1
De Bijbel in het Portugees Dit jaar is dan eindelijk de lang verwachte herdruk van de Portugese Bijbel bij de TBS verschenen. Twintig jaar is er aan deze herdruk gewerkt. Het is de oude zogenaamde Almeida-vertaling, maar helemaal opnieuw nagekeken en gecontroleerd. Dit is voornamelijk het werk geweest van de Sociedade Bíblica Trinitariana do Brasil, de Braziliaanse tak van de TBS, in samenwerking met het hoofdkantoor in Londen. Portugees is de officiële taal van Brazilië. Men schat dat op de hele wereld 154 miljoen mensen Portugees spreken. Daarvan wonen er 125 miljoen in Brazilië en 10 miljoen in Portugal. Daarnaast wordt deze taal gesproken in voormalige Portugese koloniën, zoals in Afrika Angola, Mozambique, Guinea Bissau en de Kaap Verdische eilanden, en in Azië Goa, Macau en Oost-Timor. De Bijbel is gedrukt in een oplaag van 100.000 exemplaren. Hiervan zijn er tienduizend bekostigd door de zending van de Gereformeerde Gemeenten. Portugese jongen De man op wiens naam deze bijbelvertaling staat, leefde drie eeuwen geleden. Joao Ferreira de Almeida werd omstreeks 1628 geboren in Torre de Tavares, een plaatsje in het noorden van Portugal, nabij de stad Mangualde. Al heel jong is hij naar Portugees Oost-Indië gegaan. Zijn ouders hadden hem hoogstwaarschijnlijk voor de missie bestemd. Portugal had in die tijd uitgestrekte koloniën in Azië, aan de kust van India (Goa bijvoorbeeld), het eiland Ceylon, gebieden in Achter-Indië, zoals Malakka en de Molukken. In al deze streken waren de jezuïeten ijverig bezig met missiewerk. Waarschijnlijk heeft de jonge Joao hand- en spandiensten verleend aan de missionarissen, en was het de bedoeling dat hij zelf ook priester zou worden. Het zou evenwel allemaal heel anders lopen. Portugal behoorde in die tijd bij Spanje, en Spanje was nog steeds in oorlog met ons land. Dat had tot gevolg, dat onze Oost-Indische Compagnie Portugese nederzettingen in de Oost probeerde te bezetten. Joao was in Malakka, toen deze stad in 1641 door de Nederlanders werd veroverd. Dat hij zo met ons volk in aanraking is gekomen, is voor hem het middel tot zijn bekering geworden. In 1642 vinden we de jonge Portugees in Batavia (het huidige Jakarta). Daar kreeg hij een Spaans traktaatje in handen, waarin de verschillen tussen de roomse en de gereformeerde leer verklaard werden. Dit boekje maakte grote indruk op hem. Later heeft hij het zowel in het Portugees als in het Nederlands vertaald en uitgegeven, opdat dit boekje ook anderen de ogen openen mocht voor de roomse dwalingen. Aanstonds zei hij de roomse kerk vaarwel en deed hij in de gereformeerde kerk belijdenis des geloofs, al was hij nog maar 14 jaar. Dit verwekte wijd en zijd zo’n opschudding, dat zelfs in Goa (India), waar de roomse aartsbisschop resideerde, zijn beeltenis in het openbaar werd verbrand. Hoe jong hij ook nog was, hij kreeg een aanstelling als ziekentrooster. Dagelijks ging hij de ziekenhuizen bezoeken om de zieken te vermanen en met hen te bidden. En op zijn zeventiende jaar had hij het hele Nieuwe Testament in het Portugees vertaald! Men moet namelijk weten, dat de Kerkhervorming praktisch geheel aan Portugal was voorbijgegaan. Er was tot die tijd ook nog helemaal geen Portugese Bijbel, afgedacht van het een en ander dat in roomse kring was vertaald. Overigens was Almeida’s vertaling van het Nieuwe Testament maar gebrekkig. Hij kende de grondtalen toen nog niet. Hij was uitgegaan van de Latijnse Bijbel van Theodorus Beza, waarnaast hij ook gebruik had gemaakt van verschillende andere bijbelvertalingen. Maar het toont wel, hoe deze jongeman vervuld was van verlangen om zijn volksgenoten bekend te maken met de schatten van het Woord des Heeren.
2
Predikant-vertaler In 1654 werd Ferreira de Almeida tot proponent aangesteld bij de Nederlandse Gereformeerde Kerk in Oost-Indië, speciaal om te arbeiden onder de Portugees sprekenden. Twee jaar later werd hij predikant. De eerste zeven jaar als predikant werkte hij op het eiland Ceylon (thans Sri Lanka), dat in 1638 door onze Oost-Indische Compagnie op de Portugezen was veroverd. Daar hadden toen al meer dan een eeuw Portugese missionarissen gewerkt. Hij diende er verschillende Portugees sprekende gemeenten en bereikte daarmee tevens een deel van de inheemse bevolking. Anderhalve eeuw is Ceylon een Nederlandse kolonie gebleven. Daaraan herinnert dat er nog altijd een ‘Dutch Reformed Church’ is, waarvan vele leden (‘Burghers’ genoemd) nog Nederlandse of Portugese namen dragen. Dat laatste herinnert aan de arbeid van ds. Ferreira de Almeida. Eens, toen hij tijdens zijn verblijf op Ceylon te paard een tocht maakte, terwijl zijn vrouw hem in een draagstoel vergezelde, kwam er, naar hij verhaalt, plotseling een olifant op de draagstoel af, terwijl hij zelf zich op enige afstand bevond. De dragers gingen verschrikt op de vlucht en lieten de stoel staan. Doch de olifant ‘door wonderlijke bewaringe Godts, deed de vrouw geen quaat, maar sloegh met zijn tromp op de tente van den Pallenkijn en trompette eens helder uyt, en daarmede ging hij zijn oude tret’. In 1663 werd hij beroepen door de kerkenraad van Batavia voor de Portugese gemeente daar. Er waren in die tijd drie gemeenten in Batavia, een Europese, een Maleise en een Portugese, die met elkaar één kerkenraad hadden. Men moet daarbij weten, dat het Portugees in het Nederlands-Indië van de zeventiende en de achttiende eeuw een grote plaats innam als omgangstaal. Er werd daar een groot aantal talen gesproken. Het Maleis was alleen in het westen van de archipel bekend. Andere talen waren het Javaans, Makassaars, Soendanees, Timorees, enzovoorts. Dan leefden er Chinezen, Nederlanders, Engelsen, Fransen, Joden, Spanjaarden, Portugezen en nog veel meer. De Portugezen waren er van de Europese volken het eerst. Hun taal bleef dan ook in gebruik bij de Nederlanders in hun omgang met Indo’s en niet-Indonesische Aziaten. Slaven van buiten, en soms ook van binnen de archipel spraken Portugees in de omgang met hun Nederlandse meesters. Ook in de kerk, bijvoorbeeld op Ambon en in Batavia, had het Portugees een belangrijke plaats. In het dagelijks leven werd deze taal op de duur zelfs belangrijker dan het Nederlands. Nederlandse kinderen beheersten het Portugees vaak beter dan hun moedertaal, onder meer omdat de opvoeding, of wat daarvoor doorging, meer in handen was van Portugees sprekende slaven en slavinnen dan van de Nederlandse ouders. De Oost-Indische Compagnie was daar niet gelukkig mee. Men poogde de inlanders Nederlands te leren, doch na herhaalde proefnemingen moest dit plan worden opgegeven. Maar zo is het te begrijpen, dat ds. Ferreira de Almeida niet alleen Portugezen, maar vele landsaarden onder zijn gehoor had, onder wie toch wel het meest inlanders. En onder zijn leiding groeide de Portugese gemeente van Batavia nog steeds verder in getal. Van ds. Ferreira wordt overigens verhaald, dat hij in vier verschillende talen preken kon en ook metterdaad gepreekt heeft. Naast het Portugees en het Nederlands (hij had een Nederlandse vrouw), beheerste hij ook voldoende het Spaans en het Frans. Intussen had de vertaling van de Bijbel in de taal van zijn eigen volk de liefde van zijn hart. Met de kennis die hij nu van de grondtalen had, heeft hij voor de tweede maal, en nu veel gedegener, het Nieuwe Testament in het Portugees vertaald. In 1681 is het Nieuwe Testament in de vertaling van Ferreira de Almeida in Amsterdam in druk verschenen. Overigens was de predikant over het resultaat zeer teleurgesteld. Deze druk was, terwijl hij in het verre Indië woonde, in Amsterdam voor de pers gereed gemaakt door twee Hollandse
3
predikanten, geholpen door een Portugese Jood. Zij schijnen dat werk slecht te hebben verricht, want toen de eerste zending in Batavia aankwam, was men daar zeer ontsticht over de talloze fouten. Ferreira de Almeida sprak zelfs van ‘grove en strijdige tekstfouten, waardoor de zin des Heiligen Geestes wordt verduisterd, ja gecontrarieerd’. Een groot deel van de uitgave werd daarom vernietigd. Slechts een gering aantal exemplaren werd aan de gemeenten verzonden, na met de pen te zijn gecorrigeerd en te zijn voorzien van een lijst van verbeterde teksten (een kleine 150 in totaal), een en ander in afwachting van een zorgvuldig gerevideerde herdruk. De kerkenraad van Batavia schreef er op 26 februari 1683 nog een bedroefde brief over aan de Zuid-Hollandse synode te Woerden. In deze brief berichtte de kerkenraad ook: ‘De oversettinge van het O. T. in deselve tale was geavanceert tot in het midden van het boeck der Richteren, waerover tot revisores waren gestelt D. D. Torrenthon, Clavius en Vooght’. Ds. Ferreira de Almeida was in 1676 aan de vertaling van het Oude Testament begonnen. Een en ander vergde zoveel van zijn krachten, dat hij zich in 1687 genoodzaakt voelde, emeritaat aan te vragen. Nog vier jaar heeft hij dit werk mogen doen. In 1691 heeft de Heere hem weggenomen. Hij was toen met zijn vertaling gevorderd tot Ezechiël 48:21. Nederlandse helper Een Nederlander heeft de Portugese bijbelvertaling toen voltooid. Dat was ds. Jacobus op den Akker (1649-1731), die Ferreira de Almeida in 1688 was opgevolgd als predikant van de Portugese gemeente in Batavia. Dit moet ook een zeer bekwaam en ijverig man zijn geweest, die na zijn studie in Utrecht in 1678 predikant was geworden te Colombo op Ceylon. Batavia was zijn tweede gemeente. Tot 1729, meer dan veertig jaar dus, bleef ds. Op den Akker aan de Portugese gemeente van Batavia verbonden. Het Portugees werd zozeer zijn taal, dat toen gouverneur-generaal Joan van Hoorn hem in 1709 opdroeg, ook van tijd tot tijd in het Nederlands te preken, hij liet weten dat hij dat niet meer kon. Wel preekte hij regelmatig in het Maleis. Ds. Op den Akker heeft ook de Psalmen berijmd in het Portugees op de onder ons bekende wijzen. In 1703 verschenen ze in Batavia in druk: ‘Os CL Psalmos del David, compostos para uso d’a Igreja Portugesa par J. Op den Akker.’ Achter deze Psalmen staan de Catechismus en de liturgische formulieren, in het Portugees vertaald door ds. Ferreira de Almeida en enkele anderen. Deze ds. Op den Akker heeft ook de bijbelvertaling van zijn voorganger overgenomen en tot een goed einde mogen brengen. Om te beginnen droeg hij er zorg voor, dat er in 1693 een behoorlijk gecorrigeerde herdruk verscheen van het Portugese Nieuwe Testament, ditmaal in Batavia zelf. Verder heeft hij de vertaling van het Oude Testament voltooid. Ook voorzag hij de gehele Bijbel van verwijsteksten. En toen? De bewindhebbers van de Oost-Indische Compagnie verboden uitdrukkelijk de Portugese Bijbel te drukken. Dat zal wel met politiek, het terug willen dringen van het Portugees uit de Nederlands-Indische samenleving, te maken hebben gehad. Zo is het gekomen, dat ook ds. Op den Akker de verschijning van de Portugese Bijbel niet meer heeft beleefd. God regeert Waarschijnlijk zou deze vertaling zelfs nooit gedrukt zijn, indien niet een eigenaardige gebeurtenis verandering in deze toestand had gebracht, die beschreven is door baron van Boetzelaer van Asperen en Dubbeldam. Indertijd was het handschrift van deze vertaling op last van de regering zorgvuldig opgeborgen in een kast, die aan de bijzondere zorg van de
4
kerkenraad was toevertrouwd. De sleutel werd door de kerkenraad bewaard. Omstreeks 1735 ontving men te Batavia berichten uit Ceylon die spraken van een daar ontvangen Portugese Bijbel, afkomstig van Deense zendelingen te Tranquebar. Hieraan werd de mededeling toegevoegd, dat bij deze vertaling zou zijn gebruik gemaakt van de vertaling van Ferreira, die te Batavia berustte. Tranquebar, op de oostkust van India, was toentertijd de hoofdvestiging van de Deense Oost-Indische Compagnie. Over deze berichten was niet alleen de kerkenraad, maar ook de regering te Batavia zeer ontsteld. Indien zij op waarheid berustten, moest iemand het handschrift heimelijk naar Tranquebar hebben gezonden. De regering gelastte een onderzoek. Toen bleek, dat het handschrift te Batavia was en dat vergelijking daarvan met de inmiddels uit Ceylon ontvangen Deense vertaling wel punten van overeenkomst, maar ook vele verschillen aanwees, zodat daaruit geen conclusie te trekken viel. Inmiddels ontving echter de kerkenraad bericht van de Deense zendelingen te Tranquebar, waarin zij volmondig erkenden, dat bij hun vertaling van die van Ferreira gebruik was gemaakt. Ook schreef de gouverneur Van Imhoff uit Ceylon, dat de Deense zending in een kerkblad openlijk haar dank had uitgesproken voor de hulp, bij deze vertaling ondervonden door de overzending van een uit Batavia ontvangen kopie van de vertaling van Ferreira. Het onderzoek in deze zaak schijnt niets te hebben opgeleverd. Hoe snood dit ‘misdrijf’ ook in het oog zijner tijdgenoten geweest moge zijn, de onbekende dader heeft er in elk geval veel mee bereikt. In de eerste plaats heeft hij de Denen een grote dienst bewezen bij hun vertaling. In de tweede plaats kwam het feit, dat de Deense OostIndische Compagnie nu een Portugese bijbelvertaling had en wij niet, de eer van de regering in Batavia te na, waarom zij toen besloot tot uitgave van de eigen Portugese Bijbel. Zo heeft het geduurd tot 1748 / 1753, maar toen is dan toch het levenswerk van ds. Ferreira de Almeida en ds. Op den Akker, op kosten van de compagnie, in twee delen, in druk verschenen. Niet vergeten In ‘ons’ Indië is er, voor zover ons bekend, geen herdruk meer gekomen. De invloed van het Portugees nam in de tweede helft van de achttiende eeuw snel af. Op de duur werd het als omgangstaal in Nederlands-Indië geheel verdrongen door het Maleis en het Nederlands. In 1808 werden de Portugese kerkdiensten in Batavia afgeschaft. Echter, toen het Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap in Londen begin negentiende eeuw een taak zag, ook ten aanzien van Portugal en Brazilië, om daar Gods Woord in de landstaal te verspreiden, bleek de arbeid van die twee dominees in Batavia toch niet vergeten te zijn. Zo kon er in 1819 in Londen een herdruk verschijnen, later gevolgd door meerdere. En wel zijn er later ook andere bijbelvertalingen in het Portugees gekomen. Maar nog steeds zijn er velen in Brazilië, en naar wij aannemen ook in Portugal, die het willen blijven houden bij die oude beproefde vertaling die in de achttiende eeuw in Indië tot stand gekomen is. Opmerkelijk is ook wel, dat de Portugese Bijbel het eerste buitenlandse project is geweest van de in 1831 opgerichte TBS. In 1835 was daar een gift ingekomen van honderd pond, met toezegging van nog vijftig pond, bestemd als bijdrage voor de druk van een buitenlandse Bijbel. Dit was de aanleiding, dat de TBS in 1837 besloot tot een bijbeluitgave in het Portugees. De reden waarom deze taal werd gekozen, was dat het Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap in die tijd de Almeida-vertaling niet meer wilde uitgeven, omdat deze ‘niet acceptabel’ was voor de roomsen. Daarom had dit bijbelgenootschap besloten, alleen de roomse Pereira-vertaling te verspreiden. (Later is het Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap op dit besluit gelukkig teruggekomen.) Rev. Thomas Boys, een hebraïcus die tevens vloeiend Portugees sprak, heeft bij deze gelegenheid de vertaling van ds. Ferreira de Almeida en ds. Op den Akker voor de TBS nog weer helemaal nagezien. In 1839 verscheen het Nieuwe Testament, in 1847 de gehele Bijbel.
5
Band bestendigd Zo is er dus een oude en nauwe band tussen Nederland en Portugal, op het punt van de bijbelvertaling. Daarom heeft het ons genoegen gedaan, dat we, zij het dan op zeer bescheiden, zeg maar symbolische, schaal, ook nu nog hebben mogen bijdragen aan de revisie van de Portugese Bijbel. Een voorbeeld daarvan: In de Engelse Bijbel staat in de aanspraak van het Gebed des Heeren ‘Onze Vader, Die in de hemel zijt’; ‘hemel’ in het enkelvoud dus. De Duitse bijbelvertaling van Maarten Luther heeft dat ook. Maar in de Portugese Bijbel staat, net als bij ons: ‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt.’ Naar dit verschil gevraagd om ons advies, was voor ons doorslaggevend, dat er in de Griekse grondtekst een meervoud staat. Ja maar, zo werd ter verdediging van de Engelse vertaling gezegd, dit meervoud bedoelt in dit geval niet aan te geven, dat het om meerdere hemelen gaat, maar is een majesteitsmeervoud, vanwege de ontzaglijke majesteit van de woonstede Gods en nog meer uit eerbied voor de Heere Zelf; het gaat maar om één hemel. Vandaar de Engelse vertaling. We waren het daar inhoudelijk geheel mee eens en haalden daarbij de kanttekening op Matthéüs 6:9 aan: ‘Dat is, in den derden hemel, 2 Kor. 12:2, alwaar Hij Zijn majesteit en heerlijkheid allermeest openbaart, Ps. 103:19.’ Maar hoewel de Statenvertalers ditzelfde dus ook van gevoelen waren, lieten zij toch het meervoud in de vertaling staan, juist ‘opdat wij van de majesteit Gods maar niet aards zouden gedenken’. En zo klonk dit gevoelen van onze Statenvertalers ook nog door in de arbeid van de twee vertalers van de Heilige Schrift in het Portugees. Financieel is, zoals boven reeds aangegeven, ook thans weer vanuit Nederland een bijdrage aan de druk van deze Portugese Bijbel gegeven, door de zendingsdeputaten van de Gereformeerde Gemeenten, die we daarvoor zeer erkentelijk zijn. En dan maken wij ook graag melding van wat de kinderen op Urk hebben gedaan. Een onderwijzeres van Urk, Janneke Hulst, is dit voorjaar naar Brazilië gegaan om daar bepaald werk te gaan doen. Urker schoolkinderen brachten 5.150,- gulden bijeen, die zij aan ons overmaakten om (onder meer) 650 nieuwe Portugese Bijbels voor te kopen, die Janneke Hulst kan uitdelen onder Braziliaanse kinderen daar. Janneke Hulst heeft pas aan ons geschreven dat zij de eerste zending van 390 Bijbels heeft ontvangen. Zij heeft inmiddels meer dan 100 Bijbels verspreid. Dat had die kleine Portugese jongen toch ook nooit kunnen weten, toen hij meer dan 350 jaar geleden naar (toen) Portugees Oost-Indië ging! Dat die gang, onder de voorzienige leiding des Heeren, zulke gevolgen zou hebben! Dat kinderen van (toen nog) een Hollands eilandje, genaamd Urk, na zoveel jaren nog mogelijk zouden maken, dat kinderen in Zuid-Amerika in hun eigen taal het Woord des Heeren mogen lezen. Wonderlijk, en aanbiddelijk, zijn de wegen des Heeren! Belangstellenden kunnen deze Portugese Bijbel bij de GBS bestellen. De prijs is f 18,50, bestelcode PG2. L. M. P. Scholten (StandVastig december 1994, p. 10-13)
6
Geraadpleegde literatuur: J.P. de Bie en J. Loosjes, Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland, dl. I [1907], 66 e.v., dl. III [1920-’29], 46 e.v. C.W.Th. baron van Boezelaer van Asperen en Dubbeldam, De Protestantsche Kerk in Nederlandsch-Indië, haar ontwikkeling van 1620-1939 (1947), passim. Swellengrebel, In Leydeckers voetspoor, dl. I (1974), 9 e.v. C.A.L. van Troostenburg de Bruyn, De Hervormde Kerk in Nederlandsch Oost-Indië onder de Oost-Indische Compagnie (1602-1795), (1884), passim.