Utrecht in de Middeleeuwen
Germanen, Franken en Friezen
Het lesproject Moord in de Middeleeuwen speelt zich af in de vijftiende eeuw. eeuw. Utrecht is dan de belangrijkste stad van de Noordelijke Nederlanden. Er wonen zo’n 20.000 mensen. Deze introductie introductie vertelt je de geschiedenis van Utrecht tot 1479. Het jaar waarin Dirck de Domscholier vijftien jaar wordt en hij de zware taak krijgt een moord op te lossen.
Onder druk van Germaanse stammen trekken de Romeinen zich in de derde eeuw terug. In de huidige provincie Utrecht strijden de Franken en Friezen regelmatig om de macht in het grondgebied. Binnen de muren van het oude castellum bouwen de Franken rond 630 een kerkje. Nog geen twintig jaar later verwoesten de heidense Friezen het christelijke kerkje.
Romeins castellum Aan het begin van onze jaartelling besluit de Romeinse keizer zijn rijk uit te breiden met als noordgrens de Rijn. Aan de rivier komt een keten van Romeinse forten of castella. In het jaar 47 wordt een fort gebouwd, dat later zal uitgroeien tot de stad Utrecht. Het fort krijgt de toepasselijke naam Trajectum (= doorwaadbare plaats) en ligt op de plek van het huidige Domplein. Er wonen ongeveer vijfhonderd soldaten. Landbouwers en handwerkslieden vestigen zich ten westen en oosten van het fort. De Romeinse forten in Nederland.
De eerste bisschop van Nederland
Reconstructie van een castellum.
Introductie
In 690 vaart de Engelse missionaris Willibrord (ca. 658-739) naar Nederland. Vanuit de nederzetting Trecht begint Willibrord met de bekering van de Friezen tot het christendom. Trecht is een verbastering van Trajectum. De nederzetting ligt namelijk op de plaats van het castellum. Willibrord wordt gesteund door de Frankische machthebbers. Zij willen het gebied langs de Noordzee aan hun rijk toevoegen. Binnen de burcht laat Willibrord woonhuizen voor de geestelijken bouwen en twee kerken: de SintSalvator en de Sint-Maarten.
1
De macht van de bisschop Vanaf de tiende eeuw maakt Nederland geen deel meer uit van het Frankische Rijk, maar van het Duitse Rijk. Langzaam ontstaan er kleine zelfstandige rijken die door graven of hertogen worden bestuurd. De bisschop van Utrecht regeert als landsheer over het Sticht Utrecht.
De burcht van Willibrord.
In de achtste eeuw verslaan de Franken de Friezen en hoort Nederland bij het Frankische Rijk. Onder de Frankische koning Karel de Grote (724-814) wordt Trecht een geestelijk centrum, een bisdom, onder leiding van de bisschop. Als hoogste kerkleider waakt de bisschop over de gelovigen in het bisdom Utrecht (ongeveer het huidige Nederland). Zijn kerk wordt de Sint-Maartens- of Domkerk.
Sticht en Oversticht (de huidige provincies Utrecht, Overijssel, Drenthe en de stad Groningen).
Regelmatig bezoeken de Duitse keizers Utrecht en logeren dan in het keizerlijk paleis Lofen, vlakbij de Domkerk. Ze schenken de bisschop veel voorrechten, zoals het slaan van munten. Zijn macht breidt uit naar het Oversticht.
Plunderende vikingen.
In de negende eeuw wordt de burcht van de bisschop regelmatig geplunderd door de Vikingen. Ze verwoesten de muren en vermoorden de burgers en de geestelijken aan het hof van de bisschop. De bisschop vlucht weg. Pas een eeuw later zal er weer een bisschop in Utrecht zijn. Keizerlijk paleis Lofen in Utrecht.
Introductie
2
Handelsnederzetting Handelsnederzetting
Kapittels
Door de gunstige ligging aan landwegen en de Rijn ontwikkelt Utrecht zich tot een belangrijke handelsplaats. Handelslieden vestigen zich in houten huizen in de wijk Stathe (kade), op de plaats van de huidige Steenweg. Op de markt verkopen de handelslieden en boeren hun goederen. Vanaf ongeveer 1000 hebben de bewoners van Stathe hun eigen kerk: de Buurkerk (de kerk van de burgers of ‘buren’). In de kerk komen de gelovigen samen om God te eren, te bidden en te zingen.
Rondom de vijf kerken liggen immuniteiten, gesloten terreinen waar alleen de kapittels het voor het zeggen hebben. Een kapittel is een groep geestelijken, afkomstig uit de adel, de ridderschap of de voorname burgerij. Omdat ze volgens bepaalde regels leven, noemen we hen kanunniken (canon is Latijn voor regel). In tegenstelling tot Kanunnik. monniken mogen kanunniken reizen, om zaken voor de bisschop te regelen.
Buurkerk.
De bouw van kerken Vanaf 1000 groeit Utrecht uit tot een machtige stad. De Duitse keizer en de bisschop tonen hun macht en rijkdom door de bouw van grote kerken rondom de Sint-Maarten- of Domkerk: de Janskerk, Pieterskerk, Paulusabdij en de Mariakerk. De nieuwe kerken vormen samen een kruis.
Ook mogen ze bezittingen hebben en hoeven ze geen belasting te betalen. De kanunniken hebben twee belangrijke taken: het adviseren van de bisschop en op zeven vaste tijden bidden en zingen in de Domkerk. Deze gebedsuren of getijden hebben elk een eigen naam: metten/lauden, priem, terts, sext, noon, vesper en completen. De vijf kapittels bezitten veel macht, geld, goederen en landerijen. Ze houden zich naast het kerkbestuur ook bezig met het stadsbestuur.
1122: Stadsrechten
De vijf kapittelkerken met in het midden de Domkerk.
Introductie
De inwoners van Stathe voelen zich steeds onafhankelijker van de bisschop. In 1122 zweren zij trouw aan de Duitse keizer. In ruil daarvoor schenkt hij Utrecht stadsrechten. De voorrechten of privileges die hierbij horen zijn belangrijk voor de ontwikkeling van de stad. De inwoners worden zelf verantwoordelijk voor het bestuur en de rechtspraak. Ter bescherming en verdediging mogen ze een aarden wal rond de stad aanleggen met muren en poorten. Ze mogen belasting heffen en vier jaarmarkten houden.
3
De groeiende handel en industrie zorgen voor veel scheepvaartverkeer, waardoor de grachten en werven ontstaan. De belangrijkste verkeersroute is de Oudegracht. Hier laten koopmannen en ambachtslieden stenen huizen bouwen.
Gilden Gilden
De Duitse keizer bevestigt in 1122 het stadsrecht aan de inwoners van Utrecht.
In de stad moet een ambachtsman lid zijn van een gilde, een beroepsvereniging. Zo zijn de bakkers lid van het bakkersgilde en de schilders en beeldhouwers van het zadelaarsgilde. Het gilde komt op voor de belangen van de leden en zorgt voor de kwaliteit van de geleverde producten.
Burgerij De vroege Middeleeuwen kent drie standen: de geestelijkheid, de adel en de boeren. Op een geven moment komt in de stad een nieuwe bevolkingsgroep op, de burgerij. De burgers vormen de middenklasse tussen boeren en adel. Ze zijn ambachtsman of koopman. Er is veel werkgelegenheid. De ambachtslieden, zoals schilders en beeldhouwers, krijgen veel opdrachten van de adel, de hoge geestelijken en de kerk.
Een meesterschilder aan het werk in zijn atelier.
Om een ambacht te leren, gaan jongens al op hun zesde of zevende als leerling in het huis van een gildemeester wonen. De ouders betalen hiervoor veel leergeld. Na ongeveer zeven jaar wordt de leerling een gezel en komt hij in dienst van de meester. Na nog eens vijf tot negen jaar legt een gezel een meesterproef af om te laten zien dat hij het vak beheerst. Nu mag hij eindelijk lid worden van het gilde en een eigen bedrijf beginnen. Elk gilde heeft een eigen altaar in een kerk waar de leden missen voor hun overleden broeders laten voorlezen. In de vijftiende eeuw telt Utrecht 21 gilden. Zij zijn vertegenwoordigd in het stadsbestuur. De haven met stadskraan aan de Oudegracht.
Introductie
4
Stadsbestuur In de late Middeleeuwen heeft de kerk het alleen in de immuniteiten voor het zeggen. De bisschop is dan niet meer verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van Utrecht, maar de Raad. Deze bestaat uit bewoners van de stad. De verkiezing van de raadsleden is in handen van de gilden. Belangrijke taken van de Raad zijn rechtspreken en het zorgen voor veilige handel. Door verordeningen uit te vaardigen probeert de Raad het algemeen belang te dienen, bijvoorbeeld door het terugdringen van overlast en te voorkomen dat burgers het recht in eigen hand nemen.
School Hoewel er in de Middeleeuwen nog geen leerplicht is, staan er in Utrecht minstens tien scholen. Een van de scholen hoort bij het kapittel van de Domkerk. Deze school staat op het immuniteitsterrein, vlakbij de kerk. Op de Domschool zitten jongens tussen de zeven en vijftien jaar. Er zijn drie soorten leerlingen: koorknapen, kanunniken-in-spé en gewone scholieren.
Een koorknaap assisteert kanunniken tijdens een begrafenismis
De school heeft maar één klaslokaal voor de leerlingen. De Domscholieren krijgen les van een rector, die hen ook opvoedt en straft. De drie belangrijkste vakken zijn: grammatica – Latijn spreken en schrijven dialectica – les in logisch denken musica – muziektheorie
Domkerk met achter de linkerboom de Domschool.
Hoewel alle leerlingen moeten meehelpen in de Domkerk zijn de koorknapen er bijna de hele dag mee bezig. Zij assisteren de kanunniken en zingen tijdens de diensten. De kanunniken-in-spé willen kanunnik worden en de gewone scholieren gaan alleen voor het onderwijs naar school.
Introductie
Waarschijnlijk krijgen de leerlingen ook: arithmetica – rekenkunde geometrica – meetkunde astronomia – sterrenkunde rethorica – schrijven van betogen, brieven en gedichten Deze zeven vakken worden al gegeven door de Romeinen. De voertaal is Latijn, de taal van de kerk, literatuur, de wetenschap en het bestuur. Het vak muziek wordt gegeven door de zangmeester, de succentor.
5
Onrust in de stad
Utrecht in oorlog
1456 is een chaotisch jaar. Met steun van de paus lukt het de hertog van Bourgondië in 1456 om zijn bastaardzoon David tot bisschop van Utrecht te benoemen. David van Bourgondië wil als bisschop het stadsbestuur veranderen. Hierdoor raakt hij in conflict met de stadsbewoners. Zij zijn bang om hun zelfstandigheid en zelfbestuur te verliezen. De gilden hebben het dan namelijk voor het zeggen in de stad.
De onvrede over bisschop David neemt toe. De gilden zijn woest op zijn veranderingen in het stadsbestuur, de kanunniken op zijn bemoeienis met hun leven. Ook vinden tegenstanders hem te gewelddadig.
Voor- en tegenstanders van de bisschop met elkaar in gevecht.
De burgers willen hun rechten terug. Zij kiezen burggraaf Jan van Montfoort als hun leider. Maandenlang onderhandelen zij met David. De problemen van David van Bourgondië worden steeds groter. Twee jaar later broeit het in de stad. De twee partijen gaan met elkaar op de vuist. Bisschop David van Bourgondië.
Met geweld schakelt de bisschop zijn tegenstanders uit. In 1470 krijgt hij het bestuur en de rechtspraak in handen. Hij ontneemt de burgers dus het recht om zelf de stad te besturen. Ook treedt hij op tegen de kanunniken, die zich niet aan hun leefregels houden, nooit de kerkdiensten bijwonen en zelfs mensen afpersen. De voorstanders van de bisschop zijn bijna allemaal edelen. Zij vinden het prima dat de bisschop de burgers en de gilden minder macht geeft.
Introductie
Iemand die dit allemaal meemaakt, is de veertienjarige Dirck. In 1479 zit hij zit op de Domschool in Utrecht. Utrecht. Dirck leidt leidt een rustig leventje totdat... totdat...
6
Woordenlijst Bisschop De bisschop van Utrecht is tijdens de Middeleeuwen de hoogste kerkleider van de Noordelijke Nederlanden. Hij is niet alleen leider van alle kerken in het bisdom Utrecht, hij is bovendien leenheer van het Sticht (de huidige provincie Utrecht) en Oversticht (de huidige provincies Overijssel en Drenthe en de stad Groningen). Als leenheer staat hij de keizer met raad en daad bij. In ruil voor advies in bestuurlijke kwesties en hulp in oorlogsituaties ontvangt hij een leen ofwel het bestuur over en de inkomsten van een groot gebied. Bourgondië Vanaf het begin van de vijftiende eeuw hebben de Bourgondische hertogen de macht over grote delen van Nederland. In 1456 wordt David van Bourgondië, de bastaardzoon van Filips van Bourgondië, bisschop van Utrecht. Hij versterkt de Bourgondische greep op het stadsbestuur. Veel invloedrijke Utrechters en gildenleden zijn het daar niet mee eens: deze onvrede mondt uit in een burgeroorlog: 1481-1483. Completen Zie Getijden Getijden Disticha Uit het Grieks: di = twee, stichos = dichtregel. De Disticha zijn Latijnse spreuken waarmee de scholieren hun Latijn moeten oefenen en tegelijk leren ze hoe ze zich moeten gedragen. Het is een leesboek voor beginners. Domkerk Grootste kerk van Utrecht. In de late Middeleeuwen wordt druk gewerkt aan de herbouw van de kerk tot een gotische kathedraal. Bij de Domkerk hoort een belangrijk kapittel. kapittel Geestelijke Een dienaar van de kerk. De wereldlijke geestelijken begeleiden de gelovigen in hun dagelijks leven, door de mis te leiden, kinderen te dopen of mensen te trouwen. In de kloosters en abdijen woont de tweede groep geestelijken, de monniken en nonnen.
Introductie
Getijden Op zeven vaste tijden komen de Domscholieren met de kanunniken samen om te zingen en te bidden: metten/lauden, priem, terts, sext, noon, vesper en completen. Deze gebeden noemen we de getijden. De koorjongens moeten bij alle getijden aanwezig zijn. Gilde Een beroepsvereniging. In de late Middeleeuwen telt Utrecht 21 gilden. Immuniteit Immuniteit De kanunniken van de Domkerk wonen in grote huizen op een afgesloten terrein rondom de kerk. Dit gebied heet de immuniteit. Hier gelden andere regels dan in de stad. Er staat een grote muur om de immuniteit en om indringers tegen te houden zijn er maar een paar toegangspoorten. Binnen de immuniteitsmuur staat de Domschool. Johannieters Kloosterlingen die lid zijn van een kloosterorde: de johannieter orde. Zij leggen net als monniken de drie geloften af van kuisheid (geen relaties of sex hebben), gehoorzaamheid en armoede. Ze leven samen in een klooster waar ze als hoofdtaak hebben het eren van God. In hun ziekenhuis verzorgen zij armen en zieken. Jongensbisschop Jongensbisschop Op de naamdag van SintNicolaas (6 december) kiezen de scholieren uit hun midden een jongensbisschop die vervolgens op 28 december (feestdag van de Onnozele Kinderen) compleet met mijter, ring en staf de lakens mag uitdelen in de Domkerk. Domkerk De kanunniken moeten de hele dag gehoorzamen en de taken van de koorknapen verrichten. Kanunniken Geestelijken die lid zijn van een kapittel. Ze zijn geen monnik, maar leven wel volgens bepaalde regels. Deze geestelijken noemen we kanunniken (Latijn (enkelvoud): canonicus, ‘regel’). Zij zorgen voor de uitvoering van de getijden en de mis, maar houden zich ook bezig met bestuurlijke taken en politiek. KanunnikenKanunniken-inin-spé Op een kapittelschool kapittel zitten jongens die kanunnik willen worden
7
naast gewone scholieren en koorknapen koorknapen. oorknapen Kapittel Groepering van kanunniken die verblijft bij een kathedraal of kerk. Kapittelhuis Vergaderruimte van de kanunniken. Koorbank Een groot gedeelte centraal in de kerk is gereserveerd voor het koor dat bestaat uit koorknapen, koorknapen kanunniken en andere geestelijken. Het koor zit op houten koorbanken. Koorknaap Koorknapen zijn scholieren, die als zangers en assistenten voortdurend beschikbaar zijn voor de diensten en plechtigheden in de kerk. Zij wonen met de rector en een matrona in een speciaal voor hen gebouwd huis. Lakenmarkt Op de Lakenmarkt worden stoffen verkocht. Matrona In het huis houdt een matrona toezicht op de jongens. Zij kookt ook voor ze en verricht wat huishoudelijke taken.
langs de kant en kunnen op die manier de relieken vereren. Reliek Een reliek is een overblijfsel van een heilige of een voorwerp dat met een heilige in aanraking is geweest. Het wordt door gelovigen vereerd. Rector De rector (meester) moet zorgen voor onderwijs en de scholieren opvoeden (en straffen!). Hij maakt ook een weekrooster; hij zoekt bijvoorbeeld de teksten uit die in de kerk tijdens een dienst door een scholier gelezen moeten worden. De meester slaapt in hetzelfde huis als de koorknapen. koorknapen Sacristie Een kamer in de kerk bij het koor waar de benodigdheden voor de mis worden bewaard. In de sacristie kleden de geestelijken zich om. Zadelaarsgilde De beroepsvereniging voor onder andere beeldhouwers, borduurwerkers en schilders.
Mis Kerkdienst in een Rooms-Katholieke kerk. Noon Zie Getijden. Getijden Oorvijg Klap om de oren. Ouderman Een ouderman is de voorzitter van een gilde. gilde Pigmenten Pigmenten Verf bestaat uit pigmenten. Een pigment is een gekleurd poeder dat wordt gehaald uit steen, aarde, planten of metalen. Met een vloeistof – een bindmiddel – wordt het gebonden zodat het hecht op een ondergrond. Zo wordt voor olieverf het bindmiddel olie gebruikt. Priem Zie Getijden. Getijden Processie Regelmatig houden de kanunniken plechtige optochten door onder het zingen van bepaalde teksten, terwijl ze relieken met zich mee dragen. De Utrechters staan dan
Introductie
8