Samenvatting Moderne Literaturen
Literatuur in de Middeleeuwen Inleiding: Relevantie van de middeleeuwse literatuur 1.Periodisering -‐ A0akening -‐ vroege Middeleeuwen (476 -‐ 1000) -‐ hoge Middeleeuwen (1000 -‐ 1250) -‐ late Middeleeuwen (1250 -‐ 1500) -‐ culturele ontwikkeling ≁ politieke geschiedenis -‐ Overzicht evoluties -‐ vroege Middeleeuwen: Germaanse invallen -‐-‐> feodaliteit -‐ aanvankelijk periode van verval -‐ schriftelijk vooral Latijn (clerus) -‐ orale verhaalkunst in volkstaal -‐ Karolingische Renaissance -‐ waarden klassieke Oudheid -‐ christelijke waarden -‐ onderwijs, cultuurpolitiek -‐ hoge Middeleeuwen -‐ culturele en sociale ontwikkelingen -‐ 12e eeuw: bloeiperiode moderne literaturen (volkstaal) -‐ aristocratische cultuur + burgerlijke waardepatroon (steden) -‐ late Middeleeuwen -‐ herfsttij + inleiding Renaissance -‐ eenheidscultuur -‐ Dante, Italiaanse steden
2. Cultuurhistorische context van de middeleeuwse literatuur -‐ De middeleeuwse eenheidscultuur -‐ “goddelijke” orde (religie, wetenschap & maatschappij) -‐ stratificatie -‐ Elementen van de middeleeuwse eenheidscultuur -‐ Keltisch, Germaans, Slavisch, Joods-‐christelijk, antiek -‐-‐> vermengen en integreren -‐ gotiek, scholastiek, ridderideaal -‐-‐> gemeenschappelijke manier van denken en handelen -‐ Dante: ultieme synthese -‐ De middeleeuwse habitus -‐ conformiteit, algemene patronen -‐-‐> culturele vaardigheden -‐ “het collectieve aspect van de individuele cultuuruitingen” -‐ referentiepunt: transformeren / zich afzetten -‐ twijfel -‐-‐> Renaissance
1 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 1: Vroeg-‐middeleeuwse literatuur (5e -‐ 10e eeuw) 1.Cultuurhistorische context 1.1. Periode van verval 1.2. Latijnse literatuur
2. Oudgermaanse literatuur 2.1. Kenmerken van de Oudgermaanse verhaalcultuur -‐ Datering -‐ mondelinge heldenverhalen: 700-‐1250 -‐ opgetekend: vooral 13e eeuw -‐ verhaalstof: soms uit tijden van volksverhuizingen -‐ Belang -‐ Germaanse cultuur met christelijke elementen (kerstening) -‐ leven voort -‐ Overdrachtsvorm -‐ oraal -‐ militaire dichters (skopen / skalden) bij feesten -‐ Stijl: eenvoudig, functioneel rijm -‐ Thema’s -‐ helden (vast narratief schema) -‐ legimitatie -‐ christelijke elementen -‐ verhaallijnen -‐ stammen-‐ en persoonlijke twisten 2.2. Schriftelijke documenten uit de Oudgermaanse literatuur (monniken) -‐ Beowulf-‐epos -‐ volksverhuizingen -‐ Angelsaksische cultuursfeer + christelijke motieven -‐ stijl: verfijnd, alliteratie & accent, aristocratisch & elegisch
3.Karolingische renaissance 3.1. Cultuurpolitiek ten tijde van Karel de Grote 3.2. Literatuur van de Karolingische Renaissance -‐ Chansons de geste -‐ “liederen over heldendaden” -‐ Karel de Grote en zijn entourage (thematiek leeft voort) -‐ Chanson de Roland -‐ Saracenen -‐ feodale geest, strijdlust, heldenmoed, geloof
2 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
3.3. Kenmerken van de chansons de geste -‐ Overdrachtsvorm -‐ mondelinge verspreiding -‐ jongleurs (beroepsdichters) -‐ publiek: gewone volk -‐ Thematische kenmerken -‐ feodale geest (trouw aan de heer) -‐ strijdlust & heldenmoed + christelijke inslag -‐ propaganda -‐ verheerlijking -‐ maatschappelijke orde -‐ christendom -‐ Stilistische kenmerken
3 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 2: Hoog-‐middeleeuwse literatuur (11e -‐ 13e eeuw) 1.Cultuurhistorische context 1.1. Algemene schets 1.2. Ontwikkelingen onder impuls van de clerus 1.3. Bloei van de aristocratische cultuur -‐ feodale machtshiërarchie -‐ zeden en gewoonten -‐ sociaal & spiritueel-‐christelijk ideaal -‐ < Zuid-‐Frankrijk (Occitaanse cultuur) 1.4. Opkomst stadscultuur -‐ kapitalisme -‐-‐> culturele ontwikkelingen -‐ heterogene sociale wereld -‐ deels afwijkende cultuur: alledaags, volks
2. Aristocratische literatuur 2.1. Kenmerken -‐ Betekenis van de hoofse literatuur -‐ “hoofs”: thematiek & publiek -‐ vorst: mecenas & publiek -‐ waardepatroon: christelijke ridderideaal -‐ courtoisie -‐ erfenissysteem beheersbaar maken -‐-‐> sociaal nut -‐ feodale hiërarchie -‐ literatuur uit de Oudheid & Arabische invloeden (altijd vermengd met christelijke elementen) -‐ Overdrachtsvorm: troubadours -‐ mecenaat -‐ typering -‐ componisten van minneliederen & vertellers van ridderromans -‐ langue d’oc -‐-‐> heel Europa -‐ meestal vaste beschermheer -‐ Vida’s -‐ <-‐-‐> jongleurs: betaalde uitvoerder van minneliederen (zwervend) -‐ alle sociale groepen -‐ voorbeelden -‐ Thematische kenmerken: waardepatroon van de aristocratie -‐ ridderideaal: christelijke deugden (trouw, bescherming van zwakkeren, heldenmoed) -‐ courtoisie: idealisering van de vrouw -‐ religieus: “heilige” + sublimatie van alledaagse liefde + spiritueel karakter -‐ politiek: trouw aan de heer + sociale taak -‐ affectief: emoties -‐ in de praktijk: ondergeschikte positie van de vrouw
4 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
2.2. De hoofse ridderroman -‐ Thematiek: naast minnelyriek, vooral avontuurlijke heldendaden (aristocratische identiteit) -‐ Klassieke ridderroman: klassieke helden -‐ Britse ridderroman: Britse cultuursfeer (Arthurromans) -‐ Oosterse ridderroman: Midden-‐Oosterse culturele invloed (nadruk op hoofse liefde) 2.3. Troubadourslyriek of hoofse minnelyriek -‐ volkstaal -‐ voorloper renaissanceliteratuur 2.4. Dierenverhalen < fabels uit de oudheid + Zuid-‐Oostazische fabels (kruistochten) -‐ satirisch: menselijke ondeugden -‐ gedragscode & feodaliteit
3.Burgerlijke literatuur 3.1. Vagantenlyriek -‐ Latijn, soms volkstaal -‐ liefde & wereldse genoegens -‐ Carmina Burana -‐ Vaganten -‐ marginale kunstenaars -‐ culturele bagage + hedonisme (itt. ascetisme) -‐ Genres (cf. syllabus) 3.2. Burgerlijk kortproza -‐ Boerden -‐ komische anekdotes (scatologisch & seksueel) -‐ ∼ kluchten & exempelen -‐ satire -‐ erotisch -‐ Fabliaux: ∼ boerden, maar verfijnder (lyrisch schema & subtieler)
5 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 3: Literatuur in de late Middeleeuwen (13e -‐ 15e eeuw) 1.Cultuurhistorische context 1.1. Politieke situatie -‐ verbrokkeling Duitse Rijk -‐ einde kruistochten -‐ Honderdjarige Oorlog -‐ Bourgondië -‐ autonome Italiaanse stadstaten 1.2. Socio-‐culturele situatie -‐ De christelijke religie als fundament van de eenheidscultuur -‐ 13e eeuw: christelijke levensbeschouwing domineert -‐ eenheidsleer op alle kennisgebieden; religie = houvast -‐ scholastiek: synthese van geloof, wetenschap en moraal (christelijk + Aristoteliaans) -‐ architectuur: gotiek als synthese -‐ literatuur: Dante Alighieri (Divina Commedia) -‐ De feodale samenlevingsstructuur onder druk -‐ christendom als sociaal bindmiddel -‐ standenmaatschappij ondermijnd -‐ boerenopstanden -‐ interne strijd in de clerus -‐ groeiende macht van de burgerij -‐ mens = ontwerper van zijn omgeving (pragmatisme & activisme, nominalisme) -‐ Veranderende smaakpatronen: de legitimiteit van de volkstaal en de lage thema’s -‐ vermenging hoog & laag (Dante) -‐ boeventaal in lyriek (Villon) -‐ alledaagse omgangstaal & thematiek in novelle (Boccaccio, Chaucer)
2. Dante Alighieri als exponent van de middeleeuwse eenheidscultuur 2.1. Biografische gegevens -‐ Italiaanse steden (Firenze) -‐ intellectuele leven (scholastiek, politiek) -‐ aristocratische cultuurvormen -‐ dolce stil nuovo -‐ stadspolitiek: democratisch en anti-‐Rooms -‐ verbanning na nederlaag 2.2. La Vita Nuova -‐ psychologische uitdieping -‐-‐> aankondiging renaissance -‐ symbolisch-‐allegorisch: liefde voor God -‐ middeleeuws: hoofse liefdeslyriek, theologisch proza -‐ sublimering en idealisering van de (liefde voor een) vrouw (Beatrice: louterende invloed) -‐ scholastisch schema (dichtcyclus) 6 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
2.3. Didactische werken -‐ Latijn: taal, staatsleer -‐ Italiaans: vulgariserende encyclopedie (intellectuele synthese) 2.4. La Divina Commedia -‐ Betekenis -‐ kennis van de Middeleeuwen verzoend in een grote fictionele constructie -‐ existentieel werk -‐ identiteitscrisis -‐ christelijke heilsleer (eschatologisch reisverhaal) -‐ didactisch essay -‐ politieke boodschappen -‐ verhouding Kerk -‐ staat -‐ theologische kennis: volmaaktheid van de goddelijke orde -‐ wetenschappelijke kennis (Ptolemaeïsche wereldbeeld) -‐ esthetische kennis -‐ Structuur en stijl -‐ religieus geïnspireerde getallensymboliek -‐ drie etappes: zonde (inferno) -‐ loutering (purgatorio) -‐ gelukzaligheid (paradiso) -‐ 100 canti, 3 cantica’s -‐ 9 fasen in elke etappe -‐ terza rima (3) -‐ Evaluatie van het werk -‐ culminatiepunt van de middeleeuwse eenheidscultuur -‐ moraal en wetenschap (Oudheid) -‐ politieke gegevens (14e eeuw) -‐ religieuze levensbeschouwing (ME) -‐ geïndividualiseerde aanpak die de Renaissance aankondigt (het existentiële) -‐ volkstaal & vermenging stijlregisters
3.Herfsttij der Middeleeuwen 3.1. De grens tussen ME en Renaissance -‐ in Italië: trecento -‐ Noorden: pas in 16e eeuw -‐-‐> herfsttij der ME 3.2. François Villon -‐ persoonlijke problematiek -‐ ironische zelfonderzoek in zijn belijdenislyriek -‐ boeventaal -‐ satirisch, maatschappijkritisch, non-‐conformistisch -‐ burgerlijke smaakpatronen 3.3. De novelle als burgerlijk-‐stedelijk genre -‐ Kenmerken -‐ anekdotisch verhaaltje -‐ directe band tussen verhaalstof, verteller en publiek -‐ volkstaal & alledaagse gebeurtenissen (lage stijl) 7 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ Giovanni Boccaccio -‐ biografische gegevens -‐ Il Decamerone -‐ raamvertelling -‐ thematiek: aardse liefde & maatschappijkritiek -‐ Geoffrey Chaucer -‐ The Canterbury Tales -‐ raamvertelling -‐ spreektaal, humor, zwakheden
8 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Renaissance (14e -‐ 16e eeuw) Inleiding: Ontstaan en betekenis van de Renaissance 1.Periodisering -‐ transformatie van de cultuur (Italië, 1300 -‐ 1500) -‐ antieke cultuurideaal -‐ nieuwe cultuurdragers met nieuw waardepatroon
2. Cultuurhistorische context 2.1. Historische veranderingen vanaf de 13e eeuw -‐ Cultuursociologische rol van de Italiaanse steden -‐ antieke cultuur -‐ autonomie -‐ samenlevingsstructuur -‐ pauselijke aanwezigheid -‐ handelsburgerij -‐ feodalisme en ridderideaal minder aanwezig -‐ rationele geest: ondernemerssociëteiten & kruistochten -‐ bankwezen -‐ Rome: pauselijke opdrachtgevers 2.2. Ontstaan van een nieuwe culturele habitus -‐ Het cultuurideaal van de stedelijke elites -‐ burgerlijke cultuur (individualistisch, rationeel, aards) + aristocratische cultuur (idealistisch, verheven) -‐ Castiglione: volmaakte hoveling (aristocratisch ideaal met burgerlijke, wereldse trekjes) -‐ Pietro Aretino: wereldse, hedonistische houding (profanisering) -‐-‐> nieuwe habitus: individualisme, rationaliteit, aardsheid en materiële verfijndheid -‐ Herwaardering van de mentaliteit van de klassieken -‐ heidense (levens)filosofieën: epicurisme & profane schoonheidscultus -‐ materiële wereld (natuurwetenschappen & nominalisme) -‐ franciscaanse monniken -‐ afwijzen scholastiek -‐ loskoppelen geloof -‐ wetenschap (realia) -‐ Platoonse filosofie -‐ Burgerlijke vormen van religiositeit -‐ <-‐-‐> theologische dogma’s -‐ mystieke literatuur -‐ antropocentrisme
3. Het humanisme 3.1 De rol van het humanisme in de Renaissance -‐ Voorbereiding -‐ Francesco Petrarca: vernieuwingsbeweging 9 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ Kenmerken van het Renaissance-‐humanisme -‐ afwijking van de scholastieke wijsbegeerte -‐ onamankelijk van wereldse en religieuze autoriteiten -‐ vernieuwing & conformisme -‐ burgerlijke stadscultuur -‐ mecenaat -‐ alle lagen van de bevolking -‐ toegenomen scholingsgraad -‐ boekdrukkunst 3.2. Humanistische idealen -‐ Filologie -‐ homo trilinguis -‐ tekstedities van klassieke teksten -‐ Taalzorg -‐ zuivere klassieke taal (-‐-‐> stagnatie van het Latijn) -‐ zuivere en gemodelleerde volkstaal -‐ Interdisciplinariteit -‐ homo universalis -‐ individualisme -‐ Empirie -‐ scheiding filosofie -‐ wetenschap -‐ religie -‐ Aristoteles -‐ Cosmopolitisme -‐ antieke cultuurideaal en Latijnse universele taal -‐ nationalisme in Italië 3.3. Vertegenwoordigers -‐ Desiderius Erasmus -‐ Laus Stultitiae -‐ declamatio -‐ satire -‐ evangelische geloof -‐ Evaluatie -‐ vrouw in narrenpak -‐ klassieke structuur -‐ anti-‐intellectualisme -‐ maatschappijkritisch -‐ authentieke religieuze beleving -‐ Thomas More -‐ Utopia -‐ kaderverhaal -‐ maatschappijkritisch -‐ gelukzalig eiland -‐ ideale toekomststaat -‐ Evaluatie -‐ kritiek op bestaande maatschappij & alternatief politiek project -‐ licht epicuristisch 10 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ Michel de Montaigne -‐ Essais -‐ aantekeningen bij klassieke lectuur -‐-‐> persoonlijke levenservaringen -‐ volkstaal -‐ work in progress -‐ individualisme en scepticisme -‐ epicurisme en stoïcisme -‐ Evaluatie -‐ sterke invloed van de klassieken -‐ onamankelijkheid en individualisme -‐ anticipeert de Verlichting
11 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 4: Kenmerken van de renaissanceliteratuur 1. Kunstsociologische kenmerken 1.1. Statuut van de kunstenaar -‐ schriftelijke communicatie -‐ literatoren: onamankelijke klasse -‐ autonoom schepper -‐ stedelijke elite 1.2. Antropocentrisme -‐ persoonlijke problematiek -‐ autonoom wezen -‐ esthetische vermogens -‐ genie-‐begrip: Sir Philip Sidney, An Apology for Poetry
2. Thematische kenmerken 2.1. Subjectivisme: zintuiglijkheid en affect -‐ verfijnde gevoelscultuur -‐ zintuiglijk waarneembare wereld -‐ klassieke mentaliteit: anti-‐ascetisme, aardse genoegens -‐ individualisme (vooral lyriek): alledaagse fenomenen, (concrete) liefde -‐ Francesco Petrarca: Il Canzoniere -‐ formele en thematische diversiteit -‐ fysieke schoonheid & psychologische introspectie -‐ paradoxen en dualiteiten van het ‘ik’ -‐ La Pléiade / Pierre de Ronsard -‐ liefdeslyriek -‐ erotiek 2.2. Gebruik van thema’s uit de Oudheid -‐ klassieke thema’s, symbolen en motieven -‐ klassieke versificatie 2.3. Existentiële thematiek -‐ dualiteit: sensueel, passioneel temperament + melancholie -‐ epicurisme -‐ vergankelijkheid, dood en verval -‐ eeuwigheidswaarde door lyriek -‐ Shakespeare: getormenteerdheid en noodlottige bestemming (heldhaftige falen)
3. Stilistische kenmerken 3.1. Schoonheidscultus -‐ schoonheid van de vorm: virtuositeit & harmonie (cf. sonnetvorm) -‐ formalisme en slaafse navolging 12 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
3.2. Realisme -‐ beschrijvingstechniek (burgerlijk proza) -‐ sociale en intellectuele milieu: noodlot is veel meer dan actuele conflict 3.3. Respect voor de volkstaal -‐ gelijkwaardige literaire expressiemiddelen -‐ uitzuivering -‐ Toscaans (Petrarca na Dante) & Frans (La Pléiade)
13 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 5: Het Renaissancedrama (16e eeuw) 1. Cultuurhistorische achtergrond -‐ Engeland en Spanje -‐ welvarende koloniale naties -‐ brede laag van de bevolking -‐ volkscultuur -‐ autos sacramentales (cf. liturgie) -‐ profane straattoneel -‐ morality plays -‐ mantel en degenstuk (Lope de Vega) -‐ upper middle class -‐ liefde, eer en trouw -‐ complex -‐ eenvoudig psychologisch schema -‐ happy end -‐ tragiek gepaard met komische elementen -‐ stedelijke culturele instellingen -‐ toneelgroepen -‐ verhoogde status -‐ mecenaat -‐ theaterinfrastructuur
2. William Shakespeare 2.1. Biografische elementen 2.2. Artistieke ontwikkeling -‐ Eerste fase: 1588 -‐ 1594 -‐ epische gedichten (smaakconventies van aristocratische broodheren) -‐ toneelwerken (klassiek model) -‐ Tweede fase: 1595 -‐ 1600 -‐ sonnetten -‐ theater -‐ minder amankelijk van aristocratie -‐-‐> burgerlijke invloed -‐ koningsdrama’s: individualisme -‐ Romeo & Juliet -‐ lichtvoetige blijspelen: escapisme -‐ exotisch -‐ intrige rond liefde met happy end -‐ psychologische karaktertekening -‐ Derde fase: 1600 -‐ 1608 -‐ Pessimisme (persoonlijk & politiek) -‐ tragedie -‐ psychologisch -‐ tragische helden -‐ humor & ironie -‐ blijspelen (wrange humor) -‐ Laatste fase: 1609 -‐ 1616 -‐ toppunt van populariteit -‐ tragikomedies 14 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 6: Het ontstaan van de moderne roman (16e eeuw) 1. Voorgeschiedenis van de roman -‐ De lotgevallen van de novelle -‐ nu ook succesvol bij aristocratie (opdrachten) -‐ legitimatie -‐ Amadische roman -‐ navolging van Arthurromans: Welshe held & Engelse koningsdochter -‐ volmaakt ridderschap & gegarandeerd succes -‐ geestelijke volmaaktheid -‐ Pastorale roman of herdersroman -‐ antieke traditie -‐ arcadisch-‐idyllisch milieu (escapisme) -‐ liefdessentimenten van de herders -‐ Picareske roman of schelmenroman -‐ Typisch Spaans -‐ Thematisch -‐ jeugdige kwajongen -‐ flat character -‐ ≠ maatschappelijke situaties -‐ sociale verschoppeling & sluwe, volkse knaap (altijd succesvol) -‐ La vida de Lazarillo de Tormes -‐ Renaissancistisch -‐ antropocentrisme -‐ kikkerperspectief -‐ hedonisme van de held -‐ realistische beschrijving -‐ maatschappijkritische satire -‐ lage stijl & volkse humor
2. Cervantes 2.1. Biografische gegevens 2.2. Don Quichote -‐ Thematische kenmerken -‐ satirische roman: Don Quichote -‐ middeleeuwse ridderideaal vs. nieuwe sociale context -‐ tragische fantast -‐ Sancho Panza -‐ hedonisme -‐ volksmens: boertig & praktisch realistisch -‐ verfijnde beschaving + volks pragmatisme 2.3. Renaissancistische kenmerken -‐ breuk met de middeleeuwse verhaalkunst -‐ realisme -‐ individualisme en existentiële thematiek -‐ vermenging hoge en lage stijl 15 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
3. François Rabelais 3.1. Biografische gegevens 3.2. Gargantua et Pantagruel -‐ Deel 1: -‐ parodie en uitbreiding van een populair volksboek -‐ vervolgverhaal op deel 2 -‐ Deel 2: -‐ als eerste voorgesteld -‐ Bildungsroman -‐ filosofische boodschap: abdij van Thélème (plaats waar jeugd gevormd moet worden) -‐ Deel 3: -‐ enquête over vrouwen & het huwelijk) -‐ liefdadigheid en mensenliefde vs. fanatisme en vervolging -‐ Deel 4: reis door maatschappij, mensheid en filosofie -‐ Deel 5: orakel: ‘drink’ 3.3 Renaissancistische kenmerken -‐ vermenging hoge & lage cultuur -‐ realisme -‐ klassieke filosofie (scepticisme) en humanisme -‐ individualisme
16 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Maniërisme & Barok -‐ Classicisme Hoofdstuk 7: Maniërisme en Barok (16e -‐ 17e eeuw) 1.Terminologie, situering en periodisering 1.1. Terminologie -‐ maniërisme: grootse en pronkerige smaak (pauselijke en aristocratische hofstijl) -‐ barok: overdadige en overdreven gekunstelde stijl 1.2. Periodisering -‐ ontstaan (vanaf 1520) -‐ dominantie (2e helft 16e eeuw) -‐ bloei van de barok (vanaf de 17e eeuw) -‐ classicistische onderstroom tot 1660 1.3. Situering tov. de Renaissance -‐ maniërisme: -‐ uitloper, variant en hoogtepunt van de Renaissance -‐ cultuurideaal van de verfijnde hoveling -‐ elitair: aristocratisch / hoofs -‐ barok: -‐ wijkt af van het renaissancistisch cultuurideaal -‐ breder publiek -‐ minder burgerlijk -‐ contra-‐reformatie -‐-‐> religieuze attitude (modern) -‐ morele aspect: individu -‐ existentieel: onmetelijke kosmos
2. Cultuurhistorische achtergrond 2.1. Culturele ontreddering -‐ einde van de middeleeuwse eenheidscultuur -‐ einde van het Renaissance-‐optimisme -‐ constante oorlogsdreiging 2.2. Historische verklaring van het cultuurpessimisme -‐ politiek: einde van de eenheid -‐ vorstelijk absolutisme -‐-‐> oorlog & streven naar sterk nationaal gezag -‐ ‘de staat’ -‐ paus -‐ godsdienstoorlogen -‐ intellectueel: einde van de synthese geloof -‐ wetenschap -‐ moraal -‐ nieuwe wetenschappelijke inzichten -‐ kosmisch bewustzijn -‐ metafysische huivering: existentieel besef 17 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ economisch: nieuw kapitalisme <-‐-‐ kolonisatie -‐ verschuiving wereldhandelscentrum -‐-‐> culturele bloei -‐ systematische vormen van kapitalistische economie -‐ onamankelijkere kunstenaars -‐ sociaal: onrust -‐ economische ontwikkeling -‐-‐> sociale ontevredenheid en revoltes -‐ polariteit, boerenopstanden -‐ dictatoriale regimes (machiavellisme: doel heiligt alle middelen) 2.3. De rol van de Katholieke Kerk -‐ politiek realisme: contrareformatie (nieuwe ascese & grote strijdbaarheid) -‐ barokkunst als propagandistisch wapen (gevoelvolle kunst)
3.Kenmerken van maniërisme en barok 3.1. Kunstsociologische situatie -‐ onamankelijkheid: geniale schepper + vrij & ongebonden -‐ kunstmarkt 3.2. Thematische kenmerken -‐ religieus geïnspireerd individualisme -‐ kleine, nietige mens -‐ verinnerlijking van de religie -‐ immanente sacraliteit ipv. goddelijke transcendentie -‐ subjectivistische, existentiële thema’s -‐ pessimistische thema’s (geestelijke ontreddering <-‐-‐ failliet ME eenheidscultuur & nieuwe religieuze opvattingen) -‐ ijdelheidsmotief: vergankelijkheid -‐ realiteit vs. illusie (cf. liefde en schoonheid) -‐ leven: schijnvoorstelling, droom (Calderon) -‐ motieven (syllabus p. 58) -‐ vitalistische motieven: hedonistisch genieten van beperkte levenstijd -‐ zintuiglijke ervaringen (sensualisme) -‐ verbeelding (escapisme) 3.3. Stilistische kenmerken
4.Verschillen tussen maniërisme en barok 4.1. Verschillende doelgroep en smaakpatronen -‐ maniërisme: aristocratie -‐ aristocratische hoven -‐ La Préciosité -‐ saloncultuur -‐ voordracht, bon mots -‐ monopolie op smaakconventies -‐ intellectualisme: culturele bagage
18 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ barok -‐ Kerk en burgerij (contrareformatie) -‐ burgerij: aards & alledaags + moralistisch-‐religieus -‐ gevoelsgericht en populair
4.2. Verschillende genrevoorkeuren -‐ barok: epos & drama (burgerlijke genres) -‐ maniërisme: kleinere epiek, gnomische genres en lyriek (verfijnd)
5.Vertegenwoordigers 5.1 Maniëristische poëzie -‐ Metaphysical Poets: John Donne -‐ intellectualisme (puns) -‐ persoonlijke reflectie: sterfelijkheid, God, pessimisme -‐ spiritualistisch + werelds & vitalistisch -‐ The Anniversaries: dubbelheid van vitalisme en pessimisme (vergankelijkheid & versplintering) 5.2. Gnomische vormen, brieven, maniëristische roman -‐ Maximes: François La Rochefoucauld -‐ Préciosité-‐cultuur -‐ ∼ aforisme -‐ spitsvondig of humoristisch geformuleerde definities en spreuken -‐ levensprincipes -‐ Réflexions ou sentences et maximes morales: -‐ spanning: (uiterlijke) schijn -‐ (ideëel) wezen -‐ pessimisme: eigenbelang -‐ Briefliteratuur: Mme. De Sévigné -‐ society-‐brieven -‐ geestelijke ontreddering -‐ Maniëristische roman: Mme. de La Fayette -‐ eerste Franse psychologische roman: La Princesse de Clèves -‐ banale liefdesgeschiedenis -‐ karakterontleding: innerlijke conflicten -‐ intersubjectieve relaties -‐ destructieve werking van de liefde -‐ moralisme 5.3. Het barokepos -‐ John Milton -‐ christelijke revival tijdens barok -‐ Paradise Lost: 12-‐delig religieus epos -‐ zondeval van de eerste mens -‐ held is mens in het algemeen (breuk met epische traditie) -‐ mensheid als symbool: kosmische huivering -‐ karakters: tragische lotsbestemming (ironische toon)
19 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
5.4. De barokke avonturenroman 5.5. Barokdrama -‐ Don Pedro Calderon de la Barca -‐ verheerlijking van de Rooms-‐katholieke Kerk en haar dogma’s (godsdienstig-‐historische stukken) -‐ filosofisch motief: ijdelheid -‐ psychologie in de comedia’s: conflict liefde -‐ eer -‐ Joost Van den Vondel -‐ ten dienste van het Rooms-‐katholieke geloof -‐ antithese -‐ Lucifer -‐ Adam in ballingschap
20 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 8: Classicisme (17e eeuw) 1.Inleiding 1.1. Periodisering en verspreiding -‐ Frankrijk: classicisme ipv. barok (l’ âge classique) -‐ klassieke voorbeelden -‐ 2e helft 17e eeuw: ook in Engeland en Spanje -‐ aristocratische kunstleven van London -‐ Vondel en in Duitsland -‐ pseudo-‐classicisme 1.2. Cultuurhistorische context -‐ cultuur van het (koninklijke) hof -‐ Cultuursociologische situatie -‐ geestelijk imperialisme (Louis XIV) -‐ sociale cultuurdragers: brevetadel ipv. geboorte-‐adel (le roi soleil) -‐ Renaissancistische voorbeeld: honnête home -‐-‐> gentilhomme -‐ etiquette -‐ levenscode ook voor burgerij -‐ Kunstsociologische situatie -‐ cultuurimperialisme -‐ staatsreligie -‐ autoritaire hofcultuur -‐ classicistische kunstvormen -‐ hofcultuur: académies reglementeren kunstdisciplines (Colbert) -‐ classicistische normen -‐ voorbeelden uit Oudheid & Renaissance -‐ strikte toepassing van de traditionele vormwetten -‐ klassieke regelesthetica
2. Kenmerken 2.1. La querelle des anciens et des modernes -‐ vernieuwers vs. traditionalisten -‐-‐> niet-‐officiële kunst vs. academische kunst -‐ <-‐-‐> individuele expressie 2.2. Literaire kenmerken -‐ Rationaliteit, discipline -‐ orde en evenwicht -‐ formeel: afgemeten, juiste verhoudingen (imitatio) -‐ thematisch: psychologische conflict verstand vs. affect (plichtsbesef) -‐ Regelpoëtica -‐ Art Poétique, Nicolas Boileau -‐ klassieke esthetische normen -‐ afwijking van antieke wereldbeeld -‐ normbevestiging: cultiveren van vaste gewoontes en universele waarden 21 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ theater: -‐ drie eenheden (Aristoteles) -‐ vraisemblance: geloofwaardigheid, waarschijnlijkheid -‐ bienséance: morele voorschriften en beleemeidsconventies -‐ sociale hiërarchie -‐ Taalzorg -‐ volkstaal modelleren en uitzuiveren (Académie Française, auteurs)
3. Vertegenwoordigers -‐ niet de enige stijl in die periode -‐ functionele literatuurproductie (redevoeringen) -‐ maniëristische hofcultuur -‐ didactische roman (Télémaque, Fenelon) -‐ lyriek (François de Malherbe) -‐ maar vooral dramatiek: -‐ Pierre Corneille -‐ blijspelen & tragedies -‐ verhaalstof: Romeinse geschiedenis -‐ thematisch: -‐ helden pogen met grote wilskracht en hartstocht een ideaal te verwezenlijken -‐ morele conventies -‐ formeel: -‐ wijkt soms af van drie eenheden -‐ retorisch, gezwollen taalgebruik -‐ Jean Racine -‐ Tragedies -‐ thematisch: conflict rede vs. passie, keuze voor dood (geïntellectualiseerde hartstocht) -‐ formeel -‐ klassieke compositiewetten -‐ crisismoment -‐ pöetischer, soberder en eleganter -‐ Molière -‐ regisseur, acteur -‐ koninklijk hof -‐ blijspelen -‐ psychologische karaktertekening -‐ vroeg werk: kluchten, maatschappelijke satires -‐ rijp werk: -‐ psychologische komedies -‐ zedenkomedies (sociale verhoudingen) -‐ liefde en ontrouw -‐ hypocrisie van opvoedingsinstanties -‐ vroomheid -‐ intellectualistisch sociaal type dat intersubjectieve amankelijkheid ontkent -‐ later werk (mecenaat): ontspanningsstukken -‐ afgezwakte sociale kritiek -‐ nadruk op komische effecten -‐ comédie ballet 22 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
18e-‐eeuwse literatuurstromingen Hoofdstuk 9: Paradoxen van de 18e-‐eeuwse literatuur 1. Overzicht van de voornaamste tendensen in de 18e eeuw -‐ einde hofcultuur -‐ opkomst burgerlijke cultuur: culturele vernieuwing 1.1. De erfenis van de 17e eeuw -‐ pseudo-‐classicisme: steriele kunstvormen (<-‐-‐ dogmatische kunstleer) -‐ burgerlijke smaak & levensstijl -‐ zintuiglijkheid, emotionaliteit & alledaagsheid -‐ individualistische moraal -‐ rococo: -‐ expliciet protest tegen classicistische autoritaire kunst -‐ frivool, ontspannend, verstrooiend -‐ neo-‐classicisme: -‐ ascetisme en puritanisme -‐ zuiverheid en soberheid van klassieke kunst (Renaissancistisch) 1.2. Vernieuwing in de 18e eeuw -‐ dominantie van burgerlijke smaakpatroon: Verlichting & preromantiek
2. Cultuursociologische situatie in de 18e eeuw 2.1. Crisis van het centrale gezag en verval van de classicistische hofcultuur 2.2. Opkomst burgerlijke cultuur in de 18e eeuw -‐ De burgerij als nieuwe cultuurdraagster -‐ politiek en economisch belangrijker -‐ lage smaakpatronen -‐ kritisch pragmatisme -‐ aristocratische smaakpatronen -‐ versmelting -‐ De stad als centrum van het cultuurleven -‐ salons van aristocraten en rijke burgerdames -‐ nieuwe culturele referentiepunten -‐ Verandering in smaak: de Querelle des anciens et des modernes -‐ cultuurpessimisten: perfectie van het verleden -‐ cultuuroptimisten: belang van de schrijver; op weg naar de perfectie -‐ Verandering in smaak: architectuur en plastische kunsten -‐ van majestatisch naar frivool: genotscultuur -‐ architectuur: hôtels, villa’s -‐ interieur: lichtere stijlvormen, intiemere architectuur, luxueuze inkleding -‐ schilderkunst: les fêtes galantes: intieme gezelschapsleven -‐ van normatieve poëtica naar innige, speelse stijl
23 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
3. De rol en de sociale basis van de burgerlijke ideeën -‐ verlichting: pragmatisme, scepticisme, rationalisme -‐ preromantiek: natuurlijke eenvoud, sentimenteel subjectivisme -‐ vrije meningsuiting, discussiecultuur -‐ nieuwe sociale fenomenen -‐ Verenigingen -‐ academies -‐ salons -‐ leesgezelschappen -‐ alfabetisering -‐ literaire café & boekhandel -‐ vrijmetselaarsloges -‐ discussieforum -‐ tolerante & adogmatische rationele denkers -‐ rituelen en symbolen: middeleeuwse kathedraalbouwers -‐ syncretisch geheel -‐ conflict met autoritaire gezagsvormen -‐ Nieuwe media -‐ drukkerijen en uitgeverijen -‐ afname van de censuur -‐ zedenkundige tijdschriften -‐ spectatoriale tijdschriften (Addison en Steele, The Spectator) -‐ gevarieerde vorm -‐ gevarieerde thematiek -‐ gevarieerde stijl -‐ De rol van de burgervrouw in de 18e eeuw -‐ nieuwe publiek
24 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 10: Pseudoclassicisme & Rococo 1. Zedenkomedies van het pseudoclassicisme -‐ Kenmerken -‐ stereotiep stramien -‐ psychologische ontleding -‐ liefde -‐ The Restoration Comedy (comedy of manners) -‐ blijspel -‐ thematisch: kritiek op schijnmoraal, lachen met domheden -‐ dubbelzinnig, schunnig -‐ Comédie larmoyante -‐ tragisch met happy end -‐ burgerlijke sfeer: Parijse publiek -‐ sentimentaliteit -‐ contrasten: pathetiek vs. vertedering, drama vs. melodrama, tragiek vs. komiek -‐ idyllisch en melancholisch
2. Rococoliteratuur (2e helft 18e eeuw) 2.1. Terminologie -‐ weelderige ornamentvorm -‐ sierlijke en virtuoze vormgeving -‐ waarden van de burgerij: het intieme en het zinnelijke 2.2. Literaire kenmerken en vertegenwoordigers -‐ Thematisch -‐ Hedonisme: theater en fictie: kunstmatig paradijs -‐ Technieken om de profane theaterwereld te scheppen -‐ proloog -‐ kunstmatige wereld in het proza: haast overdreven sentimentele setting (cf. fêtes galantes) -‐ anakreontische poëzie: stereotiep pastoraal, mythologisch, luchtig, erotisch (cf. fêtes galantes) -‐ Melancholie: onzekerheid tav. vergankelijke wereld -‐ schijnoptimisme -‐ aantonen hoe moeilijk het is het aangename van het leven in stand te houden -‐ Wieland, Die Geschichte des Agathons -‐ ridderroman met moderne gevoeligheden -‐ persoonlijke, psychologische elementen (Bildungsroman) -‐ Generisch -‐ Formeel
25 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 11: De Verlichting 1.Inleiding 1.1. Ontstaan en betekenis van de Verlichting -‐ theoretisch-‐filosofische ideeënstroming -‐ radicale ideeën -‐ democratisch -‐ rationalisme -‐ scepticisme -‐ verdraagzaamheid -‐ pragmatisme -‐ rol van de schrijver-‐intellectueel: kritische, pragmatische burger (l’homme cultivé) -‐ Ontstaan -‐ Engelse burgerij: sociale, economische en politieke omwentelingen -‐ Franse Verlichting: gelaïciseerd & combattief -‐ Duitse Verlichting: saai, nuchter, sterk oiv. Franse en Engelse voorbeelden 1.2. Intellectuele pijlers van de Verlichting -‐ Filosofie -‐ taakuitbreiding: Praktische Rede, Gezond Verstand -‐ rationale verklaring voor alles -‐ Descartes en Spinoza -‐ Kant -‐ basisdiscipline aan universiteiten -‐ salons -‐ publicaties verdubbelen -‐ Religie -‐ traditionele theïsme verliest aan invloed -‐ deïsme: -‐ schepper grijpt niet in -‐ mens is verantwoordelijk -‐ Vrijmetselarij -‐ freethinkers: wijzen elke vorm van religiositeit af -‐ Ethiek -‐ filosofische, rationele fundering -‐ David Hume: niet universeel, noch boventijdelijk -‐ Encyclopedieën en andere filosofische geschriften -‐ Diderot & d’Alembert -‐ synthese van toenmalige kennis -‐ lezer overtuigen van Verlichtingsideeën -‐ kritische rationaliteit vs. dogmatisch denken
26 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ Voltaire -‐ berucht en gevreesd satiricus -‐ onvoorwaardelijke tolerantie -‐ ballingschap in Engeland: contact met Engelse Verlichting -‐ contes philosophiques: vs. godsdienstig fanatisme & politiek absolutisme -‐ verblijf aan Duitse hof -‐ tweede ballingschap: historisch werk (anti-‐Eurocentrisme) -‐ metafysisch: deïsme (persoonlijke, natuurlijke religiositeit) -‐ politiek: gelijkheid, vrijheid, broederschap
2. Vertegenwoordigers van het Verlichtingsdenken 2.1. Filosofisch geïnspireerde literatuur -‐ Gotthold Ephraim Lessing -‐ Nathan der Weise (toneelstuk): religieuze tolerantie -‐ Denis Diderot (Jacques le fataliste et son maître) -‐ pamfletten en polemische geschriften -‐ literatuur -‐ bewondering voor Engelse burgerlijke literatuur -‐ Voltaire: Candide ou l’optimisme (contes philosophiques) -‐ vs. godsdienstig fanatisme, idealistische filosofie en politiek absolutisme -‐ pragmatisme -‐ Alexander Pope -‐ van vormvirtuositeit en speelsheid naar beschouwende, verstandelijke lyriek 2.2. De burgerlijke zedenroman in Engeland -‐ Daniel Defoe -‐ Robinson Crusoe -‐ burgerlijke deugden: initiatief en rationaliteit, vooruitgangsoptimisme -‐ exotisch: koloniale expansie -‐ Moll Flanders -‐ geromanceerde biografie -‐ losstaande, realistische taferelen -‐ formeel: ∼ schelmenroman -‐ liberaal, optimistisch, burgerlijk-‐puriteins, geloof in wereld & God -‐ Jonathan Swift -‐ menselijke ambitie -‐-‐> onmenselijke machtsstrijd -‐ conservatief, pessimistisch, sarcastisch-‐superieur, wereldverachting en mensenhaat -‐ Gulliver’s Travels -‐ satirisch, sarcastisch -‐ ridiculiseert burgerij -‐ overdrijvingen -‐ confrontatie: problematische held vs. problematische samenleving -‐ Henry Fielding -‐ magistraat, grote mensenkennis -‐ menselijke komedie in een verhaal -‐ The History of Tom Jones, a Foundling: aanvaardbare middenmaat -‐ Joseph Andrews: religieuze en morele hypocrisie van de burgerij (satirisch) (parodie op Pamela) 27 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
2.3. De sentimentele zedenroman -‐ intersubjectieve relaties & psychologie -‐ Samuel Richardson -‐ Pamela or Virtue Rewarded: -‐ briefroman -‐ dienstmeisje Pamela (deugdzaamheid overwint) -‐ wensdroomliteratuur -‐ Clarissa Harlowe -‐ briefroman -‐ gelijkaardige intrige -‐ huiselijke kader: kleine, alledaagse problemen -‐ concrete burgers (gemoedsleven) -‐ analyse van psychologische en morele problemen -‐ puriteinse zedelijkheidsidealen (didactisch) -‐ belang van het emotionele -‐ Lawrence Sterne -‐ The Life and Opinions of Tristram Shandy, Gentleman -‐ algemene beschouwingen over ‘het Leven’ -‐ plotloos, collage van opmerkingen en reflecties -‐ experimenteel -‐ A Sentimental Journey through France and Italy -‐ vlucht van emotionele armoede van het puriteinse Engeland -‐ Abbé Prevost -‐ didactisch -‐ Manon Lescaut -‐ moralisme (zedenroman) en emotionaliteit (sentimenteel) -‐ onmogelijke en fatale liefde
28 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 12: Preromantiek 1.Inleiding 1.1. Situering van de preromantiek -‐ nieuwe esthetica -‐ rationele cultuur in vraag gesteld -‐ belangstelling voor het emotionele -‐ betovering van het leven -‐ strijd tegen troosteloze nuchterheid 1.2. Filosofische achtergrond van de preromantiek -‐ Jean-‐Jacques Rousseau: twee prestigieuze prijsvragen -‐-‐> latere werken -‐ intellectuele vooruitgang = zedelijke achteruitgang -‐ menselijke natuurtoestand geperverteerd (ongelijkheid) -‐ privé-‐eigendom -‐ autoritaire gezagsvormen -‐ ontaarding van macht in willekeur -‐ sociaal contract: wil van de gemeenschap -‐ natuurlijke goedheid van de mens -‐ verdorven door maatschappij -‐ opvoeding is belangrijk
2.Kenmerken van de preromantische esthetica 2.1. Originaliteit van de literaire vormgeving -‐ afwijken van de klassieke en classicistische vorm -‐ herontdekking van Shakespeare 2.2. Thematische kenmerken -‐ Subjectieve emoties -‐ liefde, verdriet en liefdesverdriet -‐ expressie van individuele gevoelens -‐ Jean-‐Jacques Rousseau -‐ Julie ou La nouvelle Héloïse -‐ onmogelijke liefde door maatschappelijke conventies -‐ geestelijke band -‐ ambivalentie: Verlichtingsideeën + onbestemde, depressieve stemmingen -‐ Goethe: Het lijden van de jonge Werther (Sturm und Drang-‐beweging) -‐ natuurmotief -‐ religieuze bewondering: James Thomson -‐ woeste, ongebreidelde grootsheid -‐ het bovennatuurlijke en angstaanjagende -‐ graf-‐ en maanpoëzie (Gray) -‐ Griezelroman, Gothic Novel -‐ angstaanjagend decor -‐ personages -‐ plot -‐ motieven 29 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ cultus van het ongerepte -‐ wat aan de rationaliteit ontsnapt -‐ le bon sauvage -‐ het ongerepte verleden -‐ de volksziel -‐ oerpoëzie door collectief scheppend geheel -‐ spontaneïteit en regelloosheid -‐ het kinderlijke -‐ nostalgie naar het verleden -‐ Oudscandinavische poëzie -‐ Ossianisme: Keltische liedereren -‐ tegengesteld aan Romeins-‐Franse pseudo-‐classicisme -‐ patriottisme -‐ heldhaftige daden van voorouders -‐ sentimentele, geëxalteerde liefde (melancholie) -‐ ongerepte natuur en oerkracht
Hoofdstuk 13: Neoclassicisme
30 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Literaire ontwikkelingen in de 19e eeuw Inleiding 1. Continuïteit tov. de 18e eeuw -‐ 18e eeuw: burgerlijke cultuurvormen -‐ kritische rede -‐ het emotionele -‐ ontstaan in Engeland -‐ 19e eeuw: -‐ romantiek & symbolisme: gevoelsgerichte esthetica -‐ realisme & naturalisme: erfgenamen van Verlichting 2. Cultuurhistorische context -‐ De Industriële Revolutie -‐ Engeland: mechanisering, rationalisatie & industriële massaproductie -‐ sociologisch: kapitaal vs. arbeid (economische positie) -‐ voortdurende dynamiek: betrekkelijkheid & historische bepaaldheid -‐ Culturele gevolgen -‐ Individualisme (liberalisme: laisser faire -‐ laisser aller) -‐ pessimistisch fatalisme: melancholie en elegie -‐ radicaal optimisme: kritische rationaliteit -‐ decadentisme binnen het symbolisme: pessimisme en ondergangsstemming 3. Kunstsociologische situatie: de autonomie van de kunstenaar -‐ Autonomie van de kunstenaar -‐ materieel vlak: geen externe dwang -‐ bohémien: geïsoleerde sociale sfeer -‐ kunst als oppositie -‐ realisme: kritische oppositie tgo. geïndustrialiseerde en verburgerlijkte samenleving -‐ esthetische oppositie: romantici en symbolisten stellen de realiteit in vraag -‐ l’art pour l’art binnen het symbolisme -‐ schilderkunst: primauteit van eigen esthetische visie -‐ Angelsaksische wereld
31 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 14: Romantiek 1. Literaire kenmerken 1.1. Kunstsociologische kenmerken -‐ a}eer van normensystemen -‐ persoonlijke pöeticale reflectie: individuele manifesten -‐ creatio: doorbreking van bestaande normen -‐ genie-‐cultus: esthetische vermogens van de kunstenaar (poeta vates) -‐ lord Byron: persoonlijkheidsideaal (Byronic Hero) -‐ weerstand tegen elke dwang uit de buitenwereld -‐ radicale helden -‐ machogedrag -‐ immoreel en cynisch zel~eeld -‐ bespot burgerlijke heiligdommen -‐ zwarte romantiek -‐ slachtoffer van femme fatale -‐ mal du siècle-‐gevoel -‐ eenzaamheidscultus -‐ bandeloos individualisme -‐ spel met leven en dood 1.2. Formele kenmerken -‐ originaliteit: variatie in expressiemiddelen -‐ vrijheid -‐ hyper-‐individualisme, pathetiek -‐ stilistische eenvoud (conversatie) 1.3. Individualistische thematiek -‐ geniale individu vs. maatschappij -‐ grote persoonlijkheden -‐ vrijheidsstrijd -‐ trouw, vrijheidsdrang, existentiële authenticiteit en moedig zel~ewustzijn Johan Wolfgang (von) Goethe: vrijheidsstrijd en verzetstrijders Friedrich Schiller: idem Heinrich von Kleist Lord Byron: romantisch persoonlijkheidstype Stendhal Heinrich Heine: sociaal bewogen auteur, hekelt maatschappelijke toestanden Alphonse de Lamartine: functie van poëzie: filosofisch, religieus, politiek & sociaal (progressief auteur) -‐ esthetische genie vs. banale wereld -‐ individualisme -‐ vermogen om schoonheid te scheppen
Percy Byssche Shelley: spirituele schoonheid en extreem individualisme John Keats: dichter als goddelijk schepper
32 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
1.4. Irrationele motieven -‐ Ongeremde, passionele emotie -‐ gewoon vs. buitengewoon -‐ liefde & smart
Johann Wolfgang (von) Goethe Percy Bysshe Shelley: allegorische zoektocht naar ideale liefde Alfred de Musset: tragisch, verscheurdheid & weemoed, smart
-‐ Sehnsucht: -‐ melancholisch verlangen naar het onbereikbare en principieel onvindbare -‐-‐> naar de dood -‐ heimwee & vaderlandsloosheid -‐ zelfmoord -‐ nacht
Novalis: nacht, natuur en sprookje (blauwe bloem: onbereikbare)
-‐ Escapistische motieven -‐ natuur -‐ ideale toevluchtsoord -‐ spiegel van stemmingen en gevoelens
William Wordsworth: landelijke leven (the essential passions of the heart)
-‐ fascinatie voor het duistere en het bovennatuurlijk -‐ horror vs. terror -‐ cf. Gothic Novel -‐ Het kinderlijke en het ongerepte -‐ verwondering -‐ Wordsworth: ongerepte onschuld -‐ Blake: twee tegengestelde werken: menselijke deugd / besef van het Kwade -‐ Historische thematiek: geïdealiseerd verleden Sir Walter Scott: wetenschappelijke interesse -‐ exotisme: het geografisch verwijderde -‐ universele oertoestand -‐ het specifieke en het totaal andere van het vreemde milieu
François René Chateaubriand: geëxalteerde beschrijvingen van exotische landschappen
-‐ Religieuze motieven -‐ mystieke eenwording met het sacrale & verlangen naar ideale toestand -‐ pantheïsme, deïsme: eenwording van mens & natuur
William Blake: verruimd kosmisch bewustzijn (doorbreking van conventies) Coleridge Alphonse de Lamartine: innerlijkheid, liefdesverheerlijking en christelijk idealisme Johann Wolfgang (von) Goethe: kosmisch, pantheïstisch gevoel
33 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
2.Realisme in het kader van de romantiek -‐ individualistische literatuuropvatting -‐-‐> voorheen ‘verboden’ thema’s -‐ originaliteitsstreven -‐-‐> nieuwe verhaalstof (onesthetisch ervaringsmateriaal) -‐ sociale thema’s -‐ verbondenheid met het volk -‐ maatschappelijke emancipatie (vrijheidsstrijd) -‐ politieke en sociale inzichten -‐-‐> feuilletons (cf. Victor Hugo, Les Misérables) -‐ emotionaliteit en maatschappelijke druk -‐ Stendhal -‐ romantische esthetica -‐ Verlichtingsdenken (Rousseau) -‐ hartstocht & genie-‐cultus -‐ politieke kroniek: koele en nuchtere blik, ironische afstandelijkheid -‐ Honoré de Balzac -‐ authentieke waarden vs. kapitalistische samenleving -‐ satirisch tov. burgerij -‐ geldhonger & machtswellust -‐-‐> degeneratie -‐ gevoel vs. maatschappij -‐ conservatief-‐nostalgisch tov. Ancien Régime -‐ destructiviteit van passies -‐ a}eer voor rationaliteit en geldzucht
34 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 15: Realisme 1. Inleiding -‐ de werkelijkheid -‐ verlichtingsroman -‐ realistisch geïnspireerde romantiek -‐ realistische roman -‐ symbolisme -‐ meest gekozen in de 20e eeuw -‐ ‘kritisch realisme’ -‐ in strikte zin: beperkt in tijd
2. Cultuurhistorische context -‐ wetenschap & objectiviteit ook in cultuur -‐ wetenschappelijk socialisme -‐ economisch georiënteerd utopisme -‐ positivisme op het vlak van de sociologie -‐ atheïsme en agnosticisme gebaseerd op wetenschappelijk bijbelonderzoek (projectieleer) -‐ deterministisch mensbeeld: mens wordt bepaald door materiële factoren -‐ biologisch: Charles Darwin -‐ cultureel en biologisch: Hippolyte Taine (race, milieu et moment) -‐ revolutionaire politieke theorieën: veranderbaarheid van mens & samenleving
3. Kenmerken van de realistische esthetica 3.1. Kenmerken van de realistische roman -‐ de roman als kunstvorm (als hoge stijl) -‐ maatschappelijke en psychologische context -‐ tranche de vie: alledaagsheid -‐ realistische technieken -‐ objectieve observatie -‐ doorbreken van het lineaire, chronologische verhaalverloop -‐ in medias res (ex abrupto) -‐ retrospectieve techniek -‐ naturalisme: causale verbanden (deterministisch mensbeeld) -‐ impressionisme: zintuiglijke prikkels, nauwkeurige en smaakvolle stijl 3.2. Kenmerken van het realistische en naturalistische drama -‐ dialoog -‐ actuele maatschappij -‐ menselijk aspect ondergeschikt aan tijdsgebonden strekking -‐ sociale leven -‐ constructie van personages -‐ spreektaal -‐ alledaagse figuren & menigtes
35 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
4. Vertegenwoordigers van de realistische romankunst 4.1. De Franse realistische roman -‐ Gustave Flaubert -‐ Madame Bovary: -‐ schokeffect, proces -‐ impassibilité & impartialité -‐ contrasten (romantisch idealisme vs. vulgaire, alledaagse fenomenen) -‐ L’éducation sentimentale: -‐ amoureuze ontgoocheling -‐ politieke desillusie van revolutionaire generatie van 1848 -‐ Bildungsroman -‐ autonome kunstenaar -‐ Emile Zola -‐ naturalisme -‐ sociale en culturele situatie (wetenschappelijke methode) -‐ theoretisch geschrift: Le roman expérimentale -‐ sociaal-‐historicus -‐ diagnostiseren van symptomen -‐ methode: determinisme & erfelijkheidstheorie -‐ romancycli: vb. Les Rougon-‐Macquart. Histoire naturelle d’une famille sous le second empire -‐ sociale ziektesymptomen -‐ 1 familie -‐-‐> maatschappelijke situatie 4.2. De Engelse realistische roman -‐ gematigd realisme -‐ optimistisch geloof in de ‘mensheid’ -‐ Charles Dickens -‐ autodidact, journalist -‐ autobiografisch, sociale dimensie -‐ zel}ant van de samenleving -‐ klassejustitie -‐ onrechtvaardige verdeling van rijkdom -‐ sentimentaliteit -‐ oppervlakkige personages -‐ realistische kenmerken: observatie van milieu en sociale types -‐ William Makepeace Thackeray -‐ sociale kritiek -‐ scherp ironisch en satirisch -‐ Vanity Fair: kritiek: sociale schijn ipv. maatschappelijke realiteit (insincerity & romantische schijnwaarden) -‐ Charlotte en Emily Brontë -‐ Charlotte: ongelukkige liefde; individuele, romantische hartstocht -‐ Emily: Wuthering Heights: romantiek + realisme -‐ demonische verbeelding & hartstocht-‐ en liefdesthematiek -‐ psychologische uitbeelding
36 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ George Eliot -‐ psychologische karakterontleding -‐ menselijke psyche & sociale omgeving -‐ bekrompen leven op het platteland, dogma’s & enggeestig provincialisme (liberaal, positivistisch) 4.3. De Russische realistische roman -‐ allerminst moderne samenleving -‐ propaganda voor Verlichtingswaarden -‐ menselijke psyche -‐ Ivan Toergenjev -‐ doorbraak van Russische literatuur in het Westen -‐ romantisch: natuur & liefde -‐ Vaders en Zonen: oudere generatie (idealistisch, romantisch) vs. jongere generatie (nihilistisch, kritisch) -‐ Fjodor Dostojevski -‐ biografie -‐ gedeclasseerde -‐-‐> sociaal engagement -‐ verbanning naar Siberië (revolutionair) -‐-‐> empathie met verschoppelingen -‐ zwervend bestaan door Europa (feuilletonbijdragen) -‐ belangrijk voor ontwikkeling Westerse Roman -‐ oppervlaktestructuur -‐ dieptestructuur: -‐ psychologisch realisme, ideële organisatie -‐ politieke en religieuze problematiek -‐ Russische context, maar universele waarde -‐ morele ideeën: slavofilie -‐ nationale eigenheid, godsdienstige tradities -‐ bevrijde maatschappij -‐ Ljev Tolstoj -‐ nieuwe levens-‐ en wereldbeschouwingen -‐ religieus-‐ethische sekte (evangelische christendom) -‐ sociaal engagement -‐ novelles: -‐ sociaal-‐realistische frescoromans
5. Vertegenwoordigers van het realistische en naturalistische drama -‐ dramatiek ondergeschikt aan romans -‐ Henrik Ibsen -‐ burgerlijke maatschappij op de korrel -‐ huichalarij -‐ positie van de vrouw -‐ dubbelmoraal in het huwelijk -‐ retrospectieve techniek (vs. zuivere intrige-‐techniek) -‐ August Strindberg -‐ naturalistische dramatiek -‐ verhouding man-‐vrouw (strijd op leven en dood) -‐ invloed
37 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ Gerhart Hauptmann -‐ ° naturalistische theater in Duitsland -‐ De Wevers -‐ opstand -‐-‐> toneelomwenteling -‐ proletariaat centraal (groep ipv. individu) -‐ dialect -‐ determinering door sociale situatie (ipv. noodlot) -‐ Herman Heijermans -‐ Nederlandstalige naturalisme -‐ maatschappelijke context & bewustmakend -‐ situatie in een milieu ipv. de handeling -‐ levensechtheid -‐ Op hoop van zegen: -‐ failliet van menselijke samenleving <-‐-‐ sociaal-‐economische krachten -‐ fatale berusting -‐ engagement (socialisme)
38 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 16: Symbolisme 1. Kenmerken -‐ Formele kenmerken -‐ impressionistische stijl -‐ hoogstpersoonlijk & suggestief -‐ plastische en muzikale taaleffecten -‐ symbolen -‐ bovenzintuiglijke werkelijkheid: subjectieve esthetische ervaring -‐ magisch gehalte -‐ Thematische kenmerken -‐ correspondentie symbool -‐ psychische werkelijkheid van de dichter -‐ ik-‐cultus: introspectie -‐ liefde als bemiddelaar -‐ het paranormale en het metafysische -‐ het magische, bovenzintuiglijke -‐ spiritualistisch en anti-‐materialistisch -‐ estheticisme -‐ alledaagse moderniteit -‐-‐> zuivere schoonheid -‐ decadentisme
2. Voorlopers van het symbolisme -‐ Charles Baudelaire -‐ Formele kenmerken -‐ eenvoudig en precies -‐ ≠ esthetische vermogens -‐ synesthesie: geheimzinnige overeenkomsten -‐ vormcultus: strak stramien -‐ Thematische kenmerken -‐ geheimzinnige relaties tussen het ‘ik’ en de buitenwereld (religieuze verbinding) -‐ menselijk ‘gemis’ (onvoldaanheid) & contact met buitenwereldse fenomenen -‐ moderne leven: -‐ aardse vitaliteit -‐ esthetisch plezier -‐ moderne grote stad -‐ ambivalentie van het decadentisme: -‐ zuivere, schone vs. kwade, perverse, onesthetische -‐ Paul Verlaine -‐ eerste werken: -‐ vormcultus -‐ speelse rococopoëzie -‐ vernieuwing: muzikaliteit -‐ evolutie: omwentelingen in zijn leven -‐ homosexuele relatie, gevangenschap, katholicisme -‐-‐> dichter: marginaal individu: zondebesef & schuldbewustzijn -‐ poète maudit: losbandigheid en wroeging & berouw (ambivalentie) -‐ Stéphane Mallarmé -‐ intellectualisme & abstractie (idealisme) -‐ dichtkunst moet suggereren -‐ alledaagse, communicatieve taalgebruik vs. poëtisch taalgebruik (innerlijke werkelijkheid) 39 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
3. De symbolisten 3.1. De symbolistische beweging 3.2. Symbolistische dichters -‐ laat-‐symbolisme (20e eeuw) -‐ Paul Valéry -‐ intellectualisme van Mallarmé -‐ toverspel met taal (mathematische combinaties) -‐ relaties tussen begripsinhoud & klankwaarde -‐ Rainer Maria Rilke -‐ estheticisme: impressionistisch, gemaniëreerde vorm & ritmisch-‐lyrisch proza -‐ modernisme: eenvoudige dictie, symbolische lading, religieus geïnspireerde levensverheerlijking -‐ visie op het onzegbare & hermetische muzikale taal -‐ William Butler Yeats -‐ tot 1900 -‐ dromerig en romantisch, nostalgisch (natuurschoon) -‐ The Rose: Ierse overleveringen als inspiratie, mysterieuze sfeer -‐ mystiek verleden -‐ vanaf 1900 -‐ precieze en heldere beeldspraak -‐ spreektaal-‐woordenschat -‐ satirisch -‐ A vision -‐ persoonlijke mythologie en mysticisme 3.3. Symbolisch theater -‐ Maurice Maeterlinck -‐ drame statique: geen spanning -‐ catastrofe is uitgangspunt -‐ symboliek -‐ gevoelens en stemmingen -‐ mythisch-‐symbolisch decor -‐ noodlot is onvermijdelijk -‐ blindheid -‐-‐> angst & beklemming -‐ noodlot, liefde en dood -‐ Andere vormen van symbolistisch theater -‐ Anton Tsjechov: -‐ geen actie, geen heldendaden -‐ sfeerschepping & karaktertekening (gestagneerde samenleving) -‐ De Kersentuin: vruchteloze pogingen om de samenleving te redden 3.4. Hyper-‐estheticisme in het symbolistische proza
40 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Literaire ontwikkelingen in de 20e eeuw Hoofdstuk 17: de historische avant-‐gardebewegingen 1. Cultuurhistorische context en periodisering 1.1. Cultuurhistorische context -‐ nieuwe filosofische en cultuurtheoretische inzichten -‐ religieus en moreel besef versplintert -‐ denkers van het wantrouwen -‐ existentiële crisis -‐ conservatief cultuurpessimisme -‐ alternatief: nieuwe visie op de mens -‐ God is dood: leve het ongeremde, bevrijde individu -‐ relativisme en laïcisering -‐ moderniteit
2. Kenmerken 2.1. Kunstsociologische kenmerken -‐ artistieke subculturen -‐ voorhoede tegen bestaande orde -‐ maatschappelijke elite -‐ artistieke elite -‐ politieke en artistieke actie: radicaal breken met tradities 2.2. Artistieke kenmerken -‐ vernieuwingsdrang, anti-‐traditionalisme -‐ verwerping conventionele communicatie -‐ rationeel vs. affectief -‐ futurisme, expressionisme, surrealisme -‐ onbewuste assocatievermogen -‐-‐> creativiteit -‐ vitale en onbewuste impulsen vs. rationele logica -‐ zuivere, kinderlijke -‐ originaliteit van de communicatie (sonoriteit, typografie) -‐ kunst als spel -‐ anti-‐kunst -‐ nieuwe expressievormen: bricolage -‐ montage en collage -‐ participatie: zelf betekenis toekennen -‐ vermengen van kunst & leven
3. Futurisme -‐ Thematische kenmerken -‐ energie & dynamiek -‐ daad -‐ wereld van morgen
41 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ Formele kenmerken -‐ dynamisch en vrij taalgebruik -‐ afwijkende visie op literaire communicatie
4.Expressionisme -‐ antiburgerlijk -‐ sociaal-‐politieke en existentiële problemen -‐ formele vernieuwingen -‐ Formele kenmerken -‐ revolutie van de taal, nieuwe communicatie -‐ vrije vers, ritme primeert -‐ simultaneïteitstechniek -‐ montagetechniek -‐ Thematische kenmerken -‐ existentiële motieven (dysforisch & euforisch) -‐ existentiële crisis: wanhoop, angst en vereenzaming -‐ redding -‐ grootstadsmotief -‐ spiritualisme -‐ sociale motieven: wereldondergang en regeneratie -‐ ondergang van de burgerlijke maatschappij -‐ chaotische impressies en apocalyptische motieven (grootstadsmotief) -‐ metaforen (verval, ziekte, dood) -‐ herstel: positieve noot van de ‘nieuwe mens’
5.Dadaïsme -‐ meeste radicale, meest internationaal -‐ nihilistisch & anarchistisch (benaming) -‐ Tristan Tzara: manifesten -‐ Kenmerken -‐ mentaliteit propageren -‐ vrijheid en spontaneïteit -‐ (semi-‐)literaire activiteiten: onvrede met burgerlijke cultuur & hypocriete ‘beschaving’ -‐ anti-‐kunst-‐mentaliteit -‐ primitieve naïviteit (rest is pretentie) -‐ vs. literaire codes & conventies -‐ enkel combinatie van klanken
6. Surrealisme -‐ André Breton: eerste écriture automatique-‐tekst (° surrealisme) -‐ Kenmerken -‐ totale revolutie op persoonlijk én maatschappelijk vlak -‐ kunst & leven verenigen -‐ alledaagse waarnemingen + boven-‐werkelijke waarnemingen -‐ droom -‐ wonderbaarlijke (droom + werkelijkheid) -‐-‐> creativiteit -‐ le point suprême: ‘nieuwe mens’ 42 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ literatuur: wonderbaarlijke ervaring simuleren -‐-‐> zelfonderzoek -‐ instrumenten om te ontsnappen aan de alledaagse rationaliteit -‐-‐> het wonderbaarlijke -‐ écriture automatique -‐ het onbewuste -‐ combinatie van ≠ media & disciplines -‐-‐> suggestie: realiteit en droom komen samen voor -‐ bevrijding van erotische krachten -‐ zwarte humor (cynisch) vs. rationaliteit & maatschappelijke dwang
43 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 18: Ontwikkelingstendensen in de 20e-‐eeuwse roman -‐ realistische of naturalistische romantraditie -‐ lang, in hoofdstukken ingedeeld -‐ ingewikkelde intrige -‐ vele personages -‐ psychologische ontleding en beschrijving -‐ thematische en formele vernieuwingen ((post-‐)modernisme) -‐ neo-‐romantiek en neo-‐realisme
1. Neo-‐romantische stromingen in de 20e-‐eeuwse roman 2. Neo-‐realisme in de 20e-‐eeuwse roman: psychologisch realisme -‐ psychologische roman -‐ vs. deterministisch naturalisme -‐ inspiratie: Russische psychologische problematiek & symbolistische psychische correspondenties -‐ psychologische nuances & ideeën van specifieke personages (ipv. wisselwerking context -‐ personage) -‐ oorsprong: estheticistische auteurs, realisten -‐ ‘ontdekking’ van de Russische romanliteratuur -‐ varianten -‐ christelijke-‐humanistische psychologische roman -‐ wijsgerige problemen: kritische analyse van de wereld
3. De modernistische roman -‐ realisme + symbolisme + psychologische realisme + avant-‐gardeliteratuur (syncretisme) 3.1. Thematische vernieuwing -‐ kritische analyse van de condition humaine -‐ taalfilosofie, kennisleer en psychologie -‐ existentiële scharniermomenten -‐ gevestigde waarden kritisch onderzoeken -‐ onzekerheid (‘essayistisch’) <-‐-‐ kritische attitude -‐ globale visie op de wereld (auteur als klankbord van zijn samenleving (reporter)) -‐ T.S. Eliot, The Wasteland: failliet van de moderne wereld, vervreemding -‐ William Faulkner (psychologisch getinte sociale romans) -‐ Thomas Mann (cultuurfilosofisch getinte ‘probleemroman’) -‐ existentialistische probleemroman -‐ Franz Ka}a (ook surrealistisch, expressionistisch) -‐ Jean-‐Paul Sartre -‐ Albert Camus -‐ symbolistische esthetica: alledaagse elementen staan symbool voor subjectieve problematiek -‐ Marcel Proust -‐ Virginia Woolf -‐ Joseph Conrad -‐ James Joyce -‐ verschillende romantypes als inspiratie: impressionisme, symbolisme, modernisme, experimentalisme -‐ Dubliners: impressionisme & naturalisme (menselijke existentie: levensmoeheid & schijnmoraal) -‐ A Portrait of the Artist as A Young Man: symbolisme (Bildungsroman) (epiphanies)
44 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
-‐ Ulysses: -‐ symbolische zwerftocht doorheen de cultuur -‐ elk hoofdstuk: -‐ netwerk van symbolen in onderling structureel verband -‐ aangepaste stijl, effecten -‐ Finnigan’s Wake: a work in progress -‐ soevereine en persoonlijke behandeling, herschepping & wijziging van cultureel materiaal -‐ symbolische functie 3.2. Formele experimenten -‐ ook stilistische onzekerheid en onvolledigheid -‐ realistische illusie proberen overstijgen -‐ onzekerheid bevestigen -‐ gedetailleerd weergeven van gedachtewerelden (stream of consciousness / monologue intérieur) -‐ Marcel Proust (A la recherche du temps perdu) -‐ monologue intérieur (associatieve stijl) -‐ mémoire involontaire -‐ symbolische fenomenen -‐ James Joyce -‐ stream of consciousness -‐ associatieve stroom -‐ ongrammaticale intellectuele processen -‐-‐> bewustzijnsverloop -‐ plotcompositie: juxtapositie en montage -‐ Alfred Döblin, Berlin Alexanderplatz -‐ stream of consciousness -‐ montagetechniek -‐ thematisch: expressionistisch (‘Nieuwe Mens’, politieke veranderingen) -‐ John Dos Passos, Manhattan Transfer -‐ stream of consciousness -‐ montagetechniek -‐ hele gemeenschap ipv. individu -‐ verborgen eenheid (zelf reconstrueren) -‐ Newsreel: telegramstijl, headlines -‐ Camera Eye: commentaar, contextualisering
45 / 46
Samenvatting Moderne Literaturen
Hoofdstuk 19: Ontwikkelingstendensen in het 20e-‐eeuwse theater 1. Modernisering van het antieke drama 2. Realistisch-‐naturalistisch theater 3. Avant-‐gardetheater 3.1. Expressionistisch theater -‐ Bertolt Brecht -‐ expressionisme: -‐ Baal (dichtersleven) -‐ Mann ist Mann (anti-‐militaristisch, mens als oorlogsmachine (maatschappelijke dwang)) -‐ anarchisme -‐ politieke polarisering -‐-‐> politiek karakter -‐ Marx’ historisch materialisme -‐ emancipatie van lagere bevolkingslagen -‐-‐> muziektheater & Lehrstücken -‐ fascisme -‐-‐> ballingschap (anti-‐fascistische stukken) -‐ na 1940: Lehrstücken: -‐ didactisch-‐politiek -‐ universele problematiek: -‐ Leben des Galilei (wetenschap vs. geloof, kerkelijke machtspositie) -‐ Mutter Courage und ihre Kinder (mechanismen van de oorlog)
46 / 46