De genade van onze Heere Jezus Christus Ds. J.S. van der Net – 2 Korinthe 8:9 (Kerst)
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 68: 5 2 Korinthe 8: 1-9 Psalm 146: 4, 5, 6 Psalm 72: 7 Psalm 56: 5
Gemeente, het Woord des Heeren dat ik u, met de hulp des Geestes, zou willen prediken kunt u vinden in de tweede brief van Paulus aan de Korinthiërs, het achtste hoofdstuk en daarvan het negende vers. Het Woord des Heeren luidt daar als volgt: Want gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. Deze Schriftwoorden prediken ons: De genade van onze Heere Jezus Christus. Een drietal gedachten: 1. Het weten van deze genade 2. De inhoud van deze genade 3. Het doel van deze genade Gemeente, onze tekstwoorden zijn genomen uit de tweede brief van de apostel Paulus aan de Korinthiërs. In deze brief vormen de hoofdstukken 8 en 9 de zogenaamde ‘collectehoofdstukken’, want zowel in hoofdstuk 8 als hoofdstuk 9 schrijft Paulus over geven. Immers, als Paulus deze brief schrijft, verblijft hij in Macedonië. Hij wil vanuit Macedonië de Griekse gemeenten bezoeken, en dan een collecte houden voor de gemeente van Jeruzalem, die in grote financiële zorgen verkeert. En nu schrijft Paulus deze brief alvast aan de Korinthiërs om ze op te wekken tot milddadigheid, om op deze manier straks een prachtige collecte voor de arme gemeente van Jeruzalem te kunnen houden. Wat schrijft Paulus dan? Wel, hij schrijft dat hij pas nog een schitterende ervaring van milddadigheid heeft mogen meemaken, namelijk in Macedonië. De gelovigen in Macedonië waren niet rijk, maar arm; want ze hadden heel veel beproevingen ondergaan. Toch hadden ze een prachtige collecte voor de armen in Jeruzalem gehouden. We lezen van hen: Want zij zijn naar vermogen (ik betuig het), ja, boven vermogen gewillig geweest. Zo stelt Paulus aan de gemeente van Korinthe de Macedoniërs tot een voorbeeld. Maar Paulus heeft nog een sterker motief om de Korinthiërs tot milddadigheid aan te sporen. Behalve het voorbeeld van de Macedoniërs houdt hij ze ook het voorbeeld van de www.prekenweb.nl
1/10
Ds. J.S. van der Net – De genade van onze Heere Jezus Christus
Heere Jezus voor: Want gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. Hij schrijft dus aan de gemeente te Korinthe: Gij weet de genade. Het is dan heel opvallend dat het woordje dat hier in het Grieks voor ‘genade’ gebruikt wordt, hetzelfde woord is dat in de voorgaande verzen vertaald is met ‘gave’. Dus u mag in onze tekstwoorden ook lezen: ‘Want gij weet de gave van de Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden.’ ‘Gij weet de gave.’ Paulus zegt eigenlijk tegen de Korinthiërs: ‘Mensen, jullie hoeven alleen maar geld te geven, maar de Heere Jezus heeft Zichzelf gegeven! Hij heeft alles gegeven!’ Dit voorbeeld moet de Korinthiërs aansporen om mild te geven voor de arme gelovigen in Jeruzalem. Want gij weet de genade – de gave – van onze Heere Jezus Christus. Daarover gaat het nu in onze tekstwoorden. Onze eerste gedachte is daarom: 1. Het weten van deze genade Paulus zegt tegen de Korinthiërs over de gave van onze Heere Jezus Christus: ‘Gij weet het!’ U begrijpt wel dat als Paulus dit zo zegt, daarin een bepaalde tegenstelling ligt: Want gij weet de genade – de gave – van onze Heere Jezus Christus. Met andere woorden: er zijn veel mensen die dit niet weten. En inderdaad, buiten de gemeente van Korinthe wisten velen daar niets over! Zij leefden in het heidendom en wisten niets van de genade van de Heere Jezus Christus. Voor de Griekse wijsgeren was die genade een dwaasheid, en voor de Joden was die genade van de Heere Jezus een ergernis. Zij wisten het niet. Maar, schrijft Paulus aan de Korinthiërs, jullie weten het wel! Want gij weet de genade – de gave – van onze Heere Jezus Christus. Als Paulus hier schrijft: Gij weet, dan bedoelt hij niet dat ze dat met hun verstand weten. Want, gemeente, als we van die genade alleen verstandelijk weten, laat het de mens innerlijk nog koud. Nee, als Paulus hier schrijft over dat ‘weten’, bedoelt hij daarmee het geheiligd weten; het weten van het hart, dat gepaard gaat met aanbidding van het eeuwige wonder van Gods liefde, in de Heere Jezus Christus geopenbaard, met insluiting van zichzelf. Met dat ‘weten’ van de Korinthiërs bedoelt Paulus het weten van het geloof. Korinthiërs, u heeft iets van die genade gesmaakt. Want dat is ten diepste dat ‘weten’, dat je van die genade iets geproefd hebt. Zo schrijft Paulus aan de Korinthiërs. Maar zou Paulus dat nu ook op deze Kerstdag aan onze gemeente kunnen schrijven: Want Gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus? Want het is waar, gemeente, dat heel veel mensen om ons heen het niet weten. Zeker, het Kerstfeest wordt bijna over heel de wereld gevierd. Vaak heel anders dan het Paasfeest of het Pinksterfeest, want daarmee weet de wereld niet zo veel raad. Maar het Kerstfeest, ja, dat wordt over heel de wereld gevierd! Cafés, bars, disco’s, bioscopen, ze hebben allemaal een bepaald kerstprogramma. Veel mensen hebben een kerstboom; ze vieren Kerstfeest met allerlei dingen die er niets mee te maken hebben. Maar als je aan hen vraagt: ‘Wat betekent het Kerstfeest nu eigenlijk?’, dan weten velen het niet.
www.prekenweb.nl
2/10
Ds. J.S. van der Net – De genade van onze Heere Jezus Christus
Maar nu de vraag aan ons: is het nu met ons net zoals met die gemeente van Korinthe, dat wij het niet alleen weten met ons verstand, maar ook met ons hart? Want als we het alleen met ons verstand weten, ach, dan blijf je er koud onder, dan brengt het je niet verder! Of is het bij ons net zo als bij die Korinthiërs, dat wij het mogen weten met een geheiligd weten? Mag u het weten met het weten van het geloof? Mag het zo zijn? Want dan is het een weten waarin het waar wordt wat de dichter van Psalm 56 zegt: Dit weet ik, dat God met mij is (Ps.56:9). Dat is het weten waar Job van mocht getuigen op de puinhopen van zijn leven: Want ik weet: mijn Verlosser leeft (Job 19:25). Dat is het weten waarvan Paulus aan Timotheüs mocht schrijven: Want ik weet, Wien ik geloofd heb, en ik ben verzekerd dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot die dag (2 Tim.1:12). Gemeente, mag dat ‘weten’ er zijn? Meisjes en jongens – ik sla ook jullie niet over – mag dat weten er ook in jullie hart zijn? Want daar gaat het toch om? Dat ‘weten’ kunnen we alleen leren op de school der genade, op de school van de Heere Jezus, Die de grote Leraar der gerechtigheid is. We kunnen dit alleen leren door Zijn Woord en door Zijn Geest. Als wij een plaatsje op die school der genade mogen krijgen – smeek daarom, allemaal – als Hij ons dat ‘weten’ gaat leren, weet u wat Hij ons dan gaat leren? In de eerste plaats Godskennis en zelfkennis! Ons hele leven wordt ons dan voor ogen gesteld. Dan gaan we ons hele leven, in het licht van de Heilige Geest, zien als alleen maar zonde tegenover God; zonde bedreven tegen een goedertieren God. We leren ons dan op die school kennen als een schuldige aan al de geboden van God. Dan krijgen we met God te doen! Gemeente, er is vaak een zonde-overtuiging die niet zaligmakend van aard is, maar die tijdelijk is. Als het geweten dan weer zwijgt, vallen we weer terug in een dodelijke rust. Maar op de school der genade, als we waarlijk Godskennis en zelfkennis krijgen, wordt de rust ons opgezegd ! Dan komt er in ons leven een geheiligde onrust onder deze vraag: ‘Mijn ziele, doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?’ Op de school van Gods genade wordt ook Gods heilig recht, dat voldoening eist voor onze zonden, op onze ziel gebonden. Op die school gaat de Heere ons de ware Godskennis leren; kennis van God in Zijn volmaakte deugden, en ware zelfkennis. En hoe meer van het ene geleerd wordt, des te meer we ook van het andere mogen kennen. Gemeente, dat is het ‘weten’ van het geloof. Het is een verlichting van het hart, die eindigt in het omkomen van de mens in zichzelf, niet alleen met al zijn zonden, maar ook met al zijn deugden. Maar ook in het volkomen zalig worden in de Heere Jezus Christus! Op de school der genade mag het ‘weten’ worden geleerd, het ‘gelovige weten’ van Gods welbehagen, dat God reeds in de stilte van de eeuwigheid gedachten des vredes heeft gehad. Toen God in heilige verlegenheid vroeg voor Zijn kinderen: Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten? (Jer.3:19), want ze lagen schuldig voor God, toen heeft de Heere Jezus Christus al gesproken in de stille vrederaad: Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven. Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden Mijns ingewands (Ps.40:8-9). ‘Ik draag Uw heil’ge wet, die Gij de sterv’ling zet, in ‘t binnenst ingewand.’
www.prekenweb.nl
3/10
Ds. J.S. van der Net – De genade van onze Heere Jezus Christus
Gemeente, dat kennen, dat ‘weten des geloofs’ is een kennis van de Heere Jezus, zodat we van Jezus mogen getuigen met de bruid uit het Hooglied: Mijn Liefste is blank en rood, Hij draagt de banier boven tienduizend (…) en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk (Hoogl.5:10,16). Zie, dat ‘weten des geloofs’ is een ‘hemels weten.’ Dat geeft een voorsmaak van de hemel. Dat ‘weten’ brengt in ons leven smart, maar ook blijdschap. Dat ‘weten’ brengt in ons leven vernedering, maar ook aanbidding. Daarom, wie u ook bent, mag u dit op deze Kerstdag weten? Dat ‘weten’ van die genade van de Heere Jezus Christus, van die gave? Net als die Korinthiërs? Want nogmaals: het weten van het verstand is niet voldoende! Maar het ‘weten des geloofs’, dat is te leren op de school van de Heere Jezus. Gemeente, er is nog plaats hoor! Daar is nog plaats op de school van de Heere Jezus. Vraag dan maar, jullie ook, meisjes en jongens, of je een leerling op die school mag worden en of je dat geheiligde ‘weten’ mag leren, het weten van die genade: Want gij weet de genade – de gave – van onze Heere Jezus Christus! En zo komen we bij onze tweede gedachte: 2. De inhoud van deze genade Paulus schrijft: Want gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. Hoort u dat, gemeente? Dat is nu de inhoud van die genade: dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. Als we over de inhoud van die genade spreken, moeten we eerst letten op de Persoon door Wie die daad van verarming wordt volbracht. Want Wie is er arm geworden? De Heere Jezus Christus! Door Hem is die daad van de verarming volbracht! Als we de Bijbel lezen, wordt het verlossingswerk van de Heere Jezus altijd van twee kanten beschouwd. Aan de ene kant laat de Schrift altijd zien dat God de Vader het verlossingswerk tot stand brengt door Christus. En aan de andere kant laat de Schrift ook altijd zien dat Christus het verlossingswerk tot stand brengt door Zichzelf. Dat zien we bijvoorbeeld duidelijk bij de opstanding. Daarover lees je in de Bijbel dat Christus door de Vader is opgewekt. Paulus schrijft dat; hij begint er zijn brief aan de Galaten mee. Dat wil zeggen: God de Vader heeft het verlossingswerk tot stand gebracht. Maar aan de andere kant lezen we ook in de Bijbel dat de Heere Jezus is opgestáán. In Mattheüs 28 vers 6 wordt erop gewezen dat het verlossingswerk ook door Christus, door Zichzelf volbracht is. Dan heeft Christus het Zelf gedaan, in eigen Goddelijke kracht. Diezelfde twee kanten vind je nu ook bij de geboorte, bij de vleeswording van de Zoon van God, de Heere Jezus. Want zo lezen we in de Bijbel – in 1 Johannes 4 vers 9 – dat de Vader Zijn Zoon in deze wereld gezonden heeft. Dat is de ene kant: de Vader heeft Zijn Zoon gezonden. Maar aan de andere kant lezen we ook in de Bijbel dat de Zoon van God in de wereld gekómen is. Lees het maar in Johannes 16 vers 28; dat is de andere kant. Dat wil dus zeggen: het Kind van Bethlehem is enerzijds het geschenk van God de Vader; het is Zijn liefdesgeschenk. Maar anderzijds is het zo dat het Kind van Bethlehem, de Heere Jezus, Zichzelf heeft gegeven. Dat zijn de twee kanten van het verlossingswerk.
www.prekenweb.nl
4/10
Ds. J.S. van der Net – De genade van onze Heere Jezus Christus
Dat wordt ook duidelijk gemaakt in onze tekstwoorden: De Heere Jezus Christus heeft het gedaan door Zichzelf: Want Hij is om uwentwil arm geworden, daar Hij rijk was. Hij! Dus die arme geboorte in Bethlehem is Zijn gave. Die arme geboorte in Bethlehem is Christus’ genade. Die arme geboorte in Bethlehem is een daad van de Heere Jezus. Ook in dat geboren worden in de Kerstnacht is de Heere Jezus Zelf werkzaam. Het is niet alleen de Vader Die het doet, Die Zijn Zoon geeft in Zijn eeuwige liefde, maar de Heere Jezus Christus doet het ook Zelf. Gemeente, hebt u er wel eens over nagedacht? Het is eigenlijk iets heel wonderlijks! Want in het dagelijks leven, als er een kindje wordt geboren, dan ‘doet’ zo’n kindje in de geboorte zelf niets. Zo’n kindje ondergaat de geboorte. De geboorte van dat kind is geen daad, maar iets dat het kind ondergaat. Maar bij de geboorte van de Heere Jezus is het anders. Dan ondergaat Hij niet alleen die geboorte, maar als Hij geboren wordt, dan doet Hij het wél Zelf! Natuurlijk, die geboorte van de Heere Jezus is een echt menselijke geboorte geweest en dus ook onbewust. Maar voor Zijn Godheid – want dat Kind is ook God – is het een daad. Een daad die Hij Zelf verricht. Immers: niet God de Vader, niet de Heilige Geest, maar God de Zoon is in deze wereld afgedaald. Hij heeft Zich doen ontvangen in de moederschoot van Maria. Hij heeft Zich doen geboren worden uit Maria. Hij heeft Zich laten neerleggen in de kribbe. Zijn geboorte was voor Hem van ogenblik tot ogenblik een daad. Het was een daad van vrije zondaarsliefde. Want niet alleen aan het einde van Jezus’ leven, in Zijn lijden, is Zijn liefde werkzaam, maar ook al in het eerste begin is Zijn liefde werkzaam! In Zijn menswording is de liefde van Christus werkzaam tot behoud van zondaren! Gemeente, dat we zo de geboorte van Jezus mogen zien, dat niet alleen de Vader het doet, maar dat Christus het ook Zelf doet. Daarin is Zijn liefde werkzaam. Vanuit de kribbe in Bethlehem kan Hij zeggen wat Hij eenmaal tegen Jozua gezegd heeft: Ik ben nu gekomen (Joz.5:14). O, dat is Zijn liefde! Hij is vrijwillig mens geworden, het was een daad van Zijn zondaarsliefde; Hij deed het Zelf. Hij heeft daar anderzijds toch ook bewust gelegen in die stal; Hij heeft bewust gelegen in die schamele kribbe. Zo heeft de Heere Jezus die daad van de verarming volbracht. Maar we gaan nog een stapje verder. We letten niet alleen op de Persoon Die de daad van de verarming volbracht, de Heere Jezus, de Zoon van de Vader, de eeuwige Zoon, maar we gaan ook verder letten op Zijn daad. Want we lezen hier dat Hij om uwentwil arm is geworden daar Hij rijk was! Gemeente, dat Kindje in de kribbe was rijk! Want Hij is God, boven alles te prijzen in der eeuwigheid! Hij was rijk; want de Heere Jezus bezat de macht van de schepping, want door Hem zijn alle dingen geschapen. Hij is de Heere van de schepping. Maar we kunnen nog verder teruggaan, vóór de schepping. Want hoe groot was de Heere Jezus Christus vóór de schepping, in eer en heerlijkheid! Daarom kon Hij ook bidden: En nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid die Ik bij U had, eer de wereld was (Joh.17:5). Toen de schepselen waren gekomen, deelde de Heere Jezus in de aanbidding van de engelen.
www.prekenweb.nl
5/10
Ds. J.S. van der Net – De genade van onze Heere Jezus Christus
Wat weten wij van de diepten van de lof die de stad des hemels doorruisen? Maar er staat in het Woord van God, in de brief aan de Filippenzen, dat Christus het geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn (Filip.2:6), dat wil zeggen: Hij hoefde het niet te verbergen als iemand aan Wie het niet toekwam. Want het kwam Hem toe: Hij is aan God gelijk. De Hebreeënbrief zegt: Alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid (Hebr.1:3). De Heere Jezus was rijk! Hij was ook rijk in liefde. Hij was van eeuwigheid de Zoon, in Wie de Vader van eeuwigheid Zijn welbehagen had. En dan horen we in het achtste hoofdstuk van het boek der Spreuken het uitroepen dat Christus een Voedsterling was bij de Vader. Dat wil zeggen dat Hij deelde in de volle liefde van God. De Heere Jezus was rijk in liefde. Gemeente, die rijkdom van de Heere Jezus, Gods Zoon, zal niemand u ooit kunnen beschrijven. Zelfs de engelen kunnen het niet. Maar Gods kinderen zullen er straks eeuwig van mogen genieten. Want Hij zegt: Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt (Joh.17:24). Hij was rijk! En dan zegt Paulus dat Hij om uwentwil is arm geworden. Want als Hij geboren wordt in Bethlehem, legt Hij daar Zijn heerlijkheid af. Hij ontledigt Zich. Hij nam de gestalte van een dienstknecht aan. Hij, Die omhangen was met het licht als met een kleed, Hij doet het kleed van een dagloner aan en Hij zal in het zweet van Zijn aanschijn arbeiden om op te richten de gevallen stammen van Israël, en Gods heil te doen zien tot aan de einden der aarde. Hij is arm geworden. Want daar in die stal heeft Hij als het ware de vleugels van Zijn oneindige Godheid samengevouwen. Hij ziet af van het gebruik van Zijn almacht; Hij werd een hulpeloos kind. Hij ziet af van Zijn alwetendheid, want Hij werd als kind onderwezen. Hij ziet af van Zijn alomtegenwoordigheid, want Hij werd gelegd in de kribbe. Hij is arm geworden. Door Zijn geboorte in een beestenstal werd Hij arm. Weldra moet hij vluchten naar Egypte omdat Herodes Hem wil vermoorden. En later groeit Hij op in de vergetelheid in Nazareth als de zoon van Jozef de timmerman. Hij werd de Vorst van de armoede. Er kwam later iemand naar Hem toe die zei: Meester, ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat. De Heere Jezus zegt dan tegen hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels hebben nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge (Matth.8:19-20). De Heere Jezus zag een vos naar zijn hol snellen, Hij zag een vogel naar zijn nest vliegen, maar Hij had Zelf niets, geen plaats om het hoofd neer te leggen. Nog dieper wordt Zijn armoede, nog veel dieper. Want, gemeente, ik heb u gezegd: Hij was rijk in de liefde van Zijn Vader. Maar wat gebeurt er? In plaats van liefde kwam de toorn van Zijn Vader. Want Hij is tot zonde gemaakt! Wat een mijlenverre afstand tussen de heerlijkheid van Christus die Hij bij de Vader had en de Heere Jezus in Gethsémané en op Golgotha! Want straks wordt Hij naakt aan het kruis gehangen. Het enige wat Hij nalaat is het kleed waarom de soldaten gedobbeld hebben. En Zijn moeder, die Hij voor Johannes achterlaat. Dat is het enige wat Hij achterlaat: een kleed en een moeder.
www.prekenweb.nl
6/10
Ds. J.S. van der Net – De genade van onze Heere Jezus Christus
Hij is arm geworden. Omdat Hij wist wat rijkdom was, drukte die armoede Hem neer. Want, gemeente, er zijn mensen die altijd arm zijn geweest en dus niet weten wat ze missen. Maar de Heere Jezus is eerst rijk geweest, onnoemelijk rijk, en toen arm geworden. Wat moet dat voor Hem geweest zijn! Wat is Bethlehem een diep mysterie! ‘Wat heeft Hem toch bewogen, om van Zijn troon getogen, dit alles te ondergaan? Hij was een Heer en werd een Knecht; op Hem werd alle last gelegd!’ Waarom dat alles? Gemeente, ik hoor het zingen in mijn hart: ‘Nooddruftigen zal Hij verschonen; aan armen, uit genâ, Zijn hulpe ter verlossing tonen.’ Laten we dat eerst samen zingen uit Psalm 72, het zevende vers: Nooddruftigen zal Hij verschonen; Aan armen, uit genâ, Zijn hulpe ter verlossing tonen; Hij slaat hun zielen gâ! Als hen geweld en list bestrijden, Al gaat het nog zo hoog; Hun bloed, hun tranen en hun lijden Zijn dierbaar in Zijn oog. Gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden. We hebben u gesproken over het weten van deze genade en over de inhoud van deze genade. Ten slotte willen wij stilstaan bij: 3. Het doel van deze genade Gemeente, het doel van die genade wordt al duidelijk als wij u eerst wijzen op de woordjes: ‘om uwentwil’; dat Hij om uwentwil is arm geworden. Om uwentwil. Je ziet Paulus als het ware kijken en wijzen naar de gemeente van Korinthe, en we horen hem zeggen: ‘Gemeente van Korinthe, om uwentwil!’ En dan hoor je de Korinthiërs als het ware denken: ‘Zijn wij dat? Zijn wij nu het voorwerp van Zijn liefde?’ Misschien denken wij dat ook wel: Die Korinthiërs? Was die gemeente nu het voorwerp van Zijn liefde? Want als je goed in de Bijbel leest, lees je over die gemeente van Korinthe niet veel goeds. Paulus beschrijft de gruwelijkste zonden waar ze in geleefd hadden. En nu wijst hij diezelfde gemeente als het ware met zijn vinger aan en hij zegt: Om uwentwil! Gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, daar Hij rijk was, opdat gij – ja, gij – door Zijn armoede rijk zoudt worden. O, gemeente, niemand kan vrede in zijn gemoed vinden, tenzij de Heilige Geest in zijn nood hem Jezus in Zijn Woord openbaart met dit ‘om uwentwil’! Zult u daaraan denken? De Heilige Geest maakt het evangelie altijd persoonlijk. Dat doet de Heilige Geest altijd. Hij maakt het evangelie echt persoonlijk. En dat is zo nodig voor ons allemaal: arm geworden om uwentwil!
www.prekenweb.nl
7/10
Ds. J.S. van der Net – De genade van onze Heere Jezus Christus
Ik wil op deze Kerstdag toch een vraag stellen: heeft de Heilige Geest de Heere Jezus zo ook al aan u bekendgemaakt? En aan jullie, meisjes en jongens? Zodat u het mocht weten: ‘Ook voor mij! Ook voor mij is Hij arm geworden, daar Hij rijk was’? Want niemand kan iets aannemen tenzij het hem van boven gegeven is. En die in geestelijk opzicht steelt, die is een dief. Maar, gemeente, evenzeer geldt het: wie verwerpt wat Hij laat aanbieden, zal niet onschuldig worden gehouden. Zowel dieven als verachters van het heil in Christus zullen schuldig staan voor God. Om uwentwil arm geworden. Om uwentwil! Dat doet Gods kinderen vol verwondering uitroepen: ‘O zoete Immanuël, wilde U arm worden voor iemand die het niet waard was U te bezitten en die U ook niet begeerde? Wilde U voor zo iemand afdalen, om mij op te halen uit de kaken van de hel?’ Om uwentwil! Gemeente, is dat nu voor ons al waar geworden? Want ik hoop dat hier op deze Kerstdag mannen en vrouwen in de kerk zitten, meisjes en jongens, allemaal als heilbegerige zondaren. En zo’n heilbegerige zondaar hoor ik in zijn hart spreken: Dierb’re Jezus, Heil der zielen, Die ‘k oneindig hoger schat dan waar and’ren dwaas voor knielen, dek mijn ziel die tot U schreit met Uw algenoegzaamheid. Gij zijt de ware Levensbron; bij U is ‘t heil van ‘t eeuwig leven! En dat ik ook eens zeggen kon: dat heeft Hij ook aan mij gegeven! Gaat daar nu uw hart naar uit? Om te mogen weten dat het ook voor u geldt: ‘om uwentwil arm geworden’? Om uwentwil, gaat daar nu uw hart naar uit? Luister eens, gemeente, dan heb ik nog wat te zeggen. Want Paulus schrijft aan de Korinthiërs in welke zonden ze eerst geleefd hebben: Dit waart gij sommigen (1 Kor.6:11). U moet ook nog maar eens de brief aan de Romeinen erbij lezen. Daarin lezen we in het vijfde hoofdstuk welke namen er gegeven worden aan hen voor wie de Heere Jezus is gekomen. Voor krachtelozen (vers 6), dat wil zeggen: voor mensen die niet in staat zijn om te geloven en die zelfs niet één goede gedachte zelf kunnen denken. Er staat dat de Heere Jezus is gekomen voor goddelozen (vers 6), dat wil zeggen: mensen die zonder God leven. Daarin staat dat de Heere Jezus is gekomen voor zondaars (vers 8), die de heilige wet verbraken. Daarin staat dat de Heere Jezus gekomen is voor vijanden (vers 10), dat wil zeggen: opstandelingen tegen een liefderijk God, haters van een liefderijk God. Gemeente, dat is de blijde boodschap dat de Heere Jezus gekomen is voor de meest goddeloze zondaar. Krachtelozen, goddelozen, zondaren, vijanden. Welnu, zitten hier nu mensen in de kerk die hun naam hebben horen noemen? Dat ben ik: krachteloos! Dat ben ik: goddeloos! Dat ben ik: een zondaar, een vijand, een beest voor God! Zitten hier mensen die zo hun naam horen noemen? Luister! Dan mag ik het u op
www.prekenweb.nl
8/10
Ds. J.S. van der Net – De genade van onze Heere Jezus Christus
deze Kerstdag boodschappen: Om uwentwil! Hoort u dat? Om uwentwil is Christus arm geworden. Hij verliet Zijn heerlijkheid voor onreinen als u! Hij verliet de lofzang van de engelen, Hij verliet de liefde van de Vader, Hij verliet de heerlijkheid van de hemel, en dat voor zulke verdorven zondaren als u en ik. Daarom, o zondaars, wees niet bevreesd om tot Jezus te komen, want Hij is om uwentwil arm geworden. Hij zal u niet uitwerpen. Al de rijkdommen die Hij heeft verlaten, wil Hij u schenken, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. Hij wil u rijk maken in de liefde van God. Hij wil u rijk maken in de vrede met God. Hij heeft de toorn van God weggenomen. En in dat komen tot Hem zal de liefde, waarmee God Christus liefhad, eeuwig uw deel zijn. Hij wil zulke armen rijk maken in eeuwigheid, opdat ze Zijn heerlijkheid mogen aanschouwen. Want gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. Want, gemeente, we zijn van nature arm! Wij zijn dodelijk arm, we hebben allen een schuld bij God, die we niet kunnen betalen. Iedere ontdekte zondaar komt daar achter. Een schuld die ons in de eeuwige gevangenis brengt, als we die niet kwijtraken. Maar de Heere Jezus maakt rijk; Hij maakt arme zondaren eeuwig rijk. Daartoe ontdekt Hij hen met Zijn Woord en Geest aan hun armoede. Dan worden we al armer in onszelf! Maar die armoede dient om hen rijk te maken in de Heere Jezus Christus. Want door de toepassing van de Heilige Geest ontvangen ze Hem door het geloof in hun hart. Gemeente, de minste geloofstoe-eigening van deze Jezus vervult het hart met een onuitsprekelijke rijkdom van zaligheid, een onuitsprekelijke rijkdom van de liefde en vrede van God. Wonderlijk is dat! Door Zijn armoede een ander rijk! Dat klinkt als een soort wonderspreuk. Want hoe kan nu het leed van een ander ons troosten? Hoe kan de armoede van een ander ons verrijken? Maar ja, dat is nu het geheim van Jezus’ borgtocht. Want dan zegt de Heere Jezus als het ware: ‘Geef Mij nu maar uw banden, en Ik geef u Mijn vrijheid. Geef Mij maar uw tranen, en Ik geef u Mijn vrede. Geef Mij maar uw striemen, en Ik geef u Mijn genezing. Geef Mij nu maar uw zonden, en Ik geef u Mijn gerechtigheid. Geef Mij uw dood, en Ik schenk u Mijn leven. Geef uw verdoemenis maar aan Mij, en Ik schenk u de eeuwige zaligheid.’ Gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. Gemeente, mag ik het u nog een keer vragen: verstaan we daar iets van? Van die armoede? In de Spreuken lezen we: Er is een, die zichzelven rijk maakt, en niet met al heeft (Spr.13:7). Zo zou het ook met ons kunnen zijn hoor, dat de Heere ook tegen ons zegt, zoals het eenmaal tot de gemeente van Laodicéa is gezegd: Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt (Openb.3:17).
www.prekenweb.nl
9/10
Ds. J.S. van der Net – De genade van onze Heere Jezus Christus
Gemeente, jonge mensen, wat is het erg als we onze armoede niet beseffen, want dan hebben we ook geen begeerte naar die ware rijkdom waarover ik u gesproken heb. Nu biedt de Heere Jezus Christus u nog ware schatten aan, de ware schatten van goud. Hij biedt u Zijn witte klederen aan, Hij biedt u ogenzalf aan. En daarom, smeek de Heere om een plaatsje op de school van Zijn genade, opdat u dat ‘weten’ leren mag, dat ‘weten’ van uw eigen dodelijke armoede, maar ook dat ‘weten’ van die schatten van de rijkdom die in Christus liggen. Kom, gemeente, er is nog plaats hoor! Echt waar, meisjes en jongens, er is nog plaats! Vraag de Heere maar om een plaats op die school. Want het zal toch wat zijn voor een mens om te moeten sterven zonder dat hij ooit rijk geworden is door Jezus’ armoede. Dan zullen we zo arm zijn, dat er zelfs geen druppeltje water is om onze tong te verkoelen en om onze dorst te lessen. Wat zal dat vreselijk zijn. En het dan geweten te hebben dat er zo’n rijkdom te vinden was in de Heere Jezus Christus! Gij weet... Ach, gemeente, u weet het! U weet het met het verstand. Maar dat betekent ook dat we verantwoordelijk zijn! Wat zal dat erg zijn, om van iemand te moeten zeggen: hij wist het zo goed! Wat zal dat erg zijn, om het van iemand te moeten zeggen het geweten te hebben en er toch buiten geleefd te hebben. Kom, smeek de Heere om een plaatsje op de school. Want u hebt het gehoord: Zijn armoede bracht ons schatten aan die ver boven goud of zilver gaan! Opdat gij door Zijn armoede rijk zoudt worden. Volk des Heeren, weet u wat ik nu hoop? Dat we meer en meer die dodelijke armoede in onszelf gewaar worden, want dan ligt die stal van Bethlehem vol met rijkdom, vol met kostbare juwelen. Dan wil Hij armen met goederen vervullen. Want Hij is arm geworden, opdat Hij arme zondaren eeuwig rijk zou maken. Eeuwig rijk, zo rijk dat hun rijkdom in tijd en eeuwigheid niet is te overzien. Rijk in God, door een arm geworden Jezus! Amen. Slotzang: Psalm 56: 5 Genâ, o God, bescherm mij door Uw hand; Zie, hoe ik ben omringd aan allen kant; Zie, hoe de mens zijn boze netten spant, Om mij daarin te jagen. De ganse dag is ‘t oog op mij geslagen; Zijn list legt mij op al mijn wegen lagen; Zijn macht vergroot mijn ongeluk en plagen; Ontroert mijn ingewand. Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 22)
www.prekenweb.nl
10/10