Simson en de bruiloft Ds. J. Schipper – Richteren 14:14
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 68: 1 Richteren 14 Psalm 35: 1, 13 Psalm 18: 12 Psalm 3: 4
Gemeente, de tekstwoorden voor deze dienst kunt u vinden in Richteren 14. Het bijbelboek Richteren, daarvan het veertiende hoofdstuk en wij lezen u het veertiende vers: En hij zeide tot hen: Spijze ging uit van de eter en zoetigheid ging uit van de sterke. En zij konden dat raadsel in drie dagen niet verklaren. Dus het gaat over: Simson en de bruiloft. Drie gedachten: 1. Het gevecht met de jonge leeuw 2. Het raadsel voor de Filistijnen 3. Het begin van de verlossing 1. Het gevecht met de jonge leeuw Wat gebeurt er? Simson gaat naar Timnath. Simson werd bijwijlen (zo zegt het laatste vers van hoofdstuk 13) uitgedreven naar het gebied tussen Zora en Esthaol in. Maar Timnath ligt tien kilometer ten westen van Zora en Esthaol, dus al een beetje naar de kust toe. Timnath hoorde nog bij Juda, maar het werd wel door de Filistijnen bewoond. Het was bezet gebied. Dus daar woonden vanzelf veel Filistijnen. Simson ontmoet daar een vrouw en hij wordt verliefd. Maar ja, het is een Filistijnse. Hij komt terug bij zijn vader en moeder en hij spreekt er wel over, maar die vader en moeder van Simson zijn daar nu niet bepaald blij mee. Een Filistijnse; wij zouden zeggen: die doet nergens aan. Dat is een pure heiden en wat moeten we daar nu mee? Manóach en diens huisvrouw, de vader en moeder van Simson, hadden eigenlijk wel wat anders verwacht van hun zoon. Dit was tegen alle verwachting in. Verliefd op een vrouw in Timnath, een Filistijnse! Zij hadden hun zoon Simson genoemd, toen hij geboren werd. Wat betekent die naam? ‘Zonnekind’, want dit kind gaf door zijn komst licht en warmte in hun leven. Na die lange onvruchtbare periode van de huisvrouw van Manóach is de Engel des HEEREN gekomen en die heeft gezegd: ‘Gij zult een zoon baren en hij zal een Nazireeër Gods zijn.’ Dat wil zeggen: iemand die heel zijn leven in de dienst des Heeren besteedt. En hij zal beginnen Israël te verlossen uit der Filistijnen hand. (Richt.13:5) www.prekenweb.nl
1/12
Ds. J. Schipper – Simson en de bruiloft
Nou, dat is nogal een belofte. Dan verwacht je iets van je kind, van je zoon. Eindelijk heb je dan een zoon ontvangen, met daarbij een verwachtingsvolle belofte, en dan komt hij thuis en zegt: ‘Ik heb een Filistijnse ontmoet.’ Dus dat zal, als alles doorgaat, een gemengd huwelijk worden. En de ellende in Israël is juist begonnen door al die gemengde huwelijken. Daar begonnen de moeilijkheden mee, de zonde en de afgoderij en noem maar op. Hierdoor is de afgodendienst in Israël gekomen. Dat is de wortel geweest van het verlaten van de Heere en Zijn dienst. Is de verontrusting van de ouders van Simson dus te begrijpen? Ja, dat is heel goed te begrijpen. Want ze weten - de Heere had het toch gezegd – dat ze geen juk mochten aantrekken met de ongelovige. ‘Doe dat nou niet, want daar krijg je veel ellende van!’ Manóach noemt hier de Filistijnen ‘onbesnedenen’. Zeker, de heidense volkeren rondom Israël deden ook wel aan de besnijdenis. Dat deden ze niet vanwege het teken van het verbond, maar vanuit hygiënische motieven. Maar de Filistijnen deden zelfs dat niet, dus met recht zei Manóach: ‘Die onbesnedenen.’ Het zijn zonder meer pure heidenen. Gemeente, als kinderen groter worden, kunnen ze verkering krijgen. Dan kun je daarover ook zo je zorgen hebben. Met wie komen ze eigenlijk thuis? Wie is dat? Gaat hij of zij ook naar de kerk? Dan kun je toch al gelijk vol zorgen zitten, nietwaar? Want hoe zal dat gaan, als het nu iemand is die nooit naar de kerk gaat en die zo ver van al die dingen af leeft? Ja, dan zijn er veel gevaren. Daar ben je natuurlijk bezorgd over. Het kan wel goed komen, zeker. Maar meestentijds, laten we maar eerlijk zijn, worden degenen die nog naar de kerk gaan, meegetrokken met degenen die daar niet naar toe gaan. En dan eindigt het in de wereld. Of ze komen in een kerk waar de schriftuurlijk-bevindelijke waarheid gemist wordt. Daar heb je verdriet over als vader en moeder. Daar heb je je zorgen over. Dat was toen ook al. Dus niet alleen nu, maar ook toen kwam je die bezorgdheid bij de ouders tegen. Laten we eerlijk zijn, ze hadden het nooit verwacht van Simson, dat nu juist hij met een Filistijnse zou gaan trouwen. Maar Simson heeft een sterke wil. Hij zet door! Dat blijkt wel. Hij legt het haast als een bevel bij zijn vader en moeder neer. Want aan het einde van vers 2 staat: Nu dan, neem mij die tot een vrouw. En aan het einde van vers 3: Neem mij die, want zij is bevallig in mijn ogen. Dus na de bezwaren die vader en moeder kenbaar gemaakt hebben - ‘Jongen, doe dat nou toch niet!’ - zet hij toch door. Eigenlijk is Simson zonder enig respect voor zijn vader en moeder en voor hun mening. Ouders hadden zeker in die dagen toch wel wat rechten betreffende het huwelijk van hun kinderen. Trouwens, ook heden ten dage lijkt het mij wel een goede zaak dat ouders in zulke zaken gekend worden. Dat je je vader en moeder raadpleegt, als je verkering krijgt: ‘Wat denkt u ervan?’ Zeker ook als het gaat over een huwelijk. Dat het niet buiten onze ouders om gaat. In het huwelijksformulier staat niet voor niets: ‘Met weten en wil hunner ouders’. Maar o, wat een teleurstelling voor die vader en moeder van Simson! Hij gaat door, ondanks alle waarschuwingen. Hij gaat door. Ze begrijpen het ook niet. Want die Engel des HEEREN is toch geweest? Dat staat beschreven in hoofdstuk 13, dat de Engel des HEEREN gekomen is en dat hij die belofte gegeven heeft: Dat knechtje zal een Nazireeër Gods zijn. Hij zal zijn leven in die dienst wijden. En hij zal beginnen Israël te verlossen uit der Filistijnen hand. De Engel heeft het toch beloofd? En nu lijkt het er helemaal niet op. www.prekenweb.nl
2/12
Ds. J. Schipper – Simson en de bruiloft
Ach, na de mooie inhoud van hoofdstuk 13 valt hoofdstuk 14 ons eigenlijk toch wel een beetje tegen. Is dat nou dat zonnekind? Is dat nou dat wonderkind? Wij hebben soms ook wel eens verwachtingen van onze kinderen. Misschien wel een beetje té grote verwachtingen. Niet vergeten: het zijn ook Adamskinderen. Adamskinderen, dat betekent: ver van God afgeweken. En dan kom je daar ineens heel hardhandig achter. Je was het even vergeten, je was met je kind de lucht ingegaan. Maar het is ook een Adamskind. Maar nu Manóach en zijn vrouw. Ach, ze beseffen in feite niet dat dit alles ook door de Heere bestuurd wordt. Want er staat aan het begin van vers 4: Zijn vader nu en zijn moeder wisten niet dat dit van de HEERE was. Wat bedoelt u? Wel, Simson moet in aanraking komen met die Filistijnen. Hij moet met hen geconfronteerd worden. Dat is zijn opdracht. Dat is zijn roeping. Het is voor ons best een beetje moeilijk te begrijpen. Want dan denk je: zet de Heere nu Zijn eigen geboden even aan de kant? Dat kan toch niet! Nee, maar God wil deze richter persoonlijk in aanraking met die Filistijnen brengen. Het is niet zo, dat de Heere dat huwelijk goedkeurt. Dat blijkt wel uit de afloop straks. Dat is een zaak van Simson. Dat huwelijk ligt helemaal voor rekening van hem. Maar toch gaat de Heere langs deze weg Zijn welbehagen volvoeren. Dat is heden ten dage nog zo. Het kan zijn dat je denkt: gaat het nu langs deze weg? Ja, langs zo’n bijzondere weg gaat dan de Heere toch Zijn welbehagen en Zijn besluiten van eeuwigheid volvoeren, naar Zijn goddelijke raad. Het is wel te vergelijken met Jozef. Die zegt later tegen zijn broers: Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht, doch God heeft dat ten goede gedacht. (Gen 50:20) Dan kan de Heere dus met een kromme stok die Filistijnen een kaarsrechte slag geven. En met een zondig instrument als Simson gaat Hij dan toch Zijn welbehagen volvoeren. De Geest des Heeren drijft Simson uit, opdat er een aanleiding zal zijn om de oorlog te verklaren aan die gehate vijanden, de Filistijnen. En dat dus Simson met hen de strijd zal gaan aanbinden. Dat vinden we vaker in deze geschiedenis, dat zo Simson een instrument is in de hand des Heeren, maar dat het zo in strijd is met zijn zondige vlees. Dan moeten we daarbij opmerken: Simson strijdt zijn strijd ook altijd alleen. Je zou kunnen zeggen: hij is een generaal zonder leger. Altijd is hij alleen bezig. Met Jeftha en al die andere richters is dat anders. Als ze opstaan als richter, hebben ze een heleboel strijdbare mannen om zich heen. Maar Simson is alleen. Hij heeft nog geen Gideonsbende. Dat waren er driehonderd. Maar zelfs dat niet. Hij strijdt alleen, van het begin tot het eind. Hij is geheel alleen met zijn geweldige kracht en met zijn ontwakende schoonheid, maar ook met zijn sterke driften en hartstochten en met zijn zinnen. Simson houdt vol totdat zijn vader en moeder toegeven. Dat kun je hier lezen. Met een bloedend hart hebben ze tenslotte gezegd: ‘Nou, dan gaan we wel een keer met je mee.’ Misschien kunnen ze nog een beetje bijsturen. Zo zien we dat Simson enerzijds wel de Heere wil dienen, maar hij wil zijn vlees ook wat ruimte geven. Dat komt wel meer voor. Toch is het een onmogelijke zaak om God en de Mammon te dienen. Dat kan niet allebei. Het is één van de twee. Wat dat betreft lijkt Simson meer een zoon van Dan dan van Manóach. Manóach was een Daniet en de stam van Dan stond niet zo best bekend. Van de stam van Dan moet Jakob zeggen op zijn www.prekenweb.nl
3/12
Ds. J. Schipper – Simson en de bruiloft
sterfbed: Dan zal een slang zijn aan de weg, een adderslang nevens het pad, bijtende des paards verzenen, dat zijn rijder achterover valle. (Gen.49:17) Dan is gelijk aan een bedrieger, aan een slang. Die laat het paard en zijn ruiter voorbijgaan en dan valt hij van achteren aan en dan bijt hij dat paard in zijn verzenen, zodat die ruiter achterover valt. Bedrieglijk! Niet rechttoe, rechtaan. Je weet niet precies wat je aan zo iemand hebt. Wat dat betreft heeft Simson ook nog wel iets van de Danieten in zich. Wat dubbelhartig: zijn persoonlijke leven en dat nazireeërschap. Die staan steeds maar op gespannen voet met elkaar. Dat zie je hier beginnen en dat wordt alsmaar erger. Het is ook nog wel een waarschuwing voor ambtsdragers. Leer en leven horen bij elkaar. Dus dat kun je niet scheiden: ambt en persoon. Ach, het geldt ten diepste voor ons allemaal, dat we leer en leven niet mogen scheiden. Hier zien we er iets van. Dan staat er in vers 5 van hoofdstuk 14: Alzo ging Simson met zijn vader en zijn moeder henen af naar Timnath. Als zij nu kwamen tot aan de wijngaarden van Timnath, ziedaar, een jonge leeuw, brullende hem tegemoet. Dus zijn vader en moeder gingen toch mee. Ze zijn op pad en op een gegeven moment kiest Simson even een zijpad, een andere weg. Hij wil zeker weer even alleen zijn. Of misschien kan hij het verdriet van zijn vader en moeder niet goed aanzien. In ieder geval gaat hij dat zijpad op. Misschien voelt hij wel aan dat hij verkeerd bezig is, maar het vlees blijkt toch weer sterker te zijn. Dan ontmoet hij - de kinderen onder ons weten dat ook wel - die sterke, jonge leeuw. Die opent zijn muil. Zijn haren gaan recht overeind staan. Hij staat gereed om Simson aan te vallen, om die dodelijke sprong te maken. Je ziet het helemaal voor je. Wat zal er gaan gebeuren? Hoe zal dat moeten? Want Simson heeft geen wapens bij zich. Wat lezen we dan in vers 6? Toen werd de Geest des HEEREN vaardig over hem, dat hij hem vaneen scheurde gelijk men een bokje vaneen scheurt, en er was niets in zijn hand; doch hij gaf zijn vader en zijn moeder niet te kennen wat hij gedaan had. Dus wat gebeurt er? Met zijn blote handen scheurt hij die sterke leeuw uiteen. En hij had niets in zijn hand! Mozes had nog een staf. Simson had helemaal niets. Maar in dat dodelijk tijdsgewricht snelt God te hulp, want er staat niet voor niets: En de Geest des HEEREN werd vaardig over hem. Simson worstelde, zijn spieren werden als staal. Hij greep de leeuw bij zijn bek en hij scheurde hem vaneen, zoals men een geitenbokje vaneen scheurt. Simson mag een bovennatuurlijke kracht ervaren. Hij mocht in die ogenblikken de Geest des HEEREN ervaren. Dat kom je vaker tegen in de geschiedenis van Simson: En de Geest des HEEREN werd vaardig over hem. Die buitengewone kracht van de God van hemel en van aarde. Die Geest des HEEREN kreeg hij alleen als hij het nodig had, hoor. De Heere laat hem zien dat die gehate Filistijnen overwonnen kunnen worden. Zeker! Maar alleen in de kracht van God. Als Simson dan die leeuw heeft overwonnen, gaat hij weer terug naar dat hoofdpad, dat naar Timnath voert. Hij voegt zich weer bij zijn vader en moeder. O, dan zal hij wel gaan vertellen wat hij ervaren heeft. Maar nee hoor, hij zwijgt, hij zegt niets. Hoe zou dat komen, dat Simson er niets over vertelt? Wel, het ligt heel teer in het leven van Simson. Als het heel teer ligt in je geestelijk leven, zeker in het beginnende leven, dan ga je het nog niet gelijk overal vertellen. Maar dan ga je wat stil over de aarde. Die Simson zegt www.prekenweb.nl
4/12
Ds. J. Schipper – Simson en de bruiloft
niets tegen zijn vader en moeder. Weet je waarom? Hij is bang dat hij er zelf tussen zal komen te zitten, met dat eigen ‘ik’. Hij zegt daarom maar niets, omdat het zo teer ligt. Het is een zaak tussen God en zijn ziel. Simson wordt hier dus een ogenblikje getekend in zijn godsvrucht, in het nabije leven. Dat is een mooie trek in het leven van Simson. Hij spreekt er voorlopig niet over. Maar aan de andere kant is er dat verdorven vlees, want hij gaat wel weer verder op dat pad naar Timnath. Dan gaat hij - dat is toch eigenlijk onbegrijpelijk - toch door naar die Filistijnse vrouw. Je zou zeggen: een twee-mens! Maar ach, misschien zijn er wel in ons midden die het toch niet helemaal vreemd vinden wat hier gebeurt. Dat zijn zij die ontdekt zijn aan hun verdorven bestaan. Het is een voorrecht, gemeente, dat niet alles naar buiten komt wat er vanbinnen leeft. Dat er nog wat intomende genade is. Maar Simson gaat door. Een strijder zonder leger. Ook een type van Christus in dit geval, want Hij moest ook alleen strijden. Ik heb de pers alleen getreden, en er was niemand van de volken met Mij. (Jes. 63:3) Hij moest alleen die strijd strijden door te lijden en te sterven. Hij werd zelfs bitterlijk verlaten door God en moest het uitroepen: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Matth.27:46) Simson moest Israël van de Filistijnen verlossen. De Israëlieten hadden zich eigenlijk verkocht aan de Filistijnen. Ze vroegen helemaal niet om verlossing. Daar waren ze helemaal niet om verlegen. Zo is nu ook Christus gekomen, gemeente, om een volk te verlossen dat niet naar verlossing vraagt, dat niet naar Hem zoekt. Hoe kan dat nu? Waarom doet de Heere dat dan toch? Omdat Zijn raad volvoerd moet worden. Dat soeverein, goddelijk welbehagen van eeuwigheid. Dan moet volvoerd worden: Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen. (Jes. 43:21) Dan zal Hij aanwerken op Zijn eigen eer. Dus Simson zocht speelruimte voor zijn vlees. Die grote Richter, Jezus Christus, heeft dat nooit gedaan. Nee, bij Hem zien we geen spanningen tussen het persoonlijke en het ambtelijke leven. Maar Hij heeft altijd de wil Zijns Vaders op het oog gehad. Hij heeft Zijn eigen wil verzaakt en verloochend, maar altijd gezien op de wil van Zijn hemelse Vader: Uw wil geschiede. Niet Mijn wil, maar Uw wil, Vader. Voor de zonde van het vlees, ook die zonde van Simson, heeft Hij in het vlees geboet. Waar? Aan het kruishout. Dat is nu op Golgotha geschied. Wat een wonder, als ons zondige vlees mede gekruisigd mag zijn aan dat kruishout van Golgotha. Dan is het: uit verlies zal de winst geboren worden. Met Hem gekruisigd en met Hem ook opgestaan. Maar zonder strijd, gemeente, geen overwinning. O, wat is er in de praktijk dan veel van wat we slappe handen en trage knieën kunnen noemen. Weet je wat we dan nodig hebben? Het zwaard des Geestes van Efeze 6. Dat is het Woord van God. Om door het geschonken geloof, hetgeen geschonken wordt in het uur der wedergeboorte, die strijd met de vijand aan te binden. Dat is het wapen geweest van de richters in die tijd. Dat is ook het wapen geweest van de profeten. Daarmee hebben ze koninkrijken kunnen overwinnen. Daarmee hebben ze gerechtigheid geoefend en hebben ze de belofte verkregen, maar ook de muilen van de leeuwen toegestopt.
www.prekenweb.nl
5/12
Ds. J. Schipper – Simson en de bruiloft
Maar nu de tweede gedachte: 2. Het raadsel voor de Filistijnen Simson ontmoet dus weer die vrouw. De hernieuwde kennismaking valt goed. De trouwdatum wordt vastgesteld. Er moeten maatregelen genomen worden: voorbereidingen tot het huwelijk en de bruiloft. Als hij dan na verloop van dagen weer naar Timnath gaat, wederom met zijn vader en moeder, wat doet Simson dan? Dan wijkt hij weer van dat pad af. Weer even alleen. Wat wil Simson? Hij wil zien hoe het met het overblijfsel van die leeuw gesteld is. Ligt het daar nog? Ja, en wat is er gebeurd? Er heeft zich een bijenzwerm in de leeuw genesteld. Dat is toch wel wat bijzonders, ook voor Simson. Hij gaat dus terug naar de plaats waar de Heere hem geholpen heeft. Daar moeten we even over denken. Dus Simson gaat terug naar de plaats waar God ingegrepen heeft, waar Hij Zijn krachten betoond heeft. Die bovennatuurlijke kracht des Heeren, de grote daden des Heeren, heeft Simson daar mogen ervaren. Die plaats is hij dus niet vergeten. Zouden wij zulke plaatsen vergeten, volk des Heeren? De plaatsen in uw leven waar de Heere heeft ingegrepen, waar Hij Zijn kracht heeft betoond, waar Hij betoonde nog van je af te weten, waar Hij iets geopenbaard heeft van Zichzelf en van Zijn werk. ‘Geen leed zal het ooit uit mijn geheugen wissen!’ Die plaatsen vergeet je niet. Simson was het ook niet vergeten en nu wil hij nog een poosje op die plaats vertoeven. Zo is het nu ook in het geestelijke. Dan willen Gods kinderen en knechten nog wel eens terug naar de plaatsen waar de Heere het zo goed gemaakt heeft. ‘k Heb U voorwaar in ‘t heiligdom Voorheen beschouwd met vrolijk’ ogen; Hoe zag ik daar Uw alvermogen! Hoe blonk Uw Godd’lijk’ eer alom. Te mogen beleven: Och, wierd ik derwaarts weer geleid! Dan zou mijn mond U d’ ere geven. Wel, zo wil ook Simson terug naar die plaats waar de Heere betoonde van hem af te weten, waar hij de gunst des Heeren heeft mogen ondervinden. Zo wijkt hij van dat pad af. En zo is het met Gods kinderen die bij ogenblikken nog wel eens terug willen naar die plaatsen waar het ging op leven en dood. Waar de vijand zo sterk was. Waar de vijand tegen hen zei: ‘Nu is het te laat. Er is geen doen meer aan. Er is geen heil bij God.’ Dat het een afgesneden zaak werd aan de zijde van die zondaar. Dan was daar een strijd op leven en dood. Wat een wonder, als het dan omkomen wordt aan uw kant en als die goddelijke kracht mag worden ervaren. De HEER’ zal opstaan tot de strijd; Hij zal Zijn haters, wijd en zijd, www.prekenweb.nl
6/12
Ds. J. Schipper – Simson en de bruiloft
Verjaagd, verstrooid, doen zuchten. O, als dat waar mag worden in het persoonlijke leven, dan gaat God tot de ziel spreken van heil en van zaligheid. Dan moet die vijand veldvluchtig wijken. Want Hij spreekt, en het is er; Hij gebiedt, en het staat er (Psalm 33:9). Bij Hem is genade voor genade. Simson doet dus een wonderlijke ontdekking: een bijenzwerm! Hij pakt die honingraat eruit en eet daarvan uit de hand. Deze bijen hebben reeds honing geproduceerd. Dat was voor Simson een verkwikking onder die brandende zon. Het is honing voor een vermoeide geest. Het is honing tot versterking van zijn gemoed. Maar dan denken we ook weer even aan die meerdere Simson, gemeente. Christus, Die de helse leeuw verscheurd heeft, Die satans kop vermorzeld heeft, naar de toezegging in de moederbelofte. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u (satan) de kop vermorzelen. (Gen. 3:15) Hij heeft de overwinning behaald en die is als honing voor de Kerk. Die Kerk kan daar honing uit halen. De honing van Gods gunst. De honing van de goddelijke gemeenschap in de ontsluiting van het goddelijk welbehagen in en door Christus. Mag u er iets van kennen? Want het behaagt de Heere om zondaren te laten zien dat door de onmogelijkheid heen daar toch een mogelijkheid van zalig worden is in Hem. En dan mag er kennis zijn, ja, ten eerste aan die helse leeuw. Moed- en vrijwillig zijn we die toegevallen. Want we zijn de leugenaar van den beginne toegevallen, toen we van God afvielen en hem toevielen. Maar wat een wonder als die liefde Gods dan mag worden gesmaakt. Wanneer de kracht van de belofte mag worden ervaren. Zo is er een volk dat honing leert putten uit die verslagen vijand van de Vorst van het heir des HEEREN. Die vijanden zijn drieërlei: de satan, de wereld en vooral ook het eigen vlees. En de laatste vijand is de dood. Laten we die niet onderschatten. Het staat in de Schrift: De laatste vijand (…) is de dood. (1 Kor.15:26) Allemaal gevolg van de zonde! Maar Christus heeft de dood verslagen, want Hij is de dood ingegaan om die te overwinnen en een eeuwige gerechtigheid te verwerven voor al Zijn volk. Hij heeft de dood gedood in Zijn dood. Als je nu deel mag hebben aan die gezegende Overwinnaar, dan mag het gezegd worden en ervaren: Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? (1 Kor.15:55) Wat een weldaad als je weer eens mag komen op die plaats waar honing geproefd, waar honing gesmaakt mag worden. Waar een arme zondaar in zichzelf, versterkt en bemoedigd mag worden. Daar gaat Simson. Hij eet tot versterking en tot verwondering. Hij mag weer ervaren dat de Heere van hem afweet. Als hij dan terugkomt bij zijn vader en zijn moeder, dan wil hij ook hen doen delen in die honing. Daar krijgen ze ook van. Ja, want dan wordt een mens wel gunnend. Maar vertelt Simson ook waar dat vandaan komt en waar hij allemaal geweest is? Nee, dat nog niet, want hij is nog steeds bang dat er wat tussen zal komen. Het ligt nog heel teer in het leven van Simson. Maar hij geeft zijn ouders wel van de honing. Als je zoveel van de Heere hebt ontvangen, ach, dan wil je er ook anderen in doen delen. Dan word je gunnend. ‘Komt, luistert toe, gij Godgezinden!’ Maar Simson zei dus niet waar die honing vandaan kwam. Dat is toch een schone trek in zijn leven. Hij is bang dat www.prekenweb.nl
7/12
Ds. J. Schipper – Simson en de bruiloft
hij er zelf tussen zou zitten. Je ziet dat Simson hele zwakke plekken heeft in zijn leven, maar het is soms ook anders. Hier is hij in ieder geval geen opschepper. Het ligt heel teer tussen God en zijn ziel. Wat een zoete plaatsen, gemeente, waar u uzelf in God mag verblijden en dat Hij bovenaan staat en dat je er zelf tussenuit mag vallen. Wat zijn dat een zoete en zalige ogenblikken! Zijn er heden ten dage nog van die verslagen kadavers? Zeker, vanuit Christus bezien is de zonde een kadaver geworden, want Hij heeft de zonde gedood. Als een dode leeuw ligt die zonde aan de voet van het kruis. De zonde is geveld door de Leeuw uit de stam van Juda. En als je nu door het geloof, in de beoefening daarvan, gemeenschap mag hebben met Hem, ach, dan ligt die zonde ook als dood aan je voeten. Dat is nu de rechtvaardigende kracht van die Gezegende des Vaders. Die roemt, roeme in de Heere. (1 Kor.1:31) Voor Simson was het een goede plaats. Maar het was geen blijvende plaats. Want de bruiloft wacht en die duurt zeven dagen. Daar gaan ze dan naar Timnath. Naar de gewoonte heeft de vader de bruid aan Simson gegeven en de bruidegom krijgt wat mannen om zich heen, wat koningszonen. Simson krijgt dertig Filistijnen om zich heen, bruidsjonkers, dertig metgezellen. Salomo kreeg zestig helden om zich heen. Simson krijgt er dertig. Weet u wat ook de gewoonte was op zo’n bruiloft? Wel, dan werd er een raadsel opgegeven. Voor de tijdsinvulling natuurlijk, want die bruiloft duurde zeven dagen, en het was ook een beetje hersengymnastiek. Zo lezen we in vers 12 en 13: Ik zal nu ulieden een raadsel te raden geven; indien gij mij dat in de zeven dagen dezer bruiloft wel zult verklaren en uitvinden, zo zal ik ulieden geven dertig fijne lijnwaadsklederen, en dertig wisselklederen. En indien gij het mij niet zult kunnen verklaren, zo zult gijlieden mij geven dertig fijne lijnwaadsklederen, en dertig wisselklederen. En zij zeiden tot hem: Geef uw raadsel te raden, en laat het ons horen. Dus ze zetten hoog in. Dat is niet niks: dertig lijnwaadsklederen en wisselklederen. Simson gaat dat raadsel geven. Hij wordt eigenlijk ook een beetje een dichter, want vers 14 staat in poëtische taal in de grondtaal beschreven. Hij geeft het raadsel: Spijze ging uit van de eter en zoetigheid ging uit van de sterke. En dan staat er: En zij konden dat raadsel in drie dagen niet verklaren. Simson daagt ze dus uit met iets van die tere gebeurtenis die hij heeft meegemaakt met die jonge leeuw. Toen de Heere zo goed voor hem geweest is. Daar gaat hij een raadsel van maken. Dat is nu echt weer Simson. Hij gaat met die tere zaken als het ware wat spelen. Dat is natuurlijk niet goed. Dit is een uitdaging aan de Filistijnen, om gelegenheid te zoeken hen te verslaan. Dat is van de Heere. Maar dit moeten we goed onderscheiden: zoals Simson dat doet, de weg waarlangs dat gebeurt, dat is níet van de Heere, maar dat is van Simson. Hij gaat de Filistijnen hier niet bestrijden, maar hij gaat ze bespelen, als een kat een muis. Dat spelen met de vijand, gemeente, en dat spelen met de zonde, dat is zo gevaarlijk. Dat zien we hier ook. Simson heeft dat door schade en schande wel ervaren, dat het heel gevaarlijk is om met de zonde een spel te spelen. Enerzijds komt dat werk van God zo uit in zijn leven en aan de andere kant moet je zeggen dat we hier het zondige vlees van Simson zien.
www.prekenweb.nl
8/12
Ds. J. Schipper – Simson en de bruiloft
Wat is hij dan ook zwak. Hij is sterk, maar hij is ook zwak. Hij staat zo open voor al die verleidingen. Welnu, de wijze waarop Simson optreedt, is niet in de gunst. De Heere zegt: We moeten niet met de vijanden spotten en spelen. Nee, Simson, je moet ze verslaan en bestrijden. De Filistijnen breken zich het hoofd. Drie dagen lang zijn ze bezig met dat raadsel. Ze denken erover en ze spreken erover, maar ze kunnen er niet achter komen. Weet je hoe dat komt? Ze missen de bevinding van Simson. En als je die bevinding mist, dan kun je er niet achter komen. Want dan kun je met je verstand wel redeneren en van achteren naar voren en van voor naar achter, maar dat gaat niet. Ze missen de bevinding van Simson. Het moet wel wat geweest zijn voor die Filistijnen. Ze waren heer en meester over de Israëlieten. En dan komt daar zo’n Jood met een raadsel en ze kunnen het niet verklaren. Als ze er niet achter komen, dan lijden ze voor zichzelf een grote nederlaag, want dat is tot schande voor hen. Het gaat niet zozeer om die wisselklederen, maar het gaat om de eer. De stemming wordt er niet beter op, daar op die bruiloft. Het wordt zelfs een beetje venijnig. Ze raken gefrustreerd. Er moet een oplossing komen. Maar hoe moet dat gebeuren? Zet iemand van de universiteit tegenover een eenvoudig kind van God en dan moet de academisch gevormde man het afleggen tegen de bevinding, die ware zielsbevinding. Dominee Boone zat eens in de trein tegenover een academisch gevormd iemand en die deed een beetje uit de hoogte. Toen vroeg dominee Boone aan die man: ‘Weet u ook waar de wortels liggen van het gekrookte riet?’ Daar wist die man echt geen antwoord op te geven. Wat was het antwoord? Dominee Boone zei: Vrees niet, gij klein kuddeke, want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven. (Luk.12:32) Ziedaar, de wortels van het gekrookte riet! Als deze dertig bruidsjonkers gaan merken dat ze het moeten verliezen (want de zevende dag breekt al aan), dan gaan ze haastig tot zijn vrouw. Ze gaan het aan haar vragen, vers 15: Daarna geschiedde het op de zevende dag, dat zij tot de huisvrouw van Simson zeiden: Overreed uw man, dat hij ons dat raadsel verklare, opdat wij niet misschien u, en het huis uws vaders, met vuur verbranden. Hebt gijlieden ons genodigd, om het onze te bezitten; is het zo niet? Ze gaan die vrouw bang maken. Ze proberen dat raadsel via haar te ontfutselen. Als ze Simson niet dwingt om de oplossing van het raadsel te geven, dan zullen ze dat huis van haar verbranden. Ze speculeren ook nog op haar ijdelheid, want ze zeggen: ‘Ja, u weet niet eens wat dat raadsel voorstelt en hij is met u getrouwd. Hij heeft u niet lief. Of hebt u hem niet lief? Hoe zit het eigenlijk?’ Dus ze speculeren ook. Ze tasten haar aan in haar eer en ook in haar fatsoen. ‘Jullie hebben ons wel uitgenodigd op de bruiloft, maar je hebt ons uitgenodigd om er beter van te worden en het onze te bezitten.’ Zo bewerken ze haar. We zien hoe gevaarlijk het is om te spelen met de vijand van God en met goddelijke zaken. Gemeente, als we met hen een spelletje spelen en ze dreigen het te verliezen, dan worden ze des te gevaarlijker. Dat zien we hier.
www.prekenweb.nl
9/12
Ds. J. Schipper – Simson en de bruiloft
Ze gebruiken die vrouw van Simson, dat ze toch allerlei middelen moet aanwenden om te weten te komen wat nu de oplossing is van dat raadsel. Dat doet ze ook. Daaruit blijkt al wel dat ze eigenlijk niks geeft om Simson en dat heel dat huwelijk een bevlieging is. Ze houdt niet echt van hem. Ze probeert het natuurlijk met tranen. Ze probeert het met verwijten. Simson weigert. Hij zegt: ‘Mijn eigen vader en moeder weten het ook niet.’ Het blijkt wel dat hij meer vertrouwen heeft in zijn eigen vader en moeder, dan in haar. Maar ten slotte - en dat is de zwakheid van Simson - zwicht hij voor de aandrang. Hij kan wel dertig bruidsjonkers aan en dertig Filistijnen, maar één vrouw niet. Op de zevende dag wordt Simson de grote verliezer en hij vertelt het. Zijn vrouw gaat naar de landgenoten en die komen triomfantelijk naar Simson. Dan zeggen ze het: ‘Ja, die eter en die sterke, dat is een leeuw, en die zoete spijze, dat is de honing.’ Zo lezen we het in vers 18: Toen zeiden de mannen der stad tot hem, op de zevende dag, eer de zon onderging: Wat is zoeter dan honig en wat is sterker dan een leeuw? En hij zeide tot hen: Zo gij met mijn kalf niet had geploegd, gij zoudt mijn raadsel niet hebben uitgevonden. ‘Dan was u er nooit achter gekomen.’ Wat een les, gemeente, wat een les! Dat we toch nooit zouden spelen met de zonde. Jongens en meisjes, niet spelen met de zonde! Dan kan het zijn dat je in verslaafdheden raakt, waar je zelf niet meer uit kan komen. O, dat we toch niet een spelletje spelen met de verleidingen van de wereld. Dat we niet denken: We zijn wel sterk genoeg. Want je gaat het verliezen. Hier staat het voorbeeld van een Nazireeër Gods. Maar we gaan naar de derde gedachte: het begin van de verlossing. Toch! Want we zijn nog niet aan het einde. Maar we zingen eerst van Psalm 18, daarvan het twaalfde vers: Gij hebt mij, HEER’, met kracht omgord tot strijden; Mijn vijand moest, vernederd, straffen lijden; Hij vlood vol schrik, wijl hij geen kracht behield, Mijn hater werd door mijne hand vernield. Zij riepen wel, maar zonder hulp te krijgen; Zelfs tot de HEER’, maar Hij vond goed te zwijgen. Toen heb ik hen als stof vergruisd, verjaagd, En als het slijk der straten weggevaagd. 3. Het begin van de verlossing Simson is wel een sportieve verliezer, want hij zegt: Zo gij met mijn kalf niet had geploegd, gij zoudt mijn raadsel niet hebben uitgevonden. Je moet aan een ploeger denken. Die zet zijn kalf voor de ploeg, nietwaar, en die gaat op de schatten af. Dat kalf heeft dus een taak, maar die ploeger wijst de weg. Als de schat dan gevonden is, dan heeft dat kalf het niet gedaan. Zo vergelijkt Simson zijn vrouw met een kalf. Dat is niet zo vleiend. Maar dat kalf heeft dus geen verdienste en die bruidsjonkers hebben ‘leentje buur’ gespeeld. Dat was ook bepaald niet zo origineel. Nee, de ploeger, Simson, heeft de weg gewezen. Maar Simson zegt: ‘Afspraak is afspraak. Jullie krijgen de klederen, dat was de inzet.’ Hij heeft wel verloren, maar hij zal die klederen geven. Maar hij gaat ze wel geven uit hun eigen volk. Want wat lezen we dan? De Geest des HEEREN wordt weer vaardig over Simson. Hij gaat naar Askalon en verslaat dertig man www.prekenweb.nl
10/12
Ds. J. Schipper – Simson en de bruiloft
met de hulp van Gods hand. Gods rechterhand heeft alvermogen. Hij verslaat ze en geeft de kleding van die verslagen mannen aan die bruidsjonkers, aan die Filistijnen. Hoe goddelijk en ondoorgrondelijk zijn Gods handelingen, gemeente. Want nu gaat toch in vervulling wat die Engel des HEEREN al gezegd heeft in hoofdstuk 13 tegen Manóach en zijn huisvrouw: En hij zal beginnen Israël te verlossen uit der Filistijnen hand. God doet Zijn genade door alles heen uitblinken. Begrijpt u het? Wij hadden al gezegd: ‘Simson, zoek het zelf even uit. Ben jij nou een knecht? Schorsen die man! Dat kan zo niet. Moet je maar niet spelen met die vijanden en spotten met de zonde.’ Maar nu staat er: Toen werd de Geest des HEEREN vaardig over hem. Hij is wel een eind van het pad af, maar hij is en hij blijft een kind van God. En hij kan zijn ambt ook nog verspelen, maar hij blijft een Nazireeër. Ondanks al zijn afmakingen gaat de Heere hem aangorden met kracht vanuit de hoogte en Hij wijst hem de weg. Groot als de Heere zo mensen nog tegenkomt, die de verkeerde kant op dreigen te gaan. Maar ook Simson laat Hij gevoelen dat Hij niet over de zonde heen stappen kan. Dat is de andere kant. Dat Hij de zonde niet zomaar door de vingers kan zien. Want Hij is een rechtvaardig God. Voorlopig heeft Simson genoeg van Timnath en ook van die vrouw. Hij gaat er niet van scheiden, dat staat er niet. Maar hij gaat eerst eens een poosje afstand nemen. Waar zou je dan anders heen gaan dan naar je eigen vader en moeder? Nu, daar gaat Simson dan ook naar toe. Maar zijn schoonvader, zo blijkt, heeft er ook genoeg van. Hij huwelijkt zijn dochter, die getrouwd was met Simson, opnieuw uit en ditmaal aan één van de bruidsjonkers, één van die Filistijnen. En dan denkt hij dat het opgelost is. Maar de gevolgen zullen groot en vele zijn, voor dat huisgezin van de vrouw van Simson en voor vele andere Filistijnen. Gemeente, we gaan het afronden. De kinderen hebben het wel een beetje kunnen volgen. Hoofdstuk 14 is niet tot eer van Simson. Nee, dat kunnen we niet zeggen. Maar weet u wat wel uitblinkt? Gods trouw tegenover de ontrouw van Zijn knecht, van deze ontrouwe discipel. God werkt altijd op Zijn doel aan. De vijanden moeten verslagen worden. Voor een ontdekt volk is deze geschiedenis toch een wonderlijke geschiedenis. Het is aan de ene kant zo tot waarschuwing, nietwaar? Dat we toch niet zouden spotten en spelen met de vijanden en de zonde. Maar het is ook tot eer en verheerlijking van die grote en driemaal heilige Naam, Die het zo waard is om geëerd, gediend en gevreesd te worden. Kinderen, Simson heeft grote daden verricht. Zeker. Hij was een sterke man als de Heere hem die krachten gaf, want hij was ook afhankelijk. Simson was ook maar een mens. Dan had hij een buitengewone kracht, af en toe. Dat leer je uit deze geschiedenis, waarin hij een leeuw verslaat en ook nog dertig man. Verderop lezen we dat hij driehonderd vossen vangt, die hij in het koren jaagt, twee aan twee, aan elkaar vastgebonden, en door een brandende fakkel wordt het koren van de Filistijnen in brand gestoken. En we lezen ook dat hij met een ezelskinnebak nog duizend Filistijnen verslaat. Dus die Simson is wel een bijzondere man. Ja, maar nu gaat het niet louter om de grote daden of om de buitengewone kracht. Maar waar gaat het nu eigenlijk om? Of je leeft naar de wil des Heeren. Of je nu mag leven naar datgene wat Hij in Zijn Woord ons voorhoudt. www.prekenweb.nl
11/12
Ds. J. Schipper – Simson en de bruiloft
Zo zijn er eenvoudige kinderen van God. Die zullen de voorpagina’s van de krant niet halen, hoor. Maar die mogen in alle eenvoud aan de zijde van God terechtkomen. Die zijn gelukkiger dan drie werelden bij elkaar. Als God aan je zijde is, dan heb je veel meer. Dan is het: ‘D’ eenvoudigen wil God steeds gadeslaan.’ Daar gaat het maar over. Door een weg van zonde gaat God Zijn genade verheerlijken. Dat is in feite de oplossing. Dat is nu de oplossing van het grote raadsel. Wij moeten ook tot de oplossing komen van het raadsel in ons leven. We moeten er achter komen dat het God behaagd heeft Zichzelf te verheerlijken door nu al die zonden te straffen. Hoe? Aan Zijn eigen Zoon, Die Hij daartoe van eeuwigheid heeft afgezonderd, opdat Hij voor hen de strijd in zou gaan. Maar ook in een weg van recht, door het verlies van het leven. Maar uit het verlies wordt de winst geboren. Christus is die dierbare Middelaar, Die het geweld des doods, dat is de duivel, overwonnen heeft. Hij is opgestaan als de Leeuw uit de stam van Juda, opdat de Kerk des Heeren honing uit Hem zou mogen verkrijgen. Dat is de honing van die zalige vrede met God. Dat is die vrede die alle verstand te boven gaat. Dat is de gemeenschap met Hem, waarin de ware rust te vinden is. Dat is de rust in Zijn weg. Dat is de weg die Hij gebaand heeft. Maar dat is ook de rust die je mag vinden in Zijn werk. Dat is een volbracht werk. Waar Hij het uitgeroepen heeft: Het is volbracht (Joh. 19:30). Niet: Ik heb het volbracht. Maar het werk dat de Vader Mij op de schouders gelegd heeft, dat is nu volkomen volbracht. Ja, dan mogen Gods kinderen rust vinden in Zijn wil. Uw wil geschiede. Maar dan mogen ze ook rust vinden in dat goddelijk welbehagen, die zoete gunst en de gemeenschap met Hem. Zo wordt het heilgeheim aan Zijn vrienden, naar Zijn vreêverbond getoond. Dat we dan zo allen, oud en jong, de Heere maar mochten smeken of de Geest vaardig over ons mocht zijn, voor het eerst of opnieuw. Opdat de vijanden verslagen mogen worden. Maar dat er ook rust gevonden mag worden in die grote Rustaanbrenger van de Kerk, de Silo van de Kerk. Want Hij is de Verwinnaar in de strijd en Hij geeft Zijn volk de zegen. Amen. Slotzang: Psalm 3:4 Sta op, verlos mij, HEER’! Gij hebt, o God, weleer Getoond voor mij te waken, Mijn haters onderdrukt, En mij ‘t gevaar ontrukt; Gij sloegt hen op de kaken, Verbrekend onverwacht Hun tanden door Uw macht; ‘k Heb d’ overhand verkregen! Gij, HEER’, alleen, Gij zijt Verwinnaar in de strijd, En geeft Uw volk de zegen. www.prekenweb.nl
12/12