De bezegeling Door: Eelco Rommes Vanaf een ligbed keek Thomas uit over de baai van het Hilton Waikaloa hotel. Hij droeg een grijs kostuum en om zijn linkerpols zat een handboei die met een stalen ketting verbonden was aan het leren koffertje dat naast hem stond. De baai was gevuld met toeristen, de meeste van middelbare leeftijd. Vrijwel niemand nam de moeite om te zwemmen. Ze waadden maar wat door het water met een cocktail in de hand en een zonnebril op het hoofd, zonder het ondiepe deel te verlaten. Sommige hadden zelfs hun polo’s aangehouden om niet te verbranden. Maar in het diepere gedeelte, waar een waterval zich over rotsen van gestold lava stortte, trok een oudere man fanatiek baantjes. Thomas stak een sigaret op, inhaleerde en liet de rook langs zijn voortanden naar buiten glijden. Een adembenemend mooie vrouw in een witte bikini kwam aanlopen met de zelfverzekerde tred die is voorbehouden aan de zeer schonen. Ze glimlachte naar hem en ging tot zijn geluk op de stoel naast hem liggen. De druppels oceaanwater op haar huid schitterden in de zon die van pure jaloezie harder begon te schijnen om ze te doen verdampen. Ze boog zich naar hem toe. ‘Mag ik een sigaret?’ Hij reikte haar het pakje aan en gaf vuur. Ze rookte liggend, met gesloten ogen. Na elk trekje kuste ze heel zachtjes de lucht om de rook te laten ontsnappen. Het was een onweerstaanbaar schouwspel dat ze – hij wist het zeker – speciaal voor hem opvoerde. Toen hij zijn keel schraapte om zich aan haar voor te stellen, stond er opeens iemand naast haar. Het was de oude man uit de baai. De rimpels in zijn gezicht en de levervlekken op zijn huid verraadden een hoge leeftijd, maar zijn lichaam zag er gespierd uit. Hij plukte de sigaret uit de mond van de vrouw en liet hem op de grond vallen. Ze reageerde daar niet op. ‘Mijn ligstoel innemen is één ding,’ zei de man tegen Thomas. Hij had de stem van een man die gewend is dat men hem gehoorzaamt. ‘Maar er is werkelijk lef voor nodig om mijn vrouw te vergiftigen.’
‘Het spijt me,’ zei Thomas en hij kwam overeind. ‘Ik wist van beiden niet dat ze al bezet waren.’ ‘Blijft u toch liggen,’ zei de vrouw zonder haar ogen te openen. ‘Mijn man heeft het geduld niet om te zonnebaden.’ ‘Ik verspil mijn tijd inderdaad niet aan het kweken van huidkanker,’ zei de man en hij bracht twee vingers naar zijn pols. ‘Kijk aan! Tachtig slagen per minuut na vijftig baantjes zwemmen.’ De vrouw kromde haar rug en rekte zich uit. Haar tepels priemden door de dunne stof van haar bikini. ‘Ik doe het je niet na, lieve.’ ‘En jij ook niet,’ zei de man tegen Thomas. ‘Niet in die kleding. Dit is Hawaï, man, waar is je zwembroek?’ ‘Ik ben hier helaas niet op vakantie,’ zei Thomas. ‘Een zakenreisje!’ zei de man. ‘En wat doe je voor de kost, behalve sigaretten uitdelen aan andermans vrouwen?’ Thomas aarzelde even. ‘Ik los problemen op. Voor mensen die het kunnen betalen.’ ‘Ah, je bent een huurmoordenaar. Of een advocaat. Niet dat het veel verschil uitmaakt.’ Thomas glimlachte beleefd en stond op. ‘Ik ga de schaduw maar eens opzoeken.’ ‘Ho ho,’ zei de oude. ‘Je pikt mijn stoel in, je maakt me nieuwsgierig en dan denk je zomaar te kunnen vertrekken? Vertel me op zijn minst waar je vandaan komt. Je klinkt als zo’n zuurkooleter.’ ‘Meer een aardappeleter. Ik kom uit Amsterdam.’ Thomas reikte de man de hand. ‘Thomas van Dijk.’ ‘Alfred Neumann. Dit hier is Alicia.’ De vrouw stak haar hand uit en Thomas drukte er een kus op. Ze glimlachte. ‘Een echte Europese heer.’ ‘Zeg me, Thomas,’ zei Neumann met een blik op het koffertje, ‘wat is er zo belangrijk dat je het aan een ketting naar Hawaï moet brengen?’ Thomas nam nog een trek van zijn sigaret. ‘Papier,’ zei hij en hij blies de rook de lucht in. ‘Duur papier, meer is het eigenlijk niet.’
‘Je bedoelt geld? Geld is volkomen oninteressant. Het zou waardeloos zijn als we elkaar niet wijsmaakten dat het niet zo was.’ ‘Geen geld, papier. Of liever: een papiertje.’ Thomas liet zijn sigaret vallen en zette zijn hak erop. ‘Een postzegel.’ Alicia opende haar ogen en trok een wenkbrauw op. Donkere ogen had ze, ogen die je bijblijven. ‘Een zegel!’ zei Neumann. ‘Er zijn weinig zaken die me enthousiast maken, maar een mooie zegel is er een van. Kom eens een borrel drinken, dan zullen we zien wat dat dure papiertje van je waard is.’ ‘Dat zal niet gaan,’ zei Thomas. ‘Vanavond lever ik de koffer af en morgenochtend vlieg ik terug naar Holland.’ ‘Des te meer reden om haast te maken,’ zei Neumann. ‘Ik zie je over een uur in mijn suite. Alicia! We gaan.’ Zonder op antwoord te wachten liep hij weg. Alicia stond op en Thomas volgde haar voorbeeld. Ze was lang, bijna zo lang als hij. Ze deed enkele passen in zijn richting tot ze vlak voor hem stond. Hij vouwde zijn handen achter zijn rug in elkaar - hij wist niet of hij ze anders in bedwang zou kunnen houden. Ze boog zich naar hem toe tot haar gezicht vlakbij het zijne was. Haar borsten drukten tegen hem aan, het vocht uit haar bikini drong door zijn overhemd tot op zijn huid. ‘Het maakt de zaak een stuk eenvoudiger, Thomas,’ fluisterde ze, ‘dat je zo aantrekkelijk blijkt te zijn.’ Stipt op tijd klopte Thomas aan bij de presidentiële suite. Neumann deed zelf open en ging hen voor naar een verduisterde kamer. Zodra Thomas binnen was deed de oude man de deur achter hen op slot. ‘Is dat nodig?’ vroeg Thomas. ‘We willen niet dat iemand de deur opent,’ zei Neumann. ‘Geen tocht hier. Zet de koffer daar maar neer.’ Op een bureau in het midden van de kamer lagen, in het helder witte licht van een speciale lamp, een met vilt beklede plank, verschillende soorten pincetten en loepen. Thomas zette de koffer, die nog altijd aan zijn pols vastzat, op de aangewezen plek. ‘Uw vrouw is er niet.’
‘Alicia is niet geïnteresseerd in kunst.’ Neumann zuchtte diep. ‘Alicia is alleen geïnteresseerd in geld. Mijn geld om precies te zijn.’ ‘Is zij uw eerste vrouw?’ Neumann liet een kakelende lach horen. ‘Wat denk je zelf? Dat we high school sweethearts waren? Alicia is mijn vierde echtgenote en als ze geluk heeft mijn laatste. Ik heb ze graag jong, weet je. Mijn motto is dat je nooit getrouwd moet zijn met een vrouw van boven de dertig.’ ‘Dat klinkt als een dure hobby.’ ‘Scheiden is alleen duur voor romantische stomkoppen die weigeren te aanvaarden dat alles wat een begin kent ooit moet eindigen.’ Neumann trok een smetteloos witte handschoen aan, balde zijn vingers tot een vuist en opende ze weer. ‘Als je de zaken goed hebt voorbereid, is scheiden vrijwel gratis.’ ‘Ik dacht dat jury’s gigantische bedragen toekenden aan de zielige arme vrouwen van rijke mannen als u.’ ‘In Amsterdam misschien, maar dit is Amerika! Wie mij ziet, ziet een winnaar. Alicia is een golddigger, te beroerd om voor haar geld te werken.’ Ook zijn andere hand verdween nu in een witte handschoen. ‘Een jury gunt geld aan wie ze sympathiek vindt. Ik ben de ideale echtgenoot, roomser dan de paus... Ik zal haar nooit slaan, ik zal nooit vreemd gaan. Zulke misstappen kosten goud geld in de rechtzaal.’ Hij roffelde met zijn vingers op het bureau. ‘Kom op, laat zien wat je in die koffer hebt.’ Langzaam haalde Thomas een sleuteltje uit zijn binnenzak en maakte voor het eerst in een etmaal de handboei los van zijn pols. Het voelde vreemd om zijn arm weer vrij te kunnen bewegen. Hij opende de koffer. Verpakt in foam zat een plexiglazen kistje. In het kistje lag een blauwe postzegel. Er stond een roofvogel op afgebeeld die niet eens zo heel goed gelukt was. Thomas zag niet meer dan een oud stukje papier dat ooit op een brief geplakt was, Neumann staarde ernaar alsof het zijn pasgeboren zoon was. ‘Mijn god,’ zei hij zachtjes, zonder de zegel met zijn ogen los te laten. Met onverwachte behendigheid opende de oude man het kistje, nam een loep en een pincet en bracht de zegel tot vlak voor zijn ogen. Minutenlang deed hij niets anders dan het van alle kanten bestuderen waarbij hij zachtjes in zichzelf praatte. Toen, met een tederheid die Thomas verbaasde, legde hij de zegel terug, sloot het kistje en de koffer.
Thomas boeide zich er opnieuw aan vast. ‘En?’ ‘Wat je daar hebt, jongeman,’ zei Neumann, ‘is een Blauwe Adelaar. De meest zeldzame uit een reeks van acht zegels. De andere zeven heb ik al in mijn bezit. Vandaag maak ik mijn verzameling compleet.’ ‘Dat is mooi voor u,’ zei Thomas. ‘Maar dit koffertje heeft al een bestemming.’ Hij tilde het demonstratief van het bureau en liep naar de deur. ‘Wat betalen ze je?’ vroeg Neumann. ‘Ik geef het dubbele. Die zegel hoort bij mij. Niemand anders heeft de reeks compleet.’ ‘Meneer Neumann,’ zei Thomas. ‘Deze postzegel heeft twee miljoen dollar gekost. Ik heb hem in opdracht aangeschaft op een veiling en ik zal hem vandaag afleveren. Volgens afspraak.’ ‘En als ik je vier miljoen bied?’ Thomas aarzelde. Vier miljoen dollar was veel geld. ‘Mijn opdrachtgever is niet het type dat je teleurstelt,’ zei hij zacht. ‘Je opdrachtgever is ongetwijfeld een machtig man,’ zei Neumann. ‘Maar het zal je moeite kosten om iemand te vinden die machtiger is dan ik. Geef hem zijn geld terug en zeg dat het je niet gelukt is.’ Thomas liet de deurknop los en keek Neumann recht in de ogen. De oude leek zijn kans te ruiken. Hij moest eens weten. ‘Van twee miljoen kun je aardig leven, Thomas. Heel aardig. En als het toch op een rechtzaak uitloopt, zullen mijn beste advocaten je bijstaan.’ Thomas dacht even na. Uiteindelijk schudde hij zijn hoofd. ‘Het spijt me, ik kan uw aanbod niet aannemen. Zoals u zelf zegt: geld is ook niet alles.’ Neumanns mond vertrok tot een dunne streep. ‘Prima!’ zei hij. Met snelle passen liep hij naar de deur en opende hem. ‘Zoals je wilt. Maar ik krijg die zegel. Wat het ook moge kosten!’ Toen Thomas de suite wilde verlaten, botste hij bijna tegen Alicia op die juist aankwam. Ze droeg een flinterdun, haast doorschijnend zomerjurkje en had het haar opgestoken. ‘Ga je nu al weg?’ zei ze. ‘Zijn de zaken voorspoedig gegaan?’
Ze geurde naar een parfum van wilde bloemen en citroengras. Thomas voelde een rilling door zijn lijf gaan toen ze naar hem knipoogde. Hij wendde zijn hoofd af, mompelde een groet en liep snel de gang in. Achter zich hoorde hij Alicia iets tegen haar man zeggen, maar de precieze woorden kon hij niet verstaan. ’s Avonds liep Thomas het restaurant binnen waar hij met zijn opdrachtgever had afgesproken. Hij liet zijn blik over de tafeltjes glijden en zag Neumann en Alicia zitten. De oude man begon uitbundig te zwaaien en te wenken. Thomas liep naar het tweetal toe. ‘Thomas, mijn beste,’ zei Neumann, ‘kom erbij zitten.’ ‘Meneer Neumann, mevrouw,’ zei Thomas. ‘Ik heb niet veel tijd, vrees ik. Over een half uur heb ik een afspraak.’ ‘Je mysterieuze opdrachtgever,’ zei Neumann. ‘Ik heb hier anders niemand gezien met voldoende geld en verstand om die zegel te kopen.’ ‘Ik verzeker u dat zo’n persoon er wel degelijk is,’ zei Thomas met een glimlach. ‘Alicia, liefje,’ zei Neumann. ‘Ga je gezicht poederen. Meneer Van Dijk en ik hebben iets te bespreken.’ Haar gezicht betrok. ‘Alweer? We zouden samen eten!’ Neumann keek haar streng aan. ‘Goed,’ zei ze. Ze schoof haar stoel uit en liep elegant naar de bar, het jurkje fladderend om haar benen. ‘Als het om die zegel gaat,’ zei Thomas zodra ze buiten gehoorsafstand was, ‘die is nog altijd niet te koop.’ Neumann negeerde dat. ‘Ik heb iets aan mijn aanbieding toegevoegd.’ Hij haalde enkele in drieën gevouwen papieren uit zijn binnenzak en reikte ze aan. ‘Dit zijn twee kopieën van een contract.’ Thomas schudde zijn hoofd. ‘Ik werk altijd op basis van wederzijds vertrouwen.’ ‘Doe nooit zaken zonder een contract, Thomas,’ zei Neumann. ‘Elke deal die ik ooit heb gemaakt, heb ik zwart op wit vastgelegd. Van mijn eerste krantenwijk tot mijn vierde huwelijk.’ Thomas las de aanbieding vluchtig door. Stond het daar echt? De oude man moest werkelijk geobsedeerd zijn.
Neumann keek hem ernstig aan. ‘Je leest het goed,’ zei hij. ‘Ik bied je vier miljoen dollar voor de zegel, mijn bescherming, plus... een bonus. In natura.’ ‘Alicia. Je biedt me Alicia.’ ‘Als je tekent, verlaat ik het hotel om pas morgen terug te keren als jij allang in het vliegtuig zit. Tot die tijd is mijn suite voor jou, met alles wat zich daarin bevindt, inclusief mijn vrouw.’ ‘En wat vindt zij daarvan?’ ‘Alicia is een gehoorzaam meisje,’ zei Neumann. ‘Bovendien heeft zij ook zo haar behoeftes. Ik heb gezien hoe jullie naar elkaar kijken. Ik voorzie weinig problemen.’ Thomas keek naar Alicia. Ze stond aan de bar en dronk een cocktail door een rietje. Het was alsof hij de warmte van haar lichaam hier kon voelen. ‘Ik heb hier een cheque,’ zei Neumann, ‘van vier miljoen dollar. Twee voor de zegel. Twee voor jou.’ Hij schoof de cheque naar Thomas en legde er een vulpen bovenop. Alicia was in gesprek geraakt met de barman. Ze flirtte opzichtig. Thomas klemde zijn kaken opeen, zijn huid trok samen en hij voelde hoe de jaloezie als een snijdende oostenwind kwam opzetten. Hij nam de pen en plaatste zijn handtekening. Onmiddellijk trok Neumann het bovenste contract naar zich toe en stond op. ‘De zegel,’ zei hij. Thomas maakte het slot los en reikte het koffertje aan. Zonder zijn vrouw te groeten, beende Neumann het restaurant uit. Ongelooflijk, dacht Thomas. Die man is ijskoud. Alicia nam haar plaats aan het tafeltje weer in. ‘Gelukt?’ Thomas gaf haar zijn kopie van het contract. ‘Godverdomme,’ zei ze. ‘Wat is hij toch een klootzak. Ik wist dat hij het zou doen en toch ben ik teleurgesteld.’ ‘Niet zo teleurgesteld als je man wanneer hij erachter komt dat hij vier miljoen dollar heeft betaald voor een postzegel die toch al voor hem bestemd was.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Vier miljoen is peanuts voor Alfred. Wacht maar tot we in de rechtzaal staan. Met dit contract pluk ik hem helemaal kaal.’ ‘Pas nadat ik mijn cheque verzilverd heb, hoop ik,’ zei Thomas en hij stond op.
Alicia keek hem aan. ‘Ergens is het wel jammer van de rest van het contract,’ fluisterde ze. ‘Misschien kunnen we nog eens afspreken? Als ik keurig gescheiden ben, natuurlijk...’ Niets leek logischer, maar tot zijn verrassing was de verleiding op slag verdwenen. ‘Sorry,’ zei Thomas. ‘Ik slaap niet met cliënten.’ Hij nam haar hand en gaf er een kus op. ‘Tot ziens, mevrouw Neumann.’