1
Het lezen van de Bijbel in de grondtalen Boekbespreking ‘De grondtekst van het Nieuwe Testament’
J. Gresham Machen zegt op pagina 153 van het boek Het bestuderen van het Nieuwe Testament vandaag, dat de moderne predikant geen belangstelling heeft voor het Grieks ofwel dat ‘hij zijn Griekse Nieuwe Testament veronachtzaamt, omdat hij in het algemeen minder belangstelling voor het Nieuwe Testament heeft en ook minder interesse heeft voor zijn Bijbel’. De predikant is dan niet meer degene die de Bijbel onderzoekt en doorgeeft, maar een ‘manager in gemeentelijke zaken’. Dat is een betreurenswaardige gang van zaken. Deze theoloog zegt dus heel uitdrukkelijk dat respect voor de Schrift ook betekent respect voor de taal waarin de Schrift oorspronkelijk geschreven is. Dit hoofdstuk telt slechts vier bladzijden, maar is een warm pleidooi voor het bestuderen van het Grieks, voor wie die taal machtig is.
Bovenstaande is een van de vele getuigenissen van vooraanstaande theologen omtrent de noodzaak om de Schrift te bestuderen in de oorspronkelijke taal, zo dat enigszins mogelijk is. Dat geldt voor de Schriftkritiek, voor de literaire genres die er zijn, voor de tekstnuances, voor de vertalingen en de beoordeling ervan, voor de smaak en het gewicht van een woord en het gebruik ervan, voor woordvergelijking, de achtergrond van woorden en begrippen enzovoorts. Ware exegese zal dit niet verachten in de middellijke weg, zonder daarbij te vervallen in rationalisme in de uitleg van Gods Woord. Dit betekent vanzelf niet dat we de noodzakelijke verlichting door de Heilige Geest terzijde mogen stellen of menen dat kennis van de taal dit overbodig maakt; dat zou getuigen van geestelijke onkunde. Onze Statenvertalers zijn de schoolvoorbeelden van van God geleerde Godgeleerden! Veelal is het opzettelijk negeren van het Grieks een zaak van overschatting van zichzelf en de eigen verworven kennis en van wat men inwendig licht noemt, maar wat van doperse origine is. Heeft het voordelen om de Bijbel in de grondtalen te kunnen lezen? Het zal, na het bovenstaande als inleiding, duidelijk zijn, dat deze simpele vraag zonder meer met ‘ja’ beantwoord kan en mag worden. Dat is te illustreren aan de hand van enkele voorbeelden. We denken daarbij aan de vertaling van een aantal namen die we vanuit de Hebreeuwse taal omzetten in het Nederlands, en dan blijkt dat die omzetting toch van grote betekenis is voor de uitleg en het verstaan van het woord; we denken aan de naam Benjamin – Ben-oni! Zo zijn er zovele voorbeelden. We zouden ook kunnen denken aan hetgeen in onze vertaling als mens of man vertaald is; vanuit het Hebreeuws kan het toch weleens een zeker licht werpen op de inhoud van de tekst of er staat adam of enos of isch; we denken dan aan Psalm 22:7, Job 25:6, Job 5:17 en Genesis 4:1. Er zijn zo tal van voorbeelden te noemen. Het komt ook vaak voor dat predikanten in hun predicatie uitdrukkingen gebruiken als: ‘eigenlijk staat er in de grondtekst letterlijk’, en dergelijke. Dat is een goede zaak, tenzij het gaat om vertoon van geleerdheid en tenzij het bedoeld is om te laten zien dat de gemeente een verkeerde vertaling gebruikt of omdat men een eigen visie op deze wijze het gezag van de grondtekst mee wil geven. Zo kan men trouwens ook uit zijn verband gelichte citaten van oude schrijvers gebruiken in de predicaties. Nu we het toch over ‘oude schrijvers’ hebben, denken we aan het woord van een oudere en zeer eenvoudige schrijver, die onder ons nog steeds geliefd is vanwege zijn bevattelijke boeken: William Huntington. Van Huntington staat het volgende geschreven: ‘Aanvankelijk was hij wel op zijn tocht naar Londen bevreesd geweest voor vernietigende kritiek, want hij wist totaal niets
2
van Grieks en Latijn, terwijl hij al evenmin de Engelse taal goed beheerste. “Maar”, zo merkt hij op, “telkens wanneer God mij in aanraking bracht met zulke geleerde mensen, ontdekte ik in de regel, wanneer zij hun verachting over mijn uitdrukkingswijze te kennen gaven, dat zij geen bevindelijke kennis hadden van het werk des Geestes aan hun ziel”’ (Uit het leven van Huntington, pag. 32). Kanttekening We zullen van degenen die onze kanttekeningen verzorgden, geenszins kunnen zeggen wat Huntington van zijn critici moest zeggen, integendeel. Zij waren en bleven leerlingen van de hemelse academie. We zien dat de kanttekening nog weleens de letterlijke Hebreeuwse tekst geeft, naast hetgeen in de vertaling staat. Dat is bedoeld ter aanscherping en verduidelijking van de tekst of als een alternatieve vertaling, waar ook heel wat voor te zeggen valt. De vaderen hechtten dus belang aan kennis van de grondtalen. De vertalers van onze Statenvertaling waren niet alleen van God geleerd, maar ze waren ook Godgeleerden -in de goede zin des woords- die hun talen beheersten. Dat geldt trouwens ook voor tal van oude schrijvers, die niet maar eenvoudige domme mensen waren, maar eenvoudige geleerde mensen. Dat blijkt ook uit de exegetische werken die de oudvaders nalieten, want daarin komt naar voren dat ze zeer geleerd en bestudeerd waren en daar ook mee werkten, en de vrucht van hun werk hebben we nog onder ons. Dat we er onze winst in de middellijke weg mee zouden doen. Verschillende oudvaders waren goed thuis in de heidense en klassieke schrijvers blijkens hun taalkundige en grammaticale citaten en verwijzingen. Opleiding Dat betekent dat het goed is, dat ook in de opleiding tot predikant -zo dat mogelijk is- de Hebreeuwse en Griekse taal een plaats krijgen in het lesprogramma, zonder dat we daarmee zeggen dat iemand die deze talen beheerst dan Gods Woord verstaat. De geschiedenis der Kerk laat zien dat er zijn geweest die geen tittel of jota van een andere taal kenden, maar ware geestelijke Schriftgeleerden waren, omdat ze leerlingen waren van de Heilige Geest. Het laatste behoeft het eerste niet uit te sluiten. Ja, het is een wonder wanneer men op beide academies, de aardse en de hemelse, onderwijs mag ontvangen. Ik denk dat dat bijvoorbeeld gold voor Paulus en in de kerkgeschiedenis voor Schriftuitleggers als Calvijn en tal van oude schrijvers. Nietgeheiligde kennis doet geen nut en maakt opgeblazen en de mens meent wat te weten en weet niets. De letter op zichzelf is dood; let wel dat de Schrift wanneer ze over de letter spreekt, iets anders zegt; daar gaat het om de letter die niet dood is, maar die doodt; die letter is de wet van Mozes. Hulpmiddelen Niet iedereen is in staat om de oude talen te leren, niet iedereen is in de gelegenheid, en ook alle voorgangers kunnen, om welke redenen dan ook, geen opleiding krijgen zodat ze zelfstandig de grondtalen van de Bijbel kunnen lezen. We richten ons in dit artikel met name tot hen die tot deze groep behoren en daarbij sluiten we alle theologisch geïnteresseerden in: leraren, studenten, enzovoorts. Dat geldt vanzelfsprekend ook hen die moeten zeggen dat hun kennis weleens wat al te diep en al te ver weggezakt is, zodat ze daar niet zo mee kunnen werken. Deze boeken zijn dan ook een nuttig middel voor hen die zich wijden aan zelfstudie. Er is niets op tegen, integendeel, het is aan te prijzen, dat er goede hulpmiddelen worden aangeboden en op de markt gebracht. We denken daarbij allereerst
3
aan een vertrouwde overzetting uit de oorspronkelijke talen, zoals onze Statenvertaling. Iedere geleerde erkent dat deze Nederlandse vertaling een uitnemende en letterlijke vertaling is die poogt zoveel mogelijk recht te doen aan de grondtekst; datzelfde geldt voor de King James Version. Daarmee hebben we al gezegd dat vergelijking van vertalingen ook een zeer nuttig hulpmiddel is voor het bijbelonderzoek; dit vervangt vanzelfsprekend niet het biddend vragen om de verlichting des Geestes. Dan kunnen we denken aan betrouwbare commentaren, die Gods Woord trachten uit te leggen aan de hand van de grondtalen, zodat eenieder daar zijn winst mee kan doen. We kunnen ook denken aan woordenboeken, hetzij doorwrochte dikke werken, hetzij kleiner van omvang, die de lezer helpen om tot de grondtekst door te dringen; daarbij geldt vanzelfsprekend dat het gaat om een oordeelkundig gebruik, waarbij men ook mag weten te onderscheiden wat goed is; men kan ook zomaar niet in zee gaan met een handwoordenboek, hoe dik, beroemd of handig dan ook. Daarbij neem ik aan dat het gebruik van hulpmiddelen geen probleem zal zijn. We doen dat allen; ik denk maar aan het gebruik van de Concordantie van ds. A. Trommius. Ik denk ook aan onze Statenvertalers, die wel degelijk allerlei hulpbronnen gebruikten en niet zomaar op eigen gedachten en inzicht afgingen. Daarvoor hadden ze te veel zelfkennis ontvangen om te menen het alleen te weten. Immers, ontvangen zelfkennis blijkt ook in het omgaan met de Schrift. Er zijn ook andere hulpmiddelen. Ik denk dan aan een boek dat in twee delen verschenen is en al enige tijd in de handel is. Het is een uitgave van De Banier te Utrecht. Het zijn twee forse delen van respectievelijk 933 en 1012 pagina’s; het zijn twee stevige en keurig verzorgde delen, die zonder meer gerangschikt kunnen worden onder de studiewerken. Degenen die studie en onderzoek van Gods Woord onnodig of zelfs onzin vinden, omdat ze zelf menen voldoende bevindelijke kennis te hebben en zoveel weten van de Schrift dat ze geen hulp meer nodig hebben, zullen dit artikel wel overslaan. Maar er is een volk, op en onder de kansel, dat krijgt steeds meer te verstaan dat ze zo arm zijn in kennis van zichzelf en die dankbaar en ootmoedig gebruik maken van hulpmiddelen om zich te laten leren en corrigeren, zich te laten opscherpen en leiden door Bijbelvaste en Schriftgetrouwe middelen, die ons in Gods voorzienigheid worden aangereikt. Opzet Wat is de opzet van genoemde boeken? We zullen ons moeten beperken in deze beide boeken tot het Nieuwe Testament. De titel luidt dan ook De grondtekst van het Nieuwe Testament. Het eerste deel bevat de Evangeliën en het tweede de overige boeken van het Nieuwe Testament. De ondertitel is nogal ingewikkeld, want ze zegt: ‘gedecodeerd, geanalyseerd en van Nederlandse equivalenten voorzien’. Dat lokt de eenvoudige lezer niet aan. De schrijver is dr. Chr. Fahner en de tekstverwerking is geschied door ir. A. van Gent. De schrijver typeerde zijn werk als ‘meekijken door de vertaling naar de oorspronkelijke bron van het Nieuwe Testament’. Het toegankelijk maken van de grondtekst betekent een decodeersysteem; dat houdt in dat ‘de Griekse woorden in de grondtekst herleid worden tot zogenaamde hoofdvormen en voorzien van betekenissen’. We noemden de naam van ds. Trommius al en zijn befaamde werk. Dr. Fahner heeft bij de presentatie van deze twee delen ook over deze man gesproken. Hij zei, in samenvatting, het volgende: ‘Trommius heeft op vier terreinen willen werken, namelijk het noemen van alle woorden in alfabetische volgorde, het vermelden van alle grondwoorden van de oorspronkelijke taal, alsmede van de verscheidene betekenissen van de woorden en het maken van een register van alle grondwoorden, plus de vertalingen en de frequenties.’ Wij gebruiken meestal de verkorte Trommius, hoewel -sinds enige tijd- de oorspronkelijk drie delen ook weer in de handel zijn.
4
Textus receptus Deze uitgave van dr. Fahner bevat de tekst die ten grondslag ligt aan de Statenvertaling, de textus receptus, hetwelk voor de gebruikers van deze vertaling een voordeel is. De boeken bevatten dus de Griekse tekst, overgezet in Nederlandse woorden, terwijl daarbij aangetekend is welke werkwoordsvorm het betreft, welk voornaamwoord het is, of het meervoud is, het geslacht van het woord. Ten overvloede zijn ook verschillende vertalingen van de woorden opgenomen, zodat er keuze en variatie mogelijk is en daardoor sommige woorden ook beter benaderd kunnen worden naar hun oorspronkelijke betekenis. Aan de tekst vooraf gaan dertig pagina’s met uitleg zodat de gebruiker ook weet hoe hij de tekst die daarna volgt, kan lezen en gebruiken. De vraag is of de keuze goed is door het grondwoord op te nemen en daarbij de vervoeging, et cetera, te plaatsen. Had niet beter hetgeen in de grondtekst staat, kunnen zijn opgenomen, met daarbij de heenwijzing naar grondwoord, et cetera? We geven enkele voorbeelden van vertalingen: - Bij parthenos in Matthéüs 1 wordt maagd(elijk), kuis gegeven als vertaling. - Bij Kurios: Heere, Heer, meester, meneer. - Bij anoothen (Johannes 3: ‘wederom’ ...): van boven af, van het begin af, van voren aan, weer. - Bij teleoo (‘Het is volbracht’): betalen, voleindigen, volbrengen, vervullen, voltrekken, voldoen. Kennis van de grammatica Bij de bestudering van dit boek is het overigens wel noodzakelijk dat er enige basiskennis is van de grammatica en van de grammaticale regels en begrippen. Wie deze niet kent, zal zich deze wel eigen moeten maken om productief gebruik te maken van dit boek. Als eenvoudig voorbeeld noemen we, dat we moeten weten dat pluralis en singularis staat voor meervoud en enkelvoud. Datzelfde geldt voor naamvalsvormen en werkwoordsvormen. Nu behoeft dat geen probleem te zijn en wie zonder kennis van het Grieks zich in dit boek wil verdiepen, kan met heel simpele middelen zich de methode zonder meer eigen maken en daardoor ook gebruik maken van dit boek. Men behoeft dus niet terug te deinzen om dit boek aan te schaffen en te gebruiken. Daartoe is een uitgebreide inleiding opgenomen. Geldt in vele zaken niet dat men zich de ‘gebruiksaanwijzing’ eigen moet maken? Geldt dat niet allerlei materialen en middelen? De praktijk is echter dat op geestelijk vlak alles zo eenvoudig mogelijk moet zijn. Zijn we tegen eenvoud? Geenszins! Maar we stellen ons wel teweer tegen versimpeling en het zich niet willen inspannen en dat dan de naam ‘eenvoud’ geven. Het woord eenvoud kan niet omschreven worden met ‘opzettelijk dom willen blijven en zich niet willen inspannen’. Een naar wereldse begrippen dom iemand kan eenvoudig zijn; ook een zeer geleerd iemand kan eenvoudig zijn, want eenvoud heeft vooral te maken met de gestalte en houding van het hart en van het innerlijk. Dat wordt door ons mensen al te vaak vergeten. Betekenis Dat betekent vanzelf niet dat alles duidelijk wordt. Wanneer in Johannes 21 Christus drie vragen aan Petrus stelt en hij tot drie keer antwoord geeft, dan gebruikt het Grieks twee verschillende werkwoorden, namelijk agapaoo en fileoo. Bij beide worden betekenissen gesteld, maar dat het een meer ziet op de Goddelijke liefde en het ander op de menselijke liefde, komt niet naar voren. Dit is wellicht ook meer exegese dan direct vertaling. In Matthéüs 28 wordt de opdracht gegeven, om in de weg van het onderwijs uit de Schrift ook de Heilige Doop te bedienen. Het gebruikte werkwoord baptizoo wordt omschreven als ‘dopen, wassen, onderdompelen, baden’. Dat betekent dus dat dit werkwoord niet alleen maar
5
onderdompelen betekent, zoals zovelen ons willen doen geloven. Het is dus goed de woorden te bezien in hun omschrijvende betekenis om zo een duidelijker zicht daarop te krijgen. Dat betekent overigens weer niet, dat bij elk gebruik van een woord ook alle betekenissen genoemd worden, ook die in dit verband duidelijk niet in aanmerking komen. Verduidelijkend is bijvoorbeeld het woord ‘macht’ (‘macht hebben om kinderen Gods genaamd te worden’, Johannes 1:12). In deze tekst vraag ik me trouwens ook af waarom het woord teknon als eerste betekenis krijgt dochter, als tweede zoon en als derde kind. Bij het woord katakrima (Romeinen 8:1) staat, dat dit betekent verdoemenis en straf. Hierbij komt dan de vraag op, wat de context daarvan zegt en in hoeverre dogmatische concepties meespelen in de keuze van een bepaald woord in de vertaling. Bij Logos (in Johannes 1 vertaald met Woord) vraag ik me af waarom de auteur de vertaling ‘woord’ als vijftiende geeft van de zeventien betekenissen. Wat wonderlijk vind ik de overzetting van sommige namen: Abraam, Iakoob, Ioudas, Dabid, Ioosef, et cetera. Bij de Griekse naam Christos wordt wel als vertaling gegeven ‘Christus’, waarom dan ook niet bij Iesous vertaald met ‘Jezus’? Al met al zal duidelijk zijn dat bestudering van deze handboeken duidelijk zijn nut kan hebben, en wie eenmaal hierin bezig is, gaat ervaren dat hij daar meer tijd aan besteedt dan zijn aanvankelijke bedoeling was, want je gaat van woord tot woord; er komt een ander woordenboek bij, de kanttekening wordt erop nageslagen, andere vertalingen, enzovoorts. En juist deze zaken kunnen nu zo nuttig zijn bij het onderzoek van Gods Woord. Ik wil deze boeken graag als studiemateriaal hartelijk aanbevelen om te gebruiken bij het onderzoek, de uitleg en de vertaling van Gods Woord. Samenvatting We eindigen met enkele samenvattende opmerkingen: - We belijden de inspiratie te geloven en wanneer ons dat ernst is, dan maken we ook ernst met de grondtalen. Immers, deze tekst is geïnspireerd en niet de bijbelvertaling, zelfs de beste niet. - We zeggen te belijden dat de Heere werkt door Woord en Geest. Wie zich alleen aan het Woord zegt te houden, komt tot dode letterkennis. Wie zegt te luisteren alleen naar de Heilige Geest, komt terecht bij het inwendig licht van de dopers. - Kennis en bestudering van de grondtalen is geen alternatief voor de verlichting des Geestes op het gebed. Daarbij blijven we vasthouden aan de onderscheiding tussen inspiratie des Geestes en verlichting des Geestes. - Noodzakelijk is de leiding in al de waarheid door de Heilige Geest, en dat wordt niet beperkt tot de theologisch geschoolden, integendeel, soms is het de letterlijke wijzen en verstandigen verborgen. We wijzen de rooms-katholieke tweedeling van geestelijken en leken af, wanneer dat bedoelt dat theologisch geschoolden een beter inzicht in Gods Woord hebben dan wie geen scholing heeft in dezen. - Hulpmiddelen kunnen en mogen gebruikt worden onder inwachting van de zegen des Heeren; dat gebruik zal variëren naar de gaven, mate, gelegenheid en situatie van de Bijbelgebruiker en onderzoeker. - Ook eenvoudigen, die geen grondtalen kennen, kunnen zeer diep inzicht krijgen door de verlichting des Geestes in de Waarheid van het Woord. Wie dit ontkent, zegt daarmee dat miljoenen op de wereld geen ware kennis van het Woord zouden hebben en aangewezen zijn op de kennis van de vaktheologen, die zich als deskundigen opwerpen alsof zij de objectiviteit in pacht hebben. - Kennis der grondtalen en gebruik maken daarvan kan, mits op de rechte wijze gebruikt, een verrijking zijn voor het verstaan van Gods Woord. Daartoe kan dit boek ook dienen. De twee forse, stevige en goed uitgegeven delen kosten samen f 275,-. Uitgeverij De Banier te Utrecht
6
heeft het werk keurig uitgegeven. Het kan niet anders of de auteur van deze beide delen heeft heel veel werk en uren in dit werkstuk gestoken. De voorbereiding hiertoe moet heel veel tijd in beslag hebben genomen. Wie iets weet van zulk soort werkzaamheden, zal dat zeker beamen. We willen graag de wens uitspreken dat het middellijk mag zijn ter bevordering van de kennis van het Woord des Heeren. Moge dan het juiste verstaan van de woorden en begrippen leiden en geheiligd worden tot kennis van de inhoud van de Schrift, want daar gaat het uiteindelijk om. Het voorwoord van dit naslagwerk eindigt met de woorden: ‘Wij wensen u goede tijden toe met deze Decotext uitgave van de grondtekst van het Nieuwe Testament.’ Ds. Tj. de Jong (StandVastig december 1994, p. 18-21)