DE BEROEPSINSTANTIE. Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur;

Beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement coördinatie Administratie Kanselarij en Voorlichting Boudewijnlaan 30 1000 Brussel tel. secretariaat: 02/553.57.03 fax secretariaat: 02/553.57.02 e-mail: [email protected]

Dossiernummer : OVB/ 2005/32

DE BEROEPSINSTANTIE

Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur; Gelet op de oorspronkelijke aanvraag die xxxxxxxxxxx, per aangetekend schrijven van 11 april 2005 bij de stad Leuven heeft ingediend tot het verkrijgen van een afschrift van de volgende bestuursdocumenten : - de stedenbouwkundige vergunning van 15 juni 2000 voor verbouwings-, slopings- en nieuwbouwwerken aan een woning in xxxxxxxxxxx te Leuven, meer bepaald de collegebeslissing en het aanvraagdossier (aanvraagformulier, begeleidende nota, foto’s én goedgekeurde plannen); - de stedenbouwkundige vergunning verleend door de bestendige deputatie van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 11 maart 2004 voor de verbouwing van een “werkplaats, wijziging bouwtoelating”, eveneens met betrekking tot het pand aan xxxxxxxxx, meer bepaald de beslissing van de bestendige deputatie, de voorgaande weigering van het schepencollege, het aanvraagdossier (aanvraagformulier, begeleidende nota, foto’s én goedgekeurde plannen) en het beroepschrift bij de bestendige deputatie. Gelet op het beroepschrift van xxxxxxxxxx per aangetekend schrijven ingesteld op 28 april 2005; Gelet op de registratie van het beroepschrift op 29 april 2005; Gelet op de brief van de Stad Leuven van 28 april 2005 aan xxxxxxxxx waarbij gedeeltelijk wordt ingegaan op de aanvraag tot openbaarmaking en een kopie wordt verstrekt van de stedenbouwkundige vergunning van 15 juni 2000 en van de gevraagde beslissing van de bestendige deputatie.

1

Gelet op het schrijven van 2 mei 2005 van xxxxxxxxx, waarbij wordt verduidelijkt dat het ingestelde beroep wordt behouden voor wat betreft de oorspronkelijk gevraagde bestuursdocumenten waarvan nog geen afschrift werd verleend door de Stad Leuven.

Wat de ontvankelijkheid betreft: Overwegende dat door het feit dat de Stad Leuven geen beslissing heeft genomen binnen de decretaal voorgeschreven termijn, de termijn om beroep in te stellen geen aanvang heeft genomen, conform artikel 22, derde lid, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Overwegende dat het beroepschrift dd. 28 april 2005 dan ook tijdig werd ingesteld en bijgevolg ontvankelijk is.

Wat de gegrondheid betreft: Eerste onderdeel Overwegende dat de Stad Leuven bij schrijven van 28 april 2005 afschrift heeft verleend van de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen betreffende de stedenbouwkundige vergunning van 15 juni 2000 en van de gevraagde beslissing van de bestendige deputatie. Overwegende dat het ingestelde beroep voor wat betreft deze twee bestuursdocumenten zonder voorwerp wordt verklaard.

Tweede onderdeel Overwegende dat overeenkomstig artikel 7, tweede lid van het decreet van 26 maart 2004 het recht op passieve openbaarheid betrekking heeft op bestuursdocumenten; dat op grond van deze bepaling elke instantie in principe verplicht is aan eenieder die erom verzoekt inzage te geven in, uitleg te verschaffen over of een afschrift te bezorgen van de gewenste bestuursdocumenten, uitgezonderd in geval van toepassing van de uitzonderingsgronden opgesomd in de artikelen 10 tot en met 15 van het decreet van 26 maart 2004; Overwegende dat de Stad Leuven, in haar brief van 28 april 2005, voor wat betreft de opgevraagde bouwplannen de openbaarmaking heeft geweigerd, onder uitdrukkelijke verwijzing naar de uitzonderingsgrond van artikel 15, § 1, 1° van het decreet van 26 maart 2004; Overwegende dat de oorspronkelijke vraag tot openbaarmaking gericht aan de Stad Leuven op 11 april 2005 ertoe strekte een afschrift te bekomen van de bedoelde bestuursdocumenten, terwijl in het beroepschrift dd. 28 april 2005 sprake is van “inzage en afschrift”;

2

Overwegende dat de vraag tot openbaarmaking voor het eerst in hoger beroep niet kan worden uitgebreid tot een vraag tot inzage, zodat thans enkel uitspraak wordt gedaan over de vraag tot afschrift van de bedoelde documenten; Overwegende dat, wat de bouwplannen betreft, moet worden opgemerkt dat het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur geen regels bevat op het vlak van bescherming van intellectuele rechten; dat de intellectuele eigendom volgens artikel 6, § 1, VI, lid 5, 7° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen immers een federale aangelegenheid is; dat het decreet van 26 maart 2004 de federale regelgeving betreffende intellectuele rechten onverlet laat en instanties er dus niet van ontslaat die regelgeving te eerbiedigen bij het nemen van beslissingen over aanvragen tot openbaarmaking; Overwegende dat artikel 1, § 1 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten het recht om een werk van letterkunde of kunst te reproduceren op welke wijze en in welke vorm ook, uitsluitend voorbehoudt aan de auteur; dat een werk de bescherming geniet van het auteursrecht als het van oorspronkelijkheid getuigt, wat inhoudt dat het werk de persoonlijke stempel draagt van de maker; dat de bescherming van rechtswege ontstaat; Overwegende dat bouwplannen het vereiste individuele karakter vertonen om door het auteursrecht te worden beschermd; dat de architect het recht heeft zich te verzetten tegen de reproductie van zijn plannen; Overwegende dat het overhandigen van een kopie van de opgevraagde bouwplannen zonder toestemming van de architect een schending inhoudt van het auteursrecht; Overwegende dat een eventueel akkoord van de bouwheer tot het verlenen van een afschrift van de plannen dienvolgens niet volstaat; Overwegende dat de toepasselijkheid van de uitzonderingsgrond van artikel 15, § 1, 1° van het decreet van 26 maart 2004 bijgevolg niet meer moet worden onderzocht; Overwegende dat het beroep op dit punt ongegrond is;

Derde onderdeel Overwegende dat het beroepschrift er tevens toe strekt afschrift te bekomen (1) van het aanvraagdossier (aanvraagformulier, begeleidende nota en foto’s) voor wat betreft de stedenbouwkundige vergunning van 15.06.2000 en (2) van de voorgaande weigering van het schepencollege, het aanvraagdossier (aanvraagformulier, begeleidende nota en foto’s) en het beroepschrift bij de bestendige deputatie voor wat betreft de stedenbouwkundige vergunning van 11.03.2004; Overwegende dat artikel 3, 4° van het decreet van 26 maart 2004 een bestuursdocument definieert als de drager, in welke vorm ook, van informatie waarover een instantie beschikt;

3

Overwegende dat het geen twijfel lijdt dat stukken die deel uitmaken van een aanvraagdossier dat een particulier bij een gemeente indient om een stedenbouwkundige vergunning te verkrijgen, het eventuele beroepschrift bij de bestendige deputatie en de genomen beslissingen, bestuursdocumenten zijn in de zin van deze bepaling; Overwegende dat de Stad Leuven de openbaarmaking van deze stukken heeft geweigerd zonder motivering; Overwegende dat de Stad Leuven per e-mail van 3 mei 2005 aan de beroepsinstantie laat weten dat de weigering zou zijn ingegeven door de overweging dat “de privacy van de aanvrager zou kunnen geschonden worden”; Overwegende dat de gegevens van het dossier niet toelaten om uit te maken of er in casu sprake is van milieu-informatie; Overwegende dat wanneer de aanvraag geen betrekking heeft op milieu-informatie artikel 13, 2° van het decreet van 26 maart 2004 stelt dat de aanvraag tot openbaarheid moet worden afgewezen als “de openbaarmaking afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon met de openbaarmaking instemt” en, wanneer het wel gaat om milieu-informatie luidens artikel 15, § 1, 1° van het decreet van 26 maart 2004 de in artikel 4 genoemde instanties een aanvraag tot openbaarmaking moeten afwijzen, indien ze van oordeel zijn dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de "bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon met de openbaarmaking instemt"; Overwegende dat de decreetgever er op wijst dat telkens en in concreto geoordeeld moet worden of er al dan niet een inbreuk is gepleegd op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (Vlaams Parlement, Parl.St., 2002-2003, nr. 1732/1, blz. 25); Overwegende dat er tevens moet worden op gewezen dat het voor het inroepen van deze uitzonderingsgrond niet voldoende is dat de bedoelde documenten privé-gegevens bevatten; dat wel degelijk moet worden aangetoond dat de openbaarmaking afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Overwegende dat na onderzoek van de beroepsinstantie niets erop wijst dat het verlenen van een afschrift van de voornoemde aanvraagdossiers een inbreuk zou plegen op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van xxxxxxxxx (bouwheer van de betreffende werken); Overwegende dat de wetgeving inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw bovendien reeds voorziet in de verplichte openbaarheid van het dossier betreffende bouw- en verkavelingsvergunningen, onder meer voor die aanvragen waarvoor een openbaar onderzoek vereist is (Besl. Vl. Reg., 05.05.2000, betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen en het K.B. van 06.02.1971 betreffende de behandeling en de openbaarmaking van de bouwaanvragen) en meer in het algemeen in het K.B. van 22.10.1971 tot uitvoering van artikel 63 van de wet van 29 maart 1962 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw; Overwegende dat de beroepsinstantie dan ook niet inziet hoe het verlenen van een afschrift van de kwestieuze aanvraagdossiers afbreuk zou kunnen doen aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

4

Overwegende dat, aangezien er geen inbreuk op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer werd vastgesteld, er ook geen toestemming diende gevraagd te worden aan xxxxxxxxxxx; Overwegende dat geen van de overige uitzonderingen op de openbaarheid zoals vastgelegd in de artikelen 10 tot en met 15 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur kunnen worden ingeroepen tegen de openbaarmaking van voornoemde bestuursdocumenten; Overwegende dat het beroep op dit punt gegrond is; Na beraadslaging,

BESLUIT: Het beroepschrift dat xxxxxxxxxxx heeft ingediend, wordt ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond verklaard. Een afschrift moet worden overhandigd (1) van het aanvraagdossier (aanvraagformulier, begeleidende nota, foto’s), met uitzondering van de bouwplannen, voor wat betreft de stedenbouwkundige vergunning van 15.06.2000 en (2) van de voorgaande weigering van het College van Burgemeester en Schepenen, het aanvraagdossier (aanvraagformulier, begeleidende nota, foto’s) en het beroepschrift bij de bestendige deputatie, met uitzondering van de bouwplannen, voor wat betreft de stedenbouwkundige vergunning van 11.03.2004. Het beroep wordt voor het overige deels zonder voorwerp, deels ongegrond verklaard. Brussel, 20 mei 2005 Voor de beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur, Bruno ASSCHERICKX Voorzitter

5