De Heere Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen Ds. R. Kattenberg – Heidelbergse Catechismus Zondag 6
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 103: 1, 11 1 Timotheüs 2 Psalm 40: 2, 3 Psalm 62: 5 Psalm 13: 5 Psalm 28: 5
We geven in deze dienst onze aandacht aan Zondag 6 van de Heidelbergse Catechismus: Vraag 16: Waarom moet Hij een waarachtig en rechtvaardig mens zijn? Antwoord: Omdat de rechtvaardigheid Gods vorderde dat de menselijke natuur, die gezondigd had, voor de zonde betaalde; en dat een mens, zelf zondaar zijnde, niet kon voor anderen betalen. Vraag 17: Waarom moet Hij tegelijk waarachtig God zijn? Antwoord: Opdat Hij, uit kracht Zijner Godheid, de last van de toorn Gods aan Zijn mensheid zou kunnen dragen, en ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen verwerven en wedergeven. Vraag 18: Maar wie is deze Middelaar, Die tegelijk waarachtig God en een waarachtig rechtvaardig mens is? Antwoord: Onze Heere Jezus Christus, Die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing geschonken is. Vraag 19: Waaruit weet gij dat? Antwoord: Uit het heilig evangelie, hetwelk God Zelf eerstelijk in het paradijs heeft geopenbaard, en daarna door de heilige patriarchen en profeten laten verkondigen, en door de offeranden en andere ceremoniën der Wet laten voorbeelden, en ten laatste door Zijn eniggeboren Zoon vervuld. Het gaat in deze preek over: De Heere Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen. De catechismus tekent Hem als: 1. De Middelaar voor zondaren nodig 2. De Middelaar door God geschonken 3. De Middelaar uit het evangelie te kennen
www.prekenweb.nl
1/10
Ds. R. Kattenberg – De Heere Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen
1. De Middelaar voor zondaren nodig Gemeente, mag je kritiek hebben op de catechismus? Ja, dat mag, want de catechismus is niet onfeilbaar. De catechismus berust op het Woord van God, maar je mag niet een isgelijkteken zetten tussen het Woord van God en de catechismus. Geen menselijke geschriften, hoezeer ze ook gewaardeerd worden, halen de hoogte van het Woord van God. Maar ik haast mij om te zeggen dat áls er kritiek is, het wel terechte kritiek moet zijn. Je kunt niet zomaar wat zeggen. Je moet wel argumenten op tafel kunnen leggen om je kritiek te onderbouwen. Sommige mensen denken gefundeerde kritiek te mogen uiten op de catechismus, als het gaat om Zondag 6. Zij zeggen: ‘Ik vind het toch wel erg veel geredeneer, hoor. De Middelaar moet zús zijn en de Middelaar moet zó zijn. Het lijkt wel een constructie van logisch denken en van redeneren.’ Als de kinderen een legpuzzel maken, dan weet je: dit stukje moet dáár komen. Tenminste, als ze goed gezocht hebben. En logisch… dát stukje moet dáár komen. Er zijn mensen die ook zo naar de catechismus kijken en zeggen: ‘Het is wat redeneren en wat logisch denken.’ Dat laatste zullen we niet ontkennen. Er wordt zeker ook logisch gedacht in Zondag 6. Maar dat is op zichzelf toch niet verkeerd? Dan kan je toch niet zeggen: ‘Dat mag niet’? Weet u wanneer het verkeerd is? Als je je denken losmaakt van het Woord van God. Je kunt van alles en nog wat zeggen, maar als je het Woord van de Heere opendoet en je luistert eerst dáár naar, dan wordt het anders. Hoeveel mensen doen het Woord dicht en zeggen zoiets in de trant van: ‘Ja, maar ík vind, ík meen, ík denk en ík ben van oordeel.’ Gemeente, dat is levensgevaarlijk! Als je dat zegt bij een dichtgeslagen Bijbel, dan verongeluk je. Als je niet eerst luistert naar wat God in Zijn Woord heeft gezegd, dan misleid je jezelf en je misleidt ook anderen. En nu de vraag: Is de catechismus opgesteld bij een dichtgeslagen Bijbel? Of zouden de opstellers het Woord van God open gehad hebben? Dat is eigenlijk geen vraag. Als je de catechismus een beetje kent, dan zie je onder elk antwoord ook veel tekstverwijzingen staan, zeker ook bij de Zondag die we nu behandelen. Kijk eens onder het antwoord op vraag 18. Hoeveel kleine lettertjes en cijfertjes staan er niet als tekstverwijzing! En bij vraag 19 nog een keer. Dus de catechismus is niet zomaar aan het praten gegaan. Het is niet zomaar een stukje logica of redeneren. Nee, de catechismus is eerst gaan zitten. Denk even aan Samuël; die kennen de kinderen ook. Samuël moest van Eli zeggen: ‘Als je nu weer wat hoort, zeg dan: Spreek, Heere, Uw knecht hoort. Uw knecht luistert naar U.’ Zo zien we ook de opstellers van de catechismus in die luisterhouding zitten. En vandaar uit, vanuit het luisteren naar de Bijbel, zijn ze aan het schrijven gegaan. In deze Zondag wordt twee keer het woordje ‘moeten’ gebruikt. Kijkt u maar even. Het staat in vraag 16: ‘Waarom moet Hij…’ en bij vraag 17: ‘Waarom moet Hij gelijk God zijn?’ Dat woordje ‘moeten’ is nu een struikelblok voor die critici. Die critici vatten dat
www.prekenweb.nl
2/10
Ds. R. Kattenberg – De Heere Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen
woord ‘moeten’ op als een logisch moeten zonder meer, op de manier van: ‘Ja, dat moet nu eenmaal. Dat stukje móet nu daar komen.’ Ik hoop dat de Heere het Woord in deze dienst zo stuurt dat we samen zullen ontdekken dat dit juist helemaal niet het geval is. Dit is niet iets dwangmatigs. Dit is geen keurslijf, zo van: ‘Dit moet zo en dat moet zo.’ Weet je, dit woordje ‘moeten’ laten we staan en we zetten er wat achter,. want dat is de bedoeling van de catechismus. Dit is nu een ‘moeten’ in het kader van het heil, van de zaligheid, van de wedergeboorte, van de bekering. De lichtglans van de genade van God valt over dit woord. Als je dat ‘moeten’ hanteert op de manier zoals die kritische mensen doen, dan zit je in het donker. Maar als je het ‘moeten’ stelt in het licht van het heil, wat valt er dan een glans over! Wat is dat een rijk woord! Menselijk denken en geredeneer? Welnee! We slaan ook nu in onze gedachten de Bijbel open. Op de eerste dag na Zijn opstanding heeft de Heere Jezus een eind opgelopen met twee mensen. Als je al wat langer op school zit, weet je dat het de Emmaüsgangers zijn. Die Emmaüsgangers tobben en zitten ermee: ‘Hoe moet dat nou?’ Dan komt de Heere Jezus bij hen lopen. Hij gaat hen vragen stellen. En dan kennen we de tekst waarin de Heere Jezus zegt: Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? (Luk.24:26) ‘Beste broeders, het kón toch niet anders? Hoe kon nu het heil verwerkelijkt zijn, hoe kon zaligheid gepredikt worden, als dit niet gebeurd was? Móest dat niet?’ Dwangmatig? Menselijk geredeneer? Welnee! Het gaat hier over het heilsgebeuren. Zo wilde God het. Zo moest het. Tot eer en heerlijkheid van Zijn Naam. Tot zaligheid van zondaren. De apostel zegt: Hij moet als Koning heersen (1 Kor.15:25). Dat is heil. Dat is zaligheid. Hij, de Heere Christus, is de Koning van Zijn onderdanen. Heil, zaligheid, behoudenis… In deze woorden klopt het hart van God. Hier legt de Vader Zijn welbehagen open. Het behaagde de Heere Hem, Christus Jezus, te verbrijzelen, te verpulveren. Zo móest het, opdat er heil zou zijn, opdat er zaligheid zou zijn, tot aan het einde van de aarde. De ‘Middelaar Gods en der mensen’ moet mens zijn en Hij moet God zijn. We hebben het gehoord. Een plaatsvervanger is toegestaan. Er mag dus iemand anders voor in de plaats komen. Maar het is niet zo dat je zomaar iets of iemand nemen kunt. Nee, die plaatsvervanger moet allereerst echt mens zijn. Waarom echt mens? Dat vragen we aan de kinderen. Wie heeft er gezondigd? Een mens! Wie moet er voor de zonde betalen? Een mens! Daarom is het kerstfeest geweest. De Zoon van God is mens geworden. Hij heeft onze menselijke natuur aangenomen. Hij is écht mens geworden. De kinderen hebben vast wel ’een baby gezien. Als een baby wat groter wordt, dan gaat hij of zij leren lopen. Dat was met de Heere Jezus ook zo. Hij heeft ook leren lopen. Dan is moeder Maria ook blij geweest als er een paar pasjes goed gingen. Hij was écht mens. Weet je, we kunnen Hem niet genoeg als echt mens zien. Ja, om Middelaar te zijn moet je écht mens zijn. Maar om Middelaar te zijn moet je ook rechtváárdig mens zijn. Dat wil zeggen: hij moet zelf geen zonden hebben. Als je zelf zonden hebt, hoe kun je dan voor anderen betalen? Als je nu zelf geen cent op zak hebt, meisjes en jongens, en een ander zegt: ‘Mag ik wat www.prekenweb.nl
3/10
Ds. R. Kattenberg – De Heere Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen
van jou lenen?’, dan zeg je: ‘Ik heb zelf ook niks.’ Iemand die voor een ander betaalt, mag zelf dus geen schuld zelf hebben. Die moet rechtvaardig zijn. Gemeente, wie deze indringende en tegelijkertijd eenvoudige eisen laat klinken vanuit de Heilige Schrift, wie het Woord opendoet, die staat hier voor de hoogheid, de heerlijkheid en de heiligheid van God. ‘Heere, hoe groot bent U, dat U nu zo Uw genade en Uw heil wilt openbaren. Dat het woord ‘moeten’ niet in een bepaalde richting dwingt, van dwangmatig menselijk denken, maar dat U daarin Uw hart openlegt en het heil laat verkondigen tot aan de einden van deze aarde.’ Zo is hier iemand aan het woord die diep onder de indruk is van het heilshandelen van God en zegt: ‘Het ís toch wat, dat ík nu zalig kan worden en dat ík nu behouden kan worden, omdat God Zijn rechtvaardigheid handhaaft.’ Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem (2 Kor.5:21). Christus Jezus, Hij zal Borg kunnen zijn. Hij zal Zich stellen in de plaats van verloren zondaren. Hij is het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegdraagt. Het Kind van Bethlehem. De Man van smarten. De Koning van Pasen. De Heere der heerlijkheid. De Mens onder de mensen. We kennen het woord van Johannes: Hij heeft onder ons gewoond (Joh.1:14). Daar staat: Hij heeft Zijn tent onder ons opgeslagen. Hij heeft daar naast mensen gewoond. Hij had naast ons kunnen wonen. Hij was écht mens. En weet je, gemeente, dat Híj kwam, dat predikt ónze schuld. Dat het nodig was dat Hij kwam, dat legt onze ongerechtigheid open voor het aangezicht van God. Hebben we daar oog voor gekregen? Dan staat u als het ware in het paradijs. Dan krijg je er oog voor dat je het zó hebt laten liggen voor het aangezicht van de Heere. Kun jij aan God geven wat Hem toekomt? Wie kan dat? Ik hoop dat u zult ervaren dat u alles tekort komt. Opdat u zo alles in een Ander zult vinden! Opdat u zult zeggen: ‘Wat een wonder dat Hij gekomen is, als Middelaar Gods en der mensen!’ De toorn van God over de zonde daalt neer op een mens. En heet die mens Adam? ‘Nee’, zeggen de kinderen. Heet die mens David? Ook niet. Heet die mens Petrus? Ook niet. Hoe heet Hij dan? Christus Jezus, onze Heere! De toorn van God komt op Hém! Dan is het direct ook nodig om die zeventiende vraag erbij te nemen. ‘Waarom moet Hij tegelijk waarachtig God zijn? Opdat Hij, uit kracht Zijner Godheid, de last van de toorn Gods aan Zijn mensheid zou kunnen dragen, en ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen verwerven en wedergeven.’ Er zijn altijd mensen die eigenlijk liever maar niet horen over de toorn van God. Dat moet je maar een beetje opzij schuiven. Daar gaan ze aan voorbij. Die houden het eigenlijk maar liever bij een ander woord uit de Bijbel: God is liefde (1 Joh.4:16). Ik ga niet ontkennen dat het er staat. En gelúkkig dat het er staat en dat Johannes het zo nadrukkelijk onderstreept heeft. Maar dat staat er niet opdat we dat in mindering zouden kunnen brengen op de toorn van God. De liefde van God mag u niet uitspelen tegen de toorn van God. Geen sprake van! Als je de toorn van God miskent en die niet www.prekenweb.nl
4/10
Ds. R. Kattenberg – De Heere Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen
belijdt en erkent, dan komt de liefde van God zomaar uit de lucht vallen. De toorn van God jegens uw zonden is zo groot, dat het de Zoon van God Zijn leven heeft gekost. Jezus Christus moest afdalen tot in de diepte van de dood. En daarom, de liefde van God hangt niet in de lucht. Die is wezenlijk en werkelijk, omdat God rechtvaardig is. Gemeente, mag ik u vragen: ‘Praat u daar wel eens over, over de toorn van God? Hebt u het vanuit uw persoonlijk leven wel eens over de toorn van God?’ Nee, ik bedoel niet om zwaar of zwaarwichtig te doen, maar als een doorleefde werkelijkheid. Want Mozes zegt: Wie kent de sterkte van Uw toorn? (Ps.90:11) Hoe vaak lezen we in de Heilige Schrift niet over de toorn van God? Meisjes en jongens, praat je wel eens, op de vereniging bijvoorbeeld, over de toorn van God? ‘Ja, maar daar kún je toch niets mee?’ Beste jonge mensen, je moet wél van die toorn verlost worden! Als je niet gelooft in Christus Jezus, blijft de toorn van God op je. Het is een heel ernstvolle aangelegenheid. Voelt u dat? Dat mag je niet zomaar opzij schuiven met ‘God is liefde’ en ‘Het valt allemaal wel mee’. Nee, de toorn van God is een wezenlijke werkelijkheid, waarvan geldt: ‘Je moet ervan verlost worden.’ En daar word je niet van verlost door erover te zwijgen, maar door die toorn van God te erkennen. Het geloof van de heiligen Gods belijdt: ‘Wij zijn kinderen van de toorn van God, die in het rijk van God niet komen kunnen tenzij wij van nieuws geboren worden.’ Denk niet gering over Gods toorn! Geen mens kan die dragen. Die toorn is zo ontstellend groot. Waarom? De Heere zet u voor de spiegel van Zijn Woord en Hij zegt: ‘Kijk eens naar uw zonden. Kijk eens naar uw ongerechtigheid.’ Hoe diep, gemeente, en hoe diep ingrijpend is Gods toorn over de zonde. De kinderen weten de vreselijke geschiedenis van Sodom en Gomorra. God openbaart Zijn toorn over deze steden. Niemand die daar nog woont, overleeft het oordeel. En als de Heilige Geest onderwijs geeft en je kijkt naar jezelf, dan krijg je er erg in dat je niet beter bent dan Sodom en Gomorra. Zouden we ons verheffen, om te zeggen: ‘Ik dit en ik dat’ en dan de toorn ontkomen? God heeft Lot en de zijnen uitgeleid. Hij leidt ook nu zondaren uit, naar de plaats waar heil en genade is. Je ervaart voor jezelf de dood híer en de ondergang dáár. Overal heerst immers de zonde en overal kom je de toorn van God tegen. Wat is het onbegrijpelijk en onbeschrijfelijk dat God Zelf eraan te pas komt. Dat brengt ons op Golgotha. De hitte van Gods gramschap is geblust, maar niet anders dan in het bloed van het Lam. Dan zie je de toorn van God zich ontladen over het middelste kruis van Golgotha. God komt eraan te pas. Hij Zelf gaat staan in de plaats van schuldige zondaren. De Middelaar Gods en der mensen moet God zijn en Hij moet mens zijn. Zo alleen kan Hij het oordeel wegdragen. Gemeente, waar de Heere zo oog geeft voor Hem en Zijn werk, daar is verwachting, om Zijnentwil. Je begrijpt het nooit. Je krijgt je vinger er nooit achter. God wordt op het hoogst verheerlijkt en de zondaar wordt op het diepst vernederd. Maar zo krijgt ‘de enige troost in leven en in sterven’ gestalte. Daar ligt het heil en de zaligheid. En zo valt dat ‘moeten’ open als een heilrijk Woord. Het is geen dwangmatig geredeneer, maar wijst naar het heilshandelen van God tot zaligheid van zondaren. www.prekenweb.nl
5/10
Ds. R. Kattenberg – De Heere Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen
Wat een bevrijdend woord: Hij moet mens zijn. Wat een bevrijdend woord: Hij moet tegelijkertijd ook God zijn. Wat een openbaring! Wat een werkelijkheid! Die leidt tot een bevrijdende lofzang: ‘Wie is dan deze Middelaar, die tegelijkertijd waarachtig God en een waarachtig rechtvaardig mens is? Onze Heere Jezus Christus!’ We zingen eerst Psalm 62 vers 5: In God is al mijn heil, mijn eer, Mijn sterke rots, mijn tegenweer; God is mijn toevlucht in het lijden. Vertrouw op Hem, o volk, in smart, Stort voor Hem uit uw ganse hart: God is een toevlucht t’ allen tijde. De Middelaar Gods en der mensen. Hij is voor zondaren nodig; dat is het eerste. Hij is door God geschonken. Dat is het tweede. 2. De Middelaar door God geschonken Die achttiende vraag is altijd een heel spannende vraag, ook al weet je al jarenlang het antwoord. Het komt altijd weer op je af. Tenminste, als u bij deze dingen leeft. Wie ís dat nu toch, die Middelaar Die tegelijk waarachtig God en een waarachtig en rechtvaardig mens is? De omschrijving van deze Middelaar is gegeven. Maar wie voldoet nu aan deze omschrijving? Wat krijgen we ook hier weer het nodige onderwijs. Want de catechismus wil opnieuw benadrukken: Mens, als het om uw zaligheid gaat, doet u helemaal niet mee. U met uw werken en u met uw bezig zijn en u met uw dit en u met uw dat, u met uw staat van dienst, u wordt door de catechismus opnieuw als het ware buiten spel gezet. Niet om u weg te vagen over het randje van de godverlatenheid heen. Dat bedoelt de catechismus niet. Maar u wordt weggevaagd opdat u zult zien dat zalig worden vanuit de mens onbestaanbaar is, dat zalig worden vanuit de mens een onmogelijkheid is. Dat laat God ons altijd weer horen. Niet om je tot de wanhoop te brengen. Nee, God laat dat verkondigen opdat u zou weten: het is uit Hem alleen. Opdat u het doorleven en geloven zult dat het genade alléén is. Dat snijdt wel tot op de bodem van uw bestaan. Dan ga je er wel áán! Vandaag, morgen en al de dagen van uw leven. Je houdt nooit iets over vanuit jezelf. De Heere werkt tot op de bodem van het hart. Dat betekent: alles wordt de deur uitgewezen, wat u aan wilt brengen. Dat valt niet mee. Daar sta je zomaar niet voor open. Dat geeft worstelingen, strijd, aanvechtingen. Laten we ons ook op dit punt toetsen aan het licht van het Woord van God. De schijngelovige is daar gauw mee klaar. ‘Ja, natuurlijk is er niets van de mens bij. Nee hoor, er komt niets van de mens in aanmerking!’ Dan ben je gauw klaar. Maar de oprecht www.prekenweb.nl
6/10
Ds. R. Kattenberg – De Heere Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen
gelovige weet van de arglistigheid van het hart. Daar zit het woordje ‘listigheid’ in. De profeet Jeremia zegt: Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen? (Jer.17:9) Het oude ‘ik’ geeft zich niet zomaar gewonnen. Maar áls dat het geval is, als we voor de Heere buigen, dan is er een en al verwondering over het antwoord. ‘Heere, ik begrijp het niet, ik snap het niet.’ Maar het stáát er wel: ‘Onze Heere Jezus Christus!’ Hier staat het geloof met een uitgestrekte vinger. Hier staat het geloof met een aanbiddend hart. Hier is het getuigenis van het geloof zo rijk en zo indrukwekkend, dat de opstellers van de catechismus als het ware vanzelf tot een tekstaanhaling komen: ‘Onze Heere Jezus Christus, Die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing geschonken is.’ Het zijn de woorden van Paulus. Het kan zijn dat de opstellers van de catechismus er zó van onder de indruk waren, dat ze gevoeld hebben: hier moeten we het Woord van God laten spreken. Daarom is het hier ook een bijzonder krachtig antwoord. Het is het enige houvast in deze wereld. Je kunt naam gemaakt hebben, maar wat is nou een mens? Wat voor houvast hebben we nu? We ervaren het in al de verbanden van het leven: Alles wankelt en alles is maar voor een ogenblik. Maar nu dít, gemeente! Dit getuigenis steekt boven alles uit, boven alles wat in deze wereld gebeurt. Vraag je naar vastheid en naar zekerheid? Nu, die ís er in deze ene Naam. En vergis je niet, de tijd waarin de catechismus opgesteld is was niet een tijd waarin de mensen achterover konden leunen in een gemakkelijke fauteuil, zo van: hoe zullen we dit nu eens schrijven? Nee, de brandstapels rookten en de verdrukking was er. En juist zo zie je het als de bijzondere werking van de Heilige Geest, dat het zo omschreven mag worden. Hier is iemand aan het woord die weet heeft van wat er gaande is in de wereld, die daar middenin staat en die leeft vanuit het ‘nochtans’. Iemand die in de wereld op die manier God mag grootmaken, Hem de eer mag geven en zich beroemen mag in zijn Koning. Wie die Middelaar is? Dat is onze Heere Jezus Christus! Dat moet u nog eens even goed proeven. In het dagelijks leven gebeurt het wel dat we zeggen: ‘Proef eens even en nóg eens een keer.’ ‘Nou, dát smaakt lekker!’ In alle eerbied, gemeente, u moet próeven wat de catechismus hier schrijft. Onze vaderen hebben hier niet zomaar alle namen van de Zaligmaker op een rijtje gezet. Wat een liefde komt daaruit tevoorschijn! ‘Onze Heere’ was voldoende geweest. Alleen ‘Jezus’ of ‘Christus’ was ook voldoende geweest. Maar de catechismus noemt drie namen op een rij: ‘Onze Heere Jezus Christus.’ Ik zeg: daar straalt liefde uit! Er klinkt ook iets van verhevenheid en plechtigheid in door. Hij is niet zomaar iemand. Nee, het is onze Heere Jezus Christus! In die namen ligt ook een nodiging. De nodiging van het evangelie. Bij Hém kunt u terecht! Hij is God, Hij is voor honderd procent verbonden aan de hemel. Hij is mens, Hij is voor honderd procent verbonden aan de aarde. In de hemel vinden we Zijn Vader en op de aarde Zijn moeder. Zo is Hij Immanuël, God met ons. God en mens in één Persoon. Nou, zó een Middelaar en Verlosser moeten we zoeken!
www.prekenweb.nl
7/10
Ds. R. Kattenberg – De Heere Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen
Merk je wel hoe het evangelie van de genade van God openvalt in Zondag 6? Bent u dat ‘moeten’ van de critici vergeten, terwijl we al prekende bezig waren? Gelukkig, gemeente, gelukkig! En is ‘dat andere’ er voor in de plaats gekomen of onderstreept in uw leven? Gaat het woordje ‘moeten’ open in uw leven tot heil, tot zalig worden? O zeker, daar is die donkere wolk van de toorn van God en de dringende eis van de rechtvaardigheid van God. Maar waar nu alle deuren gesloten zijn en waar geen weg begaanbaar is, daar zet de Heere de deur open en zegt Hij: ‘Kijk eens, dít is de weg!’ Wat dan? Wie dan? Onze Heere Jezus Christus! Hij is de Deur. Hij is de Weg. Hier blijft alleen vrije gunst over. Dat is welbehagen. Des Vaders welbehagen. Vrije gunst die eeuwig God bewoog. Hij is, zo lezen we, geschónken. Een geschenk is iets wat je krijgt. Kinderen, dat is een cadeautje. Zo is onze Heere Jezus Christus geschonken door God de Vader, in de diepte van het zondaarshart. God heeft Hem gegeven. Wat kunnen de kinderen blij zijn als ze een cadeautje krijgen. En als het een groot cadeau is, dan zeggen ze: ‘Is dat nu echt voor mij? Is dat helemaal voor mij? Dat kan haast niet. Dat is teveel!’ Nou, Paulus zegt hetzelfde als het gaat om de Heere Jezus: Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave! (2 Kor.9:15) Dat vinden we hier in de catechismus. De Heere Jezus Christus is geschonken tot wijsheid, voor onwijze mensen. Ik hoop niet, gemeente, dat u uitgroeit boven het versje dat we in onze kinderjaren gezongen hebben: ‘HEER, ai maak mij Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend.’ Hij is geschonken tot wijsheid, voor onwijzen in zichzelf. Hij is geschonken tot rechtvaardigheid, voor onrechtvaardigen. Hij is geschonken tot heiligmaking, voor onheiligen. Ja, Hij is geschonken tot een volkomen verlossing, voor mensen die gebonden zaten in schaduw van de dood. Hij kwam en Hij maakte vrij. Hij, de Middelaar Gods en der mensen. Hij verloste niet alleen van de schúld van de zonde, maar Hij maakte ook vrij van de mácht van de zonde. Is Hij niet gepast? Is Hij niet kostbaar, dierbaar, duur in uw leven? Is Hij het niet van Wie de bruid heeft gezegd: Mijn Liefste is blank en rood, Hij draagt de banier boven tienduizend (Hoogl.5:10)? Zeker, dan gaan we door de verdrukking en de aanvechting heen. Hoe lang, HEERE, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen? (Ps.13:2) Dat zingen we uit Psalm 13 vers 5: Maar, in dit smartelijk verdriet, Mistrouwt mijn hart Uw goedheid niet; Neen, ‘t zal zich in Uw heil verblijden. Ik zal de HEER’ mijn lofzang wijden, Die mij genadig bijstand biedt.
www.prekenweb.nl
8/10
Ds. R. Kattenberg – De Heere Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen
De Middelaar Gods en der mensen. Voor zondaren nodig, door God geschonken en uit het evangelie te kennen. 3. De Middelaar uit het evangelie te kennen Gemeente, is deze Heere Jezus ook úw Middelaar? Is Hij ook úw Verlosser? Wanneer is Hij dat niet? Hij is dat niet, als u voortgaat in onbekeerlijkheid en ongeloof. Hij is dat níet, meisjes en jongens, als je het van Hem niet verliest. Als je de knie voor Hem niet buigt. Hij is dat niet als je vasthoudt aan je eigen weg. Waar loopt dat op uit? Op het ‘alléén staan’ in het gericht van God. Dat is het ergste wat er is: als uw laatste uur geslagen is en u bent alleen. U hebt niemand die tussentreedt bij God, ter wille van u. De Heere zegt: Neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven (Jes.55:3). Er is er Eén Die zalig maakt: onze Heere Jezus Christus! Het kan ook zijn dat u niet durft te zeggen dat Hij ook aan u gegeven is. En dan kan het zo arglistig van de duivel zijn, om te zeggen: ‘Was er nu maar wat bijzonders. Was er nu eens iets opvallends in mijn leven. Een extra openbaring of zo. Dán zou ik wel geloven.’ Gemeente, dan komt u er nooit. Dat komt misschien hard aan. Maar ik zeg het wel uit liefde. Want zo bent u totaal verkeerd bezig. U zoekt zekerheid buiten het Woord van God om. Er is geen bijzondere openbaring van God buiten Zijn Woord om. Als u zeker wilt zijn dat deze Middelaar ook úw Middelaar is, dan moet u die zekerheid zoeken in het Woord. En dan is het antwoord op de vraag: ‘Waaruit weet gij dat?’ ook zo’n pastoraal antwoord. We lezen: ‘Uit het heilig evangelie, hetwelk God Zelf eerstelijk in het paradijs heeft geopenbaard, en daarna door de heilige patriarchen en profeten laten verkondigen, en door de offeranden en andere ceremoniën der wet laten voorbeelden, en ten laatste door Zijn eniggeboren Zoon vervuld.’ Uit het heilig evangelie. Dat is een bron van zekerheid. De dichter zong: ‘Ik roem in God, ik prijs het onfeilbaar Woord.’ Het onfeilbaar Woord is levend en dat is krachtig. Het is tot heil van zondaren. Luther heeft ervan gezegd: ‘Dat Woord dat zult gij laten staan! En niets daarbij verzinnen.’ God geeft zekerheid vanuit het Woord. Kohlbrugge zegt: ‘Het antwoord op uw vraag staat in het Woord.’ En wat moet u dan lezen? Nou, waar het antwoord staat natuurlijk! Weet u waar het staat? Nee? Waar bent u gisteren gebleven met het lezen? Daar moet u vandaag verder gaan met lezen. Dan zul je vandaag misschien het antwoord vinden. Misschien ook niet. Dan moet u morgen weer verder lezen. En dan moet je wéér verder gaan waar je gebleven bent. Net zolang tot je zegt: ‘Nu heb ik het zelf ook uit Zijn mond gehoord.’Weet u, dat is vastheid. Dat geeft sterkte aan het hart. En als u de Bijbel uit hebt en u hebt het antwoord nog niet gevonden, dan begint u weer bij Genesis. Daar lezen we dat God Zijn beloftewoord gesproken heeft. Het is een tekst die veel kinderen ook wel kennen: Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw (Gen.3:15). Dat is de moederbelofte. God zegt: ‘De Messias komt. De Heere Jezus komt!’ www.prekenweb.nl
9/10
Ds. R. Kattenberg – De Heere Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen
En van daaruit valt de Schrift open. Denk aan de patriarchen. Denk aan Jakob als hij gaat sterven. Hij legt zijn voeten samen en zegt: Op Uw zaligheid wacht ik, HEERE! (Gen.49:18) In het woordje ‘zaligheid’ hoor je de Naam van Jezus. Op Uw zaligheid wacht ik. Dat is zalig sterven! Er zijn profeten geweest die de Naam van de Heere hebben grootgemaakt, doordat ze de komst van de Middelaar Gods en der mensen hebben aangekondigd. Jesaja profeteerde: Er zal een Rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï (Jes.11:1). De profeet Maleachi zei: Ulieden daarentegen die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan (Mal.4:2). Het wijst alles heen naar de komende Christus. Kijk eens, al die lammeren die geslacht worden bij de tempel! Kijk in uw gedachten eens naar de Hogepriester, de priesters en de altaren. Alles wijst heen naar Degene Die komen zal. Het is Kerstfeest geworden. Hij is gekomen. God heeft gedacht aan Zijn genade. In de volheid van de tijd heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet. Dan is het vol, ja. Dan hoeft er niets meer bij. Dan kán er niets meer bij. Het is net als in de natuur. De maan en sterren verbleken, als de zon ‘s morgens opgaat. Als de Zon der gerechtheid opgaat, dan valt alles daaromheen zo gaandeweg weg. Dan blijft Gods genade in Christus Jezus over. ‘Waaruit kent gij uw ellende? Uit de wet van God.’ Dat was Zondag 2. En nu Zondag 6: ‘Waaruit weet gij dat? Uit het heilig evangelie.’ Wet en evangelie, we hebben ze beide nodig. Opdat we God kennen in Zijn algenoegzaamheid, Jezus in Zijn dierbaarheid en onszelf in onze vloekwaardigheid. Laat dat de praktijk van ons leven zijn! Dan zullen we niets overhouden. Dan zullen we van bedelen moeten leven. Wat een wonder dan, als een lege hand in de weg van het geloof door de Heere gevuld wordt! ‘k Zal met mijn ganse hart Uw eer Vermelden, HEER’, U dank bewijzen! Amen.
Slotzang: Psalm 28:5 Geloofd zij God, wiens open oren Mijn smeekstem gunstig wilden horen. Hij is mijn sterkt’ en schild in ‘t strijden; ‘k Vertrouwd’ op Hem, Hij hielp m’ uit lijden; Dies springt mijn hart van juichensstof, En zingt des Allerhoogsten lof.
www.prekenweb.nl
10/10