Creatieve Stad Den Haag
Creatieve Stad Den Haag
2
4
Vo o r w o o r d | H e n k K o o l e n J e t t a K l i j n s m a
Den Haag is al eeuwen een belangrijk centrum van bestuur. De laatste jaren heeft Den Haag zich ontpopt tot een belangrijke vestigingsplaats van internationale -voor een deel aan de VN verbonden- instellingen en organisaties. Den Haag staat bekend als internationale stad van Vrede, Recht en Veiligheid. Die positie en de rijkdom aan internationale organisaties is in economisch opzicht van groot belang voor de stad. Ongeveer 30.000 expats wonen en werken inmiddels in Den Haag.
Maar Den Haag is meer dan dat. Als wethouders van Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Economie en van Cultuur en Financiën willen wij (letterlijk) werk maken van de stimulering van de creatieve economie. Den Haag heeft op het gebied van de kunsten, kunstvakopleidingen en bijvoorbeeld op het gebied van vormgeving een naam opgebouwd en hoog te houden. Wij hebben daarom het programma Creatieve Stad ontwikkeld. Hiermee willen we creatieve bedrijven accommoderen en faciliteren, startende bedrijven steunen en met partners in de stad aansprekende activiteiten ontwikkelen. De stimulering van creatieve bedrijvigheid vraagt een open en flexibele instelling: van de gemeente, van kunstinstellingen, van onderwijsinstituten en van bedrijven en andere partners. Een open houding om te bezien wat in gegeven situaties de aangewezen weg of de beste oplossing is. Kritisch en altijd met een open blik. In die benadering past het heel goed om de blik eens stevig op de eigen stad te richten. Wat zijn de ontwikkelingen, hoe staan we erbij en wat vinden actieve partners van de stad en het creatieve klimaat. Dat is op zeer geslaagde wijze gebeurd met deze publicatie. Deze maakt in één klap duidelijk dat er op dit terrein veel positiefs aan de hand is. Dat is prettig om te constateren, maar geen aanleiding om achterover te gaan leunen. Wij zien het vooral als aansporing om door te gaan op de ingeslagen weg en hopen dat huidige en toekomstige partners eenzelfde keuze maken.
Henk Kool
Jetta Klijnsma
Wethouder van Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Economie
Wethouder van Cultuur en Financiën
Colofon | Inhoudsopgave 6
Redactie
Ontwerp en uitvoering
Maes|Okhuijsen, Utrecht Gemeente Den Haag, projectbureau Creatieve Stad
Loaded ink - design agency BNO, Scheveningen
Fotografie Eindredactie
Harmen de Jong, Den Haag (excl. wethouders) Gemeente Den Haag, Dienst Stedelijke Ontwikkeling, afdeling Communicatie (gebouwen)
Gesteund door
Wordsmiths translations, Den Haag
Drukwerk
Oplage
Zijlstra Drukwerk, Rijswijk Bosboom Binders, Den Haag
EUROPESE GEMEENSCHAP
3.000 stuks, voor het bestellen van een extra exemplaar kunt u terecht op www.csdenhaag.nl.
© Gemeente Den Haag, december 2007
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling
Gemeente Den Haag, projectbureau Creatieve Stad
Engelse vertaling
Voorwoord ......................................................................... 4 Inleiding . ......................................................................... 10 Vergelijking ...................................................................... 16 Interviews ......................................................................... 22 Fleur van Rijn Errol Vaes Arno van Roosmalen Maarten Scheepers Sylvia Pijnenborg Maurits van de Laar Hans Kamphuis Willemijn de Boer Guus Boudesteijn Anke Verberne Hans van Oel
22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42
De panden ....................................................................... 44 Tips & tricks ...................................................................... 50 Aantekeningen .................................................................. 52
8
Toen in 2002 het boek ‘The Rise of the Creative Class. And How It’s Transforming Work, Leisure and Everyday Life’ van de Amerikaan Richard Florida verscheen, ontstond er een kleine revolutie in het denken over de ontwikkeling van steden. In de kern komt het erop neer dat steden tegenwoordig uit economisch oogpunt meer hebben aan een goed cultureel klimaat dan aan de bouw van een nieuw kantorencomplex of groot warenhuis. De reden is dat de mensen niet meer het werk volgen, maar het werk de mensen. Dit geldt zeker voor hoogopgeleide werkers in kennisintensieve sectoren. Om de werkgelegenheid in deze sectoren van de toekomst te vergroten moeten steden in toenemende mate met elkaar concurreren als aantrekkelijke stad. Factoren als bereikbaarheid, de kwaliteit van de woonvoorraad, een historische binnenstad en ook het culturele aanbod zijn hiervoor bepalend.
Inleiding
10
Geïnspireerd door de theorie van Richard Florida en ondersteund door Nederlandse onderzoeken over de creatieve industrie, verschenen in september 2005 de notitie Creatieve Stad Den Haag en de notitie Broedplaatsen. De notitie Creatieve Stad Den Haag gaat over de stand van zaken van de creatieve stad in Nederland en zoomde in op de Haagse situatie. De notitie Broedplaatsen benadrukte enerzijds het versterken van het netwerk van initiatieven en anderzijds het belang van het behouden en realiseren van goedkope werkruimtes van kunstenaars uit diverse disciplines.
Op basis van de informatie in beide notities heeft het gemeentebestuur besloten dat het verstandig is gedurende een aantal jaren expliciet aandacht te schenken aan het concept van de creatieve stad. Een bedrag van ruim € 2,2 miljoen is beschikbaar gesteld voor de periode 2006 – 2008 voor het programma Creatieve Stad. Dit bedrag is samengesteld uit Doelstelling 2-gelden (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) en uit gemeentelijke gelden.
Naast het uit Doelstelling 2-gelden gefinancierde programma Creatieve Stad zijn er verschillende andere ontwikkelingen gaande die van belang zijn voor het creatieve klimaat en de creatieve bedrijvigheid in Den Haag. De realisatie van de culturele broedplaats DCR aan het De Constant Rebecqueplein 20a/b bijvoorbeeld. Daarnaast speelt de ontwikkeling van het voormalige schoolgebouw aan de Zuidlarenstraat tot een tweede vestiging van het Koorenhuis, met het Koninklijk Conservatorium en ongeveer 3.000 m2 kleinschalige (creatieve) bedrijvigheid. Ook wordt de Lulofstraat 55 herontwikkeld ten behoeve van startende en doorstartende ondernemers in de creatieve en ICT sector. Tevens wordt de tweede fase van de Caballero Fabriek ter hand genomen. In het gebied Stationsbuurt/ Oude Centrum (WOM-gebied) en in de Weimarstraat zijn diverse kleinschalige locaties die interessant zijn voor de creatieve sector. Tenslotte gaat de gemeente investeringen doen om de hoeveelheid permanent beschikbare ateliers-/werkruimtes uit te breiden.
Het doel van het programma en andere bovengenoemde projecten is de creatieve sector te stimuleren, voor Den Haag te behouden en de creatieve klasse naar Den Haag te trekken. Het programmabureau werkt actief samen met relevante partners in de stad, zoals onderwijsinstellingen, de Kamer van Koophandel en Stroom Den Haag. De rol van de gemeente is
voorwaarde scheppend, initiërend en ondersteunend; de inhoudelijke ontwikkelingen en activiteiten moeten komen van de initiatieven zelf.
Stand van zaken Eind 2005 is het programma Creatieve Stad van start gegaan. Het programma Creatieve Stad bestaat uit het geschikt maken van een aantal panden voor de creatieve sector, het stimuleren van netwerkvorming, het ondersteunen van nieuwe bedrijvigheid en initiatieven en onderzoek en monitoring. Voor de uitvoering is het projectbureau Creatieve Stad verantwoordelijk. Het projectbureau voert regelmatig overleg met vertegenwoordigers van: Kamer van Koophandel, Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, Koninklijk Conservatorium, Haagse Hogeschool, InHolland en Stroom Den Haag. Daarnaast zal de onderwijsinstelling Mondriaan worden betrokken. Dit overleg richt zich op hoofdlijnen, prioriteiten, voortgang en commitment van/aan het programma. Ook is een netwerkoverleg gestart om informatie-uitwisseling tussen netwerken/initiatieven onderling en de gemeente te bevorderen.
De ontwikkeling van het programma Creatieve Stad liep langs drie lijnen: - Stimuleringsfonds - Ondersteuning van nieuwe initiatieven - Ontwikkeling van de fysieke omgeving
Stimuleringsfonds Het Stimuleringsfonds ondersteunt bedrijvigheid in de creatieve sector. Het projectbureau is in gesprek met diverse initiatieven/ondernemers die voornemens zijn een aanvraag in te dienen.
Ondersteunen nieuwe initiatieven Het programma Creatieve Stad kan soms net het verschil maken bij de oprichting of organisatie van nieuwe initiatieven. Deze initiatieven maken vaak zichtbaar wat creativiteit in de stad Den Haag kan betekenen.
De ontwikkeling van de fysieke omgeving De afgelopen jaren is er vanuit het programma Creatieve Stad veel aandacht geweest voor het behouden, opknappen en realiseren van alternatieve kunstpodia en kunstenaarspanden. Voor een aantal panden is de financiering voor investeringen in het programma Creatieve Stad gedekt.
netwerkvorming en anderzijds zal ingezet worden op het vergroten van aanbod van geschikte en betaalbare huisvesting.
De komende jaren zal concreet een extra intensivering plaatsvinden op de volgende punten: - Huisvesting - Ondersteuning van initiatieven en bedrijven - Communicatie
Huisvesting
De ontwikkelingen van de afgelopen jaren bieden een solide basis om het programma Creatieve Stad te intensiveren. Hierdoor kan nog beter het economisch potentieel van de creatieve sector voor de stad Den Haag benut worden.
Inzet op reserveren en ontwikkelen van permanente locaties in en rond het centrum. Het behouden en realiseren van werk- en presentatieplekken voor creatieve bedrijvigheid en kunstenaars zijn een cruciaal onderdeel van de creatieve stad. Vierkante meters zijn van groot belang. Maar niet alleen de aantallen zijn belangrijk. Ook verscheidenheid in het aanbod is noodzakelijk. Zowel ruwe/industriële ruimtes met een laag afwerkniveau als meer state of the art ruimtes met een navenant hogere prijs per vierkante meter moeten er zijn om de diversiteit aan de vraagzijde te kunnen beantwoorden. De inzet van de komende jaren is om te zorgen voor een aantal grote(re) plekken in de stad. Deze kunnen zowel in het centrum als de periferie liggen. Voorbeelden zijn de voormalige KPN-gebouwen van Vestia, de Caballero Fabriek tweede fase, het Hildersgebouw, de RAC-hallen en het pand in de Lulofsstraat.
De komende jaren zullen de uitgezette lijnen verder worden gevolgd. Daarnaast richt het programma Creatieve Stad zich op enerzijds een verbetering in de ondersteuning van kennisuitwisseling, voorlichting en
Inzet op meer tijdelijke huisvesting Tevens zal worden gekeken naar mogelijkheden om tijdelijk panden voor kunstenaars/creatieve starters in te zetten. Voor nieuwe, experimentele
In het gebied Stationsbuurt/Oude Centrum worden vestigingsmogelijkheden voor de creatieve ondernemers gestimuleerd. Voor de renovatie van een aantal verouderde bedrijfspanden tot geschikte en betaalbare locaties voor creatieve bedrijvigheid is naast het programma Creatieve Stad geld beschikbaar. Na renovatie zullen de panden, gezien hun ligging en omvang, vooral geschikt zijn als atelier/werkplaats en presentatieplek.
Plannen voor de komende jaren
12
Ondersteuning van initiatieven en bedrijven Faciliteren kansrijke initiatieven, doelgroepen en concepten Diverse initiatieven weten het projectbureau Creatieve Stad te vinden. Deze initiatieven worden op verschillende manieren ondersteund. Dat kan zijn bij het vinden van huisvesting, financieel (stimuleringsfonds), bij het vinden van een weg binnen de gemeentelijke organisatie of bij het vinden van partners/netwerken.
Eenduidige dienstverlening & vergunningverlening Nieuwe bedrijven en initiatieven voor evenementen en activiteiten kunnen soms moeilijk de weg vinden binnen de gemeentelijke organisatie. Daarnaast staat de specifieke setting van de creatieve sector soms een -soepelevergunningverlening in de weg. Met het instellen van een integrale gemeentelijke projectgroep die plannen, initiatieven, (vergunning-)aanvragen behandelt en beoordeelt vanuit de creatieve sector kan dat ondervangen worden en worden gestroomlijnd.
Specifiek pakket begeleiding en ondersteuning creatieve starters Creatieve, culturele starters spreken vaak een andere taal dan andere ondernemers. Voor het stimuleren van duurzaam-ondernemerschap is het gewenst om op de doelgroep toegesneden informatie en begeleiding te ontwikkelen. Hierover zijn gesprekken gaande met onderwijsinstellingen en de Kamer van Koophandel. initiatieven is betaalbare huisvesting in de vorm van atelier- en praktijkruimte cruciaal. Investeren in een eigen pand is vaak nog geen optie; men moet zich eerst bewijzen. Tijdelijke huisvesting vanaf 6 maanden kan al interessant zijn. Voor tijdelijke huisvesting is een vlotte en adequate vergunningverlening van groot belang.
Stimuleringsfonds Steeds meer partijen weten de weg naar het Stimuleringsfonds te vinden. Dat kan gezien worden als een teken van groeiend bewustzijn van de creatieve sector in Den Haag.
14
Communicatie
Volle kracht vooruit
Inzet op stimulering netwerkvorming en activiteiten Door het programma Creatieve Stad is duidelijk geworden hoeveel mensen in Den Haag actief zijn in de creatieve sector. Het is echter ook duidelijk geworden dat deze mensen lang niet allemaal van elkaars bestaan op de hoogte zijn en vaak hetzelfde wiel aan het uitvinden zijn als het gaat om het zoeken naar bijvoorbeeld werkruimte. De sterkte van de Creatieve Stad ligt in het verbinden van verschillende werelden. Door netwerkbijeenkomsten te organiseren specifiek gericht op de creatieve sector komen deze werelden dichter bij elkaar, ontstaan nieuwe initiatieven en kan de gewenste dynamiek worden gerealiseerd. Er is een start gemaakt met netwerkbijeenkomst waarbij diverse netwerken in de gelegenheid worden gesteld zich te presenteren en contacten op te doen. Deze bijeenkomsten zullen vier keer per jaar plaatsvinden.
Het onderzoek dat TNO uitvoerde naar de stand van zaken in 2005, bevestigt de noodzaak van het programma Creatieve Stad. Als Den Haag zich werkelijk wil kunnen profileren als stad met een bloeiende creatieve sector en wil meedoen in de concurrentiestrijd om het aantrekken en vasthouden van de creatieve klasse en het ontwikkelen van creatieve bedrijvigheid, dan zal de stad nog een behoorlijke inhaalslag moeten maken. De mobiliteit van deze gangmakers van de 21e-eeuwse economie is namelijk groot. Het laatste boek van Richard Florida heet niet voor niets The Flight of the Creative Class. De ambitie om een creatieve stad te zijn, met een sterke creatieve sector, vraagt investeringen in het behouden van het aanwezige talent en het creëren van een atmosfeer waarin verschillende bevolkingsgroepen zich thuis voelen.
Portaal Creatieve Stad Den Haag Een belangrijk communicatiemiddel wordt het portaal Creatieve Stad: www.csdenhaag.nl. Het portaal biedt netwerken de mogelijkheid zich te presenteren en informatie met elkaar uit te wisselen. Het is de plek waar informatie voor creatieve starters en over beschikbare huisvesting te vinden is. De creatieve sector wordt om informatie/input voor het portaal gevraagd.
Design Den Haag Design Den Haag van 12 t/m 15 december 2007 laat de creatieve kwaliteiten van Den Haag zien. Diverse activiteiten op het gebied van design zijn gebundeld tot Design Den Haag. Vanuit het programma Creatieve Stad wordt een bijdrage geleverd aan de communicatie/marketing van Design Den Haag.
lijken, als gekeken wordt naar het autonome karakter van kunst; in Den Haag voelt de creatieve sector zich echter sterk verbonden met zijn omgeving. De verschillende producties, presentaties en exposities kunnen ook gezien worden als een vertaling van die maatschappelijke betrokkenheid en interesse. Ook voor de (meer) commerciële branches binnen de creatieve sector geldt dat zij een steeds prominentere rol spelen in het dagelijks leven, vanwege het toegenomen belang van communicatie en vormgeving in de hedendaagse maatschappij.
Sinds 2005 is een duidelijke aanzet gegeven naar een intensief en samenhangend beleid om de creatieve bedrijvigheid in de stad te stimuleren en te faciliteren. Zo is het belangrijk om ook op te merken dat een belangrijk onderdeel van creatieve stadsontwikkeling -de bovensectorale samenwerking- vorm begint te krijgen. Creatieve steden vragen namelijk een nauwe samenwerking tussen cultuur, economie, volkshuisvesting, kunstenaars, burgers en ondernemers.
Het is goed om te benadrukken dat de betrokkenheid van de creatieve sector bij de toekomst van de stad en haar bewoners hoog is. De creatieve sector wordt nog wel eens afgeschilderd als ‘een hogere vorm van bewustzijn’ die zich ver van het alledaagse gebeuren afspeelt. Dat kan soms zo
Onderzoek heeft aangetoond dat Den Haag de potentie bezit om een sterke groei de komende jaren door te maken. De komende jaren zal veel aandacht uitgaan naar het intensiveren van het programma Creatieve Stad en het verbeteren van de geïntegreerde beleidsbenadering. Tegelijkertijd zal binnen de afzonderlijke sectoren beleid ontwikkeld worden dat een gunstige invloed heeft. Bijvoorbeeld een nieuwe aanpak van de banengroei en ondernemersschap, een stimulans van het atelierbeleid voor kunstenaars en inzet op uitbreiding van de huisvestingsmogelijkheden voor de creatieve sector. Door de inspanningen op het terrein van citymarketing worden de uitstraling en attractiviteit van Den Haag als interessante Creatieve Stad vergroot. Den Haag heeft er vertrouwen in zich verder te kunnen ontwikkelen als herkenbare creatieve stad.
Gluren bij de buren. Hoe pakken andere creatieve steden het aan? Sinds Richard Florida’s ‘The Rise of the Creative Class’ verscheen, zijn veel grote steden ervan overtuigd geraakt dat het van levensbelang is om jonge,
16
innovatieve en creatieve mensen aan te trekken. Architecten, ontwerpers en kunstenaars, maar ook specialisten in computergames en nieuwe media zullen in de toekomst voor werkgelegenheid en levendigheid zorgen. Om hen binnen te halen, en te houden, moet een stad hen wel iets te bieden hebben. Een aantal grote steden in binnen- en buitenland gingen Den Haag voor. Hoe pakten zij het aan?
Ve r g e l i j k i n g
Paradoxaal genoeg waren het in Amsterdam de krakers die rond het jaar 2000 de aanzet gaven tot een belangrijke koersverandering van de gemeente. In die periode stonden veel grote, gekraakte panden op de nominatie om gesloopt te worden, zoals de Silodam, Vrieshuis Amerika en het Douanegebouw. In die panden werkten veel kunstenaars die hun ateliers en hun vrijplaatsen kwijt dreigden te raken. Omdat er geen alternatieven voor handen waren dreigde deze groep de stad te verlaten. Amsterdam realiseerde zich dat kunstenaars en creatieve ondernemers onmisbaar zijn voor het leefklimaat, de economie en de uitstraling van de stad. Jaap Schoufour is nu projectmanager van Bureau Broedplaatsen. Vanaf het begin was hij betrokken bij de verschillende ontwikkelingen. “In die tijd
kwam er ook een omslag in de relatie tussen de krakersscene en de gemeenteambtenaren”, herinnert hij zich. “Toen het duidelijk werd dat een groot aantal van hun vrijplaatsen echt zou verdwijnen, maakte het klassieke fuck the system plaats voor een realistischer houding.” De krakers deden de gemeente een voorstel dat er kort gezegd op neerkwam dat zij zonder verzet zouden vertrekken, in ruil voor de toezegging van de gemeente dat ze het geld dat de panden opleverden, zou investeren in atelierruimtes en werkruimtes. Omdat ook de gemeenteraad zich begon te realiseren dat Amsterdam haar uitstraling voor een niet onbelangrijk deel te danken heeft aan haar rommeligheid, de gekkigheid en contrasten, besloot ze dat er iets moest gebeuren. Er kwam een Projectbureau Broedplaatsen, dat 41 miljoen euro meekreeg en de opdracht om in zeven jaar tijd tussen de 1400 en 2000 nieuwe ateliers te vinden of te creëren. In diezelfde periode bleek Rotterdam een aantrekkelijk alternatief voor de atelierloze kunstenaars. Veel problemen waar Amsterdam mee worstelde, speelden daar helemaal niet. Er was ruimte genoeg en er stonden veel panden leeg. Het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam, de eigenaar van veel industriële gebouwen en kantoorruimtes, verhuurde ze voor een gering bedrag en soms zelfs gratis. Rotterdam voerde in die periode nog geen bewust beleid om kunstenaars of creatieve ondernemers aan te trekken, maar wie wilde komen was van harte welkom. Hoewel enkelen vanuit Amsterdam de overstap waagden, is er nooit een exodus op gang gekomen van kunstenaars. Blijkbaar zoeken creatieve geesten niet alleen betaalbare vierkante meters, maar spelen er meer aspecten een rol. De aanwezigheid van geestverwanten is er één van. Rotterdam telde, en telt nu nog steeds, veel minder professionele kunstenaars, hoewel de gemeente anno 2007 het versterken van de creatieve sector tot speerpunt van haar beleid heeft gemaakt. Het besef dat creatieve geesten en innovatieve ondernemers in de toekomst onmisbaar zullen zijn voor de werkgelegenheid en het leefklimaat van moderne steden, kreeg een enorme impuls door het verschijnen van Richard
Florida’s The Rise of the Creative Class, dat inmiddels een klassieker is. Zijn inzichten bracht veel steden in de hele wereld tot het besef dat ze hun koers moesten gaan bijstellen. In de toekomst zouden niet langer industrie of technologie de belangrijkste motoren voor de economie zijn, maar juist het innovatieve talent dat niet alleen kunstenaars maar ook ontwerpers, wetenschappers en de nieuwe media kenmerkt. Omdat Florida bovendien betoogde dat die talenten hun vestigingsplaats kiezen als daar al andere geestverwanten aanwezig zijn, en ook net zo makkelijk weer vertrekken als dat verdwijnt, realiseerden veel steden zich dat het tijd werd om zich aan de wereld te gaan presenteren.
Berlijn is een mooi voorbeeld van een stad die dat voortvarend aanpakt. Na de hereniging van de twee Duitslanden werd het de nieuwe hoofdstad, maar de verwachting dat veel bedrijven zich daar zouden vestigen en zo voor veel werkgelegenheid zou zorgen, kwam niet uit. Dat had als voordeel dat in het centrum van Berlijn lange tijd grote en betaalbare woon- en werkruimte in overvloed beschikbaar was. Wie wilde kon er onmiddellijk terecht. Sinds kort spant het Berlijnse stadsbestuur zich in om deze spontane beweging wat meer te structuren en om naast kunstenaars en vrije types ook creatieve bedrijven aan te trekken. Zij zorgen immers voor werkgelegenheid. Grote mediabedrijven als MTV hebben Berlijn inmiddels als standplaats gekozen, waardoor de stad een aantrekkelijke vestigingsplaats wordt voor kleinere muziekbedrijfjes, beginnende bandjes en muziekstudenten. “Zo ontstaat een inspirerend klimaat” zegt Wowereit in een interview met het Financieele Dagblad. “Het is een sector die zich moeilijk laat reguleren, maar ondersteunen wat uit zichzelf ontstaat kunnen we wel en dat doen we dan ook van harte. De manier waarop ondernemers ontvangen worden, de medewerking die ze krijgen, bepaalt of ze zich welkom voelen en besluiten te blijven. We willen een klimaat creëren dat talentvolle mensen aantrekt.”
Om te laten zien hoe belangrijk dat voor Berlijn is, gaat de burgemeester vaak persoonlijk mee met missies in het buitenland. Zo gaf hij acte de presence bij een presentatie van het netwerk van Berlijnse designers, Create Berlin in het MoMa in New York. Door te laten zien wat er in Berlijn gebeurt, probeert men bedrijven over te halen zich in de Duitse hoofdstad te vestigen. “Als burgemeester moet je daar dus bij zijn”, zegt Wowereit, “Londen, Rome, Praag, New York, het is belangrijk om de mensen die daar de dienst uit maken ervan te overtuigen welke potentie en uitstraling Berlijn heeft.”
Naar eigen zeggen heeft de creatieve bedrijvigheid Berlijn inmiddels meer dan honderdduizend arbeidsplaatsen opgeleverd. Samenwerking met toonaangevende culturele instellingen is daarbij essentieel. Nieuwe kunstenaars trekken naar een stad omdat er goede musea en concertzalen zijn. Omgekeerd werven die gevestigde namen nieuwe talenten in experimentele theaters en broedplaatsen. Citymarketing is een belangrijk onderdeel in de strijd om de creatieve bedrijven. Met enige jaloezie kijkt Klauw Wowereit naar de slogan I Amsterdam: “Alles valt er onder en iedereen begrijpt het”, maar hij is ook tevreden met zijn recent gelanceerde Berlin, City of Change. Branding, daar gaat het om, vindt hij, als je je naam wilt vestigen. Daarbij zijn festivals erg belangrijk: “Als tijdens de Fashion Week een evenement plaatsvindt onder de Brandenburger Tor, gaat dat de hele wereld over. Het versterkt je imago en trekt ook nog eens toeristen naar de stad en ook dat is goed voor onze economie.” Bovendien, vindt hij, rust er geen copyright op goede ideeën. Als elders iets gebeurt wat je bevalt, moet je niet aarzelen het over te nemen. Bertrand Delanoë stortte een vracht zand langs de Seine en nu heeft elke Europese stad minstens een stadsstrand. Berlijn kent er inmiddels tientallen. “Wij zijn begonnen met De Lange Nacht der Museen, nu is de Museumnacht in veel steden bekend. Daar moet je niet moeilijk over doen. Steden zijn alleen concurrenten als het gaat om het binnenhalen van grote, beeldbepalende evenementen.”
18 Vlak na het verschijnen van The Rise of the creative Class in 2002 kwam Richard Florida naar Amsterdam en daar vielen, in de woorden van Jaap Schoufour: “allemaal rinkelende kwartjes”. Een paar jaar nadat Bureau Broedplaatsen voortvarend van start was gegaan met het zoeken van nieuwe werkplaatsen, was de klad er een beetje ingekomen. “Het leek wel of iedereen tevreden was. Er kwam nauwelijks meer iemand naar ons
Londen kampte in die tijd met de woestijn die Thatcher had achtergelaten. De overheid had helemaal geen kunstenaarsbeleid. Wel waren er een paar privaat gefinancierde clubjes, zoals Art Space en Acava. Zij kochten en beheerden panden waarin zich galeries en ateliers vestigden. Dat is inmiddels wel anders. Ook Londen realiseert zich hoe belangrijk het is om creatieve bedrijven te behouden voor de stad. Vanuit het besef dat Londen niet één duidelijk specialisme heeft, zoals Hollywood automatisch filmers aantrekt en Parijs beeldend kunstenaars, richt de stad zich op het faciliteren en ondersteunen van beginnende bedrijven. Daarvoor is Creative London in het leven geroepen. Dat richt zich op nieuwe talenten en creatieve ondernemingen en helpt hen zoveel mogelijk bij het opzetten en uitbouwen van hun bedrijf en het uit de weg ruimen van belemmeringen. Zoals ze zelf op haar website omschrijft: ‘we’re the plumber, promoter and planner of the capital’s creativity’. Omdat creatieve geesten en commercieel denkende partijen vaak moeilijk met elkaar in contact komen, is er een pilotproject opgezet onder de naam Creative Business Accelerator. Dankzij het project komen creatieve geesten in contact met potentiële investeerders en producenten. Ook bieden ze workshops en persoonlijke begeleiding aan bij het benaderen van die markt. Een intentie die vergelijkbaar is met die van het Designbusiness Netwerk in Den Haag.
toe en ook wij wisten niet goed hoe we verder moesten”, aldus Schoufour. Het besef dat ze niet als enige stad met deze problemen worstelden, bracht de medewerkers van het projectbureau ertoe contacten te leggen met andere Europese hoofdsteden als Parijs, Antwerpen, Londen en Berlijn, om te zien hoe ze het daar aanpakten.
In Amsterdam werd de koers behoorlijk omgegooid na de eerste manifestatie van Art Space USA, eind 2005. Deze Amerikaanse organisatie had hetzelfde doel als het Projectbureau Broedplaatsen, namelijk het creëren van betaalbare werkruimtes voor kunstenaars, maar schakelde daarvoor ook marktpartijen in. En dat was nieuw. De gemeente ging op zoek naar samenwerking met commerciële partijen en Schoufour merkte dat jongere kunstenaars daar veel minder moeite mee hebben dan hun oudere collega’s. “Die bezetten de mooiste ateliers en toch
20
hadden ze altijd wat te klagen. Studenten die van de Rietveld afkwamen schreven zich al niet eens meer in op de wachtlijst, die regelden hun eigen werkruimtes.” Een goed voorbeeld van waar deze nieuwe manier van werken in de hoofdstad toe heeft geleid, is Urban Resort. Deze club, opgericht door ‘kraakbobo’s’ met dertig jaar ervaring op het gebied van groepsvorming, verbouwingen, brandveiligheid en dat soort zaken, is een interessante partij voor grote vastgoedjongens. Urban Resort heeft het voormalige onderkomen van de Volkskrant gehuurd, aan de Amsterdamse Wibautstraat en huurt die op zijn beurt weer onder aan kleine initiatieven. “Een mooi voorbeeld van hoe idealen en commerciële belangen samen kunnen gaan, vindt Jaap Schoufour. “Enerzijds heb je een eigenaar die iets moet met een groot gebouw dat leegstaat. Anderzijds is er een wolk aan kleine initiatieven in de stad die nauwelijks georganiseerd is, en alleen aan de korte termijn denkt.” Door het nieuwe beleid krijgt de gemeente steeds meer de rol van een spin in het web. Ze bemiddelt niet meer alleen tussen vraag en aanbod, maar legt ook contacten met marktpartijen als makelaars en woningcorporaties. Tegelijkertijd wordt van de creatieve gebruikers zelf een actievere rol geëist. “Laat ze meedenken, maar geef ze ook verantwoordelijkheden wat betreft beheer, invulling en dergelijke”, adviseert Schoufour. De rol van Bureau Broedplaatsen verandert ook mee met de maatschappelijke ontwikkelingen. Doordat het gepromoveerd is van projectbureau tot permanente organisatie, kan het ook actief op zoek naar panden om nieuwe, betaalbare werkplaatsen te creëren. Daarvoor schakelt het naast stadsdelen en gemeentelijke diensten, ook commerciële partijen als makelaars en woningcorporaties in. Maar ook de financiële kant van het verhaal verandert. Van de 41 miljoen euro voor het broedplaatsenbeleid zijn er nog maar vier over. Om voldoende armslag te houden zijn dus creatieve oplossingen nodig. Bureau Broedplaatsen is bijvoorbeeld in gesprek met de Triodosbank over een constructie om een flink bedrag bij de bank te
storten in ruil voor gunstige kredietmogelijkheden voor toekomstige broedplaatsen. Ook vanuit het veld komen slimme ideeën. Jaap Schoufour noemt het Smart Project Space, een voormalig pathologisch laboratorium op het Wilhelmina Gasthuisterrein in Amsterdam-West. “Met behulp van
achttien private investeerders die ieder een half miljoen euro wilden investeren, is dit pand aangekocht. De investeerders krijgen een vaste rendementsvergoeding van 4 procent en hun inleg is ook nog eens aftrekbaar, omdat het om een monument gaat. Zo snijdt het mes dus aan twee kanten.”
Ook Rotterdam heeft het belang van de creatieve sector inmiddels erkend en onderneemt actie om talenten voor de stad te behouden en nieuw talent aan te trekken. De Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur signaleert dat de creatieve sector in Rotterdam weliswaar groeit, maar nog relatief los staat van de gevestigde economische orde in de stad. ‘Hierdoor worden helaas veel kansen gemist’ zegt de Raad in een advies. Daarom moeten de havenstad niet alleen investeren in het aantrekken van nieuwe, innovatieve bedrijven, maar ook hun rendement verhogen door ze in contact te brengen met andere ondernemers, stedelijke diensten en culturele instellingen. Verder moet Rotterdam zijn blikveld verbreden, vindt de Raad. Het accent moet niet langer op de audiovisuele media liggen, zoals het pas geopende Nationale Fotomuseum in Las Palmas op de Kop van Zuid, maar ook op gaming, nieuwe media, architectuur, muziek, vormgeving en productinnovatie. Ook wil Rotterdam zich meer profileren. De stad heeft een aantal prominente industriële monumenten, waaronder de Van Nelle Fabriek, de 25KV/ Schiecentrale en The Creative Factory in een oude graansilo in de wijk Charlois. Jaap Schoufour merkt dat de jongste generatie kunstenaars zich veel meer cultureel ondernemer voelt dan autonoom kunstenaar. “Ze zijn veel meer gewend en bereid om samen te werken met marktpartijen. Bovendien werken ze graag ‘eventwise’. Ze komen samen voor een project en zoeken daar een tijdelijke werkruimte bij, die niet eens al te fancy hoeft te zijn.” Hij verwacht dan ook dat de toekomstige creatieve verzamelplaatsen
het karakter van urban transitoriums zullen krijgen, die zich kenmerken door tijdelijkheid. Zij hoeven geen huurcontract van vijf jaar, maar een ruimte waarin ze warm en droog kunnen zitten, waar internet is en waar ze morgen kunnen beginnen.”
Fleur van Rijn is zakelijk leider van het Shoot Me Film Festival. Drie jaar geleden begon ze met haar drie collega’s films voor en door jongeren te programmeren op ongebruikelijke locaties. Niet in de bioscoop dus, maar in de tramtunnel bijvoorbeeld, of een boksschool. Fleur van Rijn is ook bestuurslid van de Nieuwe Garde, een ‘doe-netwerk’ van creatievelingen die elkaar leren kennen door samen aan projecten te werken.
22
Fleur van Rijn
“Dit is een hele leuke periode om in Den Haag te werken”, concludeert Fleur van Rijn aan het eind van ons gesprek. We zitten op een terras omdat in het kantoor aan de Prinsegracht geen ruimte meer was om even rustig te praten. Iedereen werkte daar hard aan de voorbereiding van het volgende Shoot Me Film Festival. Binnen afzienbare tijd verhuist de organisatie deels naar het Vestiagebouw in de Binckhorst. “Daar word ik heel blij van”, zegt de medeoprichter en producent van het festival. “Iedereen die je daar bij de koffiemachine tegenkomt is met hetzelfde bezig als jij. Dan ontstaan er vanzelf samenwerkingsverbanden en ideeën.” Dat gebeurt nu al. Stroom Den Haag verdeelt de beschikbare ateliers onder geïnteresseerde kunstenaars, kleine bedrijven worden via de Kamer van Koophandel en stichting Stabij geholpen bij hun start. Het is tekenend vindt Van Rijn voor wat er momenteel in Den Haag gebeurt. “Kijk naar de omgeving van de Boekhorststraat, de Wagenstraat en de Stationsbuurt,
maar ook de broedplaats aan het De Constant Rebecqueplein, de CabFab of het Vestiagebouw. Ooit allemaal plekken waar je nog niet dood gevonden wilde worden. Nu zijn het hippe ontmoetingsplaatsen voor ondernemers en makers uit alle disciplines. Er wordt beleid gemaakt. Dat moet ook hoor, wil Den Haag mee gaan tellen, en het markeert een verandering. De gemeente is bezig met visieontwikkeling en dat is voor ons heel stimulerend.” Dat blijkt ook uit de organisatie van The Hague Festivals. Een aantal festivals wordt gebundeld en vinden in twee weken in juni plaats. Ook het Shoot Me Festival vindt volgend jaar in deze periode plaats. “We moeten er wel voor zorgen dat dit concept gaat groeien en dat het niet alleen een nieuw etiket is op dingen die al bestaan.”, vindt Fleur van Rijn. In de films die op het Shoot Me Festival te zien zijn, staat mondiale maatschappelijke actualiteit van jongeren, vanuit een fris en vaak
humoristisch perspectief centraal. In drie dagen zijn tachtig films te zien op acht bijzondere locaties. Zo is er bijvoorbeeld een programma over seksualiteit geprogrammeerd in een voormalige seksbioscoop aan de Boekhorststraat: “films kijken in de privécabines”. Bij de eerste editie was het perron van de splinternieuwe tramtunnel omgetoverd in een filmzaal, de tweede editie was er een horroravond in de Gevangenpoort, in elke cel een andere film. Dit jaar wordt een film over een Mexicaanse worstelkampioen vertoond in een boksschool en geeft de hoofdrolspeler na afloop een worstelclinic. Plannen voor volgend jaar zijn er al volop. Bijvoorbeeld om jongeren zelf een film te laten maken. Ze krijgen 24 uur een camera mee en de opdracht ‘de stad als decor’ te filmen. Het resultaat mag maximaal 7 minuten duren, monteren is verboden. Daarnaast is Van Rijn van plan meer kleinere dingen te organiseren buiten de festivalperiode om. “Ik wil met een witte bus de wijken in en daarop films uit ons programma projecteren.” Ook de samenwerking met vijf vergelijkbare Europese filmfestivals, waaronder uit Marokko, Spanje en Kroatië komt van de grond. De zes beste films van elk festival maken een tour langs de steden. Zo ontstaat er een netwerk van filmmakers in het circuit van maatschappelijk betrokken filmmakers. Die manier van werken is vergelijkbaar met die van de Nieuwe Garde waar Fleur van Rijn -niet toevallig- ook bestuurslid van is. Zij noemt het een ‘doe-netwerk’. Zo organiseerde ze in maart de Haagse versie van het landelijke project ‘8 uur overwerken’ In de vijf steden werkten vijf teams van jonge, creatieve mensen over om onder leiding van iemand van de ‘oude garde’ iets te maken voor een goed doel, variërend van een website, een logo tot een publiciteitscampagne. In 2004 was dit project het startschot voor de Nieuwe Garde in Groningen en het heeft zich inmiddels over vijf steden verspreid. Hun manier van werken, ‘multidisciplinair projecten ondernemen met anderen, vanuit ‘t hart’, werkt nog steeds, ook in Den Haag.
Hij is organisator en creatief ondernemer. Daarnaast is Errol Vaes mede oprichter van de Cultuurnacht/ TodaysArt en de man achter Rum Rhythm dat in juni 2008 voor het eerst plaatsvindt. Binnenkort begint hij een wekelijks radioprogramma waarin hij op zoek gaat naar de creatieve kanten van de stad.
E r r o l Va e s
24
Den Haag heeft veel te bieden, maar brengt dat nog te weinig voor het voetlicht, vindt Errol Vaes. We zouden meer gebruik moeten maken van het karakter van de stad. Den Haag is een stad aan zee, heeft veel groen, is een regeringstad en heeft veel instellingen en organisaties op het gebied van recht en vrede.
We spreken elkaar in de hal van het hoge, witte stadhuis. Tijdens de laatste Cultuurnacht speelde een groep muzikanten op een van de etages. Ze stonden achter zwarte doeken waar lichten op geprojecteerd waren, waardoor er een spel van schaduw en licht ontstond. “Cultuur uit zijn vertrouwde context halen en verschillende media gebruiken die een beroep doen op uiteenlopende zintuigen. Dat voeg echt iets toe, zowel aan het gebouw als aan de muziek.”
Radio ziet hij als een uitermate geschikt medium in dit door beeld bepaalde tijdperk. Omdat het zich prima laat combineren met andere bezigheden.
radio’s te beluisteren. “De groep wandelaars vormde samen één grote luidspreker’ zegt Errol Vaes. Zo was er op het dak van het Vredespaleis een violist te zien die via de radio te beluisteren was.
“We zitten de hele dag achter onze laptop en laten ons wereldbeeld bepalen door plaatjes. Ondertussen kun je heel goed naar de radio luisteren en je een verhaal laten vertellen.” In de Vredesloop die hij mede organiseerde op de Internationale Dag van de Vrede, ruimde hij een prominente plek in voor het medium radio. Vanaf het Vredespaleis vertrok een groep wandelaars voor een route door de stad. Iedereen kreeg een transistor mee, variërend van een draagbare radio, een mobiele telefoon, een wekkerradio tot een gettoblaster. Alles wat geluidsgolven kon ontvangen, was geschikt. Langs de route waren op diverse locaties acts te zien en het bijbehorende geluid werd via de frequentie van Den Haag FM uitgezonden en was op de meegedragen
Zijn volgende plan is om, via datzelfde Den Haag FM, een wekelijks programma te maken waarin de creatievelingen uit de stad centraal staan. “Zichtbaarheid is belangrijk, hoe je dat ook vorm geeft. Ik heb wel eens het plan geopperd om een boek te maken waarin alle kunstenaars en vormgevers uit Den Haag zichzelf presenteren. Een soort smoelenboek, waarin je in een oogopslag kunt zien hoeveel creatieve mensen de stad heeft. Als ze allemaal bij elkaar staan, realiseer je je pas hoeveel het er zijn. Maar zichtbaarheid bereik je ook door middel van een evenement, een bijeenkomst of een radiostation. We moeten blijven benadrukken dat het in Den Haag al gebeurt.” Het radioprogramma zal deels vanuit de studio, deels vanaf locatie gemaakt worden en zal kritisch maar positief de cultuurwereld onder de loep nemen. Dus niet alleen promotiepraatjes voor aanstaande festivals, maar ook kritische vragen aan de kunstenaars zelf over wat dat eigenlijk is, creatief zijn, en waarom ze zichzelf naar buiten toe niet veel duidelijker presenteren.
Zelf is Vaes één van de mannen achter de Cultuurnacht, nu beter bekend onder de naam TodaysArt. “De Cultuurnacht is ontstaan vanuit het idee om een soort Museumnacht te organiseren, maar dan op onze eigen, Haagse manier. We wilden meer locaties en meer disciplines. Daarom deden niet alleen musea mee, maar zoveel mogelijk culturele instellingen en openbare gebouwen. Het stadhuis was open, kerken deden mee, de bibliotheek, noem maar op. Door kunst uit zijn normale context te halen wordt het echt interessant.”
Hij beweegt zich het liefst op het snijvlak van kunst en stedelijke omgeving. Directeur Arno van Roosmalen van Stroom vindt het een taak om ervoor te zorgen dat kunstenaars in zijn stad zo goed mogelijk kunnen werken. In ruil daarvoor mogen zij zich best betrokken tonen bij hun omgeving, vindt hij. Ideeën en plannen daarover heeft hij genoeg.
26
Arno van Roosmalen
Arno van Roosmalen werkte jarenlang in Rotterdam en vindt het kunstklimaat in Den Haag momenteel vergelijkbaar met dat van de Maasstad tien jaar geleden.“Maar de potentie is groter. De ambitie is hoog en ook met de kwaliteit zit het goed.” Den Haag staat aan het begin staat van haar ontwikkeling tot creatieve stad. Dat maakt dit een spannende tijd, alles ligt open, zegt Van Roosmalen. “Veel interessante dingen worden in gang gezet door de jongste generatie, de mensen die net zijn afgestudeerd of nog net niet. Dat vind ik veelbelovend. Ze ontdekken dat er voor hun kunst te weinig plaats is in de stad en creëren die vervolgens zelf.” Er gebeurt al een hoop. Het aanbod varieert van VillaNuts, dat laagdrempelig is en geen kwaliteitseisen stelt, via King Kong, en Paparazzi tot 1646, waar alleen professionals werken. Voor die ontwikkeling geeft Van Roosmalen ook de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten de nodige credits. “Die stimuleert studenten de laatste jaren enorm om erop uit te gaan, zelf geld te regelen en zich te presenteren. Daardoor ontstaat er bij de nieuwste generatie een goede mentaliteit.”
De zichtbaarheid van kunst en kunstenaars uit de stad is het stokpaardje van Arno van Roosmalen. Echt harde cijfers zijn er nog niet, maar Stroom probeert de zichtbaarheid zo goed mogelijk te meten. Bijvoorbeeld door de score van Haagse kunstenaars bij de toekenning van landelijke opdrachten en stipendia te meten. Hun aantal neemt langzaam maar zeker toe. Ook de ‘hitlijsten’ van bladen als Elsevier en van Kunstbeeld die jaarlijks een kunstenaars Top-100 publiceren, scant hij op Haagse invloeden. De bekendste is momenteel Marcel van Eeden en daar mogen er wat hem betreft best nog een paar bij komen. “Het Atelier van de Rijksbouwmeester, het meest prestigieus op het gebied van vormgeving en bouwkunst, heeft onlangs een schetsopdracht gegeven aan een jonge Haagse kunstenaar. Dat gebeurde zelden en is een hoopvol teken.”
Den Haag telt ruim 900 professionele kunstenaars en Stroom is namens de gemeente verantwoordelijk voor het uitvoeren van het kunst- en kunstenaars-beleid. Dat doen Van Roosmalen en zijn zeventien medewerkers onder andere door subsidies toe te kennen, te bemiddelen in werkruimtes en een prikkelend programma van tentoonstellingen, lezingen en debatten te bieden in hun pand aan de Hogewal. “We willen de stad aantrekkelijk maken, zodat meer studenten van de academies besluiten in de stad te blijven”, motiveert Van Roosmalen. Om dat te bereiken nodigt hij bijvoorbeeld curatoren van buitenaf uit voor atelierbezoeken en organiseert hij besloten avonden waar kunstenaars onder elkaar kunnen reflecteren over hun werk. Op hun beurt mogen kunstenaars daar best iets tegenover stellen, vindt hij. “Kunstenaars moeten meer maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen. Niet dat ze politiek geëngageerd werk moeten maken, maar ik wil ze uit hun isolement halen. Ze moeten leren hun werk te presenteren, contacten te leggen met diverse doelgroepen en ook relaties aangaan met andere maatschappelijke vlakken.”
Een goed voorbeeld daarvan vindt hij de discussie over de Nederlandse wederopbouwwijken, die vaak verworden zijn tot achterstandswijken, waarvoor de sloopplannen al klaar liggen. Daarover organiseerde Stroom bijeenkomsten aan de hand van een lokaal voorbeeld: Den Haag Zuidwest. “Er heerst een consensus dat deze wijken lelijk zijn en dat er niets anders opzit dan ze plat te gooien en opnieuw te beginnen. Wij willen een bewustzijn creëren waarin we beter naar die wijken gaan kijken. Zijn ze echt zo lelijk? Wat is er nog terug te vinden van de intenties waarmee ze destijds gebouwd zijn, namelijk lucht, licht en ruimte? En is daar een moderne variant van te ontwikkelen?” Bij de discussiebijeenkomsten waren niet alleen kunstenaars en architecten aanwezig, maar ook bouwers en woningbouwcorporaties. Die intermediairsfunctie wil Stroom graag blijven vervullen. Zodat het creatieve Den Haag niet alleen op economisch vlak, maar op alle vlakken effect zal hebben.
Nog even en de eerste officiële broedplaats in Den Haag is een feit. Een deel van de elektriciteitsfabriek aan het De Constant Rebecqueplein, kortweg DCR, is dan omgebouwd tot ateliers, bedrijfsruimtes, een grote centrale ruimte en een theater. Maarten Schepers is vanaf het begin betrokken geweest bij de totstandkoming van DCR. Hij is nu “heel erg moe van al het regelen, maar ook erg trots op wat er in nog geen drie jaar tijd tot stand gekomen is”.
Maarten Schepers
28
In de theaterzaal legt iemand de laatste hand aan de verlichting. De foyer is geschilderd, maar verder nog helemaal leeg. Een deur verderop, in de centrale ruimte van de DCR, liggen her en der onderdelen verspreid die hun plaats nog niet gevonden hebben. De DCR is bijna klaar, maar sommige delen zijn meer klaar dan andere. Maarten Schepers gaat me voor naar de eerste verdieping, waar de gastateliers al helemaal ingericht staan te wachten op hun eerste gebruikers. Het ruikt er naar verse verf en vóór het brandalarm het praten onmogelijk maakt, komt iemand ons waarschuwen ”je hoeft niet naar buiten te rennen, het is een test.”. Vier jaar geleden hoorde Maarten Schepers dat de gemeente van plan was om van dit leegstaande pand een culturele broedplaats te maken. “We zijn toen naar Stroom gestapt, die ook bemiddelt in atelierruimtes, en gezegd dat wij er wel ideeën voor hadden.”
‘We’ dat was Stichting De Ruimtevaart. Die speurde naar ongebruikte schoolgebouwen in de stad en richtten ze in als ateliers. Maar dat ging altijd om de korte termijn: “We zaten er tijdelijk, konden niet investeren en nooit verder denken dan een paar maanden.” Bij de DCR zou dat heel anders zijn. Hier zou een permanente plek tot stand komen, dus stortte Maarten Schepers zich enthousiast op het project, zonder te weten wat hij zich op de hals haalde. “Achteraf zegt iedereen, ook de gemeente, dat dit project misschien wel te groot en te gecompliceerd is geweest als eerste Broedplaats. Er was veel gedoe met vergunningen bijvoorbeeld, en brandweervoorschriften, waardoor we met verschillende diensten binnen de gemeente te maken hadden. Door onervarenheid met dit soort projecten liep dat niet altijd even soepel.” Voor anderen is het juist wel een voordeel, erkent ook Schepers, want veel zaken zijn daardoor nu beter geregeld. “In ons kielzog zijn ook andere projecten van de grond gekomen, zoals Galerie West en 1646. En dat is heel mooi.” Maarten Schepers is zelf beeldhouwer, en organisator. Het een gaat niet samen met het ander, maar ze beïnvloeden elkaar wel: “Ik zie dit project als een kunstwerk. Ik heb een idee en toets dat aan de werkelijkheid. Het resultaat pakt altijd anders uit dan je verwacht. Je werkt met materialen, mensen en een gebouw dat zijn eigen eisen stelt, dat heeft allemaal invloed op het eindresultaat.” Omgekeerd heeft het organiseren en verbouwen van de broedplaats ook invloed op zijn eigen werk. “Ik maak nu veel conceptuelere dingen. Dat zat er altijd al wel in, maar nu kan het bijna niet anders; ik heb nog wel tijd om na te denken, maar niet meer om het uit te voeren.” De belangstelling voor een atelier of bedrijfsruimte binnen DCR was groot. Er zouden kunstenaars komen, maar ook creatieve bedrijven. Theater Zeebelt was vanaf het begin een belangrijke partner en heeft een eigen theaterzaal gebouwd. Van de kandidaten werd verwacht dat ze zich niet alleen maar zouden opsluiten in hun eigen atelier, maar ook bereid waren
samen met anderen dingen te ondernemen. Nu, vlak voor de opening, is het 4.000 m2 tellende pand helemaal verhuurd. Er zijn veertig ateliers en samen met de bedrijven werken er zeventig mensen. Het experimentele muziekensemble Loos heeft een eigen geluidsdichte studio en er is een ruimte voor dans en choreografie. Maarten Schepers is blij dat de verbouwing van de DCR bijna klaar is, maar realiseert zich tegelijkertijd dat het nu pas echt begint. “Het gebouw staat er, nu gaat het om de invulling.” Alle ogen zijn op hen gericht, weet hij, en hij voelt een grote verantwoordelijkheid: “Als de DCR succesvol blijkt te zijn, kan dat iets openbreken in Den Haag. Hopelijk ontstaan er dan nog veel meer prachtplekken zoals hier.”
Sylvia Pijnenborg leidde de ontwikkeling van de Caballero Fabriek van verlaten industrieterrein tot bruisend creatief centrum. Niemand had toen nog van het begrip creatieve stad gehoord. Wat is er van de ideeën van destijds terecht gekomen? En hoe creatief is Den Haag geworden?
30
Sylvia Pijnenborg
Het is druk in de centrale hal van de Caballero Fabriek. Tegen de achterwand hangt een grote zwartwit foto ergens uit de jaren vijftig. Mannen zitten er aan lange tafels, hun broodtrommeltje open voor zich en een fles melk bij de hand. Zij kijken welwillend neer op de lunchende ondernemers uit het begin van de 21e eeuw. Alle tafels zijn vol, er zitten zelfs groepjes aan de bar te eten. Sylvia Pijnenborg ziet het met genoegen aan. Ze schetst hoe deze ruimte er vijf jaar geleden uitzag. “De laatste huurder van deze ruimte was een meubelzaak die er bruin hoogpolig tapijt had achtergelaten. De schuine dakdelen waar nu het zonlicht vrolijk doorheen naar binnenvalt, waren met zwart folie dichtgeplakt en ook grotendeels verlaagd.” Geen wonder dat potentiële nieuwe huurders niet bepaald stonden te springen om zich hier te vestigen. Daarop besloot Sylvia Pijnenborg een voorbeeldkantoor te laten maken. Geheel op schaal, en met bordkartonnen muren zette ze het model neer in de grote fabriekshal, ze stuurde een mailing rond, liet een folder drukken en organiseerde een open dag. Aanvankelijk zou de voormalige Caballero Fabriek het centrum worden van KPN Valley. Samen met het telecombedrijf was de gemeente van plan om
het pand aan te kopen en er een verzamelplek voor ICT- en aanverwante bedrijven realiseren. Vlak daarna barstte de internetbubble en stortte de aandelenmarkten in. KPN trok zich terug en het project ging niet door. “De gemeente wilde de hele Binckhorst op de schop nemen en herstructureren. Daarin nam de Caballero Fabriek een centrale plek in”, zegt Sylvia Pijnenborg nu. “Toen KPN zich terugtrok zaten wij als gemeente met de handen in het haar. Wat moet je met een oud fabriekscomplex van 30 duizend vierkante meter op een terrein van drie hectare?” Daar mocht Pijnenborg als projectleider over gaan nadenken. Om inspiratie op te doen bezocht ze onder andere de Van Nelle Fabriek in Rotterdam en de Westergasfabriek in Amsterdam en trok een aantal conclusies. In Rotterdam zag ze lange tafels waar iedereen tijdens de lunch bij elkaar aanschoof. Dát wilde ze ook. Verder concludeerde ze dat een combinatie van ICT-bedrijven met creatieve bedrijven voor meer dynamiek zou zorgen. Hoe dan ook de Caballero Fabriek mocht geen standaard bedrijfsverzamelgebouw worden, maar juist een open complex, met veel glazen muren en grote ontmoetingsruimtes, brede gangen en vergaderplekken in de hal. En die grote lunchtafels dus. De gebruikers moesten uit diverse disciplines
afkomstig zijn en door de openheid zou vanzelf een sfeer van dynamiek en inspiratie ontstaan. Dat zou het beste lukken met een mix van starters, kunstenaars, kleine ondernemers en studenten van Haagse onderwijsinstellingen, was haar overtuiging. Op veel enthousiasme kon ze aanvankelijk niet rekenen. “Het zal wel”, was de meest voorkomende reactie. Zo’n somber gebouw en dan ook nog eens de gemeente als huisbaas, wat voor goeds was daar van te verwachten? Inmiddels is de stemming omgeslagen. Fase 1 van de Caballero Fabriek is inmiddels vol in bedrijf, fase 2 gaat eind 2008 open. Voor het Ketelhuis zoekt Pijnenborg nog een bijzondere invulling. Nu wordt het tijdelijk verhuurd. In de zomer van 2007 zat er bijvoorbeeld een guerillastore van het modemerk Comme des Garçons, dat tot in New York de aandacht trok. Maar voor de lange termijn denkt Sylvia Pijnenborg aan een bijzondere horecafunctie. Niet een die uitsluitend café of restaurant is, maar ook een die bijzondere activiteiten programmeert. “Dat kan iets met muziek, film of dans zijn, maar ook iets waar wij nog helemaal niet aan gedacht hebben. We willen wel graag een groter publiek aanspreken, maar het moet geen bruiloften- en partijenlocatie worden.” De Caballero Fabriek zoals die er nu staat, is een voorbeeld waar de gemeente Den Haag verder op kan bouwen, vindt Pijnenborg. De aanvankelijke terughoudendheid van veel mensen of de stad Den Haag wel creatief genoeg zou zijn voor dit soort initiatieven, heeft tot haar grote opluchting plaatsgemaakt voor enthousiasme. De stad biedt jonge kunstenaars, ontwerpers en andere creatievelingen vele voordelen die ze elders niet zullen vinden, vindt Pijnenborg. “Hier kun je je beter profileren dan in bijvoorbeeld Amsterdam. Daar zitten er al zoveel. Bovendien is de huur bij lange na niet zo hoog.” Sylvia Pijnenborg kijkt tevreden terug op wat ze achterlaat: “Ik ben trots op de Caballero Fabriek. Het heeft de dynamiek gekregen waarop we hoopten. Doordat zich mooie bedrijven in de Caballero Fabriek gevestigd hebben is het gaan leven en borrelen. Wie weet wat daar allemaal nog uit voortkomt.”
Het kunstklimaat is in Den Haag nu beter dan ooit,
Maurits van de Laar 32
concludeert galeriehouder Maurits van de Laar. Om het geïnteresseerde kunstpubliek te bereiken, is hij mede-organisator van de Haagse Rondgang, die in november 10 jaar bestaat en recent is omgedoopt tot Hoogtij. Zes keer per jaar openen galeries en kunstenaarsinitiatieven een avond lang hun deuren om te laten zien waar ze nu precies mee bezig zijn. Midden in het gesprek gaat opeens de bel. Het is een doordeweekse ochtend en officieel is Galerie Maurits van de Laar in de Herderstraat gesloten. Er staat een man voor de deur met een map onder zijn arm die een kunstwerk te koop aanbiedt. Beleefd wijst de galerist het aanbod af. Van de Laar heeft net verteld dat het kunstklimaat in Den Haag momenteel beter is dan ooit, maar dit heeft ook hij nog nooit mee gemaakt. “Dit is een heel bijzonder kunstenaarsinitiatief”, glimlacht hij.
Die vooruitgang blijkt bijvoorbeeld uit de hoeveelheid galeries die de stad momenteel telt. “Twintig jaar geleden had je er een stuk of tien, nu zijn het er zeker dertig. Het publiek is meer gewend aan beeldende kunst en koopt ook meer. Maar vergis je niet. De markt is nog steeds klein en vooral lastig te bereiken.”
Ruim tien jaar geleden nam een aantal kunstenaars die in anti-kraakruimtes in en rond de Boekhorststraat tentoonstellingen organiseerden, het initiatief voor de Haagse Rondgang. “Ze besloten elke donderdagavond open te gaan voor publiek. Vaak waren er tentoonstellingen van net afgestudeerde
kunstenaars te zien. Destijds had dat het karakter van een vrijplaats. Naar verkoopbaarheid werd niet gekeken. Al snel werd de route uitgebreid met nabijgelegen galeries. Ik was meteen enthousiast en ben er vanaf dat moment bij betrokken geweest”
Om de Haagse Rondgang ook buiten de stad bekendheid te geven werd de ‘Peter Cleutjens Award ingesteld voor de beste presentatie tijdens die open avonden. “De prijs was in feite onzin, maar het ging er vooral om interessante mensen uit de museum- en kunstwereld in de jury te krijgen, zodat die naar Den Haag toe kwamen en zo konden zien wat hier aan de gang was. Inmiddels is de Haagse Rondgang omgedoopt tot Hoogtij en vindt zes keer per jaar plaats. Gemiddeld zijn dan zestien galeries op vrijdagavond tot 11 uur open en trekken een flink aantal bezoekers. “Voor 70 procent kunstenaars, voor 30 procent uit belangstellenden”, schat Van de Laar.
Nieuw is de samenwerking met het festival TodaysArt dat elk jaar in september plaatsvindt. Van de Laar hoopt op die manier meer en vooral een ander soort publiek te kunnen trekken. Als vertegenwoordiger van de Haagse galeries is hij bovendien betrokken bij een breed overleg over het project Kosmopolis, de uitwerking van het Huis voor de Culturele Dialoog. Dat is een denktank die een dialoog op gang wil brengen tussen diverse bevolkingsgroepen. “Er wordt gesproken over een Artist in Residence programma waarbij je een toonaangevend kunstenaar of musicus uitnodigt. Die laat je een paar maanden met een frisse blik naar de stad kijken en workshops geven in de wijken. Een topartiest uit Turkije kan cursussen geven aan jongeren en een paar optredens verzorgen. Je spreekt jongeren daarmee aan in hun eigen cultuur en stimuleert ze, dat zal het kunstklimaat van de stad zeker ten goede komen.“
Hans Kamphuis is bedenker en oprichter van Designbusiness, ofwel DEB, dat bestaat uit een netwerk en een centrum. Afkomstig uit de wereld van de ontwerpers, merkte hij dat de creatieve mensen en de bedrijven die hen nodig hebben, elkaar vaak niet weten te vinden. Via DEB organiseert hij daarom brainstormbijeenkomsten en manifestaties waarop bedrijfsleven en ontwerpers elkaar kunnen ontmoeten.
34
Hans Kamphuis
Het Designbusiness Centrum is gevestigd in de Caballero Fabriek op de Binckhorst, bij uitstek een plaats waar creativiteit en bedrijvigheid samenkomen. Het idee voor DEB kwam voort uit een gevoel van Hans Kamphuis dat er op het gebied van innovatie en creatieve bedrijvigheid veel stond te gebeuren. “In Rotterdam had je de Van Nelle-fabriek. Den Haag ging aan de slag met de projectgroep Creatieve Stad en daardoor ontstond ook hier behoefte aan plaatsen waar bedrijven en ontwerpers met elkaar in contact konden komen. Dat zette me aan het denken. Met hulp van de gemeente heb ik toen DEB in het leven geroepen en inmiddels lopen er een paar grote projecten, waarvan Made in Holland de eerste is.” Onder die noemer organiseert Kamphuis eens per maand een bijeenkomst, waarvoor hij brancheverenigingen, ondernemers en ontwerpers uitnodigt en ze met elkaar laat brainstormen over nieuwe producten. “Onlangs was er een bijeenkomst met en over de verpakkingsindustrie. Er waren vertegen-
woordigers uit de kunststof- en metaalindustrie, productiebedrijven en ontwerpers. Al snel zaten ze samen te brainstormen. Dat ging heel spontaan.” Hij heeft niet de illusie dat er na zo’n dag meteen een concreet product ligt, maar zijn hoop is wel dat er ogen geopend worden en dat beide werelden contact met elkaar leggen. “Ik merk dat ze vaak elkaars taal niet spreken en een heel andere visie hebben. Volgens mij is dat de belangrijkste reden waarom het niet klikt. Samen om de tafel gaan zitten kan dat doorbreken.” Omdat enerzijds ontwerpers veel ideeën ontwikkelen waar vervolgens niets mee gebeurt, en anderzijds het bedrijfsleven behoefte heeft aan originele producten en niet weet waar ze die moet zoeken, kreeg Kamphuis het idee
voor een virtuele database. Op een website worden al die ideeën verzameld en kort gepresenteerd. Geïnteresseerde leden kunnen meer informatie krijgen en DEB bemiddelt bij het leggen van contacten. Hans Kamphuis ziet zijn eigen rol als die van aanjager. Hij brengt partijen bij elkaar waarvan hij denkt dat ze iets aan elkaar kunnen hebben en doet daarna een stapje terug. Als een koppelaar die twee verlegen minnaars de dansvloer opleidt en zelf aan de kant gaat zitten hopen dat de vonk zal overslaan. “De creatieve mens werkt vaak alleen en vanuit zichzelf. Maar als je de markt op wilt, moet je wel weten hoe daar gedacht wordt en wat men wil. Grote ontwerpbureaus lukt het wel om die bruggen te slaan, maar ik mik juist op die laag daaronder, de kleine bedrijfjes en de starters. Vanuit het bedrijfsleven wordt bovendien de behoefte aan nieuwe ideeën steeds groter omdat de doorloop van producten steeds sneller gaat. Er moeten steeds vaker steeds meer nieuwe dingen bedacht worden.” Ook het onderwijs wordt niet vergeten. In de Haagse Ontwerpstudio werkt DEB samen met de HBO-opleiding Industrieel Product Ontwerpen, IPO, van de Haagse Hogeschool. Daarbij heeft hij zich laten inspireren door het College Hotel in Amsterdam. Dat is een professioneel draaiend hotel dat grotendeels bemand wordt door studenten. Dat gebeurt in de Haagse Ontwerpstudio ook. Studenten lossen ontwerpproblemen van MKBbedrijven op en worden daarbij begeleid door professioneel personeel. Er loopt zoveel talent en vakbekwaamheid rond, dat Den Haag bijna verplicht is zich in te spannen om die voor de stad te behouden, vindt Hans Kamphuis. Zijn aanpak trekt de aandacht door het hele land. Inmiddels is hij bezig het concept waarop Designbusiness is gebaseerd te ‘exporteren’ naar Zwolle en Rotterdam. Daar is hij om meerdere redenen blij mee. “Wij moeten verder kijken dan ons eigen, bekende terrein. Je ziet dat ook grote bedrijven als Philips letterlijk de hekken om hun laboratoria afbreken. Innovatie vereist openheid, nieuwsgierigheid, kennis en contacten. En daar werken we hard aan, ook hier in Den Haag.”
Willemijn de Boer brengt kunstenaars en bijzondere
36
locaties bij elkaar. Naar voorbeeld van het fenomeen anti-kraak koppelt zij met haar bedrijf Artikraak leegstaande gebouwen aan culturele evenementen of aan kunstenaars op zoek naar inspiratie. “Dan zie je samenwerkingen ontstaan tussen mensen die dat van tevoren nooit van plan waren.”
Willemijn de Boer
Het koppelen van creatieve sector aan de vastgoedwereld met een uniek project als resultaat. Dat is de korte maar krachtige omschrijving van het werk van Willemijn de Boer en Artikraak. Voorwaarde is wel dat er iets met dat pand moet gebeuren. Jarenlang organiseerde ze feesten in leegstaande gebouwen, maar op den duur bleek dat onbevredigend. “Met heel veel mensen alleen maar een glas drinken op een leuke, gekke locatie, dat is me te oppervlakkig. Ik wil ermee aan de slag. Het gebouw moet gaan leven, er moet iets mee gebeuren.” In 2006 bijvoorbeeld, trokken bijna dertig kunstenaars in het pand van het ministerie van Financiën. Dat stond tijdelijk leeg, in afwachting van een verbouwing. Op voorwaarde dat ze het gebouw niet zouden beschadigen mochten de kunstenaars hun gang gaan, met als resultaat een aantal zeer uiteenlopende installaties van beeld en geluid. De bezoekers die erop af kwamen waren minstens zo divers. “Een van de kunstenaars werd aangesproken door een man die vertelde dat precies op de plek waar zij stonden, twintig jaar lang zijn bureau had gestaan. Ze raakten
in gesprek terwijl ze elkaar anders nooit hadden zien staan.” Dat soort ontmoetingen zijn het droombeeld van Willemijn de Boer. “Er waren bezoekers bij die anders alleen maar in de undergroundscene te vinden zijn, ambtenaren, buurtbewoners en kunstliefhebbers en ze liepen allemaal door elkaar.” Tijdelijkheid is een van de belangrijkste kenmerken van de activiteiten die ontstaan in de leegstaande panden. Het gebouw wordt niet veranderd of ingericht. De staat waarin het op dat moment verkeert, moet de tijdelijke gebruiker inspireren. Overheden als het rijk en de gemeente, maar ook grote woningbouwcorporaties staan inmiddels een stuk opener voor dit soort plannen, maar wat De Boer betreft zouden ze nog veel meer activiteiten mogen ontplooien. Wellicht dat dan ook partijen uit de commerciële sector de mogelijkheden zouden zien. Eigenlijk is het vreemd, vindt De Boer, want ook daar is regelmatig sprake van korte of langer durende leegstand. Vaak wordt dan gekozen voor anti-kraak, waarom dan niet voor arti-kraak? “Als een mooi monument tijdelijk leegstaat, kan een expositie bijvoorbeeld potentiële kopers aantrekken die zo alvast een beeld krijgen van het pand. Je geeft buurtbewoners de kans eens binnen te gaan kijken. Als vastgoedontwikkelaar creëer je op die manier een hoop goodwill.” Een ander voorbeeld is het braakliggende Norfolk terrein in Scheveningen. De komende vijf jaar gaat daar niets structureels mee gebeuren waardoor er tijd genoeg is voor creatieve projecten. In juni van dit jaar is daar een begin mee gemaakt met de Ark van Norfolk, een collage van verhalen en klanken die van oudsher bij het terrein horen. Het project is ontwikkeld in het kader van het Stroom programma voor de Dag van de Architectuur. Behalve zelfstandig ondernemer is Willemijn de Boer ook lid van het netwerk Creatieve Stad Den Haag. “Eigenlijk is Den Haag al lang een creatieve stad”, vindt ze, “maar we presenteren ons niet zo. Haagse kunstenaars hebben nu eenmaal niet zo’n grote mond. We hebben de meeste festivals van alle grote steden, maar als je hier woont heb je dat vaak niet eens in
de gaten. Meerdere festivals vinden in dezelfde, korte periode plaats. Gelukkig worden nu een aantal evenementen gebundeld onder de noemer The Hague Festivals. We moeten als Den Haag laten zien wat hier allemaal gebeurt.” Den Haag is een hele fijne woonstad zo vlak aan zee met al dat groen, goed bereikbaar en met betaalbare woonruimte, ook in het centrum. Dat zijn heel sterke kanten. Alleen het nachtleven moet nog wat verbeterd worden, vindt Willemijn de Boer. “Het zou goed zijn als er een duidelijk uitgaanscentrum zou komen, bijvoorbeeld in de Binckhorst. Dat ligt op tien minuten lopen vanaf het station en de nachttreinen. Als je daar een herkenbare plek van maakt voor jeugdcultuur met disco’s, theater en nachtclubs, dan komen de bezoekers vanzelf. Ook van buiten de stad.”
Het gebouw aan de Prinsestraat is een schoolvoorbeeld van een oud panden met een nieuwe culturele bestemming. Het vormgevingsbureau Ontwerpwerk van Guus Boudestein is gevestigd in een oude brandweerkazerne. Nu werken er vormgevers in de voormalige garage en de werkplaats is een debatzaal waar gediscussieerd wordt over van alles, waaronder ook de creatieve stad. Daar heeft hij een uitgesproken mening over.
Guus Boudestein
38
Wie bij Korzo recht de Prinsestraat oversteekt en onder de grote poort doorloopt, komt op het Guus Boudesteinplaats. Lang geleden stond hier een synagoge, later reden hier brandweerwagens met gillende sirenes uit. Nu is de binnenplaats een oase van rust in de drukke binnenstad. In het gebouw dat het plein omringt, werken de dertig vormgevers van Ontwerpwerk aan het ontwikkelen van websites, architectonische en grafische vormgeving etcetera. Den Haag Sculptuur, het Erasmusziekenhuis in Rotterdam en het Nederlans Fonds voor de Film zijn zomaar wat willekeurige voorbeelden van de vele opdrachtgevers. Dat de binnenplaats is omgedoopt tot Guus Boudesteinplein was een grapje van een opdrachtgever. Guus Boudestein zelf doet er bescheiden over. Van hem had het niet gehoeven, maar ach, eigenlijk is het wel leuk, vindt hij.
Links van de rustige binnenplaats, ligt de Idazaal. Tot 2004 zat hier Debatcentrum De Batterij, maar toen dat failliet ging, hebben Boudestein en de zijnen de ruimte zelf in beheer genomen. Ze verhuren de zaal voor discussies, lezingen, conferenties en andere debatten. Maar dat niet alleen. De vijf partners van Ontwerpwerk hebben zelf ook een mening en gebruiken de Idazaal als podium om met vakgenoten en anderen te discussiëren over vormgeving. Speciaal voor die debatavonden hebben Boudestein en zijn vier partners de stichting Designers At Work opgericht. “We bieden een podium, buiten het reguliere circuit, aan wie dat maar wil”, zegt hij, “maar als we zelf bijeenkomsten organiseren met en voor professionele ontwerpers, dan willen we daar niet onze bedrijfsnaam voor gebruiken. Die activiteiten staan los van ons werk.” Dit najaar vindt er de debatserie ‘Design: toen, nu en morgen’ plaats. Eerder al was er een avond over het stadslogo van Anton Corbijn dat Citymarketing heeft uitgekozen. Daarover waren de meningen binnen de vormgeverswereld ernstig verdeeld. “Dan nodigen we de mensen van de gemeente die daar verantwoordelijk voor zijn uit om hun keuze nu eens haarfijn te komen uitleggen”, zegt Boudestein. Den Haag staat erom bekend dat er een grote populatie aan ontwerpers woont en werkt. Maar dat is niet de reden dat hij en zijn voormalige studiegenoten in 1986 hier zijn bedrijf is begonnen, zegt Guus Boudestein. “De hele wereld is mijn inspiratie, niet per se Den Haag. Wij zijn een Nederlands bureau met een internationale oriëntatie en met opdrachtgevers in de regio maar ook in Lissabon, Milaan en Nieuw Zeeland. Wel is het een bewuste keuze om in het centrum te gaan zitten. De gemeente heeft ons erg geholpen met het aankopen van dit pand. De oude brandweerkazerne stond al twintig jaar leeg en de gemeente wilde een culturele functie aan het gebouw geven. Bovendien wilden ze graag werkgelegenheid voor de binnenstad behouden. De combinatie van ons bedrijf met het toenmalige debatcentrum De Batterij paste daar prima in.” Nu de ontwerpers zelf de Idazaal verhuren, is de gemeente één van de
vaste klanten. Ook de creatieve stad is al een paar keer onderwerp van gesprek geweest. Boudestein zelf pleit er graag voor om juist kleine initiatieven te koesteren en te beschermen. “North Sea Jazz is ook heel bescheiden begonnen en groot geworden in Den Haag. Vergelijkbare initiatieven met potentie zijn er genoeg, maar komen moeilijk van de grond. Deels door het systeem van projectsubsidies, waardoor je telkens weer opnieuw geld moet aanvragen, en deels door die eis dat alles steeds maar groot moet zijn en veel publiek moet trekken. Terwijl ik denk dat leuke initiatieven, zoals het Shoot Me Festival bijvoorbeeld, zich alleen kunnen ontwikkelen en blijven vernieuwen als je ze de ruimte geeft.” Wat hem betreft is een creatieve stad dan ook het resultaat van een samenwerking tussen gemeente en initiatieven die ontstaan vanuit de stad. Zijn mening is daarom kort maar helder: “Als je er in gelooft, geef een project dan geld en tijd om te groeien. Dan ontstaan die grote publiekstrekkers vanzelf.”
Om meer creatieve bedrijvigheid in Den Haag te krijgen is ook de Kamer van Koophandel Haaglanden volop betrokken bij de netwerken en het plannen van de Creatieve Stad. En met succes. Anke Verberne constateert dat er steeds meer bedrijfsruimte voor bedrijfjes in de creatieve sector beschikbaar komt. Daar is grote behoefte aan.
A n k e Ve r b e r n e
40
Anke Verberne is vaak in de Caballero Fabriek te vinden. De hal van deze voormalige sigarettenfabriek op de Binckhorst was ooit de kantine voor de arbeiders die er werkten. Nu is het een hoge, strak ingerichte ontmoetingsruimte met luie banken en vergadertafels, verse koffie en heerlijke broodjes. “De eerste fase van het project is afgerond,” zegt Anke Verberne. “In dit deel zijn zesentwintig bedrijven gevestigd en de wachtlijst groeit nog dagelijks. Binnenkort wordt gestart met Fase 2 en als die is afgerond, zullen er nog meer bedrijfsruimtes beschikbaar zijn voor innovatieve, culturele en creatieve ondernemers in Den Haag.”
De Caballero Fabriek is een goed voorbeeld van hoe Den Haag zich als creatieve stad moet gaan ontwikkelen, meent ze. “Er is geen ruimte om nog meer grote industrieterreinen aan te leggen. Nieuwe bedrijven moeten dus in bestaande gebouwen kunnen trekken. Dat staat voorop bij de ontwikkeling van de Binckhorst. Nu is dat nog een groot bedrijventerrein,
maar de grote ondernemingen zoals KPN trekken weg en daar komen kleinschalige, ambachtelijke en creatieve bedrijven voor terug. De Caballero Fabriek is daarvan een heel geslaagd voorbeeld. Het zet Den Haag echt op de kaart.” De KPN heeft een groot gebouw op de Binckhorst achtergelaten dat inmiddels is opgekocht door woningcorporatie Vestia. Dat heeft er de komende tien jaar nog geen concrete plannen mee. Intussen staat er een gebouw leeg met gestoffeerde ruimtes, inclusief een functionerend netwerk,
waar je zo aan de slag kunt. Zo is het idee ontstaan om creatieve bedrijven tegen een lage huur de kans te geven daar in te trekken. Achterin de grote hal van de Caballero Fabriek staat een grote groene deur open naar het incubatiecentrum voor ICT-bedrijven, BViT. Daarin zijn zowel starters als groeiende bedrijven actief, die elkaar steunen en zoveel mogelijk samenwerken. Dat idee wil Anke Verberne graag overnemen en toepassen op de ontwerpsector. “Er zijn ideeën voor een ‘industrial product design-incubator’. Dat kan in het nieuwe deel van de Caballero Fabriek, of in het Vestia-pand hier verderop. Het wordt een plek voor beginnende bedrijven, die door de Kamer van Koophandel begeleidt worden tijdens hun start en de eerste jaren van de bedrijfsvoering. Haar werk bestaat niet alleen uit het ontwikkelen van nieuwe ideeën, ook het verder stimuleren en uitbouwen van al bestaande initiatieven is belangrijk. Tijdens Design Den Haag (12 t/m 15 december 2007) bijvoorbeeld, dat dit jaar voor de tweede keer wordt gehouden, is onder andere een expositie van eindexamenwerk van studenten van de Haagse Hogeschool te zien. Verberne ziet daar een duidelijk taak voor de Kamer van Koophandel: “Wij leggen contacten met bedrijven voor wie dat mogelijk interessant zou kunnen zijn en nodigen ze uit voor een presentatie. Studenten krijgen per persoon vijf minuten om hun werk te introduceren en te proberen de interesse van de aanwezige zakenmensen in de zaal te wekken. Hopelijk komen er zo contacten tot stand en wie weet houden ze er hun eerste opdracht aan over.” Het gevoel dat er veel gaande is in Den Haag wordt straks nog versterkt door de nieuwe site www.csdenhaag.nl, waar alle broedplaatsen zich kunnen presenteren, waar een culturele agenda te vinden zal zijn, plus een overzicht van de bestaande creatieve netwerken. “Voor ons als Kamer van Koophandel zal dat een heel bruikbare ingang zijn, een aanknopingspunt om contact te zoeken met de creatieve ondernemers voor wie we iets kunnen betekenen. Maar dat geldt natuurlijk voor alle geïnteresseerden, of ze nu al in Den Haag wonen en werken, of van buiten de stad komen.”
Hans van Oel werkt op het snijvlak van economie en cultuur. Jarenlang was hij hoofd Cultuur bij de gemeente, maar sinds enige tijd zit hij tussen de economen bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling. In zijn werk voor de Creatieve Stad komt dat goed uit want daar kijkt hij naar de cultuur door een economische bril.
42
Hans van Oel
Er is nog veel te doen. Dat was belangrijkste conclusie die TNO trok nadat het had onderzocht hoe creatief Den Haag eigenlijk was. Die handschoen heeft de gemeente goed opgepakt, vindt Hans van Oel. “Er kwam geld, in totaal 2,2 miljoen, er kwam een projectgroep maar vooral kwam er draagvlak vanuit de gemeenteraad en dat is belangrijk” Twee thema’s waren vanaf het begin heel belangrijk; zichtbaarheid en kritische massa, benadrukt Van Oel. “Den Haag is een rare stad hoor”, lacht hij “Er gebeurt een heleboel, alleen weten veel mensen dat niet. De meeste mensen zitten vast in hun eigen circuitje. Daarom is het aan ons om uit te dragen wat hier allemaal te doen is. We moeten laten zien hoe goed we zijn.” Kritische massa ontstaat als het aantal initiatieven toeneemt én als ze geclusterd worden, zoals bijvoorbeeld het geval is in de broedplaats aan het De Constant Rebecqueplein, kortweg DCR dat een combinatie wordt van ateliers, bedrijven, een theater en expositieruimtes.”Hetzelfde geldt voor het gebied aan de Weimarstraat en omgeving en het Oude Centrum. Daar
trekken kunstenaars en galeries in leegstaande winkel- en bedrijfspanden. Doordat men bij elkaar gaat zitten ontstaan nieuwe initiatieven. Bovendien betekent dat een enorme revitalisering voor de buurten”, zegt Van Oel. Om gericht beleid te kunnen maken, zijn drie aandachtspunten aangewezen die prioriteit krijgen: communicatie, netwerken en panden. Communicatie heeft alles te maken met het zichtbaar maken van wat de stad te bieden heeft. Het creëren van netwerken is belangrijk om de verschillende wereldjes met elkaar in contact te brengen. De panden vormen de vierkante meters die de creatieve ondernemers en kunstenaars zo hard nodig hebben.
Maar niet alle panden komen daar voor in aanmerking, benadrukt Hans van Oel: “Ze moeten geschikt zijn als creatieve werkplaats en presentatieruimte. We willen niet dat kunstenaars zich opsluiten en alleen maar in hun eentje werken. Er moet een mogelijkheid zijn om een wisselwerking met het publiek tot stand te brengen.” De panden vormen de vierkante meters waarmee Den Haag gaat proberen talentvolle jonge kunstenaars van de opleidingen, te behouden voor de stad. “Vierkante meters zijn ontzettend belangrijk. Als we graag willen dat creatieve ondernemers en kunstenaars blijven en van buitenaf hier naartoe komen, moeten we ze iets kunnen bieden.” In die gedachte past ook het plan om de meest talentvolle afstudeerders ondersteuning aan te bieden om te starten. De Creatieve Stad is er nog over in gesprek met de Hogescholen (waaronder het Koninklijk Conservatorium, Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten en Haagse Hogeschool), maar als alles doorgaat helpt de gemeente straks talentvolle mensen met financiering, coaching en vierkante meters. Tot zijn genoegen ziet Hans van Oel dat twee jaar na de start van de Creatieve Stad er nu dingen zichtbaar worden. “We hebben een lange aanloop gehad, maar binnenkort opent de eerste officiële broedplaats DCR, aan het De Constant Rebecqueplein. Een aantal starters kan met steun van ons gaan ondernemen. De netwerkbijeenkomsten hebben nieuwe initiatieven en festivals tot gevolg. Er zit schot in de zaak”, constateert hij tevreden. Hoe kijkt hij naar de toekomst? Hoe creatief zal Den Haag over vijf jaar zijn? Van Oel ziet het wel voor zich: “Er zal een vitale en dynamische sfeer in Den Haag heersen. Het bestuurlijk commitment is nog steeds groot. Den Haag is ervan doordrongen dat het niet alleen geld kost om een creatieve stad zijn, maar dat het een positieve invloed heeft op de economie en op de kwaliteit van leven. En als ik kijk naar de vitaliteit, de professionaliteit en de samenwerking die er nu al is, heb ik daar alle vertrouwen in.”
Wie Wat
: De Constant Rebecqueplein, DCR : Theater, centrale ontmoetingsplek met horeca, twintig
ateliers, drie gastateliers, een verblijfsruimte voor Artist in Residence en een muziekstudio. Was : Kantoorruimte van de elektriciteitscentrale. Waar : De Constant Rebecqueplein 1, Stadsdeel Centrum. Oppervlakte : 4.800 m2 Wanneer : Januari 2008
De Constant Rebecqueplein is de eerste officiële broedplaats gesubsidieerd door de gemeente Den Haag. Voor het leegstaande deel van de elektriciteitscentrale die zo beeldbepalend is voor dit deel van de stad, werd een bestemming gezocht. Een groep Haagse kunstenaars ontwikkelde in nauw overleg met de gemeente een plan waarin voorop stond dat DCR meer zou worden dan simpelweg een verzameling ateliers.
DCR
44
Het pand is een ontmoetingsplek geworden waar zowel startende als meer ervaren kunstenaars uit diverse disciplines, gebruik van maken. Op de begane grond is een grote centrale ruimte die flexibel ingedeeld kan worden. Er komt een bescheiden horecagelegenheid en hier is ook het publiek welkom bij exposities en andere bijeenkomsten. Op de drie verdiepingen daarboven zijn in totaal twintig atelierruimtes voor individuele kunstenaars, plus gastenverblijven en een gastatelier met verblijfsruimte voor bezoekende artists in residence. De eerste ruimte, pal aan het plein, heeft Theater Zeebelt verbouwd tot theaterruimte, inclusief foyer. Verder is er een muziekstudioen presentatieruimte die de thuisbasis vormt van experimentele muziekgroep LOOS, maar ook andere muziekensembles kunnen deze ruimtes gebruiken. In de toekomst zullen er in DCR ook activiteiten en workshops plaatsvinden die zich speciaal richten op jongeren.
Wie Wat
: Lulofsstraat 55 : Bedrijfsruimtes voor creatieve ondernemers en productie-
ruimte voor bv. meubelmakers.
Was : Een kantoorgebouw en een bedrijfsruimte. Waar : Lulofsstraat 55, Laakhaven. Oppervlakte : 8.000 m2 Wanneer : Eind 2008
De gemeente kocht dit pand aan in 2004 met de bedoeling er huisvesting voor starters, een congresruimte en een low budget hotel in te vestigen. Toen de markt daar geen interesse voor toonde, besloot de gemeente het pand zelf te ontwikkelen. Belangrijke doelen zijn het hele gebied aantrekkelijk maken en de leefbaarheid ervan verbeteren. Dit pand is in de eerste plaats bedoeld voor experimentele initiatieven en ondernemers in de creatieve en ICT sector.
De Lulofsstraat 55 bestaat uit twee afzonderlijke gebouwen; een kantoorgebouw en een bedrijfsruimte, die met elkaar verbonden zijn. Het pand ligt op loopafstand van de Haagse Hogeschool, station Holland Spoor en de RAC-panden. Het kantoordeel beslaat ongeveer 2.000 m2, verdeeld over vier verdiepingen. Deze ruimtes zijn geschikt voor ICT bedrijven, grafisch ontwerpers en andere kleine ondernemingen in de creatieve sector. Het bedrijfsgebouw is hoog en groot (ruim 6.000 m2, verdeeld over twee verdiepingen) en leent zich uitstekend voor productie gericht werk als meubels of kleding. Daarnaast zal er een repetitie- en uitvoeringsruimte in gevestigd worden, plus ateliers en kleine bedrijfsruimtes voor faciliterende bedrijven voor de culturele sector omdat er ruimte is voor opslag.
Lulofsstraat 55
Wie Wat
: Zuidlarenstraat : Het Koorenhuis, de slagwerkafdeling van het Koninklijk
Conservatorium plus creatieve bedrijven.
Was : Schoolgebouw en praktijkruimtes van Stevin College. Waar : Zuidlarenstraat 10, Escamp. Oppervlakte : 8.300 m2 Wanneer : Januari 2008
Zuidlarenstraat
46
Dit voormalige schoolgebouw wordt het culturele centrum voor het nieuwe stadsdeel de Escamp. De hele omgeving van de Zuidlarenstraat wordt grondig opgeknapt en uitgebreid. In dit voormalige schoolgebouw komt een tweede vestiging van het Koorenhuis, het Haagse centrum voor kunst, cultuur en cultuureducatie. Ook trekt de slagwerkafdeling van het Koninklijk Conservatorium erin. Daardoor wordt de reeds bestaande samenwerking tussen deze twee culturele instellingen nog intensiever. De twee bestaande dependances van het Koorenhuis, aan de Goudsmidsgaarde en de 2e Braamstraat, zullen hierdoor verdwijnen. De overige ruimtes zullen worden verhuurd aan kleinschalige, creatieve bedrijven. Het Koorenhuis wil voor de bewoners van het stadsdeel Escamp een breed en toegankelijk cultuurprogramma ontwikkelen. Daarom is een tweede vestiging in stadsdeel Escamp gewenst.
Dit pand aan de Zuidlarenstraat leent zich goed voor gebruik door een gevarieerd publiek. Er zijn hoge hallen en ruime trappen, waardoor er ook plaats is voor presentaties en bescheiden exposities. Het conservatorium krijgt ongeveer duizend vierkante meter tot zijn beschikking. Het nieuwe Koorenhuis neemt 3.000 m2 in beslag, evenveel als de kleine bedrijfjes samen, die op hun beurt moeten zorgen voor een verbeterde werkgelegenheid in Den Haag Zuidwest.
Wie Wat
: Vestia-panden : Korzo theater, creatieve ondernemers, ateliers, Koninklijk
Conservatorium, exposities. Was : KPN complex. Waar : Binckhorstlaan 36, de Binckhorst. Oppervlakte : 35.000 m2 In gebruik : 2007
Woningcorporatie Vestia heeft deze voormalige KPN-panden gekocht vanwege zijn ligging in de Binckhorst. Dit hele gebied zal de komende vijftien tot twintig jaar ontwikkeld worden van industrieel gebied tot een centrum waar volop gewoond en gewerkt wordt. Er zijn woningen, winkels, bedrijven en een groot park gepland. Omdat het nog wel even duurt voordat er daadwerkelijk iets gaat veranderen, heeft Vestia een plan gemaakt voor de overbruggingsperiode, de komende vijf tot tien jaar. In deze periode zullen startende (creatieve) ondernemers, kunst en cultuur en onderwijs een plekje kunnen krijgen in de panden. De verwachting is dat juist op het snijvlak van deze sectoren een synergie zal ontstaan die nieuwe, onverwachte mogelijkheden zal bieden. Vanaf 2008 neemt het Korzo theater een deel van het gebouw in gebruik voor het spelen van publieksvoorstellingen. Hun eigen pand zal anderhalf jaar gesloten zijn in verband met een verbouwing. Verder komen er ateliers en het Conservatorium gaat er projecten uitvoeren. Met een aantal instellingen voor hoger onderwijs wordt op het gebied van onderwijs en ondernemerschap een programma ontwikkeld dat binnen de poorten van de Binckhorst uitgevoerd kan worden. Verder zal er ruimte zijn voor startende ondernemingen op het gebied van ICT en cultuur. Zij zullen begeleid worden door Stabij, de Haagse startersbegeleidingsmaatschappij, dat zelf ook in het pand gevestigd is.
Ve s t i a - p a n d e n
Wie Wat
: De Caballero Fabriek, CabFab : Bedrijfsruimte voor creatieve en IT-ondernemers en een
broedplaats voor startende ondernemers. Wisselende bezetting van het Ketelhuis, werkplaatsen voor kunstenaars in het Hildersgebouw. Was : Sigarettenfabriek. Waar : Saturnusstraat 60, de Binckhorst. Oppervlakte : Totaal: 12.000 m2 In gebruik : Sinds juni 2006 (Fase 1) Fase 2: medio 2008
48
CabFab
De Caballero Fabriek stond bijna tien jaar leeg nadat British American Tobacco (BAT) de productie van sigaretten naar de Achterhoek had verplaatst. In 2001 kocht de gemeente het complex, bestaande uit drie fabriekshallen plus een kantorengebouw aan. Het idee was om er, naar voorbeeld van de Van Nelle-fabriek in Rotterdam, een verzameling innovatieve, culturele en creatieve bedrijven te vestigen. Het project is opgedeeld in twee fases. Fase 1 omvatte het opknappen van de kantoren, de voormalige kantine en één van de fabriekshallen. In juni 2006 trokken de eerste bedrijven er in. Een speciale selectiecommissie zorgde er voor dat de eerste gebruikers een mengeling vormden van grote en kleine bedrijven, starters en wat meer gevestigde ondernemers. In totaal huren nu zesentwintig bedrijven een bedrijfsruimte, variërend van 24 tot 500 m2. Samen delen ze acht vergaderruimtes, pantry’s en een lunch-room. Dat het concept van de Caballero Fabriek aanslaat, blijkt wel uit het feit dat er meteen na de voltooiing van de eerste fase een lange wachtlijst ontstond van geïnteresseerde bedrijven. Een deel daarvan zal alsnog een plekje kunnen vinden in Fase 2. De verbouwing van de twee laatste fabriekshallen is medio 2007 van start gegaan en zal ongeveer een jaar in beslag nemen. Dan zullen er zestig kantooreenheden en een bedrijfsruimtes bijkomen met een totale oppervlakte van 7.500 m2.
Wie Wat
: RAC-panden : In de hallen een combinatie van (grootschalige) commer-
ciële en culturele activiteiten, plus horeca. In het voormalig kantoorgebouw is plaats voor creatieve ondernemers. Was : Rijks Automobiel Centrale (RAC), parkeergarage en wasplaats voor auto’s, plus kantoorgebouw. Waar : 1e Van der Kunstraat, Laakhaven West. Oppervlakte : 5.600 m2 Wanneer : 2009
De RAC-panden worden het culturele centrum van het gebied LaakhavenWest, dat helemaal opnieuw ingericht wordt. De robuuste straatbedekking blijft liggen en tenminste één van de hijskranen blijft staan. Zo houdt het terrein zijn industriële uitstraling.
Het gebouw bestaat uit twee aan elkaar gekoppelde hallen en een bijgebouw. De bedoeling is om de hallen geschikt te maken voor het organiseren van zowel culturele als commerciële evenementen. Een ander belangrijk onderdeel wordt een horecafunctie. Onderzocht wordt nog of die ook los van de hallen kan functioneren, wat aantrekkelijk zou zijn voor de toekomstige bewoners. Om structureel, ook overdag, nieuw publiek naar de locatie te krijgen, zijn meerdere trekkers nodig. Behalve horeca wordt daarom ook gedacht aan het vullen van het kantoorgedeelte, dat tegen de hallen aanligt, met werkruimtes voor creatieve ondernemers. Gezien de locatie en het feit dat alles er nog moet ontstaan, richt de herontwikkeling van het werkgebouw zich op bedrijven in de creatieve sector (onder andere grafische ontwerpers, reclame, marketing bedrijven en evenementen organisatie). Het is de bedoeling om vanuit deze ruimte een link te leggen naar de naastgelegen hallen.
RAC-panden
Sluit je aan bij de Nieuwe Garde Den Haag Op de bijeenkomsten van de Nieuwe Garde komen veel creatieve mensen af. Iedereen mag weer iemand anders introduceren; daar leg je makkelijk contacten. Kijk voor presentaties en evenementen op de website.
www.nieuwegarde.nl/organisation/denhaag
Tips & tricks
50
Juist in kleine zalen gebeuren vaak spannende dingen. Bijvoorbeeld de voorstellingen in het Paradijs van de Koninklijke Schouwburg, of bij TAG. Ook de films van het Shoot me Festival zijn net even anders. Een mooie combinatie van groot en klein is het Crossing Border Festival waar veel grote namen vaak in kleine zalen optreden, soms voor niet meer dan dertig mensen.
www.ks.nl www.tag004.nl www.shoot-me.nl www.crossingborder.nl Meld je aan voor de nieuwsbrieven, en ga eens kijken. Ook -of juist- als de namen je niets zeggen.
Ga naar King Kong Galerie aan de Prinsegracht 8. Daar zijn vaak nieuwe dingen te zien op het gebied van muziek, beeldende kunst en vormgeving.
www.kingkong-galerie.nl
Café Koos, Boekhorststraat 58, gekke tent met mensen van allerlei pluimage, van kunstenaars tot buurtbewoners en van alles daar tussenin.
Ga naar de Grote Markt en bezoek de Zwarte Ruiter, Café September, Zeta en Boterwaag. De kans dat je daar vakgenoten tegenkomt is groot.
Bezoek de portal van Bureau Creatieve Stad Den Haag waarop veel creatieve initiatieven zich presenteren. Daar zijn ook een agenda en nieuwsbrief te vinden.
www.csdenhaag.nl
Bezoek “Design Den Haag”, jaarlijks in december op diverse locaties in Den Haag.
www.designdenhaag.nl
Maak een lunchafspraak in de Caballero Fabriek.
www.caballerofabriek.nl
Bezoek HOOGTIJ: tweemaandelijks op vrijdagavond een spannende route langs kunstenaarsinitiatieven en galeries.
www.hoogtij.net
Ga eens langs bij het GEMAK: de kersverse dépendance van het Gemeentemuseum in de Vrije Academie waar westerse en niet westerse kunst elkaar moeten gaan ontmoeten.
www.gemak.org
52
Aantekeningen
w w w. c s d e n h a a g . n l
Creatieve Stad Den Haag