De gelijkenis van de koninklijke bruiloft Ds. H. Hofman jr. – Mattheüs 22:1-14
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 122: 1, 3 Mattheüs 22: 1-14 Psalm 45: 1, 4, 5 Psalm 132: 10, 12 Psalm 21: 1, 5
Gemeente, tijdens de omwandeling op aarde heeft de Heere Jezus veel gesproken door middel van gelijkenissen. Ik kan me zo voorstellen dat de kinderen die nu in de kerk zijn misschien al wel hebben gedacht: Fijn dat het over een gelijkenis gaat! Dan kan ik de preek tenminste óók volgen. Wel, kinderen, dat geldt niet alleen voor jullie, want ik hoop dat de hele gemeente de preek zal kunnen volgen. Het is inderdaad een heel eenvoudig beeld dat de Heere Jezus heeft gebruikt. Maar daar zit wel iets aan vast. De Heere Jezus sprak niet voor niets door middel van gelijkenissen. De Heere Jezus sprak niet door gelijkenissen met het doel dat alle hoorders eens wat meer onderuit konden gaan zitten in de kerk, omdat het zo makkelijk te volgen was! Als het in deze dienst gaat over een gelijkenis, dan is dat ook hoogst ernstig. Lees in dit verband eens in Mattheüs 13 vers 10 tot en met 17 wat de Heere Jezus Zelf gezegd heeft met betrekking tot het spreken in gelijkenissen. Dan lezen we dat het voor sommigen een oordeel was, terwijl het voor anderen juist tot verdieping van de kennis van de verborgenheden van het Evangelie was. Laten we dit zowel in het preken over, als in het luisteren naar gelijkenissen, maar niet vergeten! De gelijkenis die ons is voorgelezen, betreft een van de grotere gelijkenissen. Er zijn ook kleine gelijkenissen van zomaar een vers of een paar verzen. Vooral met grotere gelijkenissen is het gevaar aanwezig dat je je gaat verdiepen in allerlei details van de gelijkenis waar het eigenlijk niet om gaat. Het gevaar is dan dat de kern van de boodschap op de achtergrond raakt, of in het geheel niet meer aan de orde komt. Gemeente, er is in een gelijkenis altijd één boodschap, één kernpunt waar de boodschap om draait. Dat betekent overigens niet dat al de details niet belangrijk zouden zijn. Maar het is wel zaak dat de kern van de boodschap niet uit het oog verloren wordt. En... dat we dan in deze dienst allemaal maar zouden luisteren met toepassing op ons eigen hart en leven. Daar komt het toch op aan. We lezen namelijk dat als de overpriesters en farizeeën deze Zijn gelijkenissen hoorden, zij verstonden dat Hij van hen sprak! Het zou al een heel groot voorrecht zijn als dát vandaag van ons gezegd kon worden! Het gaat in deze dienst dus over de gelijkenis van de koninklijke bruiloft. We lezen nu alleen de verzen 11 tot en met 14 van Mattheüs 22: En als de koning ingegaan was om de aanzittende gasten te overzien, zag hij aldaar een mens, niet gekleed zijnde met een bruiloftskleed; En zeide tot hem: Vriend, hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed aan hebbende? En hij www.prekenweb.nl
1/11
Ds. H. Hofman jr. – De gelijkenis van de koninklijke bruiloft
verstomde. Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal zijn wening en knersing der tanden. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Even dat laatste vers, gemeente. Als de Heere Jezus Zijn woorden begint met ‘want’, dan hebben we daar eigenlijk de sleutel voor de verklaring van deze gelijkenis. Want…! Op dit gedeelte moeten we goed letten. Misschien schrikt u daar nu juist wel van. Velen geroepen, weinigen uitverkoren. Wat betekent dat? Zou dat betekenen dat vandaag eigenlijk de deur eigenlijk maar op een kier staat? Velen zijn geroepen; vandaag worden we allemaal geroepen. Maar zou deze tekst dan betekenen dat er uiteindelijk maar heel weinig zullen komen, omdat er maar heel weinig zijn uitverkoren? Gemeente, dat gaan we zien als het in deze dienst gaat over: De gelijkenis van de koninklijke bruiloft. We letten dan op drie aandachtspunten: 1. Een genadige nodiging 2. Een nauwkeurig onderzoek 3. Een indringende vraag U kunt deze punten terugvinden in het hoofdstuk dat ons is voorgelezen. In de eerste plaats: een genadige nodiging. We lezen dat in de verzen 3 tot 6. Een groot gedeelte van de gelijkenis gaat over de nódiging. In de tweede plaats: een nauwkeurig onderzoek. Want het komt er wel op aan; de bruiloft is wel bereid, maar de genoden waren het niet waardig. En dan lezen we dat de koning ingaat. En dan kijkt Hij naar álle gasten. Hij kijkt naar al de mensen die binnen zijn gekomen. Iedereen krijgt een beurt. Dus: een nauwkeurig onderzoek. En dan in de derde plaats: een indringende vraag. De Heere ziet er één die geen bruiloftskleed aanheeft. En dan die indringende vraag: Vriend, hoe zijt gij hier ingekomen? En wat er dan volgt. 1. Een genadige nodiging Gemeente, we lezen in vers 1: En Jezus, antwoordende… De gelijkenis die we voor ons hebben is dus een antwoord. Maar ik lees helemaal geen vraag, ook niet in het voorgaande hoofdstuk. En Jezus, antwoordende… De gelijkenis is dus een antwoord. Hoe moeten we dit verstaan? Wel, er is geen vraag gesteld. Maar, en dat is wél duidelijk, er is een situatie ontstaan. Er is een bepaalde houding ontstaan. Een bepaalde houding waar de Heere Jezus op in wil gaan. Een zaak die aan de kaak gesteld moet worden. Daarover lezen we iets in vers 45 en 46 van het vorige hoofdstuk, Mattheüs 21. En als de overpriesters en farizeeën deze Zijn gelijkenissen hoorden, verstonden zij, dat Hij van hen sprak. Er is dus een lichtje gaan branden bij deze mensen! We vrezen echter dat het niet het ontdekkende, zaligmakende licht van de Heilige Geest is geweest. Maar die farizeeën en de overpriesters hebben het begrepen: Het gaat over ons! Het gaat over mij! En wat is
www.prekenweb.nl
2/11
Ds. H. Hofman jr. – De gelijkenis van de koninklijke bruiloft
dan het resultaat? En zoekende Hem te vangen, vreesden zij de scharen, dewijl deze Hem hielden voor een profeet. Wat een verschrikkelijk resultaat. Wat een verschrikkelijke vrucht. Ze begrépen dat het over hen ging. Dat is al een groot wonder, gemeente. Dat is echt een groot wonder, als u vandaag in de kerk zit en u komt er achter: het gaat over mij! Het gaat over mijn leven! Het zou toch wat zijn als je zó aangesproken wordt, kinderen, jongens en meisjes, ouders en ouderen? Als je zo aangesproken wordt dat je uit de kerk naar huis gaat en dat je weet: de preek ging over mij. Ik werd aangesproken! En dan lezen we bij de farizeeën, de schriftgeleerden en de overpriesters dat ze Hem wilden vangen. Ze willen de boodschap helemaal niet horen. Ze zouden liever gewild hebben dat ze helemaal niets hadden gehoord. En dán spreekt de Heere Jezus deze gelijkenis. Daarin gaat het over het Koninkrijk der hemelen. Het Koninkrijk der hemelen is gelijk… Dus hier hebben we aanleiding tot de gelijkenis. Het Koninkrijk der hemelen. Gemeente, dit gaat ons allen aan. Het Koninkrijk der hemelen bestaat, en is er echt. Dit Koninkrijk is niet van deze wereld. Paulus schrijft dat onze wandel in de hemelen is, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus. De vraag is of u en ik van dit Koninkrijk een inwoner zijn. Of onze wandel ook in de hemelen is. Of dit Koninkrijk in uw en mijn hart gestalte heeft gekregen. Of Koning Jezus míjn Koning is. Of ik een onderdaan ben van dat Koninkrijk. Het Koninkrijk der hemelen wordt voorgesteld als een bruiloft. Dat is dus iets heel moois. Iets prachtigs. Dat is iets om naar uit te zien. Dat is iets om je in te verheugen. Een bruiloft! Vraag dat maar aan jonge mensen die gaan trouwen, hoe ze uitzien naar hun bruiloft. Alles is er op gericht dat het een grote en fijne en mooie dag wordt, nietwaar? Een bruiloft is iets om verblijd over te zijn. De Heere Jezus gebruikt voor het Koninkrijk der hemelen geen begrafenisplechtigheid als voorbeeld. Of een ander heel droevige gebeurtenis, zoals bijvoorbeeld een ernstig ongeluk of een sterfbed. Nee, het Koninkrijk der hemelen wordt voorgesteld als een bruiloft. Gemeente, dat zegt ons heel wat, wat betreft de dienst des Heeren. Jonge mensen, van de dienst van de Heere lezen we dat de psalmist schrijft dat het hem nog nooit verdroten heeft. Ken je die dienst? Is dat voor jou en voor u ook een liefdedienst? Is dat iets waar u naar uitziet? De blijdschap die daarmee gepaard gaat in het dienen van de Heere. Het kennen van Zijn wil en Zijn weg. Het hebben van goede moed. Vrolijk het kruis te mogen dragen. We noemen maar iets. In de diepste smarten blijven onze harten in de Heere gerust. Daar heb je iets van dat ware in de dienst des Heeren. De wereld kent deze dienst niet. Iemand die de Heere niet kent, heeft die blijdschap niet. Maar de Heere Jezus spreekt juist tegen die mensen die daar staan en zo argwanend naar Hem kijken en Hem eigenlijk het liefst maar zouden willen vangen. En Hij stelt ze het Koninkrijk der hemelen voor als een bruiloft. Het is bovendien niet zomaar een gewone bruiloft. Nee, het is een hele bijzondere bruiloft. Het is niet iets alledaags, want het betreft de zoon van de koning! En de bruiloft wordt georganiseerd door de vader van die koningszoon. Gemeente, het valt op hóeveel tijd er wordt besteed aan de nodiging. Leest u het maar voor uzelf in het derde tot en met het zesde vers: En zond zijn dienstknechten uit, om de genoden ter bruiloft te roepen, en zij wilden niet komen. Wederom zond hij andere dienstknechten uit, www.prekenweb.nl
3/11
Ds. H. Hofman jr. – De gelijkenis van de koninklijke bruiloft
zeggende: Zegt de genoden: Zie, ik heb mijn middagmaal bereid; mijn ossen en de gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft. Maar zij, zulks niet achtende, zijn heengegaan, deze tot zijn akker, gene tot zijn koopmanschap. En de anderen grepen zijn dienstknechten, deden hun smaadheid aan en doodden hen. Gemeente, wat heeft de vader van de bruidegom er een tijd in gestoken om de mensen bij elkaar te krijgen! Wat heeft de koning een voorbereidingen getroffen. En alles wat er gedaan moest worden is gedaan. De nodigingen zijn uitgegaan. Let u even op het meervoud hier? Het was er niet zomaar één. Als je hier voor een bruiloft in aanmerking komt krijg je toch één uitnodiging, nietwaar? In deze gelijkenis zijn echter veel meer uitnodigingen verstuurd. ‘Kom toch! Er is plaats voor iedereen!’ Ik zou daar niet lichtvaardig over denken, gemeente. Hoeveel uitnodigingen heeft u inmiddels al gehad? Tel ze eens op. Weet u hoeveel het er zijn? Zou er hier iemand zijn die zou kunnen optellen hoeveel uitnodigingen hij gehad heeft? Ik denk dat niemand van u zou kunnen zeggen hoeveel. Als je tien jaar bent en je gaat al zes jaar mee naar de kerk, maal 52, en dan nog eens 52 (want je gaat toch twee keer op een zondag naar de kerk?), nou, begin maar op te tellen, begin maar te vermenigvuldigen! Zoveel uitnodigingen! Gemeente, laten we toch niet lichtvaardig denken over die boodschappers die uitgaan met de boodschap, telkens weer opnieuw. Ik hoop dat u er nooit aan went of dat u het allemaal gewoon gaat vinden. En zond zijn dienstknechten uit, om de genoden ter bruiloft te roepen, en zij wilden niet komen. Laten we hier toch eens ernstig over nadenken, dat schier onuitputtelijke geduld van die koning! Het is toch niet voor niets dat de Heere Jezus zoveel verzen van de gelijkenis besteedt aan het beschrijven van de nodiging. Dan moeten Gods knechten er ook maar net zoveel aandacht aan besteden, denkt u niet? Vervolgens valt ons ook de lankmoedigheid van de koning op. Eerst gaat er een algemene uitnodiging de deur uit; iedereen is welkom. Hierna stuurt de koning knechten die niet alleen nodigen, maar ook áándringen bij mensen die speciaal genoemd worden. Het kan geen uitstel lijden. En dan, als de laatstgenoemden geen blijk geven van hun belangstelling, dan nog een laatste dringend appèl. In vers 9 staat: Gaat op de uitgangen der wegen, en zovelen als gij er zult vinden, roept ze tot de bruiloft. Gemeente, we lezen eigenlijk alleen maar van beleefde onverschilligheid; geen tijd! De één ging naar zijn akker, een ander ging tot zijn koopmanschap, of wat dan ook. En daarna lezen we van bruut geweld of onverschilligheid. Hoe moeten we dat zien? Bruut geweld; je zou kunnen denken aan een openbare vijandschap. Misschien behoor jij wel tot die laatste groep. Je bent zestien of zeventien jaar. Je zit eigenlijk te wachten tot je de kerk vaarwel kunt zeggen. Je zit eigenlijk te wachten tot je voor eens en voor altijd kunt afrekenen met de godsdienst. Het is een kwestie van tijd. Je lacht om alles wat er in de kerk gebeurt. Op straat doe je mee met het omver werpen van christelijke normen en waarden en vooral met je christelijke opvoeding. Het is in je hart: Laat ons Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen. (Ps.2:3) Bruut geweld. Maar er is ook beleefde onverschilligheid. Je komt nog wel naar de kerk. Je bent hier vandaag. Maar ja, ik heb het zo druk! Ik heb zoveel te doen! Door de week bent u zo druk dat u op zondag eigenlijk uw hoofd er niet naar hebt staan. Zo houden we op allerlei www.prekenweb.nl
4/11
Ds. H. Hofman jr. – De gelijkenis van de koninklijke bruiloft
manieren ons veilig op afstand van het gepredikte Woord. Wat worden er juist onder kerkmensen toch veel van deze verontschuldigingen gevonden. Gemeente, wat moet de Koning van de Kerk hiervan denken? Een genadige nodiging. Dat wordt nog eens extra benadrukt door een ander feit in deze gelijkenis, al wordt het niet met name genoemd. We hebben daarover gezongen uit Psalm 45 vers 4. Het was in het oosten de gewoonte dat er vóór de bruiloftzaal een hal, een vestibule was. In die vestibule bevonden zich kasten. Noem het maar de garderobe. Daar in de garderobe hingen de bruiloftsklederen. Door de koning gemaakt. Door de koning in gereedheid gebracht. En die klederen werden kosteloos aangeboden. Gemeente, u kunt zich wel indenken hoe die zaal er daar heeft uitgezien. Het dragen van die bruiloftsklederen was niet alleen een privilege in het ontvangen en dragen ervan. Het was veeleer de éér van de koning om die bruiloftsklederen aan te bieden! Daarin lag zijn eer. Er waren geen kosten aan verbonden. En als je door de ingang van de bruiloftszaal bij die vestibule, bij die hal, binnenkwam, dan stond daar de koning. Wie er dan ook maar kwam, iedereen kreeg een bruiloftskleed. De kasten hingen vol. We hebben daarvan gezongen uit Psalm 45. Daar gaat het over Uw vorstelijk rijksgewaad, u toegevoerd uit elpenbenen hoven. Dat zijn die kasten. Die klederen geuren naar mirre en kassie wijd en zijn, en aloë wier geur Uw ziel verblijdt. Dat staat met een hoofdletter. Dus die kleren ruiken, die zijn mooi, die zijn gestikt, die zijn keurig. Die ruiken heerlijk naar mirre, aloë en kassie. En, we lezen: wier geur Uw ziel verblijdt. Daarin horen we van de Koning der koningen, Die zo heilig verblijd is als Hij die bruiloftklederen daar mag geven aan wie er ook maar komt. Al wat de Vader Hem geeft zál tot Hem komen! En die tot Hem komt zal Hij geenszins uitwerpen. In de menigte van de onderdanen is toch des Konings heerlijkheid? Gemeente, als de Heere Jezus spreekt over dat bruiloftskleed, waar gaat dit dan over? Waar heeft dit betrekking op? Dan moeten we denken aan de allerbelangrijkste vraag: hoe nu een zondaar voor God kan verschijnen. Hoe is dat mogelijk? Hoe kan een mens voor God bestaan? We zouden kunnen wijzen op Gods heiligheid. Zonder heiligheid zal niemand God zien. Heiligheid in hart en leven. We lezen in de Bijbel op verschillende plaatsen over bekleed worden. Bijvoorbeeld met de gerechtigheid van Christus. Dat wijst op de totale vernieuwing van de mens, van de ziel en van het beeld van God. Je zou het met een wat moeilijker woord kunnen noemen: de toegerekende gerechtigheid van Christus. Dat is ook een kleed. Ik bekleedde mij met gerechtigheid en zij bekleedde mij. (Job 29:14) Denk aan Jesaja 61 vers 10: Want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan. In Openbaring 4 lezen we dat de vierentwintig ouderlingen bekleed zijn met witte klederen en ze hadden gouden kronen op hun hoofden. Laten we zeggen: als de Heere Jezus spreekt over dat bruiloftkleed, gaat het over de gerechtigheid van Jezus Christus, de bloedgerechtigheid. De verdiensten van Christus, toegepast aan het hart. Gemeente, we gaan naar onze tweede gedachte:
www.prekenweb.nl
5/11
Ds. H. Hofman jr. – De gelijkenis van de koninklijke bruiloft
2. Een nauwkeurig onderzoek Het lijkt erop dat het niet veel pluis is geweest wat daar binnen gekomen is. Wie zoal? Wel, in elk geval niet de eerste de besten. Die hadden tenslotte allemaal ‘nee’ gezegd. Zij zijn niet gekomen. Hun plaats hebben ze beleefd maar beslist leeg gelaten. Ja, die nette mensen, weet u nog? Die beleefde mensen zijn niet binnen gekomen. Ze hebben allemaal ‘nee’ gezegd. De één ging tot zijn akker, de ander tot zijn koopmanschap. Ja, wat er toen nog overbleef, dat waren de bruten. Zij hebben de dienstknechten gedood. Welnu, wie blijven er dan nog over? Dat kán toch niet veel goeds meer zijn? Inderdaad, zo is het ook. Dat staat zo ook in Gods Woord. Niet vele wijzen naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele edelen. Maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen. (1 Kor.1:26-27) Laten we er eerst nog eens op letten dat het feest wel doorgaat! Dat lezen we in vers 8: Toen zeide hij tot zijn dienstknechten: De bruiloft is wel bereid, maar de genoden waren het niet waardig. Het gaat wél door. Gemeente, dat is ook de boodschap voor vandaag. Het gaat wél door! Gaat het ook door in uw leven? Gaat het ook door in Nederland? Of gaat het misschien door naar andere delen van de wereld? Zoveel mensen die geen tijd hebben. Zo druk. Zo bruut! Zoveel vijandschap. Gaat het wel door? Ja, het gaat door. Kijk maar naar de zon. Kijk maar naar de maan. Dan weet u dat het doorgaat. Het gaat echt door. Het is wel de vraag of het híer ook doorgaat. Zult u daaraan denken? Wie zijn er gekomen? We lezen deze gelijkenis ook in Lukas 14, ook al is niet alles hetzelfde. Het kan zijn dat de Heere Jezus deze gelijkenis twee keer heeft uitgesproken, op twee verschillende plaatsen. Maar daar in Lukas 14 staat nog wel iets bijzonders. Daar lezen we van mensen die kreupel en blind en lam zijn. Mensen die eigenlijk niet kunnen komen! Hoe moet en zal dat gaan? Zijn er hier mensen voor wie dit een vraag geworden is? U moet, maar u weet niet hoe? Wel, we lezen we dat ze gedrágen werden. Breng ze! Dan moeten die dienstknechten ze bréngen. Inderdaad, gemeente, het is niet veel opbeurends wat daar is binnengekomen. En toch... kijk eens naar hun gezichten. Ja, je kunt aan hun gezichten wat zien. En aan hun klederen ook. Want als je ze zo ziet in die prachtige kleding, dan lijkt het alsof al die kruisen en al die moeilijkheden volledig bedekt zijn. Die ene man waar het over gaat, ja, hij is ook binnengekomen. Hij is binnengekomen, heeft het geheel overzien en zijn conclusies getrokken. Hij heeft gedacht: Wat doen al die schooiers hier? Wat zijn dit voor mensen? Wat doen al die mensen hier? Feestvieren? Daar zit hij ook! En zij! En zeker allemaal op kosten van een ander! Hij ook daar, nota bene met een bruiloftskleed aan. Feestvieren op kosten van een ander! Nee, hij wist het wel beter. Hij zou er wel voor zorgen dat dát hem niet zou overkomen. De vader van de bruidegom zou aan hém geen kosten hebben! Hij gaat wel in zijn eigen pak. Wat denken ze wel… feestvieren op kosten van een ander! De koning, die vader, die zou aan hem geen kosten hebben. De gastheer zou eigenlijk dankbaar moeten zijn dat hij ánders gekomen was. Gemeente, zó was deze man langs de garderobe heen gelopen en had hij de vader van de bruidegom laten staan. Deze man dacht dat het zo ook wel kon. Zonder een bruiloftskleed naar binnen. www.prekenweb.nl
6/11
Ds. H. Hofman jr. – De gelijkenis van de koninklijke bruiloft
Gemeente, herkent u het? De farizeeën en de overpriesters hoorden en verstonden dat Hij van hen sprak. Zult u dat bedenken? Hoe zitten we in de kerk vandaag? Ja, het gaat dus over onze kleding. Het gaat in onze tweede gedachte over dat nauwkeurige onderzoek. Hoe is dat vandaag? Het gaat over hoe wij voor God staan. Die ene man die daar binnen is gekomen en is gaan zitten, is het beeld van de vrome en eigengerechtige maar diepgevallen mens. Dat zijn mensen die misschien wel uren over zichzelf kunnen praten én over de donkerheid van de tijd waarin we leven. Maar ondertussen heeft men het zo goed met zichzelf getroffen. Dat is mogelijk op verschillende manieren. Dat is mogelijk op een hele rechtzinnige wijze, van ‘raak niet, smaak niet en roer niet aan’. Het zware is nog niet zwaar genoeg. Het is allemaal zo verschrikkelijk. En ondertussen voel ik me wel wat beter… Bij mij gaat het allemaal zomaar niet. U kent dat misschien wel. U hérkent het misschien ook wel bij uzelf. Het is ook mogelijk op een hele andere wijze. Het is ook mogelijk dat u het gewoon allemaal wat makkelijker neemt. Dat is ook zo’n ‘eigen pak’. Je neemt het wat makkelijk. Het is allemaal niet zo moeilijk en dramatisch als het ons wordt voorgesteld. En ja, je moet toch gelóven. En de Heere Jezus is toch gekomen voor ons allemaal? Waar doen we toch moeilijk over? En ja, Hem aannemen, dat staat toch ook in de Bijbel? Begrijpt u wel? Een wat vrolijker pak. Maar uiteindelijk, wie u dan ook bent, wat het dan ook is; het is een ánder pak. Het is niet het bruiloftskleed! En daar gaat het wel om. Beide voorbeelden die we noemden missen het bruiloftskleed. Gemeente, waar staat u en waar sta ik, wat betreft het bruiloftskleed? Wat een ernstige woorden spreekt de Heere Jezus als Hij zegt: En als de koning ingegaan was om de aanzittende gasten te overzien… Wanneer zal dit moment trouwens zijn? Wat denken jullie, kinderen? Wanneer zal dat moment zijn, wanneer de koning inkomt om de gasten te overzien? Wanneer denk je dat dat zal zijn? Ik denk dat je zult zeggen: Met de wederkomst van de Heere Jezus. Dan zal de Koning zien wie er is en wie niet, en hóe we er zullen zijn. Dit is een goed antwoord. En ik hoop dat jullie en wij allemaal veel met deze dag bezig zijn. Het kan ook zijn dat je denkt: Misschien zal het de dag zijn als ik kom te overlijden. Als je het tijdige met het eeuwige moet verwisselen. Zal dat het moment zijn dat die koning de bruiloftszaal overziet? Ik hoop van harte dat je veel met de dag van je dood bezig bent, want dat zal een allesbeslissende dag zijn! In het graf zal er geen bekering of verandering meer mogelijk zijn. Gemeente, toch raakt dit niet de kern van de gelijkenis. Ik vond iets bij Kohlbrugge, als hij schrijft over deze gelijkenis. En dat trof me heel diep. Kohlbrugge gaat nog één stap verder. Ik zal voorlezen wat hij schrijft: ‘Wij bevinden ons állen in de grote bruiloftszaal, waarin het feest gevierd wordt van de Bruidegom, Jezus Christus, en van Zijn bruid, de Kerk. Of zijn wij niet allen daarin? Ik zou wel willen weten of iemand onder ons het ontkennen kan dat hij onder de prediking van het Evangelie leeft.’ Tot zover Kohlbrugge. Gemeente, dat is geen algemene verzoening. Kohlbrugge zegt niet: Het is allemaal goed met u, want we zijn allemaal al in de bruiloftszaal. Maar hij wijst erop dat de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen. Wij zitten allemaal onder de bediening van het Evangelie. En dát kun je inderdaad vergelijken met een www.prekenweb.nl
7/11
Ds. H. Hofman jr. – De gelijkenis van de koninklijke bruiloft
bruiloftszaal. Het is geen rouwdienst, maar het is een trouwdienst! Gemeente, daar wordt u nog een raad gegeven die voor die ene man te laat was. Want dan zegt Kohlbrugge: ‘Als u dat bruiloftskleed nog mist, in wat voor pak u dan ook in de kerk zit, dan geef ik u de raad zich zo spoedig mogelijk naar de voorzaal te begeven, om zich daar het kleed te laten geven en aan te trekken.’ Gemeente, raakt dit niet de kern van de gelijkenis? De Heere Jezus was onder hen als een die diende. Zo is Hij ook onder ons! Daar is de bruiloftszaal aangericht. En wat voor die ene man te laat was, kan van ons nog niet gezegd worden. Gemeente, we zitten vanmorgen allemaal in de kerk. En ik vraag u naar uw kleding. Ik weet wel, dat is misschien een gevoelig punt. Dat is in Amerika ook zo. Ook op de scholen. Je moet maar niet teveel opmerkingen maken over kleding, want daar krijg je alleen maar boze gezichten van, moeilijkheden en problemen, nietwaar? Tenslotte zit het niet in de kleding, zeggen zoveel mensen. Toch worden we in deze dienst allemaal aangesproken op onze kleding. Heeft u een bruiloftskleed? Hoe bent u in de kerk? Hoe bent u op het feest? Het is geen rouwdienst, maar een bruiloft. De bediening der verzoening. Dan moet het ons opvallen dat als deze man wordt aangesproken, hij een zeer persoonlijke vraag krijgt. Dat brengt ons bij onze derde gedachte: 3. Een indringende vraag Er staat: Vriend, hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed aan hebbende? De man mag uitleggen hoe hij is binnengekomen. Hij mág, als hij dat kan, zichzelf rechtvaardigen. Hij mág het uitleggen. Hij mág vertellen hoe hij is binnengekomen, zonder dat bruiloftskleed. Vriend, zegt de Heere Jezus. Het is een indringende vraag. ‘Vertel het eens, hoe is het mogelijk dat je hier zit en dat je dat bruiloftskleed niet aan hebt?’ U begrijpt uiteraard wel dat we hier een detail van de gelijkenis hebben dat we niet direct moeten toepassen op de hemel. Het is dus niet zo er mensen in de hemel zullen zijn die er weer uit gezet worden. Maar gemeente, het gebeurt hier op aarde wel! Onder de bediening van het Evangelie, volgens onze catechismus, wordt het Koninkrijk der hemelen geopend voor de gelovigen en gesloten voor de ongelovigen. Let nu toch eens op de vraag die gesteld wordt. Het is dus geen aanklacht, maar een vraag. Het is niet direct een beschuldiging, maar eerst een indringende en een ernstige vraag. Daar mag je toch een eerlijk antwoord op verwachten? Geeft u eens antwoord. Hoe staat het ervoor? Gemeente, het is geen vraag voor de kerk als geheel. Het is niet voor een land, voor een volk, maar het is een persoonlijke vraag. Nou gaat het over u en over jou en over mij. Hoe staan we ervoor? Gemeente, dat is toch wel een hele belangrijke vraag, vindt u ook niet? Er zijn zoveel kleden waarmee mensen naar de kerk komen. Velen kleden zich netjes, en dat is ook goed. Ik zou dat zeker zo willen houden. Tenslotte bevinden we ons in de heilige aanwezigheid van de Heere. Maar zoveel mensen komen ook nog met een ander kleed. Een kleed dat óók wat uitstraalt. Het kleed van de ongeïnteresseerdheid. Of het kleed van ‘het zal mijn tijd wel duren’. Uitstellen, dat is ook een kleed. Of het kleed van ‘ja maar, zo kan het toch ook?’ Er zijn ook nog andere klederen waar men zich mee kleedt. ‘Ik ben een verloren zondaar’; dat is ook zo’n kleed. Of: ‘Ik ben gedoopt, ik geloof, www.prekenweb.nl
8/11
Ds. H. Hofman jr. – De gelijkenis van de koninklijke bruiloft
ik ga aan het Avondmaal, ik ben lid van de Gereformeerde Gemeenten.’ Gemeente, kunt u het daarmee doen? Als u zegt: ‘Ik heb geloofd’, dan wil ik de vraag stellen: Waarín heeft u geloofd? Want er is maar één kleed dat voor God welbehagelijk is. De gasten dragen allemaal hetzelfde kleed. Is er hier iemand voor wie de zaak van het juiste kleed werkelijkheid geworden is? Wat kan dat een strijd geven in het verborgene. U hoort erover in de prediking. Maar voor uzelf ligt het zo bestreden en bedekt. U voelt: zonder dat kleed ben ik voor eeuwig verloren. Maar hoe weet ik dat ik het juiste kleed draag? Mijn gedachten gaan even terug naar enkele jaren geleden. Wij zaten toen aan het sterfbed van mijn vader. Hij wist dat het nog maar zeer kort was voor zijn heengaan. Aan de andere kant van het bed hingen vele kaarten aan de muur. Allemaal wenskaarten. Maar er was één kaart die er eigenlijk uit sprong. Deze kaart hing in het midden. Mijn vader had gezegd: ‘Hang die kaart maar precies voor het bed.’ Het was geen kaart met een foto of een tekening. Het waren alleen maar woorden. Het was een Engelse spreuk. Er stond op: ‘Ik heb mijn hoop gebouwd op niets minder dan Jezus Christus en Zijn gerechtigheid.’ Daar hebt u dat kleed, gemeente. Dat was alles wat er voor vader overbleef toen hij moest sterven. Zijn enige troost, beide in leven en in sterven. Ik heb mijn hoop gebouwd, door genade en door het geloof, op niets minder dan Jezus Christus en Zijn gerechtigheid. Van die genade mocht hij getuigen tijdens zijn leven. Van dat kleed dat hem gegéven was. Want, gemeente, het gaat over een gegeven kleed. In de eeuwigheid is het patroon hiervan ontworpen. Daar is het patroon van dat kleed gegeven aan de Zoon. En Christus, de Koning, moest dat kleed gaan weven. Weet u waar dat kleed uitgewerkt is? Dat is gemaakt toen Hij naar deze aarde is gekomen. In het bijzonder dáár waar de Borg ontkleed is geworden. Waar de Borg Zijn klederen zijn afgenomen. Toen heeft Hij daar gestaan in Zijn naaktheid. De naaktheid van een naakte zondaar, zonder de gerechtigheid van Christus. En na de verhoring door de kerkelijke rechtspraak en de tucht van de kerkelijke leiders, is een duivels spel losgebarsten op die ontklede Koning. Daar is de gevallen mens losgebarsten. En daar hebben ze Hem dat purperen kleed, die koningsmantel, omgegooid. Toen hebben ze Hem bespot. ‘Zie, de Mens!’ Daar staat uw Koning, volk des Heeren. In uw naaktheid, in uw schaamte: zie, de Mens! Daar is dat kleed geweven. Dat kleed waarmee een naakte zondaar voor God kan bestaan. Daar heeft Christus gestaan in het beeld van onze diepe val. Daar heeft Hij plaatsbekledend, borgtochtelijk, het kleed geweven. Gemeente, met dat kleed kan een verloren zondaar voor God verschijnen. Met die gerechtigheid, met die zaligheid. Zult u daaraan denken? En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om. (Matth.27:28) Gemeente, dat werk wordt nu zo’n wonder voor gevangenen. Voor verlorenen, voor mensen die zo diep gevallen zijn. Voor mensen die zo oprecht last hebben van hun zonden. Voor mensen die zeggen: ‘Ik ben zo diep gevallen, ik ben zo verwerpelijk voor God. En ik kan het maar niet beter krijgen. Ik kan het maar niet verbeteren.’ Misschien heeft u het wel geprobeerd. U bent misschien uw hele leven al bezig geweest om er wat www.prekenweb.nl
9/11
Ds. H. Hofman jr. – De gelijkenis van de koninklijke bruiloft
beters van te maken. En het lukt maar niet! O, die boze gedachten, die zondige verleidingen. En het wordt er niet beter op! Zo is er nu een volk dat een gepast voorwerp wordt om bekleed te worden met klederen des heils. Mag ik u eens wijzen op dat kleed waar helemaal niets van u bij hoeft? Waar niets van de mens is bij gekomen. Dat kleed is door de gerechtigheid van Christus verworven. Maar dat kleed wordt ook gegéven. Zie je daar, jongens en meisjes, die koning staan? Die kasten hangen vol. Er is genoeg voor iedereen. Iedereen krijgt zo’n kleed. Behalve die ene man! Die loopt er langs. Nee, die koning zal aan mij geen kosten hebben. Is dat uw leven? Leeft u nog voor eigen rekening? Dan zal uw einde verschrikkelijk zijn! Laten we eerst gaan zingen uit Psalm 132 vers 10 en 12: ‘k Zal Sions, ‘k zal der armen spijs, Hier zeeg’nen op de ruimste wijs; Hier zal Ik, Mijnen naam ten prijs, De priesters met Mijn heil bekleên, En ’t volk doen juichen weltevreên. Wat vijand tegen Hem zich kant’, Mijn hand, Mijn onweerstaanb’re hand Zal hem bekleên met schaamt’ en schand’; Maar eeuwig bloeit de gloriekroon Op ’t hoofd van Davids grote Zoon. Gemeente, nu nog waar we het aan het begin al over hadden. Want de Heere Jezus eindigt de gelijkenis met deze woorden: Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Wat betekent dat toch? Gaat nu de deur helemaal dicht? Gaat nu de deur op een kier? Eerst die nodiging, maar nu zegt de Heere Jezus aan het einde: Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Misschien heeft u de conclusie al getrokken: ik zal wel niet uitverkoren zijn. Wat baat het mij dan eigenlijk nog? Gemeente, zulke vragen, zulke ingevingen, komen altijd bij de duivel vandaan. Dat moet u goed onthouden! De duivel heeft de leer van de uitverkiezing zo gruwelijk misbruikt. Bij ernstige zielen, vooral kerkmensen, zal hij altijd met de uitverkiezing komen. En als u met die gedachte loopt, als u die gedachten hebt, dan hoort u vandaag: die gedachten komen uit… de hel. ‘Ik zal wel niet uitverkoren zijn. Het kan voor mij toch niet meer. Wat heeft het voor zin? Het zijn er toch maar weinigen, nietwaar?’ Zo willen wij altijd denken. Maar is het u niet opgevallen, gemeente, dat er niet staat: ‘Hoe zijt gij ingekomen, terwijl ik u niet uitverkoren had?’ Er staat: Hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed aan hebbende? Dat staat er. De volle nadruk ligt op dat kleed. De volle nadruk ligt hierop: dat kleed was er, dat kleed is er. De vraag is: hoe is het mógelijk, dat je er zomaar langs gelopen bent? Je wist het toch? Je hebt het toch gehoord? Gemeente, het doel is de waarschuwing. En dat is dus ook de betekening van het veertiende vers. De Heere Jezus wil zeggen: Laat niemand denken dat het er maar enkelen zullen zijn die zo aan dat kleed zijn voorbijgelopen. Het zullen er velen zijn. Dat is de betekenis. Laat niemand denken dat het er maar weinigen zullen zijn. Nee, velen zijn www.prekenweb.nl
10/11
Ds. H. Hofman jr. – De gelijkenis van de koninklijke bruiloft
geroepen. Heel veel mensen blijven maar aan dat kleed voorbijlopen. Gemeente, het zal zijn een schare die niemand tellen kan. Maar het punt is dit. De Heere Jezus wil zeggen: Wat zullen er velen zijn die zo verloren gaan. Die zó verloren gaan! Dat is de waarschuwing. Neemt u het eens mee naar huis. Denk er eens over na. Welk kleed draag ik Gemeente, we komen nog even terug op die bruiloft. Kinderen des Heeren in ons midden, vertelt u wel eens wat over uw bruiloftskleed? Zoals bijvoorbeeld Jesaja schrijft: Ik ben zeer vrolijk in de HEERE. Ik kan die vreugde niet in woorden uitdrukken, ik lees het maar uit de tekst voor, uit Jesaja 61 vers 10: Ik ben zeer vrolijk in de HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich met priesterlijk sieraad versiert, en als een bruid zich versiert met haar gereedschap. Weet u waar dat plaatsvindt? Dat vindt plaats in die geestelijke vestibule. Daar bij die kasten. In het heiligdom, waar God in Christus Zijn volk tegemoet treedt. Dat volk is zijn eigen kleding zo zat. Dat volk hunkert, dat hijgt ernaar om dat kleed straks voor eeuwig te mogen dragen. Dat volk, gemeente, wie zijn dat? Dat zijn degenen die beven voor Zijn Woord. De verslagen van hart, die met schaamte hun weg overdenken. Maar dat kleed past hen. Het is gestikt, geborduurd. Het bedekt al hun zonden, al hun ongerechtigheden voor God. Spreekt u wel eens over dat kleed? Ik ben zéér vrolijk in de HEERE! Dat is een blijdschap die de wereld niet kent. Dat is een blijdschap, gemeente, die de vrome eigengerechtige godsdienst niet kent. Maar Gods kind wel. En nu is de vraag welk kleed u draagt. Als u dit kleed van Christus draagt, dan zult u er iets van weten wat het is om in uw verlorenheid langs die kasten te lopen: ‘Zou het voor mij nog kunnen?’ Ik zou zeggen: ga maar voor die Koning staan. En vertel Hem maar wie u bent. Wie Hem nederig valt te voet, zal van Hem Zijn wegen leren. Amen. Slotzang: Psalm 21: 1 en 5 O HEER’, de Koning is verheugd Om Uw geducht vermogen; Uw heil zweeft hem voor d’ ogen; En met wat blijde zielevreugd Zal hij, door al Uw daân Verrukt, ten reie gaan! Hoe groot en schitt’rend is zijn eer, Door ’t heil, aan hem bewezen! Hoe is zijn roem gerezen, O alvermogend’ Opperheer! Wat glans, wat majesteit Hebt Gij die vorst bereid! www.prekenweb.nl
11/11