1
De Bijbel Open 2013 18 (11-05) Op 14 mei is het precies 65 jaar geleden dat in 1948 de staat Israel werd uitgeroepen. U merkt wel dat daar op allerlei manieren publiciteit aan gegeven wordt, positief en ook negatief. Ook in ons programma De Bijbel Open willen we hierbij stilstaan, maar dan op een positieve, bijbelse manier. We mogen het gebeuren in 1948 zien als een teken van de trouw van God aan zijn volk, het volk van zijn verbond. In het verre verleden heeft God aan Abraham de vader van het volk Israel beloofd dat Hij aan zijn nakomelingen het land Kanaan zou geven. We lezen er over in Genesis 12. Dat heeft God toen gedaan en nadat Israel eeuwenlang uit het land dat God gegeven had, is verdreven geweest, mag het weer terugkeren in dit door God beloofde land. Zo kunnen we spreken over het wonder van 1948 Vanaf dit moment is de situatie voor Israel grondig gewijzigd. Aan de eeuwenlange verstrooiing van het volk is een einde gekomen. Sinds 1948 mag Israel weer wonen in het land dat God had beloofd. Dat dit niet betekent dat er een eind gekomen is aan het antisemitisme, de haat tegen Israel zien we elke dag. Een reden te meer om bij het wonder van 1948 stil te staan. De vraag is alleen: hoe doen we dat in ons programma? Ik wil het doen door stil te staan bij een tekst die heel wat gemoederen in beweging heeft gebracht, namelijk Mattheus 27:25, waar we lezen dat het volk naar Pilatus roept over Jezus: laat zijn bloed maar komen over ons en over onze kinderen. Betekent deze roep dat het volk Israel zelf heeft gevraagd om al de ellende die het heeft meegemaakt? Werkten de vervolgingen alleen maar mee aan de uitvoering van deze roep? Mijn stellige overtuiging is dat dit niet het geval is. Daar gaan we nu dieper op in. Laat zijn bloed maar komen over ons en onze kinderen. Deze roep verplaatst ons naar het moment dat Jezus voor zijn rechter Pilatus staat. Hij is aangeklaagd als een misdadiger, die het wettige gezag van de Romeinen omver wil gooien. Daar moet Pilatus toch wel gevoelig voor zijn. Pilatus is bang, hij laveert tussen de waarheid en de gunst van het volk door. Sluw en geslepen stelt Hij Jezus op het tweetal met Barabbas, een moordenaar. Het volk kiest voor Barabbas. Wat moet ik dan met Jezus doen?, vraagt hij. Kruist Hem, is het antwoord. Dan laat Pilatus een schaal met water komen en hij wast zijn handen in onschuld en zegt: ik ben onschuldig aan het oordeel dat ik uitspreek. Een uiterst vreemde
2
en laffe gang van zaken. En dan komen de woorden van vanmorgen, de roep van het volk: laat zijn bloed maar komen over ons en onze kinderen. Wat betekent dat? Betekent het een zelfvervloeking van het volk? Zo van: zegt Pilatus dat Jezus onschuldig is, dan nemen wij de schuld wel op ons. Laat die schuld maar komen over ons en onze kinderen, ook al kost het ons ons leven. Ik denk dat dit hier niet bedoeld wordt. Om de betekenis van deze roep te verstaan moeten we zien wat de uitdrukking, dat iemands bloed op zijn hoofd komt, in het Oude Testament betekent. Daar betekent het: als iemand iets heeft misdaan, dan is zo iemand verantwoordelijk voor zijn daden en als hij schuldig is, dan moet hij er voor gestraft worden. Dan komt zijn bloed op zijn hoofd. Ik geef een voorbeeld. Wanneer koning Saul verslagen en gedood is, komt er een jonge man bij David en die zegt: ik heb Saul gedood. Daar is David bijzonder verontwaardigd om. Heb jij de gezalfde van de Here gedood? Dan komt jouw bloed op jouw hoofd. En David laat hem ter plekke doden. Zo draagt hij zijn verdiende straf. Deze betekenis vormt naar mijn inzicht de achtergrond van de roep van het volk tot Pilatus. Nu is er nog een heel andere uitleg. Die gaat er vanuit dat het bloed van Jezus een bijzondere betekenis heeft. Het heeft verzoenende waarde. Jezus geeft zijn bloed om de zonden van de mensen te verzoenen, uit te delgen. Als het volk hier roept: laat zijn bloed maar komen over ons en onze kinderen dan zeggen ze er mee: laat het verzoenend bloed komen over ons en onze kinderen. Dat roepen ze terwijl ze zelf niet weten wat ze roepen. Deze uitleg is bijzonder sympathiek, maar ik denk toch niet dat dit de betekenis is van wat hier staat. We mogen zeker hopen dat het volk het Israel ook deelt in het verzoenend bloed van Jezus, maar hier gaat het om de vraag of Mattheus die dit schreef dit bedoeld heeft. Dat geloof ik niet. Maar wat is dan wel de betekenis? Ik denk dat je kunt zeggen dat het volk bedoelt: wij nemen als volk de verantwoordelijkheid op ons voor de veroordeling en de kruisiging van Jezus. Denkt Pilatus dat Jezus niet schuldig is, wij vinden Hem wel terdege schuldig. En daarom zijn we volkomen verantwoordelijk voor zijn dood. Het gaat hier dus niet om een emotionele ontlading, hoewel er heel veel emotie bij komt, maar de uitdrukking zelf heeft een juridische betekenis. Het gaat dus niet om een zelfvervloeking en ook niet om een onbewuste vraag om
3
vergeving, maar om het op zich nemen van de verantwoordelijkheid. Dit betekent niet dat het dan minder erg is wat ze roepen. Het is juist des te erger, dat men verantwoordelijk is voor de moord op Jezus, die we kennen als de Messias van Israel en de Zoon van God. Toch heeft men de tekst eeuwen lang wel uitgelegd als een zelfvervloeking. Luther deed het bijvoorbeeld al een keer, maar ook de Goerees, het bekende echtpaar van een generatie terug een tijd geleden. Zij trokken ons land door om openlijk te verklaren dat de Joden al het lijden in de loop der geschiedenis aan zichzelf te danken hadden. Omdat zij eenmaal geroepen hebben: laat zijn bloed maar komen over ons, hebben zij het oordeel van God over zichzelf afgeroepen. Deze opvatting zit heel diep en heeft ook hele diepe sporen getrokken in de geschiedenis van west europa. Het antisemitisme, de haat tegen Israel is er door gelegitimeerd. Een joodse auteur schreef in 1930: Aan de Joden werd sinds 1900 jaren wraak genomen voor de dood van de Jood Jezus. Met stromen bloed hebben ze daarvoor betaald en nog is er geen einde aan. Dat was in 1930. Toen moest de tweede wereldoorlog nog komen, waarin niet minder dan 6 miljoen joden zijn vermoord. En hoe vaak heeft men ook als christen niet gezegd dat dit een vervulling is van de vervloeking van het volk in onze tekst. Zo gingen ze er uit en zo gingen ze er aan, om met Miskotte te spreken. We mogen dit nooit goedpraten, maar moeten als we ons er schuldig aan maakten, ons hoofd buigen en de Here en het volk Israel om vergeving vragen. Tegelijk moeten we ook zeggen dat er andere christenen geweest zijn die zich hebben ingezet om joden te verbergen en daarbij hun eigen leven niet geteld hebben. Terug naar de tekst zelf uit Mattheus 27. Het volk heeft dus de verantwoordelijkheid voor de dood van Jezus op zich genomen. Dat is wat anders dan zelfvervloeking, maar het is toch ook bijzonder erg, wat er gebeurd is. Hoe moeten we hiermee omgaan? In de eerste plaats moeten we bedenken wat de dichter Revius schreef: ’t En zijn de joden niet Heer Jesu, die u kruisten. Ik, ik heb het gedaan. Met andere woorden, zouden wij daar en toen voor Pilatus gestaan hebben, dan zouden wij ook geroepen hebben: laat zijn bloed maar komen over ons en onze kinderen, als God ons er niet voor bewaard had. In de tweede plaats moeten we bedenken hoe Jezus zelf hierop gereageerd heeft. Toen Hij aan het kruis hing heeft Hij gebeden: ‘Vader, vergeef het hun,
4
want zij weten niet wat zij doen.’ Dat gold de soldaten, maar ook alle anderen die verantwoordelijk waren voor zijn dood. In de derde plaats denken we aan wat er zeven weken later gebeurd is op het Pinksterfeest in Jeruzalem. Toen zei Petrus tegen het volk en zijn leiders: Jullie hebben de Messias gekruisigd, maar God heeft Hem opgewekt. Maar nu komt u, u die uw Messias verworpen hebt de belofte toe dat uw zonden vergeven worden. Bekeert u dan en laat u dopen. In het licht van deze prediking vol genade smelt de gedachte van zelfvervloeking weg. Zo gingen dus de apostelen om met het volk dat de verantwoordelijkheid voor de dood van Jezus op zich had genomen. Het is een lijn die door heel het boek Handelingen heen loopt. De apostel Paulus ging op zijn zendingsreizen altijd ook, zelfs eerst naar de synagoge en daarna naar de heidenen. Dus eerst de jood en dan ook de Griek. En dan in de vierde plaats: Paulus schrijft in Romeinen 9 – 11 over de toekomst van Israel. Hij schrijft daar over de belofte van God voor zijn volk. Ook over de belofte dat het volk tot bekering zal komen door het geloof in Jezus Christus, die het volk eerst verworpen had. De climax lezen we in Romeinen 11:26: En zo zal heel Israel zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. De roep van het volk voor Pilatus heeft dus de belofte van de Here, eenmaal aan Israel gedaan, niet te niet gedaan. Dit alles mogen we bedenken nu we beleven dat 65 jaar geleden het volk Israel in 1948 terugkeerde naar het eigen land en de staat Israel werd opgericht. We mogen er een teken van Gods trouw aan zijn volk in zien. Hij heeft gedacht aan zijn genade, zijn trouw aan Israel nooit gekrenkt. Nogmaals: eenmaal heeft de Here aan Abraham beloofd dat Hij hem en zijn nageslacht het land Kanaan zou geven. (Gen. 12) Die belofte heeft God nooit verbroken, hoe vaak Israel zelf de trouw aan de Here wel heeft gekrenkt. Daarom herdenken we nu vooral de trouw van God voor zijn volk. Dat is de diepste reden waarom we blij zijn met het blije Israel. Het is en blijft het volk van Gods verbond. Tegelijk betekent dit dat het volk een grote verantwoordelijkheid draagt, ook in politieke zin. Als Israel het geweten van de wereld is, komt het er des te meer op aan dat het recht en gerechtigheid liefheeft, naar alle kanten, ook naar de Palestijnen. 65 jaar Israel, het brengt ons op de knieen om te danken en voor Israel te bidden, en dan vooral om de vervulling van Rom. 11:26:
5
zo zal heel Israel zalig worden. We wensen onze oudste broeder een gezegend herdenken toe.