20 Januari 1936.
NM..
DE BELGISCHE VAKBEWEGING eowyissiON SYNDIC4LL MBOXJOue
OFFICIEEL ORGAAN DER SYNDIKALE KOMMISSIE BEHEER EN REDAKTIE : JOZEF STEVENSSTRAAT; 8 BRUSSEL
Op marsch, maar... NZE lezers zullen verder in dit blad de verslagen vinden van de lange rij gewestelijke kongressen onzer vakbonden. In alle streken van ons land komen onze vertrouwensmannen bijeen om te beraadslagen over de eischen der Syndikale Kommissie, die overal met de grootste eensgezindheid bekrachtigd worden. De op deze kongressen gehouden besprekingen staan ons toe enkele voorloopige vaststellingen te doen waarop wij in dit editoriaal den nadruk willen leggen. Er is ten eerste de steeds heerschende wrevel en ontevredenheid aangaande verschillende punten betreffende den werkloozensteun. Het gaat hier meestal over punten die door de regeering, met wat goeden wil, gereedelijk ingewilligd kunnen worden en die voor onze vakaktie een verstrekkende draagkracht hebben. De punten waarop wij doelen zijn door iedereen gekend. Daar is ten eerste de vermindering met 25 t. h. van het loon der gehuwde vrouw van den steun der werklooze echtgenooten, maatregel ingevoerd door den kristen-demokratischen Minister Van Isacker. Er is vervolgens de herklasseering der gemeenten, die zich sinds lang opdringt, gezien de huidige klasseering slechts berust op willekeur. Ten slotte zijn er dan nog de verzekerbaarheidsvoorwaarden die den werkloozen tal van onmogelijke en kwellende formaliteiten opleggen en die de rekruteeringsaktie onzer vakbonden totaal stremmen. In zake enkele dezer punten hebben wij van Minister Delattre reeds toezeggingen gekregen; voor de andere wordt er getreuzeld en getalmd. Wij kunnen maar niet begrijpen waarom de nationale regeering aarzelt gevolg te geven aan onze bescheiden en rechtvaardige eischen in zake deze punten. Wij houden er aan te verklaren, dat deze betrekkelijk kleine en gemakkelijk op te lossen punten, de grootste bron van ontevredenheid uitmaken onder de arbeidersklasse in 't algemeen en onder de werkloozen in 't bijzonder. Alle voorwaarden zijn aanwezig voor een syndikale heropleving: de verbetering in den ekonomischen toestand neemt langzaam maar gestadig toe en de werkloosheid is in den loop der laatste maanden op een niet onaanzienlijke wijze afgenomen. Onze vakbonden staan dan ook paraat en klaar voor den strijd. De talrijke lokale en gewestelijke bewegingen voor de aanpassing der loonen, die •onze kameraden in den loop der laatste maanden voerden, zijn daarvan het beste bewijs. Het eenige wat ons nog ontbreekt om met al onze krachten te kunnen medewerken aan, het vervullen van onzen vurigsten wensch, die ook ingeschreven staat in het regeeringsprogramma, nl. de volledige opslorping der werkloosheid, dat is het inwilligen van de hierboven aangehaalde punten. Nogmaals, het zijn deze punten die op dit oogenblik de grootste bekommernissen der arbeiders uitmaken. De vakbonden vragen niet liever dan met al de hun ten dienste staande middelen, met al hun overtuiging en met groote geestdrift den strijd te kunnen aanbinden voor het verwezenlijken van dat prachtige ordewoord :
O
Iedereen tusschen 16 en 6 0 jaar aan den arbeid. De Syndikale Kommissie is er zich echter van bewust, dat zij in die aktie niet zal gevolgd worden zoolang in zake de hierboven aangehaalde punten geen genoegdoening zal verkregen zijn. Het bevel tot den opmarsch ligt klaar. Aan de Regeering, en in Jt bijzonder aan de socialistische ministers om er voor te zorgen, dat wij binnenkort kunnen vertrekken. De arbeidersklasse wacht!
•4:
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Op nationaal terrein
De 4 0 uren en de werkloosheid door Corn. Mertens
N
U het vrijwel vast staat dat er niet kian op gerekend worden, binnen afzienbaren tijd, een internationale konventie te zien tot stand komen, welke de 40-urige arbeidsweek algemeen in toepassing brengen zou, past het na te gaan wat op nationaal terrein kan gedaan worden om onzen gewettigden eisch ten spoedigst tot werkelijkheid te brengen. Het mag natuurlijk niet ontkend worden dat de politiek van de huidige regeering een groote omkeering in het ekonomisch leven van ons land beteekent. Het aantal werkloozen is beduidend geslonken, wat zonder twijfel zijn invloed doet gevoelen. Edoch, het staat voor ons als een paal boven water vast, dat, wat pogingen er ook nog mogen worden aangewend, deze toch niet kunnen leiden tot de algeheele opslorping der werkloosheid, tenware men tot meer radikale maatregelen zou overgaan. Inderdaad, het voortbrengingsproces is thans in zoodanige banen gebeid, dat steeds meer en meer arbeidskrachten uitgeschakeld worden, wat het vraagstuk van de vermindering der werkuren met meer scherpte dan ooit stelt. % e weten wel dat het eerste en grootste argument der tegenstanders van de vermindering vin den werktijd dit der internationale mededinging is. Maar dit argument, dat voorzeker niet miaig onderschat worden in normale omstandigheden, is niet in staat ons te overtuigen. In de eerste plaats, niet omdat zij die, op nationaal gebied, zich verbergen achter de internationale mededinging, wanneer het er op aan komt op internationaal terrein tot daden over te gaan, met den meesten nadruk op de onmogelijkheid daarvan wijzen, onder voorwendsel dat « de nationale omstandigheden er een beletsel voor zijn »! Het zou voorwaar wel de moeite loonen eens een bloemlezing op te stellen van de uitlatingen der patroons te Geneve, die telkens, wanneer het om internationaalé maatregelen ging, een hoop argumenten wisten voor te brengen, om zoo te zeggen uitsluitend gesteund op nationale toestanden, welke niet toelaten aan internationale maatregelen te denken. Tweedens, en dit is voor ons nog heel wat belangrijker, moet al gedaan worden wat, menschelijker wijze gesproken mogelijk is, om het zoo abnormale aantal werkloozen in staat te
stellen terug den weg naar fabriek en werkhuis in te slaan. Het is niet mogelijk zich in te denken dat we bestendig met een leger werkloozen zouden te rekenen hebben, want geen enkel land, geen enkele ekonomie is ten slotte in staat dit uit te houden. Het komt er dus op aan die maatregelen te treffen welke geëigend' zijn om de werkloosheid te doen verdwijnen. Een van deze is voorzeker de vermindering der werkuren, waarvan de leuze der 40 uren het symbool is. Op dit gebied kan heel veel door de Regeering gedaan worden. We weten wel dat het mandaat der huidige Regeering slechts loopt tot einde Maart, en dat heel waarschijnlijk voor dien datum alles wat we verlangen op dit gebied, niet door haar kon verwezenlijkt worden. Maar, wat in haar macht ligt, kan en moet door haar gedaan worden, terwijl het overige dan het voorwerp uitmaken kan van het regeeringsprogramma van diegenen welke, na de huidige bewindsmannen, het roer van den Staat zullen in handen nemen. De budgetten door de Regeering aan het Parlement voorgelegd, bevatten een programma van werken en buitengewone uitgaven ten bedrage van 5,616,595,989 frank, loopende over de jaren 1935 (drie laatste maanden) tot en met 1938. Deze werken worden of wel voor rekening van den Staat, en andere openbare besturen, of wel met dezes geldelijken steun uitgevoerd. Wat reden kan men nu inroepen tegen het voorstel om in de lastkohieren dezer werken in te schrijven dat de 40-urige arbeidsweek de regel wezen zal? Op gevaar af in herhaling te vallen halen we opnieuw het voorbeeld aan der provincie Antwerpen, die, toen onze kameraden deel van de Bestendige Deputatie uitmaakten, de toepassing der 40 uren oplegde voor al de werken die voor haar, of met haar steun werden uitgevoerd. 'Voor de arbeiders beteekende dit minder werkloosheid, terwijl de patroons er . voorzeker niets bij verloren hebben. Waarom zou dit stelsel niet door den Staat worden overgenomen? De Regeering heeft toch in haar programma de opslorping der werkloosheid, en hier is een middel dat haar in hare taak praktisch helpen kan.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING In verband met deze kwestie kan natuurlijk het vraagstuk der loonen gesteld worden. Miaiar ook dit kan geen hinderpaal' wezen. In de onderridhtingen aan de Federaties van Vakbonden onderworpen, met het oog op de thans plaatsgrijpende gewestelijke syndikale kongressen, heeft de Syndikale Kommissie al hare meening te kennen gegeven dat de beste oplossing is de invoering der 40-urenweek met betaling van een uurloon bij middel van kollektieve kontrakten, gelijktallige kommissies, enz., vast te stellen. Op die wijze hebben de arbeiders en patroons op gelijke wijze de mogelijkheid de kwestie der loonen op gemeenschappelijke wijze te regelen. *
*
*
Natuurlijk zou het voorgaan van de Regeeiring door (het opleggen der 40-urenweek in de hierboven omschreven voorwaarden, een sterke aansporing zijn. Dit is nochtans niet voldoende, want er zou veel meer kunnen gedaan worden. Onze voorkeur gaat naar ihet stemmen eener wet die niemiaind van de voordeelen der vermindering van de werkuren zou uitsluiten. Natuurlijk weten we wel dat de tegenstanders zullen komen aandraven met de bewering dat een dergelijke, van blijvend karakter zijnde maatregel, wat al te voorbarig wezen zou, zoolang te Gerieve geen internationale konventie is tot stand gekomen. We meenen echter, dat, gezien de volstrekte noodzakelijkheid de werkloosheid doelmatig te bestrijden en alle gezonde arbeiders terug aan het werk te stellen, een dergelijke bewering, zelfs vanwege de tegenstanders der 40-urenweek (het grootste gedeelte van hare waarde verliest. We willen er nochtans rekening mede houden. Daarom stellen we de vraag : waarom dan geene wet gestemd die onmiddellijk de 40urenweek algemeen zou invoeren, ihaar een voorloopig karakter gevend, bij voorbeeld, door haar een geldigheidsduur van, laat ons zeggen vijf jaar, te geven? Op die wijze zou de'gemeenschap van een ondragelijke last verlost wezen, en zouden de van werk beroofden het onuitsprekelijk genoegen smaken opnieuw al werkende hun brood te verdienen! De werkloosheid.
Vanaf het oogenblik dat de krisis hare gevolgen in ons kind deed gevoelen, heeft de Syndikale Kommissie niet opgehouden de belangen der werkloozen te behartigen en te verdedigen. Het zal wel onnoodig wezen dienaangaande nog in bijzonderheden te moeten treden. Maar op het oogenblik dat, met het oog op de opslorping der werkloosheid, reeds zulke krachtdadige pogingen zijn aangewend geworden, en dit met onmiskenbaren bijval, en er verder in die richting moet worden opgetreden, past het Ihier een ander uitzicht van het vraagstuk te behandelen.
5
Vooreerst mag niet uit (het oog verloren worden dat door de krisis een groot aantal arbeiders, van zekeren ouderdom reeds, aan de werkloosheid is prijsgegeven. D*e manier waarop in deze laatste maanden van werkherneming tegen hen is opgetreden, getuigt van een zekeren geestestoestand van het patronaat. Inderdaad, het is nu een vaststaand feit dat goed geschoolde arbeiders, die vroeger steeds tot groote genoegdoening van hunnen patroon hun werk verrichtten, nu bij de werkherneming, door jongere krachten vervangen worden. Bijna overal worden ze afgewezen, alhoewel ze nog bekwaam zouden zijn bun vak degelijk uit te oefenen. Het is dus te voorzien dat een groot aantal niet meer in hun eigen stiel aan ihet werk zullen kunnen geraken. We meenen dan ook dat het den plicht der Regeering is dit vraagstuk ernstig onder het oog te zien. Onze kameraad Delattre zou voorzeker een goed werk doen, indien hij, in zijne hoedanigheid van minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, de kwestie van de beroepsheraanpassing van deze arbeiders wou ter harte nemen. En voor diegenen tusschen hen die voor heraanpassing niet meer in aanmerking kunnen komen, moet het vraagstuk van het vervroegd pensioen ernstig worden bestudeerd. Het voorbeeld van het op wettelijke wijze geregeld, vervroegd pensioen der bedienden in TsjechoSlowakije is daar, en mag voorzeker als aansporing dienen. *
*
*
Verder moet ons dan (het lot bekommeren van diegenen tusschen de werkïoozen, die, door de jaren lang geleden ontberingen, niet meer in staat wezen zullen nog ooit het werk te hernemen. Sinds lang heeft dit vraagstuk de aandacht van het sekretariaat der Syndikale Kommissie. Op (het Partijkongres van 16 en 17 November 11. wezen we op de noodzakelijkheid er ten spoedigst een oplossing voor te vinden. Onze gevierde leider en raadsman Louis de Brouckère drong, in een tweetal artikels van Le Peuple aan op een ernstig onderzoek. We verklappen natuurlijk geen geheim wanneer we in verband met deze zaak aanhalen wat stichtende vaststellingen er in onze arbeidersklinieken gedaan worden door de dokters. Een ongelooflijk groot perhonderd van de werkïoozen die zich in onze klinieken aianbieden zijn reeds door de onderstane ontberingen zoodanig verzwakt, dat er niet veel kans meer bestaat, en voor velen zelfs niet de minste kans meer, om nog ooit zoodanig opgeknapt te worden dat ze nog in staat wezen zouden het werk te ihernemen. Het wordt hoog tijd dat, van regeeringswege kordaat tot een ernstig onderzoek besloten Worde, ten einde den omvang van dit kwaad in vollen omvang te kennen. Tevens meenen wij het den plicht der Regeering dat voor deze lui een bijzonder fonds worde opgericht, waaruit hen dan vergoedingen zouden worden uitbetaald.
e
DE getÖISëHË mmmmmmm
-^Het isiïiet mogelijk dit vraagstuk iii al zijnen ernst té ontkennen, waarom spoedig krachtdadige maatregelen zich opdringen. Daarenboven moet worden erkend dat de plaats dezer slacïhb offers der krisis niet meer is op de lijsten der werklóozen, maar wel in een fonds van vroegtijdig tot werk onbekwaam zijnde arbeiders, tégenover wien de gemeenschap zich niet aan hare verantwoordelijkheid onttrekken mag. • -i
•
*
*
VMBËWÈGINÓ
•Itt
*
Zoolang het lot van deze arbeiders (zoowel ziji die zich aan een ander beroep aan te passen hebben, als deze die recht zouden verkrijgen, óf wel óp vervroegde uitkeering van pensioen, óf wel op vergoedingen uit het fonds der vroegtijdig tot werken ongeschikten) n'et geregeld wezen zal, moet den Nationalen Dienst voor
Plaatsing én Werkloosheid in vollen ómv-ang blijven werken. Maar eens deze kwestie gerè^ geld-"en door de geëigende maatregelen, waar* tusschen deze der 40 uren, de werkloosheid opgeslorpt, moet een einde gesteld worden aan den èrba'rmelijken toestand welke op dit oogetiblik in zake werkloozenverzekering heerscht. Er moet ten spoedigst voor gezorgd worden, dat de werkloozenverzekering in ons land eene gezonde- worde, en niet meer afhangend van de willekeurige handelingen van reaktionnaire m'nisters van Arbeid, die, zooals dit van 1933 tot 1935 ihet geval was, de vakbondssekretarissën onherroepelijk allerhande wraakroepende maatregelen tot uitvoering opdrongen. We zullen dit zoo gewichtig vraagstuk echter in een afzonderlijk artikel behandelen.
Delattre en de mutualiteiten door Arthur Jauniaux
I
S de minister van Arbeid en Sociale Voorzorg in den loop der laatste maanden goed te werk gegaan ten gunste van de ziekenkassen? Ik antwoord : Ja. Hij heeft alles gedaan wat hij kon doen in het kader van de ministerieele verklaring. " I. — Van den Ministerraad heeft hij 7 miilioen bekomen als buitengewone kredieten ten gunste van de ziekenkassen die er de grootste behoefte aan hadden: de genees- en artsenijkundige dienst, de antiteringdienst. De vorige régeeringen hadden de subsidies met 20 t. h; verminderd. In 1935 hebben de kassen 97 t. h. ontvangen. II. —- In het ontwerp van begrooting voor 1936 vraagt Delattre 10'. millioen méér voor de mutualiteit. III. — Door het optreden van Jhet Nationaal Verbond der Bonden van Socialistische Ziekenbeurzen heeft Delattre onmiddellijk onderrichtingen gegeven orn de uitbetaling der toelagen aan de ziekenkassen te bespoedigen. Dit is zeer belangrijk. Indien een kas geld moet ontleenen in afwachting van de door den Staat verschuldigde toelagen, geeft zij nutteloos interesten uit: IV.. — De socialistische minister heeft een herziening voorbereid van het koninklijk besluit van 22 December 1931 betreffende de toekenning van subsidies aan de ziekenkassen. Het zal misschien reeds gepubliceerd zijn wanneer deze regelen verschijnen. Het initiatief van Delattre zal veel inkt hebben doen vloeien. Wat wil de socialistische minister? Toelagen geven aan de geheel kleine lagere
ziekenkassen die geen recht hebben of geen recht meer hebben op de toelagen krachtens het koninklijk besluit van 22 December 1931, en ze tegelijker tijd begiftigen met een technische organisatie die de belangen der aangeslotenen waarborgt; Den heelkundigen dienst verplicht te maken en hem door de federaties te doen inrichten omdat het groot aantal ncodig is om te slagen; De nationale verbonden aan te moedigen die een stelselmatigen strijd tegen den kanker zullen aanbinden; De nationale oyerlijdenskassen aanmoedigen, omdat hier ook, de wet van het groot aantal van belang is; De Nationale Verbonden beloonen die de solidariteitswet in zake moederschap verzekering zullen toepassen; Tot de invaliditeitsverzekering op nationaal plan aanzetten, aldus aan den wensen beantwoordend van al de verzekeringstechnici. V. — Evenals de socialisten vraagt het Kristelijk Vakverbond, dat aan de patroonsziekenkassen dezelfde verplichtingen zouden opgelegd wórden als aan de andere ziekenkassen. Delattre stelt al de Belgische ziekenkassen op een voet van gelijkheid. Indien de patroonskassen werken zooals de kristelijke, onzijdige, liberale, socialistische mutualiteiten zullen zij recht hebben op de toelagen. Tot heden hebben zij dezelfde voordeelen verleend als die der andere ziekenkassen mits bijdragen die 40 tot 50 t. h. lager zijn. Dit gebeurt omdat zij over groote fihancièele bronnen beschikken. Waarom moet de Staat haar dan geld verstrekken ? VI. — De wet van 23 Juni 1894 laat een-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING ziekenkas niet toe een igift te doen ter gelegenheid van het huwelijk. Zij laat een vrouw niet toe een bijdrage te betalen die haar de storting zou verzekeren van een uitkeering in geval van vroegtijdig overlijden van haar echtgenoot. Een
door Delattre voorbereid koninklijk besluit heeft voor doel de vrouwenmutualiteiten toe te laten -zulk doel te verwezenlijken. Bovendien zouden de opgerichte Nationale Kassen besubsidieerd worden.
De hypothekaire hervorming door Albert Halasi 1 . Funktie en omvang van het hypothekair krediet.
E
EN krediet gewaarborgd door een onroerend goed wordt « hypothekair krediet » genoemd wanneer het pand het voorwerp uitmaakt van een inschrijving die de gerechtelijke uitwerking heeft, al de eigenaars van dit onroerend goed te binden tot aan de opheffing van de inschrijving. Buiten den schuldenaar, is het dus het onroerend goed dat de terugbetaling der schuld waarborgt. De hypothekaire inschrijving verleent aan het krediet een aanzienlijke zekerheid. Daar het verleende krediet aanzienlijk geringer is dan de waarde van het onroerend goed op het oogenblik yan de kredietopening, gebeurt het slechts in tijden van rampspoed, wanneer de waarde van het goed erg zou dalen, dat de hypothekaire waarborg niet zou toereikend zijn om de schuld te dekken. Wanneer een bank voor een klant krediet opent in loopende rekening, diskonteert zij zijn wissels, vraagt zij hem dikwijls een hypothekairen waarborg. Een aanzienlijk gedeelte van de schuldvorderingen der banken is gewaarborgd door de onroerende goederen van de klanten. In dit geval waarborgt het hypothekaire pand een omloopskrediet, krediet dat dient om bedrijfskapitalen ter beschikking te stellen van de klanten. Dit is evenwel niet het ware domein van het hypothekaire krediet. Zijn ware funktie is het waarborgen van krediet verleend op langen termijn voor den bouw van woningen of gebouwen, of om de onderneming van den schuldenaar te voorzien van een toerusting die slechts langzaam zal geamortisseerd worden. Maar het hypothekaire krediet speelt vooral een belangrijke rol bij den bouw van woningen; ook in den landbouw, om de pachters toe te laten hun uitrusting: landbouwmachines, vee, enz., te volledigen. Wij hebben geen statistieken over den omvang der heden in België bestaande hypothekaire kredieten. Volgens de privaatberekening yan den heer E. Genin, beliep het bedrag er van in 1932, 28 milliard frank. In zijn studie voor het Bureau voor Sociaal Onderzoek schatte onze vriend Rivière het bedrag der hypothekaire
schulden op 20 milliard frank. Dit geeft een gedachte van de belangrijke plaats welke de hypothekaire leening in de Belgische ekonomie inneemt. Èr zijn schuldenaars van hypothekaire leeningen in al de klassen der bevolking, en in 't bijzonder onder de handelaars, de industrieelen, jde boeren, de grondeigenaars, de schippers, enz. : Ook de arbeiders behooren tot de groep der schuldenaars. Verscheidene honderd duizend© -arbeiders zijn eigenaars van een woning gekocht dank aan de tusschenkomst van de maatschappij voor goedkoope woningen. De Algemeene Spaar- en Lijfrentekas heeft 4ot einde 1934, 2.8 milliard frank verleend aan de Nationale Maatschappij voor goedkoope woningen en aan de aangenomen woningbouwmaatschappijen, die ten getale zijn van 255. Het is dus de Algemeene Spaar- en Lijfrentekas die een der belangrijkste schuldeischers is voor de hypothekaire kredieten. Zij heeft er in het getal voor 3.5 milliard frank verleend. Waarschijnlijk beloopt het aandeel van de hypotheekbanken, t. t. z. van de kredietinstellingen die gespecialiseerd zijn in het verleenen van krediet op langen termijn op grondslag van hypothekaire waarborgen, tot 3 milliard frank. Dé verzekeringsmaatschappijen doen ook zulke leeningen; het bedrag er van mag op 1/2 milliard frank geschat worden. Het bedrag der door de depositobanken verleende kredieten, de « Comptoirs » van de Nationale Bank inbegrepen, gevestigd op de hypothekaire inschrijving om de kredieten in loopende rekening of tegen diskonteering van wissels te waarborgen, beloopt waarschijnlijk 6 milliard frank. Het overige van het hypothekaire krediet wordt verleend door partikulieren die hun kapitalen op deze manier beleggen. Het is het kenmerk van het hypothekaire krediet in België, dat het grootendeels gesteund is op de rechtstreeksche deelneming van de partikulieren, kapitaalbezitters. De heer Genin heeft berekend, dat de helft van het hypothekaire krediet in België wordt verleend door partikulieren. Indien wij veeleer de berekening van onzen vriend Rivière aannemen, volgens dewelke de 2/5 van
8
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
het hypothekaire krediet in België door partikulieren worden verleend, verminderen wij niet de rol der partikulieren ten opzichte van de kredietinstellingen in de hypothekaire kredietverleening. 't Is juist de overwegende rol van de partikulieren bij het verleenen van het hypothekaire krediet die in België speciale vormen voor dit krediet heeft geschapen, die trouwens uiterst ingewikkeld zijn. Deze ingewikkeldheid spruit hoofdzakelijk voort uit de kwestie der terugbetaling. In den vreemde betaalt de hypothekaire schuldenaar, buiten de regelmatige betaling van den interest, zijn schuld terug, hetzij bij afloop van den termijn, — b. v. op het einde van 10 cf 15 jaar, — hetzij door jaarlijksche afkortingen, kapitaal plus interest. In dit laatste geval zal hij zijn schuld hebben betaald bij breuken, door trapsgewijze betalingen. In België wenschen de partikulieren, die op hypotheek leenen, dikwijls de jaarlijksche afbetaling niet, om het bezwaar te vermijden de stortingen van den schuldenaar telkens terug te moeten plaatsen, doch wel de volledige terugbetaling op het einde van den termijn. De schuldenaar heeft er daarentegen belang belang bij trapsgewijze af te korten. Hij verkiest te betalen naar gelang van zijn spaarmogelijkheid of door middel van de inkomsten voortkomend van het huis, enz., dat met behulp van de hypothekaire leening werd gebouwd. Beide partijen benutten dus de tusschenkomst van de in dit slag van zaken gespecialiseerde instellingen. Deze verleenen soms een klein gedeelte van het krediet en waarborgen ten opzichte van den schuldeischer het geheel van het krediet en beheeren de periodisiche betalingen van den schuldenaar. Zij storten den overeengekomen interest aan den schuldeischer en behouden het vorige van de betalingen met het oog op de terugbetaling aan den schuldeischer bij afloop van den termijn der leening. Zij plaatsen de betalingen van den schuldenaar zooals zij het verlangen en betalen hem een interest. De schuldenaar blijft het gansene bedrag schuldig aan den schuldeischer. Naast deze instellingen geschieden deze verrichtingen dikwijls door verzekeringsmaatschappijen en kapitalisatiemaatschappijen. De schuldenaars sluiten bij de eerste een verzekering waarbij de geleidelijke hersamenstelling van het geleende kapitaal met de dekking van het overlijdensrisiko gekombineerd wordt. De kapitalisatiemaatschappijen belasten zich met de hersamenstelling van het geleende kapitaal op grondslag van de door de schuldenaars betaalde annuïteiten, opdat de leening op den vervaldag volledig zou kunnen terugbetaald worden. Bovenstaande maakt slechts een zeer eenvoudig plan uit van de hypothekaire zaken. In werkelijkheid zijn deze echter zeer ingewikkeld.
2 . De gevolgen van de elconomische krisis.
De interestvoet van de hypothekaire leeningen is betrekkelijk hoog in België. Uit hoofde van de groote hoeveelheid kredieten verleend door partikulieren, ontbreekt het aan juiste gegevens over den interestvoet, die natuurlijk zeer verscheiden is. Het is bij toeval dat men verneemt, dat dit of dat kontrakt een overdreven interestvoet voorschrijft. Stippen wij aan, dat de Algemeene Spaar- en Lijfrentekas, die een openbare instelling is, zeer goedkoop hypothekair krediet voor de woningen verleent. Maar dit is een uitzondering. De ekonomische krisis heeft de betaling der hypothekaire interesten zeer bemoeilijkt; zij heeft den last van den schuldenaar erg verzwaard;, daar de voor den ganschen duur van de leening vastgestelde interest moet worden betaald van gevoelig verminderde inkomsten. De terugbetaling der vervallen hypothekaire schulden werd door de ekonomische krisis erg bemoeilijkt, ja in vele gevallen zelfs onmogelijk gemaakt. Dikwijls moeten onroerende goederen bij opbod worden verkocht, tenware de schuldeischer in een verlenging toestemt. Onder de vorige Regeering kwam men de hypothekaire schuldenaars, te hulp. De wet van 27 Juli 1934 op het hypothekaire moratorium heeft aan de ongelukkige en te goeder trouw zijnde schuldenaars toegelaten uitstel te vragen, op voorwaarde dat hun kontrakt van vóór 1 Juli 1934 dagteekende. Het koninklijk besluit van 28 Januari 1935 verminderde ambtshalve den interest van alle op dat oogenblik. bestaande hypothekaire leeningen op 6 t. h. Legen wij er den nadruk op, dat de vermindering van den interestvoet slechts de in loop zijnde schulden betreft. Voor de na 1 Februari 1935 gesloten hypothekaire leeningen bestaat er volledige vrijheid voor de vaststelling van den interestvoet. Deze wetgeving schonk nog andere gemakken aan de schuldenaars, maar deze zijn niet van groot belang. 3. De nieuwe regeling.
De Regeering Van Zeeland heeft zoo pas een besluit gepubliceerd dat de hypothekaire zaken volledig regelt. Deze regeling heeft niets gemeens met een krisiswetgeving ten gunste van de in nood verkeerende schuldenaars. Daarvoor moest de vorige wetgeving volstaan. Het doel van dé nieuwe wetgeving is veeleer de gezondmaking van de hypothekaire markt, onafhankelijk van de ekonomische krisis. De ekonomische krisis in zeker in België niet opgelost. Bovendien gaat deze krisis verder dan een eenvoudige konjunktuurkrisis; zij is te gelijker tijd een struktuurkrisis van de Bel-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING gische produktie. Het hypothekair krediet zou een belangrijke rol kunnen spelen in de ekonomische heropbeuring van het land. Dit is, evenwel, een andere kwestie die wij verder zullen onderzoeken. De huidige regeling gaat te werk in drie etappen. Zij geeft alle gewenschte nauwkeurigheden over de kontrakten van hypothekaire leeningen ten einde dubbelzinnigheid te vermijden, die altijd tegen den schuldenaar uitloopt, en den schuldenaar te, beschermen tegen den woeker. Zij onderwerpt de hypothekaire instellingen aan een openbare kontrole. Zij richt, eindelijk, een Centraal Bureau voor Hypothekair Krediet op. De twee eerste doeleinden worden samen behandeld in het K. B. van 7 Januari 1936 tot regeling van de hypothekaire leeningen en tot inrichting van de kontrole op de ondernemingen van hypothekaire leeningen; het derde, in het K. B. van denzelfden dag tot instelling van een Centraal Bureau voor Hypothekair krediet. 4 . De regeling der kontrakten en de kontrole op de hypothekaire ondernemingen.
Het gaat hier, zooals wij hebben gezegd, om een groot werk. Het K. B. omvat 81 artikelen vergezeld van een memorie van toelichting, die 25 bladzijden van het Staatsblad beslaat en die de bewuste ingewikkelde zaken uitvoerig behandelt. Van een samenvatting van dit besluit kan er 'geen sprake zijn; wij moeten ons dus bepalen tot het aanduiden van de belangrijkste punten. Wat aangaat de regeling der kontrakten van hypothekaire leening : De tusschenkomst van een notaris is verplicht gemaakt voor het sluiten van een kontrakt. De akte van het kontrakt moet al de elementen behelzen die de verplichtingen van de kontrakteerende partijen in zich bevatten. Het besluit schrijft op een zeer uitvoerige wijze voor wat het kontrakt in elk geval moet vermelden. De bezoldiging ten laste van den ontleener voor de bemiddeling mag niet een 1/2 t. h. van het leeningsbedrag overschrijden. De kommissies ten gunste van de bij het kontrakt tusschenkomende instellingen mogen 4 t.h. niet overtreffen. De schuldenaar mag nooit verplicht worden een grooter kapitaal dan hef geleende te reconstitueeren. Het krediet moet aan den schuldenaar in geld gestort worden. Het is verboden het in titels of andere voorwerpen te verstrekken. Het is verboden den schuldenaar te verplichten zich bij den schuldeischer van zekere produkten te voorzien.
9
Het is slechts de schuldeischer van de hypothekaire leening die de vervroegde terugbetaling van de leening mag toelaten of niet toelaten; de tusschenkomende instellingen mogen er zich niet tegen verzetten. In zekere gevallen waarin de schuldeischer verplicht is na den vervaltijd van de eerste een nieuwe leening toe te staan of een nieuwen leener in de plaats te stellen voor het saldo, mag de interestvoet van de nieuwe leening dien niet overtreffen éie normaal wordt toegepast op het oogenblik dat het nieuwe kontrakt wordt onderteekend. Ingeval de tusschenkomende instelling waaraan de schuldenaar de reconstitueerende betalingen heeft gedaan faalt, blijft de verantwoordelijkheid van den schuldenaar tegenover den schuldeischer volledig voor de gansene schuld, zooals voorheen, met dit verschil, nochtans, ten opzichte van den huidigen toestand, dat de verantwoordelijkheid van den schuldenaar slechts effektief wordt, nadat de schuldeischer vruchteloos heeft getracht bij de tusschenkomende instellingen voldoening te bekomen. De memorie van toelichting meent een groot belang aan deze wijziging te moeten hechten. Het besluit en de memorie van toelichting geven toelichtingen en voorbeelden wat aangaat de berekening der verplichtingen van de schuldenaars die leeningen aangaan op vasten termijn of leeningen met jaarlijksche afbetalingen, in beide gevallen door middel van aflossingen of reconstitutie van de schuld. De uitleggingen toonen de gansche ingewikkeldheid van deze zaak aan. Het doel van deze maatregelen is, zooals de memorie van toelichting het juist zegt, op te treden tegen den woeker en de spaarpenningen van de schuldenaars bij de tusschenkomende instellingen, die bestemd zijn voor de terugbetaling van de schuld, te beschermen. De onderwerping der hypothekaire ondernemingen aan de openbare kontrole dient om de inachtneming van de regelen van het kontrakt te verzekeren. Bovendien, het toezicht op de plaatsing der spaarpenningen van den schuldenaar uitoefenen. Deze openbare kontrole, die zal uitgeoefend worden door de kommissie die heden de private verzekeringen kontroleert, en waarvan het aantal leden van 9 op 14 zal worden gebracht, wordt ingericht zoowel voor de ondernemingen van hypothekaire leeningen als voor de tusschenkomende ondernemingen; de kontrole op deze laatste is strenger. Om haar bedrijvigheid voort te zetten, zullen zij een « openbare machtiging » moeten bekomen, ondergeschikt aan bepaalde voorwaarden. Voor de eerste kategorie, die slechts de kapitalen der hypothekaire schuldenaars beheert, zal de « inschrijving » volstaan. Zij zal aan den minister van Sociale Voorzorg een advies onderwerpen, dat zal dienen als « basis van inschrijving ». De Minister zal haar « aanbeve-
t
10
ÖE BELGISCHE VMÊËWEGING
lingen » kunnen toesturen en de inschrijving van de weerspannige ondernemingen weigeren. Voor de twee kategorieën zal de regeling van de kontrole bij koninklijk besluit worden ingesteld; dit laatste zal de ondernemingen verplichten de kommissie in te lichten over de methodes welke zij in haar zaken toepassen. De ondernemingen van hypothekaire leeningen door tusschenkomst zijn gehouden een minimum kapitaal van 5 millioen frank te hebben (één millioen voor de bestaande ondernemingen), een borg te storten en voor de berekening harer verbintenissen de voorgeschreven methodes toe te passen. Zij zijn verplicht te allen tijde fondsen en waarden te bezitten die overeenstemmen met de gerekonstitueerde kapitalen. De machtiging kan onttrokken worden aan de ondernemingen die zich niet kunnen of willen gedragen naar de voorschriften. Om dit deel van onze uiteenzetting te sluiten, leggen wij er den nadruk op dat de regeling der hypothekaire kontrakten niet toepasselijk is op de kontrakten gesloten na de invoegetreding van het K. B. van 1 Februari 1936. Indien de ondernemingen niet over de noodige fondsen en waarden beschikken om haar uit de loopende kontrakten voortspruitende verplichtingen na te komen, moeten zij aanduiden welke maatregelen zij van zin zijn te treffen om geleidelijk haar toestand te verbeteren. 5. Het Centraal Bureau voor Hypothekair Krediet.
Het Centraal Bureau is een openbare instelling van hypothekair krediet. Het wordt bestuurd door een Raad van Beheer bestaande uit een voorzitter en zes leden. Het wordt beheerd door de Algemeene Spaar- en Lijfrentekas. Het zal zich kapitalen aanschaffen door de uitgifte van kasbons en obligaties of wel door voorloopige leeningen. De « Orec » (Dienst voor ekonomisch herstel) zal het een krediet verleenen van 50 millioen frank voor de organisatie van den dienst'en voor de eerste verrichtingen. Het is van belang de werking van het Centraal Bureau te kennen. Het zal zoowel dienstig zijn voor de schuldeischers als voor de schuldenaars van hypothekaire kredieten. De schuldeischers zullen hun vorderingen kunnen « mobiliseeren » bij het Bureau dat hun hypothekaire schuldvorderingen zal kunnen overnemen door hun plaats in te nemen in het kontrakt. Het zal hun ook geld kunnen leenen mits hun schuldvorderingen in pand te geven. Het doel van deze « mobilisatie » is de hypothekaire instellingen te hulp te komen in geval van geldgebrek. Het Bureau zal in dit opzicht dezelfde opdracht hebben als heden het Herdiskonteering- en Waarborginstituut voor de Banken. Ook de schuldenaars zullen voordeel trek-
ken uit de mobilisatiemogelijkheid, gezien zij gemakkelijker en op langeren termijn hypothekaire leeningen zullen bekomen wanneer de schuldeischers desgevallend op de hulp van het Bureau mogen rekenen. Om de schuldenaars nog meer rechtstreeks te steunen wordt het Bureau gemachtigd den hypothekairen schuldeischer te betalen in plaats van den schuldenaar door zijn plaats in te nemen op voorwaarde dat de vervroegde betaling der schuld door het kontrakt niet wordt uitgesloten. Het Bureau mag, eindelijk, nieuwe hypothekaire kredieten verleenen. Deze bedrijvigheid is echter beperkt. Wat de nieuwe leeningen aangaat, zal het deze slechts kunnen sluiten op uitdrukkelijk en speciaal besluit van den Raad van Beheer, genomen bij meerderheid van de twee derden der stemmen van de aanwezige leden. De in deze verrichtingen belegde sommen mogen in geen geval een kwart van het totale bedrag der in omloop zijnde obligaties en kasbons overschrijden. Wat de hooger vermelde overneming van schulden betreft, mag het Bureel deze verrichtingen slechts doen, ten einde een schuldenaar te helpen die verplicht is een interest te betalen die minstens 1 t. h. grooter is dan dien toegepast door het Bureel voor de gelijksoortige verrichtingen. Het Bureau zal, volgens de memorie van toelichting, den interestvoet vaststellen aan denwelke het bereid is de hypothekaire schuldvorderingen over te nemen en die lichtjes hooger zal zijn dan die waaraan het van oordeel is dat de verrichtingen normaal kunnen worden gedaan op de markt, 6. Onze aanmerkingen.
De regeling en de kontrole van het hypothekaire krediet zullen ongetwijfeld vruchten afwerpen om de op dit gebied gepleegde talrijke misbruiken te beletten. Zij zullen den schuldenaar beschermen zoo-wel tegen de uitbuiting van zekere schuldeischers als tegen de faling van de instellingen die zijn spaarpenningen beheeren bestemd om zijn schuld terug te betalen. Men vraagt zich nochtans af, of het ander doel, te weten, het hypothekair krediet goedkooper te maken, door de huidige regeling zal kunnen worden bereikt. In feite dient zij dit doel slechts onrechtstreeks. Alhoewel de interestvoet van het krediet aan geen wettelijke beperking is onderworpen, zal de bescherming van den schuldenaar tegen zekere slechte praktijken ongetwijfeld zijn last verlichten. Het bestaan van het Centraal Bureau zal hem ook in dit opzicht van nut zijn. Zij die hypothekair krediet verleenen zullen er
DE,;B;EL§iSe#B VAKBEWEGING wellicht toe: gebracht worden hun eisenen te verminderen in opzicht ;Van den interestvoet wanneer zij weten dat de schuldenaar zijn toevlucht kan nemen, ingeval de vervroegde terugbetaling niet is uitgesloten, tot de diensten, van het Bureau. Wij weten, dat het Bureau de schuldvordering kan overnemen door de plaats in te nemen van den oorspronkelijken schuldeischer. Bovendien zal de schuldeischer misschien bereid ,zijn betere voorwaarden aan te bieden indien hij weet, dat hij. in geval van noodzakelijkheid zijn vordering kan afstaan aan het Bureau. Wat de bijzondere kredietvoorwaarden aangaat, zal de kommissie, die de kontrole op het hypothekair krediet zal uitoefenen, gêbeurlijk nog zekere verlichtingen ten gunste der schuldenaars kunnen aanbrengen. Deze methoden zijn evenwwel niet voldoende om een aanzienlijken invloed te oefenen op den rentevoet die automatisch wordt gevormd op de kapitaalmarkt. Dit is zelfs niet het doel van de regeling, .daar moet de nadruk worden opgelegd. De memorie van toelichting verklaart herhaalde malen, dat het niet past den interestvoet van deze leeningen op een kunstmatige wijze te wijzigen. 't Is daarom, dat het Centraal Bureau zelf slechts in beperkte grenzen nieuwe kredieten zal verleenen, en wanneer het zulks doet, zal het zijn aan een interestvoet die lichtjes den op de'markt gevraagden voet zal overschrijden. Zij die van meening zijn, dat de ekonomische heropbeuring een hypothekairen interestvoet vereischt die gevoelig lager is dan die heden in voege, vooral met het oog op den woningenbouw, zullen niet tevreden zijn over een regeling die niet dient om den interestvoet voldoende te verlagen. Het past evenwel deze kritiek te onderzoeken. Laat ons een oogenblik aannemen, dat het Centraal Bureau zich voorneemt meer te geven dan het belooft, dat het wil mededingen met de andere hypothekaire schuldeischers door het verleenen van krediet aan een zeer lagen interest. Te dien einde moet het Bureau over fondsen beschikken. Het moet ze zich aanschaffen door de uitgifte van obligaties en kasbons. Hoe zal het zijn obligaties kunnen plaatsen? Heden zijn het de kapitaalbezitters die ze in hypotheek plaatsen, die genegen zouden zijn de door het Centraal Bureau uitgegeven obligaties te koopen. Maar in dit geval zouden zij zelf geen hypothekaire leeningen meer doen. Hier komen wij aan het hoofdpunt van onze kritiek. De organisatie van de hypothekaire markt in België is niet aangepast om de stabiliteit van deze markt en de laagste interestvoeten te verzekeren. Het overwegende aandeel daarin van
II
4e rip^jrtikuljereri maakt deze markt verward en onregelmatig. Het bestaan, van een groot aantal; kleine instellingen, die zich rechtstreeks of dDor tusschenkomst met deze zaken bezighouden is:pok een element van .onvastheid en ver-;
spreiding.
^ ;,
Nu, de nieuwe regeling is uitdrukkelijk konservatief. Alhoewel de huidige vormen van liet hypothekaire krediet « in de zeden zijn gedrongen ».t onthoudt zij zich opzettelijk wijzigingen te brengen aan de organisatie zelf van de hypothekaire markt. Het is dus voor de Regeering niet zaak een hoofdzakelijke hervorming in te voeren, doch veeleer de werking van de bestaande organisatie te verbeteren. Volgens onze opvattingen van de hypothekaire krediethervorming, zou men de samentrekking hebben moeten begunstigen van de instellingen die zich met hypothekair krediet bezighouden, de deelneming zooveel mogelijk beperken van de partikulieren die hun kapitalen zouden kunnen gebruiken voor den aankoop van hypothekaire obligaties uitgegeven door machtige en streng gekontroleerdë hypothekaire instellingen. Nu, en ondanks de nieuwe regeling, zal een belangrijk gedeelte van de hypothekaire leeningen aan de kontrole ontsnappen, o. m. datgene dat rechtstreeks en zonder tusschenkomst geschiedt tusschen de partikuliere leeners en de schuldenaars. Wat meer is, het is denkbeeldig te spreken over een interestvoet die automatisch wordt gevormd op de kapitalenmarkt wanneer deze laatste zich in zulken wanordelijken staat bevindt als heden. Het is niet aan het toeval te wijten indien deze schuldenaar een interest van 6 t.h. en gene misschien het dubbele betaalt. Om den interestvoet van de hypothekaire leeningen te verlagen, moet men nog het kapitalenaanbod organiseeren, het overvloedig maken. In de eerste plaats gaat het om het populariseeren van de obligaties uitgegeven door de hypothekaire instellingen. Dank aan de zekerheid die zij verschaffen, zouden deze obligaties de uitzonderlijke gunst van het publiek ger nieten. Een andere bron tot voeding van de hypothekaire kredieten is het spaarwezen bij spaarinrichtingen, wat dus moet ontwikkeld worden door passende middelen. Wij beschikken niet over de plaats om desbetreffend wenken te geven. De depositobanken zelf zouden een gedeelte van haar deposito's, dat zij niet kunnen aanwenden voor het circulatiekrediet, kunnen benutten door het ter beschikking te stellen van de hypothekaire instellingen. Ten aanzien van een stijgende strekking tot vermindering van het door de banken verleende circulatiekrediet, wat nog zal toenemen ten gevolge van de struktureele wijziging der financiering van de ondernemingen, is het te veronderstellen, dat het kapi-
12
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
talenaanbod ook langs deze zijde zal kunnen worden vermeerderd. Mogen deze wenken volstaan om de groote lijnen aan te duiden van een hervorming zooals wij ze beoogd hebben. Want, alhoewel de verdiensten van de pas gepubliceerde regeling er-
kennend, is het niettemin waar, dat de definitieve hervormig van de hypothekaire markt nog te voltrekken is. De oprichting van het Centraal Bureau is in staat deze hervorming aanzienlijk te vergemakkelijken.
Het einde van den " New Deal " door J. Dekock
S
EDERT eenigen tijd verliest de « Blauwe Adelaar » van den « New Deal » geweldig van zijn pluimen. De ophefmakende beslissing van het Opperste Gerechtshof van 29 Mei 11. was reeds een gevoelige slag voor het werk van president Roosevelt. Nochtans is gebleken dat de weerslagen van deze beslissing minder erg waren dan men eerst vreesde. Maar ditmaal is het werkelijk de genadeslag. Het Opperste Gerechtshof heeft nu het tweede deel van den « New Deal », « de « Agricultural Adjustment Act » of wet voor het herstel van het evenwicht in den landbouw, die praktisch nog meer belang had dan de N. R. A., eveneens ongrondwettelijk verklaard. Ook zijn er ditmaal ergere weerslagen te verwachten dan na de vorige beslissing. Loopen wij de gebeurtenissen niet vooruit, en gaan wij eerst na welke de draagkracht was van deze wet der drie « A. A. A. ». *
*
*
De Amerikaansche landbouw bevond zich sedert 1929 in een toestand van min of meer afgeteekende chronische depressie. Gedurende den oorlog was de bebouwde oppervlakte geweldig uitgebreid geworden om in de dringende behoeften der oorlogvoerenden te voorzien. Maar toen na afloop van den Wereldoorlog de landbouwproduktie in Europa hernam, verloor de Amerikaansche landbouw vele afzetgebieden. Deze toestand verergerde nog ten gevolge van het landbouwprotektionisme der Europeesche landen en de uitbreiding der kuituur in verschillende andere landen: Kanada, Argentinië en Australië. Zonder de protektionistische politiek der Vereenigde Staten zelf te vergeten, die het aan andere landen onmogelijk maakte in ruime mate landbouwprodukten van de Vereenigde Staten af te nemen. De uitvoer van graan der Vereenigde Staten, om slechts dit voorbeeld te noemen, verminderde van 313 millioen bushels in 1920 tot 142 millioen in 1928. De Amerikaansche regeering trachtte de landbouwers te helpen door groote hoeveelheden van landbouwprodukten op te koopen, vooral graan en katoen, dit door middel van speciale organisaties, zooals de « Federal Farm Board », in
1928 door president Roosevelt opgericht. Indien de groote gerationaliseerde landbóuwondernemingen nog belangrijke winsten verwezenlijkten, dank zij een lage kostprijs, dan was de toestand anders gesteld voor de millioenen kleine farmers, die het niet breed hadden. Het is vanzelfsprekend, dat door de krisis de toestand der landbouwers geweldig verergerde. De daling der landbouwprijzen was waarlijk katastrofaal. Van Februari 1929 tot Februari 1933 daalde de prijs van het graan met 69 t. h., de maïs met 78 t. h., de haver met 72 t. h., de katoen met 70 t. h., de varkens met 67 t. h., de schapen met 73 t. h., de kalveren met 61 t. h., de boter met 59 t. h. en de eieren met 66 t. h.; de stocks van graan en katoen hoopten zich meer en meer op. De uitvoer van graan voor het seizoen 1932-1933 bedroeg 'slechts 32 millioen bushels. De bruto inkomsten van den landbouw vielen van 11,918 millioen in 1929 tot 5,143 millioen dollar in 1932. De netto inkomsten daalden met 2/3. De landbouwers werden verpletterd onder den last der schulden en belastingen, waarvan het nominaal bedrag onveranderd bleef. De toestand was zooveel te erger, gezien de daling van den algemeenen prijzen-index, evenals van de prijzen der produkten, die noodzakelijk zijn voor de landbouwexploitatie en het persoonlijk gebruik der landbouwers, lang niet zoo sterk was als de daling der landbouwprodukten zelf. Ziehier eenige cijfers: Basis: Augustus 1909/Juli 1914 =100. Februari 1933 Groothandelsprijzen (784 goederen) . . 87 Ontvangen prijzen der landbouwers . . 49 Betaalde prijzen der landbouwers . . . 101 Verhouding tusschen de ontvangen en de betaalde prijzen der landbouwers . . . 49 Verhouding tusschen de ontvangen prijzen der landbouwers en alle groothandelsprijzen, inbegrepen de landbouwprijzen . . 56 Het is dus niet te verwonderen, dat de faillieten, de likwidaties en de verplichte verkoopen legio waren in de landbouwstreken. Op vele
DE BELGISCHE VAKBEWEGING plaatsen dreigden de landbouwers met openlijk verzet en opstand. Dat was, in enkele woorden, het bilan van den Amerikaanschen landbouw bij de verkiezing van president Roosevelt. Snelle en energieke maatregelen drongen zich op, wilde men het ergste vermijden. Op 12 Mei 1933 verkreeg de wet op het herstel van het evenwicht van den landbouw de sanktie van den voorzitter; 50 millioen menschen, zei deze laatste, leven van den landbouw. De voorspoed van 50 a 60 millioen andere individuen hangt af van den toestand van den landbouw. Het doel van de wet is het herstel van de koopkracht der landbouwers; te dien einde wil zij de prijzen der landbouwprodukten tot een niveau brengen, dat aan de landbouwers een koopkracht geeft, gelijk aan deze welke hun produkten gedurende een basisperiode hadden; deze basisperiode gaat voor alle landbouwprodukten, uitgenomen de tabak, van Augustus 1909 tot Juli 1914. Voor de tabak gaat de basisperiode van Augustus 1919 tot Juli 1929. De middelen om dit doel te bereiken zijn, ten eerste, de beperking der produktie en, ten tweede, een meer rationeele organisatie der verdeeling van de landbouwprodukten. De sekretaris van den landbouw, belast met de uitvoering van de wet, verkreeg de macht de bebouwde oppervlakte der door de wet bepaalde landbouwprodukten te beperken, of wel de vermindering der produktie voor de markt van dezelfde produkten of de eene en de andere van deze beperkingen te verzekeren, door middel van vrije overeenkomsten van en met de producenten, en mits betaling van passende vergoedingen. De door de wet aangeduide produkten waren : het graan, de katoen, de maïs, de varkens, de rijst, de tabak, de melk, en de daarvan afgeleide produkten. Een amendement van 7 April 1934 voegde er nog de volgende produkten bij: rogge, vlas, gerst, kaffergierst, het vee en de aardnoten. De uitgaven vereischt voor de uitvoering van de wet, moesten gedekt worden door een transformatietaks, opgelegd aan de eerste bewerking van het produkt in het land, en ten laste van den transformateur. Wat betreft het graan, de rijst en de maïs, was de bedoelde transformatie vooral het malen, voor de katoen het spinnen en voor de varkens het slachten. Het bedrag van de transformatietaks werd vastgesteld door den sekrei^rjs van landbouw; zij was gelijk aan het verschil tusschen den gemiddelden prijs der produkten en hun redelijke waarde. •De sekretaris verkreeg eveneens de macht om tot een meer rationeele organisatie van den verkoop der landbouwprodukten over te gaan ; dit om de verspillingen in de verdeeling en de uitbuiting der landbouwers door de tusschenpersonen te beletten. Het is onmogelijk in het kader van deze
13
studie de technische aspekten van de reglementeering en de kontrole van de landbouwproduktie na te gaan. Deze verschillen derhalve van produkt tot produkt en werden meermaals veranderd. Hoofdzaak is, dat de wet de toepassing van een politiek van bestuurde ekonomie omvatte, dit op een schaal zonder voorgaande en zonder gelijke, uitgenomen in Rusland, en op een terrein waar de moeilijkheden van organisatie en leiding veel grooter zijn dan in de nijverheid. Men moest zich inderdaad in verbinding stellen en zich verstaan met millioenen producenten, zonder de medewerking waarvan de landbouwplannen niet konden gelukken. Daarom vooral zal dit experiment een rijke bron zijn voor de studie der rationeele organisatie van den landbouw in de toekomst. In groote trekken zag de reglementeering er als volgt uit: of wel werden aan de verschillende producenten produktiekwota's toegewezen, of wel huurde de administratie de landerijen, die aan de produktie onttrokken werden, dit alles mits betaling van premies en vergoedingen die het verschil tusschen den marktprijs en de redelijke waarde der produkten dekten. Wat de varkens betreft werden massaaankoopen gedaan om de bestaande stocks te verlichten. Een gedeelte van het vleesch van deze varkens werd door de administratie van den onderstand aan de armen en werkloozen uitgedeeld. De redelijke waarde werd vastgesteld op grondslag van de prijsverhouding der jaren 1909/1914, uitgenomen wat betreft de tabak. Een ding is zeker : de toepassing van de wet verbeterde werkelijk den wanhopigen toestand der landbouwers. De index der landbouwprodukten steeg van 50 in Maart 1933 tot 109 in Oktober 1935. Zeker, de beperking der produktie was niet de eenige oorzaak van deze prijzenstijging; men moet er de devaluatie van den dollar en de droogte van 1934 bijvoegen, zonder dat het nochtans mogelijk is den relatieven invloed van elk dezer drie faktoren te kennen. Onderstaand tableau geeft een duidelijk beeld van de beperking der produktie en der bebouwde oppervlakte: Oppervlakte (duizend hektaren) 1932 1932/33
Tlarwe . . . . . 23,150 Gerst . . . . . 5,401 Rogge 1,353 Maïs . . . . . . 43,977 Rijst . . .'"•: ••••;.• . 3 5 1 Katoen. , . . . 14,544 Voortbrenging
1933 1933/34
1934 1934/35
19,389 4,051 951 41,788 321 12,132
17,093 2,891 784 35,405 316 11,135
(duizend kwintalen) 1932 1933 1932/33 1933/34
Tarwe Gerst Rogge Maïs. Rijst . Katoen
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
202,508 65,761 10,323 738,375 8,248 28,190
143,966 33,926 5,372 597,345 7,564 28,289
1934 1934/35
135,119 25,893 4,074 350,716 7,817 20,888
14 r
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Anderzijds heeft de stijging der landbouwprijzen den last der vaste kosten gevoelig verlicht : interesten, belastingen en schulden. Daarbij komen nog de premiën en de vergoedingen door de administratie aan de landbouwers betaald; voor de periode van 1 Juli 1933 tot 30 November 1935 liepen deze premiën en vergoedingen over een som van 1,357 millioen dollar; tijdens dezelfde periode werden 931 millioen dollar transformatietaxen geïnd. Het is dus niet te verwonderen, dat de landbouwwet groote sympathie genoot bij de landbouwbevolking, en dat deze er niet gemakkelijk zou laten aan tornen. *
*
*
Op 6 Januari 11. heeft het Hof dan toch de landbouwwet ongrondwettelijk verklaard. In ons artikel van 20 September 11. hebben wij breedvoerig over het Opperste Gerechtshof en de grondwet der Vereenigde Staten gehandeld. De 48 Staten beschikken elk over een werkelijke souvereiniteit. Het Federaal Kongres, dat wil zeggen de wetgevende macht, mag slechts wetten maken betreffende den « buitenlandschen handel », dat wil zeggen den handel tusschen de Staten; alleen de regeeringen der Staten hebben het recht eventueel den « binnenlandschen handel» te reglementeeren. De Grondwet behelst een zeer strenge splitsing tusschen de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. Het Opperste Gerechtshof heeft het recht over de grondwettelijkheid der wetten te beslissen. In feite dringt het Gerechtshof zijn wil en zijn sociale opvattingen op, in plaats van deze van den President en van het Kongres. De herziening der Grondwet is heel moeilijk. Wij hebben tevens gezien, dat alles wat de « produktie » of « fabrikatie » betreft, door het Hof als « binnenlandsche » handel beschouwd wordt. Het is op grond van dit laatste argument, dat het Hof met een meerderheid van 6 tegen 3 stemmen de landbouwwet ongrondwettelijk verklaard heeft. Het Hof oordeelde dat, indien de A. A. A. grondwettelijk was, het Federaal Kongres gansch de ekonomische bedrijvigheid der Vereenigde Staten zou kunnen reglementeeren, wat klaarblijkelijk in tegenstelling is met de clausule van den « handel ». Deze beslissing, zooals deze van 29 Mei 1936, maakt elke tusschenkomst van het Centraal Bestuur in het ekonomisch en sociaal leven van het land onmogelijk. Een dergelijke toestand is natuurlijk onzinnig. Acht dagen later, op 13 Februari, nam het Hof een nieuwe beslissing en beval de terugbetaling van 200 millioen dollar transformatietaxen aan de industrieelen die de rijst bewerken. De opbrengst van deze taxen was ondergebracht
bij een bank in afwachting van de definitieve beslissing der rechterlijke instanties. Het is een gevoelig verlies voor de Schatkist. De Bankhead van 21 April 1934, die een taks vaststelde op de geproduceerde hoeveelheid uitgekorreld katoen, boven een zeker vastgesteld kontingënt, is voorloopig aan de grondv wettelijkheid ontsnapt, dank zij een fout in de procedure. Maar een nieuw proces is in aantocht, en de afkeuring van de Bankhead-wet laat geen twijfel over. Twee andere wetten staat de eene dag of de andere hetzelfde lot te wachten; het zijn de wetten op de produktie van de tabak « Kerr Smith Tobacco Act » en de aardappelen « Warren Potato Law ». Daarenboven zal er eerstdaags een beslissing vallen betreffende de « Tennessee Valley Act ». Deze onderneming der vallei van de Tennessee is een der reusachtigste werken die men ooit in de wereld heeft ondernomen. Zij heeft als doel de wateren der streek te regulariseeren, den grond te verbeteren en er den landbouw te ontwikkelen. Maar het openbaar organisme in kwestie produceert en verdeelt ook elektrischen stroom, wat een zeker aantal elektriciteitsmagnaten niet aanstaat; deze vragen daarom dat het Hof de « T. V. A. » ongrondwettelijk zou verklaren. Het Hof heeft nog andere slachtoffers in 't zicht; het zijn de wet op de sociale verzekeringen, de pensioenwet der spoorarbeiders en be„ dienden, de wet Guffey-Snyder, die de kolennijverheid reglementeert, en eindelijk de Wagnerwet, die wij in ons laatste artikel breedvoerig hebben besproken. *
*
*
Het schijnt dat de ekonomische en sociale terugslag, welke de beslissing van het Hof tot ongeldigmaking van de A. A. A. zal uitoefenen, ernstiger zal zijn dan dien welke het vonnis van 29 Mei jl. heeft gehad. Inderdaad, de hervormingen van de N.I.R.A. werden in feite door de industrieelen gehandhaafd: arbeidsduur, loonen, enz., evenals de andere bepalingen van de codes. Zooals V'Information van 8 Januari schreef « waren de codes kartels en een regeling van de konkurrentie, evenals een sociale wetgeving. De meeste der industrieelen — 90 t. h. in de textiel, verklaarden onlangs de woordvoerders van deze nijverheid — hebben het voordeelig geacht het deel « kartels » te handhaven. Anderzijds heeft de bedreiging eener algemeene staking en een « sociale » beroering het behoud verzekerd van het « sociale » gedeelte. Indien dit het geval is in de grootnijverheid, is het niet hetzelfde in de middelmatige en de kleinnijverheid, evenals in de handelsondernemingen, waarin de arbeidsvoorwaarden zeer verslecht zijn, en in de Zuiderstaten. Wat de administratie van de N. I. R, A. aan-
DB BELGfSCHE VAKBEWEGING gaat, deze werd enkele weken geleden bepaald afgeschaft. Het is een andere zaak te weten of het mogelijk zal zijn de kontrole en de regeling der landbouwproduktie in feite en vrijwillig te handhaven. Wij meenen dat zulks niet volkomen onmogelijk is; de pachters zullen des te meer bereid zijn de tucht in acht te nemen, doordat zij er waardeerbare geldelijke voordeden uittrekken, zonder dewelke het onmogelijk zou geweest zijn hun instemming te bekomen met de beperkingspolitiek. Maar hier rijzen twee vraagstukken op: een financieel en een politiek vraagstuk. Het Hof heeft niet alleen de inning van de trans formatietaken ongeldig gemaakt, doch ook en vooral het door de politiek van de A. A. A. nagestreefde doel. Elke tusschenkomst van de federale macht in de ekonomische en landbouwbedrijvigheid is ongrondwettelijk. Daar het doel zelf vernietigd is, geldt hetzelfde voor de middelen, t. t. z., dat het aan de federale macht verboden is federale inkomsten te besteden aan een politiek van ekonomische tusschenkomst in den landbouw zoowel als in de nijverheid. In Amerika breekt men zich het hoofd met het zoeken naar iets dat de A. A. A. zou kunnen vervangen. Maar in feite zijn alle uitwegen gesloten. Juridisch blijft er slechts één mogelijkheid om enkele gedeelten van de A. A. A. te redden. Dat is de tusschenkomst van de Staten zelf tot regeling der landbouwproduktie binnen hun gebied. De landbouwstaten zouden zich kunnen verstaan met de pachtersvereenigingen. Maar de hinderpalen van allerlei slag zijn zoo groot, dat het te betwijfelen valt, dat er iets langs dezen weg te bereiken is. Dat onze lezers zich in België een landbouwregeling voorstellen die zou tot stand worden gebracht door de ontelbare plaatselijke machten! De verschillende Staten van de Vereenigde Staten zijn ijverzuchtg op hun onafhankelijkheid en bezield met een engen lokalistischen geest. Ten slotte zouden zij zich, om te kunnen gelukken, de noodige geldmiddelen moeten kunnen aanschaffen, die aanzienlijk zijn, zoodat alleen de federale macht in staat is ze zich aan te schaffen. Dit is nochtans de eenig mogelijke grondwettelijke weg. De landbouwers laten zich niet gemakkelijk de voordeelen ontnemen welke de A. A. A. hun verschaft heeft. Hun inkomsten gaan ernstig aangetast worden. Het is, inderdaad, volkomen uitgesloten, dat de landbouwprijzen in zulke mate stijgen, dat het verlies van de inkomsten voortkomend van de premiën en de vergoedingen ernstig zouden vergoed worden. Voor het graan, b. v., bereiken deze inkomsten bijna het derde van den marktprijs. Zij die er het meeste voordeel zullen uittrekken zullen waarschijnlijk de transformateurs zijn, die hun prijzen zullen handhaven en uit dien hoofde hun winsten zuilen vermeerderen.
(g
Er is een ander gevaar: de verslechting van den toestand der pachters zou de gematigde herleving kunnen bedreigen. Indien het onmogelijk bleek zelfs gedeeltelijk de regelingspolitiek te handhaven, dan zou de terugkeer naar de wanorde in de produktie onvermijdelijk over enkele maanden een nieuwe landbouwoverproduktie medesleepen; zelfs de lichte internationale herleving zou worden getroffen, want de landbouwoverproduktie in de Vereenigde Staten zou zeker een herneming der landbouwkrisis in de gansche wereld voor gevolg hebben. *
*
*
De hoofdverdienste der politiek van President Roosevelt is, in 1933 de Amerikaansche ekonomie van den ondergang gered te hebben door af te breken met de lijdelijke politiek van Hoover, en een gematigde ekonomische herleving te hebben in de hand gewerkt door het verbruik te vermeerderen. Maar de zwaarindustrieën hebben het voort zeer lastig, ondanks de gedeeltelijke herleving. De Vereenigde Staten zijn een jonge natie met een sterk optimisme; wat den politieken en psychologisch en schok der beslissingen van het Hof matigt is, dat de middelmatige Amerikaan van de stad en van den buiten, zich steunend op de matige herleving, reeds rekent op de toekomstige welvaart, zelfs indien zijn huidige toestand niet schitterend is. Het is een andere zaak te weten of dit optimisme gewettigd is. Want, er is een geduchte en akelige schaduwzijde : die der werkloosheid. Over de werkloosheid in de Vereenigde Staten bestaat er geen officieele statistiek. Ondanks, de ekonomische herleving blijft de werkloosheid aanzienlijk; het Amerikaansch Vakverbond schat het aantal werkloozen op ongeveer 11 millioen, t. t. z. dat de omvang van de werkloosheid, ondanks de herleving, sinds twee jaar geenszins verminderd is. De herleving is niet voldoende om de natuurlijke vermeerdering der bevolking, die den leeftijd heeft bereikt om te arbeiden, op te slorpen. Bovendien is het produktievermogen van den nijver-, heidsarbeid sinds 1929 met 25 t. h. gestegen, t. t. z. dat de technologische werkloosheid de rangen der aan den arbeid zijnde arbeiders nog verder uitdunt. Volgens officieele cijfers ontvangen vijf millioen volledig werkloozen steun van de F. E. R. A. — Federal Emergency Relief Administration —; 3.5 millioen worden gebezigd aan de ontelbare kleine werken ondernomen door de Works Progress Administration; 1/2 millioen jongelingen bevinden zich in de arbeidskampen van de « Civilian Conservation Corps ». Zooals wij voorheen in onze artikelen hebben gezegd, worden deze werken betaald op grondslag van weldadigheidsonderstand, eigenlijk 'm vervanging van de werkloosheidsverzekering.
16
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
De Engelsche socialistische theoretikus H.-N. Brailsford, die pas een reis naar de Vereenigde Staten heeft ondernomen, verklaart, dat de geestesgesteldheid in de nijverheid zóó is, dat men zich schikt in een bestendige werkloosheid van 6 tot 8 millioen arbeiders. Alleen een buitengewone herleving zou ze kunnen opslorpen, of wel een vermindering van de arbeidsweek op 30 uren. Eindelijk schijnt de balans der openbare werken teleurstellend. In een artikel, verschenen in het Engelsen tijdschrift The New Statesman and Nation van 11 Januari, maakt H.-N. Brailsford de volgende balans op-: Zich beijverend om het maximum aan loon te besteden, 'heeft de Administratie alleen de werken gekozen die weinig uitgaven aan materieel noodzaakten. Uit dien hoofde is er slechts weinig verbetering geweest in de bestendige uitrusting van het land, en de herleving in de bouwstaven is zwak geweest, alhoewel de produktie van staalstaven, gedeeltelijk dank aan de herbewapening, op dit oogenblik 79 t. h. van het « normale » peil bereikt. De hoop op een stoute woningenpolitiek is vervlogen omdat zij in strijd is met de belangen van de eigenaars die dikwijls een overwegenden invloed in de gemeenten oefenen. Er werden een weinig krotten gesloopt, en tuinwijken gebouwd met behulp van federale kredieten, en ook tal van herstellings- en herbouwwerken uitgevoerd die op dezelfde wijze gefinancierd werden. Maar dit alles is geschied op een kleine schaal in vergelijking met de behoeften van het armste gedeelte der bevolking en den in de bouwnijverheid heerschenden nood. Het was tegelijk een slechte ekonomie en een slechte politiek. Zeker zijn er enkele uitstekende werken van grooten omvang geweest, waaronder vooral die van de Tennessee-vallei (heden in doodsgevaar), de kampagne tegen de uitvreting van den bodem, en misschien de Florida Ship Canal, maar de verwezenlijkingen op het gebied der openbare werken zijn waarlijk ontgoochelend. *
*
*
De niet met de tijdsomstandigheden strookende Grondwet legt de federale macht een houding op van « laisser faire, laisser aller ». In die voorwaarden is de moderne regeering onmogelijk. De herziening der Grondwet dringt zich op. De President zou ook — zooals hij het verlangen koestert — in voldoende aantal rechters bij het Hof kunnen benoemen om de huidige konservatievê meerderheid in minderheid te stellen; maar het zou de eerste maal zijn in de geschiedenis van het land indien dit gebeurde. Ongelukkig beschouwen de Amerikanen, en niet het minst de landbouwbevolkingen, hun grondwet als iets « heiligs » waaraan zij slechts met de grootste omzichtigheid en den grootsten eerbied laten raken. Het sociaal en moreel gezag van het Opperste Gerechtshof is niet geringer. Zijn moedigste tegenstrevers durven het ternauwernood aan het in het openbaar aan te vallen. Dit alles legt zich uit door de geschiedenis van de Vereenigde Staten.
Zijn de huidige gebeurtenissen van aard om het gezag van en den eerbied voor de Grondwet en het Hof ernstig te schokken? De meest objektieve waarnemers antwoorden ontkennend. De kandidaten voor het voorzitterschap die van de herziening der Grondwet het hoofdpunt van hun kampagne zouden maken, zouden op voorhand geslagen worden. Zij zouden hun kansen bewaren indien zij de kwestie verbonden aan ernstige en dringende materieele eisenen van de volksmassa's van de steden en van het platteland. In elk geval zouden de politieke hartstochten worden opgezweept zooals het zelden in de geschiedenis der Vereenigde Staten gebeurde. Hun kansen tot gelukken zouden stijgen naarmate de optimistische hoop in de herleving zou afbrokkelen, wat onvermijdelijk is. Maar de partij of de man die deze beweging zou op touw zetten zou wel weten waar zij of hij vertrekt maar niet waar zij of hij zou aankomen. De vraag stellend of president Roosevelt in staat zou zijn deze taak aan te pakken, antwoordt de Manchester Guardian Weekly van 10 Januari jl. daarop in de volgende bewoordingen die getrouw het politieke karakter van den President schilderen : Er zijn twee uitstekende redenen om te gelooven dat hij het niet zou zijn. Hij heeft niet het temperament. Hij houdt van toegevingen en vergelijken; hij verfoeit een besluit te nemen tegen en zijn lot te verbinden aan den eenen of anderen der tegenstrevers. Zulk een man kan geen kruistocht voeren. De andere reden bevindt zich in zijn wezenlijke konservatievê standpunten. Hij moet slechts juist genoeg hervormingen hebben om het huidige systeen in leven te houden; om tot de hervorming van de Grondwet te komen, moet hij een beweging wagen die het systeem wel zou kunnen neerhalen. Hij heeft aan de konservatieven alle mogelijke toegevingen gedaan in de hoop ze te overtuigen van de toegevingen die hij gedaan heeft om ze te redden. De vergelijkpogingen hebben ze niet verzoend. Zij hebben eenvoudig het vertrouwen ondermijnd dat de meer vooruitstrevende krachten, waarvan hij, bij gebrek aan andere, zijn verbondenen moet maken, in hem hebben gesteld. Het is dus niet te verwonderen, dat president Roosevelt heden terrein verliest ten opzichte van de konservatieven en de republikeinen. Maar indien ooit een nieuwe Hoover het voorzitterschap waarneemt, zal hij eveneens tot machteloosheid gedoemd worden door de oude pruiken van het Hof. Kortom, er heerscht een algemeene verwarring en een volstrekte onzekerheid. Het in gebreke blijven der socialistische krachten steekt af bij het sukses van aspirant fascistische diktators en ontwerpers van even ongerijmde als hersenschimmige en fantastische plans. Evenals daags vóór den Secessie-oorlog zijn de Vereenigde Staten aan een kruispunt van hun geschiedenis gekomen.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
17
De bescherming van den arbeid der vrouw door Berthe Labille
D
E eerste wet tot regeling van den arbeid der vrouw dagteekent van 1889. Onder den drang der buitenlandsche gebeurtenissen besloot de toenmalige katholieke regeering eindelijk den weg der sociale wetgeving op te gaan. In 1889 stemden de Kamers verschillende sociale wetten, waaronder diegene welke verbod oplegt vrouwen te stellen aan ondergrondsclhen arbeid in de mijnen. Vijf jaar later, toen de socialisten in de Kamer kwamen, en sindsdien, hebben zij het lastig gehad om de achtereenvolgende klerikale regeeringen de stemming van nieuwe wetten te ontrukken. Om tot den heden bereikten uitslag te komen moest er heftig kampagne gevoerd, hardnekkig worden gestreden door de arbeidersorganisaties. Er zijn mannen die hun gansche leven hebben gestreden voor de verovering van sociale wetten ter bescherming van de arbeiders aan den arbeid. De wetten die op verschillende tijdstippen werden gestemd om den arbeid der vrouw te beschermen, werden altijd met vreugde onthaald door de arbeidsters, omdat zij daardoor hoopten betere arbeidsvoorwaarden te genieten. In 192i, toen de beginselen der Konventie van Washington betreffende het verbod van den nachtarbeid der vrouw in de Belgische wetgeving werden geschreven, beschouwden de arbeidsters deze regeling als een verbetering van haar lot. Sindsdien zijn nieuwe gedachtenstroomingen ontstaan die, indien zij aanhang vonden, voor gevolg zouden hebben, te beletten, dat men zou volharden op den weg welke onze wetgeving Iheeft ingeslagen onder den drang der socialisten in zake sociale wetten. Deze stremming van den vooruitgang zou onzes inziens een teruggang uitmaken die men noch wensclhen noch aanmoedigen moet. Men stelle zich voor dat, raai de moederschap met zulke zorg te hebben omringd, men ze gelijkstelt met een ziekte of een ongeval? Dit ware een ongerijmdheid. En toch is dit de strekking van de « International Open Door ». Men weet dat deze geen beperking aan het recht op arbeid van de vrouwe aanneemt. Alle beroepen moeten toegankelijk zijn voor de de vrouw en deze zou het recht moeten hebben gelijk welken arbeid te verrichten, hoe ver-
moeiend, ongezond of gevaarlijk hij ook moge zijn. De « International Open Door » neemt de kleinste feiten lajs voorwendsel' om haar standpunt te verrechtvaardigen. Zij verzet zich, b.v., formeel tegen alle beperking onder vorm van lasten opgeleged aan den werkgever omdat zij, zegt hij, ten slotte de ekonomiscihe belangen der vrouw schaden. Volgens haar is een werkgever beletten een vrouw weg te zenden om reden van zwangerschap, den werkgever aanzetten haar weg te zenden zoodrai zij de eerste teekenen van zwangerschap vertoont. Argumenten van dit dag werden reeds ontelbare malen weerlegd. En de syndikale vooraanstaanden zouden het geenszins moeilijk ihebben met feiten tot staving te antwoorden aan Ihen die zoo zouden redeneeren. In België hebben de aanvallen der tegenstrevers van de ekonomiscihe onafhankelijkheid der vrouw een levendige reaktie teweeggebracht in de vrouwenkringen. Deze politiek heeft voor gevolg gehad, alles opnieuw te berde te brengen, het standpunt der hygiëne van den arbeid inbegrepen. Ih sommige tot heden aangenomen beginselen wordt er nu bres geschoten. Op het laatste kongres van de « Open Door », te Kopenhagen, werd een resolutie gestemd ter veroordeeling van de wettelijke bescherming van den arbeid der vrouw, verwezenlijkt onder vorm van verbod opgelegd aan de vrouwen en niet aan de mannen, of verplichtingen opgelegd aan de patroons, die vrouwen te werk stellen, zoogezegd in ihët belang der vrouw (b. v. de verplichting zitplaatsen te verschaffen). De « International Open Door » bestrijdt bovendien de wettelijke bescherming der arbeidsters omdat zij voor gevolg iheeft «— zegt zij — de ambachten en beroepen waar de vrouwen uitgesloten zijn tiïi mannelijke monopolies fe vervormen, monopolies die zullen blijven bestaan zelfs indien later een goed begrepen regeling of nieuwe uitvindingen deze ambachten en beroepen in niet gevaarlijke bezigheden vervormen. Eindelijk verwerpen de « opendooristen », als denkbeeldig zijnde, de veronderstelling dat de gezondheid van de toekomstige generaties zou worden beschermd door het verbieden aan de vrouwen van zekere beroepen waarin zekere
18 "'"
-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING '
' '•"
''
"
•""-
giftige stoffen worden gebezigd, daar de invloed der vergiften, volgens h.aar, kan uitgeoefend worden op de toekomstige generaties door tusschenkomst van den vader zoowel als door die van de moeder. Wat kan men op deze argumenten antwoorden? Het vraagstuk van de vrijiheid der arbeidsters aldus oplossen, is bewijs leveren van een volledige onwetendheid over de levensvoorwaarden der arbeidsters. Wij- kennen allen verkoopers en verkoopsters die verplicht zijn geduren-, de een groot aantal uren recht te blijven staan. Zij die haar hebben ondervraagd weten hoezeer de vrouwen klagen over moeite en ongemakken waaraan de mannen niet lijden. Ongetwijfeld zijn deze ook moede na een dag arbeid. Maar de verkoopsters zijn er slechter tegen bestand. £>e <( Open Door » geeft den brui aan den bijzonderen physiologischen toestand der vrouw. Wij houden daarentegen vol, dat deze toestand de hoofdreden uitmaakt van het verschil der cechten van den man en van de vrouw aan den arbeid. Leiden de voorbeelden genomen in het strijdend leven niet tot dezelfde vaststellingen? Tal van vrouwen hebben in het politieke leven plaats genomen naast de mannen, zooals hen den last en de vermoeidheid der verplaatsingen, der vergaderingen, der ononderbroken en afmattende bedrijvigheid aanvaardend. Hoevele onder ons zijn tegen dit regime bestand? Onzes inziens zijn dan ook de bijzondere beschermingsmaatregelen, genomen ten opzichte van de vrouw, gewettigd. De « Open Door » gaat akkoord noch met de bepaling der ongezonde beroepen, noch metde voorgestelde voorzorgsmaatregelen ter vrijwaring van de gezondheid der in deze bedrijven arbeidende vrouwen. Het advies van de bekendste geneeskundigen telt niet, de uitslagen der onderzoeken ingesteld bij de arbeidsters hebben geen waarde. Welk belang heeft het dat, in afwachting van het oogenblik waarop een wetgeving zal worden aangenomen tot bescherming van al de arbeiders, de vrouwen verder arbeiden in slechte voorwaarden, haar gezondheid schaden en, naar het advies van het geneeskundig korps — dat het de « opèndooristen » niet mishage — ook die van haar kinderen. De <( Open Door » meent nieuwe gedachten te verspreiden, maar in opzicht, van de bescherming der vrouw herhaalt zij slechts de woorden
IIIHILMII
II
I.J....U1
J . ' . ' . . » . , ! . VA>.
."!...;
•"•'- - 1 1 . . • m ' J - ^ . i , . L l l ' 1 . . . - , i . ^ , . . . ..',., X...J-A
vóór 50 jaar door den heer Woeste uitgesproken in de Belgische Kamer: « Het niet bestaan van een arbeidsregeling moet voor België niet als een oneer worden beschouwd. Het is voor hem een eer.. Aan Europa moet het voorbeeld worden gegeven van den eerbied voor de persoonlijke vrijiheid, van den eerbied voor het persoonlijk initiatief. » De fabrieksarbeidsters, zij die het slachtoffer zijn van de ongezondheid der beroepen, hebben meer dan redenen genoeg om te vragen, dat te haren gunste beschermingsmaatregelen worden genomen. Is het niet hoofdzaak, dat de belangd hebbenden zelf een bescherming eisenen? J De vakbonden beroepen zich op hygiënische en moreele redenen om de thesis der bescherming te verdedigen. Wij hebben nooit het vraagt stuk van het recht der vrouw op arbeid willen onderzoeken in moreel opzicht. Wij weten dat de vijandigheid der mannen om de vrouwen alle werk te laten verrichten —;. vijandigheid die stelselmatig in zekere beroepen tot uiting komt — niet altijd de bescherming der gezondheid van de arbeidsters tot grondslag had. 't Is vóór alles de vrees hun arbeidsvoorwaarden te zien verslechten die hen aldus doet handelen. Het is dus een loonkwestie? De redenen welke de mannen inroepen om hun loonen re verdedigen zijn duidelijk. De vrouwen die de volstrekte wettelijkheid willen en die nochtans' dit levensstandpunt zoo dikwijls verwaarloozen, zouden bij haar aanvaarding een uitstekende gelegenheid vinden om haar beginselen toe te passen en zouden minder gevaar loopen uit dë beroepen geweerd te worden welke zij zouden willen uitoefenen. Het vraagstuk der. bescherming van de vrouw in de ongezonde beroepen wordt veel besproken. Men zou nog moeten bepalen wat onder « ongezonde beroepen » wordt verstaan.? Tot heden is men in het vage gebleven zonder rekening te houden met deri vooruitgang verwezenlijkt door de techniek en de wetenschap. Dit is een leemte welke moest gevuld worden. En met genoegen hebben wij' vernomen, dat de Offïcieele Kommissie voor den Arbeid der Vrouw, opgericht door kameraad Delattre, had besloten in dit verband een onderzoek in te stellen. Met nieuwsgierigheid en belangstelling zullen wij er de uitslagen van afwachten.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
19
Internationale vakbeweging Wij laten hier een artikel volgen van onzen vriend G. Stolz, hulppsekretaris van het I. V. V., verschenen in het laatste nummer van de « Internationale Vakbeweging », het orgaan van het Internationaal Vakverbond,
De oprichting van het Internationaal Centrum voor Arbeidersontwikkeling De grondbeginselen en de voornaamste zijden van de arbeidersontwikkeling, dezer verband met de syndikale bedrijvigheid welke zij bestemd zijn te volledigen, uit te breiden en te bekronen, zijn al begrippen waarmede wij moeten vertrouwd zijn. Dit verband tusschen de eene en de andere wijst op haar aard en haar toekomst vooruitzichten. De opvoedingsarbeid zooals wij hem verstaan moet in dienst worden gesteld van den mensen, moet bijdragen tot de ontluiking van zijn krachten en zijn eigenschappen, hem helpen bij het begrijpen van de wereld en van de dingen. Hij moet den weg naar de kennis openen en hem vatbaar maken voor dé schoonheid. In dien zïnyheeft de arbeidersopvoeding sinds lang datgene verwezenlijkt wat heden het nieuwe humanisme wordt genoemd, zonder het te zeggen of zelfs zonder het te weten. Bovendien moet de mensch worden in staat gesteld de arbeidersbeweging te dienen door er zich den geest van eigen te maken. Want de gedachte moet het aantal te hulp komen! -In de laatste jaren heeft de arbeidersontwikkeling in een groot aantal landen veel vooruitgang gemaakt. Onder verschillende vormen, en dikwijls op zeer origineele wijze, heeft men zich beijverd de ideologie der arbeidersbeweging te doorgronden, er uitbreiding aan te geven in de rangen onzer partijgangers en ze in de breedste kringen te doen ingang vinden. Deze arbeid geschiedt evenwel geheel afzonderlijk en slechts zelden wordt de in een land opgedane ervaring in een ander benut. Nochtans zou de ervaring opgedaan dn zekere landen, waar een aanzienlijke arbeidersbeweging den, gedeeltelijk ideologisehen, aanval van de tegenstrevers niet kan weerstaan, ons moeten aanzetten de beschikbare krachten te vermeerderen ten einde op het gebied der gedachten, der theoretische polemiek en der propaganda alles aan te brengen waarover de arbeidersbeweging beschikt en waarvan zij gebruik kan maken voor haar aktie. Door de aanneming in 1933, op het Internationaal Syndiikaal Kongres van Brussel, van het internationaal syndikaal programma in zake onderwijs en ontwikkeling, heeft het I. V. V. een belangrijke daad gesteld wat aangaat de gesystematiseerde bekrachtiging onzer internationale eisenen. Maar, buiten de verslagen welke het sekretariaat van het I'. V. V. aan de nationale centralen vraagt het jaarlijks toe te sturen over haar opvoedende bedrijvigheid, verslagen die later de stof uitmaken van een algemeen verslag, bestond er, voor de organische banden, geen andere vorm van vergelijkende internationale samenordening van de arbeidersopvoeding. Wat nog ernstiger was, dat Was het bijna volledige mangel aan bestendige internationale betrekkingen tusschen de opvoedingslicha-
men, betrekkingen welke nochtans een gunstigen invloed op deze bedrijvigheid hadden kunnen hebben. Nu, de verdwijning van zekere zeer belangrijke nationale afdeelingen moest juist op het gebied der arbeidersontwikkeling verplichten de beschikbare krachten te groepeeren, ten einde aan de arbeidersbeweging te geven wat zij noodig heeft voor haar ideologischen strijd. De pogingen gedaan met het oog op de internationale samenordening der arbeidersontwikkeling bewijzen de noodzakelijkheid van deze georganiseerde samenwerking. Wij zouden ons hier kunnen bepalen tot het herinneren aan het besluit genomen door de Internationale Konferentie voor Arbeidersontwikkeling te Oxford, van 15 tot 17 Augustus 1924, tot oprichting van een Internationale voor Arbeidersontwikkeling. Vermelden wij ook de poging in 't werk gesteld, enkele jaren geleden, te Berlijn, ter gelegenheid van de herdenking van het 25-jarig bestaan van het Federaal Komiteit voor Socialistische Ontwikkeling, herdenking waaraan enkele ontwikkelingsorganismen deelnamen; men trachtte een internationaal centrum op te richten waarvan het beheer werd toevertrouwd aan het Duitsch Komiteit. Maar, daar deze vergadering zelfs niet door al de belangrijke ontwikkelingsorganismen, toetredende tot het programma van onze Internationale, werd bijgewoond, was deze; poging tot mislukking veroordeeld, des te meer doordat zij werd gedaan buiten de Internationale om en, trouwens, naderhand volledig onbedrijvig bleef: alles bepaalde zich tot een mislukte poging. In opdracht van het Bureel stelde het sekretariaat van het I. V. V. in Oktober 1932 een onderzoek in bij de aangesloten centralen over de algemeene of syndikale instellingen van arbeidersopvoeding die rechtstreeks afhingen van de nationale centrale of die regelmatig met haar samenwerkten. Aan de nationale centralen werd er bovendien gevraagd of zij het wenschelijk achtten een internationale organisatie voor arbeidersontwikkeling op te richten hetzij in een algemeen kader, hetzij in het kader van de vakbeweging; men vroeg haar ook of zij het noodzakelijk of nuttig oordeelden — met het oog op het nemen of het verspreiden van zekere initiatieven vanwege de,centralen voor arbeidersontwikkeling — een internationale samenwerking tot stand te brengen, bij voorbeeld in zake wisseling van dokumentatieof opvoedkundig materieel (diagrams, statistieken, cliché's, plannen, films, enz.). Het eerste vraagstuk waaraan men een duidelijke oplossing wilde geven betreffende de internationale samenwerking van de ontwikkelingsorganisaties was dat van de film. Onder de bescherming van het
20
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
I. V. V. greep in Februari 1933 een Raadgevende Konferentie van de film plaats; zij was een bakenstok op den weg naar een samenwerking op dit gebied. Be gebeurtenissen in Duitschland maakten evenwel de uitvoering van het ontwerp zóó moeilijk, dat er moest aan worden verzaakt. Er bestaat een « Internationale voor Socialistische Ontwikkeling » wier zetel voorheen te Weenen was gevestigd. Deze Internationale houdt zich met ontwikkeling bezig, maar gezien zij vooral het Centrum is van de « Roode Valken )>-organisaties strekt haar bedrijvigheid zich vooral uit tot het gebied van de ontwikkeling der kinderen en niet tot dat van de volwassenen, waaraan zich de eigenlijke organismen van arbeidersontwikkeling wijden. Door het vragen van deze nationale jaarlijksche verslagen trad het sekretariaat van het I. V. V. in kontakt met nationale centralen die, alhoewel niet aangesloten, met het I. V. V. sympathiseeren, zoodat het in verbinding trad m*et verschillende ontwikkelingsorganisaties, o. m. met de Amerikaansche, de Noorweegsche en de Zuid-Afrikaansche, waarmede een tiental jaren geleden betrekkingen bestonden die intusschen verslapten. Uit al deze invoelingtredingen en uit de gedachte dat het even passend als nuttig was deze betrekkingen bestendiger te maken en te systematiseeren, ontstond de gedachte een internationaal centrum voor arbeidersontwikkeling op te richten. De hierbijgevoegde nationale verslagen laten toe vast te stellen, dat op nationaal gebied de ontwikkelingsbedrijvigheid een punt van rijpheid had bereikt dat een internationale samenschakeling noodzakelijk maakte. In zijn vergadering van 15 en 16 Januari 1935 besloot het Bureel van het I. V. V. de kwestie der arbeidersontwikkeling in te schrijven op de dagorde van den Algemeenen Raad die van 21 tot 24 Mei te Kopenhagen samenkwam, met het doel de initiatieven van al de organisaties voor arbeidersontwikkeling die tot het I. V. V. behooren en met hetzelve samenwerken internationaal samen te ordenen. Naar aanleiding van een hem onderworpen verslag, dat op 4 Juni werd ter kennis gebracht van de leden van het Internationaal Syndikaal Jeugd- en Opvoedingskomiteit, besloot de Algemeene Raad de werking van een internationaal centrum voor arbeidersontwikkeling aan het sekretariaat van het I. V. V. toe te vertrouwen. In uitvoering van dit besluit werd ter gelegenheid * van het Internationaal Kongres van den Vrijen Tijd der Arbeiders te Brussel op 16 Juni 1935 een vergadering belegd van de dit kongres bijwonende afgevaardigden van ontwikkelingsorganisaties. Deze konferentie bekrachtigde het onderstaande Arbeidsplan van het Internationaal Centrum voor Arbeidersontwikkcling dat aan haar beoordeeling werd onderworpen: <( De voorheen ontwikkelde pogingen van internationale samenordening der ontwikkelingsorganisaties (Oxford, Berlijn) mislukten. Ditmaal wordt het vraagstuk onderzocht krachtens een besluit van den Algemeenen Raad van het I.V.V., in akkoord met de Socialistische Arbeiders-Internationale en in samenwerking met de bevoegde VakInternationale, te weten die van het Onderwijzend Personeel wier samenwerking met het I. V. V. heeft toegelaten het internationaal onderwijs- en ontwikkelingsprogram op te stellen.
De Algemeene Raad van het I. V. V. heeft de taak van het ontworpen Internationaal Centrum bepaald als volgt: 1. Studie der dringende vraagstukken van arbeidersontwikkeling. 2. a) Uitbreiding van het stelsel der gevraagde verslagen over de syndikale en socialistische ontwikkeling, verslagen die voort zullen verschijnen in het periodisch bulletin van het I. V. V.; b) Regelmatige rubriek in de persberichten van het 'I. V. V. voor de huidige vraagstukken van arbeidersontwikkeling. 3. Vertegenwoordiging in en samenwerking met de verschillende internationale organismen en instellingen die zich met arbeidersontwikkeling bezighouden. 4. Dank aan het voorgaande zou het mogelijk zijn de bedrijvigheid van de nationale organisaties samen te ordenen door een ijverige wisseling van berichten, het regelmatig kontakt, enz.; evenzoo zou men aldus zeer gevoelig het werk der verschillende nationale organisaties kunnen aanwakkeren. en het internationale werk voor arbeidersontwikkeling sterk bevorderen.
Berichtgevingsdienst. Wat men noodig heeft is een Internationaal Centrum in staat om zonder aanleiding te geven tot bijzondere kosten dienst te doen als internationale berichtgevings- en dokumentatiedienst. Deze taak wordt waargenomen door het sekretariaat van het I. V. V., dat sinds jaren op dit gebied werkzaam is met medewerking van zijn Internationaal Komiteit voor Jeugd- en Arbeidersontwikkeling. Daar het I. V. V. zijn publicaties ter beschikking stelt van dit Centrum zal dit laatste aldus door het Bulletin van het I. V. V. beschikken over een berichtgevingsblad dat wekelijks verschijnt in zes talen (Fransch, Engelsen, Duitsch, Nederlandsen, Deensch, Spaansch), evenals van het in drie talen verschijnende tijdschrift.
Onderzoeken. Om het terrein te bepalen waarop een internationale bedrijvigheid zou kunnen worden ontwikkeld, neemt men zich voor over te gaan tot onderzoeken.
Verslagen. Het jaarlijksch onderzoek van het sekretariaat van het I. V. V. over de ontwikkelingswerking van de vakcentralen heeft het voorwerp uitgemaakt van wenken die ons zullen toelaten een eerste internationale onderzoek in te stellen. Er werd ons voorgesteld uit de bijzondere verslagen de gemeenschappelijke karakteristische feiten af te leiden van aard om te leiden tot statistische gegevens betreffende de verschillende takken van de ontwikkelingsbedrijvigheid, zoo niet is het onvermijdelijk in herhalingen te vallen betreffende algemeenheden Anderzijds beschouwt men dat, indien ons algemeen verslag een algemeen overzicht van de opvoedende bedrijvigheid wil geven, waaruit ieder land aanduidingen kan afleiden, het past dat ons verslag stelselmatiger zou wezen. Wij vreezen evenwel dat de melding « feiten en cijfers » dezen arbeid gemakkelijk zou kunnen herleiden tot een eenvoudige statistiek en dat de eenvormigheid aan de uiteenzetting zou kunnen schaden.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Niet aangesloten organisaties. Maken deel uit van het Internationaal Centrum, organisaties die hetzij rechtstreeks afhangen van de aangesloten nationale centralen, hetzij ontwikkelingscentralen uitmaken die tot het program van het I. V. V. toetreden. Dit beginsel kan evenwel niet beletten, dat de ontwikkelingsorganisaties van sympathiseerende vakcentralen of de ontwikkelingscentralen die z>ich op ons platform plaatsen op denzelfden voet worden aangenomen en met ons medewerken. Op dit oogenblik stelt zich de vraag voor Noorwegen én de Vereenigde Staten.
Ideologie. De ontwikkelingsorganisaties zijn bij definitie organismen van verspreiding der ideologie van de arbeidersbeweging. Zij hebben ook tot opdracht, bij te dragen tot de volmaking en de versterking van deze ideologie. Het zou passen te onderzoeken of het mogelijk is deze kwesties internationaal te behandelen om tot eenvormige begrippen te geraken. » In toepassing van de besluiten genomen door de konferentie hadden dé organisaties voor arbeidersontwikkeling van elk land de nationale briefwisselaars te benoemen die verslag moesten uitbrengen aan het sekretariaat van het I. V. V. Met het oog op de wisseling van haar publikaties werd een lijst opgemaakt van al de ontwikkelingsorganisaties. Gezien het filmvraagstuk het dringendste toescheen en men zich trouwens tegenover een formeel voorstel bevond, deed het Sekretariaat van het I. V. V.
21
een onderzoek over dit vraagstuk in de mate waarin het de centralen voor arbeidersontwikkeling aanbelangt. Een a. s. onderzoek zal loopen over de methoden eigen aan de arbeidersontwikkeling. In zijn vergadering van 2 en 3 Juli nam het Bureel van het I.V.V. kennis van den uitslag van deze konferentie en hechtte zijn goedkeuring aan het voorstel tot bijeenroeping van de e. k. konferentie der organisaties van arbeidersontwikkeling te Londen in 1936 ter gelegenheid van het internationaal syndikaal kongres. In zijn vergadering van 18 September 1935 te Parijs nam het Internationaal Komiteit voor Jeugd- en Arbeidersontwikkeling akte van de pogingen in 't werk gesteld met het oog op de samenordening der internationale bedrijvigheid op het gebied der arbeidersontwikkeling. # *
*
De huidige verslagen zijn niet een eenvoudig archievendokument; zij moeten dienen voor de ontwikkelingsorganisaties met het oog op de vergelijking harer bedrijvigheid met die der andere landen, ten einde de elders opgedane ervaring toe te passen en te benutten. Het is ons toegelaten te veronderstellen, dat dé verslagen een laatste maal onder den huldigen vorm verschijnen. Wij hopen dat de ontwikkelingscentralen voortaan -in overeenstemming met de gedane voorstellen uitgebreider mededeelingen zullen doen met inaanmerkingneming van bijzondere punten ten einde meer licht over haar bedrijvigheid te werpen. G. STOLZ.
Belgische vakbeweging De studiedagen van de S. K. te Oostende Van 21 tot 23 December 1935 vonden te Oostende, onder voorzitterschap van L. de Brouckère, de studiedagen plaats van de Syndikale Kommissie. Deze studiedagen waren gewijd aan de rechtspersoonlijkheid der vakbonden, probleem dat zeer aktueel is, gezien de regeeringsverklaring van Van Zeeland een wettelijk statuut der vakbonden voorziet. ;Het program van de Oostendsche studiedagen bestond uit de volgende punten: 1. Openingsrede door den voorzitter; 2. Het syndikaal regime in Rusland (Voordrachtgever : Lucien Laurat) ; 3. Het syndikaal regime in Italië (Voordrachtgever: J. Dekock); 4. Het syndikaal regime in Oostenrijk (Voordrachtgever: J. Rens); 5. Het syndikaal regime in Duitschland (Voordrachtgever : J. Rens) ; 6. De wet van 31 Maart 1898, en de wetsvoorstellen Devèze en Heyman (Voordrachtgever: H. Fayat) ; 7. De rechtspersoonlijkheid der vakbonden van socialistisch standpunt (Voordrachtgever: Max Buset); 8. De vakbeweging der Vlaamsen-Nationalisten (Voordrachtgever: H. Vos);
9. De rol der vakbonden in de ekonomische organisatie (Voordrachtgever: L. de Brouckère); 10. De betrekkingen tusschen het arbeiderstoezicht of het kijkrecht en het georganiseerd bedrijf (Voordrachtgever: L. Delsinne); IK Besluiten. De uitgebreidheid der behandelde stof maakt het ons onmogelijk deze hier in een korte bijdrage samen te vatten. Wij verwijzen onze lezers naar het stenographisch verslag dat binnenkort verschijnt en waarvan de prijs op 20 frank vastgesteld werd. Zoodra dit boek, dat buiten den tekst der uiteenzettingen ook een stenografisch verslag der besprekingen bevat, zal verschijnen, zullen wij het hier nader bespreken. —-x
De Belgische Landsbond der Bouwbedrijven en Openbare Werken contra Minister H. de Man. De reaktionnaire geest die het Belgisch patronaat bezielt is. voor onze arbeidersklasse geen geheim. Nochtans is het niet nutteloos van tijd tot tijd eenige welsprekende voorbeelden aan te halen om die mentaliteit te illustreeren. Wij hebben dat destijds gedaan met het vertrouwelijk rondschrijven van het Centraal Nijverheidskomité, dat ons op een wonder-
22
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
bare wijze in handen was gevallen en op welks publikatie de hooge heeren patroonsleiders nooit met een kik gerept hebben. Wij willen thans met het afdrukken van eenige voor zichzelfsprekende dokumenten de houding van den Belgischen Landsbond der Bouwbedrijven en Openbare Werken, in zake de loon- en sociale vraagstukken, aan de kaak stellen.
Varia over lastlcohier nummer 1 0 0 . Onze kameraden zullen zich nog wel herinneren "met welke opluchting de arbeiders van het bouwbedrijf de vervanging van lastkohier nr 38 door lastkohier nr 100 begroetten. Hiermede stelde Minister de Man voor de arbeiders betrokken bij de openbare wérken minimumloonen vast waardoor een einde werd gesteld aan de dn dien tak onzer nationale bedrijvigheid in zwang zijnde lage loonen. - Het Bondsbestuur van den Belgischen Landsbond der Bouwbedrijven en Openbare Werken heeft, in 2ijn vergadering van 27 November 1935, deze hervorming besproken. ;. Ziehier nu het officieel verslag dier bespreking zooals dat in het Bondsblad (1) van dien Landsbond afgedrukt werd: Het Bondsbureel verklaart hoe de ongehoorde maar {Opzettelijke overdrijvingen van Lastkohier nT 100 van Bruggen en Wegen hun noodlottige uitwerking doen gevoelen. Bij onderteekening van bedoeld lastkohier op 8 April 1935, acht dagen na zijn aankomst op het Departement, was M. de Minister van Openbare Werken en Werkeloosheidsbestrijding volkomen op de hoogte van de tegenkanting der aannemers van openbare en particuliere werken tegen zijn politiek van « gedwongen loonen ». Sinds de interpellatie van 11 December 1934, in de Kamer, hield de Bond niet op te protesteeren, door middel van herhaalde verzoekschriften, en voor de laatste maal in Maart 1935, * iegen alle wijziging van de toen van kracht zijnde regels (lastkohier nr 38). '. De uitslag der met opzet door den Minister van Werkloosheidsbestrijding aangenomen politiek is als volgt: Rekening houdend met indexnumber 680 (tegenwoordig reeds overschreden) zijn de gemiddelde loonen der verschillende streken door de voorgeschreven minima in volgende mate overschreden (geoefende werklieden) • Brussel, 0.28; Mechelen, 0.14; Gent, 0.44; Brugge, Blankenberge, Heist, 0.54; Roeselare, 0.15; leper, Meenen, Doornik, Limburg, 0.40; Namen, 0.10; Charleroi, 0.39; Bergen en Borinage, 0.49. Men moet weten dat de gemiddelde loonen in de verschillende streken van het land hoog zijn indien men met den huldigen economischen toestand rekening houdt. Zooals vastgesteld werd in een in Februari 1934 in het « Bulletin Ecowomique » der Nationale Bank verschenen studie en zooals nog heden het geval is, zijn de gebruikelijke loonen minstens gelijkwaardig met die van 1928 en 1929, jaren van voorspoed; zij zijn 40 tot 50 t. h. hooger dan die van vóór den oorlog en van 1920, rekening houdend met alle factoren; buitendien lijden onze bedrijven aan een groote werkloosheid, zoo iets als 25 tot 30 t.h. (1) 13e jaargang, nr 24 van 15 December 1935, pagina's 1089/1091.
In zulke omstandigheden neemt de Minister een bestuursm\aatregel die de minstverstandige eischen der werkliedensyndicaten (maar volstrekt niet van de werklieden zelf) op stoutmoedige wijze begunstigt en -een vermeerdering der werkloosheid kan meesleepen door het bouwen zonder economische redenen duurder te maken. Het is merkwaardig dat onder alle departementen, die openbare werken uitschrijven, «alleen » het Ministerie van Openbare Werken zulke onzinnige en voor de begrootingen en werkverschaffing zoo nadeelige voorwaarden opdringt Na een gedachtenwisseling, die de eenheid van inzicht van den Bondsraad aantoont, tegenover die ernstige kwestie', wordt besloten dat een zeer dringend vertoog gehouden zal worden bij den EersteMinister en de Leden der Regeering ten einde te weten of de bizondere politiek van den Minister van « Werkloosheidsbestrijding » door het Kabinet goedgekeurd en gesteund wordt en of een Minister het recht heeft aan hen, die met den Staat verbintenissen aangaan, dergelijke voorwaarden op te leggen dat zij opzettelijk de prijzen der ondernemingen verdraaien en, door onvermijdelijke uitbreiding, de ondernemingen der andere openbare besturen en der particuliere werken ontwrichten. Minister de Man wordt hier dus openlijk beschuldigd van « de werkliedensyndikaten op stoutmoedige wijze te begunstigen » ; zijn handelingen zouden echter niet het belang dienen van de werklieden zelf. .Die heeren patroons zijn dus het bekende en veel gebruikte fascistische verdichtsel gaan opgraven om de vakbonden uit te spelen tegen de werklieden. Zij trachten den Minister van Openbare Werken te diskrediteeren door hem voor te stellen als een willig instrument van de vakbonden die in plaats van de belangen der arbeiders te behartigen deze zouden verwaarloozen. Het spreekt vanzelf dat de heeren bouwondernemers zichzelf beschouwen als de eenige en ware verdedigers der arbeidersbelangen. Het is daarom dat zij de door Minister de Man opgelegde arbeidsvoorwaarden « onzinnig » en « nadeelig » noemen. Tot slot besloten die heeren den Heer Van Zeeland te verzoeken Minister de Man op de vingers te tikken en hem te gebieden zijn bevoegdheden niet te buiten te gaan. Groote woorden, zooals men ziet. Dat de Eerste-Minister het hem opgelegde « reprimaadje » niet uitgedeeld heeft hoeven wij nauwelijks te betoogen. En dit de ondernemers-patroons ten spijt.
Minister de Man wil een nieuwe kommissie instellen. Minister de Man, die zelf beter dan wie ook de tekortkomingen van lastkohier nr 100 kent, dat alleen betrekking heeft op de loonen, vatte het plan op een kommissie in te stellen die zich zou bezighouden met het onderzoeken van al de arbeidsvoorwaarden der werklieden in de openbare werken. Voor den invloed die van deze arbeidsvoorwaarden uitgaat op de werkvoorwaarden in alle takken der privaatnijverheid is dit van groot gewicht. Vermits, de regeering Van Zeeland de verbetering van het levenspeil nastreeft voor alle nijvere volkslagen, zoo bleef de Man met dit voornemen dus geheel in de lijn van de algemeene regeeringspolitiek.
D§ BËLGtëCttË 'VAKBEWEGING Op den 27n November 1935 stuurde hij een brief aan de patroons waarvan wij hier den tekst laten volgen (1): Ministerie van Openbare Werken. Brussel, 27 November 1935. Aan den Belgischen Landsbond der Bouwbedrijven en Openbare Werken, Brussel. Mijnheeren, Het ligt in mijn bedoeling een commissie rrtet de bêstudeering te belasten van de arbeidsvoorwaarden voor te schrijven aan de ondernemingen van openbare werken uitgaande van mijn departement. Die commissie zou bestaan uit afgevaardigden der aan-, nëmeré, uit afgevaardigden der werkliedenverenigingen en uit ambtenaren. Tot samenstelling dier commissie verzoek ik U zés afgevaardigden der aannemers te willen aanwijzen en daaronder twee wegenaannemers op te hemen, waartoe U zoo goed wilt zijn met den Bond der Belgische Wegenaanhemers in overleg te treden. Ik verzoek U mij zoo spoediig mogelijk de namen der afgevaardigden aan te geven ten einde mij de gelegenheid te geven die commissie binnen kort in ie stellen. Ik bied U, Mijnheerent enz. Voor den Minister: Het Kabinetshoofd, (gei.) R.-H. LEMOINE. 1
Een gelijkaardig schrijven werd gezonden aan de arbeidersorganisaties. Deze stemden onmiddellijk toe in het benoemen van hun afgevaardigden. De patroons echter verzetten zich tegen deze kommissie en herhalen hun beschuldiging volgens dewelke de Man zijn bevoegdheden te buiten treedt. Hun standpunt is samengevat in het verslag van hun besprekingen over die kommissie in hun vergadering van 27 November, waarvan hier den tekst (2): Dat voorstel geeft aanleiding tot een lange gedachtenwisseling. • De uitgedrukte mèeningen zijn zonder eenige uitzondering tegen het aannemen daarvan gekant en kunnen als volgt samengevat worden: : a) De « arbeidsvoorwaarden » zijn voor de aannemers van openbare werken, evenals voor alle werkgevers, geregeld door de gezamenlijke wetten en besluiten die het Arbeidswetboek vormen. Er bestaai geen enkele reden en het is in strijd met de rechtsbeginselen voor de ondernemingen van openbare werken biiohdere « arbeidsvoorwaarden » te beoogen en op dit gebied langs administratieven weg te improviseeren; b) Het Ministerie van Openbare Werken is een « technisch » Ministerie dat zijn bevoegdheid te buiten gaat wanneer het aan sociale politiek wil doen; c) Dé aannemers weigeren mee te doen aan het vormen eener « commissie » waarvan het uitsluitende doel is als rechtvaardiging te dienen voor ministerieele besluiten waarvan de bedoelingen bekend zijn en tegenstrijdig met het algemeene recht en de economische belangen; (1) Bondsblad, 13e jaargang, nr 24 van 15 December 1935, pagina 1091. (2) Bondsblad, 13e jaargang, nr 24 van 15 December 1935, pagina's 1091/1093.
23
< d) Indien M. de Minister van Openbare Werken de meening der aannemers wenscht te kennen over kwesties van « praktischen aard » die op economisch of moreel gebied van belang kunnen zijnt zal de Bond volstrekt niet weigeren zijn meest objec-, lieve en oprechtste medewerking te verleenen. Dergelijke raadpleging zou echter veel meer vrucht opleveren in schriftelijken dan in « parlementairen » vorm, dien de Minister daaraan wenscht te geven. Tot besluit beslist de Bondsraad eenparig in dien zin aan den Minister te antwoorden; de uitnoodiging van den Minister zal onmiddellijk aan den Bond der Belgische Wegenaannemers doorgezonden worden door bemiddeling van den Heer Eug. Daelemans, Bondsondervoorzitter en Eerevoorzitter der wegenaannemers. De heeren ondernemers hebben blakend van strijdgeest besloten den Minister van Openbare Werken te boykotten; wat zijn kommissie betreft hebben zij gezegd: Neen, wij willen niet dat die kommissie tot stand komt, wij doen niet mee; dus kunt gij, Minister, niets anders doen dan aan die idee verzaken.
Daar waar de patroons buiten den waard rekenden. Uiterst voldaan over hun sabotage wreven de patroons zich in de handen. Zij hadden het dien roeden minister eens goed gezegd en hem hun tanden laten zien. Hij zou nu voorloopig wel koest blijven. En daarmede meenden zij dat de zaak afgedaan was. Zij hadden echter gerekend buiten den waard die hen in den persoon van H. de Man volgend briefje zond (1) : Ministerie van Openbare Werken Kabinet van den Minister Brussel, 13 December 1935. Mijnheer de Voorzitter, Ik heb de eer U dé goede ontvangst te berichten van uw schrijven d. d. « December 1935 », door den Voorzitter van den Belgischen Landsbond der Bouwbedrijven en Openbare Werken en den Eerevoorzitter van den Bond der Belgische Aannemers van Wegen samen onderteekend. Ik betreur ten zeerste dat gij geen gevolg gegeven Hebt aan mijn voorstel deel te nemen aan het werk éener Commissie o. m. belast met de voorstelling van maatregelen aangaande de toepassing van lastkohier nr 100 en de aanbevelingen der Nationale Arbeidscommissie door de vorige Regeering ingesteld. Ik kan me geenszins vereenigen met de principieele overwegingen waarop uwe weigering steunt. Gij zegt, bij voorbeeld, dat buiten de toepassing der sociale wetten door het gerecht en buiten de door het Ministerie van Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg uitgeoefende controle slechts plaats kan zijn voor willekeur. Die qualificatie schijnt mij onaannemelijk toe, o. a. ten opzichte der rechten die de wet den Ministers verleent zoowel als leden der Regeering als in den werkkring van hun Departement waar hun een uitgebreid gebied overgelaten is (1) Bondsblad, 14e jaargang, nr 1 van 1 Januari 1936, pp. 5/6.
24
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
voor de toepassing der algemeene wettelijke bepalingen op het hun toekomende terrein. Wat men betreft, heb ik er altijd belang aan gehecht, en zal daarbij volharden, dat ten opzichte der groote massa werkkrachten, waaraan mijn bestuur rechtstreeks of onrechtstreeks werk verschaft, die toepassing geleid worde door zulken geest die aan de algemeene belangen waarmede ik belast ben den voorrang geeft boven alle particuliere belangen. Om die reden wensch ik dat geen enkele gewichtige beslissing genomen worde alvorens ik alle in aanmerking komende belangen en alle meeningen die daaraan uitdrukking geven tegenover elkaar gesteld heb. In een verdere zinsnede van uw schrijven ontkent gij ongetwijfeld niet het nut van het onderzoek van toepassingskwesties die een onmiddellijk praktisch belang opleveren. Nochtans weigert gij tot dat onderzoek over te gaan, tenzij dit schriftelijk geschiede. Welnu, de ondervinding leert dat de mondelinge confrontatie het beste middel is tot oplossing van meenings- of belangengeschillen, terwijl de schriftelijke gedachtenwisselingen het dubbele nadeel opleveren de oneenigheid aan te wakkeren en de beslissing te vertragen. In dergelijke zaken wordt de verstandhouding door bespreking om eenzelfde tafel begunstigd, door briefwisseling daarentegen benadeeld. Ten slotte denk ik dat gij wel zult willen toegeven dat ik te oordeelen heb over den vorm dien die raadplegingen zullen aannemen, aangezien het mijn wensch is het onderzoek van zekere kwesties te vergemakkelijken met 't oog op beslissingen die ik als Minister nemen moet. Terwijl ik van uwe weigering, om deel te nemen aan mondelinge raadplegingen, nota neem, zie ik mij dus verplicht U kenbaar te maken dat het niet mijn bedoeling is daarvoor schriftelijke raadplegingen in de plaats te stellen en dat, dientengevolge, alle verdere briefwisseling dienaangaande tusschen ons overbodig wordt. Ik betreur ten zeerste dat uwe houding mijn departement de mogelijkheid ontneemt uwe vereeniging als het middel te beschouwen waarvan hetzelve inlichtingen zou kunnen verkrijgen over de inzichten van hen die gij vertegenwoordigt. Ik verzoek U, Mijnheer de Voorzitter, de verzekering niijner hoogachting te aanvaarden. De drie laatste alinea's lieten den Heeren patroons weten dat zij niet het recht hadden zich te mengen in de wijze waarop de Minister zijn raadplegingen wil voeren; dat de Minister afzag van iedere verdere 'briefwisseling met de patroons-ondernemers; dat de Minister zich het recht voorbehoudt in de bewuste kommissie patroons te benoemen buiten den Belgischen Landsbond der Bouwbedrijven en Openbare Werken. Daar staan de Heeren patroons nu in hun hemd. Dat is nu alles wat zij bereikt hebben met hun groote woorden.
Krokodillentranen en berouw. Minister de Man's krachtige taal sloeg de patroons met verstomming. Opeens verdween al hun opgeblazen onbeschaamdheid en maakte plaats voor diepe ootmoedigheid waarvan hun hieronder afgedrukt antwoord getuigt (1) : (1) Bondsblad, 14e jaargang, n r 1 van 1 Januari 1936, pp. 9/11. . -
Brussel, 20 December 1935. Mijnheer de Minister, Wij hebben de eer U de goede ontvangst te berichten van uw schrijven d. d. 13 December aangaande onze weigering deel te nemen aan het werk eener Commissie welker instelling U op het oog hebt. Wij zijn niet van zin te redetwisten over wederzijds duidelijk ingenomen standpunten, maar achten het noodig terug te komen op eenige punten van uw schrijven tot vermijding van alle misverstand: 1° Gij schrijft dat U ons wenschte te raadplegen aangaande maatregelen tot toepassing van Lastkohier nT 100. Daarbij verzoeken wij Ü te willen opmerken dat uw departement het niet noodig achtte ons vóór de ministerieele onderteekening van dat lastkohier, op 8 April 1935, te raadplegen; 2° Wij houden vol dat het Ministerie van Openbare Werken een
DE BELGISCHE VAKBEWEGING In alle geval herhalen wij de verzekering dat het ons steeds aangenaam zal zijn door U geraadpleegd te worden over kwesties die onze bedrijven aangaan en wij steeds blijk zullen geven van goeden wil en verlangen om nuttig te zijn; indien wij uw laatste voorstel moesten weigeren, is dit om reden dat U een bespreking wenschte in te stellen over een beginsel dat wij onaanneembaar achten. Wij verzoeken U, Mijnheer de Minister, de uitdrukking onzer gevoelens van hoogachting te willen aanvaarden. De Bestuurder, De Voorzitter, Paul GRAFE. Ernest BAAR. Wel gebruiken de Heeren Grafe en Baar, de gewoonte getrouw, nog hier en daar wat groote woorden. Van bedreigingen is echter geen sprake. Hun grootste zorg is niet buitengesloten te worden van des Minister's raadplegingen. Daar deze zijn raadplegingen bij middel van de bewuste kommissie wil doen geschieden en zij daaraan niet wenschen mede te werken, zullen zij dit « malheur » niet kunnen vermijden. Binnen enkele dagen zal de Kommissie samengesteld worden, en het zou ons grootelijks verwonderen indien minister de Man geen gezaghebbende patroons zou kunnen vinden die in de plaats van den moedwilligen Landsbond hun bereidwillige medewerking zouden willen verleenen aan de werkzaamheden der Kommissie. Het eenige wat de Landsbond zat bereikt hebben, is de onmogelijkheid raad te geven aan een minister die door zijn uitnoodiging om toe te treden, tot de genoemde kommissie te kennen had gegeven dat hij daaraan waarde hechtte. ——x
Buitengewoon kongres van de Centrale der M i j n w e r k e r s . De Centrale der Mijnwerkers kwam op 29 December 1935 te Brussel in Buitengewoon Kongres bijeen; er waren 205 afdeelingen vertegenwoordigd door 260 afgevaardigden. Dit Kongres, bijeengeroepen krachtens een besluit genomen op het Kongres van 17, 18 en 19 Augustus jl., had in hoofdzaak de aan de statuten te brengen wijzigingen te onderzoeken, evenals de loonkwestie. Wat de wijzigingen aan de statuten aangaat heeft het Kongres zich over de volgende voorstellen akkoord gesteld: De Nationale Weerstandskas zal heringericht worden. Om de gewestelijke centralen in de gelegenheid te stellen haar positie te herzien, zal de reorganisatie slechts op 1 Mei 1936 van kracht worden. Aan het referendum zouden 75 t. h. van de stemgerechtigden moeten deelnemen, en 75 t. h. van de deelnemend en zouden zich ten gunste van de aan het referendum onderworpen kwestie moeten uitspreken opdat de stemming geldig zij. Kortom1, 56 t. h. van de gerechtigden zouden zich ten gunste vun de staking moeten uitspreken opdat dé stemming geldig zij. De gewestelijke centralen zullen 1 afgevaardigde per 3,000 leden in het Nationaal Komiteit hebben. Minstens een derde van de afgevaardigden zouden nog het beroep van mijnwerker moeten uitoefenen.
25
Aan de gewestelijke centralen zou de zelfstandigheid worden gelaten voor de aanduiding van haar afgevaardigden. Wat de loonen aangaat heeft het Kongres de volgende dagorde gestemd: « Het Buitengewoon Kongres van de Nationale Centrale der Mijnwerkers, vergaderd op 29 December 1935; » Na het verslag aanhoord te hebben van het Nationaal Komiteit, over den eisch van de inschakeling in de basisloonen van een verhooging van 2 1/2 t. h., gesteund op de uitwerking der mekanisatie en der rationalisatie van methoden van mijnbouw; » Bevestigt zijn resolutie van 10 November 1935 en belast zijn Nationaal Komiteit in dien zin te handelen. » Tot slot verzond het Kongres de vraagstukken van de kostelooze kolen voor de gepensionneerden en van de intrekking van de besluit-wet over de verhooging der bijdragen aan de werkloozenkassen, voor verder" onderzoek naar het Nationaal Komiteit. J. E.
M o r e e l verslag van den Algemeenen Bond van Bedienden, Technici, Magazijniers en Handelsreizigers. De Algem'eene Bediendenbond heeft zoo pas zijn moreel verslag over de jaren 1933 en 1934 in 't licht gegeven met het oog op zijn tweejaarlijksch kongres dat op 11 en 12 Januari 1936 plaats greep. In zijn inleiding wijst de verslaggever er op, dat de periode waarover zijn verslag loopt moet beschouwd worden als de moeilijkste welke de Algemeene Bond gekend heeft sedert zijn oprichting in 1920. De, ekonomische krisis, die gepaard is gegaan met een politieke en financieele krisis, heeft de bediendenorganisatie tegenover even talrijke als groote, verschillende en ingewikkelde vraagstukken geplaatst. Zij heeft nochtans altijd geijverd ze immer tot voldoening van de groote meerderheid der geestesarbeiders op te lossen, wat onvermijdelijk in een ruime mate bijgedragen heeft tot het vergrooten van haar invloed, wat trouwens haar ledental aantoont. Inderdaad, einde 1934 telde de Algemeene Bond 14,941 leden tegen 12,545 einde 1932, en 15,721 einde 1933. Er is dus een lichte vermindering sinds 1933, wat de verslaggever toeschrijft aan de Regeeringsmaatregelen in zake werkloosheidsverzekering en aan den afval waargenomen na de samensmelting met de organisatie der nijverheidsteekenaars, waarvan al de leden ambtshalve ingeschreven werden. Anderzijds heeft de staking te Verviers talrijke slachtoffers gemaakt die het beroep verlaten hebben, terwijl andere door de patroons moreel werden gedwongen zich bij de patroonskas aan te sluiten om hun bediening te behouden. Natuurlijk, wanneer men het aantal bedienden aangesloten bij den Algemeenen Bond vergelijkt met datgene der bedienden te werk gesteld in den handel en de nijverheid, komt men tot tamelijk onaangename vaststellingen. Men geeft zich rekenschap, dat er in België nog veel te doen overblijft om in de bediendenwereld een syndikale macht te bereiken die te vergelijken zou zijn met die der handenarbeiders.
26
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
"Maar wij weten ook, dat de leiders van den Algemeenen Bond voor eèn uiterst moeilijke taak staan en te doen hebben met een kategorie van arbeiders met een heel bijzondere geestesgesteldheid, met weinig vaste gedachten. De afdeeling Brussel, de grootste van het land (3,961 leden), biedt in dit opzicht een typisch voorbeeld. In December 1932 telde zij 3,188 leden. Sindsdien heeft zij tot Oktober 1935, 2,314 nieuwe leden ingeschreven en haar totaal ledental beliep op dien datum slechts 3,961 eenheden, omdat gedurende hetzelfde tijdsverloop 1,715 leden den vakbond verlaten hadden. Dit is een zaak die ongetwijfeld reeds de aandacht der leiders van den Algemeenen Bond heeft gaande gemaakt, want het ds niet voldoende nieuwe leden in te schrijven, men moet ze ook kunnen behouden. Het opzoeken der middelen van aard om de aanwerving te bevorderen moet gepaard gaan met het bestudeeren der maatregelen welke de syndikale getrouwheid der leden moeten verzekeren, en wij denen dat, wat den Algemeenen Bond aangaat, het bestaan in zijn schoot van nationale beroepsafdeelingen van aard moet zijn om deze studie in een ruime mate te vergemakkelijken. Er valt nog aan te stippen, dat L'Employé en De Bediende, vakbladen van den Algemeenen Bond, onder de beste van het land mogen gerekend worden. Vooral de eerste bladzijde, waaraan de opsteller altijd den manifestvorm geeft, is een zeer gelukkige gedachte. « Zij verkondigt het ordewoord van de maand, het klaroengeschal van den Algemeenen Bond; «zij vat samen, wat de bediende denkt en drukt het voor hem uit; zij is de gids van den lezer, midden in den warboel der gebeurtenissen, die zich ophoopen en verdringen, hem duidelijk makend wat hem aanbelangt, wat hem bedreigt of zijn verontwaardiging opwekt, ii Het moreel verslag van den Algemeenen Bond bezit nog deze groote hoedanigheid, dat het, na de verschillende zijden van de in het afgeloopen maatschappelijk jaar door de organisatie ontplooide bedrijvigheid te hebben samengevat, in zijn konklusies de vraagstukken opsomt waarover het kongres richtlijnen had te geven. Zij waren uiterst talrijk: het bediendenkontrakt, het bediendenpensioen, de arbeidsduur, de volledige zondagsrust, de werkloosheidsverzekering, de tewerkstelling der jonge werkloozen, de verdediging der loonen, de paritaire kommissies, het Plan van den Arbeid, de propaganda en de. aanwerving, het vormen der kaders, de tucht en de eenheid. En de verslaggever stelt zich niet tevreden met deze opsomming. Hij geeft zelfs, zich ongetwijfeld latende leiden door de besprekingen die in het Nationaal Komiteit plaats grepen, zeer belangwekkende wenken die niet nagelaten hebben de werkzaamheden van het kongres ruimschoots te vergemakkelijken. J. E.
Kongres van den Algemeenen Bond van Bedienden, Technici, Magazijniers en Handelsreizigers. De Algemeene Bond hield zijn gewoon kongres op 11 en 12 Januari 1936 te Brussel. Kameraad Emile Gryson vertegenwoordigde er de Syndikale Kommissie. Het Kongres nam het moreele en het financieele verslag aan en besloot met een broedergroet te ant-
woorden op een adres van sympathie van de vakorganisatie der bedienden in Rusland. Het vraagstuk der werkloosheidsverzekering onderzoekend, bekrachtigde het Kongres het programma van eischen der Syndikale Kommissie vervat m de op 15 November 1935 gestemde resolutie van het Nationaal Komiteit en stelde een reeks andere bijzondere eischen voor de bedienden wereld op. Het Kongres stemde daarna een resolutie, de uitbreiding vragend van de bedrijvigheid der beroepscentralen in het kader der statuten, met het doel de ontwikkeling der organisatie te vergemakkelijken. Wat het bediendenpensioen aangaat, besloot het Kongres aan het Nationaat Komiteit opdracht te geven : 1° Zoo spoedig mogelijk een voorstel voor te bereiden over de dringende wijzigingen aan te brengen aan de wet van Maart 1933 en het aan de Regeering over te maken; 2° Een bijzondere kommissie op te richten, die een voorstel zal voorbereiden over de verhooging der stortingen in het Toelagefonds; 3° Bij de Regeering aan te dringen op de onmiddellijke bespreking van het voorstel Truffaut over de verjaring. Wat, ten slotte, de bediendenwedden, de levensduurte en de gelijktallige kommissies betreft, stemde het Kongres de volgende resolutie : « De Algemeene Bond van Bedienden, Technici, Magazijniers en Handelsreizigers van België, op 11 en 12 Januari 1936 in kongres bijeengekomen ; » De loonen der bedienden, de levensduurte en de gelijktallige kommissies onderzoekend ; » Keurt het opgestelde verslag goed, evenals de konklusies; » Draagt zijn Uitvoerend Bestuur op : » 1° Een propaganda- en aktieplan op te stellen en het toe te-passen in akkoord met de gewestelijke afdeelingen; » 2° De onderhandelingen voort te zetten met het oog op de instelling van de Nationale Gemengde Kommissie voor Bedienden om er te verdedigen : a) het barema vastgesteld voor de verschillende kategorieën van bedienden; b) de vermindering van den arbeidsduur ; c) de jaarlijksche vakanties; » 3° Het « budget vanden bediende » zesmaandeJijks te publiceeren, rekening houdend met de werkelijke schommelingen van de levensduurte; M Het Kongres is 'bovendien van oordeel dat, om goede loonsvoorwaarden te bekomen, de arbeidsduur diende verminderd te worden ; » Te dien einde eischt het Kongres de spoedige stemming van het ontwerp der Syndikale Kommissie over de reorganisatie van de Arbeidsinspektie, die zal toelaten de wetten tot beperking van den arbeidsduur beter te doen eerbiedigen. » J. E.
Moreel verslag van de Federatie der Vakbonden van Midden- en Zuid-West-Vlaanderéh. Zooals de vorige jaren is de Federatie der Vakbonden van Midden- en Zuid-West-Vlaanderen de eerste die haar moreel verslag over het afgeloopen boekjaar heeft gepubliceerd. Wij stellen dit feit als voorbeeld, want sommige federaties van vakbonden wachten
DE BELGISCHE VAKBEWEGING .$óms al te lang om haar verslag in 't licht te geven, wat dikwijls alle belang doet verliezen aan de er in vervatte gegevens, en van aard is, in de huidige periode, waarin de gebeurtenissen zich snel opvolgen, alle draagkracht te ontnemen aan de uit de ontwikkelde bedrijvigheid te trekken konklusies. De inleiding van het verslag, van de hand van onzen kameraad Coole, is op een minder pessimistischen toon geschreven dan voorheen. Hij legt er in o. m. den nadruk op de omkeering die heeft plaats gegrepen in het politiek leven van het land, omkeering die voor de arbeidersklasse, in 't algemeen, en de werkloozen, in het bijzonder, een straal van hoop heeft te voorschijn geroepen. De Regeering Van Zeeland heeft onbetwistbaar verwezenlijkingen op haar aktief waarvan men de gewichtigheid niet moet onderschatten. Coole somt ze op, maar voegt er onmiddellijk bij, dat zijn federatie onverpoosd heeft gestreden en voort zal strijden voor een reeks andere hervormingen welke de arbeidersklasse met ongeduld wacht en vervat zijn in de resolutie op 15 November jl. gestemd door het Nationaal Komiteit der Syndikale Kommissie. Het verslag geeft een overzicht van de verschillende stakingen die in den loop van het jaar 1935 uitbraken, van de inwendige reorganisatie waartoe de Federatie werd geroepen over te gaan en van de verschillende zijden van de, door haar gevoerde aktie voor het Plan van den Arbeid, tegen de Regeering der bankiers, voor de verwezenlijking der eischen in zake werkloosheid. Wat de organisatie der jeugd ^aangaat, herinnert dè verslaggever, dat de Federatie de stelling behoudt welke zij voorheen heeft ingenomen; eenmaking der beweging van de arbeidersvrouwen, verdeeling van deze in verschillende bedrijvigheden, met als basis te nemen, de beweging der S. J. W. Sinds December hebben de leiders der jeugdgroepen die in het Midden en het Zuiden van West-Vlaanderen bestaan, een reeks voordrachten begonnen) in de verschillende gemeenten in den loop derwelke zij het onderwerp « De Jeugd en de vakbeweging », ontwikkelden. Vermelden wij nog tot slot, dat de Federatie in den loop van 1935 een gedeelte van de in 1934 verloren leden heeft teruggewonnen. Inderdaad, zij boekte een aanwinst van 1,449 leden, wat het ledental op 31,871 eenheden brengt op 31 December 1935. J. E. x
Gewestelijke Syndikale Kongressen. Overeenkomstig een besluit van het Bureel der SyndiUale Kommissie, hebben verschillende federaties van vakbonden in den loop der laatste weken een buitengewoon kongres gehouden met het doel het programma van eischen van de Syndikale Kommissie, vervat in de resolutie gestemd door het Nationaal Komiteit Dp 15 November 1935 (1), grondig te onderzoeken. Er mag worden gezegd, dat deze gewestelijke kongressen een uitstekenden terugslag hebben uitgeoefend op de syndikale bedrijvigheid in haar geheel, dat zij in een ruime mate hebben bijgedragen tot het beter doen kennen van onze eischen door de massa der arbeiders, en tot het beïnvloeden der openbare mieening te haren gunste. Ziehier de samenvatting der door deze verschillende kongressen genomen besluiten : (1) Verschenen in de Belgische Vakbeweging van 20 November 1935.
27
Te Turnhout. De Federatie der Vakbonden vergaderde op Zondag 29 December in het Volkshuis. Het programma van eischen der S. K. werd er uiteengezet door kameraad Rens. Na een belangwekkende bespreking sloten al de afgevaardigden zich bij de konklusies van den verslaggever aan.
Te Luik. (De Federatie der Vakbonden van Luik vergaderde in kongres te Luik op 12 Januari. Kameraad Rens, die de Syndikale Kommissie vertegenwoordigde, lichte het programma van eischen van dit -organisme toe, programma dat na een zeer belangwekkende gedachtenwisseling aangenomen werd.
Te Antwerpen, De Federatie der Vakbonden van Antwerpen hield haar kongres op 12 Januari te Antwerpen. Kameraad Neerinckx deed een zeer belangwekkende uiteenzetting over de toepassing der 40-urenweek, terwijl kameraad Thijs sprak over het regime der verzekeringen en meer in 't bijzonder over de winterhulp toegekend bij dekreet door kameraad Delattre, minister van Arbeid en Sociale Voorzorg. Deze twee uiteenzettingen werden gevolgd van een zeer grondige bespreking, die aanleiding gaf tot de stemming van de volgende twee resoluties : Over de 40-urenweek. « Het Kongres door de Antwerpsche Federatie van Vakibonden gehouden op Zondag 12 Januari 1936, en gewijd aan de 40-urigé werkweek ; j> Herinnert aan de resolutie door het I. V. V. aangenomen «bij den aanvang der ekonomische krisis, waarin de noodzakelijkheid «van een algemeene invoering van de 44-urige werkweek werd vastgesteld, als eerste etape naar een grootere vermindering van den arbeidsduur; » Stelt vast dat de toenemende uitbreiding van de werkloosheid over gansch de wereld, het noodzakelijk maakt, tot radikale eischen onze toevlucht te nemen; » lEischt 'bijgevolg de invoering van de veertigurige werkweek, die ten opzichte van de nijverheidsinrichting zich fciijzonder aan de verschillende toestanden schijnt aan te «passen, en van een hoofdzakelijk belang wordt voor de vakbonden van al de landen; » Het Kongres stelt met spijt vast, dat de Ibespreking welke intusschen te Geneve in Juni 1935 gehouden werd, niet tot den gewenschten uitslag heeft geleid; D> T)at deze ongunstige uitslag vooral te wijten is aan de houding van de werkge versafgevaardigden, maar eveneens aan deze door de regeeringen afgevaardigd ; » Het Kongres is van oordeel dat een aanhoudende aktie landelijk, maar vooral internationaal, onmisbaar is, om den vereischten invloed op de verschillende regeeringsafgevaardigden teweeg te 'brengen, wil men ibij de verdere behandeling van het vraagstuk, in Juni 1Ö36, te Geneve, een beteren uitslag bekomen ; » Het Kongres is tevens van oordeel, dat de Syndikale Kommissie en het I.V.V. in allereerste plaats, al hun krachten imoeten inspannen om de toepassing van de 40-urige werkweek te trachten in toepassing te brengen en van de Belgische regeering te bekomen dat zi'j haar algevaardigde opdracht zou geven zich
28
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
voor de toepassing van de veertigurige werkweek uit te spreken; » En gaat over tot de agenda. » Over de winterhalp aan de werlèolozen. « De Algemeene Federatie der Vakbonden van Antwerpen, vereenigd in kongres op 12 Januari 1936 en sprekende in naam van meer dan 90,000 vereenigde arbeiders; » iNa den toestand geschapen door het koninklijk besluit, 'betreffende de winterhulp, onderzocht te hebben ; » Stelt vast dat de winterhulp slechts in zeer kleine mate aan de vele verzuchtingen van de werkloozen tegemoet komt; » Drukt haar ontevredenheid uit over het feit dat v tienduizenden werkloozen — hoofd van een gezin zonder kinderen — van het genot der winterhulp uitgesloten worden; » Teekent krachtdadig protest aan tegen de verminking van den tekst van het koninklijk besluit, dat nochtans alle gezinshoofden tot de winterhulp toeliet, en eischt de onmiddellijke intrekking van deze beperking; » Vestigt met den grootsten aandrang nogmaals de aandacht op de minimumeischen voor de werkloozen, door het B.W.P.-kongres van 17-18 November aanvaard ; » Besluit met de meest energieke middelen den strijd voor deze eisenen verder door te zetten; M Verzoekt dringend de socialistische ministers de aandacht van de Regeering nogmaals op dit programma te vestigen; » Besluit deze motie aan den heer eerste-minister Van Zeeland, de socialistische ministers en de pers bekend te maken; » En gaat over tot de orde van den dag. »
Te Charleroi. Op het kongres van de Federatie der Vakbonden van Charleroi, dat op 22 Januari te Charleroi plaats greep, werd het vraagstuk der werkloosheidsverzekering uiteengezet door kameraad Leon Watillon, en datgene der 40-urenweek door kameraad Arthur Gailly. Ook hier leverden de talrijke afgevaardigden zich over aan een zeer grondig onderzoek van de wenken gegeven door de twee verslaggevers, wat leidde tot de -stemming van de volgende dagorde : « De Federatie der Vakbonden van Charleroi, vergaderd in buitengewoon kongres op 12 Januari 1936; » Stelt vast, dat de politiek der Regeering van ekonomische heropbeuring heeft geleid tot ernstige en onbetwistbare uitslagen voor de streek van Charleroi in het bijzonder en voor het land in het algemeen; » Is evenwel van meening, dat de industrieën van het Zwarte Land in de huidige omstandigheden niet mogen verhopen een voldoende bedrijvigheid terug te vinden om de overblijvende 10,000 volledig werkloozen werk te verschaffen; » Eischt vanwege de Regeering en vanwege den Dienst voor Ekonomisch Herstel een hulp die ruimschoots wordt gewettigd door den wanhopïgen toestand Waarin de glasnijverheid, de nagelnijverheid, de . smeltnijverheid, de machinebouw en talrijke andere nijverheidstakken of beroepen verkeeren ; )> Overwegende het doel van de huidige Regeering ; overwegende de stijging der kosten van het levensonderhoud en meer in het bijzonder van zekere produkten van eerste noodwendigheid ;
» Eischt een heraanpassing van de werkloosheidsvergoedingen en andere sociale uitkeeringen ; » Besluit haar vertrouwen en haar medewerking aan een nieuwe regeeringsvorming slechts te verleenen op voorwaarde dat de nieuwe Regeer ing zich verbindt een minimum sociaal programma te verwezenlijken gesteund op de heraanpassing der koopkracht van de loonarbeiders, van de uitkeeringen, pensioenen en vergoedingen, wat aangaat de eisenen gesteld door de Syndikale Kommissie; » Neemt akte, dat de studies en de besprekingen in den schoot der door den minister van Arbeid en Sociale Voorzorg geraadpleegde organismen een gunstig gevolg hebben gehad en hoopt dat zij eerlang tot een praktische toepassing mogen leiden ; )> Stelt vast, na onderzoek van de strekkingen die tot uiting komen ter gelegenheid van de vermindering der werkloosheid, dat ondanks deze vermindering, de werkloosheid toeneemt voor de arbeiders die meer dan 50 jaar oud zijn; » Eischt bijgevolg, in afwachting dat de verplichte oppensioenstelling op 60-jarigen leeftijd, met een toereikend pensioen voor al de arbeiders mogelijk is, de toepassing van de huidige wet op de belanghebbenden van 60 jaar, zooals trouwens wordt voorzien voor de arbeiders in de ongezonde bedrijven; » Eischt doelmatige maatregelen ten gunste van de. ongeschikte en niet aanpasbare arbeiders die onder begunstiging van de krisis door de werkgevers aan hun lot overgelaten worden en geen kans meer zien nog arbeid te vinden; » Is van oordeel dat alleen een onderwijspolitiek die in het kader van de groote werken den bouw én de fabricage van schoolmaterieel voorziet, zal toelaten het land te richten naar het verplicht onderwijs tot den leeftijd van 16 jaar; » Is de meening toegedaan, dat deze politiek op dit oogenblik een vermindering van het aantal leerlingen der klassen moet nastreven, wat het onderwijs zal verbeteren en arbeid zal verstrekken aan de jonge arbeiders zonder bediening; » Overwegende de vermeerdering van het nijverheidsrendement naar aanleiding van de moderne methoden van wetenschappelijke inrichting van den arbeid, eischt het Kongres met aandrang een politiek gericht op de invoering der 40-urenweek als eenige radikale oplossing van de technologische werkloosheid die de tel uitmaakt van den vooruitgang onder kapitalistisch regime. »
Te Sint-NSklaas. De Federatie der Vakbonden van Sint-Niklaas kwam in kongres bijeen op 12 Januari te Sint-Niklaas. Kameraad Uytroever zette er, uit naam van de Syndikale Kommissie, het programma van eisenen van deze laatste uiteen. Kameraad De Vos, sekretaris der Federatie, deed een tweede uiteenzetting over de middelen van aard om deze eisenen te verwezenlijken. Op deze twee uiteenzettingen volgde een zeer grondige uiteenzetting, die aanleiding gaf tot de stemming van een resolutie waarin de verschillende eisenen van de Syndikale Kommissie werden opgenomen. Het Kongres besloot anderzijds bij den ministér van Arbeid en Sociale Voorzorg den wensen uit te drukken de winterhulp te zien uitbreiden tot al de gezinshoofden zonder kinderen. Het stemde vervolgens een dagorde aandringend op een ernstige regeling van den huisarbeid binnen den kortst mogelij ken tijd. I
33255. — Sam. druk. Lucifer (Best. : S.
.-
„ — —,-
•• • . , -
• • • — — , .
.1,1
!!•
I — ..~—•»•••• —
iden Bosch), Kapellemarkt, 8, Brussel.
•—
••
II
- W ^