De Bijbel in de les r.-k. godsdienst in het Lager Onderwijs. Een Boek om van te leven voor volwassen, jongeren én voor kinderen Francis Jacobs
Doel: samen nadenken over Bijbel
Bemerk: niet de bedoeling om allerhande didactische middelen aan te brengen rond de Bijbel… Wel samen na-denken… en visie ontwikkelen.
– Didactiek is belangrijk… maar het is een middel om ideeën naar leerlingen over te brengen. We zoeken dus best eerst naar de ideeën en proberen dit pas daarna over te brengen op leerlingen… aangepast aan hun kennen en kunnen. – Visie ontwikkelen over de Bijbel. Hoe denk ik erover? Wat doe ik met deze verhalen? Hoe ga ik er mee om? Ga ik er mee om… buiten mijn lesvoorbereidingen? Mee in de evolutie? – Omgang met Bijbel… durf ik er met collega’s over te spreken? Waar haal ik informatie?
Verduidelijking voor mezelf, brengt ook duidelijkheid voor de leerlingen!
Christendom: religie van het boek
Christendom en jodendom zijn religies van het boek… God ‘spreekt’ er tot mensen via de bemiddeling van het woord. Bijbel heeft een centrale rol! Bijbel is de neerslag van hoe mensen in de loop van vele eeuwen God ervaren hebben doorheen de geschiedenis. Geen geschiedenis… vroeger leerden we de ‘gewijde geschiedenis’… de geschiedenis waarin God letterlijk aan het werk was en die opgeschreven stond in de Bijbel. Wel geïnterpreteerde geschiedenis… De geschiedenis bekeken vanuit de ogen van de gelovige. Dit spreken beperkt zich niet tot 2000 jaar geleden… ook op vandaag spreekt God (mensen aan)… zelfs via de bijbel (dat is wat het leerplan bedoeld met woord-wederwoord-Woord).
Christendom: religie van het boek
En toch lijkt het allemaal niet evident! Veel mensen hebben het heel moeilijk met die Bijbel. Volwassenen hebben het soms moeilijk met die Bijbel. Als het geen geschiedenis is, is het dan wel echt? Wat doe je dan met al die verhalen voor je leven? We leerden altijd te geloven wat er staat en alles letterlijk te nemen… Kan dat wel? Of hoeft het niet meer? En heeft men ons dan in de tijd iets wijs gemaakt? Jonge kinderen luisteren vanuit een letterlijke interpretatie. Wat er staat, is ook echt (gebeurd). Ze evolueren geleidelijk in kennen en kunnen… evolueren ze ook in hun visie op Bijbel en godsdienst? Tieners aanvaarden deze letterlijke interpretatie (gelukkig) niet (meer)… Ze beseffen te weinig dat dit letterelijk nemen door kleine kinderen ontwikkelings-psychologisch niet anders kan. In plaats van afscheid te nemen van deze kinderlijke interpretatie nemen ze dikwijls/ meestal afscheid van de bijbel en dikwijls van het geloven zelf.
Hoe reageren leerlingen in het SO? Of wat is het resultaat van omgang met de Bijbel in de basisschool?
Beluisteren van reacties van de leerlingen – Wat vind jij van bijbelverhalen? Hoe reageren
leerlingen op de bijbel vanuit hun kennis opgedaan in LO en in de eerste jaren SO?
– Gaan die verhalen ook over jouw leven?
Zien leerlingen dat het eigenlijk niet over vroeger gaat, maar over hun eigen leven?
Kijken en luisteren kan via: http://www.kuleuven.ac.be/thomas/leerling/interview/index.htm
Hoe reageren leerlingen in het SO? Wat vind jij van bijbelverhalen? Jonas 3 ASO “Vorig jaar hebben we geleerd dat alle verhalen verzonnen zijn. Allez, er zijn sommige delen van waar… en delen verzonnen om het volk te stimuleren. Dus, ik weet dat het niet waar is. Voor sommige mensen die geloven… Verhalen hebben niets te maken met mijn leven, sommige elementen slagen terug op je leven, ongeveer, maar de meesten niet.” Benjamin 1A “Je kunt er wel iets uit leren, maar je moet die niet echt geloven!”
Hoe reageren leerlingen in het SO? Gaan die verhalen ook over jouw leven? Sam 2A “Neen, niet echt neen. Ik zou ze zelf niet lezen, maar omdat ik het voor godsdienst moet, heb ik het toch gedaan. ‘t Was een plezant verhaaltje om te lezen maar het past helemaal niet in mijn leven. Wat gebeurd is, is gebeurd. Daar kijk ik niet meer op terug. Het is gewoon een manier van denken.”
Kelly 3TSO “Die verhalen staan niet helemaal buiten het leven. Er zijn wel dingen die ik erin herken. Ik kan niet direct een voorbeeld geven, maar… In de klas lezen we ook wel eens verhalen uit de Bijbel en dan denk je ‘dat kan mij ook wel eens overkomen’, maar niet ‘ja, dat heb ik al eens meegemaakt’. Gewoon…”
Hoe reageren leerlingen in het SO? Gaan die verhalen ook over jouw leven?
Benjamin 1A Eigenlijk niet echt, neen. Maar als ik dan diep begin na te denken dan komt er wel iets uit mijn leven in terug. Stefanie 2BVL Hebben een heel klein beetje ermee te maken, maar niet echt. Soms hebben ze wel met het leven te maken, maar toch niet echt, neen.
Werk aan de winkel
Leerlingen in het middelbaar hebben blijkbaar niet door wat het doel en de betekenis van de Bijbel is. Ze weten niet hoe ze er moeten mee omgaan. Het is onze taak in het lager onderwijs te zoeken naar mogelijke middelen en werkvormen die kansen geven aan kinderen om hen te laten meegroeien in een visie op de Bijbel, op God, op geloven,… Willen we iets op de kinderen overbrengen, dan is vooral ons denken en ons spreken heel belangrijk! We hebben nood aan een eigentijdse visie en beleving. En wat de beleving van de leerkracht betreft… op de vraag: gelooft jouw leerkracht? krijgen we ook diverse antwoorden: Jeff 5tso ‘moeilijk, moeilijk! Ik heb er geen antwoord op’; Stefanie 2bvl ‘ik denk het wel want ze is altijd enthousiast’; Bente 6aso ‘ze gelooft heel hard’; Kelly 3tso ‘ze geloof wel in Jezus, maar niet extreem’; Kelly 4bso ‘anders zou het vak toch niet geven’; Ann 6bso ‘ja, zo af en toe komt het wel eens in de les’.
Belang van het getuigeniskarakter! Hoe ga ik als leerkracht hiermee om?
Inspelen op de mogelijkheden van de leerlingen
Eerste graad… iets aparts (ontwikkelingspsychologisch) – Leerlingen kunnen nog geen onderscheid maken tussen verhaal en werkelijkheid. – Gevaar: verkeerd en sterk magisch en ‘onveranderlijk’ godsbeeld doorgeven. (vgl God als rechter, God als altijd vergevende bompa…) – Verhalen op een ‘open’ manier brengen. (mogelijkheid tot evolutie in de omgang met bijbelverhalen)
– Opdracht: zoeken naar mogelijkheden waarbij kinderen groeikansen krijgen in hun omgang met godsbeeld en bijbel – Manier: vertellenderwijs… herkenbaar voor de kinderen zodat ze er iets van hun eigen leven in kunnen herkennen. – Het verhaal verkennen: beluisteren, ondersteund met visueel of auditief materiaal, het verhaal opnieuw opbouwen, eigen taal van het verhaal uitleggen,… – Het verhaal weergeven: spontane reacties uitdrukken via woord, tekening,…; persoonlijke en creatieve weergave van het verhaal; een ‘filosofisch gesprek’;…
Inspelen op de mogelijkheden van de leerlingen
Tweede en derde graad – Geleidelijk ontstaat de mogelijkheid om een onderscheid te maken tussen werkelijkheid en fictie… groeien van symboolgevoeligheid. Kinderen leren inzien dat de betekenis achter het verhaal belangrijker kan zijn… – Enkele voorbeelden: Sinterklaas, Roodkapje,… – Elk kind aanvaardt op een bepaald moment dat roodkapje niet echt gebeurd is… maar toch blijft de betekenis van het verhaal beklijven. Het heeft zijn waarde in de groei van het geweten. (maakt overstap van een letterlijke interpretatie of eerder nog beleving naar een symbolische interpretatie). – En voor bijbelverhalen lukt dit niet… waarom? Het verhaal is niet letterlijk te nemen… en toch blijft het zijn geloofswaarde houden. – Telkens wordt aandacht gegeven aan het exploreren van de tekst (beluisteren, context, band met eigen leven maar ook met engagementen van christenen,…) en op het weergeven ervan (spontane reactie maken bij de tekst, zien dat tekst oproept tot geloof en engagement,…) – Kinderen en leerkracht wisselen eigen bevindingen en bedenkingen uit.
Samenvattend: twee belangrijke (f)actoren
Wat zijn de mogelijkheden van de kinderen?
– Hoe spelen we op hun mogelijkheden in? – Evolueert onze aanpak en de inhoud met de mogelijkheden van het kind? – Krijgen kinderen voldoende de mogelijkheid om aan te geven wat zij in het verhaal belangrijk vinden? – …
Hoe sta ik als leerkracht tegenover bijbelverhalen? – – – –
Alleen maar leuke verhaaltjes? Echt gebeurde feiten? Verhalen die ons leren hoe we moeten leven? …
Blijven we vooral bij de leerkracht… zoeken we naar een actuele en hedendaagse visie!
Leerkrachten en de Bijbel
Hoe gaan leerkrachten en volwassenen om met de Bijbel? – Een boek om te geloven… letterlijk en onkritisch. Men ervaart de Bijbel – vanuit de eigen opvoeding – als een boek dat a.h.w. woord voor woord door God werd gedicteerd… of een boek met ‘gebeurtenissen en woorden uit het leven van Jezus’. Alles wordt er gemakkelijk letterlijk genomen… en wat niet in het ‘kraam’ past wordt weggelaten. (God van de wraak en de vernietiging,…) – Een boek uit een ver verleden: proberen aan te duiden hoe Jezus geleefd heeft. Het gaat over de Bijbelse geschiedenis en realea over de plaats van vrouw, reinigingsgebruiken, prentjes van tempel en synagoge,… – Een boek dat ons leert wat ons te doen staat: het wordt een morele spiegel die ons zegt wat wij moeten doen. Dan komt de verleiding om alleen maar verhalen over dragen en gedragen worden, over vergeving,… er uit te pikken. We gaan selectief doorgeven wat we als houding aan de kinderen willen doorgeven.
Leerkrachten en de Bijbel
Als we blijven vastzitten in deze drie opvattingen, dan kunnen we moeilijk verder. Het blijft dan een dood boek met allerhande weetjes die we gebruiken (misbruiken) om wat wij belangrijk vinden over te dragen. Bijbel mag niks voorspelbaars hebben… als bijbel en godsdienstles altijd bij Jezus uitkomt zijn we er niet… (verhaal van het eekhoorntje). Afstappen van ‘bijbeluitleg’ naar ‘bijbel als openbaring’. M.a.w. de overstap maken van ‘verstand’ naar ‘hart’; van ‘dood woord’ naar ‘levend woord’; van ‘verleden’ naar ‘heden’. Als we de Bijbel leren lezen als een verhaal van gewone mensen in hun gesprek met God en met elkaar, in wel en wee, met hoop en wanhoop, met kwetsuren en dromen,… dan vinden we zeker aanknopingspunten voor het eigen leven (individueel en in de gemeenschap). Hermeneutiek i.p.v. subjectivisme… niet zomaar ‘wat lees ik erin’ maar wel ‘wat is de booschap voor mij?’. Niet ik interpreteer, maar ik probeer te luisteren wat de tekst mij te zeggen heeft!
Leerkrachten en de Bijbel
Bijbelverhaal ook voor jezelf laten spreken. In plaats van alleen maar de achtergrondinformatie uit het handboek of uit de methode te lezen, tijd nemen om zelf het verhaal te lezen, aan te stippen wat je opvalt, te omcirkelen wat je aanspreekt,… Dit vormt voor jezelf een ‘geloofsinhoudelijke’ voorbereiding van het verhaal. Zoeken naar duidelijkheid voor onszelf is het uitgangspunt. – We mogen zeker niet blijven stil staan bij vragen als: zijn wonderverhalen nu echt gebeurd? Dat kan toch niet? Vergelijk met boeken zoals ‘de Bijbel heeft toch gelijk’… met verklaringen van sprinkhanenplagen en bepaalde winden die de rietzee tot een doorwaadbare plaats maken,… – Probeer om verder te kijken! Wonderen gebeuren steeds vanuit ontmoeting! De ontmoeting met Jezus maakt mensen tot ‘andere mensen’ omdat nieuwe perspectieven worden geopend. Het gaat steeds om mensen die open staan voor ontmoeting! – Verhalen lezen als een oproep naar ons toe: misschien moeten ook wij wel ‘wondere mensen’ worden. Misschien moeten wij meer zorg dragen voor de kwaliteit van omgang met andere mensen, met kinderen zodat ook zij nieuwe perspectieven krijgen!
Leerkrachten en de Bijbel
Heel belangrijk om zelf te luisteren naar het verhaal… en het als een geloofsverhaal ondergaan. Gradatie in het omgaan met Bijbelverhalen. Niet onmiddellijk een werkblaadje of een stripverhaal of een prent om in te kleuren zoeken voor de leerlingen, maar wel eens nadenken voor zichzelf… wat is de betekenis van dit verhaal voor mijn leven? Daarna kan gekeken worden naar eventuele achtergrondinformatie. Pas daarna kan gezocht worden naar de verwerking. Liefst zo ruim mogelijk! Bij het verhaal van de lamme… waar zijn wij verlamd? Eenzaam door ons verlamd zijn? Wanneer werden wij gedragen? Door wie? Wanneer hebben wij helpen dragen? Wie? Wanneer? Waarom? Dàt is belangrijker… en later kan wel wat uitleg volgen over de houding van het jodendom tegenover zieken,…
De Bijbel in de klas
Belangrijk is het om voldoende tijd te nemen om een wisselwerking tot stand te laten komen tussen de kinderen en het verhaal. De voorbereiding of verkenning van het verhaal: niet zomaar vertellen, het verhaal verruimen door een inleefspel, kijkplaten, kunstwerken laten bespreken, verwijzen naar gekende figuren,… het maakt de betrokkenheid van de leerling veel groter. Veel nadruk op de openheid van de Bijbelverhalen. We mogen het zeker niet reduceren tot ‘begrijpend lezen’. We kunnen het evenmin herleiden tot enkel vraagjes met ‘voorgeprogrammeerde antwoorden’. Probeer om de verhalen ‘open’ te verkennen. Werken met hulpmiddelen is belangrijk. Beelddidactiek bijvoorbeeld. Prenten, afbeeldingen, schilderijen… kunnen best niet gebruikt worden als illustratiemateriaal. Ze kunnen alleen de bedoeling hebben om leerlingen aan te moedigen om in het verhaal in te stappen. Het zijn hulpmiddelen om de communicatie open te breken… Wanneer je het werken met de kinderen rond Bijbel ervaart als een soort ‘volwassencathechese’, dan ben je heel goed bezig.
De Bijbel in de klas
We moeten onze tijd nemen voor het verkennen van elk verhaal… een voorbeeldje: Bartimeüs… Kinderen kunnen zich – net zoals wij – helemaal niet indenken wat het betekent om blind te zijn.
Even het schema in herinnering brengen van het leerproces!
Basisschema voor leerprocessen Fundament 1 Het kind en zijn wereld
Fundament 2 levensbeschouwelijke en religieuze groei
Fundament 3 Christelijke visie op levensbeschouwelijke en religieuze groei
COMMUNICATIE EEN LEERPROCES DOORHEEN DRIE FASEN Fase 1: verkennen en aanknopingspunten zoeken Contact maken met, stilstaan bij, aanvoelen, meevoelen, zien, luisteren, lezen, in zich opnemen, herkennen, bewust worden. Fase 2: verdiepen en confronteren Het nieuwe laten doordringen, kennismaken, aandacht opbrengen, ontdekken, zich inleven, gevoelig worden voor, vergelijken, verschillen zien, voorbeelden geven,… Fase 3: verwerken en integreren Verwerken (waarderen, bevragen, beseffen, toepassen,…); verankeren (verwoorden, symbolen duiden en beleven, zin ontdekken…), integreren in groep (van meedoen naar mee-beleven), oriënteren individueel (van meebeleven naar bewuster kiezen, ook als christen of anders-gelovige).
Een voorbeeldje?
De blinde Bartimeüs (verhaal uit de startbijbel) “Jezus kwam in de buurt van de stad Jericho. Langs de weg zat een blinde man te bedelen. Die hoorde dat er een heleboel mensen voorbijkwamen, en vroeg wat er aan de hand was. ‘Jezus van Nazaret komt voorbij’, zeiden ze tegen hem. Toen begon hij te roepen: ‘Jezus, zoon van David, heb medelijden met mij!’ De mensen die vooraan liepen zeiden: ‘houd je stil!’ Maar hij schreeuwde nog harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ Jezus bleef staan en zei dat ze de man bij hem moesten brengen. Toen de blinde voor hem stond vroeg Jezus: ‘Wat moet ik voor je doen?’ ‘Ik wil weer kunnen zien, Heer’, was zijn antwoord. Toen zei Jezus tegen hem: ‘Je zult weer kunnen zien! Je geloof is je redding geweest.’ Meteen kon hij weer zien. De man ging met Jezus mee en prees God. Ook alle mensen die het zagen, prezen God.”
Bartimeüs Verkennen – Iemand gedurende een bepaalde tijd van het lesuur blinddoeken en de les gewoon laten doorlopen. Daarna laat je de leerling vertellen hoe hij zich voelde (eenzaam? Niet betrokken? Eventjes plezant? Raar? Onwetend?) En van hieruit vertrekken naar een zoektocht bij de gevoelens van Bartimeüs. – Je schrijft op het bord ‘blind’ en leerlingen kunnen op het bord brengen wat dit bij hen oproept. – Via een ‘tabeau vivant’ het verhaal opnieuw brengen. Je vertelt en legt vooral de klemtoon op de ontmoeting met Jezus. Wat gebeurt met Bartimeüs? – Kinderen beelden Bartimeus uit ‘voor’ en ‘na’. De groep leerlingen wordt in twee gedeeld. De ene groep beeldt eerst uit wat er gebeurde voor de ontmoeting met Jezus… de tweede groep probeert te verwoorden wat ze gezien hebben bij de uitbeelding. Daarna worden de rollen omgekeerd… en speelt de tweede groep wat er gebeurde na de ontmoeting met Jezus. – De lege stoel: Bartimeus komt op de lege stoel zitten. Wat zullen we hem vragen? Wat zou hij geantwoord hebben? Wil iemand in de plaats van Bartimeüs het antwoord geven?
Bartimeüs
– Werken met Bijbelplaten. Tonen van de plaat 1 (de blinde) en plaat 3 (de ziende). De kinderen verwoorden wat ze zien op die platen… (kleur kledij, blinddoek , gezicht, mimiek,…) Welk verschil is er tussen de twee platen. Daarna wordt aan de hand van deze platen het verhaal verteld. De klemtoon komt vooral te liggen op de ontmoeting met Jezus (plaat 2) die Bartimeus verandert.
Bartimeüs
Bartimeüs
Verdiepen en verwerken - Via onderwijsleergesprek komen we in communicatie met de leerlingen tot de betekenis van het verhaal: in de ontmoeting met Jezus veranderen mensen en krijgen ze opnieuwe hoop en uitzicht. - Ik heb een grote blinddoek gemaakt en samen met de kinderen zoeken we naar mensen, situaties, instellingen die mensen blind maken. We schrijven ze op de blinddoek. In een kringgesprek wordt samen gezocht naar mogelijkheden om blindheid te doorbreken… Leerlingen krijgen elk een blinddoek in papier waarop ze voor zichzelf schrijven wanneer zij zelf blind waren voor mensen/dingen in hun omgeving. Ze kleuren het blinddoekje zwart en op de ommezijde schrijven ze wie hen over hun blindheid heen helpt. Daarna kan alles op de grote blinddoek worden gespeld. - Het verhaal van Ibrahim… Als Ibrahim wakker wordt, ziet hij dat de zon schijnt. Hij springt vlug uit zijn bed, want vanmorgen wil hij vroeg op school zijn. Gisteren heeft hij van een meisje op school vier mooie glanzende knikkers gekregen. Hij was er erg blij mee. Het is voor het eerste dat hij knikkers heeft. In Marokko deden ze spelletjes met steentjes zoals ‘malakif’. Dat spel heeft hij in de vakantie aan zijn vriend Izaak geleerd. Maar knikkeren lijkt hem ook leuk. Misschien kan hij er wel enkele kleurrijke bijwinnen.
Bartimeüs Op het schoolplein is Izaak al met een paar jongens aan het knikkeren Vorige week kon het niet, want toen regende het steeds. Maar nu hebben veel kinderen knikkers meegenomen. ‘Heb je knikkers bij je, Ibrahim?’ vraagt Izaak, ‘dan kun je met ons meedoen’. Ibrahim knikt. Hij ziet dat Henk, die met het groepje van Izaak meedoet, goed kan knikkeren. Zoals hij zijn knikker in het putje laat rollen, lijkt het erg gemakkelijk. Nu is Ibrahim aan de beurt. Hij met met zijn ogen de afstand naar het putje. Maar dan roept Henk: ‘Toe joh, schiet es op!’ Gooi nu maar, anders is je beurt voorbij.’ Haastig rolt Ibrahim zijn knikker naar het putje. Mis! Hij probeert het met zijn andere knikkers. Het lukt niet. Hij verliest en is meteen al zijn knikkers kwijt. ‘Ga opzij’ zegt Henk, die hem wegduwt en zegt: ‘als je geen knikkers meer hebt, kun je niet meer meedoen’. Teleurgesteld kijkt Ibrahim toe, terwijl de anderen verder spelen. Izaak heeft ook een paar knikkers verloren, maar hij heeft nog een zak vol. Toch wil hij zijn verloren knikkers terugwinnen. Hij is zo ingespannen met het spel bezig, dat hij Ibrahim vergeet. Hij houdt Henk goed in de gaten, zodat die niet vals kan spelen. Als Izaak wint, kijkt hij fier naar Ibrahim. Maar dan ziet hij ineens hoe verdrietig Ibrahim daar staat te kijken. Ja, die kan nu niet meer meedoen. Izaak kijkt naar zijn eigen volle knikkerzak en zegt dan: ‘Ginds is nog een putje vrij, zullen we daar samen spelen?’ Dan kun je eerst oefenen. Toen ik van jou malakif leerder spelen, kon ik het eerst ook niet zo goed en moest ik ook oefenen.
Wie zag het licht niet?Waardoor waren de vrienden verblind? Wie was droevig en telde niet mee? Waarom was Ibrahim droevig? Wie zorgt ervoor dat Ibrahim terug bij de groep hoort? Hoe loopt dit verhaal verder af?
Bartimeüs Je kunt op vele plaatsen werken met het verhaal… enkele voorbeelden:
Eerste cyclus: ik voel mij vandaag zo.. Kinderen leren Jezus kennen als een gevoelig man Dit houdt in dat ze: (1) in het evangelie ontdekken hoe Jezus uit liefde meeleefde met Bartimeüs en met de rijke jongeling (2) in de evangelieverhalen leren zien dat Jezus gevoelens heeft, bijvoorbeeld vreugde, boosheid, verdriet, angs (3) ontdekken dat Jezus in zijn meeleven met mensen laat zien wie God is.
Ik voel mij vandaag zo… Gevoelens verkennen Kinderen beginnen te herkennen wat er diep in hen en in andere mensen omgaat.
Omgaan met gevoelens Kinderen beseffen dat gevoelens willen ‘naar buiten komen’ maar dit kan niet altijd
Rust en stilte Kinderen leren Jezus kennen kunnen een hulp zijn Als een gevoelig man bij het omgaan Die meeleeft met de mensen bet gevoelens
Leerplan p. 104
Bartimeüs Dragen en gedragen worden Eerste cyclus: Dragen en gedragen worden Kinderen weten dat gelovige mensen zich gedragen weten door Jezus, door God
Dragen en gedragen worden
Bijbelverhalen over gedragen worden
Christenen zijn dragers
Verschillende vormen van gedragen worden
Dit houdt in dat ze: (1) via bijbelse beelden ontdekken dat mensen zich door God gedragen weten (2) in bijbelverhalen ontdekken dat Jezus mensen draagt (3) ontdekken dat christenen zich vandaag door God en door Jezus gedragen weten.
Leerplan p. 108
Bartimeüs Anders zijn, ontmoeting
Verschillen tussen mensen Een beleving van alledag
Omgaan met anders zijn
Verscheidenheid als rijkdom
De bijbel over omgaan met anders zijn
Leerplan p. 150
Tweede cyclus: Anders zijn, ontmoeting Kinderen vergelijken de manier waarop mensen omgaan met het anders zijn van zichzelf en van de anderen Dit houdt in dat ze (1) ervaren hoe mensen reageren op het anders zijn van mensen (2) ontdekken waarom het anders zijn van mensen niet door iedereen op dezelfde manier benoemd wordt Kinderen ontdekken hoe men in de Bijbel omgaat met mensen die meestal als “anders” of “vreemd” worden gezien Dit houdt in dat ze (1) ontdekken hoe God in de bijbel mensen inspireert in het omgaan met anderen (2) ontdekken hoe Jezus met anderen omgaat en over hen spreekt
En nu? Oefenen is de bo odschap ! Belangri jkste aan dachtspu nten: ª voora l oefene n in het ‘open br ª aanda engen’ v cht hebb an het v en voor van de k erhaal. de doorg inderen. roeimog elijkhede ª aanda n cht voor commun icatie… op veler lei manie ren. Ik ben er van overtuigd, dat velen op deze manier proberen te werken! Doe het bewuster.
Laat kinderen groeien… op levensbeschouwelijk vlak, maar ook van bijbel en van geloofsbeleving!