Jezus Christus, de enige Rustaanbrenger Ds. H. Hofman sr. – Mattheüs 11:28
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 95: 1, 2 Mattheüs 11: 20-30 Psalm 69: 13, 14 Psalm 72: 7 Psalm 89: 8
Gemeente, met de hulp des Heeren willen wij overdenken het Woord des Heeren, dat u vindt in het u voorgelezen Schriftgedeelte, Mattheüs 11, en daarvan het 28e vers: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Dit Schriftgedeelte spreekt ons over: Jezus Christus, de enige Rustaanbrenger. Wij willen drie gedachten overdenken: 1. Tot wie Hij Zijn woord richt 2. Waarop Hij aandringt 3. Wat Hij toezegt In de eerste gedachte letten wij er op tot wie Hij Zijn woord richt: tot vermoeiden en belasten. Vervolgens waarop Hij aandringt: Komt herwaarts tot Mij. En tenslotte wat Hij toezegt: En Ik zal u rust geven. 1. Tot wie Hij Zijn woord richt Gemeente, de woorden van dit laatste gedeelte van Mattheüs 11 staan op een merkwaardige plaats. Aan het begin van dit hoofdstuk horen we over de twijfel en de zorg in het leven van Johannes de Doper, die zo nadrukkelijk het Lam Gods heeft aangewezen, Dat de zonde der wereld wegneemt, maar ook heeft aangewezen dat Hij komt met de wan in Zijn hand en dat de bijl alrede aan de wortel van de boom ligt. Alle goede boom die vrucht draagt, zal behouden worden, maar alle kwade boom zal uitgehouwen worden. Johannes is inmiddels gevangen gezet. Dan geeft de Heere onderwijs aan Johannes, dat zijn discipelen hem maar moeten vertellen wat zij horen en zien: dat de doden worden opgewekt, en de blinden ziende worden. Kortom: ze moeten Johannes de boodschap brengen wat de Heere Jezus doet. Dan komt er een wending in de prediking van de Heere Jezus. Wanneer Hij spreekt over Johannes gaat Hij het volk onderwijzen in de tweeërlei uitwerking van het Woord van God. Hij zegt: ‘Waarbij zal Ik dit geslacht vergelijken? Er zijn klaagliederen gezongen, (Johannes heeft dat gedaan) en gij hebt niet geweend. Ik heb u op de fluit gespeeld en gij www.prekenweb.nl
1/10
Ds. H. Hofman sr. – Jezus Christus, de enige Rustaanbrenger
hebt niet gedanst.’ Er is dus een duidelijke tegenwerking van het Woord Gods, een duidelijke weerstand tegen de bediening der verzoening. Een tegenwerken! De Heere Jezus spreekt ook het ‘wee’ daarna uit over de onboetvaardigheid en de ongehoorzaamheid van Chorazin en Bethsaïda; daar zijn Zijn krachten het meest geschied. En over Kapernaüm, dat tot de hemel toe verhoogd is geworden, maar door hun ongeloof en hun tegenstand tot de hel toe zal nedergestoten worden. Toch is dit niet het eind van Jezus’ prediking. Dat mag ons wel tot verwondering en onderwijs zijn. Want er staat in vers 25: In dienzelven tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve de kinderkens geopenbaard. Op een andere plaats staat er nog bij dat de Heere Jezus in de geest verblijd is. Daar is de onboetvaardigheid van deze steden, en daar is de algemene afwijzing van het Evangelie dat men op de fluit van het Evangelie niet danst en dat men op het zingen van klaagliederen niet weent. Het gaat allemaal, zowel het één als het ander, langs hen heen. De zegeningen verkwikken niet en de oordelen verschrikken niet. Zou dat ook onder ons zo zijn, gemeente? Wij mogen elke keer weer samenkomen onder de bediening van Gods Woord. Er wordt op de fluit gespeeld van het Evangelie en er worden klaagliederen gezongen. Maar raakt het ons ook niet, zoals hier in Jezus’ dagen? In onze tijd wordt de boodschap gebrekkig gebracht. De dienaar van Gods Woord brengt de boodschap met allerlei gebreken en tekortkomingen, maar Jezus is de volmaakte en enige Leraar der gerechtigheid. Hij spreekt het ‘wee’ uit over de hardigheid van de harten, maar ook spreekt Hij vriendelijk en nodigend. Maar zowel het éne als het andere raakt de harten niet. We zouden zeggen: dan is het Koninkrijk der hemelen toch tot mislukking gedoemd? Wat komt ervan terecht, als de zegening niet verkwikt en het oordeel niet verschrikt? En toch, in diezelfde tijd, wanneer er op de fluit gespeeld wordt en er wordt niet gedanst; in diezelfde tijd, wanneer de boodschap van het oordeel en ongenoegen Gods gebracht wordt en er geen reactie is van vernedering des harten; ja, wanneer gehele steden tot de hemel toe verhoogd worden en er geen stem of opmerking is en ze hun weg gaan in zelfhandhaving, dan zal toch het Koninkrijk der hemelen komen met grote kracht en heerlijkheid! Waar ligt dat nu aan? Zullen dan de mensen op een zeker moment zachter worden en meer ontvankelijk? Nee, daar ligt het niet aan. Maar Jezus’ hart verheugt Zich in het welbehagen van Zijn Vader. Jezus’ hart verheugt Zich met ootmoedige dankbaarheid als Hij zegt: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt. Zij zullen ondergaan met al hun wijsheid en met al hun zogenaamd goeddoen; zij zullen zowel het ene als het andere verwerpen. Maar er zijn kinderkens, eenvoudigen, die de boodschap verstaan zullen. Er wordt hier niet gedoeld op de jeugd, hoewel het Evangelie nooit de kinderen uitsluit. Maar met ‘kinderkens’ wil de Heere zeggen: de eenvoudigen. Er zullen er zijn die voor dat Woord buigen; er zullen er zijn die onder het spelen op de fluit dansen van www.prekenweb.nl
2/10
Ds. H. Hofman sr. – Jezus Christus, de enige Rustaanbrenger
blijdschap, als zij horen van Gods genade in Christus Jezus. Er zullen eenvoudigen zijn, die wenen, wanneer er klaagliederen gezongen worden. En dat naar het voornemen Gods, naar het welbehagen Gods. Want dat welbehagen Gods zal door de hand van Christus gelukkiglijk voortgaan. Dan mag er veel verharding zijn, dan mag er veel tegenstand, veel afwijzen zijn, zowel van het ene als van het andere, van de klaagliederen en van de fluittonen van het Evangelie, dan mag er een wereld van tegenstand zijn, maar naar het welbehagen Gods zal toch dat Koninkrijk van God gebouwd worden! Dat is het uitzicht, dat is de hoop ook in deze tijd, in deze donkere en ondergaande wereld. De Heere Jezus spreekt daar dan Zijn dank over uit. Hij ziet boven de ongelovige en onboetvaardige wereld het welbehagen van Zijn Vader. Er zullen er komen die naar Zijn eeuwig voornemen geroepen zijn. Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent de Zoon dan de Vader, noch iemand kent de Vader dan de Zoon en die het de Zoon wil openbaren. Het gaat over het Godswerk. Er is geen weg van de aarde naar de hemel. Hier is de onboetvaardigheid, de hardigheid des harten, het tegenstaan van wet en Evangelie. Maar het gaat om het welbehagen des Vaders. Dan gaat de Zoon voort Zichzelf te openbaren. En in Zijn openbaring ligt de openbaring van de Vader verklaard. Gemeente, omdat er een welbehagen Gods is, daarom mogen we op deze dag nog samenkomen. Omdat er een welbehagen Gods is, mogen we nog het Woord der verzoening prediken. Daarom mag de boodschap van het Evangelie ook vandaag nog doorklinken, omdat de Heere Jezus Zichzelf en de Vader wil openbaren. En dan volgt onze tekst: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Het is onder het gezag van de Vader, want de Vader heeft Hem alle dingen in Zijn hand gegeven. Ook in dat licht hebben wij deze boodschap, deze nodiging en deze belofte te zien. Het is Hem gegeven van de Vader, Hij komt met autoriteit, met gezag: Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent de Zoon, dan de Vader, noch iemand kent de Vader dan de Zoon en die het de Zoon wil openbaren. De Zoon gaat ook in deze boodschap, in deze nodiging, de Vader openbaren. Het Goddelijk Vaderhart wordt in deze boodschap, in deze nodiging, geopenbaard. Als we vers 28 losmaken van het verband, komen we verkeerd uit. Dan zouden we geneigd zijn om in de mens te eindigen, om daarin iets te zoeken. Maar de zaligheid komt voort uit het welbehagen Gods, omdat er kinderkens, omdat er eenvoudigen zijn, omdat er belasten en vermoeiden zijn, die hulp nodig hebben, die een zachte drang nodig hebben, die verteld moeten worden Wie God is in Christus, Wie Hij is en wat Hij is en waartoe Hij gekomen is; wat Hij kan doen en wil doen. Hier is de volheid van God de Vader en God de Zoon. Hier is de rijkdom van het Evangelie, waarmee de Heere Jezus Zich richt tot de scharen, die rondom Hem zijn. Hij ziet het hart aan. Hij weet wat voor mensen Hij voor Zich heeft.
www.prekenweb.nl
3/10
Ds. H. Hofman sr. – Jezus Christus, de enige Rustaanbrenger
Komt herwaarts tot mij, allen die vermoeid en belast zijt. Allereerst merken we op, gemeente, dat dit geen beperking is. ‘Vermoeiden en belasten’, wie worden daarmee bedoeld? U zult ongetwijfeld de geschiedenis kennen van de Joodse godsdienst in die dagen. Daar waren de regels van de Farizeeën, daar was het: wet op wet en regel op regel. Daar waren behalve de wet die de Heere gegeven had, nog meer dan zeshonderd regels die de Farizeeën de mensen hadden opgelegd. In de weg van ‘dit doen’ en ‘dat laten’ werd hun het eeuwige leven beloofd. Maar niemand kon dat ooit bereiken. De weg van het doen is een doodlopende weg. We denken daarbij aan de rijke jongeling, ons allen wel bekend. Hij zei: ‘Al deze dingen heb ik gedaan!’ Hij heeft gezwoegd en geslaafd, hij heeft nauwgezet geleefd, maar het resultaat is dat hij niets heeft! Nog één ding ontbreekt u; verkoop alles wat gij hebt, en deel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, volg Mij (Luk.18:22). Gemeente, het belasten met regel op regel, met raak niet en smaak niet en roer niet aan, was de weg die de kerk van die tijd wees. U moet dit doen en u moet dat laten. Samenvattend is het een boodschap van het bouwen van gerechtigheid in eigen kracht, in eigen werk, in eigen doen. Het is een last, een zware last. Gemeente, dat is ook een boodschap voor nu! Het is een boodschap die doorklinkt tot op deze dag. Wat is uw godsdienst? Wat is uw leven? Waarin zoekt u uw leven? Waarin zoekt u het Koninkrijk Gods te verkrijgen? Waardoor zoekt u in het Koninkrijk Gods in te gaan? Is het iets van u? Is het alles van u? Bent u ook belast met: dit mag niet en dat mag niet, en zó moet het? En toch, er wordt geen rust in gevonden. Zo kunnen we doorgaan in de uiterlijke betrachting van de godsdienst. Zo kunnen we doorgaan, ook in onze godsdienstige werkzaamheden. We kunnen ons belasten – zoals we dat bijvoorbeeld wel kunnen lezen in de geschiedenis van de Roomse kerk – met zeer nauwgezet een aantal gebeden bidden. We zouden kunnen spreken over het vervullen van vele plichten, maar hoe meer lasten er op ons gelegd worden, des te verder we van het Koninkrijk Gods af komen. Onder de algemene werkingen van de Heilige Geest kunnen er algemene overtuigingen zijn, die ons aansporen om dit te laten en dat te doen. Onder de algemene overtuigingen kunnen we zo bezig zijn om onszelf te redden en te proberen ons huis, ons hart, ons leven te reinigen en te versieren, maar er komt niets wezenlijks voor in de plaats. We gaan ons best doen om tranen te schreien; we gaan proberen ons hart te verbreken; we gaan godsdienstig praten, maar rust wordt er niet gevonden. We kunnen onszelf daarin bedriegen. We worden belast met duizend en één dingen en geen rust wordt gevonden. Vermoeid en belast! Het zijn woorden die wijzen op een zwaar werk, op een langdurig werk. Hetzelfde woord wordt in een ander verband in Gods Woord ook gebruikt. Bijvoorbeeld in Johannes 4. Daar staat dat de Heere Jezus vermoeid was van de reis. Ook lezen we in Lukas 5 over de discipelen op het water, nadat zij de gehele nacht gearbeid hadden. De woorden ‘gearbeid’ en ‘vermoeid’ betekenen hetzelfde, namelijk: altijd bezig zijn. We weten dat ook uit het natuurlijk leven; we worden door langdurige arbeid vermoeid, dan www.prekenweb.nl
4/10
Ds. H. Hofman sr. – Jezus Christus, de enige Rustaanbrenger
hebben we rust nodig. Zo spreekt de Heere Jezus hier over vermoeiden en belasten: een langdurig werken, een langdurig strijden, een langdurige, zware arbeid, waarin geen rust verkregen wordt. Gemeente, dat is de boodschap die de Heere Jezus brengt. Dat onderscheid moet de volle nadruk hebben als de Heere Jezus zegt: En Ik zal u rust geven. Op al uw werk, op al uw langdurig strijden en worstelen om het hoofd boven water te houden, volgt geen rust. Er zit geen enkele verdienste in en het draagt ook geen enkele vrucht. Vermoeiden en belasten. We kunnen spreken van door levensleed vermoeiden en belasten, door een langdurige druk op ons leven; we kunnen er niet uitkomen, er is geen verandering, geen verbetering, geen verademing. We kunnen ook belast en beladen zijn met onze zonden en schuld, onder de dreiging van de eeuwige straf en het ongenoegen van God. Maar rust noch vrede wordt gevonden. In plaats van lichter worden van de last, wordt het zwaarder. ‘Zulk een last van zonden en plagen, niet te dragen, drukt mijn schouders naar beneden.’ Geen rust! Geen mogelijkheid in zichzelf om van die last verlost te worden! De Heere Jezus weet wie zijn hoorders zijn. Er zijn van die onboetvaardigen, die zich vermaken in de dingen van het hier en nu. Er zijn mensen die zich van het ene noch van het andere iets aantrekken. Hij ziet ze voor Zich, als schapen volgend naar het graf. Zijn hart is bewogen met innerlijke ontferming. Hij verwacht van deze mensen niets, maar Hij verwacht het van het welbehagen des Vaders. Zijn hart is verheugd in de geest dat nu het welbehagen des Vaders zal voortgaan. Daarom, als Hij de schare ziet als vermoeiden en belasten, zonder uitzicht, zonder hoop en zonder rust, dan spreekt de Heere Jezus een dringend, liefelijk, onderwijzend en nodigend woord. We staan nu stil bij ons tweede punt: 2. Waarop Hij aandringt Hij zegt het eigenlijk maar met één woord: Hierheen! Hij wenkt met Zijn handen, Hij spreekt met Zijn mond de taal van het hart en de taal van het hart Zijns Vaders: Ja, Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U (Luk.10:21). Mensen... hierheen! Lastdragers, gebogenen... hierheen! Mensen die niet meer verder kunnen, die bezwijken onder de last van ‘raak niet, smaak niet en roer niet aan’, hierheen! Mensen die gevangen zitten in de ketenen van eigengerechtigheid… hierheen! Mensen die in de kluis van satan zijn opgesloten, mensen die gebonden zijn met zeven verse zelen… hierheen! Mensen die het ruim genot van deze wereld tot hun heilgoed achten, mensen die geen rust hebben, die niets hebben waar zij in kunnen rusten... Hij zegt: Hierheen! Het zijn mensen op een afstand. Het zijn mensen die diep in hun hart ver van Hem zijn, want Hij zegt: Komt! Dat duidt immers op afstand. Iemand die bij Hem is hoeft niet meer te komen. Maar deze staan op afstand, gebogen onder de last van het leven, vermoeid onder de zorgen die hen drukken en geen rust hebbend. ‘Komt tot Mij’, zegt de Heere Jezus. Hierheen! www.prekenweb.nl
5/10
Ds. H. Hofman sr. – Jezus Christus, de enige Rustaanbrenger
Zou dat woord ook vandaag nog gebracht mogen worden? Ja, gemeente, het moet gebracht worden! Het moet ook hier gebracht worden voor oud en jong, voor allen die nog buiten Hem zijn. Een boodschap voor hen die nog ver van Hem verwijderd zijn, onder de lasten, de zorgen en de strijd, voor hen die in langdurige worsteling gewikkeld zijn. De Heere Jezus roept Zijn welkom uit op gezag van Zijn Vader. Hij openbaart in deze nodiging het hart van Zijn Vader. Want immers, de Heere heeft geen lust in de dood des goddelozen, maar daarin dat hij leve en zich bekere. Daarom moet u die last van uw leven niet langer zelf dragen, maar u moet een Ander zoeken! En er ís een Ander, gemeente, jongens en meisjes: Komt herwaarts tot Mij! ‘Hierheen’, zegt Jezus, ‘want waar u zich ook heen wendt, gebogen onder de last van uw eigen werk en uw eigengerechtigheid, het zal u geen rust geven.’ Waar jullie het ook zoeken, jonge mensen, je zult nergens rust vinden. Die boodschap klinkt nog door, gemeente! De Heere Jezus zegt: ‘Hierheen! Komt herwaarts tot Mij!’ Vaders en moeders, oude mensen, hoe uw leven ook is, en welke uw omstandigheden ook zijn, uw zorgen, uw nood, het gebogen gaan onder de last van zonden en plagen, van eigengerechtigheid, wat het dan ook moge zijn; gebogen onder de last van op een afstand van Christus te zijn, dat is alles de dood. Gemeente, we moeten met het leven in aanraking gebracht worden, met Zijn leven! En daar staat Hij, Die het leven is, en Hij zegt: ‘Hierheen! Komt herwaarts!’ Het spreekt van Zijn gewilligheid, van het welkom bij Hem. Van Zijn gewilligheid om nu zulke mensen, die midden in de dood liggen, te ontvangen en te bekleden met Zijn gerechtigheid. Zijn gewilligheid blijkt ook uit Zijn omgang met zondaren. Het blijkt uit Zijn roepen van zondaren. Het werd Hem kwalijk genomen door de Farizeeën. ‘Deze’, zo spreken ze met verachting, ‘Deze eet met tollenaren en zondaren.’ Gemeente, is dat niet Zijn gewilligheid, om nu zo’n zwarte, vuile, onreine zondaar te willen ontvangen? Hij is niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering. Zijn gewilligheid blijkt ook uit Zijn blijdschap als er bekering is, als er een zondaar of een zondares tot Hem komt. Daar is de Heere blij mee. En bij verharding, als er niemand komt, dan is de Heere Jezus bedroefd. Als u nu maar blijft zitten, als u nu maar net doet alsof u het niet gehoord hebt, alsof de boodschap u niet raakt, daar is de Heere Jezus bedroefd over. Als Hij nabij de stad kwam weende Hij over haar en Hij zei: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, hoe menigmaal heb Ik u bijeen willen vergaderen, gelijk een hen haar kiekens bijeenvergadert onder haar vleugelen, en gij hebt niet gewild.’ Daar weent de Heere Jezus over. Zijn er hier ook mensen die niet willen? Ik weet niet welke bedenkingen u ertegen hebt, ik weet niet wat er in uw hart is, maar Hij weet het wel. Als we gewoon onze eigen gang blijven gaan, onze eigen lasten zoeken te dragen en ons leven in eigen hand trachten te houden; als dat woord, die dringende en liefelijke nodiging u niet raakt, gemeente, daarover weent de Heere Jezus, dan zijn er tranen in Zijn hart. Ook daarin betoont Hij het beeld van Zijn Vader, want Hij zegt: Ik en de Vader zijn één (Joh.10:30). Dat liefelijke Evangelie te versmaden en te verachten, o gemeente, het zal www.prekenweb.nl
6/10
Ds. H. Hofman sr. – Jezus Christus, de enige Rustaanbrenger
Tyrus en Sidon – het is ons voorgelezen – verdraaglijker zijn in den dag des oordeels dan ulieden (Matth.11:22). Zijn gewilligheid wijst ons ook op Zijn borgtocht. Want Hij zegt niet: Komt herwaarts, om er vervolgens van te schrikken als er iemand komt. Of in de verwachting dat er iemand zal komen met een te zware last, die Hij óók niet zou kunnen helpen. Nee, gemeente, Zijn gewilligheid bepaalt ons bij Zijn borgtocht, want Hij heeft al de lasten, al de zorgen, al de vermoeidheid op Zich genomen. Hij heeft dat juk en die last gewillig gedragen onder de last van de toorn Gods. Niet onder Zijn eigen zonde, want Hij heeft geen zonde gekend noch gedaan. Hij heeft Zich gebogen onder de last van Gods rechtvaardig oordeel, gebogen onder de last van de straf op de zonde, gebogen onder de last van het oordeel Gods, gekneld in banden van de dood. Ook Hij is vermoeid geweest van de reis, opdat nu vermoeiden van de reis rust kunnen ontvangen. Hij is beladen geweest, opdat beladenen met een langdurig, hopeloos werk, door Hem zouden kunnen verlost worden. In dat licht hebben wij de nodiging op te merken. Het is een verlangen, en Hij meent het. Het is Zijn verlangen dat nu al deze vermoeiden en belasten tot Hem zullen komen. Hij wacht! Het is een wachtend woord. Het is een staan, het is een wachten, dat zij zullen komen met smeking en met geween, met hun last, met hun kruis en met hun zonden, met alles wat hen drukt, om het aan Zijn voeten neer te leggen O, gemeente, doet dat woord ons niets? ‘Komt hierheen’, zegt de Heere Jezus, ‘allen die vermoeid en belast zijt!’ Hij spoort ons daartoe aan door middel van een belofte: En Ik zal u rust geven! Voor we daarover spreken willen we eerst zingen uit Psalm 72 het zevende vers: Nooddruftigen zal Hij verschonen; Aan armen, uit genâ, Zijn hulpe ter verlossing tonen; Hij slaat hun zielen gâ. Als hen geweld en list bestrijden, Al gaat het nog zo hoog; Hun bloed, hun tranen en hun lijden Zijn dierbaar in Zijn oog. 3. Wat Hij toezegt En Ik zal u rust geven. Elk woord mag wel onderstreept worden: en Ik... zal... u... rust geven. Wat betekent dat, gemeente? Dat betekent dat er een weg wordt afgesloten en een weg wordt geopend. Het betekent wat de dichter zingt: ‘Als alle hoop mij gans ontviel en niemand zorgde voor mijn ziel... toen hebt Gij mijn pad gekend.’
www.prekenweb.nl
7/10
Ds. H. Hofman sr. – Jezus Christus, de enige Rustaanbrenger
Het betekent een afsluiten van uw weg. We hebben gezegd: een lang worstelen, een lange reis, een langdurig werken, een langdurig opladen, een langdurig strijden met het doel om rust te krijgen, om eens van die last af te komen… het gaat niet buiten Jezus om. Gemeente, dat is de kern van dit woord. Het gaat niet buiten Jezus om. Want al uw zwoegen en al uw slaven, jarenlang, u komt er niet onderuit. U kunt uzelf wel eens wat rust aanpraten, maar het is geen rust. Er zit niets wezenlijks in. U kunt misschien wel eens even een last naast u neerleggen. Ik heb dat wel eens gezien van een reiziger, die een zware last op zijn rug had. Hij moest even rusten. Toen ging hij op een bank zitten en achter die bank was een leuning en toen rustte zijn last wat op de leuning en voelde hij die zelf niet. Maar die last was niet van zijn rug af, die banden waren nog over zijn schouders. Hij stond even later op met dezelfde last… Ik zal u rust geven. Gemeente, dat is een Ander, dat is Jezus, en Jezus alléén. Hij is die enige Rustaanbrenger. Ik... staat er. Bij Zijn eerste preek wilden ze Hem al van de steilte afwerpen en Hem doden. En als Hij hen van ziekten en kwalen genas, kwamen velen wel, maar velen gingen weer weg ook. Ik... dat is Hij Die machtig is te verlossen. Ik... dat is Hij Die een andere gerechtigheid heeft verworven. Ik... dat is Hij Die de lasten op Zich genomen heeft en onze smarten heeft gedragen. Dat ene woord, die ene Persoon. Ik… dat snijdt al de andere raadgevers af. Niet de tranen die u plengt, niet de offers die u brengt. Niet de kenmerken van een nieuw leven, niets kan die plaats innemen. Hoort u het, gemeente? Jezus wijst op Zichzelf: ‘Hierheen!’ Dat betekent dat u zich moet afkeren van alles buiten Hem. Het betekent dat u uzelf moet loslaten; het betekent dat u uzelf moet prijsgeven. Alles wat u hebt vergaderd, moet worden afgelegd. Als een arme, verlorene, als een belaste en beladene, als een vermoeide zondaar, moet u aan Zijn voeten neerzinken. Ik… Hij is de Enige Die verlossen kan. Zo werkt de Heilige Geest. Hij werkt altijd naar die Ik toe, naar die Ene toe. De Heilige Geest zal Christus verheerlijken. En het verheerlijken van Christus is het plaatsmaken voor de Heere Jezus Christus in het hart van een belaste en beladen zondaar. Die Geest zal u het onmogelijke van al het uwe laten zien. Dan zal die Geest u tonen dat de banden van uw last niet kunnen worden losgemaakt dan alleen door Hem. Dan zal de Geest u brengen aan het einde van uw werken. Hij zal afsnijden van al het onze. ‘Maar’, zegt u misschien, ‘dan wordt het helemaal hopeloos! Dan blijft er niet anders over dan een zondaar, een goddeloze zondaar, een walgelijk voorwerp, een mensenkind die voor eeuwig zal moeten ondergaan!’ Ja, gemeente, dat blijft er over. Want Hij wordt alleen waardevol, Hij wordt alleen gepast, dierbaar en noodzakelijk voor een belaste, vermoeide en beladen zondaar. Als u die last niet gevoelt en die vermoeidheid niet kent, wat moeten we dan met Jezus doen? Dan bouwt u uzelf op in uw gerechtigheid, dan hebt u rust in iets buiten Hem, dan kunt u uzelf helpen. Maar er is een volk op de wereld, dat kan zichzelf niet meer helpen. En dat volk hoort het Woord. En dat gehoor is afgestemd op die nodiging van Christus. Dat ‘komt herwaarts www.prekenweb.nl
8/10
Ds. H. Hofman sr. – Jezus Christus, de enige Rustaanbrenger
tot Mij’, dat ‘hierheen’, zinkt in hun hart. Dat is een blijde boodschap. Dat is de boodschap van het spelen op de fluit en dat wordt door het geloof gehoord. Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods (Rom.10:17). Als Jezus spreekt tot onze ziel is er een stem en een opmerking; dan is er ook een uitgaan. Dan is er ook een innerlijk veroordelen van onszelf; dan is er dat verfoeien in stof en as; dan is er ook iets van die hartelijke verootmoediging dat wij Hem door onze zonden vertoornd hebben. Dan is er ook iets van schroom. We kunnen soms horen dat het allemaal zo gemakkelijk is om te komen en zo vanzelfsprekend om te komen. Maar zo vanzelfsprekend is het niet. Als u iets weet van uw zonden, van uw goddeloosheid, van uw onreinheid en uw walgelijkheid en tegelijk iets weet van Zijn heiligheid, Zijn heerlijkheid en majesteit, hoe komen die twee dan bij elkaar? Dan is er een heilige schroom, dan durven we niet. We voelen de nood, we voelen de trekkingen, maar we durven niet! Zo Gij, HEERE, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan? (Ps.130:3). Heilige schroom. Maar er is toch ook iets van een innerlijke begeerte: Heere, trek mij, dan zal ik U nalopen. Daar is nu die belofte, die hartelijke toezegging voor een vreesachtige, wiens hart vervuld is met schroom. Zal Hij zulk één, zulk een dwaas, zulk een goddeloos monster wel willen hebben? Zal Hij mij wel willen ontvangen? O, wij kunnen begrijpen dat Hij iedereen ontvangen zal, maar mij, de grootste der zondaren? Zou Hij het wel willen? Daarom nu die aansporing: Ik zal! Dan gaat er kracht van Zijn spreken uit, dan is er geen twijfel, geen onzekerheid. Hij dringt aan, opdat wij het horen zullen en opdat wij met een kinderlijke vrijmoedigheid toevlucht mogen nemen onder de schaduw van Zijn vleugelen. Want dat ligt ook in die persoonlijke aanspraak. Je ziet als het ware de vinger van Jezus u aanwijzen: u, belasten; u, beladenen; u, onwaardigen; u, die uzelf waarneemt midden in de dood te zijn! Ik zal..! ‘Heere, is het dan ook voor mij? Is dat niet te groot, kan dat wel voor mij?’ ‘Ja, u’, zegt de Heere Jezus, ‘Ik zal u…’ Nee, dan bent u niet te zondig en te schuldig en niet te zwaar beladen, niet té vermoeid. U! Al ligt u dan midden in de dood, al moet u alles prijsgeven en alles loslaten... En Ik zal u…! Wat een wonder, gemeente. Het Woord dringt aan, dat komt zo laag en dat buigt zo diep, dat de diepst gezonkene welkom is bij Hem, en ook door Hem geholpen zal worden. Ik zal u rust geven! Wat is die rust, gemeente? Niet dat wij beter worden, maar dat Hij nu die last overneemt. Die overdracht, dat is het werk van de Borg, Die onze overtredingen op Zich genomen heeft. Dat is het werk van de Borg, van de grote Plaatsbekleder. Dat is het werk van Hem, Die onze last afneemt. Dat is rust, dat is echte rust. Dat is maar niet even een beetje ontspanning, maar dat is de overname van onze last; dat is de overname van ons ‘beladen zijn’ en van ons ‘vermoeid zijn’. Dan neemt Hij onze ongerechtigheden op Zich; dan neemt Hij onze overtredingen op Zich; dan neemt Hij al het onze op Zich: onze erfzonden en onze dadelijke zonden, onze erfsmet en onze www.prekenweb.nl
9/10
Ds. H. Hofman sr. – Jezus Christus, de enige Rustaanbrenger
erfschuld. Dan heeft de Heere al onze ongerechtigheid op Hem doen aanlopen en Hij heeft het op Zich genomen. Dat is die rust van Hem, de rust van Christus. Heb toch geen rust anders dan in de rust van Christus. Want dan bedriegt u uzelf. Dan kunt u zich wel eens een ogenblik ontspannen, maar uw last wordt niet weggenomen. We lezen in De Christenreis van Bunyan dat, toen Christen bij het kruis kwam, het pak van zijn rug af viel, de berg afrolde en hij het nooit meer zag. Dat is rust! Dan is de zonde en ongerechtigheid van ons afgenomen en heeft God genade geschonken in de verzoening van al onze zonden, in Zijn dierbaar bloed. Daarin is rust, daarin is blijdschap. Dat is de blijdschap en de rust in het Evangelie van Jezus Christus. Alle andere blijdschap is maar namaak, die houdt geen stand. Christen zag het pak niet meer en God gaf het niet meer terug. Wat vergeven is, is voor eeuwig vergeven en dat wat verzoend is, is voor eeuwig verzoend. En Ik zal u rust geven. Die is niet te koop. Deze rust is niet te verdienen, maar zij is om niet, omdat die prijs der ziele, dat rantsoen, aan God voldaan is op de kruisheuvel Golgotha. Daar, vanuit het volbrachte werk van Christus, daar vloeit de rust; zij wordt daar geschonken, daar wordt de vettigheid van Zijn huis gesmaakt en daar alleen mogen we delen in Zijn gunst. Dan krijgen we een ander juk, Zijn juk; de navolging van Christus. Dan zal de wereld ons haten, dan zal de wereld ons kruisigen. Ook de godsdienstige wereld zal ons veroordelen. Maar in het drukken van Zijn voetstappen zeggen we toch met blijdschap: ‘Zijn juk is zacht en Zijn last is licht.’ Dan mogen we getroost reizen onder het heiligend kruis, naar het erfgoed daarboven, in ‘t Vaderlijk huis. Gemeente, kent u die rust, de rust in de Heere Jezus Christus? Kent u die rust van de verbintenis met Christus, door het geloof? O, laat toch eens al het uwe los, geef het maar op, geef het maar prijs, want er blijft niets van over. U kunt er de eeuwigheid niet mee aandoen, u komt tekort zonder deze rust in Christus Jezus. Hij roept het ons nog toe: ‘Hierheen!’ Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Amen. Slotzang: Psalm 89: 8 Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht; Uw vrije gunst alleen wordt d’ ere toegebracht; Wij steken ‘t hoofd omhoog en zullen d’ eerkroon dragen, Door U, door U alleen, om ‘t eeuwig welbehagen; Want God is ons ten schild in ‘t strijdperk van dit leven, En onze Koning is van Isrels God gegeven.
Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 21) www.prekenweb.nl
10/10