www.brambogaerts.nl
KG Periode 2 Les 04 Het kubisme Het kubisme wordt gezien als de belangrijkste stroming van de 20e eeuw. Net als dat je vanuit de postimpressionisten (de vier aartsvaders van de moderne kunst) lijntjes kan trekken naar de belangrijke stromingen en kunstenaars van het begin van de 20e eeuw kan je vanuit het kubisme lijntjes trekken naar de belangrijke stromingen en kunstenaars van de rest van de 20e eeuw. Ze zijn de voorlopers van dada en popart, ze zijn de stepping stone richting de volledig abstracte kunst. Pure abstracte kunst hebben ze nooit gemaakt, maar de stroming is voor de ontwikkeling erg belangrijk geweest. Les Demoiselles d’Avignon van Pablo Picasso wordt gezien als de aftrap van het kubisme en het belangrijkste werk van de 20e eeuw. Zonder Georges Braque en Picasso zijn samen de grondleggers van het kubisme. Braque putte uit het werk van Cézanne, die ging schuiven met de werkelijkheid. Er wordt met perspectief geschoven. Cézannes relativisme wordt door Picasso en Braque aangehangen en wordt gepresenteerd als een nieuwe realiteit. Het kubisme is zo belangrijk omdat het als eerste stroming echt afstand neemt van het lineaire perspectief. Begin 20e eeuw wordt de waarneming aangepast door de uitvinding van bijvoorbeeld het vliegtuig en de auto, de avant-garde zoekt daarop een antwoord. De kubisten komen in feite met het antwoord. Het perspectief wordt in de prullenbak gegooid. Ze bieden op één tweedimensionaal vlak meerdere gezichtspunten. Georges Braque - De Portugees In dit werk is nauwelijks een menselijke figuur te bekennen. Er zijn wel verschillende aanzetjes die in de verte misschien enigzins zouden kunnen lijken op delen van een mens, maar dit is dus een totaal gefragmenteerde weergave. Dit zijn verschillende gezichtspunten in één beeld. Je ziet de voor- de achter- en de zijkanten in één vorm. Het is een onlogisch uitgevouwen bouwplaat. Er wordt niet alleen gerommeld met het idee van ruimte, maar ook van tijd. Tijd wordt gezien als een lineaire ontwikkeling, een logisch verloop. Door één beeld van meerdere standpunten is de logica van ruimte en de logica van tijd verloren. Het is één langgerekt moment geworden. De onderwerpen zijn vaak nogal duf, vaak stillevens. Het draagt geen boodschap. Het revolutionaire ligt puur in het weergeven van één of meerdere objecten vanuit meerdere standpunten in één beeld. Er bestaan twee fases: 1909-1910: Het analytisch kubisme Het opbreken van het perspectief, het fragmenteren van de vorm, en het in één beeld plaatsen van meerdere standpunten.
1910-1911: Het synthetisch kubisme Vormen worden niet meer gefragmenteerd, maar juist wordt vanuit verschillende fragmenten een nieuw beeld gemaakt. Synthese betekent ook samenvoegen. Picasso en Braque introduceerden stukjes uit de werkelijkheid in de kunst. Ze maakten dus collages. Pablo Picasso - Een fles Suze Hier zie je duidelijk de krantenknipsels, en zelfs een echt etiket van het drankje Suze. Dit wordt allemaal samengevoegd om een fles Suze te creëren. Een goed voorbeeld uit het synthetisch kubisme dus. Het geeft een totaal ander beeld, er wordt gebruik gemaakt van materialen die normaal niet tot de kunst behoren. Alledaags (afval-)materiaal wordt gebruikt om kunst te maken. Dat maakt het synthetisch kubisme zo revolutionair. Het wordt later overgenomen door bijvoorbeeld dada en popart, en nu wordt dat nog steeds gedaan. De werkelijkheid wordt teruggebracht in het werk. De collagetechniek was een hele nieuwe zet. Pablo Picasso - Stilleven met rieten zitting Dit is een combinatie van het analytisch en het synthetisch kubisme. We zien stukjes schildering en iets dat lijkt op een krant. We zien een stuk stof dat bedrukt is met een rieten stoelzitting. Een scheepstouw als lijst om het werk (ook een stuk werkelijkheid). Er zit dus een gelaagdheid in de illusie van werkelijkheid. Pablo Picasso - Gitaar De collagetechniek werd ook in drie dimensies toegepast, het heet dan assemblage. Tot dan toe was een beeldhouwwerk het wegnemen van vorm om tot een nieuwe vorm te komen (het wegbikken van steen bijvoorbeeld). Hier gebeurt het omgekeerde. Waar beeldhouwwerken eerst een massa waren, een solide object, introduceert Picasso hier een beeldhouwwerk als een open constructie. Ook hier wordt gebruik gemaakt van inferieur materiaal, en vanuit verschillende onderdelen wordt een object opgebouwd. Conceptueel, technisch en qua materiaalgebruik is het kubisme dus bijzonder revolutionair. In 1914 is het afgelopen met het kubisme, vanwege de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Picasso en Braque waren in zee gegaan met een Duitse kunsthandelaar, Daniel-Henry Kahnweiler, een centraal figuur in de Parijse avant-garde. Hij zorgde ervoor dat het kubisme populair werd in Duitsland en dat ging zo ver dat het kubisme een Duitse bijsmaak kreeg. Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, met Duitsland en Frankrijk als rivalen, is het kubisme niet meer zo gewild om te etaleren, vanwege die Duitse bijsmaak. Dit terwijl Picasso en Braque respectievelijk Spaans en Frans waren en het kubisme zich voornamelijk in Frankrijk afspeelde. De oorlog zorgde voor een soort kunststop. Voor de oorlog was er een vruchtbare periode, en in de vier jaar van de oorlog gebeurde op kunstzinnig vlak niets nieuws. Picasso gaat een compleet andere stijl schilderen vanwege
de Duitse bijsmaak van het kubisme. Het wordt meer gezien als een Franse stijl. Het was iets conservatiever. Het kubisme verkocht nauwelijks, deze nieuwe stijl juist heel erg goed. Naast Picasso en Braque liepen een aantal kleinere kubisten. Belangrijke voorbeelden zijn Juan Gris en Fernand Léger. Léger krijgt een fascinatie voor het glimmen van geweerlopen in de zon. Fascinatie voor de moderniteit zien we ook veel bij het broertje van het kubisme: het orphisme. Het orphisme De naam van de stroming is afgeleid van de Griekse mythische zanger Orpheus. Hij kon zo mooi zingen dat zelfs de vogels in het bos naar hem luisterden. Voor hem werd gekozen vanwege zijn connotaties met de muziek. Robert Delaunay schilderde lyrische kleurcirkels (zie Hommage aan Bleriot uit les 01). Met zijn vormentaal en kleurgebruik probeerde hij eenzelfde gevoel teweeg te brengen als de muziek. Hij had een zuivere kunst voor ogen, en de belangrijke criticus Guillaume Apollinaire (woordvoerder van het kubisme) werd fan van zijn werk. Hij had een zuivere kunst voor ogen waar de werkelijkheid werd losgelaten. Hij wilde dat kunstenaars loskwamen van de aarde en een pure abstracte kunst gingen maken. Hij was eerder fan van van Braque en Picasso, maar stapte over naar Delaunay die beter voldeed aan zijn ideaalbeeld. Robert Delaunay - Eiffeltoren Delaunay zag zichzelf als navolger van Seurat en Chevreul, niet als navolger van het kubisme. Toch zien we hier ook een invloed van het analytisch kubisme, waarbij we de Eiffeltoren vanuit verschillende oogpunten zien afgebeeld. De moderniteit wordt omarmd. Ook Sonia Delaunay-Terk (vrouw van Robert Delaunay) is aanhanger van het orphisme maar ze ontwikkelt een meer decoratieve vorm. Ze was een succes in de modewereld. Er komen meer vrouwelijke kunstenaars, maar blijven erg lang “de echtgenote van”. Het futurisme De belangrijkste futurist is Filippo Marinetti. Het futurisme is één van de meest radicale en gewaagde stromingen van de historische avant-garde, maar meer in woord dan in beeld. Van Marinetti is geen enkel beeldend kunstproduct bekend. Hij was een journalist, maar zijn ideeën inspireerden veel jonge kunstenaars. In 1909 publiceert hij namelijk het Futuristisch Manifest. In feite was dit manifest en daarmee het futurisme een lofzang op de moderniteit. Het draaide om een schone lei. “Het Louvre moest afgebrand worden, als enige remedie voor deze wereld, zodat we een nieuwe wereld kunnen scheppen.” Het verleden was de grote vijand. “Een grote oorlog zou eindelijk de aarde kunnen schoonspoelen.” Als de Eerste Wereldoorlog daadwerkelijk uitbreekt implodeert het futurisme. Tussen 1909 en 1914 is het futurisme echter een totaal vernieuwend en aanlokkelijk alternatief. Giacomo Balla - Auto in vaart, studie van snelheid Het woord van het futurisme was erg radicaal, maar het beeld leunde erg op het kubisme. Wat vernieuwend is is echter het centrale onderwerp van snelheid. Snelheid was het toppunt van moderniteit. De vraag
was hoe snelheid op het papier gevangen kon worden. Dit zorgde voor een paradox: snelheid vangen in een stilstaand beeld. De futuristen wilden dus snelheid vangen in een stilstaand beeld. Er werden in die tijd experimenten gedaan met sequentiële fotografie en de film was al uit de kinderschoenen. Waarom kiezen de futuristen dan nog steeds voor het niet-dynamische schilderdoek? Giacomo Balla - Hond aan de lijn We zien veel dynamiek in dit voorbeeld van het futurisme. Toch is het moeilijk te rijmen met de woorden uit het Futuristisch Manifest: “Moed, durf en opstand worden de hoofdelementen van onze poëzie.” Het komt niet heel overtuigend over om deze woorden vertalen naar een Fifi-hondje. Antonio Sant’Elia - La Citta Nuova Sant’Elia heeft nooit iets in het echt gebouwd, zijn schetsen blijven op papier. Dit is een treinstation en vliegveld in één. Dit is natuurlijk wel iets radicaler. Umberto Boccioni - Unieke vormen van continuïteit in de ruimte (1913) Dit is het bekendste werk uit de futuristische periode. Hoewel hier beweging wordt gesimuleerd blijft het een stilstaand beeld. De paradox van het futurisme is het proberen te vangen van snelheid (het centrale thema, het toppunt van moderniteit) in een stilstaand beeld. Marcel Duchamp - Naakt dat de trap afloopt Duchamp doet mee aan de Armory Show in 1913, een belangrijk evenement voor de Amerikaanse kunst. Het was georganiseerd door progressieve Amerikaanse kunstenaars, die overigens maar een klein aandeel hadden in de werken die werden geëxposeerd. De tentoonstelling sloeg in als een bom, omdat het Amerikaanse publiek niet gewend was aan de avant-garde kunst uit Europa. Niet alles werd goed begrepen, zoals dit werk. Dit werk valt onder het kubofuturisme. Het heeft de beweging van de futuristen, maar het stoelt enorm op het kubisme. Net als Manets Olympia en Madame Matisse van Henri Matisse was dit het zwarte schaap op de tentoonstelling en daarmee een succès de scandale. Duchamp zou echter nooit zo bekend zijn geworden als hij niet de readymade had geïntroduceerd. Hij begon als schilder, maar begon zich af te vragen wat je als schilder nog moest in deze tijden van fotografie en film. Wat maakt iets nog kunst? Hij formuleerde het antwoord in de vorm van de readymade. Zijn Fountain is het bekendste voorbeeld. Een readymade is een kunstwerk “dat al gemaakt is”, maar niet door de kunstenaar zelf. Een verftube is echter volgens Duchamp ook niet door de kunstenaar zelf gemaakt. Dus is een schilderij ook een vorm van readymade. Waar bestaat dan het maken van een kunstwerk nog uit? Het maken van keuzes door de kunstenaar tijdens het vervaardigen
daarvan. Duchamp beperkt dit proces tot het maken van één keuze. Hij wijst alleen nog een object aan en zegt: “nu is het kunst”. Hij verheft normale objecten tot kunst. Hij plaatst zich in de traditie van de historische avant-garde, doordat hij aanschopt tegen de heersende traditie.