Literaire grensbewegingen. De weerslag van de Marokkaanse diaspora in de literatuur van Nederland en Vlaanderen 1994-2010 J.M. Nijborg
SAMENVATTING Literaire grensbewegingen vormt een studie die twee verschillende benaderingswijzen – een institutionele en tekstuele benadering – en dientengevolge twee disciplines, de literatuursociologie en de literatuurwetenschap – met name de hermeneutische richting van dit laatstgenoemde vakgebied – met elkaar verbindt. De literatuursocioloog Pierre Bourdieu en, in zijn navolging, Pascale Casanova stellen zich op het standpunt dat de hermeneutiek – ofwel tekstinterpretatie door middel van contextualisering – en de literatuursociologie elkaar niet uitsluiten; sterker nog: ze vullen elkaar aan. Dit proefschrift is een uitwerking hiervan; het eerste deel ‘De institutionele spelers’ (hoofdstuk 2, 3, 4 en 5) bestudeert de opkomst en de positionering van Nederlandstalige literatuur van schrijvers van Marokkaanse afkomst in het ‘literaire veld’ van zowel Nederland als Vlaanderen. Deze groep schrijvers, wiens literatuur vaak een contemporain karakter heeft, is relatief ruim vertegenwoordigd in de Nederlandstalige literatuur, kent een recente opkomst en door de ‘andere’ culturele, historische achtergrond heeft deze groep schijnbaar geen postkoloniale inbedding. De vraag hoe zojuist genoemde auteurs worden gepositioneerd in het literaire veld en welke ontwikkeling in dat proces valt waar te nemen, fungeert als een rode draad in de hoofdstukken; het draait hierbij om buitentekstuele elementen, oftewel factoren die schrijftalent of de literaire kwaliteit van boeken overstijgen. De Nederlandstalige schrijvers van Marokkaanse origine zorgen voor groeiende diversiteit in het Nederlandse en Vlaamse literaire landschap. Hoe vertaalt deze diversiteit, dit vernieuwende element of ‘andere’ accent zich in literair opzicht? In het tweede deel ‘De tekst en de context’ (hoofdstuk 6, 7 en 8) wordt op deze vraag een antwoord gegeven waarbij een toespitsing op de thematiek, bepaalde stijlmiddelen en het
taalgebruik
wordt
internationalisering
dan
aangebracht. wel
Het
effect
van
literaire
migratie
globalisering
door
deze
nieuwkomers
op
en de
Nederlandstalige literatuur, wordt eveneens onderzocht. In dit deel worden Rachida Lamrabet’s roman Vrouwland (Meulenhoff |Manteau, 2007), Naima Albdiouni’s roman Voyeur (Meulenhoff |Manteau, 2009) en A. El Baraka’s verhalenbundel De zorgstroom (De Harmonie, 2008) aan een tekstinterpretatie en -analyse onderworpen. Het tijdsbestek van deze studie omvat een relatief korte periode, vanaf de opkomst van de eerste literaire Nederlandse schrijvers van Marokkaanse afkomst 1
midden jaren negentig van de vorige eeuw tot en met het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw (1994-2010). Aan de hand van het begrip refraction (‘breking’), dat ik ontleen aan Bourdieu, zou de tweedeling die ik in deze studie aanbreng, ook toegelicht kunnen worden. Wanneer Bourdieu aangeeft dat ‘the field refracts’ refereert hij daarmee aan de sturende werking die de literaire instituties en hun onderlinge machtsverhoudingen in ‘the field of cultural production’ veroorzaken. Tegelijkertijd kan het begrip verwijzen naar het gegeven dat (literaire) fictie niet een directe af- of weerspiegeling is van de werkelijkheid, maar een (literaire) constructie die niet een op een de (hedendaagse) realiteit weergeeft. Migrantenliteratuur, waaronder die van Nederlandstalige schrijvers van Marokkaanse afkomst, werd tot in de jaren negentig gemarginaliseerd, weggezet in de marge, als ware deze literatuur een aparte literaire categorie die geen onderdeel uitmaakte van de Nederlandstalige literatuur van de zogenaamde mainstream. De migrantenliteratuur werd welhaast als een homogene verzameling van literaire teksten beschouwd die van een zogenaamde ‘norm’ afweek. Hierbij lag de nadruk dikwijls op de culturele en etnische achtergrond van de schrijver en niet op de literaire kwaliteit of de literaire thematiek. Dit werd door de verschillende instituties in het literaire veld, onder andere de uitgeverij en de literatuurkritiek, in de hand gewerkt, alsook door de paratekst van de literaire werken – als nieuw theoretisch concept – en dan met name de vormgeving van boekomslagen De rol die deze literaire instituties in het algemeen spelen wordt toegelicht, alsook hun onderlinge wisselwerking. De instituties die in het bijzonder bij de opkomst van Nederlandstalige schrijvers van Marokkaanse origine van invloed zijn geweest, worden in detail behandeld – te weten: El Hizjra, het Amsterdamse centrum voor Arabische kunst en cultuur met de El Hizjra-Literatuurprijs; Kif Kif, een interculturele maatschappelijke organisatie te Antwerpen met de schrijfwedstrijd ‘Kleur de kunst!’; de inmiddels ter ziele gegane Amsterdamse uitgeverij Vassallucci; het voormalige imprint Meulenhoff|Manteau
(een
samenwerkingsverband
van
het
Amsterdamse
J.M.
Meulenhoff en het Antwerpse Manteau) en de stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) met de Boekenweek 2001 – ‘Het land van herkomst. Schrijven tussen twee culturen’.
2
Uitgeverij Vassallucci is in het bijzonder van belang is geweest bij de opkomst van migrantenschrijvers met Marokkaanse roots. Deze uitgever heeft de vruchten geplukt van de inspanningen van de culturele stichting El Hizjra, die met een schrijfwedstrijd en de daarbij behorende El Hizjra-Literatuurprijs de rol van gatekeeper gedeeltelijk heeft overgenomen van de uitgever. In aanzienlijk mindere mate kan deze rol aan Kif Kif worden toegewezen die in Vlaanderen een bijdrage heeft geleverd aan de opkomst van Vlaams-Marokkaanse schrijvers in samenwerking met Meulenhoff|Manteau. In de jaren zestig van de vorige eeuw introduceerde Bourdieu het hierboven al aangehaalde begrip ‘het veld van culturele productie’ waarvan ‘het veld van literaire productie’ een subveld van uitmaakt. Hierin maken literaire instituties uit wat literatuur is en bepalen zij de status of maatschappelijke erkenning van literaire werken. Toen schrijvers van Marokkaanse afkomst midden jaren negentig hun intrede deden in het Nederlandse literaire veld leek ‘het vernieuwende’ meer van belang te zijn dan de intrinsieke waarde van hun werk. De literatuurkritiek had dan ook veel aandacht voor de biografische gegevens en met name voor de etnische achtergrond van deze auteurs, wat het zogenaamde ‘etnisch labelen’ in de hand werkte. In de loop der tijd veroorzaakte het groeiend aantal ‘etnische minderheidsauteurs’ een bepaalde mate van gewenning waardoor men de nadruk op de achtergrond van de schrijver achterwege liet. Dit wordt een zogenaamde boundary shift, een grensverschuiving genoemd: een verschuiving van het gebruik van ‘etnische minderheidslabels’ naar meerderheidslabels (zoals ‘Nederlandse schrijver’ of ‘Vlaamse auteur’). ‘Migrantenlabels’ worden überhaupt minder toegepast. Deze boundary shift die zich voordoet bij literaire critici kan in een andere vorm, een paratextual shift, geregistreerd worden bij boekomslagen van Nederlandstalige schrijvers van Marokkaanse afkomst. Deze verschuiving heeft betrekking op een afname van het gebruik van exotisme dan wel oriëntalisme. Hieruit blijkt dat de uitgever een boek een bepaald ‘stempel’ kan geven en op onder andere deze manier wordt duidelijk dat de uitgeverij niet alleen een materiële producent is, maar ook een rol van betekenis speelt in de zogenaamde symbolische productie van literatuur. Deze beide verschuivingen, de boundary shift en paratextual shift, duiden op een beweging in het literaire veld van ‘de marge’ naar de ‘mainstream’. Deze beweging ziet men ook terug in de uitgeverswereld: niet alleen uitgeverijen die in de marge opereren hebben interesse voor ‘migrantenliteratuur’ of ‘migratieliteratuur’, ook uitgeverijen die 3
behoren tot het establishment. Men kan aldus stellen dat binnen Bourdieus literaire veld zich een verandering heeft voorgedaan in de ‘literaire classificatie’; de schrijvers van Marokkaanse afkomst worden niet langer meer gepositioneerd als een aparte literaire categorie. Exotisme en oriëntalisme – ik gebruik deze termen in navolging van Edward Saids gebruik – werden aanvankelijk aangewend als marketingstrategie door uitgevers. De Boekenweek van 2001 ‘Schrijven tussen twee culturen’ betekende een overgang. Vanouds is de stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) die de Boekenweek organiseert, een trendvolger. Het ‘nieuwe’ van de migrantenschrijvers was er kennelijk af. Er kwamen bovendien kritische geluiden op over gehypte schrijvers. Dit veroorzaakte een kentering in het gebruik van de ‘exotiserende’ marketingstrategie. De overmatige aandacht voor deze schrijvers ‘als exotisch snoepgoed’ had klaarblijkelijk geleid tot overkill. Er is niet langer sprake van een eendimensionale benadering gericht op de culturele en etnische achtergrond van de schrijver. Hieraan gerelateerd is de verschuiving van een biografische naar een functionalistische visie op de literaire productie over migratiethematiek. Een juistere benaming voor migrantenliteratuur zou dan ook migratieliteratuur zijn, aangezien de laatste aanduiding zich er beter voor leent de aandacht te richten op de literaire thematiek en niet zozeer op de culturele of etnische achtergrond van een schrijver. Eveneens verschaft het een vrije weg naar opname bínnen de Nederlandse of Vlaamse literatuur. Het gaat om veranderingen ín het Nederlandstalige literaire landschap, niet om iets wat zich in de marge afspeelt, als een afzonderlijke groep auteurs. Zo kunnen schrijvers van louter Nederlandse afkomst ook onder de categorie migratieliteratuur worden geschaard wanneer ze in hun schrijven literaire migratie verbeelden of literaire representaties geven van interculturaliteit of van de multiculturele samenleving. Het is een continue evenwichtsoefening die in de context van onderzoek op dit terrein gemaakt moet worden: het ‘specifieke’ benoemen van ‘migrantenliteratuur’ ofwel ‘migratieliteratuur’ en deze tegelijkertijd volledig opnemen in de nationale literatuur. Wanneer exotisme ná 2002 nog voorkomt is dit meer een literaire strategie die door de schrijvers zelf wordt toegepast. Men ziet bijvoorbeeld het gebruik van een soort oriëntaals magisch realisme in de debuutroman Vrouwland (2007) van Lamrabet. Het gebruik van Arabische termen en zinsneden en woorden in het Marokkaans-Arabisch of
4
Tamazight (Berbers) draagt eveneens bij aan een oriëntaalse sfeer. Deze literaire strategie wordt ook wel omschreven als zelf-exotisme of -oriëntalisering. Lamrabet (Vrouwland, 2007) en vooral Albdiouni (Voyeur, 2009) laten zich inspireren door de Marokkaanse actualiteit; thema’s als de harraga-problematiek (een harrag wordt ook wel aangeduid als een sans-papier), de (illegale) oversteek van de Straat van Gibraltar, de fixatie op het ‘fort Europa’, de ongelijkheid tussen man en vrouw (in Lamrabets Vrouwland), de bijzondere (locatie van de) stad Tanger, de overheid als ‘Big Brother (is watching you)’, de martelpraktijken in een geheime gevangenis, terrorisme en religieuze spanningen, het ‘moderne’ koningshuis (in Albdiouni’s Voyeur), passeren de revue. De meer geijkte migrantenthema’s (de botsing tussen culturen, de identiteitscrisis door migratie, de verbeelding van het vaderland) worden in deze werken aangevuld met internationaal aansprekende kwesties. De overduidelijk aanwezige maatschappijkritiek zowel gericht op Europa als Marokko, de ongelijkheid die tussen het ‘rijke Europa’ en het ‘arme Marokko’ wordt benadrukt, maakt het vrij eenvoudig om deze Nederlandstalige literatuur aan te laten sluiten bij internationale postcolonial writing, alsook door de link die gelegd kan worden met nieuwe genres, zoals de harraga-fictie en de littérature carcérale, die opgeld doen in mondiaal perspectief. Vervolgonderzoek zou dan ook gericht kunnen zijn op het aanbrengen van een sterkere aansluiting met postcolonial studies in internationaal opzicht. El Baraka’s De zorgstroom (2008) wijkt af van de hierboven besproken werken. Er is geen aanduiding van locatie en evenmin zijn zogenaamde ‘migrant markers’ duidelijk aanwezig in deze verhalenbundel. De personages zijn wel anders dan anderen of voelen zich afwijkend, vaak in psychisch of fysiek opzicht. Bij een aantal van hen is er sprake van een bepaalde culturele internalisering. Het ‘andere’ komt dus van binnenuit. Je zou in dit opzicht het literaire werk als de essentie van interculturaliteit kunnen opvatten: ‘het andere’ is niet meer iets van buiten, het zit in en is van ons allemaal. Zoals sommige personages een culturele achtergrond hebben geïnternaliseerd, zo houdt El Baraka, al dan niet bewust, een pleidooi voor de Nederlandse literatuur die van binnenuit verandert.
5