Universiteit van Amsterdam
De bruiloft van
Peleus en Thetis in
de Griekse literatuur Begeleider: I. J. F. de Jong
Louise Nuismer 27 juni 2014
Studentnummer: 10542981
Masterscriptie (18 EC) Classics and Ancient Civilizations: Classics
Woordaantal: 20.496
Inhoudsopgave Inleiding .................................................................................................................................................. 2 1. Homerus’ Ilias ..................................................................................................................................... 2 1.1. De aanloop naar de bruiloft: variatie in het material.................................................................... 6 1.2. De bruiloft: een contrast tussen sterfelijkheid en onsterfelijkheid ............................................... 7 1.3. De goddelijke geschenken als prolepsis voor Hector’s dood ...................................................... 9 1.4. Prolepseis voor Achilles’ dood .................................................................................................. 11 1.4.1. De goddelijke geschenken ................................................................................................... 12 1.4.2. De aanloop naar de bruiloft ................................................................................................. 12 1.4.3. Aanpassing material ............................................................................................................ 14 1.5. Aanpassing material: een internal prolepsis voor Dolon’s dood ............................................... 15 1.6. Aanpassing material: explicit prolepsis voor de dood van Achilles .......................................... 16 2. Alcaeus 42 ......................................................................................................................................... 17 3. Pindarus ............................................................................................................................................. 22 3.1. Pythische 3 ................................................................................................................................. 23 3.2. Nemeïsche 5................................................................................................................................ 24 4. Euripides’ Iphigeneia in Aulis ........................................................................................................... 25 4.1. Het derde stasimon ..................................................................................................................... 27 4.1.1. De Centauren ....................................................................................................................... 27 4.1.2. Ganymedes .......................................................................................................................... 27 4.1.3. De Muzen ............................................................................................................................ 27 4.1.4. Alles van goud ..................................................................................................................... 28 4.1.5. Chiron .................................................................................................................................. 29 4.2. Een nieuwe weergave ................................................................................................................. 34 5. Quintus Smyrnaeus’ Posthomerica ................................................................................................... 35 5.1. Boek 3 en 4: Het material aangepast aan een addressaat ........................................................... 36 5.2. Boek 5: Material aangepast aan een ekphrasis .......................................................................... 40 Conclusie ............................................................................................................................................... 45 Bibliografie............................................................................................................................................ 47
1
Inleiding Het huwelijk van Peleus en Thetis is een van de meest bekende verhalen uit de Griekse oudheid. De mythe vinden we bij talloze auteurs. Vaak vormt het huwelijk een contrast met andere personages. Hoe zit dit precies? In deze scriptie zal ik met behulp van een narratologische analyse bestaande interpretaties over de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis in de Griekse literatuur aanscherpen. Deze narratologische analyse houdt in dat ik een reconstructie van het material zal maken van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis. Het maken van een reconstructie van het material, ook wel ‘the referential level’ genoemd, is relevant voor het onderling vergelijken van passages in antieke teksten, die hetzelfde material op verschillende manieren aanpassen. 1 Voordat we echter een reconstructie kunnen maken van het material, moeten we de fabula van de bruiloftsepisode reconstrueren. 2 Als we deze reconstructie hebben gemaakt, dan kunnen we de aanpassingen die de verteller in het material aanbrengt benoemen. In deze scriptie zal ik met behulp van een narratologisch kader de variaties in het material proberen te verklaren. Om de materials met elkaar onderling te vergelijken, is het ook noodzakelijk dat we eerst de bouwstenen, waaruit de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis is opgebouwd, specificeren. De episode bestaat namelijk uit de volgende vijf elementen. Het eerste element is de aanloop naar de bruiloft. De bruiloft zelf is het tweede element, waarbij een belangrijk kenmerk is dat alle goden te gast waren. Als derde element hebben we de twee huwelijksgeschenken van de goden, namelijk de goddelijke wapenrusting en de twee onsterfelijke paarden. Van de episode is het vierde element de geboorte van Achilles, de zoon van Peleus en Thetis. Tot slot is het vijfde element de held Achilles, die vroeg aan zijn einde komt. Vanwege de beperkte ruimte van deze scriptie beperk ik mijn onderzoeksgebied enkel tot de bruiloftsepisode in de Griekse literatuur. Ik zal daarom bijvoorbeeld niet ingaan op Catullus’ Carmen 64, ondanks de grote rol die de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis in dit gedicht speelt. In deze scriptie zullen de volgende Griekse teksten, waarin de mythe naar voren komt, aan de orde komen: Homerus’ Ilias, fragment 42 van Alcaeus, de derde Pythische Ode en de vijfde Nemeïsche Ode van Pindarus, Euripides’ Iphigeneia in Aulis en tot slot boek drie, vier en vijf van Quintus Smyrnaeus’ Posthomerica.
1. Homerus’ Ilias De eerste tekst die ik in deze scriptie zal behandelen is de Ilias van Homerus. Voordat ik een reconstructie geef van de fabula geef ik eerst in een weergave van het scholarship over de bruiloft van Peleus en Thetis in de Ilias. Reeds vele geleerden hebben de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis, of elementen uit de episode, in de Ilias onderzocht. In het vervolg zal ik bespreken welke interpretaties er tot nu toe aan deze episode in de Ilias gegeven zijn. March, in haar onderzoek naar de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis, concludeert dat deze episode in de Ilias nogal eenzijdig aan bod komt: ‘Because the Kypria has been lost, together with its story of the younger 1
De Jong (2014 forthc.) 43-44: ‘‘The material’ is relevant for ancient narrative texts, which deal with the same myths over and over again.’ 2 De Jong (1987) 19 ‘consisting of a logically and chronologically related series of events, is the result of all kinds of activities by characters in a fictional world.’
2
Peleus and his splendid marriage to the see-goddess Thetis, epic gives us an image only of the old and afflicted Peleus of the Iliad.’ 3 Met behulp van een analyse zal blijken dat deze opmerking slechts voor een gedeelte klopt. Er wordt in de Ilias namelijk een veel uitgebreider beeld van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis gegeven dan March concludeert. De vraag, in hoeverre de verteller van de Ilias de episode behandelt, wordt beantwoord bij het maken van een reconstructie van het material. Finlay scherpt in zijn artikel de bevindingen van March aan, door te stellen dat Peleus, als vader van Achilles, een ontzettend belangrijke rol vervult in de Ilias, ondanks dat Peleus zelf geen rol speelt in de plot. 4 Naar het idee van Finlay laten alle passages, waarin de verteller Peleus oproept, zien hoe belangrijk de band is tussen een vader en zijn zoon: ‘In Homeric society, the relationship between father and son was fundamental.’ 5 Tot eenzelfde conclusie komt ook Kirk. 6 Het personage Peleus vervult dus de typische rol van een vader die zijn zoon naar Troje stuurt om oorlog te voeren. Maar wat is dan de rol van Peleus’ huwelijk met Thetis? Een idee dat enigszins in het verlengde ligt van de bovenstaande interpretaties, is dat de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis wordt ingezet om pathos op te roepen. Uit het commentaar van Janko kan geconcludeerd worden dat de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis de pathos van Achilles’ situatie versterkt. Dit geldt, volgens Janko, zowel voor het personage Peleus (‘Akhilleus can envisage nothing worse than losing his old father far off over the sea’) 7 als voor het personage Thetis (‘nor do we fail to see the pathos of Thetis, the careful mother, packing for her doomed son the human comforts of warm clothes.’) 8 De episode van de bruiloft van Peleus en Thetis, of elementen uit die episode, functioneren dus als een trigger voor de luisteraar van het verhaal om mee te leven met het personage Achilles als ook met zijn ouders, die op het punt staan hun enige zoon op het slagveld te verliezen. Afgezien van het feit dat de vaderlijke rol van Peleus en de rol van Thetis als bezorgde moeder, die achter de held Achilles staan, de pathos van de situatie versterken, heeft men ook ingezien dat een verwijzing naar ofwel Peleus ofwel Thetis wordt opgeroepen om een contrast te vormen tussen sterfelijkheid en onsterfelijkheid. Schein interpreteert het gegeven dat telkens wanneer er naar een van de bruiloftsgeschenken gerefereerd wordt, (een belangrijk element uit de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis), de sterfelijkheid van Achilles des te duidelijker naar voren komt, ondanks zijn half-goddelijke afkomst. 9 Edwards stelt in zijn commentaar dat dit niet alleen voor Achilles geldt, maar ook voor andere helden: de onsterfelijke geschenken zorgen voor een ‘ironic contrast’ met hun onvermogen om de levens van de helden Patroclus, Hector en Achilles te redden. 10 Dus de goddelijke geschenken, een element van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis, zorgen voor een vorm 3
March (1987) 3. Finlay (1980) 268 ‘it is not Achilleus but his father Peleus, a very significant figure in the Iliad, even though he does not himself appear in the poem. Although Achilleus was the mightiest warrior among the Achaians, he was still part of his father’s household, and as ‘’a mere child’’ (9.440) he was sent to Troy by Peleus, who gave him his armor and horses to use, as well as his warriors to command.’ 5 Finlay (1980) 268; en 268: ‘The heroes of the Iliad are frequently identified by their filial status; thus Achilleus is “son of Peleus” 6 Kirk (1985) 251 ‘Peleus was a respected figure who typically filled the rôle of the father sending off his son to Troy.’ 7 Janko (1992) 317. 8 Janko (1992) 346 9 Schein (1984) 93 ‘Just as Thetis’ power is juxtaposed with her inability to help Achilles, so the divine gifts which he owes to his partens’ marriage magnify him as half-divine only to make his actual mortality that much clearer and more poignant.’ 10 Edwards (1991) 81 ‘it seems possible that an ironic contrast is intended between the immortal gifts and their failure to save the lives of Patroklos, Hector, and Akhilleus himself.’ 4
3
van dramatische ironie wanneer ze niet in staat zijn om de grote helden te behoeden voor de dood die boven hun hoofd hangt. Tevens merkt Edwards op dat de verteller het gegeven dat deze onsterfelijke geschenken de helden eigenlijk een vorm van onkwetsbaarheid zouden moeten verlenen uit de weg gaat. 11 Kakridis biedt een oplossing voor het probleem, dat Edwards aankaart. Kakridis, die zich heeft verdiept in een van de goddelijke geschenken van de Peleus en Thetis episode, betoogt dat de goddelijke wapenrusting van Peleus, een element van de mythe dat bekend geweest moet zijn in de vroeg-Griekse dichtkunst, 12 geplaatst wordt in het thema van wraak. Het feit dat Hector de wapenrusting heeft afgenomen van Patroclus, rechtvaardigt nu de wraak die Achilles wil nemen op de hybris van Hector. 13 De wapenrusting van Peleus, een belangrijk element uit de episode van Peleus en Thetis, fungeert volgens Kakridis als een ‘kurze Erzählung über die hohe Herkunft der Waffen’ om de ‘Hybris Hectors, der sie anzieht, stärker zu unterstreichen.’ 14 Ook concludeert hij dat het uittrekken van de goddelijke wapenrusting een voorwaarde is voor de dood van een held. 15 Samenvattend zijn er tot nu toe de volgende interpretaties gegeven aan de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis. De episode of elementen uit de episode benadrukken de vaderlijke rol van Peleus en de rol van Thetis als bezorgde moeder om het lot van haar zoon. Op deze manier kan de episode van Peleus en Thetis pathos oproepen. Daarnaast vormt de episode een contrast tussen de onsterfelijke geschenken die zijn gegeven op de bruiloft en de onsterfelijkheid van de helden Patroclus, Hector en Achilles. Deze goddelijke geschenken, als element van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis, zorgen bovendien voor een vorm van dramatische ironie wanneer ze niet in staat zijn om de grote helden te behoeden voor de dood die boven hun hoofd hangt. Tot slot zorgt dit element van de episode, namelijk de goddelijke wapenrusting van Peleus, voor een rechtvaardiging van Achilles’ wraak op Hector. Hector moet namelijk gestraft worden voor het feit dat hij, na Patroclus te hebben gedood, hybris vertoonde door de wapenrusting af te pakken. In de Ilias staat Achilles dus – en met hem zijn ouders, Peleus en Thetis – vrij centraal. Met behulp van een narratologisch framework kunnen we de interpretaties aanscherpen die tot nu toe aan de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis of aan elementen daaruit gegeven zijn. Nu ik de secundaire literatuur besproken heb zal ik een reconstructie van de fabula en het material maken. Aan de hand van een reconstructie is het mogelijk bepaalde aanpassingen te kunnen verklaren. De moeilijkheid van het maken van een reconstructie van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis, is dat de verteller van de Ilias door zijn elliptische vertelstijl de indruk wekt dat hij mythologische kennis als bekend veronderstelt. Maar hoe ver moet men deze lijn doortrekken? Schein wil aantonen dat juist omdat de verteller van de Ilias bepaalde elementen van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis weglaat, de verteller deze
11 Edwards (1991) 139 ‘These recurrent reminders of Akhilleus mortality form an ironical counterpoint to the other theme of this book, that of the divinely made armour, which ought to confer invulnerability (an issue which Homer takes some care to avoid).’ 12 Kakridis (1961) 295 ‘Die Einführung des Waffentauschs weiß Homer sich vielfach zunutze zu machen. Offensichtlich bot ihm das Motiv die Möglichkeit, eine Hoplopoiie in die Ilias einzufügen, ein Motiv also, das in der frühgriechischen Dichtung sehr beliebt zu sein scheint und das vielleicht ursprünglich den Πηλέως γάμοι angehörte. 13 Kakridis (1961) 295 ‘Dadurch werden auch die Gründe verstärkt, die Achilleus hat, sich an Hector zu rächen: der Verlust der Rüstung ist ja für jeden Helden eine große Schande gewesen.’ 14 Kakridis (1961) 296. 15 Kakridis (1961) 292 ‘dem zum Tode geweihten Helden muβ die Rüstung erst gewaltsam abgezogen werden, damit der tödliche Schuβ ihm treffen kann.’
4
niet genoemde elementen benadrukt. 16 Hetzelfde idee betoogt Slatkin. 17 Bij het maken van een reconstructie van het material in de Ilias zal ik echter alleen kijken naar informatie die in de tekst te vinden is. Ik zal niet de methode van Slaktin en Schein gebruiken, die betogen dat bepaalde informatie toegevoegd moet worden aan het material juist omdat de verteller deze informatie niet noemt. Wanneer ik materials onderling ga vergelijken, zal ik wel in ogenschouw nemen welke elementen de verteller ten opzichte van zijn voorgangers expliciet weglaat. Na de reconstructie van het material te hebben bekeken zal ik ingaan op de vraag welke verklaringen er te bedenken zijn voor de aanpassingen die in het material gemaakt worden. De reconstructie van het material van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis is als volgt: (1). De aanloop naar de bruiloft: A1. Peleus wordt geliefd bij de onsterfelijken (Il. 24.61) A2. Thetis krijgt vele zorgen van Zeus (Il. 18.429-31) B1. De goden geven de sterveling Peleus een godin als vrouw (Il. 24.537) B2. Zeus onderwerpt Thetis aan een huwelijk met Peleus (Il. 18.432-3) B3. Hera geeft Thetis aan Peleus (Il. 24.60-1) C1. Peleus neemt de bruid mee naar zijn paleis (Il. 18.87) C2. De goden plaatsen Thetis in het bed van Peleus (Il. 18.85) (2). De bruiloft: D. Alle goden komen naar het huwelijk van Peleus en Thetis (Il. 24.62) E. Apollo speelt op zijn lier tijdens de bruiloft (Il. 24.62-3) F. De goden geven een onsterfelijke wapenrusting aan Peleus (Il. 17.194-6); (Il. 18.84) G. De goden geven twee onsterfelijke paarden aan Peleus (Il. 17.443-5) (3). De geboorte van Achilles: H: Peleus schenkt Thetis een zoon om op te voeden (Il. 18.436) I. Bij de geboorte van Achilles spint het Lot een draad (Il. 20.127-8) J: Thetis baart een zoon (Il. 18.55-6) in het paleis (Il. 1.418), met een slecht lot (Il. 1.418) K. Zeus brengt Peleus ongeluk (Il. 24.538) L. Peleus krijgt maar één zoon, die gedoemd is kort te leven (Il. 24.538-40) (4). Achilles’ jeugd: M1. Thetis voedt Achilles op als een gewas (Il. 18.57); (Il. 18.438) M2. Achilles bloeit als een jonge boom (Il. 18.56); (Il. 18.437) N. Chiron leert Achilles kruiden gebruiken om te genezen (Il. 11.830-3) (5). Achilles als held: O. Peleus is oud geworden (Il. 17.197); Hij ligt in zijn paleis, verzwakt door oude leeftijd (Il. 18.434-5) P. Peleus geeft de wapenrusting (die hij had gekregen van de goden op zijn bruiloft) aan zijn zoon (Il. 17.197) 16
Schein (1984) 92 ‘Homer’s calling attention to the story without actually telling it.’ Slatkin (1991) 4 ‘The epic audience’s knowledge of the alternative possibilities allows the poet to build his narrative by deriving meaning not only from what the poem includes but from what it conspicuously excludes.’
17
5
Q. Vóór het vertrek naar Ilios, geeft Peleus Achilles de opdracht om de strijd in zijn borst te onderdrukken (Il. 9.252-9) R. Vóór het vertrek geeft Thetis Achilles warme kleren mee tegen de wind (Il. 16.222-4) S. Thetis zendt haar zoon naar Ilios (Il. 18.58-9); (Il.18.439-40)
1.1. De aanloop naar de bruiloft: variatie in het material Het is opvallend dat er drie verschillende versies te vinden zijn over de aanloop naar de bruiloft van Peleus en Thetis (B1-3): B1. De goden geven de sterveling Peleus een godin als vrouw (Il. 24.537) B2. Zeus onderwerpt Thetis aan een huwelijk met Peleus (Il. 18.432-3) B3. Hera geeft Thetis aan Peleus (Il. 24.60-1)
In het vervolg zal ik betogen dat een verklaring voor deze aanpassingen te maken heeft met het feit dat de verteller zijn of haar informatie aanpast aan zijn of haar addressaat. De speeches, waarin de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis aan bod komt, worden uitgesproken door speaking characters, die functioneren als zogenoemde internal secondary focalizers. 18 De informatie over de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis die tot de narratees komt, wordt in de Ilias voor het grootste gedeelte gevormd door character-text. 19 De mythe van het huwelijk van Peleus en Thetis wordt dus door vele verschillende characters gepresenteerd, waarbij de informatie die gegeven wordt elke keer anders gekleurd is, afhankelijk van de narrator-focalizer. B2 (Il. 18.432-3) komt uit een speech van Thetis, waarin ze de god Hephaestus gevoelige informatie over haar huwelijk vertelt. De luisteraar zou kunnen verwachten dat Thetis haar gevoelens over haar huwelijk ook deelt met haar zusters, of met haar zoon, die op het punt staat te sterven, maar dat is niet het geval. Thetis vertelt haar eigen zoon, Achilles, niet over haar huwelijk met Peleus. Ook vertelt ze haar zusters, de Nereïden, niets over haar huwelijk (Il. 18.50-64). Het is dus opmerkelijk dat Thetis alleen met het personage Hephaestus informatie over haar huwelijk met Peleus deelt. Daarnaast is dit de enige passage in de Ilias waar verteld wordt dat Thetis door Zeus onderworpen is aan een huwelijk (vergelijk B1 en B3): (μ᾽ ἀνδρὶ δάμασσεν 20 ‘hij heeft mij aan een man onderworpen’ Il. 18.432). In B3, bijvoorbeeld, is het Hera die Thetis aan Peleus geeft. Wat zou deze aanpassing van het material kunnen verklaren? De speech gericht tot Hephaestus is een reactie op een door hem gestelde vraag, namelijk wat hij voor haar kan betekenen. In plaats van dat ze hem meteen antwoord geeft op zijn vraag, benadrukt ze, ten eerste, hoezeer zij als enige van alle andere godinnen benadeeld is (ἦ ἄρα δή τις - ‘[is] er werkelijk iemand...?’ Il. 18.429), ten tweede zegt ze dat Zeus haar heeft onderworpen aan een huwelijk met een sterfelijke man (μ᾽ ἀνδρὶ δάμασσεν ‘hij heeft mij aan een man onderworpen’ Il. 18.432) en, ten derde, zegt ze dat haar man oud is (ὃ μὲν δὴ γήραϊ λυγρῷ | κεῖται ἐνὶ μεγάροις ἀρημένος - ‘en hij ligt in het paleis, vermoeid door treurige ouderdom’ Il. 18.434-5). Deze drie onderdelen van haar speech laat ze weg wanneer ze tot haar zusters, de Nereïden spreekt, ondanks dat het een klaagzang is (Θέτις δ᾽ ἐξῆρχε γόοιο - ‘en Thetis begon met de weeklacht’ Il. 18.51).
18
De Jong (1987) 37. De Jong (1987) 122 ‘character-text is clearly the preferred mode of presentation.’ 20 De Griekse tekst van de Ilias is overgenomen uit Munro-Allen (1920). 19
6
Edwards schrijft in zijn commentaar dat het niet verwonderlijk is dat Thetis haar problemen met Hephaestus deelt, omdat hij haar nog steeds dankbaar en goedgezind is, omdat zij hem had opgevangen nadat hij door Zeus uit de hemel gesmeten was. 21 Zijn interpretatie luidt als volgt: ‘Thetis seizes the opportunity to relate her sorrows to a kindly ear.’ 22 Dit idee is moeilijk hard te maken, omdat Thetis niet in alle versies in de Ilias Hephaestus opvangt nadat hij uit de hemel was gegooid. Er bestaat, naar mijn idee, een betere interpretatie voor Thetis haar versie van haar eigen bruiloft. De Jong concludeert over deze passage dat Thetis deze informatie over haar huwelijk toevoegt om Hephaestus zover te krijgen dat hij een wapenrusting voor haar zoon maakt. 23 Aan deze bevinding, namelijk dat het material aangepast is aan de addressaat, kan toegevoegd worden dat Thetis, door deze extra informatie over haar huwelijk toe te voegen, in staat is om Hephaestus zich beter te laten inleven in haar verhaal. Thetis had namelijk ook precies dezelfde speech, die ze tegen haar zusters, de Nereïden, in een klaagzang uit, kunnen houden tegen Hephaestus. 24 Ze had dan geklaagd over het korte leven van haar ongelukkige zoon. Maar blijkbaar is deze informatie niet voldoende om Hephaestus zover te krijgen een wapenuitrusting voor haar te smeden. Door te benadrukken dat zij aan de wil van Zeus onderworpen was (Il. 18.432) herinnert Thetis Hephaestus eraan dat het moeilijk is om zich tegen Zeus te verzetten. Ze speelt in op zijn emoties door hem te herinneren aan de brute kracht van Zeus, die Hephaestus goed kent. De dwingende hand van Zeus is voor hem zeer herkenbaar. In Ilias 1.591-3 herinnert Hephaestus Hera eraan dat Zeus hem eens uit de hemel had gesmeten als voorbeeld om aan te tonen dat het moeilijk is om weerstand te bieden aan Zeus. Hij vertelt haar hoe Zeus hem bij zijn voet pakte en hem van de hemel naar beneden gooide. De conclusie die Hephaestus toen trok was: ἀργαλέος γὰρ Ὀλύμπιος ἀντιφέρεσθαι· ‘De Olympiër is moeilijk om weerstand tegen te bieden’ (Il. 1.589). De aanpassing die Thetis aan het material maakt, namelijk dat zij onderworpen was aan de wil van Zeus, vindt dus weerklank bij Hephaestus als secondary narratee. Thetis raakt bij Hephaestus een gevoelige snaar waardoor hij eerder geneigd zal zijn om te doen wat zij van hem vraagt. Aan dit voorbeeld is te zien hoe de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis aangepast wordt aan de addressaat. In het volgende voorbeeld zal aan de orde komen hoe de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis op zo’n manier wordt opgeroepen dat er een contrast wordt gemaakt tussen de onsterfelijkheid van Thetis en de sterfelijkheid van haar zoon Achilles.
1.2. De bruiloft: een contrast tussen sterfelijkheid en onsterfelijkheid Schein betoogt dat wanneer de onsterfelijke Thetis haar zoon Achilles toespreekt, zijn sterfelijkheid en zijn korte periode van leven benadrukt wordt. 25 Il. 1.416-8 ἐπεί νύ τοι αἶσα μίνυνθά περ οὔ τι μάλα δήν·
21 Edwards (1991) 196 ‘Thetis pours out all her troubles to her long-time and still grateful friend [...]. To him she can say things about her feelings for her husband which she could hardly mention to their son Akhilleus.’ 22 Edwards (1990) 278. 23 De Jong (1987) [2004] 217-8 ‘The main point of Thetis’ speech is her request to Hephaestus to make new armour for Achilles (457-60). Everything else in her speech serves to lead up to this point and to persuade Hephaestus to comply with her request.’ 24 Eerst spreekt Thetis namelijk tot haar zusters, de Nereïden (Il. 18.50-64) en daarna richt ze zich tot Hephaestus (Il. 18.42841). In beide gevallen gebruikt ze dezelfde woorden, maar in de speech gericht tot Hephaestus voegt ze extra informatie toe, waaronder o.a. haar huwelijk met Peleus, informatie die ze weglaat wanneer ze spreekt met haar zusters. 25 Schein (1984) 92 ‘Always, whether she mourns for Achilles or simply mentions his death, she accentuates by her own immortality the pathetic brevity of his life.’
7
νῦν δ᾽ ἅμα τ᾽ ὠκύμορος καὶ ὀϊζυρὸς περὶ πάντων ἔπλεο· τῶ σε κακῇ αἴσῃ τέκον ἐν μεγάροισι. “aangezien nu, zeg ik je, je levensdeel heel erg kort is, geenszins lang. maar nu ben jij tegelijkertijd vroeg-stervend en rampzalig boven allen: daarom heb ik jou met een slecht noodlot gebaard in het paleis.”
Grethlein komt tot dezelfde bevinding en voegt aan de conclusie van Schein toe dat hetzelfde geldt voor de passages waarin Achilles zijn moeder aanspreekt. 26 Een passage waarin Achilles zijn moeder herinnert aan een episode uit de mythe van Peleus en Thetis is: Il. 1.351-2 πολλὰ δὲ μητρὶ φίλῃ ἠρήσατο χεῖρας ὀρεγνύς· “μῆτερ ἐπεί μ᾽ ἔτεκές γε μινυνθάδιόν περ ἐόντα… ‘en om vele dingen bad hij zijn geliefde moeder, zijn handen uitstrekkend: “moeder, aangezien jij mij – om heel kort te leven hebt gebaard…”’
Deze observaties kunnen, aan de hand van een narratologische analyse van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis in een breder kader geplaatst worden. Het zal blijken dat elke keer als er gerefereerd wordt naar deze episode, niet alleen de onsterfelijkheid van Thetis het korte leven van Achilles benadrukt wordt, maar dat de episodes ook fungeren als prolepses voor de dood van Achilles. 27 Het is namelijk opvallend, wanneer de narrator verwijst naar de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis of naar een element van deze episode in de vorm van een externe analepsis, dat hij het gepaard laat gaan met een externe prolepsis (zie figuur 1 op p. 9) . Wanneer de primary narratees informatie krijgen over de episode van het huwelijk van Peleus en Thetis in de vorm van external analepses, krijgen ze tegelijkertijd informatie over het vervolg van het verhaal in de vorm van external prolepses. Daarnaast refereren de personages vaker naar de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis, naarmate de dood van Achilles dichterbij komt. Wanneer de verteller de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis oproept, kan dit voor de narratees tegelijkertijd fungeren als een voorafschaduwing van de dood van Achilles. Op deze manier verhoogt de frequentie van de episode van de bruiloft op tekst-extern niveau de mate van spanning voor de afloop van het verhaal. De primary narrator laat dus zijn personages de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis vaker oproepen, naarmate Achilles’ dood dichterbij komt. Woordelijke verwijzingen naar het huwelijk komen vaker voor vanaf het moment dat Achilles besloten heeft om Patroclus te wreken: εὐνῇ (Il. 18.85); ἄκοιτιν (Il. 18.87); εὐνὴν (Il. 18.433); παράκοιτιν (Il. 24.60); γάμου (Il. 24.62) en ἄκοιτιν (Il. 24.537). In het vervolg zullen voorbeelden aan de orde komen die aantonen dat de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis ook fungeert als voorafschaduwing van de dood van , niet alleen Achilles, maar ook van andere personages. 26
Grethlein (2006) 262 ‘Wenn Achill in 1. 352 und Thetis in 1. 415-8 die Kürze seines Lebens kann auch im Kontrast zur Unsterblichkeit seiner Mutter gesehen werden.’ 27 De Jong (2014 forthc.) 80 ‘We can distinguish between prolepsis (flashforward), the narration of an event that has not yet taken place at the point in the story where we find ourselves and analepsis (flashback), the narration of an event that has already taken place by the point in the story where we find ourselves.’
8
Figuur 1
prolepses internal
analepses external
internal
narr./act. 28
external
text
Ilias
1.348-52
Α
narratorial
1.413-8
Α
actorial
7.124-6
Η
actorial
9.252-9
Ι
actorial
9.283-9
Ι
actorial
9.388-400
Ι
actorial
16.15-6
Π
actorial
16.140-4
Π
16.221-4
Π
narratorial
17.194-7
Ρ
narratorial
17.198-209
Ρ
actorial
17.443-4
Ρ
actorial
18. 50-64
Σ
actorial
18.82-93
Σ
actorial
18.428-41
Σ
actorial
20.125-8
Υ
actorial
21.107-10
Φ
actorial
24.55-64
Ω
24.77-102
Ω
narratorial
24.525-40
Ω
actorial
seed
narratorial
seed
actorial
1.3. De goddelijke geschenken als prolepsis voor Hector’s dood Een eerste voorbeeld waar een element van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis fungeert als prolepsis is in de volgende passage uit de Ilias: Il. 17.198-200 Τὸν δ᾽ ὡς οὖν ἀπάνευθεν ἴδεν νεφεληγερέτα Ζεὺς τεύχεσι Πηλεΐδαο κορυσσόμενον θείοιο, κινήσας ῥα κάρη προτὶ ὃν μυθήσατο θυμόν·
200
‘Maar toen hem nu wolkenverzamelaar Zeus van ver af zag, terwijl hij zich uitrustte met de wapenrusting van de goddelijke zoon van Peleus, nadat hij zijn hoofd had geschud, sprak hij (Zeus) tot zijn eigen hart...’
De held Hector heeft Patroclus gedood en hij trekt nu de goddelijke wapenrusting van Peleus aan, die Patroclus had gekregen van Achilles. Een vraag die gesteld kan worden is waarom de verteller het material op zo’n manier
28 De Jong (forthc) 83: ‘When analysing analepses and prolepses, it is important to realise who is making them: the narrator (in which case we speak of narratorial analepses and prolepses) or a character, in embedded focalisation or a speech (actorial analepses and prolepses).
9
aanpast dat hij van de bruiloft van Peleus en Thetis voornamelijk de goddelijke wapenrusting benadrukt. Zoals ik ook al even aangestipt had in de inleiding, zijn er twee bestaande interpretaties over de nadruk die het schild, een element uit het material van de bruiloft van Peleus en Thetis, krijgt. Ten eerste wordt, volgens Kakridis, de wraak van Achilles op Hector gerechtvaardigd, omdat ‘der Verlust der Rüstung ist ja für jeden Helden eine große Schande gewesen.’ 29 Achilles mag Patroclus wreken, omdat Hector hybris heeft vertoond door de wapenrusting af te hebben gepakt en zelf te hebben aangetrokken. Hier voegt Edwards nog aan toe dat dit extra schandalig moet zijn geweest, omdat Hector zelf geen zoon van een godin was, maar toch de onsterfelijke wapenrusting aandoet. 30 Als tweede belangrijke punt zegt Edwards dat het contrast tussen sterfelijkheid en onsterfelijkheid aangezet wordt. 31 Deze bestaande interpretaties kunnen met behulp van een narratologische analyse worden aangevuld. Als vervolg op de bovenstaande verzen (Il. 17.198- 200) draagt in vers 200 de primary narrator de vertelling over aan Zeus: Il. 17.201-9 “ἆ δείλ᾽, οὐδέ τί τοι θάνατος καταθύμιός ἐστιν, ὃς δή τοι σχεδὸν εἶσι· σὺ δ᾽ ἄμβροτα τεύχεα δύνεις ἀνδρὸς ἀριστῆος, τόν τε τρομέουσι καὶ ἄλλοι· τοῦ δὴ ἑταῖρον ἔπεφνες ἐνηέα τε κρατερόν τε, τεύχεα δ᾽ οὐ κατὰ κόσμον ἀπὸ κρατός τε καὶ ὤμων
205
εἵλευ· ἀτάρ τοι νῦν γε μέγα κράτος ἐγγυαλίξω, τῶν ποινὴν ὅ τοι οὔ τι μάχης ἐκ νοστήσαντι δέξεται Ἀνδρομάχη κλυτὰ τεύχεα Πηλεΐωνος.” “Ach, deerniswaardige, geenszins is in je gedachte een of ander doodgaan, dat, zeg ik je, dicht bij is: maar jij trekt de onsterfelijke wapenrusting aan van een voornaam man, voor wie ook de anderen sidderen: van hem de vriend, vriendelijk en dapper, heb jij gedood, en niet naar behoren heb jij de wapenrusting van zijn hoofd en zijn schouders afgenomen: maar ik zal je grote kracht verlenen, als vergoeding voor deze dingen, nadat je van de strijd bent teruggekeerd, zal Andromache geenszins een vermaarde wapenrusting ontvangen van de zoon van Peleus.”
Volgens Kakridis onderstreept het feit dat Zeus aan het woord is het de hybris van Hector, omdat Zeus de hoogste instantie van de Homerische wereld is. 32 Aan de hand van een narratologische analyse kunnen hier twee opmerkingen over worden gemaakt. Ten eerste is het opvallend dat Zeus in deze passage geen ander personage als addressaat heeft. Hij spreekt tot zijn eigen thumos (προτὶ ὃν μυθήσατο θυμόν· 200). Er is dus geen sprake van een internal secondary narratee. 29
Kakridis (1961) 295. Edwards (1987) 58 ‘Hector’s donning of it becomes a symbol of his arrogance, since he is not the son of a divinity (cf. XVII. 75-8).’ 31 Edwards (1987) 58 ‘The armor thus forms a powerful part of the everpresent contrast between mortals and immortals.’ 32 Kakridis (1961) 296 ‘Die Einfügung der Zeusrede, die eine wundervolle Parallele zu der späteren Anrede des Zeus an Achills Pferde (Ρ 443), dient zur noch stärkeren Unterstreichung der Hybris, zumal hier Zeus selbst spricht, die höchste Instanz der homerischen Welt.’ 30
10
De woorden zijn gericht tot de text-external primary narratees, die in tegenstelling tot de personages die textinternal zijn, het privilege hebben om Zeus’ privé gedachten te leren kennen. 33 Omdat Zeus focaliseert vanuit zijn onsterfelijke perspectief, zien de primary narratees het leven van Hector afgetekend tegen de achtergrond van de onsterfelijke wapenrusting die aan Peleus was gegeven op de dag dat hij trouwde met Thetis. De aanwezigheid van een god, die tot zichzelf spreekt, versterkt de pathos van de scene. Ik ben het dus eens met Edwards die betoogt dat hier sprake is van een ‘ironic contrast’. 34 De primary narrator zet het contrast tussen de onsterfelijke wapenrusting, als bruiloftsgeschenk, en het sterfelijke leven van Hector, scherp aan, door ten eerste de woorden in de mond van een onsterfelijke god te leggen en ten tweede door de stervelingen de wapenrusting van Peleus op een andere manier te laten focaliseren dan hoe goden dat doen. Voor de goden staat de wapenrusting voor goddelijkheid en onsterfelijkheid, voor stervelingen is de wapenrusting beroemd en mooi. Zeus focaliseert hier de wapenrusting als ‘ἄμβροτα’ - onsterfelijk, Il. 17.202, terwijl Hector, in Zeus’ ingebedde focalisation (i.e. tertiary focalisation) 35, de wapenrusting ‘beroemd’ noemt (κλυτὰ, Il. 17.208). Het feit dat stervelingen de wapenrusting niet focaliseren als ‘onsterfelijk’ wordt bevestigd door te kijken naar andere passages waarin de wapenrusting gefocaliseerd wordt. Zo noemt in boek 18 Achilles de wapenrusting ‘reusachtig’ (πελώρια, Il. 18.83), ‘een wonder om te zien’ (θαῦμα ἰδέσθαι, Il. 18.83) en ‘mooi’ (καλά, Il. 18.84). Zeus focaliseert de wapenrusting als ‘onsterfelijk’ en benadrukt hiermee dat Hector, ondanks dat hij dit heeft aangetrokken, nog steeds even sterfelijk blijft: “ἆ δείλ᾽, οὐδέ τί τοι θάνατος καταθύμιός ἐστιν. “Ah, deerniswaardige, geenszins is in je gedachte een of ander doodgaan.” (201). Ten tweede is het opmerkelijke dat dit element uit de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis tegelijkertijd lijkt te fungeren als een prolepsis voor de dood van Hector. De onsterfelijke wapenrusting die Hector aantrekt, is tevens een voorafschaduwing van zijn eigen dood, doordat de onsterfelijkheid van de wapenrusting zijn sterfelijkheid niet alleen benadrukt, zoals Edwards concludeert, maar ook aankondigt. Op zo’n manier fungeert de wapenrusting van Peleus dus als een prolepsis voor de dood van Hector. Aan de bevinding van Kakridis, namelijk dat de wapenrusting de hybris van Hector onderstreept, en de conclusie van Edwards, namelijk dat de wapenrusting als contrast fungeert tussen stervelingen en onsterfelijke goden, kan toegevoegd worden dat de wapenrusting hier op tekst-extern niveau functioneert als een prolepsis voor Hectors’ dood.
1.4. Prolepseis voor Achilles’ dood Voorbeelden waarin een element van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis kan dienen als voorafschaduwing van de dood van Achilles, zijn de volgende passage die ik zal bespreken in 1.4.1., 1.4.2. en 1.4.3.
33 Zie, bijvoorbeeld, Il. 1.545-6: Τὴν δ᾽ ἠμείβετ᾽ ἔπειτα πατὴρ ἀνδρῶν τε θεῶν τε· | “Ἥρη, μὴ δὴ πάντας ἐμοὺς ἐπιέλπεο μύθους | εἰδήσειν· - ‘Haar antwoordde vervolgens de vader van mensen en goden: “Hera, hoop niet al mijn μύθοι te zullen weten.” Zie ook Andersen (1987) 7 ‘the actors have a limited vision in comparison with the poet and his audience.’ 34 Edwards (1991) 81. 35 de Jong (1987) 37 ‘the internal secondary narrator-focalizer embeds in his character-text the focalisation of another character.’
11
1.4.1. De goddelijke geschenken In deze passage spreekt Zeus de twee goddelijke paarden aan die de goden aan Peleus en Thetis gegeven hadden op hun bruiloft: Il. 17.443-5 “ἆ δειλώ, τί σφῶϊ δόμεν Πηλῆϊ ἄνακτι θνητῷ, ὑμεῖς δ᾽ ἐστὸν ἀγήρω τ᾽ ἀθανάτω τε; ἦ ἵνα δυστήνοισι μετ᾽ ἀνδράσιν ἄλγε᾽ ἔχητον; “Ach, deerniswaardig paar, waarom hebben wij jullie aan de heerser Peleus gegeven, een sterfelijke (heerser), maar jullie beide zijn eeuwig jong en onsterfelijk? Soms opdat jullie leed hebben te midden van de ongelukkige mensen?”
Aan de conclusie van Edwards, die het element van de episode van de bruiloft ziet als een vorm van dramatische ironie omdat de goddelijkheid van de geschenken de dood van de helden niet kunnen tegenhouden, 36 en de conclusie van Schein, die van mening is dat dit geschenk een contrast versterkt tussen onsterfelijkheid en sterfelijkheid, 37 kan toegevoegd worden dat het oproepen van dit element uit de episode, namelijk de onsterfelijke paarden, dient als voorafschaduwing van de dood van Achilles. Zeus impliceert dat de twee goddelijke paarden bedroefd zullen zijn, omdat zij onsterfelijk zijn, maar hun berijder Achilles is sterfelijk en zal binnenkort sterven. 1.4.2. De aanloop naar de bruiloft Een volgend voorbeeld waar een element van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis kan dienen als voorafschaduwing van de dood van Achilles, is in een passage waar Hera de goden herinnert aan hun aanwezigheid bij het huwelijk van Peleus en Thetis: Il. 24.55-63 Τὸν δὲ χολωσαμένη προσέφη λευκώλενος Ἥρη·
55
“εἴη κεν καὶ τοῦτο τεὸν ἔπος, ἀργυρότοξε, εἰ δὴ ὁμὴν Ἀχιλῆϊ καὶ Ἕκτορι θήσετε τιμήν. Ἕκτωρ μὲν θνητός τε γυναῖκά τε θήσατο μαζόν· αὐτὰρ Ἀχιλλεύς ἐστι θεᾶς γόνος, ἣν ἐγὼ αὐτὴ θρέψά τε καὶ ἀτίτηλα καὶ ἀνδρὶ πόρον παράκοιτιν,
60
Πηλέϊ, ὃς περὶ κῆρι φίλος γένετ᾽ ἀθανάτοισι. πάντες δ᾽ ἀντιάασθε, θεοὶ, γάμου· ἐν δὲ σὺ τοῖσι δαίνυ᾽ ἔχων φόρμιγγα, κακῶν ἕταρ᾽, αἰὲν ἄπιστε.” ‘Na op hem boos te zijn geworden sprak de blankarmige Hera: “ook dat zou jouw woord kunnen zijn, jij met de zilveren boog, als natuurlijk jullie een gelijke eer aan Achilles als aan Hector zullen verlenen. Hector is sterfelijk en hij is aan een moederborst gezoogd.
36
Edwards (1991) 81 ‘it seems possible that an ironic contrast is intended between the immortal gifts and their failure to save the lives of Patroklos, Hector, and Akhilleus himself’. 37 Schein (1984) 93 ‘Just as Thetis’ power is juxtaposed with her inability to help Achilles, so the divine gifts which he owes to his partens’ marriage magnify him as half-divine only to make his actual mortality that much clearer and more poignant.’
12
Maar Achilles is afstammeling van een godin, die ik zelf heb opgevoed, grootgebracht en aan een man gegeven heb, als echtgenote, aan Peleus, die aan de onsterfelijken in hun hart geliefd was. Jullie allen waren aanwezig, goden, bij het huwelijk: en jij, te midden van hen, smulde mee, met de citer in je hand. Jij, een makker van slechte dingen, altijd onbetrouwbaar.”’
Hera past het material als volgt aan. Ze zegt dat zij degene was die Thetis aan Peleus gaf (24. 60-1). Dit is in tegenspraak met de twee andere versies van de aanloop naar het huwelijk. In versie B1 gaven de goden Peleus een godin als vrouw (Il. 24.537) en in versie B2 onderwierp Zeus Thetis aan een huwelijk met Peleus (Il. 18.4323). Hoe is deze variatie in het material te verklaren? Een verklaring voor deze variatie in het material heeft, volgens Macleod, als reden dat Homerus dit verhaal heeft bedacht om aan te geven dat Thetis haar goodwill toont jegens Thetis en Achilles. 38 Hera past dus het material aan haar addressaat aan. Dit wordt ondersteund door het gegeven dat Hera in haar rede alles op alles zet om de goden te overtuigen van haar standpunt, i.e. om Achilles in de strijd bij te staan. Ze vindt ze het onjuist van de goden dat ze Achilles niet steunen in de strijd, terwijl zij destijds wel op de bruiloft van Peleus en Thetis aanwezig zijn geweest. Hera contrasteert zichzelf met Apollo, die ze eerst aanspreekt (ἀργυρότοξε 56), omdat zij degene was die Thetis had opgevoed, en zich had bekommerd om haar huwelijkspartner, terwijl hij, Apollo, uiteindelijk altijd de onbetrouwbare figuur blijkt te zijn (αἰὲν ἄπιστε ‘altijd onbetrouwbaar’ 63). Hebel merkt op dat wanneer Hera eenmaal doorkrijgt dat niet alle goden aan haar kant staan, ze zich tot alle goden richt. 39 Zo ontstaat er, volgens Brügger, een ‘Anredewechsel A – B – A, d.h. Apollon – Götter – Apollon’ 40 dat ervoor zorgt dat Hera uiteindelijk Apollo op de man af beschuldigt. Volgens Brügger is Apollo onbetrouwbaar, omdat hij, ondanks aanwezigheid bij de bruiloft van Peleus en Thetis, niet aan de kant van de Grieken staat. 41 Macleod voegt hier nog aan toe dat Apollo in haar ogen onbetrouwbaar is, omdat hij degene is die Achilles zal doden. 42 Macleod concludeert hieruit dat het oproepen van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis bijdraagt aan een vorm van ‘tragedy.’ 43 Tot slot voegt Brügger aan deze bevinding toe dat de uitspraak van Hera (αἰὲν ἄπιστε ‘altijd onbetrouwbaar’ 63) niet alleen zinspeelt op het feit dat Apollo Achilles zal doden, maar ook op de rol van Paris. 44 Uit een narratologische analyse blijkt dat het oproepen van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis fungeert als een prolepsis van de dood van Achilles. Het is immers Apollo die Achilles zal doden (aangekondigd in externe prolepses Il. 21.277-8; Il. 22.259-60). In zekere zin is het feit dat Hera Apollo focaliseert als ‘altijd onbetrouwbaar’, een seed 45 voor Achilles’ dood. Een tweede voorbeeld van een aanpassing in het material in de aanloop naar de bruiloft is B1: de goden geven de sterveling Peleus een godin als vrouw (Il. 24.537). De vraag is waarom Achilles in Ilias 24.525-40 het
38
Macleod (1982) 95 ‘it seems likely that Homer invented this story to give Hera a motive for her goodwill to Thetis here.’ Hebel (1970) 101-2 ‘Zuerst spricht sie zu Apoll alleine, da ihre Rede Antwort an ihn sein soll. Doch sie merkt sehr wohl, daβ Apoll nicht alleine steht mit seinem Vorschlag. So richtet sie ihre Anklage an alle (57, 62). Zum Schluβ isoliert sie Apoll wieder aus der Gesamtheit, um noch einmal ihrer Tadel an den einzelnen, den Fürsprecher Hectors zu richten.’ 40 Brügger (2009) 41. 41 Brügger (2009) 44 ‘ἄπιστε: Implikation: Apollon müßte nach der Teilnahme an Peleus’ Hochzeit folgerichtig auf der Seite der Achaier stehen.’ 42 Macleod (1982) 95 ‘We have already been told that Apollo will cause Achilles’ death (21. 277-8; 22. 359).’ 43 Macleod (1982) 95 ‘So behind Hera’s rhetoric there is tragedy.’ 44 Brügger (2009) 44 ‘Mit ‘Halunken’ spielt Hera wohl auf die Troer und bes. auf Paris an.’ 45 De Jong (2014 forthc.) 87 ‘A special type of foreshadowing is the seed (hint or advance mention), the insertion of a piece of information of which the relevance will only later become clear.’ 39
13
material van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis heeft aangepast. Brügger betoogt dat Achilles de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis aankaart om Priamus te kunnen troosten met zijn verdriet, i.e. het verlies van zijn zoon, Hector. 46 Willcock concludeert in zijn artikel hetzelfde. 47 De aanpassing van het material is dus op tekst-intern niveau een aanpassing van de spreker om zijn addressaat te kunnen troosten met het verlies van zijn zoon. Achilles legt aan Priamus uit dat Peleus, toen hij geschenken van de goden kreeg, een zeer grote vorm van geluk voor stervelingen bereikte, maar daar stond tegenover dat Peleus zijn enige zoon zou verliezen, die als jongeman zou sterven op het slagveld. 48 Met behulp van een narratologische analyse valt op te merken dat het oproepen van de episode ook in dit voorbeeld op tekst-extern niveau een prolepsis is voor de primary narratees. Achilles troost Priamus met het verlies van zijn gestorven zoon, door te verwijzen naar het huwelijk van zijn eigen ouders. Dit fungeert op tekstextern niveau als een trigger voor de luisteraars die hierin een voorafschaduwing van Achilles eigen dood zien. 1.4.3. Aanpassing material In Il. 18.82-93 laat Achilles Thetis weten dat zijn beslissing Patroclus te wreken vaststaat. Zijn doelwit is Hector, die de van Patroclus afgepakte wapenrusting van Peleus draagt. Il. 18.82-7 τὸν ἀπώλεσα, τεύχεα δ᾽ Ἕκτωρ δῃώσας ἀπέδυσε πελώρια, θαῦμα ἰδέσθαι, καλά· τὰ μὲν Πηλῆϊ θεοὶ δόσαν ἀγλαὰ δῶρα ἤματι τῷ ὅτε σε βροτοῦ ἀνέρος ἔμβαλον εὐνῇ. αἴθ᾽ ὄφελες σὺ μὲν αὖθι μετ᾽ ἀθανάτῃς ἁλίῃσι ναίειν, Πηλεὺς δὲ θνητὴν ἀγαγέσθαι ἄκοιτιν. “hem (Patroclus) heb ik verloren, maar nadat Hector hem doodde, nam hij de reusachtige wapenrusting af, een wonder om te zien, de schone wapenrusting: die de goden aan Peleus hebben gegeven als schitterend geschenk, op die dag, toen ze jou wierpen in het bed van een sterfelijke man. O, woonde jij toch maar daar te midden van de onsterfelijke zeewezens en had Peleus maar een sterfelijke echtgenote getrouwd.”
Men is het erover eens dat dit een cruciale speech is, omdat dit het punt is waarop Achilles aan Thetis bekend maakt dat hij Patroclus wil wreken. Finlay interpreteert deze verwijzing naar de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis als een verwijzing naar de onderlinge driehoeksverhouding die er bestaat tussen Patroclus, 49 Achilles en Peleus:
46
Brügger (2009) 195 ‘exempla sind ein häufiger Topos der Trostliteratur.’ Willcock (1964) 147 ‘The mythical example is commonly used in speeches in the Iliad when one character wishes to influence to actions of another. Usually it is a matter of exhortation or consolation.’ 48 Hebel (1970) 69 ‘Zwar hatte Peleus Gutes, seinen Reichtum, die Göttin zur Frau, aber auch ihn verschont das Leid nicht: auch Peleus ist kinderlos, denn er, Achill, ist fern und wird früh sterben (540-2).’ 49 Finlay (1980) 273 ‘Patroklos had acted as a substitute father for Achilles.’ 47
14
‘Achilleus’ grief over the death of Patroklos drives him to thoughts of self-destruction and to the wish that Peleus had not been his father (18. 23-4, 82-87). Yet he must avenge Patroklos’ death and recover Peleus’ armor.’
50
Ten tweede interpreteert Taplin deze speech van Achilles als het moment waarop Achilles besluit te sterven. 51 Deze bevinding kan nog worden aangescherpt, omdat het oproepen van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis tevens een voorafschaduwing is van Achilles’ dood. Aan de ene kant focaliseert Achilles de wapenrusting als een ‘schitterend geschenk dat de goden aan Peleus hebben gegeven’, Πηλῆϊ θεοὶ δόσαν ἀγλαὰ δῶρα (84). Aan de andere kant wenst hij dat het huwelijk van zijn moeder met een sterfelijke man, βροτοῦ ἀνέρος (85) nooit plaatsgevonden had. Achilles had de goddelijke geschenken, die zijn vader had gekregen van de goden, te danken aan de bruiloft van zijn ouders. Maar het is nu dezelfde wapenrusting die Achilles dwingt om zijn vriend Patroclus te wreken. Deze actie zal leiden tot zijn dood. Het material is dus aan de ene kant aangepast aan de tekst-interne addressaat. Aan de andere kant is de verwijzing naar de wapenrusting van Peleus voor de tekst-externe primary narratees een voorafschaduwing van de dood van Achilles.
1.5. Aanpassing material: een internal prolepsis voor Dolon’s dood Een voorbeeld waarin het material van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis wordt aangepast aan de addressaat is het volgende. Odysseus betrapt een spion uit het Trojaanse kamp, genaamd Dolon, en hij stelt hem gerust met de woorden dat hij niet hoeft te vrezen voor de dood: Il. 10.383 “μηδέ τί τοι θάνατος καταθύμιος ἔστω.” “en laat de dood geenszins in je gedachten zijn.”
Deze uitspraak doet denken aan Zeus’ gedachte op het moment dat hij Hector zag, toen hij de wapenrusting van Peleus droeg: “ἆ δείλ᾽, οὐδέ τί τοι θάνατος καταθύμιός ἐστιν “ah, deerniswaardige, geenszins is in je gedachte een of ander doodgaan” (Il. 17.201). In boek 17 is het de goddelijke wapenrusting van Peleus die op tekst-extern niveau fungeert als prolepsis van de dood van Hector. Op een vergelijkbare wijze voegt in boek 10 de primary narrator de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis in als internal prolepsis voor de dood van Dolon. Il. 10.401-3 “ἦ ῥά νύ τοι μεγάλων δώρων ἐπεμαίετο θυμὸς, ἵππων Αἰακίδαο δαΐφρονος· οἱ δ᾽ ἀλεγεινοὶ ἀνδράσι γε θνητοῖσι δαμήμεναι ἠδ᾽ ὀχέεσθαι “Waarlijk verlangde je hart naar grote geschenken, naar de paarden van de dappere kleinzoon van Aeacus: maar zij [zijn] moeilijk voor sterfelijke mensen althans - om te temmen of te berijden.”
50
Finlay (1980) 272. Taplin (1992) 194 ‘The scene between Achilleus and Thetis at 18. 64- 144 is crucial to the entire poem, and marks his irrevocable turning towards death.’ 51
15
In bovenstaande passage lacht Odysseus Dolon uit (ἐπιμειδήσας, Il. 10.400), omdat hij verlangde de paarden van de zoon van Peleus te bezitten (Πηλεΐωνος ἵππους, Il. 10.392). Aan de reeds besproken bevindingen van Edwards 52 kan worden toegevoegd dat het niet alleen een kwestie is van het falen van onsterfelijke geschenken om de levens van sterfelijke helden (Patroclus, Hector en Achilles) te redden. De episode van de bruiloft van Peleus en Thetis kan ook an sich fungeren als een contrast tussen onsterfelijke geschenken en sterfelijke personages. Dolon sterfelijkheid wordt hier afgeschilderd tegen de achtergrond van de onsterfelijke paarden. Op tekst-extern niveau fungeert dit element van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis als een voorafschaduwing van zijn dood. Dit wordt versterkt door de echo van Odysseus naar de woorden van Zeus, die Hector in boek 17 “δείλ᾽,” ‘deerniswaardige’ (Il. 17.201) noemt, omdat Hector er zich niet van bewust is dat hij binnenkort zal sterven. Met dit voorbeeld kan ook de andere conclusie van Edwards worden aangescherpt. Hij betoogde namelijk dat de Homerische verteller het feit dat de goddelijke geschenken eigenlijk de personages zouden moeten beschermen voor de dood uit de weg gaat. 53 Het is niet zo dat de verteller het thema vermijdt, maar het lijkt erop dat de goddelijke geschenken an sich functioneren als een prolepsis voor de dood van een personage.
1.6. Aanpassing material: explicit prolepsis voor de dood van Achilles Een laatste voorbeeld waarin de primary narrator een explicit prolepsis naar de dood van Achilles maakt (en een impliciete prolepsis naar de dood van Hector), is een voorbeeld waarin hij uitweidt over Hector zijn daad van hybris om de wapenrusting van Peleus aan te trekken: Il. 17.194-7 ὃ δ᾽ ἄμβροτα τεύχεα δῦνε Πηλεΐδεω Ἀχιλῆος ἅ οἱ θεοὶ Οὐρανίωνες
195
πατρὶ φίλῳ ἔπορον· ὃ δ᾽ ἄρα ᾧ παιδὶ ὄπασσε γηράς· ἀλλ᾽ οὐχ υἱὸς ἐν ἔντεσι πατρὸς ἐγήρα. ‘Maar hij (Hector) deed aan de onsterfelijke wapenrusting van Peleus’ zoon, Achilles, die de in de hemel wonende goden aan zijn geliefde vader gaven: en hij vervolgens gaf het mee aan zijn zoon, nadat hij oud was geworden: maar niet is de zoon in de wapenrusting van zijn vader oud geworden.’
De primary narrator roept de onsterfelijke wapenrusting van Peleus op. Eerst laat hij Achilles de wapenrusting focaliseren: ἅ οἱ θεοὶ Οὐρανίωνες | πατρὶ φίλῳ ἔπορον· ‘die de in de hemel wonende goden aan zijn geliefde vader gaven.’ 54 Vervolgens geeft de primary narrator ruimte voor focalisation aan Peleus: ὃ δ᾽ ἄρα ᾧ παιδὶ ὄπασσε ‘en hij vervolgens gaf het mee aan zijn zoon.’
52
Edwards (1991) 81 ‘it seems possible that an ironic contrast is intended between the immortal gifts and their failure to save the lives of Patroklos, Hector, and Akhilleus himself.’ 53 Edwards (1991) 139 ‘the divinely made armour, which ought to confer invulnerability (an issue which Homer takes some care to avoid).’ 54 οἱ, (Il. 17.195) verraadt Achilles’ focalisation (‘stressing the emotional engagement of the focalizing subject’ zie De Jong [1987] 2004, 120). Evenals πατρὶ φίλῳ (Il. 17.196). Daarnaast wijst het gebruik van een relatieve bijzin ook op secondary focalisation: De jong (1987) 119 ‘Hence I suggest to analyze them, just like regular final clauses, as complex narrator-text.’
16
Tot slot in vers 197 de narrator zelf die de pijnlijke conclusie trekt voor zijn narratees: ἀλλ᾽ οὐχ υἱὸς ἐν ἔντεσι πατρὸς ἐγήρα ‘maar niet is de zoon in de wapenrusting van zijn vader oud geworden.’ Dit is narratologisch gezien een interessante uitspraak. Hier is sprake van een externe prolepsis in de vorm van een verleden tijd. Een prolepsis hoeft dus niet altijd in een futurumvorm te staan. Zijn conclusie is dat de zoon, als uitkomst van een huwelijk dat door de goden werd bezocht, al gestorven is op het moment dat hij dit vertelt. Het is duidelijk dat de narrator het huwelijk hier oproept om te dienen als contrast met de sterfelijkheid van Achilles. Toch is de cirkel daarmee nog niet rond. De narrator benadrukt, dat, wat hij vertelt, al gebeurd is op het moment van vertellen. Hiermee brengt hij de impliciete boodschap dat Achilles, ondanks zijn sterfelijkheid, op het moment van vertellen nog steeds wordt bezongen.
2. Alcaeus 42 Alc. 42 [Voight] ὠς λόγος κάκων ἀ[ Περράμω<ι> καὶ παῖς[ι ἐκ σέθεν πίκρον, π[ Ἴλιον ἴραν.
4
_ οὐ τεαύταν Αἰακίδαι[ς πάντας ἐς γάμον μάκ[αρας καλέσσαις ἄγετ' ἐκ Νή[ρ]ηος ἔλων [μελάθρων πάρθενον ἄβραν
8
_ ἐς δόμον Χέρρωνος· ἔλ[υσε δ' ζῶμα παρθένω· φιλο[ Πήλεος καὶ Νηρεΐδων ἀρίστ[ας. ἐς δ' ἐνίαυτον
12
_ παῖδα γέννατ' αἰμιθέων [ ὄλβιον ξάνθαν ἐλάτη[ρα πώλων, οἰ δ' ἀπώλοντ' ἀμφ' Ἐ[λέναι καὶ πόλις αὔτων. _ ‘Zoals het verhaal (gaat), [wegens] slechte daden [....] bij Priamos en zijn zoon[s], van de kant van jou een scherpe [...], [...] het heilige Ilios [...].
Niet zo’n iemand als haar – voerde de fiere zoon van Aiakos nadat hij alle geluk[zaligen] tot het huwelijk [had uitgenodigd], mee, nadat hij haar had meegenomen uit [de hallen] van Nereus – het knappe meisje
17
naar het huis van Chiron: en [hij maakte] de gordel van de kuise maagd [los]: en [de liefde] van Peleus en de beste van de dochters van Nereus bloeide, en binnen een jaar
baarde zij een zoon, [...] van de halfgoden, gezegende wagenmenner van blonde [veulens]: maar zij gingen ten onder omwille van H[elena], [...] en de polis van hun.’
De episode van de bruiloft van Peleus en Thetis, die de primary narrator als paradeigma inzet, heeft veel vragen opgeroepen. Campbell vindt de keuze voor de episode van de bruiloft, bijvoorbeeld, op zijn zachts uitgedrukt opmerkelijk, omdat het contrast dat de verteller maakt tussen Helena als slechte vrouw en Thetis als goede echtgenote, volgens hem, problematisch is. 55 Zijn eerste argument voor het feit dat dit contrast problematisch is, is dat Thetis geen ideale vrouw voor Peleus is. Dit baseert hij op het feit dat Thetis Peleus had verlaten, nadat Achilles eenmaal geboren was. Zijn tweede argument is dat Thetis geen goed paradeigma is voor een gelukkige vrouw, aangezien ze in de Ilias onophoudelijk het lot van haar zoon beweent. 56 Burnett is de eerste geweest die ageert tegen dit idee van een morele vergelijking tussen de ‘goede’ Thetis en de ‘slechte’ Helena. Het zijn, volgens haar, niet twee vrouwen, maar twee huwelijken die naast elkaar worden geplaatst. 57 Dit betekent voor de betekenis van het gedicht dat Helena en Achilles in verbinding met elkaar staan; de destructieve kracht van Helena 58 wordt op één lijn gezet met de destructie van Achilles. 59 Maar zowel Campbell als Burnett, evenals vele anderen, baseren hun ideeën op de aanname dat in de eerste strofe Helena de (in het fragment weggevallen) addressaat geweest moet zijn (ἐκ σέθεν 3), omdat zij een foil is van Thetis. 60 Race redeneert op dezelfde manier. 61 Hij baseert zijn conclusie op het idee dat ‘the consequences of Helen’s actions are so important to him that he[Alcaeus] begins and ends his λόγος with them.’ 62 De twee meest recente artikelen baseren hun conclusies ook op dit gegeven dat de verteller een contrast maakt tussen Thetis en Helena. Blondell neemt bijvoorbeeld dit idee aan. 63 In tegenstelling tot Burnett betoogt hij dat de verteller niet Helena en Achilles met elkaar vergelijkt in hun vernietiging van Troje, maar dat de verteller deze twee personages juist contrasteert: ‘Alcaeus’ poem uses Achilles, like Thetis, in a way that erases his own ambiguity as well as Helen’s: the splendor is all his, the
55
Campbell (1982) 287 ‘Helen’s unfaithfulness brought destruction and disaster (42, 283); ‘Thetis was not such a woman as that’ (42. 5).’ 56 Campbell (1982) 292 ‘Why did Alcaeus choose Thetis for his contrast with Helen? She was not a model wife to Peleus, whom she seems to have abandoned after Achilles was born; nor was she a happy mother: she grieved incessantly for her doomed son (Il. 24.104-5).’ 57 Burnett (1983) 191 ‘It is not two women, but two marriages that are here juxtaposed.’ 58 Burnett (1983) ‘since the destructive fate that appears in the first two lines of stanza one is said to have ‘come forth from’ Helen (ek sethen).’ 59 Burnett (1983) 195 ‘He (Achilles), the Life that Thetis and Peleus made, joins Helen, the mother of the fate at Troy, as a source of Death.’ 60 Burnett (1983) ‘since the destructive fate that appears in the first two lines of stanza one is said to have ‘come forth from’ Helen (ek sethen).’ 61 Race (1989) 21 ‘Here two figures are contrasted: Helen and Thetis.’ 62 Race (1989) 23. 63 Blondell (2010) 351 ‘Alcaeus parses the factors that led to Achilles’ heroic career by systematically opposing the character of his mother, Thetis, to that of Helen. This kind of oppositional pairing is characteristic of praise/blame poetry, especially where woman are concerned.’
18
desctruction all hers.’ 64 Evenzo gaat Caprioli er ook vanuit dat Helena in de eerste strofe de addressaat geweest moet zijn. 65 Haar interpretatie van het gedicht is dat Achilles in Troje sterft vanwege Helena. 66 De interpretatie van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis in Alcaeus 42 hangt dus in de meeste gevallen af van de aanname dat het personage Helena in de eerste strofe van het gedicht wordt aangesproken. Daaruit volgt de logische denkstap dat Helena een foil is van Thetis. Maar dit hoeft niet het geval te zijn. Pallantza, bijvoorbeeld, wil hard maken dat in de eerste strofe niet Helena, maar Paris de addressaat is. 67 In het vervolg zal ik narratologische argumenten aandragen die dit idee te ondersteunen. In Alc. 42 ziet een reconstructie van het material er als volgt uit: A. Peleus neemt Thetis mee uit de hallen van Nereus B. Peleus brengt Thetis naar het huis van Chiron C. Peleus nodigt alle goden uit voor het huwelijk D. Thetis baart een zoon
Aan de hand van de volgende punten zal het duidelijk worden dat de verteller vooral Peleus – en niet zozeer Thetis als foil voor Helena– benadrukt, doordat hij zowel de focalisation als de uitvoering van de gebeurtenissen aan Peleus toeschrijft. Het eerste, en misschien wel het belangrijkste punt, is dat primary narrator de handelingen aan Peleus overlaat. Peleus heeft een zogenoemde doer-role en Thetis heeft een done-to-role. 68 Peleus is het subject van de werkwoorden: ἄγετ' (7), ἔλ[υσε (9) en mannelijke participia als καλέσσαις (6) en ἔλων (7). Hier valt tegenin te brengen dat Thetis het subject is van het werkwoord γέννατ' (13), 69 omdat het hele gedicht echter in het teken staat van mannelijke focalisation en handelingen, krijgt dit werkwoord een andere lading. Bij het baren van een kind is de rol van de vader, in de ogen van de verteller, niet weg te denken. Hier wijst Burnett terecht op. 70 De narrator legt nadruk op het personage Peleus door de gehele mythe van Peleus en Thetis in een politiek en mannelijk perspectief te plaatsen. Het gedicht begint met het thema van nageslacht (παῖς[ι (2) en het eindigt met het voortbestaan van de polis (καὶ πόλις αὔτων - ‘en hun polis’ 16). De schakel tussen het voortbestaan van de polis en uitstekend nageslacht is een (goed) huwelijk (γάμον 6). Dit is het punt in het gedicht waar de verteller Thetis’ rol invoegt. Het feit dat Thetis niet bij naam genoemd wordt, benadrukt de dominante rol die het personage Peleus in het gedicht inneemt. Een tweede manier waarop de verteller het personage Peleus benadrukt, is door alleen hem ruimte voor focalisation te geven. De primary narrator laat Peleus Thetis, als object van focalisation, impliciet focaliseren. 64
Blondell (2010) 357. Caprioli (2012) 29 ‘Of course Helen and Thetis are characterized in opposite terms, although, as we said, indirectly: Helen stands on the bad side; Thetis on the good.’ 66 Caprioli (2012) 29 ‘From this point of view, Achilles is one of the many who died at Troy and is therefore ultimately a victim of Helen’s behavior: hardly ὄλβιος!’ 67 Pallantza (2005) 29 ‘In diesem Fal list der direkte Adressat des Gedichtes nicht Helena, sondern Paris, der mit dem präpositionalen Attribut ἐκ σέθεν gemeint ist.’ 68 Toolan (2007) 236 ‘ “doer” roles – such as Actor, Senser, or Sayer – and the “done-to” roles – such as Goal, or Addressee.’ 69 Blondell (2010) 357 ‘gennato, “she bore”, in line 13 is the only verb of which she is a subject.’ 70 Burnett (1983) 193 ‘the verb gennato is one that keeps the engendering father strongly present in her work of bringing her son to birth.’ 65
19
Hij ziet haar als πάρθενον (8); παρθένω (10), en Νηρεΐδων ἀρίστ[ας, ‘de beste van de Nereïden (11). Peleus ziet zijn vrouw dus als een ‘maagd’ en de ‘beste’ van de dochters van Nereus. Aan de hand van een narratologische analyse valt dus op dat de verteller het personage Peleus veel sterker benadrukt dan het personage Thetis. De nadruk ligt in het gedicht ten eerste op acties die uitgevoerd worden door een man en ten tweede op een mannelijke visie. Dit ondersteunt dus het idee van Pallantza, namelijk dat Paris de (in het papyrus weggevallen) addressaat geweest moet zijn. Ik hoop te hebben aangetoond dat een narratologische analyse de aanname van een mannelijke addressaat in de eerste strofe ondersteunt. Als de aanname van Pallantza inderdaad klopt, dan is in dat geval Peleus een foil voor Paris, in plaats van dat Helena een contrast vormt met Thetis. Het paradeigma van de episode fungeert in dat geval niet zozeer als een moreel exemplum tussen een goede en een slechte vrouw, maar het dient eerder als voorbeeld voor een man in het maken van de juiste partnerkeuze. Deze conclusie is het tegenovergestelde van eerdere interpretaties van Alc. 42: de stad Troje is niet vanwege Helena ten onder gegaan, maar eerder vanwege een man, die een slechte huwelijkskeuze had gemaakt. De episode van de bruiloft van Peleus en Thetis wordt dus door de verteller ingezet als tekst-extern voorbeeld voor een man, die, mits hij de juiste huwelijkspartner kiest, een ὄλβιον kind als nageslacht krijgt. Een tweede opvallende aanpassing aan het material is dat de verteller de aanwezigheid van de goden op de bruiloft van Peleus en Thetis uit het material heeft weggelaten. Dit is anders dan in de Ilias, waar de rol van de goden in het huwelijk van Peleus en Thetis juist sterk wordt benadrukt. Vergelijk, bijvoorbeeld, Ilias 24.337. 71 Een verklaring voor deze aanpassing zou kunnen zijn dat de narrator het bruiloftsverhaal presenteert binnen het kader van een aristocratische man die een goede vrouw uitkiest. De nadruk ligt dus op zijn handelen. Het zou afbreuk doen aan de boodschap van het voorbeeld, als de verteller Peleus tot meewerkend voorwerp van de goden had gemaakt. Als de verteller zijn narratees duidelijk zou hebben gemaakt dat Peleus zijn vrouw, Thetis, gekregen zou hebben met behulp van de goden, dan zou Paris immers ook geen verantwoording hoeven af te leggen voor het meenemen van de ‘goddelijke gift’ in de vorm van Helena. Omdat de verteller de goden heeft geschrapt uit het material, doet hij een beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel van zijn addressaat voor het kiezen van zijn vrouw, die bepalend is voor zijn afkomst en dus voor het voortbestaan van zijn polis. In tegenstelling tot Peleus, richt Paris door zijn slechte vrouwenkeus zowel zijn hele familie als zijn gehele polis te gronde. Over de aanwezigheid van Helena in de laatste strofe, concludeert Pallantza dat de verteller hiermee aangeeft dat ook zij, evenals Paris, verantwoordelijk is voor de verwoesting van Troje. 72 Toch ligt in dit gedicht de nadruk op het mannelijke perspectief en niet zozeer op het vrouwelijke. Men zou dus een stap verder kunnen gaan door te stellen dat Alcaeus zijn eigen visie geeft op de Ilias, waar in passages als deze Helena’s gedachte wordt verwoord:
καί οἱ θνητῷ ἐόντι θεὰν ποίησαν ἄκοιτιν – ‘en aan hem, hoewel hij een sterveling was, hebben zij een godin tot zijn echtgenote gemaakt.’ 72 Pallantza (2005) 29 ‘Die namentliche Benennung Helenas am Ende des Fragments erinnert an den locus communis ἀμφ' Ἑλένᾳ und ist nicht als Wiederaufnahme der ersten Strophe zu verstehen, sondern als Hinweis darauf, daβ auch sie, neben Paris, die Schuld mitträgt.’ 71
20
Il. 3.128
πολέας δ᾽ ἐνέπασσεν ἀέθλους Τρώων θ᾽ ἱπποδάμων καὶ Ἀχαιῶν χαλκοχιτώνων, οὕς ἑθεν εἵνεκ᾽ ἔπασχον ὑπ᾽ Ἄρηος παλαμάων· ‘en ze weefde vele krachtmetingen erin van paarden temmende Trojanen en van Grieken met bronzen kuras die omwille van haar leden onder de vuisten van Ares.’
In Alc. 42 komt dus het idee naar voren dat niet Helena verantwoordelijk was voor de verwoesting van Troje, maar Paris. De interpretatie van het gedicht is tot nu toe nog niet helemaal rond. Een derde aanpassing aan het material die de verteller doet is het weglaten van de dood van Achilles. Een moderne lezer van het gedicht zou zich zeker kunnen afvragen wat er in hemelsnaam ὄλβιον is aan Achilles’ vroege dood. Wat wil het dus zeggen dat de verteller de dood van Achilles weglaat, maar dat hij wel benadrukt dat hij gelukzalig is? Het element van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis, namelijk Achilles die vroeg aan zijn einde komt, moet zeker bekend zijn geweest bij de primary narratees van de spreker. Volgens Davies is de verklaring voor het weglaten van de dood van Achilles uit het material vrij voor de hand liggend: ‘In each passage we are required conveniently to forget those details of the tradition which would contradict the point being made.’[…]We will not dwell on the later married life of Peleus and Thetis, or on Achilles’ career at Troy (neither of which the poet mentions). 73
Naast deze interpretatie, namelijk dat de elementen van de mythe die niet genoemd worden, tijdelijk ‘vergeten’ moeten worden door de narratees – zijn er in de inleiding nog drie andere visies op dit gedicht besproken. Burnett interpreteert Achilles’ aanwezigheid in de laatste strofe als een bevestiging voor het feit dat de destructie die Helena Troje brengt gelijk is aan de destructie die Achilles brengt. 74 Blondell legt de aanwezigheid van Achilles precies andersom uit: Helena en Achilles zijn niet gelijk aan elkaar, maar ze vormen een contrast met elkaar. 75 Caprioli, tot slot, betoogt dat de verteller Achilles noemt, omdat zelfs hij, als held, uiteindelijk sterft vanwege Helena. 76 De eerder besproken narratologische analyse maakt het aannemelijk dat de verteller Peleus laat dienen als foil voor Paris. Het antwoord op de vraag van Campbell over dit gedicht, namelijk: ‘And why the emphasis on the hardship of Troy, when the Greeks suffered too for ten years on Helen’s behalf?’ 77 luidt dus dat de nadruk hier niet ligt op Helena haar acties, maar op het handelen van Paris. Het gaat erom dat hij zijn stad te gronde heeft gericht, zijn polis, zijn Troje. De nadruk ligt niet op Helena, maar de nadruk ligt op de figuur die haar had meegenomen naar Troje. Om tot een goed inzicht te komen hoe de externe addressaat van de spreker deze informatie over Achilles zou kunnen hebben opgevat, slaat, wat mij betreft, Pallantza de spijker op de kop:
73
Davies (1986) 260-1. Burnett (1983) 195. 75 Blondell (2010) 357. Zijn argumenten hiervoor zijn: 357 ‘grief arises only from Helen. Besides being “the finest of demigods” (13), Achilles is described as “blessed” (olbion) and a “driver of tawny horses” (14), epithets emphasizing his magnificence, rather than his bloody exploits or untimely death.’ 76 Caprioli (2012) 29. 77 Campbell (1982) 292. 74
21
‘Als Held hoher Abstammung, als Hetairos [...], als nach Ruhm Strebender, als ἄριστος ist Achill die ideale Identifikationsfigur für die adlige Männergruppe um Alkaios.’ 78
Van de narratees wordt dus niet gevraagd om Achilles lot’ te negeren of te vergeten, maar Achilles diende, in die politieke groep waar Alcaeus deel van uitmaakte, als een paradeigma. Het doet denken aan passages zoals de volgende in de Ilias, waar Achilles het volgende over zichzelf zegt: Il. 21.108-10 οὐχ ὁράᾳς οἷος καὶ ἐγὼ καλός τε μέγας τε; πατρὸς δ᾽ εἴμ᾽ ἀγαθοῖο, θεὰ δέ με γείνατο μήτηρ· ἀλλ᾽ ἔπι τοι καὶ ἐμοὶ θάνατος καὶ μοῖρα κραταιή·
110
“Zie jij niet hoe ook ik zowel schoon als groot ben? ik ben van een voortreffelijke vader, een godin als moeder bracht mij voort: maar ook over mij [hangt], zeg ik je, dood en geduchte beschikking.”
Het staat een held als Achilles, naar eigen zeggen, niet in de weg om actie te ondernemen, ook al is hij gedoemd vroeg te sterven. Of hij nu bluft tegen zijn vijand of niet, hij doet voorkomen dat zijn afkomst voor hem misschien wel meer van belang is dan zijn toekomst. Hij laat zien dat hij geen angst kent, in tegenstelling tot Paris, die de verteller, volgens Pallantza, ‘wegen des frevelhaften Bruchs des Gastrechts mittels seiner Ehe zum Zerstörer seiner eigenen Stadt macht.’ 79 Paris is dan een foil voor Pittacus, een tiran waartegen de politieke groepering van Alcaeus ageerde. Het is goed in te leven hoe politieke (en militaire) groeperingen, zoals die waar Alcaeus deel van uitmaakte, eerder de nadruk legden op Achilles’ afkomst en voortreffelijkheid, dan op het pathos-volle lot van zijn vroege dood. Alleen met een soortgelijke instelling als die van de held Achilles, was de polis in stand te houden. Hierin zit voor de spreker dus het feit dat Achilles ὄλβιον is: hij heeft een voortreffelijke afkomst en hierdoor is het zijn polis die uiteindelijk overwint. Zo zien we dat in Alc. 42 de primary narrator het material van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis op tekst-extern niveau aanpast aan zijn addressaat. Het material is dus aangepast aan de context van de spreker. De episode van de bruiloft van Peleus en Thetis fungeert als een paradeigma voor zijn groep mannelijke luisteraars op het symposium waar hij deel van uitmaakte.
3. Pindarus De episode van de bruiloft van Peleus en Thetis komt in vier oden van Pindarus voor. In het vervolg zal ik twee van de vier oden bespreken waarin deze episode aan bod komt: de Pythische 3 en de Nemeïsche 5. 80 Bij het bespreken van deze oden zal ik me richten op de vraag in hoeverre de verteller het material heeft aangepast en hoe deze variaties in het material te verklaren zijn.
78
Pallantza (2005) 44. Pallantza (2005) 32. 80 De episode komt ook aan bod in de Nemeïsche 4, maar aangezien dit een kortere versie is van de episode uit de Nemeïsche 5, laat ik deze ode buiten beschouwing. Daarnaast wordt er in de Isthmische 8 ook naar het huwelijk van Peleus en Thetis verwezen, maar het huwelijk zelf komt niet aan bod. Deze ode laat ik daarom ook buiten beschouwing. 79
22
Tot nu toe bestaan er twee opvattingen die veranderingen in het material verklaren. Bowra concludeert dat de Pindarische verteller de inhoud van de ode soms aanpast aan de smaak van zijn patroon. 81 Een tweede argument voor het aanpassen van het material is dat de verteller hiermee aangeeft dat hij een betere (gecorrigeerde) versie van een mythe te bieden heeft. Bowra noemt dit fenomeen ‘Pindar’s correcting hand.’ 82 Pfeijffer staat achter dit idee en geeft een voorbeeld waarin de verteller een hele nieuwe versie van de Pelops mythe behandelt. 83 Met behulp van een narratologische analyse zal blijken dat deze twee verklaringen aangevuld kunnen worden.
3.1. Pythische 3 Over het algemeen wordt aangenomen dat de Pythische 3 geen overwinningsode is, maar een troostlied, geschreven voor een zieke patroon. 84 De verteller troost zijn addressaat met het idee dat ook de grote helden van het verleden, Peleus en Cadmus, eens ongeluk kenden, maar dat zij ondanks hun ongeluk toch het gelukkigst van alle mensen genoemd worden. De reden voor hun geluk is dat ze de Muzen hoorden zingen op hun bruiloft en dat ze trouwden met een godin (Harmonia en Thetis). Danzij de χάρις van Zeus, konden zij hun vroegere zorgen vergeten. Deze vroegere zorgen houden volgens Thummer het volgende in: ‘Kadmos den Schmerz um seine drei Töchter, Peleus den Kummer wegen seines von Troia gefallenen Sohnes Achilleus.’ 85 Bij het maken van een reconstructie van het material valt op dat de volgende twee bekende elementen van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis aan bod komen. Ten eerste houden de goden op de bruiloft van beide helden een feestmaal (καὶ θεοὶ δαίσαντο, ‘en de goden hielden een feestmaal’ P. 3.93) en beiden ontvingen bruiloftsgeschenken (ἕδνα τε δέξαντο, ‘en zij ontvingen hun bruidsgeschenken’ P. 3.94-5). Een zeer opmerkelijke eerste aanpassing aan het material in de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis is dat de verteller de aanwezigheid van de Muzen op de bruiloft toevoegt. Sterker nog, de verteller zegt dat Peleus en Cadmus de hoogste vorm van voorspoed ὄλβος ὑπέρτατος (P. 3.89) bereikten, op het moment dat ze de Muzen hoorden zingen op hun bruiloft: P. 3.89-91 λέγονται {γε } μὰν βροτῶν ὄλβον ὑπέρτατον οἳ σχεῖν, οἵτε καὶ χρυσαμπύκων μελπομενᾶν ἐν ὄρει Μοισᾶν ‘Toch wordt er van ze gezegd dat ze van de stervelingen het hoogste geluk hebben verworven, dit zeg ik omdat ze ook de Muzen met gouden voorhoofdband op de berg (de Pelion) hoorden zingen’
De verteller noemt het horen zingen van de Muzen als reden voor de ὄλβος Peleus. Dit wordt bevestigd door het causaal gebruikte οἵτε in 89. Een eerste verklaring voor de aanwezigheid van de Muzen in het material is dat de verteller de narratee op deze manier troost met het idee dat ook hij, ondanks de staat waarin hij verkeerd, de
81
Bowra (1964) 285 ‘He sometimes adapts his material to suit the tastes of his patrons.’ Bowra (1964) 286. 83 Pfeijffer (2004) 222 ‘Pindar invents an entirely new version of the Pelops story […]. He argues for a different, and in his eyes more plausible, reconstruction of an episode from the past.’ 84 Young (1968) 27 ‘most scholars believe that the ode is not an epinician for a specific victory, but a consolatio written for the ailing king.’ 85 Thummer (1968) 118. 82
23
Muzen zal horen zingen. De Muzenzang leidt immers tot het hoogste geluk – zelfs voor de helden die de ergste gebeurtenissen hebben doorstaan. Een tweede verklaring voor de aanwezigheid van de zingende Muzen hangt samen met het genre van de koorlyriek. Het genre van de tekst triggert dus de toevoeging van de zingende Muzen. Deze specifieke aanpassing in het material, namelijk het toevoegen van de aanwezigheid van de Muzen op de bruiloft van Peleus en Thetis, zal ook aan bod komen in de bespreking van passages uit Euripides’ Iphigeneia in Aulis en passages uit Quintus Smyrnaeus’ Posthomerica.
3.2. Nemeïsche 5 In de Nemeïsche 5 bezingt de verteller de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis als voorbeeld voor zijn addressaat, Hieron, om rechtmatig te handelen jegens een gastvriend. Pfeijffer schrijft in zijn commentaar dat in dit voorbeeld van de episode Peleus Thetis krijgt omdat hij de regels van de gastvriendschap respecteert, een gegeven dat volgens Pfeijffer een Aeginetisch aristocratisch principe ‘par excellence’ is. 86 Deze observatie kan aan de hand van een narratologische analyse worden aangescherpt. De opbouw van het narratieve gedeelte (N. 5.18-37) is als volgt: - Op de Pelion zingt een Muzenkoor - Apollo zorgt voor de muziek - Het Muzenkoor bezingt: Zeus, Thetis en Peleus en daarna Hippolyta en Peleus in een ingebed verhaal: a) Hippolyta overtuigde haar echtgenoot medeplichtig te zijn in haar listige plannen; b) Ze verzon ze een listig verhaal waarin ze zei dat Peleus een poging deed om haar te verleiden; c) Maar in werkelijkheid was het Hippolyta die Peleus probeerde te verleiden. d) Peleus werd toen kwaad en heeft haar afgewezen uit angst voor Zeus als beschermer van de gastheer; f) Zeus heeft alles gezien en hij belooft Peleus met een hoofdknik dat hij een Nereïde als echtgenote krijgt.
Op de bruiloft van Peleus en Thetis bezingt het Muzenkoor de gebeurtenissen die zich chronologisch gezien hebben afgespeeld voor deze bruiloft. Het verhaal begint dus met de gelukkige uitkomst; Peleus’ beloning van Zeus Xenios. Bij het maken van een reconstructie van het material valt het op dat de verteller drie belangrijke aanpassingen maakt. Allereerst is aan het material, evenals in de Pythische 3, de aanwezigheid van de zingende Muzen op de bruiloft van Peleus en Thetis toegevoegd. Pfeijffer betoogt dat de aanwezigheid van de Muzen een bewuste keuze is van de verteller met de bedoeling om zich op één lijn te kunnen plaatsen met de Muzen. 87 Deze observatie kan nog worden aangescherpt met de observatie dat de aanwezigheid van de Muzen verklaard kan worden aan de hand van het genre, namelijk de koorlyriek, dat bepalend is voor de aanwezigheid van de Muzen in het material van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis.
86
Pfeijffer (1999) 79 ‘The suggestion is that his victories are his reward for abiding by the good old Aeginetan aristocratic principles, like Peleus got Thetis in reward for his respecting ξενία. [...] ξενία is an aristocratic Aeginetan principle par excellence.’ 87 Pfeijffer (1999) plaatst Pindarus’ gedachten in character-text, 71: ‘And this episode I am now going to relate is an excellent subject for my song, for it is a subject the Muses willingly sang about too.’
24
Een tweede aanpassing in het material is dat de verteller de nadruk legt op het handelen van Peleus. De bruiloft van Peleus en Thetis wordt voorgesteld als een direct gevolg van Peleus’ kordate optreden. Hij ging namelijk niet in op de avances van de vrouw van zijn gastvriend, de reeds getrouwde Hippolyta. In dit opzicht doet het denken aan Alcaeus 42, waar de episode van Peleus en Thetis als voorbeeld diende voor de verantwoordelijkheden van een man. In de Nemeïsche 5 leidt Peleus’ keuze om niet voor de charmes en verleidende woorden van een ἁβρὰ (‘sierlijke’ 26) vrouw te kiezen, tot zijn beloning: een verheven vrouw (σεμνὰν Θέτιν ‘verheven Thetis’ 26). In deze ode, evenals in Alcaeus 42, komt Thetis, afgezien van dat ze één keer genoemd wordt als ‘vrouw van’, verder niet aan bod. Dit gegeven legt de nadruk op het mannelijke handelen en past tevens binnen de interpretatie van de Nemeïsche 5, zoals die wordt gegeven door Pfeijffer. De verteller past de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis op tekst-extern niveau aan, met de bedoeling om zijn mannelijke addressaat een goed voorbeeld te geven van een bekend mythisch figuur, Peleus. Een derde aanpassing die de verteller heeft gemaakt is dat hij Achilles heeft weggelaten uit het material. Dit is anders dan in Alc. 42, waar Achilles onderdeel uitmaakt van Peleus’ “beloning” voor het kiezen van een goede vrouw. Aangezien het narratieve gedeelte van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis in de ode is ingebed in het thema van het prijzen van ὄλβος (N. 5.18), is het des te opvallender dat de verteller Achilles onvermeld heeft gelaten. Een verklaring voor het feit dat Achilles niet genoemd wordt als onderdeel van de episode, kan zijn dat de primary narrator zijn addressaat niet wilde herinneren aan het ongeluk dat Peleus later alsnog trof, i.e. de dood van zijn zoon. Dit zou tegelijkertijd uitleggen waarom de verteller geen ruimte geeft aan Thetis voor focalisation of character-text, zoals in de Ilias wel het geval is. Thetis’ aanwezigheid zou namelijk te veel de gevolgen van de bruiloft kunnen benadrukken, informatie die bekend moet zijn geweest bij de narratee(s), namelijk de geboorte van haar zoon Achilles en het daarmee samenhangende lot. Deze informatie past niet binnen het voorbeeld dat de verteller wil geven. Peleus handelt volgens de juiste aristocratische principes, derhalve krijgt Peleus van Zeus een godin als vrouw. Het sterven van Peleus’ enige zoon past niet in dit voorbeeld en wordt daarom door de verteller bewust weggelaten. Deze derde aanpassing is dus het gevolg van een tekst-externe aanpassing aan de addressaat van de spreker.
4. Euripides’ Iphigeneia in Aulis We zien de mythe van Peleus en Thetis ook in Euripides’ Iphigeneia in Aulis. Deze tragedie gaat als volgt. Iphigeneia, dochter van de legeraanvoerder Agamemnon, wordt onder het voorwendsel van een huwelijk met de held Achilles naar het Griekse legerkamp gehaald. In werkelijkheid zijn de Grieken van plan haar te offeren, opdat ze kunnen uitvaren naar Troje. Als Achilles, Iphigeneia en Clytaimnestra erachter gekomen zijn dat Iphigeneia geofferd zal worden, bezingt het koor de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis (1036-79). Over de episode van de bruiloft heeft men tot nu toe het volgende opgemerkt. Walsh betoogt ten eerste dat het ongelukkige schijnhuwelijk van Iphigeneia gecontrasteerd wordt met het gelukkige huwelijk van Thetis. 88 Ten tweede laat Walsh zien dat de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis benadrukt hetgeen voor Iphigeneia
88
Walsh (1974) 241 ‘The third stasimon of the Iphigenia in Aulis stands out in contrast to the dramatic situation and serves to define it by showing us what it is not.’
25
onbereikbaar is, namelijk een huwelijk. 89 Daarnaast doet hij de bevinding dat de episode, waarin Achilles’ heroïsche toekomst in een profetie bezongen wordt, een voorbode is voor zijn onvermogen om Iphigeneia haar leven te redden. 90 Stockert concludeert hetzelfde. 91 Michelakis voegt hier nog aan toe dat de profetie over Achilles’ lot niet alleen het verzaken van Achilles aan het publiek laat zien, maar dat er tegelijkertijd aan de kijkers van het stuk een belangrijke boodschap afgegeven wordt. 92 Dit heeft, volgens hem, te maken met de historische context waarbinnen het stuk was opgevoerd: ‘Performed at the end of the Peloponnesian War, IA dramatizes not the clash between a powerful individual and his social environment, but the failure of an adolescent to change the world of the adults, a failure which results in the loss of his name and personality.’
93
Achilles’ falen leidt dus, volgens Michelakis, tot het verliezen van zijn naam en identiteit. Cavander concludeert daarnaast dat de Iphigeneia in Aulis belangrijke vragen stelt over de waarde van de Trojaanse oorlog, de motieven voor de oorlog en de principes waarop de heroïsche code gegrond was. 94 In het vervolg zou ik willen ingaan op de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis. Om aan de bestaande interpretaties nieuwe inzichten te kunnen geven, zal ik bespreken in hoeverre het material van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis is aangepast, en hoe deze aanpassingen verklaard kunnen worden. Het koor, bestaande uit een groep jonge vrouwen uit Aulis, bezingt in het derde stasimon de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis. Ze bezingen in de eerste strofe (1036-57) de komst van de Muzen naar de bruiloft van Peleus en Thetis, de aanwezigheid van Ganymedes op het huwelijk en Nereïden die een huwelijksdans uitvoeren ter ere van Peleus en Thetis. In de tweede strofe (1058-79) zingen ze over de komst van de Centauren en de profetie van Chiron over Achilles’ lot. In de derde strofe (1080-97) richt het koor zich met een apostrofe tot Iphigeneia en ze vergelijken haar met een onschuldig offerdier dat met bloed wordt bespat. Ze sluiten hun zang af met een waarschuwing voor goddeloosheid. Een reconstructie van het material ziet er als volgt uit: A. Chiron profeteert dat a) Thetis een zoon zal baren b) die Troje zal aanvallen in een gouden, goddelijke wapenrusting B. De goden brengen een huwelijk tot stand tussen Peleus en Thetis C. Op het huwelijk komen de Muzen dansen en zingen D. De Muzen bezingen Peleus en Thetis
89 Walsh (1974) 243 ‘On the contrary, as I suggested earlier, the wedding of Peleus and Thetis represents precisely what Clytemnestra wants for her daughter, what brings them to Aulis, and what they miss so much when the plot to sacrifice Iphigenia is uncovered.’ 90 Walsh (1974) 244 ‘The ode makes it clear that Achilles’ heroic future – his prophesied triumph in the Trojan war – is just what prevents him from helping to save Iphigenia.’ 91 Stockert (1992, 2) 496 ‘Der Hinweis auf die heroische Zukunft Achills impliziert freilich die Unmöglichkeit einer Rettung Iphigenien.’ 92 Michelakis (2002) 143 ‘By choosing a mythological episode with precedes the peak of Achilles’ career at Troy, Euripides focuses attention on the failure of Achilles to assume the heroic traits of his mythological character, and explores the implications of this failure for the dramatic world of the play and for the world inhabited by the spectators.’ 93 Michelakis (2002) 143. 94 Cavander (1973) 9 ‘Thus the story contains, implicit in its traditional form, thorny questions about the value of theTrojan War, the motives of the leading figures involved, and the principles on which the heroic code was founded.’
26
E. Ganymedes deelt plengoffers uit in gouden bekers F. Er komt een ruiterschare van Centauren aan G. De Centauren vertellen Thetis de inhoud 95 van de profetie van Chiron (a en b).
Het aantal nieuwe elementen dat is toegevoegd aan het material is opmerkelijk. In het vervolg zal ik al deze aanpassingen aan het material bespreken.
4.1. Het derde stasimon 4.1.1. De Centauren In de versie van de episode van het derde koorlied is de aanwezigheid van joelende Centauren bij het huwelijk van Peleus en Thetis toegevoegd. Stockert betoogt dat de Centauren fungeren als een contrast met de gelukkige scene die het koor kort daarvoor bezingt. 96 Daarnaast doet Walsh de goede observatie dat de Centauren doen denken aan de schreeuwende Grieken die afdwingen dat Iphigeneia geofferd moet worden, opdat het Griekse leger naar Troje kan uitvaren. 97 De Centauren dienen dus als foil voor de schreeuwende Griekse manschappen, die de profetie van Calchas kennen en afdwingen dat Iphigeneia zal moeten worden geofferd. Een verklaring voor de toevoeging van de Centauren aan het material van de bruiloft van Peleus en Thetis is dus dat de episode is aangepast aan de context van het stuk. Een narratologische analyse ondersteunt dit idee.
4.1.2. Ganymedes Een tweede nieuwe toevoeging aan het material is de aanwezigheid van de Trojaan Ganymedes op de bruiloft van Peleus en Thetis. Walsh noemt zijn aanwezigheid terecht eigenaardig: ‘at the banquet he attends, the eventual birth of his people’s destroyer is celebrated.’ 98 Aan deze observatie is nog toe te voegen dat de zeer benadrukte aanwezigheid van Ganymedes 99 verklaard kan worden op eenzelfde manier als de manier waarop Walsh de aanwezigheid van de Centauren verklaart. Naar mijn idee is Ganymedes toegevoegd in samenhang met de context van het stuk. Zijn aanwezigheid als Trojaan bij de bruiloft van Achilles’ ouders is een voorbode van het feit dat de Trojaanse oorlog zal doorgaan. Op deze manier fungeert het op tekst-extern niveau als een voorbode van het offer van Iphigeneia.
4.1.3. De Muzen Een belangrijke (maar niet geheel nieuwe) aanpassing aan het material is dat het koor de aanwezigheid van de Muzen benadrukt. Volgens Stockert wordt de hymenaios waar het koor hun eerste strofe mee begint waarschijnlijk gezongen door de Muzen. 100 Het koor zingt over de zingende Muzen die destijds het huwelijk van Peleus en Thetis bezongen.
95 Uit de tekst valt niet op te maken of Thetis wel of niet op de hoogte was van de inhoud van de profetie voordat ze ging trouwen met Peleus. 96 Stockert (1992, 2) 496 ‘Mit diesem farbenfrohen Bild kontrastiert die rauh-polternde Kentaurenschar, welche Chirons Weissagungen über jenen Heros zum besten gibt, der aus dieser Ehe hervorgehen soll.’ 97 Walsh (1974) 245 ‘The cry of the Bacchic Centaurs will be echoed later as the clamor the Greek army overwhelms Achilles (ἐνικώμην κεκραγμοῦ, 1357)’; Walsh (1974) 245 ‘The band of Centaurs seems to represent the mob that surrounds Achilles at Aulis.’ 98 Walsh (1974) 242. 99 Het koor benadrukt zijn aanwezigheid op de bruiloft tot twee keer toe (ὁ δὲ Δαρδανίδας, 1049; ὁ Φρύγιος Γανυμήδης, 1053). 100 Stockert (1992 Band 2) 496 ‘Warscheinlich sind hier die Musen selbst als Sänger des Hymenaios gemeint.’
27
E. IA. 1045-6
μελωιδοῖς Θέτιν ἀχήμασι τόν τ᾽ Αἰακίδαν κλέουσαι 101 “met melodische geluiden Thetis en de zoon van Aeacus bezingend”
Een verklaring voor de aanwezigheid van de zingende Muzen is dat hun aanwezigheid in het material getriggerd wordt door het genre van de koorlyriek. Het is aan de ene kant een manier van het koor om zich te identificeren met de Muzen en aan de andere kant is het een soort impliciete misdirection. 102 Ze geven het publiek misschien valse hoop dat zij de hymenaios kunnen gaan zingen voor Iphigeneia, als Achilles haar weet te redden van het offer door met haar te trouwen. Op het moment dat het koor de inhoud van Chiron’s profetie bezingt (vanaf vers 1058), ziet het publiek echter in dat dit valse hoop was.
4.1.4. Alles van goud Een vierde belangrijke aanpassing aan het material is dat het koor benadrukt dat bepaalde elementen op de bruiloft van goud waren: χρυσεοσάνδαλον (1042) (De Muzen) ‘met gouden sandalen’; χρυσέοισιν (1051) (Ganymedes schonk in) ‘gouden’ (drinkbekers) en χρυσέων (1071) ‘gouden’ (wapenrusting van Achilles). England merkt hierover op dat deze toevoegingen van het bijvoeglijk naamwoord ‘gouden’ bij Euripides altijd in lyrische passages voorkomen: ‘Euripides has seven (generally accepted) instances of compounds in χρυσεο(instead of the ordinary forms in χρυσο-), always in lyrical passages.’ 103 Een eerste verklaring voor het benadrukken van het feit dat alles van goud was, hangt dus af van het genre van koorlyriek. Een tweede verklaring voor het benadrukken van goud kan zijn dat het goud, naar mijn idee, een element is dat aangepast is aan de context van het stuk. In IA 73-4 wordt de kleding die Paris draagt door Agamemnon als volgt beschreven: E. IA. 73-4 Ἀγ.
ἀνθηρὸς μὲν εἱμάτων στολῇ χρυσῷ δὲ λαμπρός, βαρβάρῳ χλιδήματι
Ag.
“aan de ene kant bloemrijk door een kleed van tapijten aan de andere kant schitterend door goud, een oosterse luxe.”
Het goud in het koorlied is, naar mijn idee, een foil voor de gouden kleren van Paris. In de context van de bruiloft van Peleus en Thetis, kan het publiek de nadruk op goud bij de bruiloft van Peleus en Thetis dus opvatten als een voorafschaduwing van de onvermijdelijke komst van de Trojaanse oorlog. Dit wil ik ondersteunen met dat wat Barlow in haar commentaar op de Trojaanse vrouwen, over het epitheton ‘goud’ schrijft. Ze betoogt dat dat epitheta die beginnen met χρυσεο- afstammen van de lyrische traditie. Ze doet de interessante observatie dat in de lyriek deze epitheta vaak een versierende functie hebben, maar dat bij Euripides het epitheton ‘goud’ vaak een duistere bijklank kent. Een voorbeeld hiervan is de volgende passage uit de Troades:
101
Het Grieks van de Iphigeneia in Aulis is overgenomen uit Diggle (1994). De Jong (2014 forthc.) 85 ‘There is even the well known type of the false prolepsis or misdirection, when the narratees are given a false impression that events are going to take place.’ 103 England (1979) 105. 102
28
E. TR. 821-38 Χο.
μάταν ἄρ᾽, ὦ χρυσέαις ἐν οἰνοχόαις ἁβρὰ βαίνων, Λαομεδόντιε παῖ, Ζηνὸς ἔχεις κυλίκων πλήρωμα, καλλίσταν λατρείαν. [...] Πριάμοιο δὲ γαῖαν
837
Ἑλλὰς ὤλεσ᾽ αἰχμά. Koor
“Tevergeefs nu - sierlijk stappend tussen de gouden wijnvaten, zoon van Laomedon heb jij de vullende-taak van Zeus’ bekers, een zeer schone dienst. [...] Maar de Griekse speer heeft het land van Priamus verwoest.”
Het effect van de epitheta is, volgens Barlow, dat de heroïsche associaties die met het epitheton ‘goud’ gepaard gaan een nieuwe lading krijgen omdat ze in een nieuwe context geplaatst worden. 104 Dit idee van Barlow ondersteunt de interpretatie dat het goud in het koorlied een foil is voor de gouden kleding van Paris, omdat de bewuste toevoeging van het element van goud een duistere voorbode is binnen de context van het stuk. De nadruk op goud fungeert op deze manier als een prolepsis voor het onvermijdelijke uitbreken van de Trojaanse oorlog en daarmee samenhangend een voorbode voor het offer van de onschuldige Iphigeneia. Een derde verklaring voor het benadrukken van goud is de historische context. Volgens Cavander is het inderdaad zo dat goud het publiek deed denken aan de oosterlingen (i.e. aan de Trojanen, en in de tijd van Eurpides aan de Perzen): ‘The significance of this historical drama was huge. Persia, with its connotations of oriental luxury, ease, effeminacy, autocracy, had always had a vivid effect on Greek life, art, politics, trade, ethics, and imagination. It is hard to overestimate the influence on the Greek psyche of this immense, complicated, menacing, sometimes protective, even on occasion generous power to the East.’
105
De nadruk op het feit dat een aantal elementen (de sandalen van de Muzen, de drinkbekers waarin Ganymedes drank schonk en de wapenrusting van Achilles) van goud zijn, kan dus tevens verklaard worden uit de historische context waarbinnen het stuk zich afspeelde, namelijk de oorlogen met de Perzen, die in die tijd, volgens Cavander, bekend stonden om hun oriëntaalse luxe. Dit manifesteerde zich in hun gebruik van gouden objecten.
4.1.5. Chiron Een vijfde nieuwe toevoeging aan het material van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis is de profetie van Chiron:
104
Barlow (1986) 185 ‘Chruseo – compounds are common in Euripides and may derive from the lyric tradition. [...] In the lyric poet however such compounds are ornamental and complimentary, whereas here the implication is of something malignant and sinister. A new context therefore for an old style epithet with heroic associations.’ 105 Cavander (1973) 4.
29
E. IA. 1062-75 Χο.
μέγα δ᾽ ἀνέκλαγον· Ὦ Νηρηὶ κόρα, παῖδα σὲ Θεσσαλίαι μέγα φῶς μάντις ὁ φοιβάδα μοῦσαν εἰδὼς γεννάσειν
1065
Χείρων ἐξονόμαζεν, ὃς ἥξει χθόνα λογχήρεσι σὺν Μυρμιδόνων ἀσπισταῖς Πριάμοιο κλεινὰν γαῖαν ἐκπυρώσων,
1070
περὶ σώματι χρυσέων ὅπλων Ἡφαιστοπόνων κεκορυθμένος ἔνδυτ᾽, ἐκ θεᾶς ματρὸς δωρήματ᾽ ἔχων Θέτιδος, ἅ νιν ἔτικτεν.
1075
‘Luid brulden ze: “Dochter van Nereus, dat jij een zoon, een groot licht voor Thessalië, -zal baren, sprak Chiron, de ziener, het Phoebus-waarzegsters lied kennend, uit,
1065
[een zoon] die zal komen naar het land - met lansdragers van schilddragende Myrmidonen, - van Priamus, om het welbekende land te verbranden,
1070
rondom zijn lichaam met een van een gouden wapenrusting - door Hephaestus gesmeden bekleding uitgerust, van een godin, zijn moeder, als gift ontvangen hebbend, van Thetis, die hem baarde.”’
1075
Tot nu toe is men het er over eens dat de profetie van Chiron een voorbode is voor het verzaken van Achilles. Walsh merkt terecht op over de profetie van Chiron dat: ‘The ode makes it clear that Achilles’ heroic future – his prophesied triumph in the Trojan war – is just what prevents him from helping to save Iphigenia.’ 106 De profetie is toegevoegd aan het material om aan het publiek aan te geven dat Achilles, ondanks zijn grote woorden om Iphigeneia te redden, geen schijn van kans heeft. De opmerking van Walsh kan nog worden aangescherpt. Het eerste dat opvalt is dat het koor de profetie aan het material toegevoegd heeft, omdat het op deze manier samenhang krijgt met de context. Ze bezingen namelijk een profetie van Chiron die voorafging aan het huwelijk van Peleus en Thetis. In de lopende actie van het verhaal is er opnieuw sprake van een profetie, die vooraf is gegaan aan het huwelijk van Iphigeneia en Achilles, namelijk de profetie van Calchas. Dat er een belangrijke relatie bestaat tussen de inhoud van het koorlied en de context van het stuk, wordt in de tragedie ondersteund op woordniveau. Een eerste voorbeeld waar een woord-echo van het derde koorlied in de gehele IA te vinden is, is in 435-9, wanneer Iphigeneia aankomt bij het Griekse legerkamp. Een bode kondigt haar als volgt aan:
106
Walsh (1974) 244. Zie ook Stockert (1992, 2) 496.
30
E. IA. 435-9 ΑΓΓΕΛΟΣ Α.
ὑμέναιον εὐτρέπιζε καὶ κατὰ στέγας λωτὸς βοάσθω καὶ ποδῶν ἔστω κτύπος· φῶς γὰρ τόδ᾽ ἥκει μακάριον τῇ παρθένῳ.
Bode A.
“bereid het huwelijkslied voor en laat van de daken af de fluit schallen en laat de voeten stampen: dit licht is namelijk als een gelukzalig licht aan het meisje verschenen.”
De dikgedrukte woorden komen terug in het derde stasimon. Overeenkomstige elementen zijn de muziek: τίν᾽ ἄρ᾽ Ὑμέναιος διὰ λωτοῦ Λίβυος - ‘Wat voor een gejuich deden zij voor de Hymenaia - door een Lybische pijp (klinken)’ (1036-7), het stampen van voeten: χρυσεοσάνδαλον ἴχνος | ἐν γᾶι κρούουσαι - ‘hun voet met gouden schoen op de aarde stampend’(1042-3), en de verwijzing naar een groot licht (Achilles): μέγα φῶς - ‘een groot licht’(1063). Een tweede moment waarop Euripides een belangrijk woord uit het koorlied laat echoën is na het derde stasimon, wanneer Agamemnon het offer heeft voorbereid. E. IA. 1110-3 Ἀγ.
μόσχοι τε, πρὸ γάμων ἃς θεᾷ πεσεῖν χρεών.
Ag.
“en de kalveren, die voorafgaand aan het huwelijk voor de godin moeten vallen.”
Dit woord μόσχοι (1113) doet denken aan het koorlied waarin Iphigeneia vergeleken werd met een ‘sterfelijk en ongeschonden offerdier’ (μόσχον ἀκήρατον, βρότειον 1083). 107 Agamemnon, de vader van Iphigeneia, bereidt het offer voor. Hij heeft de wasbakken, het vuur en het offer vee al klaarstaan. Een derde voorbeeld waarin woorden uit het koorlied echoën is op het moment dat Iphigeneia op het altaar staat, klaar om geofferd te worden: E. IA. 1565-70 Ἀγ.
Κάλχας δ᾽ ὁ μάντις ἐς κανοῦν χρυσήλατον ἔθηκεν ὀξὺ χειρὶ φάσγανον σπάσας κολεῶν ἔσωθεν, κρᾶτά τ᾽ ἔστεψεν κόρης.
Ag.
“Calchas, de ziener, trok met zijn hand een scherp zwaard uit de schede en hij plaatste het in de gouden korf en hij bekranste het hoofd van het meisje.”
De woorden, die dikgedrukt zijn gemaakt, echoën op de volgende plaatsen in het derde stasimon. Calchas, de ziener, doet de narratees denken aan Chiron, de ziener: μάντις ὁ [...] Χείρων - ‘de ziener Chiron’(1064-6). Het kransen van Iphigeneia doet denken aan wat het koor had voorspeld: σὲ δ᾽ ἐπὶ κάραι στέψουσι καλλικόμαν | πλόκαμον -‘Jou, op je hoofd, zullen ze bekransen jouw schoonlokkige haarvlechten’(1080-1). Aan Walsh zijn conclusie is dus nog toe te voegen dat de profetie niet alleen, zoals hij heeft aangetoond, een voorbode is voor het falen van Achilles in het redden van Iphigeneia, maar dat de profetie ook aan het material is toegevoegd om gebeurtenissen uit de actie van het verhaal op één lijn te zetten met elementen uit de episode van 107
Stockert (1992 Band 2) 504 ‘Der Vergleich eines Opfertieres (v. 1080ff) mit Iphigenie wird hintergründig fortgeführt.’
31
de bruiloft van Peleus en Thetis. De profetie van Chiron wordt op één lijn gezet met de profetie van Calchas; de schreeuwende Centauren worden op één lijn gezet met de schreeuwende Grieken. Deze relatie tussen de inhoud van het koorlied en de context van het stuk wordt bevestigd in woord-echo’s die bestaan tussen het koorlied en de lopende actie van het verhaal. Ten tweede valt op dat het koor, door het toevoegen van de profetie van Chiron, naar mijn idee, het schijnhuwelijk van Iphigeneia en Achilles in één lang keten van drie belangrijke huwelijken in de loop naar de Trojaanse oorlog probeert te plaatsen. Het eerste huwelijk is dat van Paris en Helena, het tweede huwelijk is het huwelijk tussen tussen Peleus en Thetis en tot slot is het derde huwelijk het schijnhuwelijk van Achilles en Iphigeneia, een huwelijk waar de plot om draait. Een eerste argument voor overeenkomstig element van een huwelijk (in Iphigeneia haar geval een schijnhuwelijk) zijn de volgende tekstelementen. Het koor bezingt dat ze een bruid is (νυμφοκόμον 1087) en dat ze klaar is voor een huwelijk (γάμον 1087). Argumenten voor het feit dat Iphigeneia’s schijnhuwelijk met Achilles verbonden wordt met het huwelijk van Paris en Helena zijn de volgende. Nadat het koor Iphigeneia in een apostrofe aangesproken heeft (σὲ δ᾽ 1080), zeggen ze: E. IA. 1085-6 Χο.
οὐ σύριγγι τραφεῖσαν οὐδ᾽ ἐν ῥοιβδήσεσι βουκόλων
Koor
“niet werd jij met de syrinx opgevoed, noch bij gefluit van herders”
Deze hint van het koor leest Stockert als een verwijzing naar het eerste koorlied, waarin het koor Paris voorstelt als herder. 108 Hier zou ik aan toe willen voegen dat het koor met zijn uitspraak over Iphigeneia, die niet bij het gefluit van herders is opgevoed, haar schijnhuwelijk verbindt met dat van Paris en Helena. Het idee dat Iphigeneia’s schijnhuwelijk op één lijn gezet wordt met het huwelijk van Paris en Helena wordt ondersteund door hetgeen andere personages zeggen: E. IA. 494 Με.
[...]
τί δ᾽ Ἑλένης παρθένῳ τῇ σῇ μέτα;
Men.
“Wat heeft jouw dochter te maken met Helena?”
E. IA. 1236-7 Ιφ.
τί μοι μέτεστι τῶν Ἀλεξάνδρου γάμων Ἑλένης τε; πόθεν ἦλθ᾽ ἐπ᾽ ὀλέθρωι τὠμῶι, πάτερ;
108
Stockert (1992, 2) 509 ‘die Passage klingt auch an die Schilderung der Erziehung des Paris an: vgl. v. 573 ff.). en Stockert (1992, 2) 371 ‘Man beachte, wie mit μόσχοις und insbesondere v. 579 auf dem Motiv “Paris, der βουκόλος” insistiert wird! Dies dient klarerweise zu Ausmalung der idyllischen Szenerie.’
32
Iph.
“Waarom heb ik deel aan het huwelijk van Alexander en van Helena? Waardoor heeft het geleid tot mijn destructie, vader?”
Een derde argument voor het verbinden van het schijnhuwelijk tussen Iphigeneia en Achillis met het huwelijk tussen Paris en Helena, is dat Iphigeneia zelf, in een speech van haar waarin ze aangeeft dat haar keuze om te sterven eenmaal vaststaat, deze verbintenis aangeeft: E. IA. 1373-6 Ιφ.
οἷα δ᾽ εἰσῆλθέν μ᾽ ἄκουσον, μῆτερ, ἐννοουμένην κατθανεῖν μέν μοι δέδοκται· τοῦτο δ᾽ αὐτὸ βούλομαι
1375
εὐκλεῶς πρᾶξαι Iph.
“Luister, naar wat voor een dingen tot mij zijn gekomen, moeder, terwijl ik ze overwoog: Ik heb besloten te sterven: maar datzelfde wil ik op roemvolle wijze ten uitvoer brengen – ”
E. IA. 1378-82 Ιφ.
εἰς ἔμ᾽ Ἑλλὰς ἡ μεγίστη πᾶσα νῦν ἀποβλέπει, κἀν ἐμοὶ πορθμός τε ναῶν καὶ Φρυγῶν κατασκαφαὶ τάς τε μελλούσας γυναῖκας, ἤν τι δρῶσι βάρβαροι,
1380
μηκέθ᾽ ἁρπάζειν ἐᾶν †τὰς† ὀλβίας ἐξ Ἑλλάδος, τὸν Ἑλένης τείσαντας ὄλεθρον, ἣν ἀνήρπασεν Πάρις. Iph.
“Het zeer grote Hellas kijkt in haar geheel nu naar mij, en ik beslis over de overvaart van schepen en over de verwoesting van Phrygiërs, opdat niet de barbaren de toekomstige vrouwen iets aandoen, en dat ze zullen voorkomen dat zij †hun (de vrouwen)† roven uit het voorspoedige Hellas, nadat zij hebben geboet voor de ontvoering van Helena, die Paris had gestolen.”
Iphigeneia, in haar pathos-volle rede waarin ze besluit dat haar huwelijk gelijk staat aan haar offer voor Griekenland, baant met haar ‘nieuwe’ huwelijk (in plaats van haar schijnhuwelijk met Achilles) de weg vrij voor Achilles om Griekenland te wreken, zodat een Trojaans zoals Paris nooit meer de kans zal krijgen te trouwen met een Griekse Helena. Als Iphigeneia met Achilles zou trouwen, dan zou ze hem zijn roemvolle lot ontnomen hebben. Iphigeneia’s besluit te sterven verbindt haar met het huwelijk van Paris en Helena, omdat haar dood ervoor zal zorgen dat zo’n huwelijk nooit meer plaatst zal vinden: E. IA. 1398-9 Ιφ.
θύετ᾽, ἐκπορθεῖτε Τροίαν· ταῦτα γὰρ μνημεῖά μου διὰ μακροῦ καὶ παῖδες οὗτοι καὶ γάμοι καὶ δόξ᾽ ἐμή.
Iph.
“Offer, plunder Troje helemaal: want voor lange tijd zullen dat mijn nagedachtenis, mijn kinderen, huwelijk en faam zijn.”
Over het gegeven dat een jong meisje haar huwelijk direct verbindt met haar eigen dood, is het nodige geschreven, o.a. door Cavander en Rehm. Cavander schrijft dat het ‘aangaan van een huwelijksverbintenis met
33
de dood’ een terugkerend thema in Griekse tragedies is. 109 Rehm heeft dit idee in haar boek helemaal uitgewerkt, ondanks dat ze de Iphigeneia in Aulis zelf niet aan haar uitgebreide besprekingen heeft toegevoegd. 110 Rehm betoogt dat: ‘When tragic weddings and funerals – rituals constitutive of the family – go awry or fail to effect their desired transitions, it is not simply the individual oikos that suffers. The ripples spread with increasing force to shake the polis as well, probing the nature of its social and political underpinnings and challenging those in the theater audience to consider new, and often radically different, directions for their city.’
111
Het publiek wordt dus, volgens haar, uitgenodigd om nieuwe en vaak radicaal andere inzichten te verkrijgen. Deze inzichten houden in dat de vrouwelijke personages in het toneelstuk mannelijke waarden uitdagen en dat ze impliciet kritiek geven op hun imperialistische agressie. 112
4.2. Een nieuwe weergave Tot slot is het van belang om te vermelden dat de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis niet alleen in het derde stasimon voorkomt. De volgende passage is de moeite van het bespreken waard, omdat het laat zien dat de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis op een geheel nieuwe manier wordt weergegeven. Het nieuwe zit hem er in dat de maker van het toneelstuk de kijkers er bewust van maakt dat ze kijken naar een mythologisch verhaal. Wanneer Clytaimnestra te horen krijgt dat haar dochter, Iphigeneia, met de held Achilles zal gaan trouwen, onderwerpt ze haar man, Agamemnon, aan gedetailleerde vragen over Achilles’ afkomst: E. IA. 700-12 Κλ.
τοῦ δ᾽ Αἰακοῦ παῖς τίς κατέσχε δώματα;
Ἀγ.
Πηλεύς· ὁ Πηλεὺς δ᾽ ἔσχε Νηρέως κόρην.
Κλ.
θεοῦ διδόντος ἢ βίαι θεῶν λαβών;
Ἀγ.
Ζεὺς ἠγγύησε καὶ δίδωσ᾽ ὁ κύριος.
Κλ.
γαμεῖ δὲ ποῦ νιν; ἦ κατ᾽ οἶδμα πόντιον;
Ἀγ.
Χείρων ἵν᾽ οἰκεῖ σεμνὰ Πηλίου βάθρα.
Κλ.
οὗ φασι Κενταύρειον ᾠκίσθαι γένος;
Ἀγ.
ἐνταῦθ᾽ ἔδαισαν Πηλέως γάμους θεοί.
Κλ.
Θέτις δ᾽ ἔθρεψεν ἢ πατὴρ Ἀχιλλέα;
Ἀγ.
Χείρων, ἵν᾽ ἤθη μὴ μάθοι κακῶν βροτῶν.
Κλ.
φεῦ· σοφός γ᾽ ὁ θρέψας χὡ διδοὺς σοφώτεροις.
Ἀγ.
τοιόσδε παιδὸς σῆς ἀνὴρ ἔσται πόσις.
Κλ.
οὐ μεμπτός· οἰκεῖ δ᾽ ἄστυ ποῖον Ἑλλάδος;
700
705
710
109 Cavander (1973) 15 ‘It has happened before, in other Greek dramas – in Alcestis, Antigone, Hecuba, to name only a few; a young girl has gone through this travesty of a marriage, in which the true bridegroom is Death. It is a recurring theme, in which a pure expression of the soul is fated to find, not a marriage with an earthly hero, but a macabre union in the grave.’ 110 Rehm (1994) 153 n.25 ‘absent in my analysis are […] and Eur. IA, where Iphigeneia is lured to her sacrificial end under the guise of celebrating her wedding to Achilles.’ 111 Rehm (1994) 9. 112 Rehm (1994) 139 ‘Clearly, the clash of weddings and funerals offered powerful possibilities for the tragic playwright, from the emergence of female characters who challenge male values to an explicit critique of imperialist aggression.’
34
Kl.
“Welk kind verkreeg het huis van Aeacus?”
Ag.
“Peleus: en Peleus kreeg de dochter van Nereus.”
Kl.
“Omdat een god (haar) had gegeven, of omdat hij (haar) met geweld van de goden had genomen?”
Ag.
“Zeus huwelijkte haar uit en gaf haar, als iemand die daartoe bevoegd was.”
Kl.
“Hoe trouwt hij haar? Is het werkelijk zo dat het onder de branding van de zee [was]?”
Ag.
“Op de plek waar Chiron woont, de plechtige woonplaats van Peleus.”
Kl.
“Waarvan ze zeggen dat het Centaurengeslacht zich huisvest?”
Ag.
“Daar vierden de goden de bruiloft van Peleus.”
Kl.
“Heeft Thetis, Achilles opgevoed, of heeft zijn vader [hem opgevoed]?”
Ag.
“Chiron, opdat hij niet de manieren van slechte stervelingen zou leren.”
Kl.
“Toe maar! Wijs dus, hij die hem heeft opgevoed, en hij die hem gaf aan wijzeren.”
Ag.
“Een zodanige man is hij, de echtgenote van jouw dochter.”
Kl.
“Geenszins [is hij] afkeurenswaardig. Welke stad van Hellas bewoont hij?”
705
710
Wanneer Clytaimnestra alle details te horen heeft gekregen en ze door haar man overtuigd is dat haar schoonzoon van goede komaf is, zegt ze: E. IA. 716 Kl.
“Maar moge zij twee voorspoed hebben. Op welke dag wordt er getrouwd?”
716
Euripides speelt met de kennis van het publiek over de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis. Stockert schrijft in zijn commentaar over deze passage dat het opvallend is dat Clytaimnestra de afkomst van Achilles niet kent, maar dat ze wel op de hoogte is van de naam van Achilles’ moeder, Thetis, (708) die ze op dat moment nog niet kan weten. 113 Als Clytaimnestra vervolgens doorvraagt naar de details van het huwelijk, vraagt ze zich af of het huwelijk zich soms onderwater heeft afgespeeld (γαμεῖ δὲ ποῦ νιν; ἦ κατ᾽ οἶδμα πόντιον; 704), omdat Thetis een Nereïde is. Het is goed mogelijk dat deze geheel terechte vraag van Clytaimnestra over de details van het huwelijk van Peleus en Thetis weerklank gevonden hadden bij het publiek, dat misschien in de tijd van Euripides ook kritischer naar bestaande mythes keek. Op deze manier kan de ondervraging van Clytaimnestra over de afkomst van Achilles fungeren op tekst-intern niveau als sarcasme van Clytaimnestra jegens Agamemnon en op tekst-extern niveau een hint van Euripides naar zijn publiek dat het stuk waar ze naar kijken een mythologisch verhaal is.
5. Quintus Smyrnaeus’ Posthomerica De episode van de bruiloft van Peleus en Thetis komt in de Posthomerica van Quintus Smyrnaeus zes keer voor: in boek 3 (96-129; 611-26), in boek 4 (49-55; 128-43) en in boek 5 (73-9, 338-440). 114 Boek 3 gaat over de dood van de held Achilles, boek 4 behandelt de lijkspelen die gehouden worden ter ere van Achilles, en boek 5 vertelt over de strijd die uitbreekt vanwege Achilles’ goddelijke wapenrusting.
Stockert (1992, 2) 405 ‘Eine Voraussetzung des Dialogs sei es, daβ Klyt. nichts von der Genealogie wisse; trotzdem nenne sie v. 708 Thetis beim Namen.’ 114 Vian (1963) 170 ‘Quintus est revenu plusieurs fois, en termes différents, sur le mariage de Thétis: III, 613-626; IV, 49-55, 131-143; V, 338-340.’ Hier heb ik zelf nog twee passages aan toegevoegd, namelijk 3. 96-129 en 5.73-9. 113
35
5.1. Boek 3 en 4: Het material aangepast aan een addressaat De episode van de bruiloft van Peleus en Thetis staat in character-text van de godin Hera. Haar rede is een reactie op op het moment dat Achilles door de god Apollo wordt geraakt met een dodelijke pijl (3.61-2). Terwijl Achilles de pijl uit zijn enkel trekt, realiseert hij zich dat zijn tijd om te sterven gekomen is. Het duurt nog een flink aantal verzen voordat hij daadwerkelijk sterft (3.164-5). In de tussentijd spreekt Hera schande van Apollo zijn actie (3.96-129). Ze verwijt Apollo dat hij Achilles met een pijl heeft neergeschoten, omdat hij op de bruiloft van Achilles’ ouders, Peleus en Thetis, nota bene degene was die hun huwelijk bezong: Q.S. Posthomerica 3.100-2: Εὖ δ᾽ἐνὶ μέσσοις δαινυμένοις ἤειδες, ὅπως Θέτιν ἀργυρόπεζαν Πηλεὺς ἤγετ᾽ ἄκοιτιν ἁλὸς μέγα λαῖτμα λιποῦσαν· 115 “Te midden van de dinerende goden heb jij op goede wijze gezongen, hoe Peleus de zilvervoetige Thetis als echtgenote meenam, nadat zij de diepte van de grote zee had achtergelaten.” 116
Vervolgens neemt ze het hem kwalijk dat hij het bovenstaande schijnbaar vergeten is: Q.S. Posthomerica 3.106-7: Ἀλλὰ τά γ᾽ ἐξελάθου καὶ ἀμείλιχον ἔργον ἔρεξας κτείνας ἀνέρα δῖον “Maar die dingen ben je helemaal vergeten en je hebt een meedogenloze daad uitgevoerd door een stralende man te doden.”
James wijst in zijn commentaar terecht op de overeenkomst tussen deze speech van Hera in de Posthomerica en haar speech tegen Apollo in Ilias 24.55-63. 117 Daarnaast merkt James op dat deze speech van Hera herhaald wordt in 4.49-55. 118 Deze passage uit boek 4 is een vergelijkbare passage, waarin Hera Zeus erop aanspreekt dat hij Achilles zou moeten steunen. In deze speech gebruikt Hera hetzelfde argument: aangezien Zeus zelf bij het huwelijk van Peleus en Thetis aanwezig was, zou hij de Grieken – en niet de Trojanen –moeten bijstaan. In het vervolg bespreek ik alleen 3.96-129, omdat deze speech van Hera uitgebreider is en er meer over te zeggen valt in het kader van de aanpassingen van het material die de spreker maakt. De observatie van James, namelijk dat Hera min of meer hetzelfde punt maakt in de speech in de Posthomerica (3.96-129) en de speech in de Ilias (24.55-63), kan nog enigszins worden uitgewerkt. In de speech van Hera in de Ilias (24.55-63) is de held Achilles nog in leven, maar tijdens Hera’s speech in de Posthomerica, is de held stervende. Daarnaast is Paris, als doder van Achilles, uit het material geschrapt. De primary narrator heeft dus het material aangepast. Het feit dat de primary narrator van de Posthomerica Paris, 115
De Griekse tekst is overgenomen uit Vian (1963 en 1966). De vertaling is zelf gemaakt. 117 James (2004) 282 ‘Hera’s reproach of Apollo is comparable with the much briefer one at Iliad 24. 55-63.’ 118 James (2004) 282 ‘Hera makes essentially the same point again in her brief complaint to Zeus at 4. 49-55.’ 116
36
als doder van Achilles, uit het material heeft weggelaten, zorgt ervoor dat Hera al haar woede op Apollo kan uiten, omdat de dood van Achilles nu enkel zijn schuld is. Bovendien laat de primary narrator het moment van Achilles’ sterven tegelijkertijd afspelen met de speech van Hera. Dit geeft hem de gelegenheid om niet alleen Hera’s reactie weer te geven in character-text, maar ook om de reactie van de goden die aan de kant van de Trojanen weer te geven (ἐνὶ φρεσὶ καγχαλόωντες, ‘zij verheugden zich in hun hart’ 3.136). In het vervolg zal ik de belangrijkste veranderingen in het material die gemaakt zijn in de eerste speech van Hera in de Posthomerica (3.96-129) bespreken. In de Ilias noemt Hera Apollo onbetrouwbaar (Il. 24.63), omdat hij degene is die samen met Paris, Achilles zal doden. In de Posthomerica wrijft Hera echter Apollo onder de neus dat hij de boosdoener is: Q.S. Posthomerica 3.123-7: Ἦ νυ σοὶ οὐ Τρώων ἐπιμέμβλεται, ἀλλ᾽ Ἀχιλῆι ἀμφ᾽ ἀρετῆς <ἐ>μέγηρας, ἐπεὶ πέλε φἐρτατος ἀνδρῶν. Νήπιε, πῶς ἔτι σοῖσιν ἐν ὄμμασι Νηρηίνην ὄψει ἐν ἀθανάτοισι Διὸς ποτὶ δώματ᾽ ἰοῦσαν, ἥ σε πάρος κύδαινε καὶ ὡς φίλον ἔδρακεν υἷα; “Voorwaar, jij bekommert je niet om de Trojanen, maar jij bent jaloers op Achilles vanwege zijn deugd; omdat hij de beste der manschappen bleek te zijn. Jij dwaas, hoe zal jij nog de Nereïde in haar ogen aankijken, wanneer zij naar het huis van Zeus gaat te midden van de onsterfelijken? Vroeger respecteerde zij jou en zag ze jou als haar eigen zoon.”
Hera focaliseert Apollo’s actie als een ‘meedogenloze daad’ (ἀμείλιχον ἔργον 3.106). Ze verwijt hem dat hij gehandeld heeft uit jaloezie. Vervolgens herinnerde ze hem aan het feit dat Thetis hem beschouwde als haar zoon. Ze roept pathos op door de tertiary focalisation van Thetis in te voegen: ὡς φίλον ἔδρακεν υἷα ‘en zag ze jou als haar eigen zoon’ 3.127). Hera voegt dus deze nieuwe elementen in het material om Apollo zich nog schuldiger te laten voelen en vooral ook om de andere goden ervan te overtuigen dat ze de Grieken in de strijd moeten bijstaan. Het commentaar van James, namelijk dat de twee passages vergelijkbaar zijn, kan dus gemodificeerd worden. Het material in de speech van Hera is anders omdat de primary narrator de fabula van de dood van Achilles heeft aangepast. Een tweede voorbeeld waarin de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis is aangepast aan de addressaat, is in het vervolg van boek 3. Thetis stort zich in deze pathosvolle scène op het lijk van Achilles terwijl ze de volgende woorden uitroept: Q.S. Posthomerica 3.611-5: Αὐτὰρ ἐγὼ πρὸς Ὄλυμπον ἀφίξομαι, ἀμφί δὲ ποσσὶ κείσομαι ἀθανάτοιο Διὸς μεγάλα στενάχουσα, οὕνεκά μ᾽ οὐκ ἐθέλουσαν ὑπ᾽ ἀνέρι δῶκε δαμῆναι, ἀνέρι ὃν τάχα γῆρας ἀμείλιχον ἀμφιμέμαρφε Κῆρές τ᾽ ἐγγὺς ἔασι τέλος θανάτοιο φέρουσαι.
37
“Maar ik zal naar de Olympus gaan en rond de voeten van de onsterfelijke Zeus zal ik liggen en luidkeels jammeren, omdat hij tegen mijn wil het heeft gegeven dat ik aan een man onderworpen ben een man die vreselijke ouderdom weldra in zijn greep krijgt, en de doodsdaemonen zijn al nabij die het einde bestaande uit de dood met zich meevoert.”
Over deze passage kunnen de volgende opmerkingen gemaakt worden. Thetis schetst in deze passage een zeer negatief beeld van haar huwelijk. Nu haar enig zoon gestorven is, kijkt ze bitter terug op haar verbintenis met zijn vader, Peleus. De dood van Achilles doet haar realiseren dat haar echtgenoot, die ook sterfelijk is, tevens spoedig zal sterven. Bij Homerus staat dat haar zoon ook snel zal sterven, maar hier voegt ze toe dat niet alleen haar zoon maar ook haar man spoedig zal sterven. In de Ilias ligt in haar speech de nadruk op de sterfelijkheid van haar zoon, maar in de Posthomerica doet Thetis er nog een schepje bovenop door niet alleen Peleus’ ouderdom, maar ook zijn sterfelijkheid te benadrukken. Dit is een logische toevoeging aan het material, omdat, in tegenstelling tot de Ilias waar hij zoon nog in leven is, in de Posthomerica hij nu reeds gestorven is. Thetis haar speech herinnert haar aan haar huwelijk met een sterveling die ook spoedig zal sterven. Uit dit voorbeeld blijkt dat Thetis het material van haar huwelijk aanpast aan haar addressaat, namelijk haar overleden kind. Het feit dat Achilles gestorven is, verklaart de nieuwe informatie in Thetis’ versie van het material. Deze versie is van het huwelijk in de Posthomerica is in tegenspraak met de gelukzalige versie van het huwelijk die het personage Nestor in de Posthomerica geeft, die ik nu zal bespreken. In het volgende te bespreken voorbeeld uit boek 4, waar Nestor de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis bezingt om Thetis te troosten, is het opvallend dat hij, in tegenstelling tot Thetis, alleen de mooie kanten van de bruiloft benadrukt. Thetis wil in boek 4 lijkspelen houden ter ere van haar zoon: Q.S. Posthomerica 4.115-7: Θέτις κυανοκρήδεμνος θῆκεν ἄεθλα φέρουσα καὶ ὀτρύνεσκεν Ἀχαιοὺς αὐτίκ᾽ ἀεθλεύειν· ‘Thetis met de donkere sluier zette de prijzen neer die ze bij zich had en spoorde de Grieken aan om terstond wedstrijden te houden.’
Het is vervolgens Nestor die opstaat om de rouwende 119 Thetis een hart onder de riem te steken. Nestor, die te oud is om mee te doen aan de spelen, laat in plaats daarvan aan Thetis zien hoe eloquent hij is (4.128-43). Eerst bezingt hij de bruiloft van Peleus en Thetis en vervolgens prijst hij Achilles. James wijst er op dat Nestors zang is weergegeven in de indirecte rede. 120 Deze opmerking van James kan met behulp van een narratologische analyse van deze passage worden uitgewerkt.
119
Over deze passage is opgemerkt door James (2004) 289 dat de donkere kleur van Thetis’ sluier ‘indicates mourning, as in the description of Thetis at Iliad 24. 93-4, but it is also appropriate for sea creatures, as in dark-haired of the Nereids at 5.345.’ 120 James (2004) 289-9 ‘Nestor’s extensive speech in praise of Thetis and Achilles is presented in a reported form, not as direct speech, which is the rule for the dramatic narratives of the Homeric epics and the Trojan Epic alike.’
38
Q.S. Posthomerica 4.128-143: Τοὔνεκ’ ἐν<ὶ> μέσσοισιν ἐύφρονα Νηρηίνην ὕμνεεν, ὡς πάσῃσι μετέπρεπεν εἰναλίῃσιν εἵνεκ’ ἐυφροσύνης καὶ εἴδεος· ἣ δ’ ἀίουσα
130
τέρπεθ’. Ὃ δ’ ἱμερόεντα γάμον Πηλῆος ἔνισπε, τόν ῥά οἱ ἀθάνατοι μάκαρες συνετεκτήναντο Πηλίου ἀμφὶ κάρηνα, καὶ ἄμβροτον ὡς ἐπάσαντο δαῖτα παρ’ εἰλαπίνῃσιν, ὅτ’ εἴδατα θεῖα φέρουσαι χερσὶν ὑπ’ ἀμβροσίῃσι θοαὶ παρενήνεον Ὧραι
135
χρυσείοις κανέοισι, Θέμις δ’ ἄρα καγχαλόωσα ἀργυρέας ἐτίταινεν ἐπισπέρχουσα τραπέζας, πῦρ δ’ Ἥφαιστος ἔκαιεν ἀκήρατον, ἀμφὶ δὲ Νύμφαι ἀμβροσίην ἐκέραιον ἐνὶ χρυσέοισ<ι> κυπέλλοις, αἳ δ’ ἄρ’ ἐς ὀρχηθμὸν Χάριτες τράπεν ἱμερόεντα,
140
Μοῦσαι δ’ ἐς μολπήν, ἐπετέρπετο δ’ οὔρεα πάντα καὶ ποταμοὶ καὶ θῆρες, ἰαίνετο δ’ ἄφθιτος αἰθὴρ ἄντρά τε Χείρωνος περικαλλέα καὶ θεοὶ αὐτοί. ‘Hij bezong het prachtige huwelijk van Peleus, het huwelijk dat de onsterfelijke gelukzaligen hielpen waar maken op de top van de Pelion. Hij bezong hoe ze proefden van de onsterfelijke maal bij het diner, toen de vlugge Seizoenen het goddelijke voedsel in hun onsterfelijke armen hadden meegenomen en opgestapeld in gouden manden. Hoe Themis jubelend en opgewekt zilveren tafels dekte en hoe Hephaestus een pure vlam aanstak en daaromheen de Nymphen ambrosia mengden in gouden bekers. Hoe de Charites overgingen tot een prachtige dans en de Muzen tot hun zang. Hoe daarbij alle bergen, rivieren en wilde dieren blij waren en hoe de eindeloze ether, de geweldig mooie grotten van Chiron en hoe de goden zelf het warm kregen.’
Met het gebruik van de indirecte rede, vervaagt namelijk de grens tussen de stem van de primary narratorfocaliser en die van Nestor. Oftewel, de primary narrator-focaliser plaatst zich op één lijn met de eloquentie van de beroemde Nestor uit de Ilias. Het is opvallend dat binnen de Posthomerica alleen in Nestor zijn versie van de bruiloft de Muzen aanwezig waren. De aanwezigheid van de Muzen kan te maken hebben met het feit dat Nestor, die op één lijn wordt geplaatst met de primary narrator-focaliser, een zang uitvoert. Dit lijkt op de gevallen bij Pindarus en Euripides waar het zingende koor zelf de aanwezigheid van de Muzen in hun narrative benadrukt. Dat de stem van de primary narrator en die van Nestor versmelten, geeft dus hun beider zangkunst aan. Dit bewerkstelligt de verteller door aan zijn zang de aanwezigheid van de Muzen op de bruiloft van Peleus en Thetis toe te voegen,
39
een aanpassing van het material die, in de lijn der verwachting, alleen in deze passage is gemaakt in de Posthomerica. Q.S. Posthomerica 4.130-1: ἡ δ᾽ ἀΐουσα | τέρπεθ᾽. ‘En zij was blij het te horen.’
Deze reactie van Thetis de enige bestaande versie van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis waar Thetis’ reactie op een lofzang op haar eigen bruiloft wordt weergegeven. In Nestor zijn versie van het material in de Posthomerica worden alleen de mooie aspecten van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis benadrukt. Deze positieve versie is in tegenspraak met dat wat Thetis over haar eigen bruiloft kort hiervoor te zeggen had (3.611-26). Het gegeven dat het material van de episode van de bruiloft in zo’n mate is aangepast dat alleen de mooie aspecten van de episode van de bruiloft benadrukt worden, kan verklaard worden met het feit dat Nestor Thetis wil troosten. Nestor zingt voor haar een troostzang en daarom benadrukt hij dat de bruiloft prachtig en schitterend was. Het blijft echter opvallend dat Thetis, die niks van haar bruiloft moest hebben, haar eigen bruiloft wel mooi vindt wanneer Nestor het bezingt. Is dit dan op meta-niveau een compliment aan het adres van de dichter? Of hebben we hier te maken met een inconsistentie binnen de Posthomerica?
5.2. Boek 5: Material aangepast aan een ekphrasis Terwijl de lijkspelen aan de gang zijn, legt Thetis te midden van de Grieken de goddelijke wapenrusting van Achilles neer. Daarop volgt een schildbeschrijving van het schild, dat eens door Hephaestus was gesmeed. De narrator beschrijft vervolgens dat wat Hephaestus er op gesmeed had (ποίησε 5.5). Hij begint met een beschrijving van de hele wereld, de lucht, het land en de zee (1-16). Daarop volgen twee gewelddadige scènes: een jacht op wilde dieren, en een beeld van de Schikgodinnen en bloederige oorlog (17-42). Vervolgens gaat de narrator in zijn beschrijving over tot vreedzame scènes die volgens hem op het schild staan afgebeeld: de personificatie van Rechtvaardigheid, staand op een moeilijk te bereiken palmtak; mensen die het land bewerken, dansende meisjeskoren, Aphrodite die uit de zee oprijst; glimlachende Gratiën en tot slot de bruiloft van Peleus en Thetis (73-9). In de Posthomerica zijn nog twee andere ekphraseis te vinden, 121 maar ik zal me beperken tot de schildbeschrijving waarop de episode van Peleus en Thetis afgebeeld staat. Over het algemeen wordt aangenomen dat dit schild van Achilles, dat in de Posthomerica beschreven wordt, overeenkomt met het schild van Hephaestus in Ilias 18. 122 Maciver voegt hier nog aan toe dat de scènes, die op het Posthomerische schild staan, niet alleen ontleend zijn aan de schildbeschrijving in de Ilias, maar aan de gehele Ilias. 123 De schildbeschrijving waar het huwelijk van Peleus en Thetis op staat, is 95 verzen lang en er staan 12 scenes op 121
James (2004) xxvi ‘The Trojan Epic has two other examples of ekphrasis, one of which is a precise counterpart of the first, a description on the same scale of the shield of Eurypylos (6.198-293) with eighteen scenes of the labors of Herakles. The third is a much shorter description of the baldric and quiver of Philoktetes (10.180-205).’ 122 Maciver (2012) 40 ‘the shield of Achilles in Posthomerica 5 is the same shield as that given to Achilles in Iliad 19, and made by Hephaestus in Iliad 18.’ James (2004) xxvi ‘That belongs to a long literary tradition of descriptions of works of art, known as ekphrasis, going back to the description of Achilles’ shield at Iliad 18. 478-608, which was Quintus’ primary model.’ 123 Maciver (2012) 51 ‘The scenes on the Posthomeric shield of Achilles derive from the Iliadic shield of Achilles, and scenes and poetic imagery from the whole Iliad.’
40
afgebeeld in tegenstelling tot het schild in de Ilias, waar 10 scenes op afgebeeld staan verspreid over 130 verzen (Il. 18.478-608). 124 In beide passages, zowel in die van de Ilias als in die van de Posthomerica, beschrijft de primary narrator een bruiloft. In de Ilias is het zo dat, voordat het schild gemaakt wordt, Thetis aan Hephaestus vraagt of hij een schild wil smeden voor haar zoon, die op het punt staat om op het slagveld te sterven. Als reactie op haar verzoek, gaat Hephaestus meteen in zijn smitse aan de slag. Een van de eerste scènes die hij op het schild afbeeldt, is een bruiloft (Il. 18.490-6). Tot nu toe zijn aan die bruiloftsscène de volgende interpretaties gegeven. Edwards interpreteert deze huwelijksscène in de Ilias als één van de vele scenes waarin ‘ordinary people taking part in the activities of ordinary life.’ 125 Op deze manier beeldt, volgens hem, de dichter het plezier van mensen af dat ze beleven in de gemeenschap waar ze deel van uitmaken, 126 in tegenstelling tot Achilles, die zich eerst moet verzoenen met Priamus om hier ook deel vanuit te kunnen maken. 127 Edwards interpreteert deze scène dus als een contrast tussen ‘the doomed hero of the past’ en het alledaagse leven van ‘ordinary human folk’, waar Achilles geen deel van uitmaakt, ondanks dat het alledaagse leven afgebeeld staat op zijn eigen schild. 128 Alden komt tot een soortgelijke conclusie over de schildbeschrijving in de Ilias. Ze betoogt dat Hephaestus scènes op het schild afbeeldt, geïnspireerd op hetgeen Thetis hem heeft verteld over Achilles. 129 Alden concludeert dat de bruiloftsscène fungeert als een contrast tussen Achilles afwijzing van een bruiloft (en andere burgelijke zaken) in de lopende actie. 130 Tot zover heb ik besproken hoe de bruiloftsscène op het Iliadische schild binnen de thematiek van de Ilias geïnterpreteerd wordt. De Posthomerische verteller beschrijft op zijn schild ook een bruiloft. In tegenstelling tot het Iliadische schild, waar een bruiloft in zeer algemene termen de bruiloft beschreven wordt, vertelt de Posthomerische primary narrator dat er een specifiek huwelijk op het schild is afgebeeldt, namelijk het huwelijk van Peleus en Thetis. Dit is een duidelijke verandering die de primary narrator-focaliser heeft aangebracht ten opzichte van de Iliadische verteller. In het vervolg zou ik in willen gaan op drie vragen, namelijk: wat betekent het dat de bruiloft van Peleus en Thetis op het schild staat afgebeeld, in plaats van een ‘gewoon’ huwelijk, zoals in de Ilias? En de tweede vraag is: in hoeverre heeft de primary narrator het material van de bruiloft van Peleus en Thetis aangepast? Wanneer de twee schildbeschrijvingen naast elkaar worden gelegd, kan men zich afvragen wat hun onderlinge relatie is. Maciver toont aan dat er een duidelijke intertekstuele relatie bestaat tussen de beide 124
Maciver (2012) 41 ‘The shield is described over 95 lines (Posthomerica 5.6-101), with 12 scenes in total, whereas the Iliadic shield has ten scenes described over 130 lines (Iliad 18.478-608).’ 125 Edwards (1991) 208. 126 Edwards (1991) 208 ‘The women stand in their doorways admiring the wedding procession […] The poet constantly emphasizes, with a few vivid words, the pleasure the participants feel in their communal life.’ 127 Edwards (1991) 208: ‘Marg, Dichtung 24-5, makes the good point that the scenes on Akhilleus’ shield are described as the god fashions them on Olumpos, not (as are those on the shield of Aineias) when the hero receives and admires the armour on earth; the audience can appreciate them now, but Akhilleus could not properly do so until after his reconciliation with Priam, when he is more ready to appreciate life on ordinary human terms.’ 128 Edwards (Iliad) 209 ‘The irony of the doomed hero of the past who bears into battle the depiction of the continuing life of ordinary human folk.’ 129 Alden (2000) 53. ‘I shall argue that the god is working what Thetis has told him about Achilles into corresponding images included in the divine view of the world he represents on the shield.’ 130 Alden (2000) 72 ‘The recourse to arbitration on the shield is associated with scenes of rejoicing over weddings. Achilles’ rejection of arbitration in the main narrative is implicitly criticized by its contrast with the association of arbitration and rejoicing in the main narrative.’
41
schildbeschrijvingen. Hij legt uit dat juist doordat er sprake is van veranderingen in twee ecphrastische beschrijvingen van één en hetzelfde beroemde schild, er een intertekstuele relatie ontstaat tussen beide beschrijvingen. 131 Baumbach gaat nog een stap verder en concludeert dat Quintus met zijn schildbeschrijving van hetzelfde schild van Achilles zich duidelijk in de Epische traditie probeert te plaatsen. 132 Over de beschreven scènes, die inhoudelijke overeenkomsten vertonen, betoogt Maciver het volgende: ‘We also assume that the scenes that bear some resemblance to scenes in the Iliadic ecphrasis are those that Quintus (re-) constructed according to his interpretative bias.’ 133 Scènes die dus enige mate van onderlinge overeenkomst vertonen, zijn door de primary narrator van de Posthomerica aangepast naar zijn eigen interpretatie. Deze informatie is relevant voor het bekijken van de twee bruiloften, namelijk de afbeelding van de bruiloft van Peleus en Thetis die op het Iliadische schild staat (Il. 18.490-6), en de afbeelding van een bruiloft die de Posthomerische verteller beschrijft. Maciver laat in zijn betoog aan de hand van voorbeelden duidelijk zien dat de Posthomerische verteller scènes op zijn schildbeschrijving in thematische samenhang brengt met de context van het werk, 134 maar op de beschrijving van de bruiloft van Peleus en Thetis gaat hij niet in. Over dit onderwerp, namelijk de samenhang met de context, merkt James op dat, ondanks dat er bestaande inhoudelijke overeenkomsten tussen scènes bestaan, de meeste scènes substantieel nieuw zijn in relatie tot hun voorgangers. 135 Het is dus interessant om te kijken naar de passages die inhoudelijke overeenkomsten vertonen. Wat wil het dus zeggen dat de bruiloft van Peleus en Thetis op het schild staat afgebeeld, in plaats van een ‘gewoon’ sterfelijk huwelijk, zoals in de Ilias? Een verklaring voor het invoegen van de episode van Peleus en Thetis op het schild, kan zijn dat de primary narrator van de Posthomerica hiermee aangeeft hoe hij het huwelijk, dat op het Iliadische schild stond afgebeeld, heeft geïnterpreteerd. Een argument hiervoor is dat Maciver reeds heeft aangetoond dat er een sterk intertekstueel verband bestaat tussen beide schildbeschrijvingen. Daarnaast maakten Edwards en Alden duidelijk dat er een sterke samenhang bestaat tussen de schildbeschrijving en de actie van de Ilias. Ten derde is één van de eerste afbeeldingen die Hephaestus in de Ilias op het schild zet een bruiloftsscène. Het kan, naar mijn idee, geen toeval zijn dat Thetis eerst haar hart bij Hephaestus over haar huwelijk heeft uitgestort en dat hij vervolgens een huwelijk op zijn schild afbeeldt. Als dit wel toeval is, dan heeft in ieder geval de primary narrator van de Posthomerica laten zien dat hij deze bruiloftsscène aan Thetis gekoppeld heeft. Hij interpreteert deze bruiloft namelijk als de bruiloft van Peleus en Thetis die op Achilles’ eigen schild gestaan heeft. Hiermee geeft hij aan dat hij dit huwelijk geïnterpreteerd heeft als een huwelijk dat verbonden is met de ondergang van Achilles, een idee dat in de Ilias veelvuldig aan de orde komt.
131 Maciver (2012) 42 ‘Changes, manifest originality, and close imitation of the Iliadic ekphrasis obtain a greater impact in a reading of the relationship between the Posthomerica and the Iliad as both ecphrastic descriptions are aligned because they describe the same ‘object’. The shield of Achilles, therefore, focuses the intertextual engagement between the reader and the Posthomerica, the Posthomerica and the Iliad, and the reader of the Iliad and the Posthomerica.’ 132 Baumbach & Bär (2007) 128 ‘sondern die Ekphrasis würde zugleich Quintus’ Versuch, sich in die homerischen Epen einzuschreiben, im Kleinen abbilden.’ 133 Maciver (2012) 47. 134 Maciver (2012) 47 n.34 ‘The Iliadic interpreter selected and described scenes appropriate for the literary and thematic content (and context) of the Iliad; the Posthomeric interpreter of the same shield selected certain scenes appropriate for the Posthomerica.’ 135 James (2004) 295 ‘The description, or ecphrasis, of Achilles’ armour follows the broad pattern of its primary model at Iliad 18. 478-613, […]. Despite the similarity of arrangement most of the scenes are substantially new in relation to extant antecedents.’
42
Het idee dat de verteller zijn eigen interpretatie van het Iliadische schild geeft, wordt bevestigd door een argument van James, namelijk dat de Posthomerische verteller niet beschrijft hoe Hephaestus het schild aan het maken is, zoals in de Ilias, maar dat hij aangeeft dat het schild al zo gesmeed was. 136 Hiermee benadrukt de Posthomerische verteller dat hij een latere ‘kijker’ is naar het schild. Zijn beschrijving is dus tegelijkertijd voor de primary narratees een lezing van de Homerische tekst en een interpretatie van wat hij ‘ziet’ op het schild. Maciver bevestigt dit idee door te stellen dat ‘The signs of lifelikeness given by the Posthomeric narrator […] also draw attention to the status of Quintus as a late reader of Homer.’ 137 Het feit dat het huwelijk van Peleus en Thetis op het Posthomerische schild staat afgebeeld, in plaats van het ‘gewone’ huwelijk in de Ilias, geeft dus aan hoe de Posthomerische primary narrator de bruiloft, samenhangend met de context, waarin het Thetis is die om het schild vraagt, als aanschouwer van het schild heeft geïnterpreteerd. De verteller heeft het huwelijk op het schild van de Ilias geïnterpreteerd als het huwelijk tussen Peleus en Thetis, dat direct verbonden is met de ondergang van Achilles. Het huwelijk, dat op het schild van Achilles is afgebeeld, is namelijk tegelijkertijd het begin en einde van zijn lot. Dit verklaard volgens de verteller waarom het verhaal op zijn eigen schild staat afgebeeld. In het vervolg zal ik ingaan op de tweede en derde vraag, namelijk in hoeverre de primary narrator het material van de bruiloft van Peleus en Thetis heeft aangepast en hoe dit verklaard kan worden. Q.S. Posthomerica 5. 73-9: Ἐν δ᾽ ἄρ᾽ ἔσαν Νηρῆος ὑπερθύμοιο θύγατρες ἐξ ἁλὸς εὐρυπόροιο κασιγνήτην ἀνάγουσαι ἐς γάμον Αἰακίδαο δαΐφρονος. Ἀμφὶ δὲ πάντες ἀθάνατοι δαίνυντο μακρὴν ἀνὰ Πηλίου ἄκρην· ἀμφὶ δ᾽ ἄρ᾽ ὕδρηλοί τε καὶ εὐθαλέες λειμῶνες ἔσκον, ἀπειρεσίοισι κεκασμένοι ἄνθεσι ποίης, ἄλσεά τε κρῆναί τε διειδέες ὕδατι καλῷ. “Erop waren ook de dochters van de trotse Nereus, die hun zus omhoog leidden uit de breed stromende zee naar een huwelijk met de vermetele Aeacide. En eromheen dineerden alle onsterfelijken op de hoge top van de Pelion en daaromheen waren dauwige en bloemrijke weides, versierd met talloze bloemen van het veld. Er waren bossen en heldere bronnen met prachtig water.”
Over de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis zelf, die op het Posthomerische schild afgebeeld staat, zijn tot nu toe de volgende zaken opgemerkt. Vian merkt op dat de scène doet denken aan een vergelijkbare scène in Valerius Flaccus. Zijn argumenten hiervoor zijn, ten eerste, dat in de Argonautica de Nereïden ook uit het water komen en dat, ten tweede, er ook een banket worden gehouden op de Pelion. 138 Wat hij weglaat te vermelden is
136
James (2004) 295 ‘The description, or ecphrasis, of Achilles’ armour follows the broad pattern of its primary model at Iliad 18. 478-613, but differs in presenting the pieces as completed, not as work in progress.’ 137 Maciver (2012) 46. 138 Vian (1966) 205 ‘Dans les V. 73-79, il faut distinguer deux scènes comme dans Valerius Flaccus, Argon., I, 130-139: l’arrivée des Néréides sortant des flots (elles sont encore en pleine mer chez le poète latin) et le banquet sur le Pélion.’
43
dat in Valerius Flaccus’ werk Thetis op een dolfijn over de golven rijdt. 139 Dit element is niet terug te vinden op de schildbeschrijving van de Posthomerische verteller (5.73-9). Ook is in de Argonautica de bloemrijke omgeving van de bruiloft niet zo uitgebreid beschreven als op het Posthomerische schild. Voorzichtigheid is dus geboden bij het vergelijken van deze twee onderlinge passages, zoals Vian, doet, al is het alleen maar omdat Valerius Flaccus in het Latijn schreef en Quintus zijn werk schreef in het Grieks. En het is een onderwerp van debat of Quintus Smyrnaeus überhaubt Latijnse teksten gelezen heeft. Afgezien hiervan blijft het lastig om een direct verband tussen beide passages aan te tonen, ondanks de twee inhoudelijke overeenkomsten. James merkt op in zijn commentaar op boek V van de Posthomerica dat de scène van Peleus en Thetis een duidelijk thematische link heeft met het verhaal, al specificeert hij dit niet. Wel zegt hij dat hij de verteller de bruiloft heeft uitgewerkt ‘with some descriptive elaboration.’ 140 Ook wijst hij op het feit dat de verteller dit onderwerp van de bruiloft van Peleus en Thetis waarschijnlijk gekozen heeft, vanwege de populariteit die het onderwerp zowel in de beeldende kunst, als in de literatuur gehad moet hebben. 141 Dit laatste argument is moeilijk te weerleggen, maar het verklaart an sich niet de aanpassingen die de verteller in het material heeft gemaakt. Baumbach interpreteert de aanwezigheid van de episode van Peleus en Thetis op het schild als een bevestiging voor zijn idee dat op deze manier de verteller de wereld van mensen en goden laat samenkomen op één schild. 142 Ten tweede is er volgens hem sprake van een ‘inhaltlichen Korrespondenz’ met de gebeurtenissen van de lopende actie: de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis wijst, naar zijn idee, op de voorgeschiedenis van de Trojaanse oorlog. Op deze manier is de bruiloft van Peleus en Thetis een afspiegeling van de ontstaansgeschiedenis van de oorlog. 143 Aan deze, naar mijn idee, geheel terechte conclusie kan dus nog mijn voorgaande conclusie worden toegevoegd dat de verteller het huwelijk van Peleus en Thetis heeft geïnterpreteerd als een huwelijk dat direct verbonden is met de ondergang van Achilles, en dat dit verklaard waarom het verhaal op zijn eigen schild staat afgebeeld. Het is opmerkelijk dat dat in Nestor zijn versie van de bruiloft hij de aanwezigheid van de Muzen op de bruiloft benadrukt (4.128-43), maar dat in de ekphrasis hun aanwezigheid is weggelaten. Dit bevestigt het idee dat de aanwezigheid van de Muzen op de bruiloft enkel wordt benadrukt in samenhang met het genre van koorlyriek en lofzang.
139
Valerius Flaccus, Argonautica I. 131-2: aequora delphin corripit, ipsa sedet ‘De dolfijn haast zich over het zeevlak, zij zelf zit erop.’ 140 James & Lee (2000) 60 ‘This is the only scene on the shield that has an obvious thematic link with the narrative, and it is actually the fourth occasion on which Q. recalls it with some descriptive elaboration.’ 141 James & Lee (2000) 12 ‘and it has been suggested that the prominence given to the subject may consciously reflect its popularity in visual art.’ En James & Lee (2000) 60 ‘In favouring the subject thus, Q. would have been aware of its popularity in pictoral art as well as in literature.’ 142 Baumbach & Bär (2007) 117 ‘Einerseits kann man die stärkere Einbeziehung der Götter in das Geschehen als eine Erweiterung des Blickfeldes von den zwischenmenschlichen Beziehungen um das (religiöse) Verhältnis zwischen Menschen und Göttern lesen, wobei die beiden Gedichtteile räumlich aufeinander zulaufen, da sich die Menschen vom Land, die Götter von der See her annähern und beide in der Hochzeit von Peleus und Thetis symbolisch aufeinandertreffen bzw. sich vereinen.’ 143 Baumbach & Bär (2007) 117 ‘Denn mit der Hochzeit von Peleus und Thetis erzählt der Schild die zentrale Episode aus der Vorgeschichte des Trojanischen Krieges und reflektiert damit auch seinen eigenen Entstehungsgrund und seine Zweckbestimmung.’
44
Ten tweede valt op dat het huwelijk in een setting 144 van een locus amoenus wordt geplaatst. De opmerking van James, namelijk dat dit gaat om ‘some descriptive elaboration’ 145 kan worden aangescherpt. James & Lee schrijven in hun commentaar dat de nadruk die in deze bruiloftsscène op de aanwezigheid van water wordt gelegd, voor een soepele overgang moet zorgen naar de volgende afgebeelde scène, namelijk de scène van de zee. 146 Ten tweede merken ze op dat: ‘in the present passage the weakness of Q.’s use of ornate epithets is apparent in ὑπερθύμοιο 73, εὐρυπόροιο 74, δαΐφρονος 75.’ 147 Bij deze aanname kunnen de nodige vraagtekens worden gezet, omdat deze epitheta, naar mijn idee, deels de verklaring vormen voor het aanpassing van het material. Een verklaring voor de setting van de bruiloft in een prachtig en bloemrijk landschap (inclusief epitheta die dit ondersteunen), is dat we hier te maken hebben met een ekphrasis. De narrator kan flink uitpakken bij het schrijven van een setting, omdat hij een schild beschrijft dat hij voor zich ziet. Dit is te zien aan de hoeveelheid epitheta die de omgeving beschrijven (ὑπερθύμοιο 73, εὐρυπόροιο 74, δαΐφρονος 75). Het feit dat we hier te maken hebben met een uitgebreide beschrijving van de setting van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis in de vorm van een locus amoenus, komt omdat de scène onderdeel uitmaakt van de vredesscènes binnen de beschrijving van een ekphrasis. Aan de hand van een narratologische analyse kan dus geconcludeerd worden dat er bepaalde aanpassingen in de bestaande episode worden gemaakt waarmee de verteller een boodschap afgeven op meta-niveau afgeeft, namelijk dat hij zijn eigen interpretatie van een passage van zijn voorganger geeft.
Conclusie In deze scriptie heb ik met behulp van een narratologische analyse de bestaande interpretaties die bestaan over de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis in de Griekse literatuur onder de loep genomen. Daaruit is gebleken dat de variaties in het material die de verteller maakt, afhankelijk zijn van een aantal verschillende factoren. Samenvattend zijn er in de Ilias tot nu toe de volgende interpretaties gegeven aan de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis. De episode of elementen uit de episode benadrukken de vaderlijke rol van Peleus en de rol van Thetis als bezorgde moeder om het lot van haar zoon. Op deze manier kan het oproepen van de episode van Peleus en Thetis de pathos versterken. Daarnaast vormt de episode een contrast tussen de onsterfelijke geschenken die zijn gegeven op de bruiloft en de onsterfelijkheid van de helden Patroclus, Hector en Achilles. Deze goddelijke geschenken, als element van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis, zorgen bovendien voor een vorm van dramatische ironie wanneer deze onsterfelijke geschenken niet in staat zijn om de grote helden te behoeden voor de dood die boven hun hoofd hangt. Tot slot zorgt dit element van de episode, namelijk goddelijke wapenrusting van Peleus, voor een rechtvaardiging van Achilles’ wraak op Hector. Hector moet namelijk gestraft worden voor het feit dat hij, na Patroclus te hebben gedood, hybris vertoonde door de wapenrusting, die Peleus van de goden had gekregen op zijn bruiloft, van Patroclus af te pakken.
144
De Jong (2014 forthc.) 106 ‘setting, i.e. the location where the action takes place.’ James & Lee (2000) 60 ‘This is the only scene on the shield that has an obvious thematic link with the narrative, and it is actually the fourth occasion on which Q. recalls it with some descriptive elaboration.’ 146 James & Lee (2000) 60 ‘Emphasis on water here (ὕδρηλοί, ὕδατι) assists the following change to the sea.’ 147 James & Lee (2000) 60. 145
45
Met behulp van een narratologische analyse blijkt dat de aanpassingen die gemaakt zijn aan het material, tekstintern afhankelijk zijn van de narratee van de spreker. Op tekst-extern niveau fungeert de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis als een voorbode van de dood van een personage. De interpretatie van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis in Alcaeus 42 hangt in de meeste gevallen af van de aanname dat het personage Helena in de eerste strofe van het gedicht wordt aangesproken en dat daaruit de logische denkstap volgt dat Helena als foil fungeert voor Thetis. Pallantza pleit voor een lezing waar Paris in de eerste strofe de addressaat moet zijn geweest. Aan de hand van een narratologische analyse blijkt dat de primary narrator het material van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis op tekst-extern niveau aanpast aan zijn addressaat. Dit betekent dat de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis in Alcaeus 42 aangepast is aan de context. De episode functioneerde als een paradeigma voor de groep mannelijke luisteraars op het symposium waar de spreker deel van uitmaakte. Tot nu toe zijn er de volgende twee opvattingen over de aanpassingen die de Pindarische verteller in zijn material maakt. Ten eerste voegt de verteller het material naar de smaak van zijn patroon. Ten tweede geeft in sommige gevallen de verteller aan dat hij een beter (gecorrigeerd) material te bieden heeft. Uit een analyse komt naar voren dat de aanwezigheid van de Muzen (in zowel de Pythische 3 als de Nemeïsche 5) in het material getriggerd wordt door het genre van de koorlyriek. Het genre van de tekst bepaalt dus het material. Ten tweede valt op dat het material aangepast wordt aan de context: de verteller kan het material aanpassen omdat de tekstexterne adressaat zich beter kan inleven in het voorbeeld waarbij de nadruk in een paradeigma ligt op het mannelijke handelen in aristocratische wereld. In de Griekse lyriek is de versie van de bruiloft van Peleus en Thetis dus afgestemd op het mannelijke publiek. Over de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis in de Iphigeneia in Aulis van Euripides is tot nu toe het volgende geconcludeerd. Ten eerste wordt het ongelukkige schijnhuwelijk gecontrasteerd met het gelukkige huwelijk van Thetis en, ten tweede, zet het vraagtekens bij de heroïsche wereld, omdat de profetie waarin Achilles’ toekomst bezongen wordt een voorbode is voor zijn onvermogen om Iphigeneia te redden. Achilles’ falen leidt tot het verliezen van zijn naam en zijn identiteit. Daarnaast is Iphigeneia haar huwelijk met de dood een zeer heftige uitdaging voor het mannelijke publiek omdat er indirect kritiek gegeven wordt op hun imperialistische agressie. Met behulp van een narratologische analyse kan aan deze observaties nog worden toegevoegd dat de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis is aangepast aan de context binnen het toneelstuk. Tevens kunnen bepaalde toevoegingen, zoals de aanwezigheid van Ganymedes en de herhaling van het epitheton goud een voorbode vormen voor het publiek dat de Trojaanse oorlog zal gaan uitbreken en dat Iphigeneia geofferd zal worden. Daarnaast is in deze versie van het material een aanpassing gemaakt om de bruiloft van Peleus en Thetis in te passen in de thematiek van het stuk, namelijk de directe relatie tussen huwelijk en dood en huwelijk en oorlog. Het aanpassen van het material zorgt ervoor dat het schijnhuwelijk van Iphigeneia en Achilles in verband wordt gebracht met zowel het huwelijk van Paris en Helena als het huwelijk van Peleus en Thetis. Ook kan bij Euripides de aanwezigheid van de Muzen verklaard worden door het genre van de koorlyriek. Het is een manier van het koor om zich aan de ene kant te identificeren met de Muzen, maar aan de andere kant is het een soort impliciete misdirection voor de afloop van het stuk (zal Achilles Iphigeneia toch nog kunnen redden door met
46
Iphigeneia te trouwen?). Tot slot speelt Euripides in op de kennis van het publiek over deze episode van de bruiloft van Peleus en Thetis. Op tekst-extern niveau is de verwijzing naar de episode van Clytaimnestra een speelse hint van Euripides naar het publiek, dat wellicht zelf ook kritischer naar de bestaande mythes keek. In de Posthomerica van Quintus Smyrnaeus blijkt dat veranderingen in het material die zijn gemaakt door personages verklaard kunnen worden uit het feit dat ze hun speech aanpassen aan hun narratees. Er bestaan grote verschillen in de speeches die parallellen vertonen met dezelfde speeches van dezelfde personages uit de Ilias, omdat de primary narrator het material ten opzichte van de primary narrator van de Ilias aan hele andere factoren blootstelt. Ten tweede is de aanwezigheid van de Muzen in het material te verklaren aan de hand van het genre, i.e. de zang van Nestor waarmee de primary narrator zich op één lijn plaatst. Daarnaast zijn de aanpassingen, die de verteller heeft gemaakt in de ekphrasis te verklaren uit het feit dat de passage onderdeel uitmaakt van een schildbeschrijving. De episode is aangepast aan het thema van vredesafbeeldingen, die de verteller oproept. Dit verklaart een uitgebreide beschrijving in de vorm van een locus amoenus. Bovendien is de manier van de verteller waarop hij met het bestaande material omgaat een manier om zich in de traditie te plaatsen, door te laten zien hoe hij met de versies van de bruiloft van zijn Homerische voorganger omgaat. We hebben kortom gezien dat een narratologische analyse van de episode van de bruiloft van Peleus en Thetis een hoop toe kan voegen aan bestaande interpretaties van het scholarship. Deze narratologische analyse heeft laten zien dat oudere opvattingen uit het scholarship aangescherpt kunnen worden. Daarnaast baant een narratologische analyse als deze ook de weg vrij naar nieuwe interpretatiesvan veelbesproken teksten.
Bibliografie Alden, M. J., 2000. Homer beside himself: paranarratives in the Iliad. Oxford [etc.]: Oxford University Press. Andersen, Ø. Myth, Paradigm and ‘Spatial Form’ in the Iliad. In: Bremer, J. M., De Jong, I. J. F., Kalff, J., 1987. Homer: beyond oral poetry: recent trends in Homeric interpretation. Amsterdam: Grüner, pp. 1-13. Baumbach, M. & Bär, S., 2007. Quintus Smyrnaeus: transforming Homer in second sophistic epic. Edited by Manuel Baumbach and Silvio Bär. Berlin [etc.]: Walter de Gruyter. Blondell, R., 2010. Refractions of Homer’s Helen in Archaic Lyric. American Journal of Philology, 131, pp. 349-391. Bowie, A. M, de Jong, I. J. F., Nünlist, R., 2004. Narrators, narratees, and narratives in ancient Greek literature / ed/ by Irene de Jong, Rene Nünlist and Angus Bowie. Leiden [etc.]: Brill. Bowra, C. M., 1964. Pindar. Oxford [etc.]: Clarendon Press. Brügger, C., 2009. Homers Ilias: Gesamtkommentar. Vierundzwanzigster Gesang (Ω). Berlin [etc]: Walter de Gruyter. Burnett, P., 1983. Three Archaic poets: Archilochus, Alcaeus, Sappho. Cambridge: Harvard University Press.
47
Campbell, D. A., 1982. Greek lyric poetry: a selection of early Greek lyric, elegiac and iambic poetry. Edited with introduction and notes by David A. Campbell. Bristol: Bristol Classical Press. Caprioli, M., 2012. On Alcaeus 42, Voigt. The Classical Quarterly, 62, pp. 22-38. Cavander, K., 1973. Iphigeneia at Aulis. Euripides. A translation [from the Greek] with commentary by Kenneth Cavander. Englewood Cliffs, N. J. [etc.]: Prentice-Hall. Davies, M., 1986. Thetis and Helen. Hermes, 114, 3, pp. 257-262. De Jong, I. J. F., (1987) 2004. Narrators and focalizers: the presentation of the story in the Iliad. Amsterdam: Grüner. De Jong, I. J. F., (2014 forthc.). Narratology and Classics: A Practial Guide. Diggle, J., 1994. Euripidis fabulae. T. III insunt: Helena, Phoenissae, Orestes, Bacchae, Iphigenia Aulidensis, Rhesus. Oxonii: E typographeo Clarendoniano. Edwards, M. W., 1987. Topos and Transformation. In: Bremer, J. M., de Jong, I. J. F., 1987. Homer: beyond oral poetry: recent trends in Homeric interpretation. Edited by J. M. Bremer, I.J.F. de Jong and J. Kalff. Amsterdam: Grüner. Edwards, M. W., 1991. The Iliad: a commentary. Vol. V: Books 17-20. Cambridge [etc]: Cambridge University Press. Edwards, M.W., 1990. Homer. Poet of the Iliad. Baltimore [etc.]: The Johns Hopkins University Press. Edwards, M.W., 1991. The Iliad: a commentary. General editor: G.S. Kirk. Cambridge [etc.]: Cambridge University Press. Edwards, M.W., 1991. The Iliad: a commentary. Vol. V: Books 17-20. Cambridge [etc.]: Cambridge University Press. England, E.B., 1979. The Iphigeneia at Aulis of Euripides. Edited with introduction and critical and explanatory notes. New York: Arno Press. Finlay, R., 1980. Patroklos, Achilleus, and Peleus: Fathers and Sons in the “Iliad”. The Classical World, 73, 5, pp. 267-73. Grethlein, J., 2006. Das Geschichtsbild der Ilias: Eine Untersuchung aus phänomenologischer und narratologischer Perspektive. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht. Hebel, V., 1970. Untersuchungen zur Form und Funktion der Wiedererzählungen in Ilias und Odyssee. Bamberg: Rodenbusch. James, A. W. & Lee, K., 2000. A Commentary On Quintus of Smyrna. Posthomerica V. Leiden [etc.]: Brill. James, A., 2004. The Trojan Epic: Posthomerica. Quintus of Smyrna. Baltimore: Johns Hopkins Unversity Press.
48
Janko, R., 1992. The Iliad: a commentary. Vol. IV: Books 13-16. Cambridge [etc.]: Cambridge University Press. Kakridis, P. J., 1961. Achilleus’ Rüstung. Hermes, 89, 1, 288-97. Kirk, G. S., 1985. The Iliad: a commentary. Vol. I: Books 1-4. Cambridge [etc]: Cambridge University Press. Maciver, C. A., 2012. Quintus Smyrnaeus’ Posthomerica: engaging Homer in late antiquity. Leiden: Brill. Macleod, C. W., 1982. Book XXIV Homer. Cambridge New York: Cambridge University Press. Maehler, H. & Snell, B., 1987. Pindari Carmina cum fragmentis. Pars I: Epinicia. Leipzig: Teubner. March, J. R., 1987. The creative poet: studies on the treatment of myths in Greek poetry. London: University of London. March. J.R., 1987. The Creative Poet: Studies on the Treatment of Myths in Greek Poetry. London: Institute of Classical Studies. Michelakis, P., 2002. Achilles in Greek tragedy. Cambridge [etc.]: Cambridge University Press. Munro, D. B. & Allen T. W., 1920. Homeri Opera: Iliadis Libros I-XII continens editio tertia. Oxonii: E Typographeo Clarendoniano. Munro, D. B. & Allen T. W., 1920. Homeri Opera: Iliadis Libros XIII-XXIV continens editio tertia. Oxonii: E Typographeo Clarendoniano. Pallantza, E., 2005. Der Troische Krieg in der nachhomerischen Literatur bis zum 5. Jahrhundert v. Chr. Stuttgart: Steiner. Pfeijffer, I. L. Chapter fifteen: Pindar and Bacchylides. In: Bowie, A. M, de Jong, I. J. F., Nünlist, R., 2004. Narrators, narratees, and narratives in ancient Greek literature / ed/ by Irene de Jong, Rene Nünlist and Angus Bowie. Leiden [etc.]: Brill, pp. 213-32. Pfeijffer, I. L., 1999. Three Aeginetan odes of Pindar: a commentary on Nemean V, Nemean III, & Pythian VIII. Leiden [etc.]: Brill. Rehm, R., 1994. Marriage to death: the conflation of wedding and funeral rituals in Greek tragedy. Princeton: Princeton University Press. Schein, S. L., 1984. The Mortal Hero: An Introduction to Homer’s Iliad. Berkeley London: University of California Press. Slatkin, L. M., 1991. The Power of Thetis: Allusion and Interpretation in the Iliad. Berkeley [etc.]: University of California Press. Stockert, W., 1992. Euripides, Iphigenie in Aulis. Band 1. Wien: Verlag der Österreichischen Akademie der Wissenschaften.
49
Stockert, W., 1992. Euripides, Iphigenie in Aulis. Band 2. Wien: Verlag der Österreichischen Akademie der Wissenschaften. Taplin, O., 1992. Homeric Soundings: the shaping of the Iliad. Oxford: Clarendon Press. Thummer, E., 1968. Die isthmischen Gedichte. Pindar; textkritisch herausgegeben, übersetzt und kommentiert, mit einer Analyse der pindarischen Epinikien. Band I. Heidelberg: Winter. Toolan, M. Chapter 16. Language. In: Herman, D., 2007. The Cambridge companion to narrative. Cambridge [etc.]: Cambridge University Press, pp. 231-244. Vian, F., 1963. La suite d’ Homère: Quintus de Smyrne. Tome I. Lives I-IV. Paris: Les Belles Lettres. Vian, F., 1966. La suite d’ Homère: Quintus de Smyrne. Tome II. Lives V-IX. Paris: Les Belles Lettres. Voigt, M., 1971. Sappho et Alcaeus, fragmenta: [graece]. Amsterdam: Athenaeum-Polak & van Gennep. Walsh, G. B., 1974. Iphigenia in Aulis: Third Stasimon. Classical Philology, 69, 4, pp. 241-248. Willcock, M. M., 1964. Paradeigma in the Iliad. The Classical Quarterly, 14, 2, pp. 141-54. Young, D. C., 1968. Three odes of Pindar: a literary study of Pythian II, Pythian 3, and Olympian 7. Leiden: Brill.
50