breemen geboren te ’s-Hertogenbosch op 15-3-1903 en overleden te Geldrop op 27-11-1969. L.1.A.1.E.4.G.1.G.6 Wilhelmina Cornelia geboren te ’s-Hertogenbosch op 18-1-1878. Zij vetrekt op 29-8-1900 naar Gent. Daar verder niet meer terug te vinden. L.1.A.1.E.4.G.1.G.7 Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 8-4-1879 en overleden aldaar op 9-12-1914. Zij huwt aldaar op 25-4-1900 met Johannes Antonius Broers geboren te ’s-Hertogenbosch op 27-2-1877 en overleden aldaar op 4-4-1901. L.1.A.1.E.4.G.1.G.9 Maria Fransisca geboren te ’s-Hertogenbosch op 28-6-1889 en overleden aldaar op 25-10-1920. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 8-1-1909 met Cornelis Visschers geboren te ’s-Hertogenbosch op 19-5-1885. L.1.A.1.E.4.G.1.G.13 Antje geboren te ’s-Hertogenbosch op 11-10-1895 en overleden aldaar op 4-10-1974. Huwt te ’sHertogenbosch op 2-5-1913 met Theodorus Johannes Henraat geboren te Uden op 24-6-1890 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 15-3-1945. L.1.A.1.E.4.G.1.H Johanna geboren te ’s-Hertogenbosch op 8-7-1852 en overleden aldaar op 5-6-1881. Huwt te ’sHertogenbosch op 14-7-1877 met Johannes van Dalen geboren te Varik op 24-6-1853. L.1.A.1.E.4.G.1.L Wilhelmus van Laarhoven geboren te ’s-Hertogenbosch op 29-8-1857 en overleden aldaar op 1-9-1932. Beroep koopman. Huwt te Veenendaal op 16-10-1880 met Errisje Vonk geboren te Veenendaal op 17-11862 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 14-12-1933. Uit het huwelijk werden veertien kinderen geboren waarvan er zes vroeg zijn overleden. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1 Bernardus geboren te ’s-Hertogenbosch op 19-5-1881 en overleden aldaar op 3-11-1958. Beroep venter. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 27-6-1900 met Christina Maria Vorstenbosch geboren te Boxmeer op 23-11-1882 en overleden te ’s-Hertogenbosch op 3-4-1953. Uit het huwelijk zijn vijftien kinderen geboren, zes zijn vroeg overleden. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.A Wilhelmus geboren te ’s-Hertogenbosch op 27-4-1901 en overleden aldaar op 30-1-1964. Beroep koopman. Huwt aldaar op 3-6-1922 met Maria Cornelia Johanna van de Wal geboren te ’sHertogenbosch op 10-12-1898 en overleden aldaar op 11-3-1981. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren, een overleed vroeg.
XCIII
L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.A.1 Maria Wilhelmina geboren te ’s-Hertogenbosch op 20-7-1923. Huwt 1e maal aldaar op 8-1-1944 met Wouterus Antonius Josephus van de Akker geboren te ’s-Hertogenbosch op 7-10-1921. Gescheiden op 16-5-1951. Huwt 2e maal aldaar op 22-3-1952 met Johannes Petrus Voets geboren te Rosmalen op 22-9-1922. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.A.2 Bernardus geboren te ’s-Hertogenbosch op 20-2-1925. Beroep sigarenmaker. Huwt aldaar op 236-1945 met Anna Catharina van den Bergh geboren te ’s-Hertogenbosch op 13-5-1925. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Gheert van Calcarplein 21. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.C Rosina geboren te ’s-Hertogenbosch op 12-3-1904 en overleden aldaar op 19-1-1982. Huwt aldaar op 26-1-1924 met Matheus Passon geboren te ’s-Hertogenbosch op 3-2-1903. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.F Cornelia Wilhelmina geboren te ’s-Hertogenbosch op 6-9-1908 en overleden aldaar op 8-7-1978. Huwt aldaar op 9-11-1929 met Ludovicus Albertus Henricus Meerbach geboren te ’sHertogenbosch op 31-3-1905. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.J Maria Johanna geboren te ’s-Hertogenbosch op 27-7-1911 en huwt aldaar op 8-2-1936 met Cornelis Lambertus Kradolfer geboren te ’s-Hertogenbosch op 5-10-1910. Zij wonen te ’sHertogenbosch, St.Maartenstraat 42. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.K Jacobus geboren te ’s-Hertogenbosch op 19-2-1913. Huwt aldaar op 24-6-1939 met Elisabeth Johanna van Gelder geboren te ’s-Hertogenbosch op 26-1-1918 en overleden aldaar op 3-3-1974. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren. Hij woont te ’s-Hertogenbosch, Hoge Slagen 381. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.K.1 Helena Maria Jacoba geboren te ’s-Hertogenbosch op 26-1-1944. Huwt aldaar op 1-3-1966 met Johannes Petrus Maria de Groot geboren te ’s-Hertogenbosch op 15-2-1946. Zij wonen te Nuland, Loonsestraat 1a. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.K.2 Marianne geboren te ’s-Hertogenbosch op 22-4-1945. Huwt aldaar op 4-7-1967 met Adriaan van Houwelingen geboren te Sliedrecht op 16-8-1945. Beroep verwarmingsmonteur. Zij wonen te ’sHertogenbosch, 1e Reit 113. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.K.3 Paulus Henricus Jacobus geboren te ’s-Hertogenbosch op 27-10-1951. Beroep chauffeur. Huwt aldaar op 12-11-1971 met Maria Alida Johanna Huisman geboren te ’s-Hertogenbosch op 27-21950. Uit het huwelijk zijn 2 kinderen geboren. Zij wonen te `s-Hertogenbosch, Neercanne 20.
XCIV
L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.K.4 Johannes geboren te ’s-Hertogenbosch op 1-3-1954. Beroep vertegenwoordiger. Huwt te Ammerzoden op 26-2-1976 met Anna Adriana Maria Somers geboren te Ammerzoden op 26-71951. Beroep ambtenares. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren. Zij wonen te Rosmalen, Nieuwe Erven 10. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.L Johanna Lamberta geboren te ’s-Hertogenbosch op 9-7-1915. Huwt aldaar op 18-10-1939 met Lambertus Johannes Maria Visser geboren te ’s-Hertogenbosch op 14-8-1909. Zij wonen te ’sHertogenbosch, Fahrenheitstraat 8. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.M Johanna Fransiscus geboren te ’s-Hertogenbosch op 20-11-1916. Huwt aldaar op 1-5-1940 met Andries van Oosten geboren te Delft op 5-5-1916. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Waalstraat 39. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.N Bernardus geboren te ’s-Hertogenbosch op 10-11-1920. Huwt aldaar op 25-4-1942 met Helena Johanna Maria van Beynen geboren te ’s-Hertogenbosch op 26-7-1924. Uit het huwelijk zij drie kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Helftheuvelpassage 845. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1.N.1 Wilhelmina Maria Elisabeth Theodora Hendrika geboren te ’s-Hertogenbosch op 12-7-1944. Huwt aldaar op 26-9-1966 met Hendrikus Adrianus Gerardus van den Brand geboren te Schijndel op 7-11-1943. Zij wonen te Schijndel. L.1.A.1.E.4.G.1.L.1. Henricus Leendert geboren te ’s-Hertogenbosch op 24-2-1923 en overleden aldaar op 22-7-1969. Huwt te Berlicum op 21-5-1947 met Paulina Henrica van Lith geboren te Rosmalen op 5-7-1924. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren. Zij woont te ’s-Hertogenbosch, Reggestraat 25. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2 Jacobus geboren te ’s-Hertogenbosch op 30-12-1882 en overleden te Stoughton (USA) op 4-21936. Beroep sigarenmaker. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 30-10-1903 met Maria van der Putten geboren te ’s-Hertogenbosch op 8-9-1887 en overleden aldaar op 19-9-1953. Uit het huwelijk werden zes kinderen geboren. Twee hiervan zijn vroeg overleden. Jacobus vertrok na 1920 naar de Verenigde Staten en is niet meer teruggekeerd. Zijn vrouw en kinderen bleven in Nederland achter. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.B Errisje Wilhelmina geboren te ’s-Hertogenbosch op 14-5-1905 en overleden aldaar op 21-9-1977. Huwt de 1e maal te ’s-Hertogenbosch op 2-6-1926 met Jan Martinus van den Boogaardt geboren te ’s-Hertogenbosch op 10-5-1895 en overleden aldaar op 22-7-1952. Huwt de 2e maal aldaar op 19-10-1955 met Theodorus van der Heyden geboren te ’s-Hertogenbosch op 9-6-1903 en overleden aldaar op 16-7-1980.
XCV
L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.C Wilhelmus geboren te ’s-Hertogenbosch op 3-1-1908 en overleden aldaar op 18-6-1972. Beroep ziekenverpleger. Huwt te Helvoirt op 11-5-1937 met Petronella Maria van Baardwijk geboren te Helvoirt op 15-9-1913. Uit het huwelijk werden zeven kinderen geboren. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.C.1 Antonetta Maria Johanna geboren te ’s-Hertogenbosch op 22-4-1938. Huwt aldaar op 14-12-1962 met Fransiscus Harmse geboren te ’s-Hertogenbosch op 2-4-1937. Beroep schoenmaker. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, 3e Haren 179 L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.C.2 Wilhelmina Elisabeth Johanna geboren te ’s-Hertogenbosch op 7-3-1940 en overleden te Katwijk aan Zee op 25-3-1969. Huwt te Valkenburg (Zuid-Holland) op 7-2-1966 met Theodorus van Essen geboren te Valkenburg (Zuid-Holland) op 4-10-1939. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.C.3 Jacobus Wilhelmus Maria Elisabeth geboren te ’s-Hertogenbosch op 15-4-1943. Beroep rijksambtenaar. Huwt te Valkenburg (Zuid-Holland op 6-2-1981 met Johanna Adriana Alida van Essen geboren te Leiden op 23-12-1941. Uit het huwelijk is één kind geboren. Zij wonen te Valkenburg (Zuid-Holland), Claudiusdreef 19. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.C.4 Johannes Maria Wouterus Gerardus geboren te ’s-Hertogenbosch op 15-8-1944. Beroep ingenieur. Huwt te Vlijmen op 27-10-1972 met Theresia Gerardina Maria van Beynen geboren te Vlijmen op 16-5-1948. Beroep verpleegster. Uit het huwelijk is een kind geboren. Zij wonen te ’sHertogenbosch, Ophoviuslaan 30. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.C.5 Waltherus Cornelis Peterus geboren te ’s-Hertogenbosch op 1-6-1947. Beroep ambtenaar. Huwt aldaar op 19-11-1971 met Alberdina Theresia Maria de Winter geboren te ’s-Hertogenbosch op 8-10-1952. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Citadellaan 115. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.C.6 Wilhelmus Lambertus Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 14-1-1949. Ongehuwd gebleven. Beroep vertegenwoordiger. Hij woont te ’s-Hertogenbosch, Zuiderpassage 17. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.C.7 Antonius Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 13-6-1952. Beroep loodgieter. Huwt te Uden op 3-5-1973 met Gerarda Johanna Maria van Dijck geboren te Odiliapeel op 8-12-1952. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, 9e hambaken 143. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.D Jacobus geboren te ’s-Hertogenbosch op 9-4-1910 en overleden te Oisterwijk op 14-7-1961. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 17-10-1935 met Johanna Akkermans geboren te Dordrecht op 17-7-1913. Uit het huwelijk zijn acht kinderen geboren.
XCVI
L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.D.1 Maria Wilhelmina Adriana geboren te Oisterwijk op 1-8-1936. Huwt te Helvoirt op 16-1-1956 met Adrianus van Biljouw geboren te Helvoirt op 17-3-1933. Beroep stratenmaker. Zij wonen te Oisterwijk, Kempenlandstraat 14. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.D.2 Elisabeth Petronella Maria geboren te Oisterwijk op 25-7-1937. Huwt aldaar op 4-5-1960 met Johannes Antonius van Haaren geboren te Oisterwijk op 17-10-1933. Beroep bouwvakker. Zij wonen te Oisterwijk, Moergestelseweg 7. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.D.3 Jacobus Wilhelmus Bernardus Adrianus geboren te Oisterwijk op 2-9-1938. Beroep metselaar. Huwt te Boxtel op 17-7-1964 met Maria van Schijndel geboren te Boxtel op 10-4-1933. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te Oisterwijk, Boxtelsebaan 85. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.D.4 Maria Anna geboren te Oisterwijk op 27-5-1940. Huwt aldaar op 29-4-1964 met Johannes Cornelis Maria de Bruyn geboren te Udenhout op 26-1-1937. Beroep schoenmaker. Zij wonen te Udenhout, Slimstraat 102. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.D.5 Adrianus Maria Petronella Marinus geboren te Oisterwijk op 14-7-1941. Gehuwd met Donders? Geboren te Oisterwijk op 19-3-1944. Zij leven gescheiden. Hij woont te Tilburg, zij te Oisterwijk. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Deze wonen zelfstandig te Oisterwijk, Boxtelsebaan 94. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.D.6 Wilhelmus Bernardus Adrianus Jacobus geboren te Oisterwijk op 30-9-1942. Beroep constructiewerker. Huwt te Goirle op 23-12-1966 met Johanna Henrica Maria Helena Bruers geboren te Breda op 25-5-1949. Uit het huwelijk is één kind geboren. Zij wonen te Oisterwijk, Burgtakkerdreef 95. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.D.7 Johanna Gerarda Adriana Maria geboren te Oisterwijk op 12-10-1945. Huwt aldaar op 15-7-1966 met Adrianus Fransiscus van Kleef geboren te Boxtel op 25-2-1942. Zij wonen te Oisterwijk, Pastoor van Heesbeenstraat 1. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.D.8 Theodora Antonia Maria geboren te Oisterwijk op 25-7-1946. Huwt aldaar op 6-10-1967 met Josephus Wouterus Schilders geboren te Oisterwijk op 15-3-1943. Beroep schoenmaker. Zij wonen te Oisterwijk, Burgemeester van Beekhovenstraat 7. L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.F Marinus geboren te ’s-Hertogenbosch op 11-10-1919. Huwt aldaar op 17-2-1955 met Barbara Maria Timmermans geboren te ’s-Hertogenbosch op 4-5-1933. Uit het huwelijk is één kind geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Rijnstraat 74.
XCVII
L.1.A.1.E.4.G.1.L.2.G Maria Debora geboren te ’s-Hertogenbosch op 6-3-1927. Huwt aldaar op 8-3-1947 met John Lesley Chrisholm geboren te West Devon (Canada) op 16-2-1916. Dit kind werd geboren bij de vrouw van Jacobus, enige jaren nadat hij naar de Verenigde Staten was vertrokken. Aangezien Maria van der Putten niet gescheiden was van Jacobus ontving het de familienaam alhoewel geen van Laarhoven zijnde. Zij is met haar man geëmigreerd naar Canada. L.1.A.1.E.4.G.1.L.3 Nicolasina geboren te ’s-Hertogenbosch op 5-12-1884 en overleden aldaar op 24-8-1963. Huwt aldaar op 12-4-1907 met Antonius Jacobus Kwaks geboren te ’s-Hertogenbosch op 26-2-1886 en overleden aldaar op 29-1-1951. L.1.A.1.E.4.G.1.L.4 Laurentius geboren te ’s-Hertogenbosch op 24-6-1886 en overleden aldaar op 7-9-1961. Beroep koopman. Huwt aldaar op 10-5-1907 met Cornelia van der Heyden geboren te ’s-Hertogenbosch op 6-12-1889 en overleden aldaar op 24-5-1967. Uit het huwelijk zijn negen kinderen geboren. Vijf zijn vroeg overleden. L.1.A.1.E.4.G.1.L.4.A Gesina geboren te ’s-Hertogenbosch op 16-11-1907. Huwt aldaar op 23-6-1926 met Johannes Henricus Ubert geboren te ’s-Hertogenbosch op 11-7-1903. Zij woont te Rosmalen, Annaborgen, Schoolstraat 27 L.1.A.1.E.4.G.1.L.4.B Helena Johanna geboren te ’s-Hertogenbosch op 27-12-1909 en overleden aldaar op 20-4-1969. Zij was gehuwd met Johannes van der Broek. L.1.A.1.E.4.G.1.L.4.G Laurentius Cornelis geboren te ’s-Hertogensbosch op 14-3-1918 en overleden aldaar op 24-111969. Beroep kruidenier. Huwt te ’s-Hertogenbosch op 30-12-1939 met Cornelia Maria Houdijk geboren te ’s-Hertogenbosch op 2-5-1917. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. L.1.A.1.E.4.G.1.L.4.G.1 Adriana Cornelia Elisabeth geboren te ’s-Hertogenbosch op 1-8-1948. Beroep telefoniste. Huwt aldaar op 5-11-1970 met Cornelis Mulders geboren te ’s-Hertogenbosch op 11-10-1946. Beroep parket politie. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, 10e hambaken 376. L.1.A.1.E.4.G.1.L.4.G.2 Cornelia Adriana Gesina geboren te ’s-Hertogenbosch op 30-8-1951. Huwt aldaar op 7-7-1978 met Hugo Agatz geboren te Rotterdam op 18-3-1953. Beroep rijksambtenaar. Zij wonen te ’sHertogenbosch, 9e Reit 8. L.1.A.1.E.4.G.1.L.4.J Wilhelmus geboren te ’s-Hertogenbosch op 28-3-1922. Beroep monteur. Huwt aldaar op 9-11943 met Wilhelmina Alberdina Hoos geboren te ’s-Hertogenbosch op 2-8-1922. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Graafseweg 130.
XCVIII
L.1.A.1.E.4.G.1.L.4.J.1 Anthonia Cornelia Wilhelmina geboren te ’s-Hertogenbosch op 23-12-1943. Huwt aldaar op 2912-1966 met Christian Maria van Veggel geboren te ’s-Hertogenbosch op 1-3-1939. Zij wonen te Rosmalen, Papaverstraat 3. L.1.A.1.E.4.G.1.L.4.J.2 Cornelia Adriana geboren te ’s-Hertogenbosch op 19-6-1948. Huwt aldaar op 18-12-1969 met Johannes Marinus van Zelst geboren te Berkel op 20-5-1945. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Seringenstraat 11. L.1.A.1.E.4.G.1.L.5 Cornelia geboren te ’s-Hertogenbosch op 24-12-1888. Huwt aldaar op 29-5-1915 met Johannes Hubertus Lucia Schreuder geboren te ’s-Hertogenbosch op 5-5-1891 en overleden aldaar op 2-41966. Zij woont te ’s-Hertogenbosch, Hekellaan 62. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6 Wilhelmus van Laarhoven geboren te ’s-Hertogenbosch op 24-12-1890 en overleden aldaar op 24-1-1955. Beroep sigarenmaker. Huwt aldaar op 3-6-1916 met Johanna Catharina van den Heuvel geboren te ’sHertogenbosch op 19-7-1894 en overleden aldaar op 20-6-1971. Uit het huwelijk werden acht kinderen geboren. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.A Wilhelmus Mattheus van Laarhoven geboren te ’s-Hertogenbosch op 24-3-1917. Beroep meubelmaker. Huwt aldaar op 23-6-1937 met Geertruda Cornelia van Gelder geboren te ’s-Hertogenbosch op 12-31918. Uit het huwelijk werden acht kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, NieuweHofstad 13. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.A.1? Wilhelmus Johannes Adrianus van Laarhoven geboren te ’s-Hertogenbosch op 24-10-1937 en aldaar overleden op 7-2-1938. Mijn oma was toen al zwanger van mijn vader die ook dezelfde naam kreeg als zijn te vroeg gestorven oudere broer. Zie volgende persoon. Deze Wim had de auteur niet vermeld maar de gegevens staan in het trouwboekje van Johanna Huberta Catharina. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.A.1 Wilhelmus Johannes Adrianus van Laarhoven geboren te ’s-Hertogenbosch op 8-9-1938. Beroep metselaar. Huwt aldaar op 24-9-1960 met Allegonda Margaretha Janse geboren te Tilburg op 15-9-1938. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, ’s-Gravenhagestraat 19. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.A.2 Johanna Huberta Catharina geboren te ’s-Hertogenbosch op 18-3-1940. Huwt aldaar op 23-11960 met Theodorus Libregts. Beroep schilder. geboren te ’s-Hertogenbosch op 28-3-1940. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, P.C. Hoofdstraat 54. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.A.3 Joanna Catharina Huberta geboren te ’s-Hertogenbosch op 31-7-1942. Huwt aldaar op 17-5-1961 met Martinus Gerardus Libregts geboren te ’s-Hertogenbosch op 11-1-1942. Beroep verwarmingsmonteur. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Hadewichstraat 89.
XCIX
L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.A.4 Adriana Geertruda Cornelia geboren te ’s-Hertogenbosch op 12-5-1945. Huwt aldaar op 6-51964 met Frans Herman Stroosnijder geboren te ’s-Hertogenbosch op 7-4-1940 en overleden aldaar op 25-6-1976. Zij woont te ’s-Hertogenbosch, 1e hambaken 88. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.A.5 Geertruda Cornelia Wilhelmina geboren te ’s-Hertogenbosch op 19-9-1946. Huwt aldaar op 412-1964 met Petrus Johannes Valentijn geboren te ’s-Hertogenbosch op 22-2-1946. Beroep bedrijfsleider. Zij wonen te Valkenswaard, St Willibrorduslaan 7. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.A.6 Adrianus Johannes Wilhelmus geboren te ’s-Hertogenbosch op 8-7-1948. Beroep opperman. Huwt te Vlijmen op 9-7-1971 met Catharina Johanna Maria Henskens geboren te Nieuwkuijk op 15-5-1952. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Tjerk de Vriesstraat 1. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.A.7 Martinus Henricus Wilhelmus geboren te ’s-Hertogenbosch op 23-9-1954. Beroep schilder. Huwt aldaar op 12-3-1976 met Johanna Dera geboren te ’s-Hertogenbosch op 25-4-1959. Uit het huwelijk worden twee kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Zuidoosterfront 56. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.A.8 Maria Christina Wilhelmina geboren te ’s-Hertogenbosch op 11-11-1958. Beroep inpakster. Huwt aldaar op 2-12-1977 met Marius Johannes Petrus van der Velden geboren te Loon op Zand op 31-10-1953. Beroep schilder. Uit het huwelijk worden drie kinderen geboren. Zij wonen te Waalwijk, Beethovenlaan 72. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.C Martinus Henricus geboren te ’s-Hertogenbosch op 22-10-1922. Beroep confectiesnijder. Huwt aldaar op 19-10-1944 met Maria Cornelia Nijholt geboren te ’s-Hertogebosch op 15-4-1923. Uit het huwelijk werd een kind geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Pieter Breugelstraat 82. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.C.1 Cornelia Johanna geboren te ’s-Hertogenbosch op 7-1-1946. Huwt aldaar op 24-2-1967 met Laurentius Fransiscus Maria Janssen geboren te ’s-Hertogenbosch op 8-5-1941. Zij wonen te Rosmalen, J. Frankenstraat 13. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.D Henrica Errisje geboren te ’s-Hertogenbosch op 1-10-1924. Huwt aldaar op 21-8-1946 met Albertus Huiskes geboren te ’s-Hertogenbosch op 2-11-1920. Beroep koopman. Zij wonen te ’sHertogenbosch, Orlando di Lassostraat 27. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.E Johanna Catharina geboren te ’s-Hertogenbosch op 10-4-1925. Huwt aldaar op 5-1-1945 met Jacobus Cornelis van Haren geboren te ’s-Hertogenbosch op 16-6-1924. Beroep waagmeester. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Palmboomstraat 109A.
C
L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.F Johannes Cornelis geboren te ’s-Hertogenbosch op 1-10-1929 en overleden aldaar in 1983. Huwt aldaar op 14-6-1952 met Maria Theodora van den Anker geboren te Uden op 22-4-1930. Uit het huwelijk zijn vijf kinderen geboren. Zij woont te ’s-Hertogenbosch, Copernicuslaan 218. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.F.1 Theodora Maria geboren te ’s-Hertogenbosch op 13-5-1953. Huwt aldaar op 18-12-1970 met Fredericus Johannes Marechal geboren te ’s-Hertogenbosch op 25-9-1973. Beroep stukadoor. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Populierenstraat 16. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.F.3 Wilhelmina Jacoba Martina geboren te ’s-Hertogenbosch op 26-2-1961. Huwt aldaar op 24-111978 met Hendrikus Brok geboren te ’s-Hertogenbosch op 16-4-1954. Beroep monteur. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Copernicuslaan 47. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.G Theodorus Bernardus Jacobus geboren te ’s-Hertogenbosch op 28-1-1931. Beroep telefonist. Huwt aldaar op 14-6-1952 met Wilhelmina Theresia Coppens geboren te Vught op 10-11-1926. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Zij wonen te ’s-Hertogenbosch, Frans Erenstraat 18. L.1.A.1.E.4.G.1.L.6.H Wilhelmina Francina geboren te ’s-Hertogenbosch op 20-5-1937. Huwt aldaar op 29-7-1957 met Theodorus Emmanuel Sprenger geboren te ’s-Hertogenbosch op 25-12-1935 en overleden aldaar op 31-1-1980. Zij woont te ’s-Hertogenbosch, Leystraat 28.
Wordt vervolgd! Mijn stamboom (tak) is online terug te vinden op de homepage!
CI