De competente sociaal agoog Elke beroepsopleiding hanteert een eigen competentieprofiel waar de beginnende professional aan moet voldoen. De competenties daaruit komen overeen met de landelijk vastgestelde beroepskwalificaties. Hoewel het woord ‘competentie’ niet eenduidig wordt gehanteerd en zeker niet eenvoudig te definiëren valt, is het wel duidelijk dat er fundamentele competenties zijn die een algemene maatschappelijke waarde vertegenwoordigen (zoals burgerschapscompetenties). Daarnaast zijn er domeinspecifieke competenties die gelden voor het hele sociale domein (competente programmeren bijvoorbeeld) en branchespecifieke competenties (zoals competenties van ondernemerschap en professionalisering). Bovendien zijn er nog beroepsspecifieke competenties die uitsluitend bij een bepaalde beroepssector van belang zijn (zoals competenties van muziektherapie of van ouderenzorg). verschillende competentiegebieden fundamentele competenties
domeinspecifieke competenties
branchespecifieke competenties
beroepsspecifieke competenties
Voor de bepaling van het beheersingsniveau van competenties wordt uitgegaan van algemene kenmerken van de taakuitvoering. Allereerst is er het niveau van zelfstandige werkuitvoering. Dan volgt het niveau van het dragen van verantwoordelijkheid. Transfer van vaardigheden en ervaring naar andere situaties is een ander niveau en het demonstreren van competenties in complexe werksituaties wordt gezien als weer een ander beheersingsniveau. niveau-indeling van competenties zelfstandigheid
verantwoordelijkheid
transfer
complexiteit
Competenties op het gebied van programmeren kunnen nogal verschillend uitwerken. Het maakt veel uit of een competentie wordt gedemonstreerd in bijvoorbeeld een probleemgerichte of een kansgerichte benadering. Het maakt ook nogal verschil of er vraaggericht of aanbodgericht wordt gewerkt. Als het bereiken van een vastomlijnd resultaat een primair doel is, zal een programma anders van opzet en begeleiding zijn, dan wanneer de startgegevens van de context, situatie en gebied het eerste uitgangspunt zijn. Er kunnen negen taakdimensies worden onderscheiden. Een uitdagende en leuke programmeeropdracht kan zijn om de negen onderstaande taakdimensies als uitgangspunt te nemen voor negen programmavariaties op eenzelfde thema. Je kiest een actueel thema of probleem uit de beroepspraktijk, waarvoor negen personen of werkgroepjes elk een ander startpunt of taakdimensie toebedeeld krijgen. In de uitvoering van een dergelijke opdracht en de vergelijking van bereikte resultaten worden tevens de verschillen en de betekenissen van de taakbenaderingen duidelijk.
Voorbeelden bij Denken en doen – 1/7
negen taakdimensies van programmeren (negen verschillende benaderingen voor een ontwerp) vraag
probleem
kans
context
gebied
integraal
aanbod
resultaat
rekenschap
Competentieschema domein Social Work Competenties die betrekking hebben op programmeren kunnen worden ontleend aan de competentieprofielen van de verschillende beroepen in het sociale domein. Hier volgt een overzicht van alle competenties van CMV (culturele en maatschappelijke vorming), SPH (sociaalpedagogische hulpverlening), MWD (maatschappelijk werk en dienstverlening) en CT (creatieve therapie). Het overzicht van competenties kan aan elke hogere sociaal-agogische opleiding net iets anders zijn samengesteld. Het hier volgende overzicht moet gelezen worden als een studie naar verschillende competenties en heeft geen officiële status. Er kunnen geen rechten aan worden ontleend. Het overzicht dient om studenten te helpen het eigen competentieprofiel van programmeren uit te werken.
Segmenten kerncompetenties In het overzicht staan alle competenties per segment bij elkaar. Zij zijn overgenomen uit de landelijk opgestelde opleidingsprofielen van CMV, SPH, MWD en CT. De cursieve formulering geldt voor het brede beroepsgebied van Social Work.
Segment A Het plan- en procesmatig werken met een cliënt of een cliëntengroep A1 Het procesmatig op gang kunnen brengen, onderhouden en afsluiten van een agogische relatie met een cliënt of cliëntengroep gericht op hulp- en/of dienstverlening ■ De CMV-er is in staat contact te leggen met diverse klanten opdat de agogische relaties tot stand kunnen komen en samenwerking gestimuleerd wordt. ■ De CMV-er is in staat om interactieprocessen in en tussen individuen, groepen, organisaties en gemeenschappen te initiëren en stimuleren en daarin structurerend op te treden. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om de therapeutische relatie met de cliënt op te bouwen en te bestendigen, interventies te plegen in de therapeutische relatie en oog te hebben voor het effect van deze interventies. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan een professionele samenwerkingsrelatie met cliënten aangaan gericht op de maatschappelijke participatie en maatschappelijke (re)integratie van cliënten. ■ De SPH-er is in staat tot het verlenen van sociaal-pedagogische hulp. ■ De SPH-er kan vanuit theoretische kaders complexe problemen van cliënten in kaart brengen en ana lyseren.
Voorbeelden bij Denken en doen – 2/7
A2 Het m.b.v. relevante sociaalwetenschappelijke theorie(n) kunnen maken van een analyse van een hulp- of dienstverleningsvraag van een cliënt of cliëntengroep ■ De CMV-er is in staat de situaties en achtergronden van diverse klanten te verkennen en te analyseren. ■ De CMV-er is in staat een analyse te maken van de culturele en maatschappelijke context waarin klanten zich bevinden en waarbinnen de agogische dienstverlening plaatsvindt. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om diverse informatiebronnen te raadplegen, teneinde zich voor te bereiden op de behandeling. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om zich voor te bereiden op de behandeling. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan met cliënten de situatie verkennen, analyseren en op grond hiervan een hulpvraag formuleren. ■ De SPH-er kan al of niet samen met cliënt en cliëntsysteem hulp-, zorg- of preventievragen formuleren. A3 Het kunnen maken van een methodisch en agogisch verantwoord handelingsplan waarin de vraag van een cliënt of cliëntengroep centraal staat ■ De CMV-er is in staat om activiteiten en programma’s te ontwerpen en daarbij verbindingen te leggen tussen educatieve, het culturele en kunstzinnige, het recreatieve en de samenlevingsopbouw. ■ De CMV-er is in staat educatieve, recreatieve, culturele en kunstzinnige activiteiten te ontwerpen voor en met diverse klanten. ■ De CMV-er is in staat om binnen de agogische relatie te functioneren als degene die arrangeert, animeert en activeert, informeert en de klanten iets leert. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij via een gesprek met de cliënt in staat is om het creatief therapeutische behandelplan af te stemmen op de hulpvraag van de cliënt. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan de cliënt ondersteunen bij het benoemen van verbetermogelijkheden; in overleg met cliënten een hulp- en dienstverleningsplan opstellen of op indicatie ongevraagd cliënten een hulpaanbod doen en waar nodig verwijzen naar andere personen of instellingen. ■ De SPH-er kan vanuit hulp-, zorg- of preventievragen waar mogelijk samen met cliënt en cliëntsysteem een zorg- of behandelplan opstellen en verantwoorden. A4 Het t.b.v. het resultaatgericht uitvoeren van een handelingsplan inzetten van relevante creatiefagogische methoden, middelen en technieken ■ De CMV-er is in staat om methoden en technieken van het werken met klantgroepen te hanteren en toe te passen op het terrein van de agogische dienstverlening. ■ De CMV-er is bekwaam in het bewust en doelgericht inzetten van spel, sportieve en kunstzinnige methoden in leerprocessen gericht op het verwerven van sociale en culturele competenties op het terrein van educatie, recreatie, samenlevingsopbouw en kunst en cultuur (Utrechtse opvatting).
Voorbeelden bij Denken en doen – 3/7
■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om de gekozen creatieftherapeutische werkwijze, methode, werkvormen, technieken en materialen te hanteren en oog te hebben voor de effecten van zijn interventies. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan een beargumenteerde keuze maken uit een, of een mix van, methoden en methodieken van het maatschappelijk werk en deze kunnen hanteren. ■ De SPH-er kan vanuit hulp-, zorg- of preventievragen een beargumenteerde keuze maken uit beschikbare zorg-, behandel- en preventiemethodieken. A5 Het kunnen evalueren van het totale proces en het resultaat van de uitvoering van het handelingsplan en daarop kritisch kunnen reflecteren ■ De CMV-er is in staat om bij het programmeren en organiseren met en voor diverse klanten zich voor zijn methodieken technisch en normatief te verantwoorden. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om met de verwijzer, het behandelteam en de cliënt de resultaten van de behandeling te bespreken in het licht van de gestelde behandeldoelstellingen, de gekozen behandelstrategie en de tijdsplanning. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan een hulp- en dienstverleningsplan uitvoeren met individuen en groepen. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan werken namens cliënten door te bemiddelen tussen cliënten en hun sociale omgeving; belangen van cliënten te behartigen en zo nodig voorzieningen regelen. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan de hulp- en dienstverlening coördineren en rapporteren aan derden over cliënten. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan met cliënten maatschappelijke factoren signaleren die bij cliënten problemen veroorzaken. Op grond hiervan veranderingen in de maatschappelijke context in gang zetten en onder de aandacht brengen van verantwoordelijke instanties, personen en de eigen sector. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan met betrokkenen een hulp- en dienstverleningstraject evalueren en afsluiten. ■ De SPH-er kan samen met anderen het behandel- of zorgplan uitvoeren, evalueren, bijstellen en afronden. ■ De SPH-er kan de belangen van de cliënt naar derden behartigen.
Segment B Het werken binnen of vanuit een sociaalagogische organisatie B1 Het binnen en vanuit een sociaalagogische organisatie kunnen werken met gegeven inhoudelijke, beleidsmatige, organisatorische, financiële en juridische kaders ■ De CMV-er is in staat een bijdrage te leveren aan het beheer en het beleid van de instelling, de organisatie, het project of initiatief waarin hij werkzaam is. ■ De CMV-er is in staat te functioneren in en vanuit de organisatie, waarbij hij productief weet om te gaan met zijn grenzen en mogelijkheden. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om een bijdrage te leveren aan beleid en beheer van de organisatie.
Voorbeelden bij Denken en doen – 4/7
■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om te functioneren vanuit de doelstellingen en het beleid van de instelling. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan in een netwerkverband (inter)disciplinair samenwerken en verantwoording afleggen voor het eigen professioneel handelen. ■ Een SPH-er kan voorwaarden scheppen die noodzakelijk zijn voor het verlenen van sociaalpedagogische hulp binnen een institutioneel kader. ■ De beginnende SPH-er kan de sociaal pedagogische inbreng in de samenwerking met andere disciplines profileren en legitimeren. B2 Het op basis van systematische resultaatevaluaties en aanvullend marktonderzoek kunnen leveren van inhoudelijke en organisatorische bijdragen aan de kwaliteitsverbetering en/of vernieuwing van de hulp- en/of dienstverlening ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om verantwoording af te leggen over effectiviteit en efficiëntie van het eigen professionele handelen. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om een bijdrage te leveren aan beleid en beheer van de organisatie. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om een bijdrage te leveren aan de kwaliteitszorg van de instelling. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan leiding en begeleiding geven aan collega’s en anderen. ■ De SPH-er kan binnen een institutioneel kader materieel en immaterieel beleid ontwikkelen dat een kwalitatief verantwoorde uitvoering garandeert van zorg- en behandelplannen. B3 Het binnen een sociaalagogische organisatie kunnen leiden van multidisciplinaire projecten ■ De CMV-er is in staat als sociaal en cultureel ondernemer op te treden binnen en buiten de eigen organisatie. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van het algemene beleid, beheer en kwaliteitszorg van een organisatie. ■ De SPH-er kan leiding en begeleiding geven aan collegae die bij de sociaalpedagogische hulpverlening zijn betrokken. B4 Het namens of vanuit een sociaalagogische organisatie deelnemen in multidisciplinaire projecten binnen - of verbonden met het Social Work domein ■ De CMV-er is in staat professionele relaties met overheden en met andere organisaties te ontwikkelen. ■ De CMV-er is in staat samenwerkingsrelaties aan te gaan, te ontwikkelen en te onderhouden. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om met collega’s samen te werken en daarbij een bijdrage te leveren aan de teamvorming. ■ De maatschappelijk werker kan contact aangaan met verschillende partijen in professionele netwerken en daarbij kunnen optreden als vertegenwoordiger van de eigen instelling en in staat zijn het eigen beroep duidelijk te profileren. ■ De SPH-er kan bijdragen aan de ontwikkeling en vernieuwing van instellingsmethodieken.
Voorbeelden bij Denken en doen – 5/7
B5 Het leiding en begeleiding kunnen geven aan vrijwilligers en medewerkers binnen een sociaalagogische organisatie ■ De CMV-er is in staat om als begeleider leiding te geven aan vrijwilligers en medewerkers bij ontwikkeling, planning en uitvoering en evaluatie van activiteiten op het terrein van de agogische dienstverlening. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om met collega’s samen te werken en daarbij een bijdrage te leveren aan de teamvorming. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan door het doen van beleidsvoorstellen bijdragen aan ontwikkeling en verbetering van hulpverleningsaanbod van een (netwerk)organisatie. ■ De SPH-er kan optreden als vertegenwoordiger van een sociaalpedagogische instelling.
Segment C Het werken aan sociaalagogische beroepsontwikkeling in het algemeen en van de beroepskracht zelf in het bijzonder C1 Het vanuit een lerende beroepshouding kunnen evalueren van – en het kritisch kunnen reflecteren op – het eigen beroepshandelen t.b.v. verdere beroepsmatige competentieontwikkeling ■ De CMV-er is in staat een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en vernieuwing van het beroepsmatig handelen in interactie met klantgroepen, collega’s, leidinggevenden en beroepsorganisaties. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om het beroepsmatig handelen, houding en motivatie te beschrijven, er op te reflecteren en deze verder te ontwikkelen. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan zichzelf als professional verder ontwikkelen in het perspectief van een eigen loopbaan. ■ Een SPH-er is in staat tot het voortdurend actualiseren en legitimeren van het beroepsprofiel. ■ De SPH-er kan het beroepsprofiel naar derden legitimeren. C2 Het vanuit de voortdurende veranderende vragen van cliënten of cliëntgroepen in veranderende maatschappelijke contexten bijdragen kunnen leveren aan de innovatie van beroepspraktijken binnen het domein Social Work ■ De CMV-er is in staat een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en vernieuwing van het beroepsmatig handelen in interactie met klantgroepen, collega’s, leidinggevenden en beroepsorganisaties. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om de eigen professionaliteit voortdurend te ontwikkelen door te leren van nieuwe situaties rondom cliënten en in de samenleving. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan reflecteren op het eigen beroepshandelen en deze naar anderen legitimeren. ■ De SPH-er kan het beroepsprofiel voortduren kritisch doordenken en een bijdrage leveren aan de vernieuwing daarvan.
Voorbeelden bij Denken en doen – 6/7
C3 Het kunnen uitvoeren van praktijkgestuurd onderzoek t.b.v. theorie- en methodiekontwikkeling binnen het domein Social Work ■ De CMV-er is voortdurend actief met gegevens te verzamelen ten behoeve van de beroepsuitoefening en deze, zo mogelijk in samenwerking met onderzoekers, te analyseren op consequenties voor methodiekontwikkeling en voor de verbetering van technieken en instrumenten voor het beroepshandelen. ■ De beginnend creatief therapeut is in staat om systematisch gegevens te verzamelen over de beroepsuitoefening, die te onderzoeken en de uitkomsten te vertalen naar consequenties voor het beroep. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan systematisch gegevens over de beroepsuitoefening verzamelen, deze onderzoeken en de uitkomsten vertalen naar consequenties voor de uitoefening van het beroep. ■ De SPH-er kan relevante maatschappelijke ontwikkelingen en wetenschappelijke resultaten betrekken in de verdere ontwikkeling en legitimering van het beroep. C4 Het binnen en vanuit het domein Social Work kunnen leveren van bijdragen aan het tot stand komen van wetenschappelijk onderzoek en uitkomsten van relevant wetenschappelijk onderzoek toepasbaar maken voor de sociaalagogische beroepspraktijk ■ De CMV-er levert een actieve bijdrage aan onderzoek door signalen, trends en veranderingen in de samenleving te vertalen naar vragen over de beroepsuitoefening en door actieve bijdrage aan praktijkonderzoek, dat gericht is op verbeteringen van het beroep en het beroepshandelen. ■ De beginnend creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is om veranderingen in de samenleving te signaleren, te onderzoeken en de resultaten hiervan te vertalen in een bijdrage aan het beroep en het beroepshandelen. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan relevante maatschappelijke ontwikkelingen en wetenschappelijke resultaten betrekken in de verdere ontwikkeling en legitimering van het beroep. ■ De SPH-er kan een bijdrage leveren aan de wetenschappelijke fundering van het beroep. C5 Het in woord en geschrift kunnen leveren van nationale en internationale bijdragen aan de innovatie en legitimering van Social Work tegen de achtergrond van actuele maatschappelijke vraagstukken ■ De CMV-er is in staat een bijdrage te leveren aan de maatschappelijke profilering en legitimering van CMV en daarbij zijn positie te bepalen in het maatschappelijk debat over de reikwijdte, plaats en functie van CMV. ■ De beginnend creatief therapeut draagt actief bij een de ontwikkeling en profilering van het beroep en is in staat resultaten hiervan neer te leggen in publicaties in vaktijdschriften. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan bijdragen aan de wetenschappelijke fundering van het beroep. ■ De beginnende maatschappelijk werker kan bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het beroepsprofiel. ■ De SPH-er kan vanuit de vernieuwing van het beroepsprofiel vormgeven aan de eigen professionalisering en die van collegae.
Voorbeelden bij Denken en doen – 7/7