De creatieve stad en leisure - Amsterdam een case study
ir Stephen J. Hodes
Copyright 2005 Hogeschool INHOLLAND
ISBN nummer: 90-77812-03-2
2
Rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt als lector Leisure Management aan Hogeschool INHOLLAND te Diemen op 1 februari 2005 door ir Stephen Hodes
3
INHOUDSOPGAVE Inleiding
5
De creatieve stad
7
· De creatieve klasse en de creatieve industrie · De voorwaarden voor een creatieve stad
De rol van leisure in de creatieve stad
11
Amsterdam als creatieve stad · De creatieve industrie in Amsterdam en de regio - een kwantitatieve analyse
14
· De creatieve industrie in Amsterdam - een kwalitatieve analyse
Zes open voorstellen om de ontwikkeling van de leisure component in de creatieve stad Amsterdam te stimuleren 19 · Voorstel 1 - De creatieve klasse als zodanig bestaat niet · Voorstel 2 - Hoe tolerant is Amsterdam? Hoe scoort Amsterdam op de Gay Index? · Voorstel 3 - De hardware is voor elkaar, maar hoe staat het met de software? · Voorstel 4 - Zie de Amsterdamse schaal als een onderscheidend voordeel · Voorstel 5 - Het belang van tijdelijkheid · Voorstel 6 - Toerisme, cultuur en de creatieve stad
Tenslotte - “Bohemia is not a place, but a state of mind”
29
Literatuur
30
4
Inleiding De creatieve stad, de creatieve industrie, de creatieve klasse en vele varianten hierop sinds de publicatie van Richard Florida’s boek The Rise of the Creative Class (2002) staan de kranten en bladen er vol van en wordt er door politici, ambtenaren en beleidmakers druk over gediscussieerd. Er is een hausse aan symposia, lezingen, congressen en publicaties over deze onderwerpen, met titels zoals Hype of kans? en Hype of hoop? Wereldwijd zijn steden, zo divers als Antwerpen, Wenen, Londen en Wellington, Nieuw-Zeeland, bezig met beleid rond de creatieve stad en in Nederland wordt er druk gediscussieerd en geschreven over de creatieve stad, niet alleen in Rotterdam en Amsterdam, maar ook in Eindhoven, Zaanstad en Nijmegen. Maar behalve het enthousiasme waarmee het gedachtegoed van Florida is binnengehaald, is het ook met veel cynisme en kritiek ontvangen. De presentatie van Florida, zijn lezingen in alle hoeken van de wereld en zijn website hebben voor sommigen iets evangelisch. In de woorden van Joel Kotkin en Fred Siegel in Blueprint (2004): “Those most outspoken about such a culture- and lifestyle based urban revival have all the heady passion of a religious movement; indeed, they’ve organised themselves into something called the Creative Class.” En in de term creatieve klasse zit ook een gevoeligheid, want het roept herinneringen op aan een klassenstrijd, van de ‘haves’ en de ‘have-nots’. Maar dit heeft veel te maken met de buitenkant - ‘the medium’ - en minder met de inhoud - ‘the message’. Inhoudelijk verzet men zich tegen de presentatie van een ‘quick fix’, tegen de maakbaarheid van de creatieve stad en tegen het simplisme van de gedachte dat de creatieve stad werkt voor zowel de grote als de kleine stedelijke conglomeraten, een zogenaamd ‘conceptueel simplisme en elitaire selectiviteit’ (Beunderman en Van Aalst, 2004). Daarnaast zijn de onderzoeken en analyses veelal gebaseerd op Amerikaanse gegevens. Het mag duidelijk zijn dat Florida’s ideeën geen panacee zijn voor de complexe problemen waarmee (wereld)steden kampen, maar ze bevatten zeer interessante en bruikbare richtingen die, mits vertaald naar de Europese/Nederlandse setting, richtinggevend kunnen zijn voor de komende decennia. Maar waar liggen de echte kansen voor Nederland en met name voor Amsterdam? En vooral, wat is de plaats van leisure in de creatieve stad? In de vele discussies rondom de creatieve stad is leisure een aspect van de creatieve stad dat tot nu onderbelicht is gebleven. Met deze publicatie hoop ik een aanzet te geven in de discussie rond de creatieve stad en het belang van leisure daarin. Hoe kan Amsterdam om haar positie als creatieve stad op het gebied van leisure versterken? Met mijn uiteenzetting wil ik een bijdrage leveren aan het beantwoorden van de volgende vragen: • Wat is de creatieve stad? • Wat zijn de voorwaarden voor een creatieve stad?
5
• Wat is de rol van leisure in de creatieve stad? • Hoe staat Amsterdam er voor als creatieve stad? • Wat moet Amsterdam doen op het gebied van leisure en de creatieve stad? Veel auteurs hebben vele duizenden pagina’s volgeschreven in een poging deze vragen te beantwoorden en ik wil niet pretenderen dat wél te kunnen in een kleine 30 pagina’s. Wel wil ik de verschillende publicaties en onderzoeken bij elkaar brengen en met elkaar verbinden om van daaruit een bepaalde richting aan te geven voor steden in Nederland en dan met name Amsterdam. Het zal zonder twijfel verder onderzoek en uitleg vragen, maar dat is iets voor onder andere de Kenniskring Leisure Management van de Hogeschool INHOLLAND gedurende de komende maanden en jaren. De Kenniskring Leisure Management richt zich voornamelijk op de functie van leisure in city marketing en de creatieve stad en zal zich primair richten op vraagstukken die zich afspelen in de Randstad.
6
De creatieve stad Het concept van de creatieve stad en de creatieve klasse is niet iets wat Richard Florida bedacht in zijn geruchtmakende boek. De relatie tussen creativiteit en steden is al eerder uitgebreid behandeld door auteurs als Peter Hall in Cities in Civilization (1998) en Charles Landry in The Creative City (2000), maar ook lang vóór hen door auteurs als Jane Jacobs (1961) en Joseph Schumpeter (1938). Het bijzondere aan Florida’s bijdrage is de relatie die hij legt tussen de technologische ontwikkelingen en de afname van fysieke beperkingen op steden en gemeenschappen en creativiteit als de drijvende kracht in de ontwikkeling van steden, regio’s en landen. Met de digitalisering en mondialisering van onze samenleving is er in de negentiger jaren gespeculeerd over de ‘death of distance’ en de ‘death of geography’ (Gates, 1995; Cairncross, 1997). Het uitgangspunt was dat technologische ontwikkelingen, met name op het gebied van telecommunicatie en vervoer, zouden leiden tot de dood van steden. Nog geen tien jaar later blijkt dit onjuist te zijn. Wel hebben de technologische ontwikkelingen geleid tot de verplaatsing van productie- en productieondersteunende en meer recentelijk van dienstverlenende taken binnen Europa en van Europa naar lage lonen gebieden zoals India en Oost-Azië. Die functies die gedecentraliseerd kunnen worden, zullen in toenemende mate worden ondergebracht in voordelige ‘back office’ locaties, ongeacht waar op de wereldkaart. Maar innovatieve en creatieve functies zullen geconcentreerd blijven in ‘face-to-face activity centres’- de creatieve steden (Hall 1998). Of, in de woorden van Florida: “The economy itself increasingly takes form around real concentrations of people in real places.”1 Van doorslaggevend belang voor de creatieve stad zijn de creatieve industrieën en de creatieve klasse, diegenen die werkzaam zijn in deze industrieën. In de industriële economie trokken de werknemers naar de steden waar de industrieën waren gelokaliseerd. Maar in de creatieve economie is volgens Florida de creatieve klasse ‘footloose’ en trekt zij naar de steden waar zij wil wonen en werken. De creatieve bedrijven zullen hen in toenemende mate volgen, of worden door hen opgericht. De aantrekkelijkheid van een stad voor de creatieve klasse kan dus van cruciaal belang zijn als een stad de ambitie heeft als creatief centrum te willen functioneren. Maar wíe moet de stad nu precies aantrekken, wíe zijn de creatieve klasse en waaruit bestaat de creatieve industrie? De creatieve klasse en de creatieve industrie Over de definitie van de creatieve klasse is de afgelopen twee jaar veel gediscussieerd en geschreven. Richard Florida baseert zijn indeling van de creatieve klasse op beroepsgroepen
1
Richard Florida, Cities and the creative class, pagina 29 (2005)
7
en kent een zeer brede definitie, die in de VS een kleine 30% van de arbeidsmarkt beslaat. Marlet en Van Woerkens (2004) daarentegen hebben de definitie van Florida verfijnd voor Nederland: “De Nederlandse creatieve klasse staat model voor en wordt verondersteld de motor te zijn achter de kennisintensieve economie. Het moet gaan om mensen die met innovatieve, creatieve ideeën en esthetische producten meer dan gemiddeld actief zijn en meer toegevoegde waarde genereren, mensen die door denken en minder door doen een bijdrage leveren aan de economie.” In deze afbakening maken banen bij de overheid, inclusief onderwijs, geen deel uit van de creatieve klasse, maar hoogleraren en wetenschappelijk onderzoekers wel. Welke industrieën horen tot de creatieve industrie? In 1997 werd het begrip ‘cultural industries’ door het Ministerie van Cultuur, Media en Sport in Groot-Brittannië als volgt omschreven: ‘activiteiten die voortkomen uit individuele creativiteit, vaardigheid en talent en die de mogelijkheid tot het scheppen van welvaart en werk in zich hebben door het genereren en exploiteren van de rechten op intellectueel eigendom’. Daaruit vloeien de volgende sleutelsectoren voort: reclame, architectuur, kunst, antiek, kunstnijverheid, design, modeontwerp, film, interactieve spelsoftware, muziek, theater, uitgeven, televisie en radio. In het onderzoek van TNO in 2004 naar de creatieve industrie in Amsterdam en de regio is de definitie voor de creatieve industrie verder verfijnd voor Nederland: “De creatieve industrie is een specifieke vorm van bedrijvigheid die producten en diensten voortbrengt die het resultaat zijn van individuele of collectieve creatieve arbeid én ondernemerschap. Inhoud en symboliek zijn de belangrijkste elementen van deze producten en diensten. Ze worden aangeschaft door consumenten en zakelijke afnemers omdat ze een betekenis oproepen. Op basis daarvan ontstaat een ervaring. Daarmee speelt de creatieve industrie een belangrijke rol in ontwikkeling en onderhoud van levensstijlen en culturele identiteiten in de samenleving”. Deze definitie onderkent drie hoofddomeinen, namelijk de kunsten, de media- en entertainmentindustrie en de creatieve zakelijk dienstverlening. De voorwaarden voor een creatieve stad Wereldsteden zoals Londen, Parijs en New York zijn al decennia of eeuwen lang creatieve steden met een eigen creatieve klasse.2 De kansen liggen als zodanig niet zozeer bij de eerste echelon steden, maar bij de subtop, de tweede echelon steden. Aan welke voorwaarden moeten deze laatste dan voldoen om aantrekkelijk te zijn voor de creatieve klasse en in welke mate is de creatieve stad maakbaar? Veel van de kritiek op de theorieën van Florida richt zich op het gevoel van ‘instant make-over’ die hij wekt, de maakbaarheid van de creatieve stad (Hall, 2004), terwijl het ontstaan van de creatieve stad afhankelijk is van een veelheid van complexe factoren.
2
Desalniettemin heeft Londen de creatieve industrie benoemd tot de meest belangrijke groeisector voor het begin van de 21
ste
eeuw (GLA Economy, Creativiteit, London’s core business, 2002).
8
Er is voldoende reden om te twijfelen aan de maakbaarheid van de creatieve stad, maar uit diverse onderzoeken blijkt dat bepaalde voorwaarden dominant aanwezig zijn in succesvolle creatieve steden. Welke zijn dat? Richard Florida noemt ze ‘the three T’s of economic growth - Technology, Talent & Tolerance’. Volgens Florida moet een stad alle drie de factoren bezitten om attractief te zijn voor de creatieve klasse, één of twee is niet voldoende. In het kort worden de drie T’s omschreven als: Tolerantie
: openheid, omarming van alle etniciteiten, rassen en levensstijlen;
Talent
: diegene met een ‘bachelor’s degree’ of hoger;
Technologie
: concentratie van innovatie en technologie in een regio.
Figuur 1
Florida’s creativiteitsindex, de drie T’s
Talent
Technologie
Tolerantie
Een van Florida’s belangrijkste hypothesen is dat plaatsen met een hoge concentratie van bohémiens - de producenten, de makers van culturele en creatieve waarde, zoals schrijvers, ontwerpers, musici en componisten, acteurs en regisseurs, kunstenaars, fotografen en dansers - aantrekkelijk zijn voor talent en met name voor de creatieve klasse. Daarnaast stellen Richard Florida en Gary Gates dat getalenteerde personen worden aangetrokken tot plaatsen die hoog scoren op de Gay Index3, niet omdat de creatieve industrieën zijn bevolkt door een groot aantal gays, maar omdat kunstenaars, musici, gays en de creatieve klasse in het algemeen zijn aangetrokken tot plaatsen die open en divers zijn. Dus voor het aantrekken van nieuw en creatief talent voor de stedelijke economie zijn tolerantie, een innovatief klimaat en diversiteit de
3
“The results of our statistical analysis on the gay population are squarely in line with the Creative capital theory. The Gay Index is strongly associated with a region’s high-tech industry concentration ... Gays not only predict the concentration of high-tech industry, they also predict its growth ... Several reasons exist why the Gay Index is a good measure of diversity ... To some extent, homosexuality represents the last frontier of diversity in our society, and thus a place that welcomes the gay community welcomes all kinds of people.” (Richard Florida, Cities and the creative class, 2005)
9
sleutelwoorden (Musterd, 2004). Daarnaast zijn een volwassen stedelijke structuur met interessante architectuur, historische plekken en openbare ruimte en attractieve vrijetijdsvoorzieningen belangrijke voorwaarden om de creatieve klasse te kunnen aantrekken. De redenen waarom de creatieve klasse zich aangetrokken voelt tot het stadsleven zijn onder andere wat John Urry (2002) de drie vormen van ‘co-presence’ noemt - face-toface, face-the-place and face-the-moment’. ‘Face-to-face’ momenten zijn geplande of toevallige ontmoetingen waar oog-in-oog contact van cruciaal belang is, ‘face-the-place’ is een confrontatie tussen een persoon en de fysieke omgeving, een berg, een klimwand of een fietstocht, terwijl ‘face-the-moment’ een grootschalig dance evenement, een belangrijk sportevenement of een herdenking kan zijn. De mate waarin plaatsen en momenten worden aangeboden waar deze ontmoetingen kunnen plaatsvinden, maakt voor de creatieve klasse de ene stad aantrekkelijker dan de andere.
10
De rol van leisure in de creatieve stad De ondertitel van Richard Florida’s boek The Rise of the Creative Class is “... and how it’s transforming work, leisure, community and everyday life”. In de vele discussies en publicaties rond de creatieve stad in Nederland sinds de publicatie van zijn boek krijgen werken en wonen veel aandacht, maar de leisure aspecten zijn zwaar onderbelicht. Ik hoop met deze uiteenzetting en met het onderzoek dat de Kenniskring Leisure Management de komende jaren gaat uitvoeren, de link aan te tonen tussen leisure en de creatieve stad en het belang van leisure voor de creatieve klasse. In de woorden van Florida, “On many fronts, the creative class lifestyle comes down to a passionate quest for experience,” en hierin spelen leisureervaringen een belangrijke rol. Het budget aan tijd waarover men beschikt wordt door het Sociaal en Cultureel Planbureau ingedeeld in verplichte tijd, persoonlijke tijd en vrije tijd. Verplichte tijd is de tijd die men besteedt aan studie, werk of in het huishouden. Onder persoonlijke tijd vallen persoonlijke hygiëne, eten (behalve uit eten in een restaurant in de vrije tijd) en slapen. De rest van de tijd is vrije tijd ofwel leisure. In deze definitie is vrije tijd aangeduid in termen van tijd. Maar vrije tijd kan ook worden gedefinieerd in termen van activiteit of in een staat van zijn, een houding of attitude. Daarom gebruik ik liever het woord leisure in plaats van vrije tijd, wat eerder een te beperkte tijdgebonden definitie impliceert.
Leisure kan ook worden gezien in termen van destructief en constructief (Nash 1960). In figuur 2 wordt leisure verdeeld in destructief en constructief, en constructief wordt verder onderverdeeld in passief, emotioneel, actief en creatief. Deze indeling heeft sterke overeenkomsten met Maslow’s behoeftepiramide (1943) - de door onderzoek aangetoonde behoefteniveaus van de mens. Deze lopen van laag naar hoog en zijn: (1) de fysiologische behoeften, (2) de veiligheidsbehoeften, (3) de saamhorigheids- en liefdes behoeften, (4) de waarderings- en respectbehoeften en (5) de zelf-actualiseringsbehoeften (zie figuur 3). In zijn piramide van ‘human’s use of leisure time’ onderscheidt Nash de ‘destructieve omgekeerde hiërarchie’ en de ‘verrijkingshiërarchie’, waarvan het hoogtepunt de creatieve zelfexpressie is die een sterke verwantschap vertoont met Maslow’s zelfactualiseringsbehoefte. Impliciet in dit model is het geloof dat mensen de kwaliteit van hun leven kunnen verbeteren door participatie in constructieve leisure activiteiten, waar zelfbeschikking en keuze belangrijke elementen zijn.
11
Figuur 2
Leisure piramide van Nash ‘human’s use of leisure time’
1 Creative participation
The maker of the model The inventor, the painter, the composer
2 Active participation 3 Emotional participation
Copying the model Playing the part
A person moved in appreciation
4 Entertainment, amusement, escape from monotony, killing time Zero Injury or detriment to self Subzero Acts performed against society
Figuur 3
Antidote to boredom
Excesses Delinquency Crime
Behoeftepiramide van Maslow
Actualisation Zelfactualisering Esteem Waardering & respect Love-belonging Saamhorigheid-liefde Safety Veiligheid Physiological Fysiologisch
De relatie tussen de behoeftepiramide van Maslow, de leisure piramide van Nash en leisure behoeften van de creatieve klasse is (nog) niet onderzocht, maar laat zich raden. De creatieve klasse voelt zich niet aangetrokken tot ‘urban entertainment centres’, grote ‘state of the art’ sportstadions, winkelcentra en megaplexen, want in de woorden van John Hannigan: “such spaces transform the public world into insular commercialized spheres, allowing leisure and conviviality without real social interaction.”4 Zij zoeken eerder naar plaatsen en gemeenschappen die kwalitatief hoogwaardige ervaringen bieden én de kans om hun identiteit als creatieven te bevestigen c.q. te versterken (Florida 2005). Hiermee worden niet de ervaringen bedoeld zoals omschreven door Pine & Gilmore in hun boek The Experience 4
John Hannigan, Fantasy City: pleasure and profit in the postmodern metropolis (1998)
12
Economy (1999) omdat deze eerder ‘verpakte’ en geënsceneerde ervaringen zijn, zoals door Disney wordt geboden, maar wél de actieve, authentieke ervaringen waarin zij kunnen participeren, die ze naar hun hand kunnen zetten (Florida 2004). De creatieve klasse heeft een beperkte interesse in publiekssporten of in teamsporten, maar heeft een grote interesse in actieve en individuele sporten. Of in de woorden van Florida: “Members of the creative class prefer active, participatory forms of recreation and have come to expect them in urban centres.”5 Maslow heeft de relatie tussen zelfactualisering en (het streven naar) creativiteit in zijn vele onderzoeken aangetoond en Nash geeft in zijn leisure piramide de relatie aan tussen zelfactualisering en het ‘creative participation’ niveau. De relatie tussen zelfactualisering, ‘creative participation’ en de behoeftes van de creatieve klasse stelt specifieke eisen aan de leisure voorziening die een stad te bieden heeft, iets waar tot nu toe weinig onderzoek naar is gedaan en iets waarop geen beleid is ontwikkeld. Op het gebied van cultuur bezoekt de creatieve klasse musea, concerten en opera, maar volgens Florida gaat hun voornaamste interesse uit naar ‘street-level’ cultuur. Naar buurten met een gemeenschapsgevoel, waar cultuurproductie en -consumptie dichter bij elkaar (lijken te) komen, waar de voorzieningen kleinschalig en gemengd zijn en waar het op straat levendig is. Daarnaast speelt het gevoel mee dat ‘alles wat interessant is in de marge gebeurt’ - in de rafelranden. De ‘street scene’ is eclectisch, ongeorganiseerd en informeel, terwijl de concert- en operazalen meer statisch zijn, meer beschouwend en formeler. Niet meer de traditionele cultuur is leidend, maar de informele kunst, de ‘scenes’ op straat. Dit zijn de uitkomsten van door Florida in Amerika gehouden focusgroepen en vergelijkbare gegevens zijn voor de Europese of Nederlandse markten (nog) niet beschikbaar. Het is aannemelijk dat er sterke overeenkomsten zullen zijn tussen de Amerikaanse en Europese creatieve klassen op dit gebied. De stad in de 21ste eeuw wordt in toenemende mate gedefinieerd als een plaats waar consumptie, ervaringen, levensstijlen en entertainment bij elkaar komen en convergeren, waar leven, werken, leren en spelen in elkaar overlopen en waar deze activiteiten geïntegreerd zijn in het dagelijks bestaan van de creatieve klasse. Voor hen is ‘quality of place’ een belangrijke factor. Of in de woorden van Peter Hall: “And so, surely, this time around: the likelihood is that places with a unique buzz, a unique fizz, a special kind of energy, will prove more magnetic than ever for the production of products and, above all, the performance of services.”6 Het is dus aannemelijk, maar niet aangetoond, dat de creatieve klassen hun leisure activiteiten grotendeels zullen zoeken in de bovenste regio’s van Nash’s leisure piramide en dat steden die deze mogelijkheden bieden aantrekkelijker voor hen zullen zijn.
5
Richard Florida, Cities and the creative class (2005), pagina 167
6
Peter Hall, Cities in civilization (1998), pagina 963
13
Amsterdam als creatieve stad Hoe staat Amsterdam er voor als creatieve stad? Hoe belangrijk is het concept van de creatieve stad voor Amsterdam en welke kansen biedt het de stad? Diverse onderzoeken beginnen antwoorden op deze vragen te geven, maar het aantal onbeantwoorde vragen is nog steeds groot. De creatieve industrie in Amsterdam en de regio - een kwantitatieve analyse In Nederland is Amsterdam zonder twijfel het belangrijkste centrum van creatieve bedrijvigheid. Voor Amsterdam is de creatieve industrie belangrijk voor zowel de groei van de economie als voor de bijdrage in termen van werkgelegenheid en toegevoegde waarde (TNO, 2004). In de rest van de regio Amsterdam7 speelt de creatieve industrie een belangrijke rol, maar dan met name vanwege de concentratie van omroepactiviteiten in Hilversum. Een aantal cijfers uit het TNO-rapport: in 2002 is de creatieve industrie goed voor 32.500 banen in Amsterdam, bijna 7% van het totaal aantal banen in de hoofdstad. Daarmee is de creatieve industrie een van de middelgrote sectoren in de Amsterdamse economie, vergelijkbaar met de horeca, de sector vervoer en communicatie en het onderwijs. Van de ruim 93.000 nieuwe banen in Amsterdam in de periode 1996 - 2002 komt 10% voor rekening van de creatieve industrie. Daarmee is de creatieve industrie een belangrijke groeisector geweest in die periode. Van alle banen in de Nederlandse creatieve industrie is 15% in Amsterdam te vinden, ruim tweemaal zoveel als het aandeel van de Amsterdamse banen in het totale aantal banen in Nederland. Daarnaast is de regio Amsterdam - Amsterdam en de rest van de regio samen goed voor ruim een kwart van alle banen in de creatieve sector in Nederland. Hoe zijn in Amsterdam de banen binnen de creatieve industrie verdeeld? Van de drie hoofddomeinen - kunsten, creatieve zakelijke dienstverlening, media en entertainment - telt Amsterdam 9.200 banen in de kunsten (24% van alle banen in de Nederlandse kunstensector), 10.600 banen in de creatieve zakelijke dienstverlening (10% van alle banen in de Nederlandse creatieve zakelijke dienstverlening) en 12.800 in de media- en entertainmentindustrie (18% van alle banen in de Nederlandse media- en entertainmentindustrie). Kijken we naar de ruimtelijke spreiding van de creatieve industrie binnen de gemeente Amsterdam dan is er sprake van een duidelijke concentratie in twee stadsdelen - Centrum
7
TNO hanteert voor de regio Amsterdam de definitie “het verzorgingsgebied van de Kamer van Koophandel
Amsterdam uitgebreid met de gemeente Hilversum”. Onder het verzorgingsgebied vallen de gemeenten Amsterdam, Aalsmeer, Amstelveen, Bloemendaal, Bennebroek, Beverwijk, Diemen, Haarlem, Heemskerk, Haarlemmerliede, Haarlemmermeer, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Uitgeest, Uithoorn, Velsen, Wormerland, Zaanstad en Zandvoort
14
(36%) en Oud-Zuid (15%). Deze twee stadsdelen zijn samen met Oost-Watergraafsmeer (10%) en Westpoort (8%) goed voor ruim twee derde van de creatieve industrie in de stad. De afgelopen vier decennia is de samenstelling van de huishoudens in Amsterdam sterk veranderd. De bevolkingsopbouw heeft weinig meer te maken met de productieindustrieën en met de traditionele familie-eenheid. Het aantal in de industrie werkzame personen in Amsterdam is de afgelopen 40 jaar sterk afgenomen, terwijl het aantal personen dat werkzaam is in de dienstverlenende sector sterk is toegenomen. Het aantal alleenstaanden in Amsterdam is de afgelopen 40 jaar sterk toegenomen terwijl het aantal andere gezinsverhoudingen is afgenomen. Beide ontwikkelingen geven halverwege de jaren tachtig een belangrijk omslagpunt te zien. De bevolkingsopbouw aan het begin van de 21ste eeuw is gerelateerd aan een cultuur- en kennisgedreven stedelijke economie. Deze economieën en bevolking hebben een andere stedelijke omgeving nodig. Een hoog percentage van de nieuwe huishoudens zal sterk stedelijk georiënteerd zijn en een grote behoefte hebben aan cafés, restaurants, culturele faciliteiten en recreatieve diensten (Musterd, 2004, O+S, 2004). Niet alleen de bevolkingsopbouw veranderde sterk de afgelopen decennia, ook de beroepen en bedrijven zijn dramatisch veranderd. In 1900 was 45% van de Amsterdammers werkzaam in de industrie, maar in 2000 was dat drastisch geslonken naar 8% van de werkzame bevolking. Nu, aan het begin van de 21ste eeuw, werken bijna alle Amsterdammers in de dienstverlening en bijna 40% zijn ‘kenniswerkers’ (O+S, 2004). De creatieve industrie in Amsterdam - een kwalitatieve analyse In zijn artikel ‘Amsterdam as creative cultural knowledge city: some conditions’, concludeert Sako Musterd, hoogleraar stadsgeografie aan de Universiteit van Amsterdam: “In Europe, Amsterdam seems to be a good example of a city which scores high on the talent diversity and tolerance criteria and also shows fast growth in service and communication industries. The city is diverse in ethnic and social terms, is regarded as fairly tolerant for its wide variety of lifestyles, including bohemians and homosexuals, and is home to many higher education institutions. The city also attracts large number of Western and non-Western immigrants as well as young and small households... Apparently the city has the right qualities to attract both firms and talent.” Uit een recent kwalitatief onderzoek door de Dienst Onderzoek en Statistieken (O+S) van de gemeente Amsterdam onder nieuwe stedelingen8 en westerse allochtonen blijkt dat naast de ‘harde’ redenen om naar Amsterdam te verhuizen, zoals werk en studie, meer dan de helft
8
De nieuwe stedelingen (of jonge vestigers) zijn tussen 18 en 30 jaar, wonen nog geen twee jaar in Amsterdam, zijn meestal Nederlanders van oorsprong en staan vaak aan het begin van hun woon- en werkcarrière.
15
van de ondervraagden het aanbod van kunst en cultuur, het imago van de stad en het type mensen dat in de stad woont belangrijk vindt, en dat voor bijna driekwart van de ondervraagden een prettige verblijfsomgeving, zoals een mooie historische binnenstad, een belangrijk aspect is bij de beslissing om naar Amsterdam te verhuizen. Uit het onderzoek blijkt dat persoonlijke omstandigheden zoals de familie, de beschikbaarheid van een passende woning en het aanbod van werk het belangrijkst zijn voor de wooncarrière van deze groepen. Deze factoren worden op de voet gevolgd door aspecten die met de stad te maken hebben, zoals het aanbod van kunst en cultuur, de uitgaansmogelijkheden in de stad en de sfeer in Amsterdam. Jonge vestigers en westerse allochtonen reageren over het algemeen positief op het begrip ‘creatieve kennisstad’ en een groot deel voelt zich hiermee verwant of levert er zelf actief een bijdrage aan. Onderzoek door O+S onder ondernemers in de creatieve industrie in Amsterdam toont aan dat persoonlijke redenen, zoals een woning in Amsterdam, belangrijk zijn bij de afweging waarom men zijn bedrijf in de stad heeft gevestigd, maar dat ook factoren die met het bedrijf te maken hebben, zoals een fusie, een rol spelen. In tweede instantie noemen ondernemers aspecten die met de stad zelf te maken hebben, zoals de centrale ligging van de stad, maar ook ontmoetingen, de voorzieningen om mensen te kunnen ontmoeten, het sociale netwerk in de stad, het aanbod van kunst, cultuur en horeca en een prettige verblijfsomgeving als belangrijke factoren. Wat zijn de kansen voor Amsterdam als creatieve stad? Volgens Sako Musterd, “Amsterdam has a fantastic opportunity to profit from the characteristics it currently has. The profile of the city fits the requirements of current economic growth sectors. Amsterdam would be wise to adjust to the promising circumstances, just as it did in the seventeenth century; a new Golden Age may have started.” (Musterd, 2004) En volgens Ed Groot in de Het Financieele Dagblad: “Over de potentie van Amsterdam [als creatieve stad] bestaat weinig twijfel. Richard Florida zelf positioneert Nederland in de topvijf van de wereld volgens zijn creativiteitsindex en dat is voor een belangrijk deel te danken aan Amsterdam. Amsterdam heeft twee grote universiteiten, Schiphol en de haven, vele instellingen voor cultuur en entertainment en vooral staat Amsterdam bekend als een stad met vele talen en culturen, waar dingen kunnen die ergens anders niet kunnen, zoals vrijplaatsen voor krakers en kunstenaars, de Gay Parade en de Wallen.”9 Maar hoe zien de belangrijkste stakeholders zoals de diverse spelers binnen de Gemeente, Amsterdam Partners en Amsterdam Toerisme & Congres Bureau, Amsterdam als creatieve stad? Delen ze de mening van Ed Groot dat er over de potentie van Amsterdam als creatieve stad weinig twijfel bestaat?
16
• De gemeente Amsterdam heeft in augustus 2004 een nota opgesteld getiteld ‘Amsterdam Ruimte voor talent’. Deze nota is kritisch ontvangen door de Gemeenteraad en moties voor nadere analyses en een duidelijker positionering van de stad werden verworpen. Het College heeft de notitie nu vrijgegeven zonder zelf een inhoudelijk standpunt in te nemen en Amsterdam heeft hiermee niet gekozen voor de creatieve klasse als leidend thema (Nirov 2004). • De gemeente Amsterdam heeft in haar ‘Langetermijn-visie Cultuur Amsterdam 2015’ (2003) vijf speerpunten geformuleerd waaronder ‘de creatieve industrie: de verbetering van het werk- en vestigingsklimaat voor innovatieve, creatieve bedrijven.’ Maar ook de overige speerpunten zijn van belang voor de creatieve stad, namelijk aandeelhouderschap, erfgoed onderhouden en tonen, cultuurstad van Nederland en de internationale positie. • In de nota ‘Citymarketing De Amsterdamse aanpak’ van de Bestuursdienst van de gemeente Amsterdam (2004) wordt gesteld dat Amsterdam zich onderscheidt door ‘de combinatie van creativiteit, innovatie en handelsgeest’. Daarnaast worden ook onder andere de creatieve industrie, de kenniswerkers en de actieve stedelingen geïdentificeerd als primaire doelgroepen. Met deze nota is een eerste (voorzichtig) begin gemaakt met een integraal citymarketing beleid voor Amsterdam. • In het ‘Strategisch marketing- en communicatieplan 2005 - 2008’ van het Amsterdam Toerisme & Congres Bureau (ATCB) wordt gesteld ‘In het kader van citymarketing is duidelijk geworden dat Amsterdam het goed doet als cultuurstad, grachtenstad en ontmoetingsstad. ATCB neemt deze dimensies mee in haar positionering van Amsterdam en koppelt ze aan de kernwaarden van de stad: creativiteit, innovatie en handelsgeest. Deze combinatie is uniek en vormt de identiteit van de stad.’ In het plan zelf wordt geen specifieke aandacht besteed aan de creatieve stad en de creatieve klasse als doelgroep. • In het onderzoek ‘Kiezen voor Amsterdam, merk, concept en organisatie van de city marketing’ (Berenschot 2003), dat ten grondslag lag aan de in 2004 opgerichte city marketing organisatie Amsterdam Partners, wordt geconcludeerd en aanbevolen “dat Amsterdam de sterkten in haar huidige imago moet uitbreiden op dimensies als cultuurstad, oude en nieuwe grachtenstad en ontmoeting, gekoppeld aan de waarden creativiteit, innovatie en handelsgeest.” Het concept creatieve stad en de creatieve klasse krijgen verder geen specifieke aandacht in het onderzoek. Het citymarketingplan van Amsterdam Partners verschijnt naar verwachting in de eerste helft van 2005 en naar verluidt is de creatieve klasse een van de primaire doelgroepen die in het plan is opgenomen.
9
Het Financieele Dagblad: De creatieve stad is niet een gratis lunch, o.a. Ed Groot (19 oktober 2004)
17
Amsterdam lijkt gunstige randvoorwaarden te hebben voor het zijn van creatieve (kennis)stad, maar de vraag of de ambitie voor Amsterdam als creatieve stad onverdeeld door de stakeholders gedragen wordt, kan niet met een duidelijk ‘ja’ worden beantwoord.
18
Zes open voorstellen om de ontwikkeling van de leisure component in de creatieve stad Amsterdam te stimuleren Uit diverse onderzoeken in de Verenigde Staten en in Nederland komen voldoende aanwijzingen naar voren dat leisure een belangrijke component is van de creatieve stad voor de creatieve klasse. Hun leisure interesses zijn breed - kunst en cultuur, sport, horeca, festival en evenementen enz. - maar hun voorkeuren zijn specifiek, en hun kwaliteitseisen zijn hoog. Wat kan Amsterdam doen op het gebied van leisure om haar positie als creatieve stad te versterken? Ik wil afsluiten met een zestal open voorstellen die ongetwijfeld nader onderzoek vragen10, maar die tevens al voldoende zichtbaar zijn om ze nu bespreekbaar te maken. Deze voorstellen richten zich alleen op wat de bewoners en bezoekers van de creatieve stad in en met hun vrije tijd willen en kunnen doen. Dat er vele andere facetten van de creatieve stad om aandacht vragen (schreeuwen soms, zoals de huisvestingsproblematiek) spreekt voor zich, maar met deze voorstellen wil ik het gebrek aan aandacht voor de leisure component in de creatieve stad in Amsterdam proberen recht te zetten.
10
Onderzoek waaraan de Kenniskring Leisure Management van de Hogeschool INHOLLAND de komende jaren aandacht zal besteden met partners in de stad.
19
Voorstel 1: De creatieve klasse als zodanig bestaat niet De creatieve klasse kent vele definities, maar los daarvan is iedere definitie binnen het begrip creatieve klasse dermate breed dat het in marketing termen moeilijk hanteerbaar is. Florida spreekt van de ‘super creative core’ en de ‘creative professionals’ om een onderscheid te maken tussen ‘de makers’ en ‘de managers’. De creatieve klasse varieert van de beginnende kunstenaar tot de directeur van een groot mediaconcern, met alle demografische en lifestyle verschillen van dien. In termen van de creatieve stad hebben beiden elkaar nodig, maar beiden vragen om een verschillende benaderingswijze. Wat de creatieve klasse voor Amsterdam betekent, als de stad bewoners, bedrijven en bezoekers van de creatieve klasse wil aantrekken, vraagt om een nadere precisering en nader onderzoek. Ook als we ons beperken tot alleen de TNO-definitie van de creatieve klasse - de kunsten, de creatieve zakelijke dienstverlening en de media- en entertainmentindustrie - dan zullen we zien dat de behoeftes en de stedelijke oriëntatie binnen deze groepen zeer verschillend zijn. Ook door het begrip creatieve klasse nader te omschrijven en inzichtelijk te maken wordt het idee, dat inmiddels in Amsterdam post heeft gevat, dat de creatieve klasse alleen tot de sociaal-economische bovenlaag van de maatschappij hoort en dat er een stad van ‘haves’ en ‘have nots’ of ‘creatives’ en ‘non-creatives’ zal ontstaan, sterk genuanceerd. Vanuit het leisure standpunt gaat het om zowel de bewoners als de bezoekers van de stad. Nadat Amsterdam heeft bepaald welke subdoelgroepen van de creatieve klasse men wil aantrekken, zou het dan mogelijk zijn om te bepalen welke leisure-behoeften er bij deze doelgroep(en) leven, hoe de stad op deze aspecten scoort en wat nodig is om leisure vraag en -aanbod dichter bij elkaar te brengen - een zogenaamd ‘leisure gap analysis’.
Specifiek onderzoek is nodig om de volgende vragen te beantwoorden. Waaruit bestaat de creatieve klasse specifiek voor Amsterdam, wat zijn hun leisure gedragingen en aan welke voorzieningen en voorwaarden hebben ze behoefte? Hoe scoort de stad op deze voorzieningen?
20
Voorstel 2: Hoe tolerant is Amsterdam? Hoe scoort Amsterdam op de Gay Index? Er is veel onbegrip geweest rond Richard Florida’s gebruik van de Gay Index. Het aantal gays dat in een plaats woont is niet bepalend voor de creativiteit van die plaats, maar het is een indicator van een tolerante en open maatschappij wat weer een voorwaarde is voor het aantrekken van de creatieve klasse. In feite kunnen de gays gezien worden als de kanariepieten van de creatieve stad.11 In de tweede helft van de 20ste eeuw werd Amsterdam wereldwijd bekend om haar tolerante en open houding en stond het bekend als de ‘Gay Capital of Europe’. Maar hoe staat Amsterdam aan het begin van de 21ste eeuw als gay bestemming? In de afgelopen twee decennia is er veel veranderd. De concurrentie is sterk toegenomen. Europese steden zoals Londen, Berlijn en Barcelona hebben een bloeiende ‘gay scene’, maar ook ‘nieuwe’ toeristische bestemmingen zoals Kaapstad zijn sterk in opkomst. Een vergelijking van de officiële toeristische websites van steden zoals Parijs, Londen en Berlijn laat zien dat ze prominent aandacht besteden aan gays als doelgroep, maar de website van Amsterdam meldt, “De informatie over 'Amsterdam voor gays en lesbians' kunnen we u op dit moment helaas nog niet bieden. De volledige informatie is zo spoedig mogelijk beschikbaar.”12 Het aanbod van gay horeca en evenementen lijkt te stagneren of zelfs achteruit te gaan en de aantrekkingskracht van Amsterdam als gay bestemming lijkt af te nemen. Staat Amsterdam als open en tolerante stad onder druk? Leidt Amsterdam aan de wet van de remmende voorsprong? Is Amsterdam aan het eind van haar levenscyclus als gay bestemming? Begint de kanariepiet zijn stem te verliezen? Alles wijst in die richting. Hoe tolerant is Amsterdam aan het begin van de 21ste eeuw en zal die tolerantie de komende jaren niet verder onder druk komen te staan? Wat zal het effect van het opkomende fundamentalisme betekenen voor tolerantie in Amsterdam? Wat betekent dit voor de aantrekkingskracht van Amsterdam als creatieve stad, of in de woorden van Paul Hermanides13 over de aantrekkelijkheid van Amsterdam, “We hadden eerst tulpen, toen tolerantie, maar wat hebben we nu?”
11
Tot in de jaren tachtig werden kanariepieten gebruikt in de kolenmijnen als een waarschuwingssyteem voor gevaarlijke gassen zoals koolmonoxyde. Omdat ze veel zongen en eerder werden getroffen door de gassen waren ze een effectief visueel en audio waarschuwingssysteem voor de mijnwerkers.
12
Zie www.visitamsterdam.nl of www.holland.com/amsterdam voor Amsterdam en verder www.paris-tourist.com, www.berlin-tourist-information.de en www.visitlondon.com.
13
Voorzitter van de Koninklijk Horeca Nederland afdeling Amsterdam, en o.a. directeur van Amsterdam Village Company, Hotel Arena, Odeon, Hermitage Café enz.
21
Deze vragen dienen bespreekbaar gemaakt te worden. Kwalitatief onderzoek naar de concurrentiepositie van Amsterdam is nodig. De direct betrokkenen - Economische Zaken, Stadsdeel Centrum, Amsterdam Toerisme & Congres Bureau, Gay Business Amsterdam, het COC en anderen - dienen over dit vraagstuk een (gezamenlijk?) standpunt in te nemen.
22
Voorstel 3: De hardware is voor elkaar, maar hoe staat het met de software? Tijdens het laatste decennium van de 19de eeuw kende Amsterdam een enorme bloei aan culturele voorzieningen - het Concertgebouw, het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum en de Stadsschouwburg. Tijdens het eerste decennium van deze eeuw zien we opnieuw een dergelijke bloei van nieuwe en vernieuwde cultuurvoorzieningen. Rond 2010 zal het culturele landschap in Amsterdam - zeker in termen van hardware - er heel anders uitzien. Het gaat om een totale investering van circa € 1 miljard in een dertigtal cultuurprojecten, waaronder: • Carré • Conservatorium van Amsterdam (Oosterdokseiland) • Danshuis Amsterdam • Design Museum (Zuidas) • Gemeentearchief Amsterdam • GETZ (Zuidoost) • Hermitage aan de Amstel • Marnix theatercomplex • Muiderpoorttheater • Museum Het Schip • Muziekgebouw (Oostelijke Handelskade) • Podium Mozaïek • Het Rijksmuseum • Rozentheater • Smart Project Space • Stadsschouwburg • Stedelijk Museum • Theaterfabriek Amsterdam • VandenEnde Theater (Zuidas) • W139 • De Westergasfabriek Een indrukwekkend overzicht van theaters, musea, podia, expositieruimtes. De vraag is of Amsterdam deze nieuwe en vernieuwde faciliteiten kwalitatief onderscheidend kan blijven programmeren en of er voldoende publiek zal zijn om de zalen te vullen? In de adviesnota ‘No guts, no glory’, een ongevraagd advies aan de gemeente, sprak de Amsterdamse Kunstraad haar ernstige bezorgdheid uit over het gevoerde kunst- en cultuurbeleid in de stad. De Kunstraad stelt onder andere: “Vraag en aanbod op het gebied van kunst en cultuur bij de nieuwkomers onder de Amsterdamse bevolking zijn slecht op elkaar afgestemd”, “Allerlei middelgrote Europese steden zijn de laatste jaren voor kunsttoeristen ten opzichte van Amsterdam relatief veel interessanter geworden,
23
vooral op het gebied van de actuele beeldende kunst”, “Gebrek aan beleid leidt tot gebrek aan vitaliteit. Jonge kunstondernemers ontberen voldoende steun. De levendigheid van de kunstscene lijdt nog steeds onder een gebrek aan broedplaatsen, vrijplaatsen en uitgaansmogelijkheden”, “Culturele dynamiek is in de eerste plaats afhankelijk van mensen met ideeën en realisatiekracht. Zonder hen zijn alle voorzieningen lege hulzen, zonder hen geen geïnteresseerd publiek. De stad moet vooral voorwaarden scheppen om dit soort kunst- of dynamiekveroorzakers, de stadsopschudders, aan te trekken, te stimuleren en te faciliteren” en “De stad verliest geleidelijk haar aantrekkingskracht voor bewoners en vreemdelingen, zij verliest haar levendigheid en kosmopolitische atmosfeer en eindigt zoals het ooit is begonnen, een dorp in de polders zonder ziel, zonder metropolitaans karakter”. Harde woorden misschien, maar het effect is tot nu toe nauwelijks zichtbaar geweest. Reden voor zorg over de materiële kant van de top van de kunstpiramide is er niet, maar wel voor de materiële onderkant van de kunstpiramide en voor de immateriële kant van het kunst- en cultuurleven in de stad. Het realiseren van de voorwaarden voor een creatieve stad en het zijn van een creatieve stad is een langlopend proces dat niet wordt gerealiseerd door een ‘instant programma’ van nieuwe galerieën, concertzalen en/of musea. Een dergelijk programma lijkt eerder op een stad van culturele consumptie in de vorm van stedelijk (cultuur)toerisme, wat niet noodzakelijk veel te maken heeft met het andere diepgaander proces, het realiseren van een stad van culturele productie (Hall, 2004).
Amsterdam pleegt een enorme inhaalslag als het gaat om de culturele hardware en er is voldoende reden om als stad daar trots op te zijn. Maar hoe staat het met de software? Is die voldoende vernieuwend, is de stad voldoende aantrekkelijk voor de vernieuwers? Raakt Amsterdam haar status als culturele ‘place-to-be’ kwijt? 2005 is het begin van de nieuwe Kunstenplan en Cultuurnota periode (2005 - 2008), maar de gemeente kan niet wachten tot het einde van de kunstenplanperiode om deze vragen te beantwoorden want niet de hardware, maar met name de software is bepalend voor de aantrekkelijkheid van een creatieve stad.
24
Voorstel 4: Zie de Amsterdamse schaal als een onderscheidend voordeel In haar marketingplan 2005 - 2008 schrijft het ATCB “Het aanbod van culturele activiteiten in Amsterdam is momenteel nauwelijks vernieuwend en internationaal te weinig concurrerend. In het kader van citymarketing zal Amsterdam Partners een sterk evenementen- en festivalbeleid voeren. Onder andere met meer ‘mega-evenementen’. Dergelijke evenementen krijgen veel publiciteit en versterken daarmee het imago van de stad. Ook bieden ze consumenten een direct bezoekmotief.” Een alinea met gemengde signalen, maar vooral een alinea die vragen oproept. Moet Amsterdam zich richten op de internationale concurrentie en op mega-evenementen of moet Amsterdam zich richten op wat haar onder andere uniek maakt - een compact city waar eerder kleinschalige maar hoogwaardige evenementen passen dan mega-evenementen (en zeker niet de Olympische Spelen in 2016) en een stad met een sterke eigen cultuur? Hiermee wil ik niet zeggen dat internationaal georiënteerde cultuur niet belangrijk is in de stad of dat er geen mega-evenementen mogelijk zijn, maar het mag niet ten koste gaan van dat wat Amsterdam exceptioneel maakt. Er zijn tekenen in Amsterdam dat een bepaalde menselijke maat bij de stad past, dat een bepaalde schaal mogelijk beter bij cultureel Amsterdam past en ondanks of dankzij de kleine(re) schaal kan de aantrekkingskracht groot zijn. Denk aan de aantallen bezoekers in 2004 aan het ‘kleine’ Rijksmuseum en de ‘kleine’ Hermitage aan de Amstel, voor beide boven verwachting hoog. Volgens Zef Hemel: “Kleinschaligheid en heterogeniteit moeten opzettelijk worden vastgehouden, grootschaligheid en eenzijdigheid moeten worden tegengegaan. Dat is een typische overheidstaak, dus daar moeten regels voor komen” (Creatieve Steden! 2002). Niet alleen zijn de schaal en de heterogeniteit van Amsterdam een groot goed dat gekoesterd moet worden, maar ook de authenticiteit van de Amsterdamse binnenstad is van groot belang. Niet een openluchtmuseum, maar een historische stad waarin volop wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd. Niet dat ‘disneyficering’ niet continu op de loer ligt. Het voorstel van het ATCB in hun strategisch marketingplan 2005 - 2008 om de haalbaarheid van een 17de eeuws openluchtmuseum te onderzoeken ligt lijn recht tegenover de gedachtegang van de creatieve stad - “Een stuk gracht geschikt maken als locatie door bewoners en bedrijven uit te kopen. Oude tijden doen herleven door interieurs in originele staat terug te brengen, karren en schepen voor de deur plaatsen”.14 De verleiding is groot om het cultuuridioom van concurrerende steden te willen nastreven, of het nu Berlijn, Barcelona of Bilbao is. Van die steden kan zeker geleerd worden, maar de uniciteit van Amsterdam vraagt een eigen cultuur passend bij de menselijke schaal en authenticiteit van de stad.
14
‘Strategisch marketing- en communicatieplan 2005 - 2008’ van het Amsterdam Toerisme & Congres Bureau,
pagina 16
25
Amsterdam dient een evenementen- en festivalbeleid te ontwikkelen dat onderscheidend is van de concurrerende steden in Europa, maar passend bij de schaal en het unieke karakter van de stad en de behoefte van onder andere de creatieve klasse.
26
Voorstel 5: Het belang van tijdelijkheid Een vaak genoemde zorg de laatste jaren is dat onze samenleving overgereguleerd wordt en dan met name in Amsterdam, de zogenaamde ‘vertrutting’ van de (binnen)stad. Hiermee verdwijnen onder andere de kansen voor tijdelijk gebruik van ruimtes in de stad voor manifestaties, dance-evenementen, festivals, ateliers enz. Grote stadsuitbreidingen verdringen de rafelranden, de ‘creatieve rommelzones’, zoals onderzoeker Martijn Arnoldus ze noemt, waar deze activiteiten kunnen plaatsvinden. In Amsterdam zijn de laatste jaren veel van dergelijke vrijplaatsen verdwenen door de oprukkende stedelijke ontwikkeling (Arnoldus 2004). En als gevolg hiervan vertrekken ook de kunstenaars, de humuslaag van de creatieve stad. De plaats van de voormalige vrijplaatsen, die stammen uit de krakersbeweging, wordt nu ingenomen door culturele broedplaatsen die van bovenaf worden gereguleerd. Hier botsen de maakbaarheidsgedachten van de creatieve stad en de behoefte aan tolerantie en vrijheid die nodig is voor (een deel) van de creatieve klasse. Hier komt Amsterdam de beperkingen van haar eigen schaal tegen. Wanneer culturele broedplaatsen worden gereguleerd door de overheid, door businessplanning en projectontwikkelaars dan botsen creativiteit en reguleringsdrang. Als Amsterdam het oplossen van deze paradox niet ziet als een urgente zaak om zodoende kunstenaars voor de stad te behouden en om nieuwe kunstenaars aan te trekken, dan zal ‘Amsterdam creatieve stad’ op termijn een loze kreet worden. In de woorden van Martijn Arnoldus: “Een stad met creatieve ambities heeft rommelzones nodig. De stad is gebaat bij plekken waar zonder uitgebreide interventie of regulering door de overheid allerlei alternatieve activiteiten kunnen worden opgezet.” Creativiteit heeft diversiteit, chaos en paradox nodig. Vrijplaatsen zijn niet te plannen; zij ontstaan en verdwijnen vanzelf. Het succesvol werken binnen deze paradox is een uitdaging voor de stad en tegelijkertijd een essentiële voorwaarde voor een creatief centrum.
Het formele culturele leven, de bovenkant van de culturele aanbodspiramide, wordt van onderaf gevoed door het informele culturele leven. Zonder ruimtes waarin het informele culturele leven kan plaatsvinden zal het, op termijn, voor de stad verloren gaan. Er zijn al tekenen dat het verschuift naar de regio, naar Rotterdam en naar Berlijn. Vanwege haar informele karakter is dit misschien niet direct zichtbaar, maar op het moment dat het wel zichtbaar wordt zal de schade groot zijn. De ‘street scene’ is een essentiële (leisure)component van een levendige creatieve stad. Er wordt gesteld dat het slecht gaat met de ‘street scene’ in Amsterdam, maar zeker weet niemand dat. De temperatuur van de Amsterdamse ‘street scene’ moet gemeten worden.
27
Voorstel 6: Toerisme, cultuur en de creatieve stad Cultuurtoerisme maakt al decennia lang een belangrijk deel uit van het stedelijk toerisme, ook in Amsterdam. Het is ook de verwachting dat in de komende decennia cultuurtoerisme naar Europese steden haar aandeel zal behouden, maar dat de traditionele stedelijke culturele bestemmingen onder druk zullen komen te staan door de opkomst van nieuwe cultuurbestemmingen in onder andere Oost Europa en de nieuwe EU-lidstaten (LAgroup, 2004). Cultuurtoerisme heeft zich primair gericht op de traditionele aspecten van het cultuuraanbod, namelijk het cultureel erfgoed en de beeldende en visuele kunsten, maar er zijn in toenemende mate indicaties dat de cultuurtoerist zich ook interesseert voor de creatieve industrie waaronder architectuur, design, mode en kunstnijverheid. Juist de combinatie van de oude en nieuwe kunsten, de creatieve industrie en diverse levensstijlen in een attractieve historische ‘compacte wereldmetropool’ biedt Amsterdam een unieke positie in Europa. Hiermee heeft Amsterdam niet alleen de kans om de creatieve klasse aan te trekken als bewoners van de stad, maar ook om de creatieve klasse aan te trekken als ‘tijdelijke bewoners’ (bezoekers), maar het zal een andere, eigentijdse en subtielere benadering vragen dan Amsterdam tot nu toe heeft laten zien.
Cultuurtoerisme in Amsterdam vraagt een nieuwe, eigentijdse benadering waar de traditionele kunsten, de creatieve industrie en de diverse levensstijlen in de stad met elkaar worden vervlochten, niet voor toeristen, maar voor de bewoners en de ‘tijdelijke bewoners’.
28
Ten slotte - “Bohemia is not a place, but a state of mind” Deze uitspraak van de Engelse schrijver van kinderboeken Arthur Ransome geeft kernachtig aan waar het om gaat als het om de creatieve stad gaat, in het bijzonder Amsterdam. Het materiële van Amsterdam is bijzonder en heeft een grote aantrekkingskracht, maar er zijn vele mooie en aantrekkelijke steden. Wat Amsterdam als creatieve stad bijzonder maakt is het immateriële, haar ‘state of mind’ en die is even uniek als kwetsbaar. Uiteindelijk is creativiteit een mentale eigenschap die vele gedaantes aan kan nemen. Met de toenemende commercialisering van cultuur en ‘culturalisering’ van de economie zien we dat cultuur als instrument wordt ingezet ter ondersteuning van de economie. En na cultuur wordt creativiteit in toenemende mate geïnstrumentaliseerd. Creativiteit is niet of moeizaam in beleid te gieten. Het heeft zijn eigen dynamiek en laat zich moeilijk sturen, waardoor de maakbaarheid van de creatieve stad een illusie is. Wat niet een illusie is, is het realiseren van de voorwaarden die creativiteit bevorderen en ondersteunen en het creëren van de voorwaarden en voorzieningen die een stad aantrekkelijk maken voor de creatieve industrie en de creatieve klasse. En een belangrijk deel hiervan is de leisure component. Met de zes open voorstellen wil ik een aanzet geven voor een combinatie van beleids- en onderzoeksvoorstellen die een bijdrage kunnen leveren aan het creëren van de voorwaarden voor een creatief Amsterdam op het gebied van leisure. Hier zijn vele spelers bij betrokken en de Kenniskring Leisure Management zal er in samenwerking met andere partijen in de stad een bijdrage aan leveren. Aan het begin van 2005 is de Kenniskring reeds gestart met een onderzoek rond de volgende vier thema’s: • Amsterdam als cultuurtoeristische bestemming voor jongeren; • Etnische minderheden en leisure in Amsterdam; • De ontwikkeling van belevingsplatforms in Amsterdam; • Urban sport lifestyles in Amsterdam. Veel steden ambiëren de status van creatieve stad. Duidelijk is dat lang niet alle steden deze ambitie zullen realiseren. Amsterdam lijkt gunstige voorwaarden te hebben om deze status verder uit te bouwen, maar de gunstige uitgangspositie kan snel verloren gaan gezien de toenemende concurrentie. Hierin speelt de overheid zonder twijfel een belangrijke voorwaardenscheppende rol. Die rol, gecombineerd met de creativiteit die in de stad ruimschoots aanwezig is, moet Amsterdam de kans bieden om uit te groeien tot een belangrijk creatief centrum in Europa waar cultuur, creativiteit en leisure samenkomen.
29
Literatuur Amsterdamse Kunstraad, (2003) No guts no glory Arnoldus, M., Wonen in de creatieve stad (2003), Rooilijn, nummer 8 Arnoldus, M., (2004) Creatieve rommelzones, broedplaatsen in Amsterdam en München, Agora, jaargang 20, nummer 1 Berenschot, (2003) Kiezen voor Amsterdam, merk, concept en organisatie van de city marketing Beunderman, J. en Van Aalst, I., (2004) Conceptueel simplisme en elitaire selectiviteit Kanttekeningen bij de creatieve industrie, Agora, jaargang 20, nummer 1 Cairncross, F., (1997) The death of distance, Orion City of Vienna, An analysis of the economic potential of the creative industries in Vienna, (2004) European Travel Commission, World Tourism Organisation, LAgroup, (2004) City tourism and culture: the European experience Florida, R., (2002) The rise of the creative class, and how it’s transforming work, leisure, community and everyday life, Basic Books Florida, R., (2004) Revenge of the squelchers, the great creative class debate Florida, R., (2005) Cities and the creative class, Routledge Gates, W. (1995) The road ahead, Viking Gemeente Amsterdam (2003) Langetermijn-visie cultuur Amsterdam 2015 Gemeente Amsterdam, Uitgangspuntennotitie Kunstenplan 2005-2008 Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek, (oktober 2004) Amsterdam als creatieve kennisstad, bewoners en bedrijven over de aantrekkingskracht van Amsterdam
30
Gemeente Amsterdam, Afdeling kunst en cultuur, DMO, (2004) Cultuur in uitvoering, nieuwe en vernieuwende cultuurvoorzieningen in Amsterdam Gemeente Amsterdam, (augustus 2004) raadsvoordracht Amsterdam Ruimte voor talent Gemeente Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening, (2004) De creatieve kennisregio, Plan Amsterdam Special Greater London Authority (GLA) Economics, (2002) Creativity: London’s core business Groep, R van der en Stelling, C. (2004) De creatieve stad, Agora, jaargang 20, nummer 1 Hall, P., (1998) Cities in civilization, Weidenfeld & Nicolson Hall, P., (2004) Creativity, culture, knowledge and the city, Built Environment, volume 30, number 3 Hannigan, J., (1998) Fantasy city: pleasure and profit in the postmodern metropolis, Routledge Het Financieele Dagblad, 19 oktober 2004, Amsterdam, de creatieve stad bijlage Jacobs, J. (1961) The death and life of great American cities, Random House Kotkin, J. en Siegel, F., Blueprint, (8 januari, 2004) Too much froth, the latte quotient is a bad strategy for building middle-class cities Laeyendecker, L.en Veerman, M., (2003) In de houdgreep van de tijd, onze omgang met de tijd in een consumptieve cultuur, Damon Landry, C., (2000) The creative city, a toolkit for urban innovators, Earthscan Marlet, G. en Van Woerkens, C., (2004) Atlas voor Gemeenten, de 50 grootste gemeenten van Nederland op 40 punten vergeleken, Stichting Atlas voor Gemeenten Maslow, A., (1943) A theory of human motivation Metz, T., (2002) Pret! Leisure en landschap, NAi Uitgevers Ministerie van VROM (Forum), Hemel, Z., (2002) Creatieve Steden!
31
Musterd, S., (2004) Amsterdam as a creative cultural knowledge city: some conditions, Built Environment, volume 30, number 3 Nash, J.B., (1960) Philosophy of Recreation and Leisure Nirov debat, (verslag december 2004) Creatieve klasse, kansen voor stad en regio Pine, J. en Gilmore, J., (1999) The experience economy, Harvard Business School Press Robson, B., (2004) Culture and the city: a view from the ‘Athens of the North’, Built Environment, volume 30, number 3 Rutten, P. (TNO STB), Manshanden, W., Muskens, J. en Koops, O (TNO Inro), (2004) De creatieve industrie in Amsterdam en de regio Schumpeter, J.A., (1938) Business Cycles, McGraw-Hill Sociaal en Cultureel Planbureau (red. Koen Breedveld, Andries van den Broek), (2001) Trends in de Tijd, SCP Stelling, C. en Metz, T. (2004) Why not Pittsburgh? Richard Florida over de creatieve economie, Agora, jaargang 20, nummer 1 Torkildsen, G., (2003) Leisure and Recreation Management, Spon Press Walliser, A., (2004) A place in the world: Barcelona’s quest to become a global knowledge city, Built Environment, volume 30, number 3 Urry, J., (2002) Department of sociology, Lancaster University, Mobility and proximity
32